You are on page 1of 124

In samenwerking met

Selexyz.nl
Frans van Liempt

Natuurkundeboek B

Studentensupport
Studentensupport.nl
Natuurkundeboek B
© 2007 Frans van Liempt & Studentensupport
Download gratis op www.studentensupport.nl
ISBN 978-87-7681-225-1

Studentensupport
Studentensupport.nl
Natuurkundeboek B Inhoudsopgave

Inhoudsopgave
Inhoud Natuurkundeboek A 6
Voorwoord 7
Index 8
I Mechanica 12
1. Impuls, krachten, energie 12
1.1 Impuls 12
1.2 Krachten 15
1.3 Energie 27
2. Rchtlijnige bewegingen 32
2.1 Basisbegrippen 32
2.2 Bewegingsvergelijkingen 40
3. Krachten en beweging in 2 dimensies 52
3.1 Referentiesystemen 52
3.2 Vrije-lichaamsdiagrammen 56
3.3 Moment en rotatie 61
3.4 Bewegingen in 2 dimensies 63
II Wiskunde 70
1. Rekenen 70
1.1 Breuken 70
1.2 Haakjes wegwerken 71
1.3 Wortels 72
1.4 Machten 72
Klik voor meer informatie

Studentensupport.nl freE-Learning www.studentensupport.nl


In samenwerking met Selexyz.nl
4
Natuurkundeboek B Inhoudsopgave

1.5 Logaritmes 74
1.6 e-machten en natuurlijke logaritmes 75
1.7 Meetkunde 76
1.8 Goniometrische functies 79
1.9 Oplossen van vergelijkingen 84
1.10 Benaderingen 90
2. Differentiëren, integreren, differentiaalvergelijkingen 92
2.1 Functies 92
2.2 Differentiëren, afgeleide 96
2.3 Integreren, primitieve 97
2.4 Lijst met afgeleiden en primitieven 99
2.5 Differentiaalvergelijkingen 100
3. Vectoren 105
3.1 Vectoriële grootheden 105
3.2 Optellen en aftrekken 108
3.3 Vermenigvuldigen 113
3.4 Differentiëren 118
Tabellen 121
Klik voor meer informatie

voor studenten
met weinig centen
bestel je studieboeken op selexyz.nl

je studie is al duur genoeg


Studentensupport.nl freE-Learning www.studentensupport.nl
In samenwerking met Selexyz.nl
5
Natuurkundeboek B Inhoud Natuurkundeboek A

Inhoud Natuurkundeboek A
1. Highlights moderne natuurkunde

2. Gassen, warmte

3. Vloeistoffen, stroming

4. Elektriciteit, elektromagnetisme, signalen

5. Golven, optica

6. Straling, kernfysica

we houden
Klik voor meer informatie

contact
Optimaal online samenwerken met SURFgroepen

SURFgroepen is een complete online samenwerkingsomgeving met


documentopslag, Instant Messaging en videoconferencing. Werk in
een Teamsite samen met collega’s uit een afdeling, leden van een
projectgroep of docenten en studenten rond een specifieke cursus.
Sla je bestanden online op, deel takenlijsten, afbeeldingen en een
gezamenlijke agenda. Verder kun je zien wie online is en direct
chatten. In een virtuele vergaderkamer kun je elkaar zelfs horen
en zien. Naast de Teamsite krijg je de beschikking over een MySite.
Hier kun je persoonlijke documenten beheren.

SURFgroepen is een product van SURFnet en een onderdeel van


de SURFnet-licentie van je instelling. Daarmee kun je direct aan
de slag en zijn voor jou aan het gebruik geen kosten verbonden. www.surfgroepen.nl

Studentensupport.nl freE-Learning www.studentensupport.nl


In samenwerking met Selexyz.nl
6
Natuurkundeboek B Voorwoord

Voorwoord

Ook dit Natuurkundeboek B is bedoeld voor studenten die zich in het eerste jaar van het hoger
onderwijs voorbereiden op een cursus natuurkunde. Het gaat over twee onderwerpen: mechanica
en wiskunde.

Deel I bestaat uit drie hoofdstukken over mechanica. De lezer zal daar meer abstracte
formulemanipulaties tegenkomen dan in de boeken voor de middelbare school. Er wordt ook
gebruik gemaakt van vectornotatie, eenvoudige differentiaalvergelijkingen en vrije-
lichaamsdiagrammen. De bedoeling is bèta- en techniekstudenten uit te dagen tot een meer
abstracte werkwijze dan ze op de middelbare school gewend waren. Uitgangspunt is wel geweest
dat de benadering met eindexamenkennis begrijpelijk moet zijn en bovendien nuttig is voor de
aansluiting met colleges in het hoger onderwijs. Aanbevolen wordt de hoofdstukken te bestuderen
voorafgaande of in het begin van de mechanicacolleges en eventuele vragen erover mee te nemen
naar werkcolleges.

Deel II geeft een samenvatting van de wiskundekennis die bij natuurkundecursussen nodig is. De
onderwerpen variëren van elementair (breuken, machten, logaritmes, goniometrische functies,
vergelijkingen oplossen, differentiëren) tot meer gevorderde (benaderingen, oplossen van
differentiaalvergelijkingen en vectorrekening).

Net als in boek A volgt in dit boek na de inhoudsopgave een uitvoerige alfabetische index. Hierin
wordt ook verwezen naar de tabellen die verspreid over het boek staan.

Frans van Liempt


Amsterdam, december 2006

Studentensupport.nl freE-Learning www.studentensupport.nl


In samenwerking met Selexyz.nl
7
Natuurkundeboek B Index

Index
A D

afgelegde weg............................................34 differentiaalvergelijkingen................ 41, 100


afgeleide ....................................................93 homogeen ................................41, 45, 100
arbeid lineair.................................................. 100
langs de baan.........................................30 niet homogeen ...................................... 42
assenstelsel ..........................................32, 52 niet lineair............................................. 49
horizontale worp ...................................65 orde, 1ste, 2de ...41, 47, 100, 101, 102, 103
rechtsdraaiend .....................................107 differentiëren
B
afgeleide functie ................................... 94
bewegingen........................................... 40
bereik .........................................................92 differentiaalquotient ............................. 93
bewegingen kettingregel........................................... 96
baanvergelijking....................................63 lijst met afgeleiden ............................... 99
cirkelbeweging ......................................67 partieel .................................................. 95
horizontale worp ...................................65 puntnotatie ............................................ 95
parametervergelijking ...............64, 66, 67 regels .................................................... 96
worp in willekeurige richting ................66 discriminant 2de graadsvergelijking .. 43, 44,
bewegingsvergelijkingen...........................41 88, 90
F=0 ........................................................41 domein ...................................................... 92
F=constant.............................................42 driehoek .................................................... 77
F=-cv .....................................................47
E
F=-cv2 ....................................................49
F=-cx .....................................................45 elektrisch veld
inhalen, relatieve snelheid.....................53 homogeen veld ..................................... 19
numeriek integreren ..............................49 veldsterkte ............................................ 18
twee verticale bewegingen ....................43 energie
val in vloeistof.......................................48 arbeid .................................................... 28
valversnelling, verticale worp ...............43 kinetische.............................................. 27
wetten van Newton................................40 potentiële .............................................. 30
breuken ......................................................70 trillingsenergie...................................... 46
C
veerenergie ........................................... 28
evenwichtsvoorwaarden
complexe getallen....................................103 moment................................................. 62
constante (van)
F
elementaire ladingshoeveelheid ............18
Newton ............................................16, 68 faculteit ..................................................... 75
valversnelling ......................27, 43, 48, 55 fase............................................................ 82
wet van Coulomb ..................................17 functies...................................................... 92
Coulomb, wet van......................................17

Studentensupport.nl freE-Learning www.studentensupport.nl


In samenwerking met Selexyz.nl
8
Natuurkundeboek B Index

G spankracht............................................. 25
gemiddelde door integratie ........................36 statische wrijving.................................. 24
grondtal......................................................72 veerkracht ............................................. 22
veldkrachten ......................................... 16
H
viskeuze, Stokes ............................. 46, 48
harmonische trilling vormweerstand ..................................... 49
bewegingsvergelijking ..........................46 vrije-lichaamsdiagram .......................... 56
periode...................................................46 wrijvingscoëfficiënten .......................... 24
hoeken, F- en Z-hoek.................................76 wrijvingskracht..................................... 22
Hooke, wet van....................................22, 25 zwaartekracht........................................ 55
I L

impuls limiet ......................................................... 93


behoud.............................................13, 15 logaritmes ................................................. 74
definitie .................................................12 M
kracht.....................................................13
inertiaalstelsel............................................54 magnetisch veld
inhoud........................................................78 door bewegende lading......................... 20
inproduct....................................................28 magnetische inductie ............................ 21
integreren...................................................97 methode van Euler .................................... 49
bepaalde integraal .................................98 moment van een kracht ............................. 61
bewegingen ...........................................40 arm........................................................ 61
integratieconstanten ......38, 42, 48, 49, 97 evenwichtsvoorwaarden ....................... 62
lijst met primitieven ..............................99 N
primitieve functie ..................................97
Newton, wetten van .......................12, 13, 40
Riemann oppervlakte ............................97
constante van Newton .......................... 16
K normaal ..................................................... 78
kettingregel................................................96 numeriek integreren .................................. 49
krachten O
actie, reactie ..........................................13
oplossen vergelijkingen ............................ 84
contactkrachten .....................................21
coefficientenmethode ........................... 87
elektrische kracht ............................17, 18
differentiaalvergelijkingen ................. 100
gravitatiekracht......................................16
karakteristieke vergelijking ................ 102
impulsverandering.................................13
numeriek integreren............................ 104
Lorentzkracht ........................................20
substitutimethode.................................. 88
middelpuntzoekende kracht ......21, 26, 60
tweedegraads vergelijking .................... 88
moment .................................................61
oppervlakte ............................................... 78
normaalkracht........................................22
resulterende kracht ................................26 P
rolwrijving.............................................24 parametervergelijking ......................... 64, 80
schijnkrachten .......................................55 partieel differentiëren................................ 95
schuifwrijving .......................................23 plaats

Studentensupport.nl freE-Learning www.studentensupport.nl


In samenwerking met Selexyz.nl
9
Natuurkundeboek B Index

plaatsfunctie ....................................34, 37 S
verplaatsing ..................... Zie verplaatsing scheiden van variabelen .......................... 101
primitieve functie ......................................97 situatietekening ......................................... 32
Pythagoras, stelling van.............................77 snelheid
R 2 dimensionaal...................................... 66
baan ...................................................... 36
radiaal ........................................................81
gemiddelde ........................................... 35
rechtlijnige bewegingen
momentane ........................................... 36
assenstelsel ............................................32
snelheidsfunctie .............................. 34, 39
differentieren en integreren ...................34
snelheidsverandering ...................... 34, 39
gemiddelde en momentane snelheid .....35
symbolen................................................... 93
gemiddelde en momentane versnelling .37
grafieken................................................33 T
overzicht basisbegrippen.......................40 tabellen
plaatsfunctie ..........................................37 afgeleiden en primitieven ..................... 99
snelheidsfunctie.....................................39 constanten e.a. numerieke waarden .... 123
verplaatsing, afgelegde weg ..................34 enkele specifieke Engelse termen....... 124
referentiesysteem.......................................52 grieks alfabet ...................................... 121
relatieve snelheid, inhalen.....................53 oppervlakte- en inhoudsformules ......... 78
regels vectorgrootheden ................................ 105
differentiëren.........................................96 waarden voor sinus en cosinus ............. 81
goniometrische functies ........................83 wrijvingscoëfficiënten .......................... 24
inproduct .............................................114 traagheidswet ............................................ 12
kettingregel............................................96 twee vergelijkingen met twee onbekenden 54
logaritmen .............................................75 tweedegraads vergelijking .................. 43, 88
machten .................................................73
U
natuurlijke logaritmen ...........................75
uitproduct ............................................117 uitproduct............................................ 21, 61
vectoren differentiëren naar de tijd .....119 V
wortels...................................................72
rekenen variabele, (on)afhankelijke- ...................... 92
benaderingen .........................................90 vectoren............................................. 52, 105
breuken..................................................70 componenten ...................................... 106
driehoek.................................................77 differentiëren, naar tijd en plaats 118, 119
e-machten, natuurlijk logartime ............75 eenheidsvector .................................... 107
goiniometrische functies .......................79 gradiënt, divergentie, rotatie............... 119
haakjes wegwerken ...............................71 grootte en richting .............................. 107
logaritmes..............................................74 nablaoperator ...................................... 119
machten .................................................72 ontbinden .............................................. 64
meetkunde .............................................76 optellen, aftrekken ...................... 108, 110
oplossen van vergelijkingen..................84 producten, in- en uit-product .............. 113
wortels...................................................72 producten, in-, uit-product.......... 113, 115
veld

Studentensupport.nl freE-Learning www.studentensupport.nl


In samenwerking met Selexyz.nl
10
Natuurkundeboek B Index

elektrisch ..................... Zie elektrisch veld vrije-lichaamsdiagram .............................. 56


gravitatie................................................16 balk ....................................................... 62
magnetisch ................Zie magnetisch veld cirkelbeweging ..................................... 60
verplaatsing .........................................34, 37 deur....................................................... 63
2 dimensionaal ......................................66 helling................................................... 57
versnelling interne krachten .................................... 58
gemiddelde ............................................37 katrol..................................................... 58
momentane ............................................37 W
versnellingsfunctie ................................34
verticale worp ............................................90 wetenschappelijke notatie ......................... 73
referentiesysteem ..................................42 wortels ...................................................... 72
viscositeit...................................................48 wrijving......................................Zie krachten
Klik voor meer informatie

Studentensupport.nl freE-Learning www.studentensupport.nl


In samenwerking met Selexyz.nl
11
Natuurkundeboek B Impuls, krachten, energie

I Mechanica

1 . Impuls, krachten, energie


De wetten van Newton
De grondlegger van de theorie van de bewegingen van lichamen is Newton. De drie wetten die hij formuleerde
behoren tot de basisstof van de natuurkunde in het voortgezet onderwijs.

G G
ƒ De eerste wet is de traagheidswet: als F 0 , dan is v constant.
De grootte en/of de richting van de snelheid van een lichaam verandert alleen als er van buiten af een
kracht op werkt.

G G
ƒ De tweede wet stelt: F ma.
Een lichaam waarop een kracht F wordt uitgeoefend, krijgt een versnelling die evenredig is met F en
dezelfde richting heeft.

G G
ƒ De derde wet luidt FB , A  FA , B .
Als B een kracht uitoefent op A, dan oefent A op B een even grote kracht in tegengestelde richting uit.

De eerste en tweede wet van Newton leer je in het voortgezet onderwijs als een relatie tussen een kracht en de
snelheid respectievelijk de versnelling. Dit is niet de vorm waarin Newton deze wetten oorspronkelijk
presenteerde. In plaats van de begrippen snelheid en versnelling gebruikte hij het meer fundamentele begrip
impuls.

1.1 Impuls
De impuls p van een lichaam is het product van de massa m en de snelheid v. De impuls heeft behalve een
bepaalde grootte ook een richting. Het is een vectorgrootheid:

G G
p mv

Om je de impuls van een lichaam voor te stellen, kun je er aan denken aan je impuls overdraagt als je tegen iets
aan stoot. Om dezelfde snelheid te geven moet je een zwaar lichaam een grotere stoot geven dan een minder
zwaar lichaam, het krijgt een grotere impuls. Bij dezelfde stoot krijgt een zwaarder lichaam een kleinere snelheid
dan een minder zwaar lichaam.

Studentensupport.nl freE-Learning www.studentensupport.nl


In samenwerking met Selexyz.nl
12
Natuurkundeboek B Impuls, krachten, energie

De wetten van Newton opnieuw


ƒ De 1ste wet van Newton houdt in dat de impuls van een lichaam constant blijft zolang er geen
wisselwerking is met de omgeving, d.w.z. zolang er geen externe krachten op werken:
G
p = constant

ƒ De 2de wet van Newton stelt dat een wisselwerking tussen een bewegend lichaam en zijn omgeving leidt
G
tot een verandering van de impuls dp . Op grond van deze wet is een definitie van kracht mogelijk.
Kracht is namelijk de sterkte van de wisselwerking, ofwel de impulsverandering per tijdseenheid:

G G
dp
F
dt

Herschrijven van deze uitdrukking leidt tot de formule die je kent uit het voortgezet onderwijs en
meestal voor bewegingsvergelijkingen (zie volgende hoofdstuk) wordt gebruikt:

G G G G
dp d (mv ) dv G
F m ma
dt dt dt

In deze afleiding is ervan uitgegaan dat de massa van het lichaam constant is. Indien dit niet het geval is,
zoals bij een regendruppel waarvan een deel tijdens de val verdampt of bij een raket die gas uitstoot, dan
is ook m een functie van de tijd:

G G G G
dp d (mv ) dm dv
F v m
dt dt dt dt

ƒ De 3de wet van Newton houdt in dat bij een wisselwerking tussen een lichaam en de omgeving de totale
impuls behouden blijft.
Stel je bij ‘omgeving’ een tweede lichaam B voor dat tegen een lichaam A aanstoot. Samen kun je A en
B als één geïsoleerd systeem (lichaam) beschouwen. Volgens de 1ste wet verandert hiervan de (totale)
impuls niet. Er geldt:

G
¦p constant

Wel kunnen A en B onderling impuls uitwisselen.

G G
'p A 'p B

Studentensupport.nl freE-Learning www.studentensupport.nl


In samenwerking met Selexyz.nl
13
Natuurkundeboek B Impuls, krachten, energie

Neemt de impuls van de een toe, dan neemt de impuls van de ander in gelijke mate af.
Omdat de wisselwerking voor beide lichamen even lang duurt, zijn volgens de 2de wet de krachten die A
en B op elkaar uitoefenen even groot kracht en tegengesteld van richting:

G G
FAopB  FBopA

Voorbeeld: Impulsbehoud
Een roeiboot (M1=180 kg) ligt stil in het water. Iemand (M2=70 kg) springt er in met een snelheid v2=3 ms-1. De
‘landing’ in de boot duurt 0,6 s. Welke snelheid hebben de boot met inzittende na de sprong? En welke kracht
wordt tijdens de landing op de boot uitgeoefend?

M1
M2
x
v2

Figuur 1 Voor de sprong


Klik voor meer informatie

Studentensupport.nl freE-Learning www.studentensupport.nl


In samenwerking met Selexyz.nl
14
Natuurkundeboek B Impuls, krachten, energie

M1 + M2

x
u

Figuur 2 Na de sprong

Voor de sprong is de totale impuls: ¦p p1  p 2 M 1 ˜ 0  M 2 ˜ v2 M 2 v2

De totale impuls na de sprong is hieraan gelijk: ¦ p M 1  M 2 ˜ u M 2 v2


M2
Hieruit volgt: u v2
M1  M 2
70
Invullen van de gegeven waarden: u 3 0,84 ms-1.
180  70

De impulsverandering van de boot is 'p M 1 ˜ u  M 1 ˜ 0 180 ˜ 0,84 1,5 10 2 kgms -1 .


dp 151
En de kracht is F 2,5 10 2 N .
dt 0,6

1.2 Krachten
Alle krachten die er zijn komen voort uit de 4 fundamentele krachten:

x Elektromagnetische kracht
x Gravitatie
x Sterke wisselwerking
x Zwakke wisselwerking

De vier fundamentele krachten zijn niet uit andere krachten te verklaren. Vaak krijg je te maken met krachten die
voortkomen uit een fundamentele kracht, bijvoorbeeld de zwaartekracht die voortkomt uit de gravitatie of
allerlei krachten die hun oorsprong in de elektrische kracht hebben.

We onderscheiden veld- en contactkrachten. Hieronder zullen een aantal veel voorkomende veld- en
contactkrachten beschreven worden.

Studentensupport.nl freE-Learning www.studentensupport.nl


In samenwerking met Selexyz.nl
15
Natuurkundeboek B Impuls, krachten, energie

Veldkrachten
Van veldkrachten wordt gezegd dat ze ‘op afstand’ werken, d.w.z. zonder contact tussen de lichamen en zonder
hulp van een medium, bijvoorbeeld de gravitatie en de elektromagnetische kracht. De elektromagnetische kracht
bestaat uit twee componenten, die we hier afzonderlijk beschrijven.

Gravitatiekracht
De gravitatiekracht is de onderlinge aantrekkingskracht tussen lichamen op grond van hun massa. De grootte van
de gravitatiekracht tussen twee lichamen met de massa’s m1 en m2 hangt af van de afstand tussen de
middelpunten r:

m1 m2
Fg G
r2

De vectornotatie legt ook de richting vast:

G m1 m2
Fg G rˆ
r2

Hierin is de massa in kilogrammen en is G de gravitatieconstante, ofwel de constante van Newton. G = 6,673.10-


11
G
Nm2kg-2. De richting van r̂ is van de oorsprong af. De gravitatiekracht Fg en r̂ hebben de tegengestelde
richting; het is altijd een aantrekkende kracht.


G
m1 Fg m2

Figuur 3 Gravitatiekracht

Hierboven is de kracht van m1 op m2 getekend. De kracht van m2 op m1 is even groot en hieraan tegengesteld,
alleen r̂ verandert immers van teken.

Gravitatieveld
Het lichaam met massa m1 ondervindt een gravitatiekracht van alle overige massa in de kosmos. Samen vormt
die overige massa een gravitatieveld dat zich overal in de ruimte uitstrekt. De richting en grootte van dat veld
G
wordt in elk punt gegeven door een gravitatieversnelling g . Dan is:
G G
Fg m1 g

Studentensupport.nl freE-Learning www.studentensupport.nl


In samenwerking met Selexyz.nl
16
Natuurkundeboek B Impuls, krachten, energie

Op aarde wordt het gravitatieveld gedomineerd door de massa van de aarde M . Daardoor is het naar het
middelpunt van de aarde gericht en is de absolute waarde:

M
g g G 9,81 ms -2
r2

Elektrische kracht
De elektrische kracht is de onderlinge kracht tussen lichamen op grond van hun elektrische lading. De lading q
kan positief of negatief zijn. Tegengestelde ladingen trekken elkaar aan, gelijknamige ladingen stoten elkaar af.
Net als de gravitatiekracht neemt de kracht tussen twee ladingen met r2 af volgens de wet van Coulomb:
1 q1 q 2
Fe rˆ
4SH r 2
of voor alleen de grootte
1 q1 q 2
Fe
4SH r 2

De grootte van de kracht hangt mede af van het medium waarin de ladingen zich bevinden en dit wordt
1
uitgedrukt met de permittiviteit . In vacuüm is f 8,988 ˜ 10 9 Nm2C-2.
4SH 0
Klik voor meer informatie

Studentensupport.nl freE-Learning www.studentensupport.nl


In samenwerking met Selexyz.nl
17
Natuurkundeboek B Impuls, krachten, energie

De eenheid van lading is de Coulomb, de kleinst voorkomende lading (elementaire lading) is die van het
elektron: e=1,602.10-19 C.

De elektrische krachtconstante is een factor 1020 groter dan de gravitatieconstante, de elektrische kracht is sterker
dan de gravitatiekracht. Daarom zijn onderlinge krachten tussen voorwerpen op aarde overwegend elektrische
krachten.

Elektrisch veld
Het lichaam met lading q1 ondervindt een elektrische kracht van alle overige ladingen in de omringende ruimte.
Samen vormt die overige ladingen een elektrisch veld dat zich overal in de ruimte uitstrekt. De richting en
G
grootte van dat veld wordt in elk punt gegeven door een elektrische veldsterkte E . De kracht is dan:

G G
Fe q1 E

Uit beide voorafgaande formules volgt dat de grootte van de elektrische veldsterkte in de ruimte om een enkele
lading q2 in vacuüm gelijk is aan

1q2
E rˆ
4SH 0 r 2

G
De richting van E is van de oorsprong af rond een positieve lading en naar de oorsprong toe rond een negatieve
lading.

Voorbeeld: de elektrische veldsterkte


Elke elektrische lading heeft een elektrisch veld E om zich heen en in elk punt is er maar één (resulterende)
G
veldsterkte Esom . Van twee (of meer) ladingen Qi moeten de afzonderlijke velden vectorieel worden opgeteld.
Zie voor het optellen van vectoren eventueel boek B, hoofdstuk II.3.

Hieronder beschrijven we de manier waarop je de elektrische veldsterkte bepaalt in een punt in de buurt van
twee geladen lichamen.
In de figuur ligt de x-as langs de verbindingslijn van de twee ladingen en de y-as staat daar loodrecht op.

Studentensupport.nl freE-Learning www.studentensupport.nl


In samenwerking met Selexyz.nl
18
Natuurkundeboek B Impuls, krachten, energie

G
q E1
+

r
1 G
E2 G
Esom
r2 E
D
 Q1  Q2

Figuur 4 De elektrische veldsterkte in een punt

De veldsterkte is:

G G G G G G G
E som E1  E 2 ( E1, x  E 2, x )iˆ  ( E1, y  E 2, y ) ˆj
fq1
ƒ De componenten van E1 zijn:
r12
fq1 fq1
E1, x cos D en E1, y sin D .
r12 r12
G
ƒ Ontbind vervolgens ook E2 in componenten met behulp van de hoek E (die in dezelfde draairichting t.o.v.
de x  as als D is gedefinieerd) en met een negatieve waarde voor q 2 .
ƒ Tel de componenten in de x- en de y-richting bij elkaar op tot E som, x en E som , y .
ƒ Bereken de grootte van E som met

E som E 2 som , x  E 2 som , y

G
en de hoek J van E som met de x-as met
E som , y
J arctan
E som , x
Voor het bepalen van de veldsterktes in een gravitatieveld of magnetisch veld pas je een vergelijkbare werkwijze
toe.

Homogeen elektrisch veld tussen twee platen


Zet je tussen twee vlakke platen op (relatief kleine) afstand d een spanningsverschil V dan in deze ruimte het
veld overal even sterk en in dezelfde richting. Dit noem je een homogeen elektrische veld.

Studentensupport.nl freE-Learning www.studentensupport.nl


In samenwerking met Selexyz.nl
19
Natuurkundeboek B Impuls, krachten, energie

+ + + + + +

r G V
E
- - - - - -

Figuur 5 Homogeen elektrisch veld

De richting van het veld is loodrecht op de platen van de hoge naar de lage potentiaal en de grootte is:
V
E
r
In het algemeen is
G dV
Er  rˆ
dr

waarin r̂ gerekend wordt vanaf de lage potentiaal.

Magnetische kracht
Elke bewegende lading heeft een magnetisch veld om zich heen. Zie boek a: elektromagnetisme.
Dit magnetische veld oefent een kracht uit op een bewegend geladen lichaam en deze kracht staat loodrecht op
de snelheidsvector. Deze kracht noem je de Lorentzkracht.
Klik voor meer informatie

Studentensupport.nl freE-Learning www.studentensupport.nl


In samenwerking met Selexyz.nl
20
Natuurkundeboek B Impuls, krachten, energie

Net als bij het elektrische veld is het resulterende magnetische veld in een punt de (vector)som van de
magnetische velden van alle bewegende ladingen in de omringende ruimte. De richting en de grootte van het
G
magnetische veld worden in een punt gegeven door de magnetische inductie B .

G G G
De kracht op een lichaam met een lading q en een snelheid v volgt uit het uitproduct van v en B (zie boek B,
hoofdstuk II.3):

G G G
FL qv u B

of als het alleen om de grootte gaat:

FL qvB sin D

G G G G
waarin  de hoek is tussen v en B . De kracht staat loodrecht op v en B en leidt tot het afbuigen van de baan van
een geladen deeltje. Het is een middelpuntzoekende kracht.

G
In een ruimte waar de richting en de grootte van B constant zijn (homogeen magnetisch veld) en een lichaam
loodrecht op de magnetische veldlijnen beweegt, is de Lorentz-kracht constant en staat die altijd loodrecht op de
baan. Het lichaam beschrijft dan een eenparige cirkelbeweging met een straal
mv
r
Bq

Merk op dat de volgorde van de symbolen in de uitdrukking voor Lorentzkracht verschilt van wat je in het
middelbaar onderwijs leert. Het is gebruikelijk om in de uitdrukking voor de grootte van de Lorentzkracht
dezelfde volgorde aan te houden als in het uitproduct, dus qvB en niet Bqv. Hetzelfde geldt voor de
Lorentzkracht tussen twee stroomkabels:

G G G
FL I ( A u B)
G
FL I AB sin D

Contactkrachten
In deze paragraaf sommen we een aantal krachten op die in praktische situaties vaak voorkomen. Het zijn geen
fundamentele natuurkrachten, omdat ze alle op microscopisch niveau een diepere (elektrische) oorzaak hebben.
Hierop gaan we verder niet in.

Studentensupport.nl freE-Learning www.studentensupport.nl


In samenwerking met Selexyz.nl
21
Natuurkundeboek B Impuls, krachten, energie

Normaalkracht
Als twee lichamen tegen elkaar zijn gedrukt oefenen ze op elkaar een kracht uit. Je kunt de kracht op een
lichaam ontbinden in een component loodrecht op het contactoppervlak en een langs dit oppervlak. De
component loodrecht op het contactoppervlak heet normaalkracht en wordt aangeduid met FN. Op
microscopische schaal vindt de nomaalkracht zijn oorsprong in de elasticiteit van het materiaal. De component
evenwijdig aan het contactoppervlak heet wrijvingskracht. Zie de figuur bij ‘schuifwrijving’. Het ontbinden in
componenten of het vectorieel optellen van componenten staat beschreven in boek B, hoofdstuk II.3 over
vectoren.

Veerkracht
Een vast lichaam kan een normaalkracht uitoefenen doordat het zelf wordt ingedrukt en het rooster waaruit die
G
stof bestaat zich tegen het indrukken verzet. Voor alle vaste lichamen zijn er waarden voor de indrukking 'x
waarvoor de wet van Hooke geldt:

G G
Fx  k'x
H
G
Hierin is Fx de kracht waarmee het lichaam zich tegen indrukken verzet en is k de krachtconstante, ook wel
veerconstante genoemd. Naarmate krachtconstante groter is noem je een veer stijver. Voor de meeste lichamen
G
geldt dat slechts voor kleine waarden van 'x de wet van Hooke geldig is, bij grotere uitrekking of indrukking
treedt plastische vervorming op.

G
'x

G
Fx

Figuur 6 Veerkracht

Studentensupport.nl freE-Learning www.studentensupport.nl


In samenwerking met Selexyz.nl
22
Natuurkundeboek B Impuls, krachten, energie

Schuifwrijving

FN

FW PFN

Fz

Figuur 7 Wrijving op een helling

De wrijvingskracht FW tussen twee lichamen die langs elkaar schuiven is recht evenredig met de normaalkracht
FN waarmee ze tegen elkaar worden gedrukt:

FW.d P d FN

Hierin is Pd de dynamische wrijvingscoëfficiënt. Deze hangt af van de eigenschappen van de oppervlakken. De


index ‘d’ en de toevoeging ‘dynamisch’ geven aan dat deze coëfficiënt betrekking heeft op oppervlakken die ten
opzichte van elkaar bewegen.
Klik voor meer informatie

voor studenten
met weinig centen
bestel je studieboeken op selexyz.nl

je studie is al duur genoeg


Studentensupport.nl freE-Learning www.studentensupport.nl
In samenwerking met Selexyz.nl
23
Natuurkundeboek B Impuls, krachten, energie

Bij stilstand vanaf F=0 neemt de FW gelijk met F toe (het lichaam blijft immers in rust). In dit stadium spreek je
van statische wrijvingskracht. De oppervlakken gaan ten opzichte van elkaar bewegen als een bepaalde
maximale waarde FW, Max wordt overschreden:

FW,max P s FN

Hierin is Ps de statische wrijvingscoëfficiënt. Ook Ps hangt van de eigenschappen van de oppervlakken af. Alleen
is Ps iets groter dan Pd. Je kunt je hierbij voorstellen dat de oneffenheden van de oppervlakken aanvankelijk in
elkaar haken en van elkaar moeten worden losgetrokken. En zolang de oppervlakken in beweging blijven, vallen
ze niet weer helemaal in de oude situatie terug. Vanwege dit verschil is een grotere kracht nodig om iets in
beweging te zetten, dan om het in beweging te houden. Een lichaam komt hierdoor altijd met een schok in
beweging, er is op dat moment immers een nettokracht Fw ( P s  P d ) FN die het lichaam een versnelling
geeft.

Tabel 1 Wrijvingscoëfficiënten
Wrijving tussen Statisch Ps Dynamisch Pd Rol Pr,d

Rubber en beton (nat) 0,30 0,25

Rubber en beton (droog) 1,0 0,80 ± 0,05

Staal en staal 0,70 0,60 0,001 á 0,002

Glas en glas 0,90 0,40

Teflon en staal 0,04 0,04

Rolwrijving
Als een voorwerp over een oppervlak rolt, dan is er ook sprake van een wrijvingskracht. Ook deze
rolwrijvingskracht Fr is recht evenredig met de normaalkracht. Met Pr voor de rolwrijvingscoëfficiënt geldt
Frol P r FN

De rolwrijvingscoëfficiënt is veel kleiner dan de coëfficiënten voor de schuifwrijving. Ook bij rolwrijving is er
verschil tussen de statische en dynamische wrijving. Daarom vertrekt een trein die begint te rijden, of een zware
kar, vaak met een merkbare schok.

Wrijving in een medium


Een ander type contactkracht dan hiervoor is beschreven, treedt op als een lichaam met een bepaalde snelheid
door een gas of vloeistof beweegt. Hierbij kunnen we te maken hebben met 2 krachten: de viskeuze wrijving bij
kleine snelheden en de vormweerstand die overheerst bij grote snelheden.

Studentensupport.nl freE-Learning www.studentensupport.nl


In samenwerking met Selexyz.nl
24
Natuurkundeboek B Impuls, krachten, energie

Vormweerstand
Tijdens de beweging botst het lichaam met de moleculen waaruit het medium bestaat. Een zekere hoeveelheid
ervan wordt gedwongen mee te bewegen en hiervoor wordt kinetische energie aan het lichaam onttrokken. De
botsende luchtmoleculen oefenen een kracht op het lichaam uit. Omdat dit type weerstand erg van de vorm van
het lichaam (stroomlijn) afhangt noem je dit de vormweerstandskracht (ook vaak wrijvingskracht genoemd of
luchtwrijving als het medium lucht is):

FW 1
2 UCAv 2

Hierin is  de dichtheid van het medium, v de snelheid, A het oppervlak van de grootste dwarsdoorsnede van het
lichaam loodrecht op de bewegingsrichting en C is een constante die van de stroomlijn van het lichaam afhangt.

Viskeuze wrijving
In het eerste deel van dit boek is al de wrijvingskracht beschreven die een lichaam ondervindt als het met kleine
snelheid door een gas of vloeistof beweegt. De kracht is evenredig met de snelheid en afhankelijk van de
geometrie van het lichaam. Voor een bol geldt de wet van Stokes. Zie boek a, hoofdstuk I.2: stroming.

Spankracht
De trekkracht van een touw op een lichaam dat er aan hangt, vindt evenals de normaalkracht zijn oorsprong in
elastische krachten. De moleculen van de stof waaruit het touw bestaat verzetten zich tegen vervorming, zowel
tegen indrukken als tegen uitrekken. Over een klein traject is de uitrekking recht evenredig met de kracht en
geldt de wet van Hooke.

Touw
In veel situaties worden de massa en de rekbaarheid van het koord verwaarloosd. Dat is alleen toegestaan als de
kinetische energie van het touw te verwaarlozen is ten opzichte van de kinetische energie van de andere
lichamen. Of als de potentiële energie die het touw door zijn veerkracht opneemt klein is ten opzichte van de
arbeid die wordt uitgeoefend.

Soms heeft het touw wel degelijk invloed op de beweging. Bij bungeejumpen bijvoorbeeld is een rekbaar touw
essentieel voor de goede afloop van de sprong en is ook de massa niet verwaarloosbaar. De massa van het touw
zorgt dat de springer een versnelling groter dan g (vrije val) krijgt.

Resulterende kracht

Vectorsom
De versnelling van een lichaam hangt volgens de tweede wet van Newton af van de (vector)som van alle
krachten op dat lichaam:

Studentensupport.nl freE-Learning www.studentensupport.nl


In samenwerking met Selexyz.nl
25
Natuurkundeboek B Impuls, krachten, energie

G G
¦F ma

In hoofdstuk II.3 over vectoren wordt beschreven hoe je de somvector bepaalt. Bij het oplossen van problemen is
het belangrijk de krachtvectoren goed te visualiseren. Dit gebeurt in een vrije-lichaamsdiagram, waarop wordt
ingegaan in hoofdstuk I.3.

Middelpuntzoekende kracht
De middelpuntzoekende kracht bij een cirkelbeweging kan niet in een adem worden genoemd met de genoemde
veld- en contactkrachten. Daar gaat het om de oorsprong van de kracht, hier om een eigenschap van de
resulterende kracht op een voorwerp, die in principe een willekeurige oorsprong (of meerdere) kan hebben. De
kwestie is: een cirkelbeweging is alleen mogelijk indien de resulterende kracht middelpuntzoekend is. De
middelpuntzoekende kracht is geen bijdrage aan de resulterende kracht maar een mogelijk aspect ervan.

Voor een eenparige cirkelbeweging van een massa m met straal r, baansnelheid v of hoeksnelheid Z is een
resulterende kracht vereist die voldoet aan:

mv 2
F mZ 2 r of F
r
Klik voor meer informatie

Studentensupport.nl freE-Learning www.studentensupport.nl


In samenwerking met Selexyz.nl
26
Natuurkundeboek B Impuls, krachten, energie

1.3 Energie

Vormen van energie

Kinetische energie
Een bewegend lichaam heeft louter op grond van de massa m en de grootte van de snelheid v een hoeveelheid
energie - de kinetische energie of bewegingsenergie Ek of K:

Ek 1
2 mv 2

Dit is de energie die in de vorm van arbeid moest worden toegevoerd om het lichaam vanuit rust de snelheid v te
geven. Of omgekeerd, de arbeid die het lichaam louter op grond van zijn beweging kan verrichten totdat het
stilstaat.

Energie is een scalaire grootheid, zie boek B, hoofdstuk II.3.

Potentiële energie
Een voorwerp dat zich in een bepaald krachtveld bevindt, bijvoorbeeld van de zwaartekracht, een elektrische
kracht of een veerkracht, kan een energie hebben die afhankelijk is van de positie in dit krachtveld. Dit heet de
potentiële energie van het voorwerp. Het verschil in potentiële energie tussen twee posities in het krachtveld is
gelijk aan de arbeid die het kost om het voorwerp van de ene plek naar de andere te verplaatsen. Dit is alleen
geldig als de arbeid alleen afhangt van de eindpunten en niet van de weg ertussen. Zie volgende paragraaf.

Voorbeelden van potentiële energie:


ƒ De potentiële energie tengevolge van de zwaartekracht hangt af van de hoogte:

EP mgh

Hierin is m de massa, g de valversnelling en h de hoogte ten opzichte van het referentieniveau. Het
referentieniveau mag willekeurig gekozen worden. Het kan het middelpunt van de aarde zijn, de grond
of het laagste punt van een beweging. In de laatste figuur ligt de keuze van de laagste positie voor de
hand.

Aan de formule zie je dat steeds dezelfde arbeid nodig is om een lichaam over dezelfde hoogteverschil te
verplaatsen, ongeacht de weg die daarbij gevolgd wordt. Voor de berekening van de arbeid van de
zwaartekracht is alleen het hoogteverschil (en niet de afgelegde weg of verplaatsing) van belang.

Studentensupport.nl freE-Learning www.studentensupport.nl


In samenwerking met Selexyz.nl
27
Natuurkundeboek B Impuls, krachten, energie

ƒ De potentiële energie tengevolge van de elektrische kracht op een geladen lichaam hangt af van de
potentiaal:

EP qV

Hierin is q de elektrische lading van het lichamen V de potentiaal ten opzichte van een referentieniveau.
Het referentieniveau mag willekeurig gekozen worden.

G G
ƒ De potentiële energie van een springveer, waarvoor de wet van Hooke ( Fu kx ) geldt, hangt af van
de uitrekking of indrukking van de veer. Als we het nulpunt kiezen voor het geval er geen kracht op de
veer werkt en de veer dus in evenwicht is, is de potentiële energie:

U 1
2 kx 2

waarbij x de uitwijking uit de evenwichtsstand is en k de veerconstante. Afleiding:

x x x

³ F ˜ dx
o
³ kx ˜ dx
0
1
2 kx 2 |
o
1
2 kx 2

De uitwisseling van kinetische energie met veerenergie is omkeerbaar. De som van kinetische en
potentiële energie blijft behouden, net als een zwaartekrachtveld of een elektrisch veld.

Als de potentiële energie als functie van de plaats U ( x) bekend is, dan kun je de kracht op een lichaam
in iedere positie in het veld bepalen door te differentiëren:

dU
F 
dx

Dit geeft een mogelijkheid om kracht te definiëren als de gradiënt van de beschikbare energie. Zie voor
het begrip gradiënt boek B, hoofdstuk II.3 over vectoren. In het geval van de springveer krijgen we
d 1 2
bijvoorbeeld F  kx  kx , de wet van Hooke zoals we die al eerder zagen.
dx 2

Arbeid
G G
Arbeid is het inproduct van de kracht F en de afgelegde weg s :

G G
W ³ x ds
F
baan

Studentensupport.nl freE-Learning www.studentensupport.nl


In samenwerking met Selexyz.nl
28
Natuurkundeboek B Impuls, krachten, energie

Zie voor het ‘inproduct’ boek B, hoofdstuk II.3.

In het eenvoudige geval van een rechtlijnige beweging waarbij de kracht F constant is en de richting van de
positieve x-as heeft, is:

W F ˜ 'x

En als de kracht een hoek D met de positieve x-as maakt, dan is:

W F ˜ 'x ˜ cos D


x

Figuur 8 Arbeid Fx.cosD


Klik voor meer informatie

Studentensupport.nl freE-Learning www.studentensupport.nl


In samenwerking met Selexyz.nl
29
Natuurkundeboek B Impuls, krachten, energie

Uit voorgaande volgt dat een kracht loodrecht op de bewegingsrichting geen arbeid uitoefent. Dit geldt voor de
zwaartekracht en normaalkracht bij een beweging langs een horizontale lijn, of voor de middelpuntzoekende
kracht bij een cirkelbeweging.

FW
S

FZ

Figuur 9 Arbeid 'langs de baan'

Voor het bepalen van de arbeid moet je eerst naar de afgelegde weg s kijken, niet naar de verplaatsing. Let in de
bovenstaande figuur op het verschil tussen de arbeid van de zwaartekracht FZ en die van de luchtweerstand FW
op een lichaam S in een verticaal opgesteld rad.
Na 1 omwenteling is
WFw 2 rFW
(terwijl de verplaatsing na 1 omwenteling nul is).

Voor de arbeid van de zwaartekracht in dit voorbeeld geldt na 1 omwenteling WFZ 0 , niet omdat de
verplaatsing nul is, maar omdat de integraal van de projecties van FZ langs de baan nul is.

In de figuur ‘arbeid langs de baan’ is er nog een verschil tussen de arbeid van de zwaartekracht en die van de
luchtweerstand: de luchtweerstand verricht altijd negatieve arbeid en de zwaartekracht verricht afwisselend
positieve en negatieve arbeid. De arbeid die de zwaartekracht verricht is omkeerbaar. Bij het omhooggaan wordt
potentiële energie opgebouwd en tijdens het neergaan wordt die in kinetische energie omgezet, en omgekeerd.

Wet van behoud van energie


De wet van behoud van energie stelt dat de totale energie in een systeem constant is als het systeem is geïsoleerd
van zijn omgeving. Energie kan niet uit het niets ontstaan of zo maar verdwijnen. Maar dit zegt nog niets over de
vormen waarin de energie voorkomt. Bij wrijving wordt bijvoorbeeld een deel van de energie in warmte
omgezet en dit kan niet worden omgekeerd. De som van kinetische en potentiële energie neemt dan af.

Studentensupport.nl freE-Learning www.studentensupport.nl


In samenwerking met Selexyz.nl
30
Natuurkundeboek B Impuls, krachten, energie

De kinetische en potentiële energie zijn vormen van mechanische energie. In geïdealiseerde situaties waarin
geen wrijving optreedt, is bij verplaatsingen de totale mechanische energie constant:
EP  EK constant

In het gravitatieveld geldt, als er geen wrijving is,

mgh1  12 mv1 mgh2  12 mv 2


2 2

waarbij de indices 1 en 2 staan voor twee posities in het gravitatieveld.

Studentensupport.nl freE-Learning www.studentensupport.nl


In samenwerking met Selexyz.nl
31
Natuurkundeboek B Rechtlijnige bewegingen

2. Rechtlijnige bewegingen
2.1 Basisbegrippen

Coördinatensysteem en situatietekening
Het beschrijven van een beweging houdt in dat je voor elk tijdstip de plaats aangeeft. Dit begint altijd met het
kiezen van een coördinatensysteem. Wat is de richting van de (positieve) x-as? Waar is de oorsprong? Kies bij
een rechtlijnige beweging de x-as zo dat de beweging langs de as plaats vindt.

Geef in een schematische situatietekening de belangrijkste kenmerken van de beweging weer: de oorsprong, de
x-as, de plaats van het lichaam op een zeker tijdstip, de verplaatsing of (begin)snelheid e.d.

O
x  as
xt xt  't
G
'x

Figuur 10 Oorsprong en (positieve) richting


Klik voor meer informatie

Studentensupport.nl freE-Learning www.studentensupport.nl


In samenwerking met Selexyz.nl
32
Natuurkundeboek B Rechtlijnige bewegingen

Grafieken interpreteren
Er wordt gebruik gemaakt van grafieken voor de plaats-, de snelheids- of de versnellingsfunctie. Interpreteer een
grafiek niet te snel. Bedenk altijd eerst met welke functie je te maken hebt, dus let op de grootheden langs de
assen.

Zie bijvoorbeeld de onderstaande grafiek. Pas als je weet welke grootheid langs de verticale as staat, kun je
antwoord geven op de volgende vragen:

ƒ Wat betekent een negatieve waarde?


ƒ Wat is er op t1 aan de hand?
ƒ Wat betekent het stijgen/dalen van de grafiek?
ƒ Wat betekent de extreme waarde op t 2 ?

t
t1 t2

Figuur 11 Let op de grootheid langs de as

Als langs de verticale as de plaats x uitstaat, dan slaat de grafiek op een beweging die links van de oorsprong
begint, op t1 door de oorsprong gaat en op t 2 omkeert richting oorsprong. Het zou een bal kunnen zijn die je
omhoog gooit en terugvalt.

O
x  as
xt1 xt 2

Figuur 12 Situatieschets 1

Staat langs de verticale as de snelheid uit, dan gaat het om een beweging die eerst vertraagd naar links gaat, op
t1 omkeert, versnelt tot t 2 en daarna vertraagd verder gaat. Op welke plaatsen dit alles gebeurt, kun je niet aan
de v-t-grafiek zien.

Studentensupport.nl freE-Learning www.studentensupport.nl


In samenwerking met Selexyz.nl
33
Natuurkundeboek B Rechtlijnige bewegingen

x  as
xt1 xt2

Figuur 13 Situatieschets 2

Het is ook handig om eerst zelf een x-t-diagram te tekenen; je moet dan wel afspreken op welke positie xo het
voorwerp op t=0 is.

Extremen, differentiëren en integreren


De plaats xt , de snelheid vt en de versnelling a t als functie van de tijd worden voorgesteld door functies en
grafieken. In het voortgezet onderwijs leer je

ƒ dat een functie een extreme waarde heeft als de afgeleide van die functie nul is. Bijvoorbeeld
xt 4,9t  9,8t 2 heeft een maximum bij 4,9  19,6t 0
ƒ dat je door differentiëren van de plaatsfunctie xt de snelheidsfunctie vt vindt en vervolgens de
versnellingfunctie a t
ƒ dat door integreren een snelheidsverandering 'v respectievelijk verplaatsing 'x uit a t respectievelijk
vt wordt verkregen.

Hieronder wordt dit eerst toegelicht. Zie voor differentiëren en integreren ook hoofdstuk II.2.

Verplaatsing en afgelegde weg


De verplaatsing vanaf het tijdstip t in een tijdsinterval 't is:

'x˜ xt  't  xt

In de getekende situatie is bij een verplaatsing naar links 'x negatief. Als dezelfde weg heen en terug wordt
afgelegd, is de verplaatsing 'xtotaal 'x  'x 0 . De rechte strepen geven aan dat de absolute waarde wordt
genomen.

De afgelegde weg is echter altijd positief en voor een beweging heen en terug geldt:

s 'x  'x 2 'x

Studentensupport.nl freE-Learning www.studentensupport.nl


In samenwerking met Selexyz.nl
34
Natuurkundeboek B Rechtlijnige bewegingen

Snelheid, gemiddeld en momentaan


De gemiddelde snelheid is gedefinieerd uitgaande van de verplaatsing als

'x
v gem
't

xt  't

'x
xt
't

t
t

Figuur 14 Gemiddelde en momentane snelheid

In het diagram hiernaast is dit de richtingscoëfficiënt van de koorde (het lijnstuk tussen twee punten op de
kromme) die hoort bij 't .
Klik voor meer informatie

Studentensupport.nl freE-Learning www.studentensupport.nl


In samenwerking met Selexyz.nl
35
Natuurkundeboek B Rechtlijnige bewegingen

Let op:
ƒ De koorde is niet een verplaatsing!
s
ƒ De gemiddelde snelheid is niet hetzelfde is als de gemiddelde baansnelheid, die is gedefinieerd als .
't
s
Als dezelfde weg heen en terug wordt afgelegd zijn 'x 0 en v gem 0 , maar ! 0.
't

De momentane snelheid is:


dx
vt
dt
of
vt x t

In het diagram is dit de richtingscoëfficiënt van de raaklijn op t .

'x
Hierboven werd de gemiddelde snelheid afgeleid uit een definitie uitgaande van de verplaatsing v gem .
't
Soms is de verplaatsing niet bekend, maar alleen de snelheidsfunctie. In dat geval kan het gemiddelde van vt
over een periode uit de integraal van de vt -functie of uit de grafiek worden afgeleid. In het vt -diagram vormt
v gem met het interval 't t 2  t1 een even groot oppervlak als de grafiek van de functie (zie boek B, hoofdstuk
II.2)

t2

v gem 't ³ v dt
t1
t

v gem

t
t1 t2

Figuur 15 Gemiddelde snelheid

Hiermee bepalen we 'x in het interval 't .

Studentensupport.nl freE-Learning www.studentensupport.nl


In samenwerking met Selexyz.nl
36
Natuurkundeboek B Rechtlijnige bewegingen

In het algemeen geldt voor een functie q p dat het gemiddelde van q
1
'p '³p
over een interval 'p gelijk is aan q p dp .

Kader 1 Gemiddelde

Versnelling, gemiddeld en momentaan


Op vergelijkbare manier geldt voor de gemiddelde en momentane versnelling

'v
a gem
't
dv d 2x
at
dt dt 2
Of, in andere notatie:
at vt xt

Stel dat de plaats-tijd-functie gegeven is als:


xt (4t 2  t  2) m.
Hieruit volgen door een respectievelijk twee
maal differentiëren de snelheidsfunctie en de
versnellingsfunctie:
vt x t (8t  1) ms-1
at vt 8 ms-2
Op t = 3 s is:
v3 23 ms-1
a3 8 ms-2

Kader 2 snelheid en versnelling

Verplaatsing en plaatsfunctie
Door differentiëren van de plaatsfunctie wordt de snelheidsfunctie verkregen. Omgekeerd kunnen we door de
snelheidsfunctie te integreren een algemene oplossing voor de plaatsfunctie bepalen. We kunnen schrijven voor
de plaats
x2 x1  v gem 't
en in het algemeen:
t2

x2 x1  ³ vt dt
t1

Studentensupport.nl freE-Learning www.studentensupport.nl


In samenwerking met Selexyz.nl
37
Natuurkundeboek B Rechtlijnige bewegingen

Stel dat alleen de snelheidsfunctie vt 8t  1 gegeven is.


Dan geeft integreren:
t
t
³ (8t  1)dt
0
(4t 2  t ) |
0
4t 2  t

Merk op dat hierdoor nog niets bekend is over de plaatsen


tijdens een beweging, maar alleen over de verplaatsing. Voor
het berekenen van plaatsen moeten extra informatie zijn
gegeven (bijvoorbeeld x 0 ).

Kader 3 Verplaatsing

Indien voor vt een functie bekend is, dan kan die worden geprimitiveerd. Dit leidt tot een verzameling functies
met C als integratieconstante. .Zie ook boek B, hoofdstuk II.2.
Klik voor meer informatie

Studentensupport.nl freE-Learning www.studentensupport.nl


In samenwerking met Selexyz.nl
38
Natuurkundeboek B Rechtlijnige bewegingen

Snelheidsverandering en snelheidsfunctie
De versnellingsfunctie kan vergelijkbaar aan de paragraaf hiervoor worden behandeld:
v2 v1  a gem 't
en in het algemeen:
t2

v2 v1  ³ a t dt
t1

De integraal over a t geeft alleen informatie over de snelheidsverandering, niet over momentane snelheden. Om
v 2 te berekenen moet uit een andere informatiebron de beginsnelheid v1 bekend zijn.

Als we uitgaan van de grafiek van a t a en integreren vanaf t=0 dan volgen
na een respectievelijk twee keer primitiveren:
ƒ de snelheidsfunctie:
t
t
vt v0  ³ adt v0  (at ) | v0  at
0
0

ƒ en de plaatsfunctie:
t
t
xt x 0  ³ (v 0  at )dt x 0  (v0 t  12 at 2 ) | x0  v 0 t  12 at 2
0
0

De snelheidsfunctie en de plaatsfunctie zijn pas volledig is als behalve de


versnelling nog de waarden voor x0 en v 0 gegeven zijn.

Kader 4 Snelheids- en plaatsfunctie

Studentensupport.nl freE-Learning www.studentensupport.nl


In samenwerking met Selexyz.nl
39
Natuurkundeboek B Rechtlijnige bewegingen

Overzicht van formules

Plaats Snelheid Versnelling

dx dv d 2 x
Differentiëren, vt at
xt dt dt dt 2
momentaan
vt x t at vt xt

'x 'v
v gem a gem
't 't
Gemiddeld t2 t2

v gem 't ³ v dt
t1
t a gem 't ³ a dt
t1
t

t2 t2

Integreren x2 x1  ³ vt dt v2 v1  ³ at dt
t1 t1

Voorbeeld: constante
xt x0  v0 t  12 at 2 vt v0  at at a
versnelling

2.2 Bewegingsvergelijkingen
Uit F ma - de tweede wet van Newton - volgt dat de resulterende kracht bepaalt op welke manier de
beweging van een lichaam verandert. In het voortgezet onderwijs komen twee typen bewegingen uitvoerig aan
de orde:

ƒ de eenparige beweging waarbij F en a nul zijn en v=constant


ƒ de eenparig versnelde beweging waarbij F en a constant zijn en v=v0+at.

En ook wordt geleerd dat een sinusvormige trilling ontstaat als F = -kx.

In het algemeen geldt dat je de beweging van een lichaam beschrijft door uit te gaan van de 2de wet van Newton.
Hierin komt de versnelling voor die de tweede afgeleide van de plaats naar de tijd is. Als je een uitdrukking kunt
vinden voor de resulterende kracht FRES , dan vind je de versnelling – en uiteindelijk de plaats uit deze
vergelijking:

d 2x FRES
dt 2 m

Studentensupport.nl freE-Learning www.studentensupport.nl


In samenwerking met Selexyz.nl
40
Natuurkundeboek B Rechtlijnige bewegingen

Dit is de bewegingsvergelijking van het lichaam. In de wiskunde noemt men dit een differentiaalvergelijking
(afgekort DV), in dit geval een (niet-homogene) lineaire DV van de 2de orde. Snelheid en plaats vind je
vervolgens door deze DV op te lossen.

In het algemeen is de resulterende kracht op een lichaam niet constant, maar afhankelijk van de plaats, de
snelheid of de tijd. Dit leidt tot allerlei types DV en tot allerlei oplossingsmethodes. Zie hoofdstuk II.2. Voor het
oplossen van DV’s is wiskundekennis nodig, plus enige ervaring, wat creativiteit en de bereidheid tot
uitproberen. Hieronder geven we enkele problemen en met hun oplossing. We beperken ons tot DV's die met
kennis van de vwo-wiskunde kunnen worden opgelost.

F = 0 : eenparige beweging
Met F 0 wordt de bewegingsvergelijking:

d 2x
0
dt 2

De oplossing ken je. Het gaat hier om een beweging met constante snelheid, de eenparige beweging.
Deze –meest eenvoudige- lineaire DV van de 2de orde is homogeen. (Zie hoofdstuk II.2.) je noemt de DW van de
2de orde, omdat de hoogste afgeleide die voorkomt de 2de afgeleide is. En de DV is homogeen omdat de niet van
t afhankelijke term nul is.
Klik voor meer informatie

Studeren is al duur genoeg!


Daarom zorgt jouw studievereniging, samen met
NewBricks, voor studieboeken voor de laagste prijs èn
deze handige gratis uittreksels. Zeg nou zelf, je kan je
geld en tijd toch wel beter besteden...

Werkt jouw studievereniging nog niet


NewBricks

samen met NewBricks? Vraag nu
snel en vrijblijvend, meer informatie
aan op onze website!

Studentensupport.nl freE-Learning www.studentensupport.nl


In samenwerking met Selexyz.nl
41
Natuurkundeboek B Rechtlijnige bewegingen

Na twee keer primitiveren krijg je:


xt C 2  C1t

C1 en C 2 zijn de integratieconstanten. Met t=0 zie je dat x0=C2. Ook geldt dat v0=C2 . Omdat de snelheid
onveranderlijk is heb je voor de plaatsfunctie genoeg aan de begincondities:

x x0  v0 t

Het rekenwerk zal in dit geval weinig moeite kosten. We beschrijven hier een toepassing.

F = constant : eenparig versnelde beweging


Zoals genoemd is voor F constant de bewegingvergelijking

d 2x F
a
dt 2 m

Deze DV is niet homogeen. Zie hoofdstuk II.2.


De oplossing voor x hebben we eerder afgeleid door twee keer integreren:

xt x0  v0 t  12 at 2

Voorbeeld: valversnelling en verticale worp

Figuur 16 Val zonder wrijving

Studentensupport.nl freE-Learning www.studentensupport.nl


In samenwerking met Selexyz.nl
42
Natuurkundeboek B Rechtlijnige bewegingen

De val zonder wrijving van een lichaam waarop alleen de zwaartekracht werkt is een voorbeeld van een
beweging waarvoor de zojuist beschreven bewegingsvergelijking geldt. Kies eerst:

ƒ het referentiesysteem (hier: de aarde)


ƒ de positieve x-as (hier: verticaal omhoog)
ƒ de oorsprong (hier: bij de grond)

De valversnelling is g 9,81 ms-2 en de zojuist beschreven keuzes is a=-g. De plaatsfunctie is nu

x x0  v0 t  4,91 ˜ t 2

Is v 0 z 0 , dan spreekt men van een verticale worp.


In het geval dat v 0 ! 0 heeft de beweging een hoogste punt. Deze extreme waarde wordt bereikt op het tijdstip
waarop x c 0 , dit wil zeggen als v0  4,9t 0
Zie verder voor kenmerken van deze 2de graadsvergelijking en een voorbeeld met een verticale worp: hoofdstuk
II.1.

Voorbeeld: twee verticale bewegingen – discriminant


Een ballon daalt met v 2 ms-1. Als de mand op 36 m hoogte is, slaat iemand vanaf de grond een tennisbal recht
omhoog. Die raakt de mand net niet. Verwaarloos de luchtweerstand van de bal. Neem voor g 10 ms-2.
Bereken de beginsnelheid van de tennisbal.

A
x A, 0
v A, 0

v B ,0
B
O

Figuur 17 Twee verticale bewegingen

Op het tijdstip dat de bal de mand ‘net niet’ raakt is v B vA 2 en x A x B . Wij gaan door op de laatste
conditie en gaan met de discriminant (abc-formule) aan de slag. De plaatsfuncties zijn:

Studentensupport.nl freE-Learning www.studentensupport.nl


In samenwerking met Selexyz.nl
43
Natuurkundeboek B Rechtlijnige bewegingen

xA 36  2t
xB v B , 0 t  5t 2

Gelijkstellen levert op: 5t 2  ( 2  v B , 0 )t  36 0


Omdat er één oplossing is, moet de discriminant nul zijn (zie hoofdstuk II.1.):
b 2  4ac (2  v B ,0 ) 2  4 ˜ 36 ˜ 5 v 2 B ,0  4v B ,0  716 0
Hiervoor zijn twee mogelijke oplossingen:
 4 r 16  4 ˜ 1  716  4 r 53,67
v1, 2
2 2
-1
Alleen de oplossing v 25 ms heeft in dit geval betekenis. Bij de andere oplossing zou alleen bij een
negatieve waarde voor t voldaan worden aan v B v A 2 .
Klik voor meer informatie

Studentensupport.nl freE-Learning www.studentensupport.nl


In samenwerking met Selexyz.nl
44
Natuurkundeboek B Rechtlijnige bewegingen

F = -Cx : harmonische trilling


De kracht van het type F Cx ken je als veerkracht. Deze kracht treedt op bij tal van fysische systemen,
zoals bij alle elastische vervorming, bij slingers, bij trillingen van atomen in een vaste stof etc. De
bewegingsvergelijking wordt:

d 2x k
 x Jx
dt 2 m
zodat
d 2x
 Jx 0
dt 2

De oplossing van de bewegingsvergelijking is een harmonische trilling, met als beginvoorwaarde x0=0:
xt A sin Zt.
Daaruit volgen:
vt AZ cos Zt
at  AZ 2 sin Zt Z 2 xt

Bijzonderheden van deze vergelijking zijn:

ƒ de uitwijking is maximaal als v=0


ƒ de snelheid is maximaal als a=0 en dus ook x=0.

xt

Figuur 18 Harmonische trilling


(bovenaanzicht van een horizontale veer. De valversnelling speelt hierin geen rol.)

Periode, eigenfrequentie
Invullen van xt A sin Zt in de bewegingsvergelijking geeft:

 Z 2 A sin Zt  kA sin Zt (k  Z 2 ) A sin Zt 0

Studentensupport.nl freE-Learning www.studentensupport.nl


In samenwerking met Selexyz.nl
45
Natuurkundeboek B Rechtlijnige bewegingen

Dit betekent dat de oplossing x A sin Zt voldoet indien Z 2  k 0.


C
Met k volgt hieruit
m
C
Z2
m

2S
en met Z volgt hieruit de periode T en de (eigen)frequentie f:
T

m 1 C
T 2S f
C 2S m

Trillingsenergie
De trillingsenergie van een lichaam met massa m dat een harmonische trilling uitvoert is:

E tr 1
2
mZ 2 A 2 2mS 2 A 2 f 2

Hierin is A de amplitude en f de frequentie. Verder geldt:

Z 2f

De afleiding van de uitdrukking voor Etr is mogelijk op 2 manieren:


De trillingsenergie is de maximale kinetische energie met v max ZA (zie ‘harmonische trilling’ in het volgende
hoofdstuk):
mZ 2 A 2
1 2 1
E tr 2 mv max 2

De trillingsenergie is ook gelijk aan de maximale veerenergie E tr 1


2 CA 2 .

F = -qv : viskeuze wrijving


De wrijvingskracht op een lichaam dat met kleine snelheid door een gas of vloeistof gaat, wordt vooral
veroorzaakt door laagjes van het gas of de vloeistof die langs het lichaam stromen. Deze viskeuze
wrijvingskracht is evenredig met de snelheid F  qv .

Stel dat dit de enige kracht is. Denk bijvoorbeeld aan een houten paal die net onder de oppervlakte in het water
drijft en door een kleine stoot een snelheid v0 krijgt.

Studentensupport.nl freE-Learning www.studentensupport.nl


In samenwerking met Selexyz.nl
46
Natuurkundeboek B Rechtlijnige bewegingen

vo

Figuur 19 Viskeuze wrijving

De bewegingsvergelijking is:
d 2x F q
 v
dt 2 m m

q dv
Vereenvoudig dit met k tot  kv 0 .De oplossing is (zie hoofdstuk II.2):
m dt

v v0 e  kt
Klik voor meer informatie

voor studenten
met weinig centen
bestel je studieboeken op selexyz.nl

je studie is al duur genoeg


Studentensupport.nl freE-Learning www.studentensupport.nl
In samenwerking met Selexyz.nl
47
Natuurkundeboek B Rechtlijnige bewegingen

De plaatsfunctie vind je door te integreren en met C x0 is:

1 t 1 1 v0
x v0 e  kt |  x0 v0 e  kt  v0 e 0  x0 (1  e  kt )  x0
k 0 k k k

v0
Merk op dat de term (1  e  kt ) de uitkomst is van de integraal en de eenheid m heeft.
k
De snelheid neemt exponentieel met de tijd af. De plaats nadert exponentieel naar het eindpunt.

Voorbeeld: vallende knikker in vloeistof


Bij een ‘vrije val’ van een knikker in een vloeistof hebben we niet alleen te maken met de viskeuze
wrijvingskracht, maar ook met de zwaartekracht en de opwaartse kracht. Alle drie de krachten samen geven de
resulterende kracht die in de BV komt te staan:

dv UvlVg q
g   v
dt m m

De versnelling a is niet gelijk aan de valversnelling g omdat je naast de zwaartekracht ook de opwaartse kracht
en de wrijvingskracht in rekening moet brengen.

Let op de mintekens in de BV: de zwaartekracht is negatief omdat die naar beneden is gericht (en we naar boven
positief kiezen), de opwaartse kracht is naar boven gericht en positief en de wrijvingskracht heeft een minteken
omdat die in de tegengestelde richting van de snelheid is gericht.

-qv

mg-Fopw

Figuur 20 Vallende knikker in vloeistof

Voor een bolvormig lichaam met straal R geldt voor de wrijvingskracht de formule van Stokes F 6SK Rv .
Daarin is  de viscositeit van de vloeistof.

Zie voor de oplossingsmethode hoofdstuk II.2. De oplossing voor v is:

Studentensupport.nl freE-Learning www.studentensupport.nl


In samenwerking met Selexyz.nl
48
Natuurkundeboek B Rechtlijnige bewegingen

m§ V Ug  t ·
q
vt ¨  g   Ce m
¸
q© m ¹

De integratieconstante C volgt uit de beginvoorwaarde. Als v 0 0 krijg je


m§ V Ug ·§  t ·
q

¨ g  ¸ ¨1  Ce ¸
m
vt
q© m ¹© ¹

UvlVg q mb
Als je  g  gelijk stelt aan b , dan neemt de snelheid toe totdat b  v 0 , dus als v . De
m m q
formule voor vt nadert naar deze waarde als t nadert naar oneindig.

F = -cv2 : vormweerstand
De wrijvingskracht op een lichaam dat met grote snelheid door een gas of vloeistof gaat, wordt in hoofdzaak
door de botsingen met de gas- of vloeistofmoleculen veroorzaakt. Het is een vormweerstand. De kracht is dan
F cv 2 en de bewegingsvergelijking

2
d 2x c § dx ·
 ¨ ¸
dt 2 m © dt ¹

Deze DV is niet lineair en niet op de beschreven manieren op te lossen. In concrete gevallen is wel iets over
begin- of eindwaarden te zeggen. Bijvoorbeeld bij een vrije val (waarbij je de zwaartekracht en de opwaartse
kracht aan de bovenstaande bewegingsvergelijking moet toevoegen): de snelheid is maximaal als de versnelling
nul is, dus als mg  Fopw  cv 2 0 . Dan is constante ‘eind’snelheid

mg  Fopw
v
c

Numeriek integreren, methode van Euler


Als je geen directe oplossing weet, kun je altijd nog in een spreadsheet numeriek integreren volgens de methode
van Euler.

Deze methode houdt het volgende in:

1. ga uit van een tijdstip t waarop beginwaarden bekend zijn voor alle variabelen (F,a,v,x) en constanten
(m,c,etc);
2. vind een uitdrukking voor de versnelling a als functie van F, m, c, v en x (niet van t);

Studentensupport.nl freE-Learning www.studentensupport.nl


In samenwerking met Selexyz.nl
49
Natuurkundeboek B Rechtlijnige bewegingen

3. verdeel het integratie-interval in voldoende kleine tijdsintervallen 't waarin de waarden van a, v en x
niet significant veranderen en beschouw a, v en x in een tijdsinterval 't als constant
4. bereken voor het tijdstip t  't nieuwe waarden voor a, v en x met
a. de opgestelde uitdrukking voor a
b. vn v n 1  a n 1 't
c. xn x n 1  v n 1 't
5. herhaal dit voor het volgende tijdsinterval
6. enzovoort tot een eindvoorwaarde is bereikt, bijvoorbeeld dat n, v of x een bepaalde waarde
overschrijden.

Voorbeeld: vormweerstand
Een automobilist haalt bij 30 ms-1 zijn voet van het gas. De auto wordt dan voornamelijk door de luchtweerstand
afgeremd. Stel dat bekend is dat FW 1,5v 2 en de auto 1100 kg weegt. Hoe verandert dan de snelheid als
functie van de tijd?

1. Op t=0 zijn x0 0 en v0 30 .
FW 1,5 2
2. Voor de versnelling a stellen we de uitdrukking op a  v 0,0014v 2 .
m 1100
3. In de spreadsheet krijgt elke grootheid een kolom en worden de beginwaarden en algoritmes ingevoerd. Zie
onderstaande tabel.

we houden
Klik voor meer informatie

contact
Optimaal online samenwerken met SURFgroepen

SURFgroepen is een complete online samenwerkingsomgeving met


documentopslag, Instant Messaging en videoconferencing. Werk in
een Teamsite samen met collega’s uit een afdeling, leden van een
projectgroep of docenten en studenten rond een specifieke cursus.
Sla je bestanden online op, deel takenlijsten, afbeeldingen en een
gezamenlijke agenda. Verder kun je zien wie online is en direct
chatten. In een virtuele vergaderkamer kun je elkaar zelfs horen
en zien. Naast de Teamsite krijg je de beschikking over een MySite.
Hier kun je persoonlijke documenten beheren.

SURFgroepen is een product van SURFnet en een onderdeel van


de SURFnet-licentie van je instelling. Daarmee kun je direct aan
de slag en zijn voor jou aan het gebruik geen kosten verbonden. www.surfgroepen.nl

Studentensupport.nl freE-Learning www.studentensupport.nl


In samenwerking met Selexyz.nl
50
Natuurkundeboek B Rechtlijnige bewegingen

4. In elke volgende rij berken je de waarden voor de grootheden na een stap 't . In het voorbeeld hieronder
nemen we aan dat 't 1 s voldoende klein is ten opzichte van de tijd voor het tot stilstand komen van de auto.
Anders moet een getal kleiner dan 1 worden ingevoerd, bijvoorbeeld: A3=A2+0,2.
Maak, nadat rij 3 goed is ingevuld, gebruik van de kopieerfunctie om alle volgende rijen te vullen.

5. Ga naar de functie voor het weergeven van resultaten en selecteer de waarden die je wilt weergeven, zoals in
de onderstaande figuur.

Tabel 2 Numeriek integreren in een spreadsheet


A B C D
t (s) x (m) v (m.s^-1) A (m.s^-2)
2 =0 =0 =30 =–0,0014*C2*C2
3 =A2+1 =B2+(C2*1) =C2+(D2*1) =–0,0014*C3*C3
4 =A3+1 =B3+(C3*1) =C3+(D3*1) =–0,0014*C4*C4

A B C D
1 t (s) x (m) v (m.s^-1) A (m.s^-2)
2 0 0 30 -1,26
3 1 30 29 -1,16
4 2 59 28 -1,07

v (m/s)
30

vt – grafiek
25
vormweerstand
20

15

10

0
0 60 120 180 240 t (s)

Figuur 21 Snelheid en vormweerstand

Studentensupport.nl freE-Learning www.studentensupport.nl


In samenwerking met Selexyz.nl
51
Natuurkundeboek B Krachten en beweging in 2 deminsies

3. Krachten en beweging in 2 dimensies

Op een lichaam werken vaak meerdere krachten en die kunnen verschillende hoeken ten opzichte van de baan
maken. Om in deze gevallen de beweging te beschrijven is een beschouwing in 2 of 3 dimensies nodig. Daarover
gaat dit hoofdstuk. Belangrijk is dat grootheden als kracht, versnelling, impuls, snelheid en verplaatsing zowel
een grootte als een richting hebben. Het zijn vectoren en daarvoor gelden speciale rekenregels. In hoofdstuk II.3
worden die behandeld; in dit hoofdstuk gebruiken we ze zonder nadere uitleg.

We beginnen met enkele algemene opmerkingen over de keuze van een referentiesysteem en plaatsen een
kanttekening bij het begrip zwaartekracht. Vervolgens gaan we in op het gebruik van vrije-lichaamsdiagrammen
om de krachten in een systeem te analyseren. Daarna behandelen we het begrip ‘krachtmoment’ dat nodig is om
de beweging te beschrijven van lichamen die een bepaalde uitgebreidheid hebben en kunnen roteren. Ten slotte
bekijken we enkele veel voorkomende bewegingen in 2 dimensies en de daarbij gebruikelijke
parametervoorstellingen.

3.1 Referentiesystemen
Het beschrijven van een beweging begint (wel of niet bewust) met het kiezen van een referentiesysteem en een
assenstelsel dat aan dit referentiesysteem is gekoppeld.

Een referentiesysteem is een lichaam met een zekere afmeting waarvan de delen ten opzichte van elkaar in rust
zijn. Het lichaam mag geen punt zijn omdat niet alleen de oorsprong van het assenstelsel maar ook de richting
van de assen moet worden vastgelegd. De keuze van een goed referentiesysteem vereist enige creativiteit en
vooral inzicht in het probleem. Enkele tips:

ƒ Maak een bewuste keuze van het referentiesysteem en het assenstelsel.


ƒ Overweeg een referentiesysteem waarin zo weinig mogelijk lichamen bewegen.
ƒ Kies een as evenwijdig met een bewegingsrichting die niet verandert.
ƒ Maak een schematische tekening.
ƒ Bedenk vooraf welke formules je nodig hebt en kies een assenstelsel waarbij die zo eenvoudig mogelijk
worden.

Alternatieve referentiesystemen
Stel, je moet de beweging beschrijven van iemand die het dek van een varend schip oversteekt. Welk
referentiesysteem je kiest hangt af van de vraag of er andere lichamen dan het schip en de persoon in de
beschouwing worden betrokken. Is dit niet het geval, dan kies je het schip als referentiesysteem. De oorspong
kan elk punt op het schip zijn, bijvoorbeeld het punt waar de persoon begon te lopen of de boeg van het schip.
De positieve x-as kan ook vrij worden gekozen, bijvoorbeeld de bewegingsrichting van de persoon, of de as van
het schip.

Studentensupport.nl freE-Learning www.studentensupport.nl


In samenwerking met Selexyz.nl
52
Natuurkundeboek B Krachten en beweging in 2 deminsies

x
x

x x

Figuur 22 Alternatieve referentiesystemen

Is ook een lichaam in het water of op de wal van belang, dan zijn andere keuzes te overwegen. In bijgaande
figuur zijn enkele varianten getekend. Hecht je het referentiesysteem aan een lichaam dat in het oude systeem
beweegt, dan veranderen van elk object de coördinaten en de richtingen en de groottes van de snelheden.

Voorbeeld: inhalen, relatieve snelheid


Een eenvoudig probleem:
twee lichamen A en B bewegen met constante snelheden in de richting van de positieve x -as.
Voor A is x A,0 120 m en v A 20 ms -1 en voor B is xB,0 40 m en v B 4 ms -1 .
Klik voor meer informatie

Studentensupport.nl freE-Learning www.studentensupport.nl


In samenwerking met Selexyz.nl
53
Natuurkundeboek B Krachten en beweging in 2 deminsies

Op welk tijdstip wordt B door A ingehaald?

vA O
x  as
A B vB
Figuur 23 Situatieschets 3

Er zijn 2 lineaire vergelijkingen met 2 onbekenden:


x A,t x A,0  v A t 120  20t m
x B,t x B,0  v B t 40  4t m
Voor een oplossingsmethode zie hoofdstuk II.1.

Kies B als referentiesysteem: B is nu


steeds in de oorsprong en heeft ten
opzichte van dit syteem snelheid 0. Het
lichaam A is op t 0 op x 160 m en
zijn snelheid ten opzichte van A is 16 ms-1.
Men noemt dit de relatieve snelheid van A
ten opzichte van B. De plaatsfunctie van A
is nu:
xt ,A t.o.v. B 160  16t
en met x 0 volgt opnieuw t 10 s.

Je moet zelf beoordelen of deze methode


handig is.
Om de plaats in het oude
referentiesysteem te berekenen, moet je
voor A of B weer terugkeren naar het oude
referentiesyteem (x=80 m).
Kader 5 Nieuw referentiesysteem kiezen

Inertiaalstelsel
Een referentiesysteem dat niet versnelt, is een inertiaalstelsel. Voor een lichaam dat binnen dit intertiaalstelsel
beweegt geldt de 2de wet van Newton.

Elk referentiesysteem dat met constante snelheid een rechtlijnige beweging ten opzichte van een inertiaalstelsel
uitvoert, is opnieuw een inertiaalstelsel.

Een referentiesysteem dat draait of versnelt ten opzichte van een inertiaalsysteem, is geen inertiaalstelsel. Op een
lichaam dat zich in dit draaiende of versnellende referentiesysteem bevindt, verschijnt een versnelling zonder dat

Studentensupport.nl freE-Learning www.studentensupport.nl


In samenwerking met Selexyz.nl
54
Natuurkundeboek B Krachten en beweging in 2 deminsies

er een aanwijsbare kracht is. Denk bijvoorbeeld aan de centrifugale kracht die je ondervindt in een auto die een
bocht maakt. Ten opzichte van een referentiesysteem langs de weg voor de bocht is er helemaal geen kracht en
geldt de eerste wet van Newton. Men wijt een dergelijke versnelling dan aan een schijnkracht. De centrifugale
kracht is een voorbeeld van een schijnkracht, evenals de Corioliskracht op luchtstromen in de atmosfeer.

Fmpz Fcen

Fg
Fzw

Figuur 24 Zwaartekracht

Voorbeeld: zwaartekracht
Vaak stelt men de zwaartekracht gelijk aan de gravitatiekracht tussen de aarde en het lichaam. Dat is niet
helemaal juist. De gravitatie zorgt niet alleen voor de zwaartekracht, maar ook voor een middelpuntzoekende
kracht die een lichaam met de aarde laat meedraaien. De zwaartekracht is de verschilvector van de
G G G
gravitatiekracht en de middelpuntzoekende kracht: Fzw Fg  Fmpz Behalve op de polen is de zwaartekracht
hierdoor kleiner dan de gravitatiekracht. Bovendien heeft de zwaartekracht overal tussen de polen en de evenaar
een component langs het aardoppervlak in de richting van de evenaar. In de figuur is dit (sterk overdreven)
weergegeven.

Op 500 Noorderbreedte is de middelpuntzoekende versnelling evenwijdig aan het vlak van de evenaar ongeveer
0,02 ms-2 en vertoont de zwaartekracht een afwijking van ongeveer 0,10 naar het zuiden. Is de plek op aarde het
referentiesysteem dan lijkt er een versnelling in de richting van de evenaar te zijn zonder dat er een aanwijsbare
kracht voor is. Het is dus strikt genomen geen inertiaalsysteem. Omdat de afwijking voor veel toepassingen
verwaarloosbaar is, mag je de aarde niettemin als systeem beschouwen waarin de wetten van newton gelden.
Vanuit de aarde als referentiesysteem wijt men de kleine afwijking van de versnelling aan een schijnkracht,
G
namelijk de centrifugale kracht Fcen . Zie de figuur. Anders dan in Nederlandse schoolboeken komt het begrip
centrifugale kracht in de internationale literatuur vaak voor. Een andere schijnkracht is de Corioliskracht die
verantwoordelijk is voor de draaiing van luchtstromen in de atmosfeer.

Studentensupport.nl freE-Learning www.studentensupport.nl


In samenwerking met Selexyz.nl
55
Natuurkundeboek B Krachten en beweging in 2 deminsies

3.2 Vrije-lichaamsdiagrammen

Eén systeem
Om helder te analyseren waardoor de resulterende kracht op een lichaam wordt veroorzaakt, teken je een vrij-
lichaamsdiagram. De eisen aan het vrije-lichaamsdiagram zijn:

ƒ Teken schematisch alleen het lichaam waarvan je de beweging beschrijft. Er komt geen enkel ander
lichaam in de figuur voor: geen ondersteunende helling, geen koord waar het aan hangt, geen veer die
het wegduwt, etc.
ƒ Geef alle krachten die van buitenaf de verplaatsing beïnvloeden aan met pijlen in de juiste richting en
met de juiste relatieve lengte. Dus in plaats van een helling een normaalkracht en een wrijvingskracht, in
plaats van een touw een trekkracht etc. Teken geen inwendige krachten want die hebben geen invloed op
de beweging.
ƒ Geef de richting van de assen aan.
ƒ Als er alleen verplaatsing is en geen rotatie optreedt, dan is de vorm van het lichaam in de tekening
onbelangrijk. Teken dan het lichaam als een kleine rechthoek, een kleine cirkel, een stip of een recht
kruis en laat alle krachten in het zelfde punt beginnen.
Klik voor meer informatie

Studentensupport.nl freE-Learning www.studentensupport.nl


In samenwerking met Selexyz.nl
56
Natuurkundeboek B Krachten en beweging in 2 deminsies

Wrijving op een helling


Een stalen doos ligt in rust op een eveneens stalen helling. De doos weegt 5 kg. Door een kleine trilling van de
helling glijdt de doos naar beneden. Met welke versnelling? Neem g = 10 ms-2, Ps = 0,7 en Pd = 0,6.
We tekenen eerst het vrije-lichaamsdiagram.

y
FN

FW PFN
35 0
x
35 0
Fz
Figuur 25 Vrije-lichaamsdiagram doos op helling

1. Toestand in rust:
¦F y 0 Ÿ FN  mg cos D 0
dus FN mg cos D

¦F x 0 Ÿ mg sin D  P s FN 0
dus P s FN mg sin D

Delen geeft
Ps tan D Ÿ D arctan 0,70 35 0

2. Toestand in beweging:
G
¦F x ma x Ÿ mg sin D  P d FN ma x

Invullen van mg sin D P s FN en FN mg cos D geeft:


P s FN  P d FN ( P s  P d )mg cos D ma x

en hieruit volgt
ax ( P s  P d ) g cos D Ÿ ax (0,7  0,6) ˜ 10 ˜ cos 35 0 0,8 ms -2

Studentensupport.nl freE-Learning www.studentensupport.nl


In samenwerking met Selexyz.nl
57
Natuurkundeboek B Krachten en beweging in 2 deminsies

Twee deelsystemen

Derde wet van Newton


Soms bestaat een systeem uit twee met elkaar verbonden objecten. Dan kan het handig zijn het systeem in twee
deelsystemen A en B te splitsen. In plaats van een verbinding worden dan de interne krachten aangewezen die zij
op elkaar uitoefenen. Volgens de derde wet van Newton is de kracht die A op B uitoefent even groot als de
kracht die B op A uitoefent en tegengesteld gericht:
G G
FA oB  FBoA

Twee diagrammen
Als je twee deelsystemen wilt beschrijven, dan moet je voor beide deelsystemen apart een vrije-lichaamsdiagram
tekenen. Wat in het volledige systeem interne krachten zijn, bijvoorbeeld de spankracht in een touw tussen twee
blokken, worden nu een externe kracht voor elk deelsysteem apart en moet in de vrije lichaamsdiagrammen voor
de deelsystemen opgenomen worden.

Voorbeeld: blok op tafel


Op een tafel ligt een blok hout van 6 kg. Het wordt voortgetrokken door een gewicht van 4 kg aan de zijkant van
de tafel. Het koord tussen het blok en het gewicht loopt over een katrol. De versnelling van het systeem is 1 ms-2.
Bereken Pd.
Verwaarloos de massa en de wrijving van het koord en de katrol. Neem voor g = 10 ms-2.

Figuur 26 Tafel met twee blokken

Studentensupport.nl freE-Learning www.studentensupport.nl


In samenwerking met Selexyz.nl
58
Natuurkundeboek B Krachten en beweging in 2 deminsies

Blok A Blok B

FN

Fs
PFN Fs
x

mB g

mA g xc

Figuur 27 Vrije-lichaamsdiagram deelsystemen

Aanpak: Bereken bij blok B dat Fs = 36 N en vervolgens bij blok A dat PFN = 30 N.
Klik voor meer informatie

Studentensupport.nl freE-Learning www.studentensupport.nl


In samenwerking met Selexyz.nl
59
Natuurkundeboek B Krachten en beweging in 2 deminsies

Cirkelbeweging
Een cirkelbeweging treedt op als in elk punt van de baan de resulterende kracht op hetzelfde punt is gericht.


Fspan

mg

Figuur 28 Zweefmolen

Een zweefmolen is een voorbeeld van een cirkelbeweging. Op een stoeltje werken twee krachten die het een
eenparige cirkelbeweging laten uitvoeren. De snelheid in de getekende situatie staat loodrecht op het vlak van
tekening.

De versnelling die nodig is om een cirkelbeweging met de straal r en met de baansnelheid v af te leggen, is:
v2
ac
r
of
ac Z 2r
v
met de hoeksnelheid Z .
r
Er is een middelpuntzoekende kracht vereist

mv 2
Fc
r
of
Fc mZ 2 r

Het vrije-lichaamsdiagram van een stoeltje in een zweefmolen laat twee krachten zien: de zwaartekracht
verticaal omlaag en schuin omhoog de spankracht in de kabel. De resulterende kracht heeft op elk punt van de
horizontale cirkelbaan dezelfde grootte en is steeds naar het middelpunt gericht. De resulterende kracht hoort
niet in het vrije-lichaamsdiagram.

Studentensupport.nl freE-Learning www.studentensupport.nl


In samenwerking met Selexyz.nl
60
Natuurkundeboek B Krachten en beweging in 2 deminsies

3.3 Moment en rotatie


Tot nu toe is er van uitgegaan dat een (resulterende) kracht alleen tot een verplaatsing leidt. Daarbij wordt een
lichaam als een punt beschouwd en wordt aangenomen dat elke kracht op dit punt wordt uitgeoefend. Bij
uitgebreide lichamen is dit echter niet geoorloofd. Ze kunnen om een bepaald punt (massamiddelpunt) draaien en
daarom is het belangrijk te letten op de werklijn van een kracht ten opzichte van dit draaipunt.
De rotatie van een uitgebreid lichaam wordt veroorzaakt door een moment.

Krachtmoment
G G G
Het moment van een kracht is het uitproduct van de arm r en de kracht F . Hierin is r de vector vanuit het
G
draaipunt naar het aangrijpingspunt van F . In tegenstelling tot wat meestal in het vwo geleerd wordt is de arm
niet per definitie de kortste afstand d van het draaipunt tot de werklijn.

F
G D

G
r

Figuur 29 Krachtmoment

Hoe ga je te werk?

ƒ Verschuif de vectoren langs hun werklijnen tot ze hetzelfde beginpunt hebben.


G G
ƒ Draai r over de kleinste hoek naar F ; krom de vingers van de rechterhand in deze richting. De duim
G G
geeft de richting van de krachtmomentvector M . In de tekening is de richting van M uit het blad naar je
toe. Volgens afspraak is deze draairichting positief.
ƒ In tegenstelling tot de volgorde die in het vwo gebruikelijk is schrijf je niet M=Fr maar

G G G
M r uF

ƒ De uitkomst is M rF sin D dF .

Van een kracht parallel aan de arm is het moment gelijk aan 0.

Studentensupport.nl freE-Learning www.studentensupport.nl


In samenwerking met Selexyz.nl
61
Natuurkundeboek B Krachten en beweging in 2 deminsies

Evenwichtsvoorwaarden
De snelheid en de rotatie van een lichaam veranderen niet als aan twee voorwaarden is voldaan:

G
¦F 0
G
¦M 0

Je noemt dit de evenwichtsvoorwaarden.Dus, als deze voorwaarden gelden, dan


- blijft een lichaam in rust, als het al in rust was;
- blijft het lichaam in een eenparige rechtlijnige beweging.

Vrije-lichaamsdiagram voor een uitgebreid lichaam


Eerder is opgemerkt dat bij uitgebreide lichamen krachten niet evenwijdig aan hun werklijn mogen worden
verschoven. Dan verandert immers het moment. Dit betekent dat in het vrije-lichaamsdiagram van een uitgebreid
lichaam ook een draai- of kantelpunt moet worden aangegeven en de arm van elke kracht.

Geef het lichaam weer door middel van een zo eenvoudig mogelijke figuur. Vaak volstaat een lijnstuk.
Bijvoorbeeld een horizontale balk die in twee punten wordt ondersteund:
Klik voor meer informatie

Studentensupport.nl freE-Learning www.studentensupport.nl


In samenwerking met Selexyz.nl
62
Natuurkundeboek B Krachten en beweging in 2 deminsies

y
FN1 FN2

Z
x
r1 r2

mg

Figuur 30 Vrije-lichaamsdiagram van een horizontale balk

Soms is een rechthoek of een andere tweedimensionale figuur nodig. Bijvoorbeeld een deur die op twee
scharnieren S1 en S2 in een kozijn hangt:

S2

S1 x

mg

Figuur 31 Deur

3.4 Bewegingen in 2 dimensies

Parametervoorstelling
De beweging van een lichaam in twee dimensies kan men beschrijven met een baanvergelijking. Die drukt het
verband tussen de coördinaten uit. Voor een cirkelbeweging zou dit de vergelijking ( x  a ) 2  ( y  b) 2 r2
kunnen zijn en voor een horizontale worp y k ( x  a) 2  b .

Studentensupport.nl freE-Learning www.studentensupport.nl


In samenwerking met Selexyz.nl
63
Natuurkundeboek B Krachten en beweging in 2 deminsies

r
b t=0

x
a

Figuur 32 Cirkelbaan

G
v0
x
G G
G s vx
g
G G
vy vt

Figuur 33 Horizontale worp

De baanvergelijking geeft geen informatie over het tijdstip waarop het lichaam zich in een bepaald punt bevindt.
Daarom beschrijf je de beweging liever in de vorm van een parametervoorstelling. Dit houdt in dat je de x- en de
y-coördinaat afzonderlijk beschrijft als functie van dezelfde parameter t:

xt f (t )
yt g (t )

Ontbinden in componenten
K G G G G
Grootheden als verplaatsing 'x , snelheid v , versnelling a , kracht F en impuls p zijn vectorgrootheden en
kunnen in componenten langs de x- en de y-as worden ontbonden. Deze componenten zijn onafhankelijk van
elkaar. Zie hoofdstuk II.3 over vectoren voor uitleg over het ontbinden in componenten.

De onafhankelijkheid van de componenten maakt het ook mogelijk het assenstelsel zo te kiezen dat langs elk van
de assen een herkenbare - en vooral gemakkelijk oplosbare - bewegingsvergelijking ontstaat. Op deze manier

Studentensupport.nl freE-Learning www.studentensupport.nl


In samenwerking met Selexyz.nl
64
Natuurkundeboek B Krachten en beweging in 2 deminsies

krijg je bij een tweedimensionale beweging twee onafhankelijke eendimensionale BV’s, waarvan een aantal in
het vorige hoofdstuk beschreven zijn.

Horizontale worp
De ‘horizontale worp’ is een eenvoudig voorbeeld van een beweging die tweeën kan worden gesplitst. Omdat de
valversnelling een rol speelt ligt het voor de hand een as verticaal te kiezen. Een horizontale beginsnelheid zoals
in de figuur is afgebeeld heeft geen component langs de verticale as en daarom geen invloed op de verticale
beweging. Onafhankelijk van elkaar vindt dus een versnelde beweging omlaag plaats en tegelijkertijd een
eenparige beweging naar rechts. Indien wrijving en andere krachten geen rol spelen is de parametervoorstelling
van de horizontale worp

xt v0 t  x0
yt 1
2
gt 2  y 0

Opmerkingen:
- Als het beginpunt als oorsprong wordt gekozen, dan zijn x0 en y0 gelijk aan nul.
- Als de y-as omhoog positief wordt genomen, dan zet je in de vergelijking voor yt het minteken.
- Als luchtweerstand een rol speelt, dan wordt de invloed daarvan afzonderlijk op elk van de bewegingen
in rekening gebracht.
Klik voor meer informatie

voor studenten
met weinig centen
bestel je studieboeken op selexyz.nl

je studie is al duur genoeg


Studentensupport.nl freE-Learning www.studentensupport.nl
In samenwerking met Selexyz.nl
65
Natuurkundeboek B Krachten en beweging in 2 deminsies

G
De verplaatsing s is de vector tussen de plaatsen op twee tijdstippen, dus tussen twee punten op de baan:
G G G
s 'x  'y

De snelheid langs de baan op een bepaald tijdstip is de vectorsom van de snelheden langs elke van de assen op
dit tijdstip:
G G G
vt vx  v y

Het berekenen van de lengte van een somvector en de hoek met de x-as wordt beschreven in hoofdstuk II-3.

Voorbeeld: weggeschoten munt


Een munt wordt met een beginsnelheid v0 van een gladde tafel geschoven en raakt de grond onder een hoek M.
De hoogte van de tafel is h. Druk M uit in v0 en h.
Neem de figuur ‘horizontale worp’ als uitgangspunt.
vy
Voor M geldt: tan M
vx
2h
Langs de y-as geldt h 1
2 gt 2 Ÿ t ,
g
dus v y gt Ÿ v y 2 gh
vy 2 gh 2 gh 2 gh
Met v x v0 is tan M 2
Ÿ M arctan 2
vx v0 v0 v0

Worp in willekeurige richting


Maakt de beginsnelheid een hoek D met de x-as, dan ontbinden we de snelheid in twee componenten:
v 0, x vo cos D en v 0, y vo sin D .

Daarmee worden de snelheid- en plaatsfuncties::


v x ,t vo cos D
xt v0 t cos D  x0
en
v y ,t gt  vo sin D
yt 1
2
gt 2  vo t sin D  y 0

Hier gelden dezelfde opmerkingen als bij de horizontale worp.

Studentensupport.nl freE-Learning www.studentensupport.nl


In samenwerking met Selexyz.nl
66
Natuurkundeboek B Krachten en beweging in 2 deminsies

Voorbeeld: basketballer
Een basketballer werpt een bal naar een medespeler op een afstand van 6 m. Uit videobeelden blijkt dat de bal
daar 0,8 s over doet. Het begin en eindpunt van de bal zijn op dezelfde hoogte. Bereken het hoogste punt van de
bal ten opzichte van zijn beginpunt.

Het begin en eindpunt zijn op gelijke hoogte. Dit betekent: 'y t 0


yt  gt  v0 y t  y 0
1
2
2
Ÿ 'y t  gt  v0 y t
1
2
2
( gt  v0 y )t
1
2

Uit 'y t 0 volgt  12 gt  v0 y 0


1
v0 y 2 gt 4

In het hoogste punt is v y ,t 0.


Daarmee leidt v y ,t v0 y  gt tot: 0 4  10t Ÿ t 0,4

Invullen van t en v0y in 'y t 12 gt 2  v 0 y t geeft 'y t 12 ˜ 10 ˜ 0,4 2  4 ˜ 0,4 0,8
Het hoogste punt ligt 0,80 m hoger dan het begin en eindpunt.

Cirkelbeweging
Een cirkelbeweging kan worden voorgesteld door de parametervoorstelling::

xt a  r cos Zt
yt b  r sin Zt

Hierin is Z de hoeksnelheid. De straal r noemt men ook wel amplitude.

De beweging is periodiek met T als de periode of omlooptijd en met f als de frequentie. Met behulp van
vT 2 r is gemakkelijk in te zien dat:

2
Z 2f
T

Voorbeeld: polaire satellieten


Rond de aarde cirkelt een aantal satellieten in banen over de noord- en de zuidpool. Deze polaire banen hebben
een periode van ongeveer 1,5 uur. Wat is de straal van deze banen?

Studentensupport.nl freE-Learning www.studentensupport.nl


In samenwerking met Selexyz.nl
67
Natuurkundeboek B Krachten en beweging in 2 deminsies

Aanpak:
2S
De hoeksnelheid voor deze beweging is Z (rad)s-1.
1,5 ˜ 3600
De versnelling die is vereist, is a c Z 2r .
De versnelling wordt geleverd door de gravitatie:

M
gr G
r2

Hierin is G de constante van Newton en M de massa van de aarde. De waarde van beide kan in de tabellen
worden opgezocht. Gelijkstellen van beide uitdrukkingen voor de versnelling geeft:

Z 2r 3 GM

Hieruit kan r als de enige onbekende worden opgelost.


Klik voor meer informatie

Studentensupport.nl freE-Learning www.studentensupport.nl


In samenwerking met Selexyz.nl
68
Natuurkundeboek B Krachten en beweging in 2 deminsies

Voorbeeld: afbuiging van elektronen in een magnetische veld


Neem aan dat ten gevolge van een spanningsverschil elektronen een snelheid van 3.106 ms-1 in westelijke
richting krijgen. Welk effect heeft het aardmagnetische veld op de elektronen? De inclinatie van het
aardmagnetisch veld is 500 en de sterkte 4.10-5 T.

G G
-e( v u B )

G
v o
50
G
B
G G
vuB

Figuur 34 Afbuiging in aardmagnetisch veld

Uitwerking:
Het aardmagnetisch veld veroorzaakt een Lorentz-kracht op elk elektron
G G G
FL e (v u B)
G G
en die ligt –net als vector B - in het verticale vlak loodrecht op de snelheid v.

G G G G
ƒ Bepaal eerst de richting van (v u B ) met de rechterhandregel. De vector v u B staat loodrecht op het vlak
G G
door v en B , dat 500 is gekanteld ten opzichte van het horizontale vlak.
ƒ Bepaal de richting van de Lorentz-kracht. Omdat elektronen een negatieve lading hebben is die
G G G
tegengesteld aan de richting van (v u B ) : FL maakt een hoek van 400 omhoog met de horizontaal naar
het Noorden.
ƒ De grootte is: FL qvB sin D , met D 90 0
Dus FL 1,6.10 19 ˜ 3.10 6 ˜ 4.10 5 ˜ sin 90 0 2.10 17 N , waaruit de versnelling kan worden
berekend.
mv 9,1.10 31 ˜ 3.10 6
De afbuigingsstraal is: r 4.10 1 m.
Bq 4.10 5 ˜ 1,6.10 19

Studentensupport.nl freE-Learning www.studentensupport.nl


In samenwerking met Selexyz.nl
69
Natuurkundeboek B Rekenen

II Wiskunde

1 . Rekenen
1.1 Breuken

Optellen, aftrekken
Breuken optellen of van elkaar aftrekken kan alleen als ze gelijknamig zijn. Optellen en aftrekken
gebeurt met de tellers.
a c 1 1 1 ac 2 3 1
 a˜ c˜ (a  c) ˜  
b b b b b b b b b

Gelijknamig maken
De waarde van een breuk verandert niet als hij met 1 wordt vermenigvuldigd.
En 1 kan worden geschreven als een breuk met de andere noemer:
a c ad bc ad  bc 2 1 8 3 11
   
b d bd bd bd 3 4 12 12 12

Splitsen
Tellers kunnen worden gesplitst, noemers niet.
ab a b 1 1 1 1 5
 maar niet: z 
cd cd cd 23 5 2 3 6

Vermenigvuldigen, delen
Het vermenigvuldigen en het delen van een breuk is een operatie die op de teller wordt toegepast.
Verschijnt in de teller een breuk, dan vereenvoudig je het geheel met een nieuwe noemer.

a 1 a˜ 1 a 2 1 2
˜ c ˜
b c b (bc) 7 3 21
a
a c a 2 2
yc y3
b b (bc) 7 21

1
Bedenk dat bij het delen door een breuk geldt { n.
1
n

Studentensupport.nl freE-Learning www.studentensupport.nl


In samenwerking met Selexyz.nl
70
Natuurkundeboek B Rekenen

Immers, 1 moet gelijk zijn aan 3 ‘derde’, of 10 ‘tiende’ delen, etc. Vandaar de veelgebruikte
geheugensteun: ‘delen door een breuk is vermenigvuldigen met het omgekeerde’:
a c ad 2 1 2 3 6
y y ˜
b d bc 7 3 7 1 7

1.2 Haakjes wegwerken

Haakjes
Haakjes maken duidelijk welke termen van een uitdrukking wel vermenigvuldigd moeten worden
en welke niet:
a ˜ (b  c )  d ab  ac  d
( a  b)(c  d ) ac  ad  bc  bd

Bijzondere producten

( a  b) ˜ ( a  b) a 2  2ab  b 2
( a  b) ˜ ( a  b) a 2  2ab  b 2
( a  b) ˜ ( a  b) a2  b2
Klik voor meer informatie

Studentensupport.nl freE-Learning www.studentensupport.nl


In samenwerking met Selexyz.nl
71
Natuurkundeboek B Rekenen

1.3 Wortels
Een wortel ontstaat uit een machtsfunctie. Zie subparagraaf 4: machten.

Rekenregels
Het splitsen van wortels is alleen geoorloofd bij producten en quotiënten. Voor het
vereenvoudigen van wortels gebruikt men vaak de volgende regels:

a ˜b a˜ b
a a
b b
pq
a a p ˜ aq
m
a mp ap

1.4 Machten

Definitie
Bij machtsverheffen wordt een grondtal a herhaaldelijk met ditzelfde getal a vermenigvuldigd.
De machtsfunctie wordt geschreven als y a r . Hierin is a het grondtal en r de exponent. We
onderscheiden 3 domeinen voor r:

Met r ! 1 is y een groeifunctie van de graad r:


a0 1 0de graad 10 0 1
1 ste 1
a a 1 graad 10 10
a r
a ˜ a ˜! ˜ a r de
graad 10 r
10 ˜ 10 ˜ ! ˜ 10 100 ! 0

Met 0  r  1 is y een wortelfunctie:


1 m
a2 a a2 am
1 m

a3 3
a an n
am
1 n
n
an n
a an an 1

Studentensupport.nl freE-Learning www.studentensupport.nl


In samenwerking met Selexyz.nl
72
Natuurkundeboek B Rekenen

Met r  0 geeft het negatieve teken aan dat y een breuk is en bepaalt de absolute waarde van r of
de noemer een groeifunctie dan wel een wortelfunctie is:
1
a 1 graad -1
a
1 1 1 1
a r ˜ ˜!˜ graad -r
a a a ar

Rekenregels

an ˜ am a nm 10 2 ˜ 10 3 10 1
an y am a nm 10 2 y 10  3 10 5
a p ˜bp ab p 10 2 ˜ 10 2 100 2
an
m
(a n ) m a m˜n (10 2 ) 3 10 6
1
m

a n n
a m 92 9 3
3
Merk op dat 10 ( 2 )
10 8 .

Wetenschappelijke notatie
Volgens de regels van de wetenschappelijke notatie bestaat de getalwaarde van een grootheid uit
2 delen:
- een getal met alle significante cijfers,
- een macht van 10.
Achter de getalwaarde hoort de eenheid van de betreffende grootheid. De macht van 10 wordt
vervangen door voorvoegsel uit de tabel achterin. Equivalent is:
1386 m
1,386 ˜ 10 6 ˜ 10 3 m = 1,386 ˜ 10 6 mm.

Voordat je grootheden kunt optellen of aftrekken moeten ze eerst in dezelfde grootteorde worden
uitgedrukt. Bijvoorbeeld:
Verplaatsing 1 = 1,386 km
Verplaatsing 2 = 114 m in dezelfde richting
De totale verplaatsing 1,386 km + 0,114 km = 1,500 km

Scheid bij het bereken van producten en quotiënten de significante getallen van de machten van
10, het bespaart werk door de machten apart (uit het hoofd) te berekenen.
9,24 ˜ 105 u 3,6 ˜ 103 9,24 u 3,6 105 u 103
˜
2,8 ˜ 104 u 7,5 ˜ 102 2,8 u 7,5 104 u 102

Studentensupport.nl freE-Learning www.studentensupport.nl


In samenwerking met Selexyz.nl
73
Natuurkundeboek B Rekenen

105 u 103
waarin 105  3 4  2 10  4
104 u 102

1.5 Logaritmes

Definitie
Elk positief reëel getal b kan geschreven worden als een macht van een ander getal a .
De exponent r bij die macht heet de r-logaritme van b. Als het grondtal 10 is, dan wordt de 10
niet genoemd.

b ar 100 10 2 2 10
log 100 log 100
a 3 2
r logb 8 2 3 log 8
a a n a
log a 1 log a n log 1 0
Klik voor meer informatie

Studentensupport.nl freE-Learning www.studentensupport.nl


In samenwerking met Selexyz.nl
74
Natuurkundeboek B Rekenen

Rekenregels
De regels voor het rekenen met logaritmes corresponderen met de regels voor machten.

a
log(b ˜ c) a
log b a log c log(10 3 ˜10 2 ) 3 2 5
3
b 10
a
log( ) a log b  a log c log( ) 3 2 1
c 10 2
a
log b m m˜ a log b log 10 6 3˜ log 10 2

1.6 e-machten en natuurlijke logaritmes

Definities e en ln
Een e-macht is een macht met het grondtal:

e 2,71828 ...
x 2 x3
ex 1 x    ....
2! 3!

met x  1 . Het symbool ‘3!’ staat voor ‘3 faculteit’, dit is het cumulatieve product van alle
natuurlijke getallen d 3. Dus 3! 1 ˜ 2 ˜ 3 6 . Door het differentiëren van de reeks naar x
ontstaat de reeks opnieuw, ofwel de afgeleide van e x is e x :
de x
ex .
dx

De logaritme met het grondtal e noemt men de natuurlijke logaritme, met notatie ‘ln’:

a ex Ÿ x ln a

Rekenregels
Voor e-machten en natuurlijke logaritmes gelden dezelfde regels als voor andere machten en
logaritmes. Bijzonderheden zijn:

ln x ln 10 ˜ log x
ln x ln a˜ a log x
ln e 1 en ln 1 0

Studentensupport.nl freE-Learning www.studentensupport.nl


In samenwerking met Selexyz.nl
75
Natuurkundeboek B Rekenen

1.7 Meetkunde

Gelijke en complementaire hoeken

180- 
D3
D2
D1

Figuur 35 F- en Z-hoeken

Als een recht lijn twee evenwijdige lijnen snijdt, dan zijn:

* D1 D2 Deze noemt men F-hoeken omdat ze zijn ingesloten door de staande en de


liggende lijnen van de F (in de figuur is F gedraaid en gespiegeld). Ze vallen na
verschuiving over elkaar.
* D1 D3 Deze noemt men Z-hoeken omdat ze overeenkomen met de bij een Z gevormde
scherpe hoeken. Ze vallen na 1800 draaien over elkaar.
*D 2 D3 Bij twee snijdende lijnen zijn de tegenover elkaar liggende hoeken gelijk.

De naast elkaar liggende hoeken bij twee snijdende lijnen zijn complementair (samen 180o).

Hoeken en zijden in een driehoek

+

b a

 
c

Figuur 36 Hoeken en zijden van een driehoek

Studentensupport.nl freE-Learning www.studentensupport.nl


In samenwerking met Selexyz.nl
76
Natuurkundeboek B Rekenen

In een driehoek is de som van de drie hoeken gelijk aan 180o


en verder geldt:
a b c
sin D sin E sin J

a2 b 2  c 2  2bc ˜ cos D
b2 a 2  c 2  2ac ˜ cos E
c2 a 2  b 2  2ab ˜ cos J
(Zie §8 voor sinus en cosinus.)

Bij een rechthoekige driehoek vervalt de derde term en gaan de vergelijkingen over in de stelling
van Pythagoras:
a2 b2  c2
Klik voor meer informatie

Studentensupport.nl freE-Learning www.studentensupport.nl


In samenwerking met Selexyz.nl
77
Natuurkundeboek B Rekenen

Basis en hoogte van een driehoek

h
a

Figuur 37 Basis en hoogtelijn in een driehoek

De basis en de hoogte van een driehoek hangen met elkaar samen. Men kan elke zijde als basis
kiezen. Is de zijde a de basis, dan is de hoogte de lengte van de loodlijn h die op a is neergelaten
uit de overstaande hoek.

De normaal
De loodlijn door een punt op een oppervlak noemt men de normaal. Is het oppervlak een vlak met
een rechthoekig assenstelsel x en y, dan staat de normaal loodrecht op beide assen. Bij een
gekromd oppervlak staat de normaal loodrecht op het raakvlak. De normaal in een punt op een
bol is de rechte door dit punt en het middelpunt van de bol.

Oppervlakte- en inhoudsformules
Tabel 3 Formules voor oppervlakten en inhouden
b=basis, h=hoogte en r=straal

Oppervlak
Driehoek ½bh
Parallellogram Bh
Cirkel r2
Bol 4r2
Cilindermantel 2rh (zonder grondvlakken)
Inhoud
Bol 4/3 r3
Cilinder r2h
Kegel  r2h
Piramide .grondoppervlak.h
.

Studentensupport.nl freE-Learning www.studentensupport.nl


In samenwerking met Selexyz.nl
78
Natuurkundeboek B Rekenen

1.8 Goniometrische functies


y

/2

r.sin P

r a
bg

  0 x
b

3/2 r.cos

Figuur 38 Goniometrische begrippen in een cirkel

Definitie sinus, cosinus, tangens


In de figuur is de rechthoekige driehoek met de zijden r, a en b en de hoek  getekend. De hoek
wordt gemeten ten opzicht van de positieve x-as, tegen de wijzers van de klok. Het deel van de
cirkel voor 0 d D  90 0 noemt men het 1ste kwadrant. Er geldt:

a
sin D
r
b
cos D
r
a
tan D
b

Een geheugensteun voor deze definities is het anagram soscastoa: Sinus = Overstaand/Schuin;
Cosinus = Aanliggend/Schuin; Tangens = Overstaand/Aanliggend.

Definitie arcsin, arctan


Terugrekenen van een waarde voor de sinus, cosinus of tangens naar de waarde van de hoek
gebeurt met de functies arcsinus, arccos en arctangens.

Studentensupport.nl freE-Learning www.studentensupport.nl


In samenwerking met Selexyz.nl
79
Natuurkundeboek B Rekenen

a b a
arcsin D arc cos D arctan D
r r b

a a
De functie arcsin betekent ‘de hoek waarvan de sinus is’.
r r
Voor arcsin en arctan wordt vaak sin-1 en tan-1 geschreven (het betekent dan bij uitzondering niet
1 1
of ). Correcter is: INV sin (inverse functie van sin).
sin tan

Parametervoorstelling van een cirkelbaan


De plaats van een punt P op een cirkel in het x,y-vlak kan men geven in de vorm van een
parametervoorstelling. Zie de figuur met de basiscirkel. Dit betekent dat de x- en de y-coördinaat
afzonderlijk worden uitgedrukt als functie van dezelfde (veranderlijke) parameter, bijvoorbeeld
de hoek :
xP D r ˜ cos D
yPD r ˜ sin D
Is  bekend, dan zijn ook de x- en de y-coördinaat bekend.
Klik voor meer informatie

Studentensupport.nl freE-Learning www.studentensupport.nl


In samenwerking met Selexyz.nl
80
Natuurkundeboek B Rekenen

Door de parameter te elimineren ontstaat een baanvergelijking in x, y en r.:

x2  y2 r2

Indien de x- en de y-coördinaat bekend zijn, volgen r en  uit:

r x 2p  y 2p
en
yp
D arctan
xp

Definitie radiaal
Een radiaal (symbool: rad) is de hoek a waarbij de lengte van de boog bgD gelijk is aan de
straal r . Omdat de omtrek van een cirkel 2r is, is

360 o 360 o
1 rad 57,32 o
2S 6,28
x
x graden ˜ 2S rad
360 0

In de figuur op de vorige pagina is:


bgD
D rad
r

Veelvoorkomende waarden van sinus en cosinus


. Tabel 4 Veelvoorkomende waarden van sin en cos

in graden 0o 30o 45o 60o 90o

In rad 0 /6 /4 /3 /2

Sin 0 ½ ½2=0,71 ½3=0,86 1

Cos 1 ½3=0,86 ½2=0,71 ½ 0

Studentensupport.nl freE-Learning www.studentensupport.nl


In samenwerking met Selexyz.nl
81
Natuurkundeboek B Rekenen

De grafieken van ya = sin a en ya = cos a


Indien we in de basiscirkel aan het begin van deze paragraaf de straal r gelijk aan 1 maken, dan
geven sin D en cos D de uitwijking van P ten opzicht van x-as en de y-as. Als functie van  zijn
dit de onderstaande grafieken.

0,5 sinus
cosinus
0,866
0
0,707
0 0,25 0,5 0,75 1 1,25 1,5 1,75 2
-0,707
-0,5 -0,866

-1

Figuur 39 Grafieken van sinus en cosinus; eenheid langs x-as is 2

Periodieke oplossingen
De sinus en cosinus zijn periodieke functie met periode 2 als de hoeken in radialen worden
uitgedrukt of met een periode van 3600 als dit in graden gebeurt. Uitgaande van een hoek in het
eerste kwadrant geldt:
als y1 sin D1 , dan is ook y1 sin(D1  2S ) en y1 sin((S  D1 )  2S )
als y1 cosD1 , dan is ook y1 cos(D1  2S ) en y1 cos(D1  2S )

Fase en gereduceerde fase


D rad D0
De fase drukt uit hoe vaak en hoe ver een periode verstreken is M of ,
2S rad 3600
De gereduceerde fase drukt uit hoe ver de laatste periode verstreken is: in de uitkomst voor 
worden alle cijfers voor de komma weggelaten.

Studentensupport.nl freE-Learning www.studentensupport.nl


In samenwerking met Selexyz.nl
82
Natuurkundeboek B Rekenen

Rekenregels
In de driehoek in het 1ste kwadrant is gemakkelijk te controleren dat:
sin(90 0  D ) cos D
cos(90  D )
0
sin D
sin 2 D  cos 2 D 1
sin D
tan D
cos D

Op grond van spiegeling ten opzichte van een van de assen of ten opzichte van de oorsprong geldt
voor hoeken in andere kwadranten:
sin(S  D ) sin D cos(S  D )  cos D
sin(S  D )  sin D cos(S  D )  cos D
sin( 2S  D ) sin( D ) cos(2S  D ) cos(D )
sin( D )  sin D cos(D ) cos D
Klik voor meer informatie

Studeren is al duur genoeg!


Daarom zorgt jouw studievereniging, samen met
NewBricks, voor studieboeken voor de laagste prijs èn
deze handige gratis uittreksels. Zeg nou zelf, je kan je
geld en tijd toch wel beter besteden...

Werkt jouw studievereniging nog niet


NewBricks

samen met NewBricks? Vraag nu
snel en vrijblijvend, meer informatie
aan op onze website!

Studentensupport.nl freE-Learning www.studentensupport.nl


In samenwerking met Selexyz.nl
83
Natuurkundeboek B Rekenen

Bijzondere relaties zijn:


ª1 º ª1 º
sin D r sin E 2 sin « (D r E )» cos « (D B E )»
¬2 ¼ ¬2 ¼
sin(D r E ) sin D cos E r cos D sin E
cos(a r E ) cos D cos E B sin D sin E
sin 2D 2 sin D cos D
cos 2D cos 2 D  sin 2 D
1 1  cos D
sin D
2 2
1 1  cos D
cos D
2 2

1.9 Oplossen van vergelijkingen


Het teken ‘=’ in een vergelijking betekent niet ‘er volgt een uitkomst’ maar drukt de gelijkheid
van het linkerdeel en het rechterdeel van de vergelijking uit. En die gelijkheid blijft gelden als je
links en rechts hetzelfde doet: met hetzelfde getal vermenigvuldigt, deelt, optelt of er op een
geoorloofde wijze een functie op toepast, zoals de logaritme nemen, tot een macht verheffen, een
sinuswaarde van neemt etc.

Een vergelijking met een onbekende


ƒ Werk de haakjes weg en maak termen waarin x (of een en
andere grootheid) de enige onbekende is.
ƒ Zet alle uitdrukkingen met x links van het = teken en zet de
overige rechts
ƒ Vereenvoudig opnieuw: maak 1 uitdrukking in x links van
het = teken en maak voor de rest 1 uitdrukking rechts van
het = teken. Pas links en rechts van het = teken zo nodig
een inverse of een andere functie toe.
ƒ Maak x vrij en bereken de waarde van x door links en rechts
van het = teken dezelfde functie toe te passen: wortels,
logaritme, macht, etc.

Kader 6 Werkwijze voor het oplossen van vergelijkingen

Studentensupport.nl freE-Learning www.studentensupport.nl


In samenwerking met Selexyz.nl
84
Natuurkundeboek B Rekenen

Voorbeeld 1:
1 7 3 3
Los x op uit  
3 x 1 7 x 1
7 3 3 1
 
x 1 x 1 7 3
73 9 7

x  1 21 21
4 2
x  1 21
x  1 21
4 2
4 ˜ 21
x 1 42 Ÿ x 43
2

Voorbeeld 2
Los x op uit 1,2 ˜ 10 3 10 2,3˜ x
is oplosbaar als a ! 0 )
x
(a b
2 , 3˜ x
10 1,2 ˜10 3

log(10 2 ,3˜ x ) log 1,2 ˜10 3


2,3 ˜ x (log 1,2 ˜10 3 )
x 1,3

Voorbeeld 3
Los x op uit log3 x  log2x 2,74
log 3  log x  log 2  log x 2,74
log( 2 ˜ 3)  2 log x 2,74
2 log x 2,74  log 6 1,96
log x 0,98
x 10 0, 98 9,55

Twee bijzonderheden bij het oplossen van een goniometrische functie zijn dat er – vanwege
symmetrie – twee oplossingen zijn en dat de oplossing periodiek zijn. Zie hiervoor paragraaf 8.

Studentensupport.nl freE-Learning www.studentensupport.nl


In samenwerking met Selexyz.nl
85
Natuurkundeboek B Rekenen

Voorbeeld 4
Los x op uit 1  2sin(3 x  4)
Voorwaarde oplossing:  1 d sin( 3 x  4) d 1
2,76

2,76  1
sin( 3 x  4) 0,88
2
3x  4 arcsin 0,88 1,08 rad
opl.1 :
3x  4 1,08 r n ˜ 2S
1,08  4 r n ˜ 2S
x 0,97 r n ˜ 23 S rad
3
opl.2 :
3x  4 S  1,08 r n ˜ 2S
S  1,08  4 r n ˜ 2S
x 0,64 r n ˜ 23 S rad
3
Klik voor meer informatie

Studentensupport.nl freE-Learning www.studentensupport.nl


In samenwerking met Selexyz.nl
86
Natuurkundeboek B Rekenen

Twee vergelijkingen met 2 onbekenden


Los x en y op uit: 2 x  3 y 16
3 x  4 y 14

Methode 1: door bewerking van coëfficiënten


2 x  3 y  16 0 (u3) ƒ schrijf beide vergelijkingen in de

3 x  4 y  14 0 (u2) vorm ax  by  c 0 onder elkaar


ƒ bewerk de vergelijkingen zodanig
dat één variabele, bijvoorbeeld x, in
6 x  9 y  48 0 beide vergelijkingen dezelfde
6 x  8 y  28 0 ( trek af) coëfficiënt krijgt. Dat lukt altijd als
alle termen van één vergelijking met
de coëfficiënt uit de andere
0  9 y  ( 8 y )  48  ( 28) 0 vergelijking wordt vermenigvuldigd.
3 (Als alle termen van dezelfde
17 y  20 0 Ÿ y 1 vergelijking met hetzelfde getal
17
worden vermenigvuldigd, verandert
dit niets aan de oplossing.)
3 ƒ
2 x  3 ˜1  16 0 trek de ene vergelijking van de
17 andere af
9 8 4 ƒ los y op
2 x 16  3 12 Ÿ x 6 ƒ vul y in één vergelijking in
17 17 17
ƒ los x op

Kader 7 Coëfficiëntenmethode

Studentensupport.nl freE-Learning www.studentensupport.nl


In samenwerking met Selexyz.nl
87
Natuurkundeboek B Rekenen

Methode 2: door substitutie


16  3 y ƒ ga uit van één vergelijking en
x druk één variabele (bijv. x) uit
2
in de andere
16  3 y
3˜  4 y 14 ƒ vul de uitdrukking voor x in in
2 de andere vergelijking. Er
48  9 y  2 ˜ 4 y 2 ˜14 ontstaat nu één vergelijking
 17 y  48  28 0 met één onbekende: y
ƒ los y op
17 y 20
3 ƒ vul y in in de eerder gevonden
y 1
17 uitdrukking voor x
ƒ los x op
9 8
16  3 12
17 17 4 Kader 8 Substitutiemethode
x 6
2 2 17

Tweedegraads graadsvergelijking
De algemene vorm van een 2de graadsvergelijking is:

yx ax 2  bx  c

Je kent hem misschien als abc-formule. Er zijn oplossingen voor y x 0 als voor de discriminant
geldt b 2  4ac t 0

 b r b 2  4ac
x1, 2
2a
b
De functie is symmetrisch om x  .
2a
Dit betekent dat de functie y x voor deze waarde van x een minimum (of een maximum) heeft:

b2
y max,min c
4a

Studentensupport.nl freE-Learning www.studentensupport.nl


In samenwerking met Selexyz.nl
88
Natuurkundeboek B Rekenen

b

50 2a
40

30

20

10

0
0 4 8 12 16 20
-10

-20

-30

Figuur 40 Kenmerken 2de graadsvergelijking


Klik voor meer informatie

voor studenten
met weinig centen
bestel je studieboeken op selexyz.nl

je studie is al duur genoeg


Studentensupport.nl freE-Learning www.studentensupport.nl
In samenwerking met Selexyz.nl
89
Natuurkundeboek B Rekenen

Voorbeeld 1
Los x op uit x 2  16 x  40 0

 (16) r (16) 2  4 ˜ 1 ˜ 40
x1, 2
2

16 r 256  160
8 r 24
2

x1 12,9
x2 3,1

Voorbeeld 2: verticale worp omhoog


Een voorwerp wordt vanaf een hoogte x 5 m met een snelheid v 10 ms -1 omhoog gegooid.
Neem g 10 ms -2 . Op welk tijdstip en hoe hoog bereikt het zijn top?
1 2
yt gt  v 0 t  x 0
2
Omhoog is positief, dus g 10 ms -2 en y t 5t 2  10t  5
b 10
Het hoogste punt wordt bereikt als t   1s
2a 2 ˜ (5)
b2 10 2
Dan is y max c 5 10 m
4a 4 ˜ (5)

1.10 Benaderingen
Bij producten
Als a en b beide groter zijn dan 1 en als b  a , dan is zeker ook b 2  a 2 .
In de bijzondere producten in subsectie 2b wordt b 2 dan vaak verwaarloosd:
(a  b) ˜ (a  b) # a 2  2ab
( a  b) ˜ ( a  b ) # a 2
Bijvoorbeeld: 5,8 u 5,8 (6  0,2)(6  0,2) 6 2  2 ˜ 0,2  .. # 35,6 (fout = 0,04)

Bij machten
Een vergelijkbare benadering als hierboven wordt ook bij hogere machten toegepast, zoals in
uitdrukkingen die geschreven kunnen worden als

Studentensupport.nl freE-Learning www.studentensupport.nl


In samenwerking met Selexyz.nl
90
Natuurkundeboek B Rekenen

a ˜ 1  x
r

a ˜ 1  x
r

Als x klein genoeg is ten opzichte van 1, dan worden de 2de en hogere machten van x worden
vaak verwaarloosd. Veel gebruikte benaderingen zijn:
(1  x) r # 1  rx
(1  x) r # 1  rx
1
1  x r # 1  rx
(1  x) r
1
1  x r # 1  rx
(1  x) r

Bij kleine hoeken


In de wiskunde worden de functies sin en cos met de reeksen benaderd:
D3 D5
sin D D   ...
3! 5!
D2 D4
cos D 1   ...
2! 4!

Hieruit volgt voor kleine D (in radialen):


sin D # D
cosD # 1
tan D # D
In veel gevallen is de eerste benadering voor hoeken tot 150 nog acceptabel.

r
b l

c

Figuur 41 Benadering bij kleine hoeken

Bekijken we een deel van een cirkel met straal r en de booglengte l. Daarin wordt de rechthoekige
driehoek met rechthoekszijden b en c ingesloten. Bij kleine hoeken D gelden b # l en c # r .

Studentensupport.nl freE-Learning www.studentensupport.nl


In samenwerking met Selexyz.nl
91
Natuurkundeboek B Differentiëren, integreren, differentiaalvergelijkingen

2. Differentiëren, integreren,
differentiaalvergelijkingen

2.1 Functies
Een natuurkundige grootheid g kan uitgedrukt worden als een wiskundige functie f van een
variabele, bijvoorbeeld g f (t ) . De functie f drukt uit dat er voor elke mogelijke waarde van
variabele t één (ondubbelzinnige) waarde van f(t) is. Indien dit alleen maar geldt voor een eindig
interval, dan wordt dit interval bij de functie gegeven, bijvoorbeeld: t t 0 of t  N .
Het interval noemt men het domein van de functie, de verzameling van de mogelijke
functiewaarden f(t) heet het bereik. Men noemt f(t) de afhankelijke variabele en t de
onafhankelijke variabele.

we houden
Klik voor meer informatie

contact
Optimaal online samenwerken met SURFgroepen

SURFgroepen is een complete online samenwerkingsomgeving met


documentopslag, Instant Messaging en videoconferencing. Werk in
een Teamsite samen met collega’s uit een afdeling, leden van een
projectgroep of docenten en studenten rond een specifieke cursus.
Sla je bestanden online op, deel takenlijsten, afbeeldingen en een
gezamenlijke agenda. Verder kun je zien wie online is en direct
chatten. In een virtuele vergaderkamer kun je elkaar zelfs horen
en zien. Naast de Teamsite krijg je de beschikking over een MySite.
Hier kun je persoonlijke documenten beheren.

SURFgroepen is een product van SURFnet en een onderdeel van


de SURFnet-licentie van je instelling. Daarmee kun je direct aan
de slag en zijn voor jou aan het gebruik geen kosten verbonden. www.surfgroepen.nl

Studentensupport.nl freE-Learning www.studentensupport.nl


In samenwerking met Selexyz.nl
92
Natuurkundeboek B Differentiëren, integreren, differentiaalvergelijkingen

Symbolen
In de wiskunde op school werden bijna altijd y en x voor de afhankelijke en onafhankelijke
variabelen gebruikt. In de natuurkunde is dat niet gebruikelijk. Daar wordt gewerkt met veel
verschillende grootheden en om die uit elkaar te houden hebben ze vaste symbolen. Een lijst met
symbolen van basisgrootheden staat achter in dit boek. De tijd heeft als onafhankelijke variabele
altijd het symbool t . Voor de plaats in een rechthoekig assenstelsel gebruikt men x, y en z voor de
coördinaten. In de plaats-tijdfunctie is x de afhankelijke variabele.
Het symboolgebruik bij natuurkunde is hoofdlettergevoelig. De temperatuur is altijd hoofdletter
T.

Meerdere variabelen
De grootheid g kan afhankelijk zijn van meerdere variabelen, bijvoorbeeld t en x en m of nog
andere. Men schrijft dan g f t , x, m of g t , x ,m , eventueel met de bijbehorende domeinen.
Bijvoorbeeld, bij golven op een wateroppervlak is de uitwijking u zowel van de plaats als van de
tijd afhankelijk, dus u(x,t). En dat geldt ook voor de temperatuurverdeling in een muur als aan één
kant de temperatuur verandert, dus T(x,t).

Limiet
De functie f (t ) heeft voor t t1 een limiet L wil zeggen: f(t) nadert naar L als t nadert naar t1 .
Dit wordt geschreven als:
lim f t L
t ot1

Wiskundig gezien betekent dit dat we f(t) zo dicht bij L kunnen laten komen als we willen door t
maar dicht genoeg bij, maar ongelijk aan, t1 te kiezen.
Merk op dat dit in de natuur niet realistisch is. De natuur is eindig. Het heeft in de natuurkunde
geen betekenis om te praten over afstanden kleiner dan 10-35 m of tijdsverschillen kleiner dan 10-
43
s.

2.2 Differentiëren, afgeleide

Afgeleide, differentiaalquotiënt
De afgeleide of het differentiaalquotiënt van een functie f(t) in het punt t=T is gedefinieerd als de
'f
limiet van het differentiequotiënt als 't o 0 :
't

Studentensupport.nl freE-Learning www.studentensupport.nl


In samenwerking met Selexyz.nl
93
Natuurkundeboek B Differentiëren, integreren, differentiaalvergelijkingen

df (t ) ª f (T  't )  f (T ) º
lim « »¼
dt t T
't o 0
¬ 't

In de grafiek van f(t) is de afgeleide van f in het punt T de richtingscoëfficiënt van de raaklijn in
het punt T. De afgeleide geeft aan hoe de waarde van een functie verandert in de buurt van een
bepaalde waarde van de onafhankelijke variabele.
f (t )

f T  't

'f
fT
't

t
T
Figuur 42 De grootheid g = f(t) tegen t

'f
Merk op dat een breuk is. Voor het differentiaalquotiënt geldt dit niet en daarom nadert die
't
niet naar oneindig als 't o 0 . Het ontstaat door het uitvoeren van een operatie op de functie en
niet door het delen van twee grootheden df en dt. Om dit operatiekarakter te benadrukken wordt
d
deze notatie gebruikt f (t ) .
dt

Afgeleide functie, differentiëren


De afgeleide functie (ook gewoon afgeleide genaamd) is de verzameling differentiaalquotiënten
voor alle waarden van variabele t. Het is een nieuwe functie. Het bepalen van deze afgeleide
functie heet differentiëren. De afgeleide van een functie f kan genoteerd worden met behulp van
een accent:
df d
f' f (t )
dt dt

Studentensupport.nl freE-Learning www.studentensupport.nl


In samenwerking met Selexyz.nl
94
Natuurkundeboek B Differentiëren, integreren, differentiaalvergelijkingen

Puntnotatie
Nadeel hiervan is dat je er niet aan kunt zien wat de variabele is. Omdat we in de natuurkunde
werken met zoveel verschillende variabelen, is dat onhandig. Alleen als de variabele de tijd is
(altijd weergegeven door de letter t), dan gebruiken we de punt notatie:
df d2 f
f 
f
dt dt 2

Door herhaaldelijk te differentiëren kunnen hogere afgeleiden verkregen worden, de tweede


afgeleide van f(t) is bijvoorbeeld:

d2 f d df d  
f f
dt 2 dt dt dt

Partieel differentiëren
Een grootheid kan van meer dan 1 variabele afhangen, bijvoorbeeld f(t,x). (staat er al eerder)
Hierdoor zijn in één punt meerdere afgeleiden mogelijk. De functie f(t,x) kan dan partieel, dat wil
zeggen naar één van de variabelen, worden gedifferentieerd. Daarbij behandelt men t als een
constante als de afgeleide naar x wordt bepaald en x als een constante bij het bepalen van de
afgeleide naar t.
Klik voor meer informatie

Studentensupport.nl freE-Learning www.studentensupport.nl


In samenwerking met Selexyz.nl
95
Natuurkundeboek B Differentiëren, integreren, differentiaalvergelijkingen

Partiële afgeleiden worden geschreven met speciale tekens, de kromme d’s ( w, niet G ):

w ( xt 2 ) w ( xt 2 )
t2 en 2 xt .
wx wt

Regels voor differentiëren


Voor het nemen van een afgeleide van een functie bestaan eenvoudige regels, die we zonder
afleiding geven. Als f en h twee functies zijn met dezelfde variabele t en als c een constante is,
geldt voor het differentiëren van
d df dh
een som, verschil cf r h c r
dt dt dt
d df dh
een product cfh c h  cf
dt dt dt
dh df
f  h
d § f · dt dt
een quotiënt ¨ ¸
dt © h ¹ h2

Kettingregel
Belangrijk is ook de kettingregel:
Als f een kettingfunctie is: f(t)=f(h(t)), dan geldt voor de afgeleide:

d df (h) dh(t )
f (t )
dt dh dt


d 1 x
2
d 1  x 2 1  x
d 1 x
2
 12 1 x
d 1  x
1
Bijvoorbeeld 2
x
dx dx x

Studentensupport.nl freE-Learning www.studentensupport.nl


In samenwerking met Selexyz.nl
96
Natuurkundeboek B Differentiëren, integreren, differentiaalvergelijkingen

2.3 Integreren, primitieve


De primitieve functie (ook gewoon primitieve genaamd) is in zekere zin het omgekeerde van de
afgeleide. De primitieve van f(t) geven we aan met F(t). Als men F(t) differentieert, dan is f(t)
daarvan de afgeleide. Bijvoorbeeld:

f (t ) cos t heeft als primitieve: F (t ) sin t  C

Integreren is het bepalen van de primitieve van een functie.


De primitieve functie noemt men ook de onbepaalde integraal:

F (t ) ³ f (t )dt

Integratieconstante
In de primitieve is C de integratieconstante. Voor elke waarde van C is de afgeleide van F(t)
gelijk aan f(t), omdat de afgeleide van een constante gelijk aan 0 is. Deze constante is dus nodig
om de volledige verzameling primitieve functies weer te geven met dezelfde afgeleide f(t). In een
bepaalde situatie moet/mag C zodanig gekozen worden dat dit bij de situatie past door
bijvoorbeeld een beginwaarde vast te leggen.
Bijvoorbeeld, bij een snelheidsfunctie

vt f (t ) gt  v0
is de primitieve
xt F (t ) 1
2 gt 2  v0t  C

Het ligt voor de hand C in overeenstemming te brengen met de waarde van x op t=0: C=x0.

Integraal als oppervlak


In het vwo heb je een integraal als een oppervlak leren kennen. In het diagram met de grafiek van
f t is ‘het oppervlak onder de grafiek’ voor het interval 't gelijk aan de integraal van de functie
over dit interval:

f gem 't ³ f dt
't
t

Studentensupport.nl freE-Learning www.studentensupport.nl


In samenwerking met Selexyz.nl
97
Natuurkundeboek B Differentiëren, integreren, differentiaalvergelijkingen

fgem ft

t
Figuur 43 Integraal als oppervlak

Let op dat de eenheid van ‘het oppervlak’ hier niet m2 is, maar dat die volgt uit het product van de
afhankelijke en de onafhankelijke variabele.

In diverse onderdelen van de natuurkunde komen naast integralen over een interval (1 dimensie)
ook integralen over een oppervlak (2 dimensies) voor, of over een ruimtelijk gebied (3
dimensies). Het idee van de integraal als een ‘oppervlak’ moet je dan loslaten.

Een bepaalde integraal berekenen


Een integraal die begrensd is door een bepaald domein heet een bepaalde integraal. Indien van
f(t) het functievoorschrift bekend is, dan vindt men de bepaalde integraal door de primitieve
functie op te stellen en het verschil te berekenen tussen de eindwaarde en de beginwaarde van
deze primitieve:

t2

³ f (t )dt
t
F (t ) t2 F (t2 )  F (t1 )
1
t1

Bijvoorbeeld:
3 3
³
1
x 2 dx 1
3 x3 |
1
9  13 8 23
Achter de primitieve geeft een verticale streep aan dat het verschil moet worden berekend tussen
het einde van het domein (boven) en het begin (onder).

Het afleiden van de primitieve uit het functievoorschrift heb je vaak nodig bij het oplossen van
een belangrijk type vergelijkingen: de differentiaalvergelijkingen.

Studentensupport.nl freE-Learning www.studentensupport.nl


In samenwerking met Selexyz.nl
98
Natuurkundeboek B Differentiëren, integreren, differentiaalvergelijkingen

2.4 Lijst met afgeleiden en primitieven


Tabel 5 Lijst van afgeleiden en primitieven
Afgeleide Functie Primitieve
0 0 C
0 a at + C
1 n 1
nt n 1 tn t (n z 1) + C
n 1
1 1
t2 t ln | t | + C
1
ln t t ln t  t t ! 0 + C
t
1 at
ae at e at e +C
a
1
a cos at sin at  cos at + C
a
1
 a sin at cos at sin at + C
a
.
Merk op dat je een gevonden primitieve functie kunt controleren door die te differentiëren.
Klik voor meer informatie

Studentensupport.nl freE-Learning www.studentensupport.nl


In samenwerking met Selexyz.nl
99
Natuurkundeboek B Differentiëren, integreren, differentiaalvergelijkingen

2.5 Differentiaalvergelijkingen
Een vergelijking die minstens 1 afgeleide bevat, noemen we een differentiaalvergelijking. We
korten dit af met ‘DV’. Talloze natuurkundige problemen worden door met behulp van DV's
beschreven.

Er zijn verschillende types DV's en voor elk type zijn er aanbevolen, want succesvolle,
oplossingmethodes. Daarvan worden er hier 3 beschreven. We kiezen steeds t als de
onafhankelijke variabele. De oplossing bestaat altijd uit een verzameling functies. Door een
goede keuze van de integratieconstante selecteert je de functie die past bij het werkelijke
probleem.

Typering DV
Bij een specifiek systeem hoort vaak een bepaald type DV. Ook zijn oplossingsmethodes vaak
gebonden aan het type DV. Typering gebeurt op grond van de volgende criteria:

Orde
In de DV bepaalt de nde afgeleide met de grootste n welke orde de DV heeft. Wij beperken ons tot
DV’s van de eerste en de tweede orde. De algemene vorm is:
d2 f df
a0 2
 a1  a2 f E
dt dt

Lineair/niet-lineair
De DV is lineair als f en alle afgeleiden van f alleen in de 1ste macht voorkomen. Een DV
2
§ df ·
waarin f of ¨
2
¸ voorkomt is dus niet lineair.
© dt ¹

Homogeen/inhomogeen
Als in de vergelijking alleen termen voorkomen die van t afhankelijk zijn - dus als E 0 - dan is
2 2
d f d f
de DV homogeen. Dus m 0 is homogeen, m g is niet homogeen.
dt 2 dt 2

Oplossen van een lineaire DV


Sommige DV's kun je analytisch oplossen.
Daarvoor zijn de volgende methodes te gebruiken.

Studentensupport.nl freE-Learning www.studentensupport.nl


In samenwerking met Selexyz.nl
100
Natuurkundeboek B Differentiëren, integreren, differentiaalvergelijkingen

Integratie
Oplossen door simpelweg te integreren is in enkele gevallen mogelijk, namelijk als er maar één
term met f of een afgeleide van f in de DV voorkomt.
Bijvoorbeeld:
d2 f
g
dt 2
met als oplossing:
df
 gt  C1 o f (t )  12 gt 2  C1t  C2
dt

Deze vergelijking beschrijft bijvoorbeeld de vrije val van een voorwerp.

Scheiden van variabelen


Het scheiden van variabelen is een iets algemenere methode dan de vorige, maar werkt alleen bij
sommige eerste orde DV's, bijvoorbeeld:

df
 kf 0
dt

Dit is een homogene lineaire DV van de 1ste orde. Dit type kom je tegen bij radioactief verval, bij
de snelheid van bewegingen waarin alleen wrijving een rol speelt en bij het (ont)laden van een
condensator.

Het oplossen gaat als volgt:


Breng alle termen met f naar de ene en alle df
kdt
termen met t naar de andere kant f
Integreer beide kanten 1
³ f df ³ kdt
Bereken het resultaat van de integratie ln f kt  C
Maak f vrij en kies C passend bij de situatie f e kt C f (0)e  kt

Soms kan een 2e orde lineaire DV herschreven worden als een 1e orde DV zodat deze toch door
scheiding van variabelen opgelost kan worden, bijvoorbeeld:
d2 f df df
2
a  g wordt met h
dt dt dt
dh
 ah  g
dt
met als oplossing:

Studentensupport.nl freE-Learning www.studentensupport.nl


In samenwerking met Selexyz.nl
101
Natuurkundeboek B Differentiëren, integreren, differentiaalvergelijkingen

dh 1
dh (ah  g )dt o  dt o ³ dh ³  dt o
ah  g ah  g
1  g 1  at  aC
ln(ah  g ) t  C o ah  g e  at  aC o h  e e
a a a
Deze vergelijking beschrijft bijvoorbeeld een vrije val met wrijving.

Karakteristieke vergelijking
Lineaire homogene DV's komen in de natuurkunde veel voor. De algemene oplossingsmethode
maakt gebruik van de karakteristieke vergelijking.

We nemen de algemene vorm voor een lineaire homogene DV van de 2e orde:

d2 f df
a0 2
 a1  a2 f 0
dt dt

Het oplossen gaat als volgt:


Substitueer voor f een exponentiële functie, bijvoorbeeld e Dt .
Na invullen en differentiëren blijft staan:

D 2 a 0 e Dt  Da1e Dt  a 2 e Dt (a 0D 2  a1D  a 2 )eDt 0


Klik voor meer informatie

Studentensupport.nl freE-Learning www.studentensupport.nl


In samenwerking met Selexyz.nl
102
Natuurkundeboek B Differentiëren, integreren, differentiaalvergelijkingen

De e-macht kan buiten haakjes gehaald worden. Er geldt dus dat wat binnen de haakjes staat
gelijk moet zijn aan 0: a0D 2  a1 D  a2 0.
Deze laatste 2de graadsvergelijking in D heet de karakteristieke vergelijking en heeft 2
 a0 r a12  4a0 a2
oplossingen: D1, 2
2a1
De algemene oplossing is nu de som van beide mogelijke oplossingen:

f (t ) C1eD1t  C2 eD 2t

Is er sprake van een inhomogene DV, dan is de bovengenoemde oplossingsmethode niet


toereikend. We kunnen hem echter wel gebruiken om de uiteindelijke oplossing te vinden,
vanwege de volgende stelling, die hier zonder bewijs wordt gegeven:
De algemene oplossing van een inhomogene lineaire DV is de som van:
1. de algemene oplossing van de homogene DV
2. een particuliere oplossing voor de inhomogene DV.
Een particuliere oplossing is een concrete oplossing, zonder integratieconstanten. Het vinden van
een particuliere oplossing is vaak wat gepuzzel.

Voorbeeld: een massaveersysteem


Dit systeem wordt beschreven door de volgende DV:
d 2x
J x g
dt 2
Een particuliere oplossing van deze inhomogene DV is:
g
x(t )
J
De oplossing van de homogene DV vinden we m.b.v. de karakteristieke vergelijking:
D2 J 0

Je ziet: we vinden op deze manier heel snel en elegant een oplossing voor D , als we maar de
wortel konden nemen van een negatief getal D r  k . Dat kan echter alleen als we betekenis
toekennen aan  1 . Dit gebeurt in de theorie van de complexe getallen, waar
i 1 en e iM cos M  i sin M .
Maar dit valt buiten het bestek van dit boek.

Studentensupport.nl freE-Learning www.studentensupport.nl


In samenwerking met Selexyz.nl
103
Natuurkundeboek B Differentiëren, integreren, differentiaalvergelijkingen

Methode van Euler


2
d 2x E § dx ·
De differentiaalvergelijking  ¨ ¸ is niet lineair, omdat de eerste afgeleide in het
dt 2 m © dt ¹
kwadraat voorkomt. Een algemene oplossing vinden lukt nu niet. Het is wel mogelijk de DV voor
een bepaald geval door numeriek integreren op te lossen. Een eenvoudige methode hiervoor is de
methode van Euler.

Zie het boek b, hoofdstuk I.2 over ‘rechtlijnige bewegingen’ voor de methode en een voorbeeld.
Klik voor meer informatie

Studentensupport.nl freE-Learning www.studentensupport.nl


In samenwerking met Selexyz.nl
104
Natuurkundeboek B Vectoren

3. Vectoren

3.1 Vectoriële grootheden Tabel 6 Vectorgrootheden


Afstand, temperatuur, volume, massa, energie zijn Symbool Grootheid
voorbeelden van scalaire grootheden. Ze hebben alleen een G
'r Verplaatsing
grootte (met een bepaalde eenheid). G
v Snelheid
G Versnelling
Veel grootheden hebben ook een richting. Een voorbeeld is de a
verplaatsing. De nieuwe plaats van een voorwerp weet je pas G Kracht
F
als je én de richting én de grootte van de verplaatsing kent. G Impuls
Grootheden die een grootte en een richting hebben, heten
p
G Stoot (krachtstoot)
vectoren. S
G Arm
r
Vectoren worden aangeduid met een pijl boven het symbool G
G Moment
van de grootheid. Zo noteert men verplaatsing als 'r . M
G
De grootte van een vector wordt eenvoudig zonder pijl Z Hoeksnelheid
G G
aangeduid, als 'r , of met rechte strepen 'r . Impulsmoment
L
G Elektrische
E
In dit hoofdstuk behandelen we de rekenregels voor vectoren. veldsterkte
De meeste zijn in het voortgezet onderwijs toegepast zonder G Magnetische
B
erbij stil te staan. inductie

.
Let op: scalair zijn
s Afgelegde weg
Verschuiven v Gemiddelde
baansnelheid
Twee vectoren zijn gelijk als hun grootte en richting gelijk
zijn. Een vector verandert niet door een verschuiving. I Stroomsterkte
G G G G  Flux
A B als A B en A en B dezelfde richting hebben.

G
A G
B

Figuur 44 Verschuiven

Studentensupport.nl freE-Learning www.studentensupport.nl


In samenwerking met Selexyz.nl
105
Natuurkundeboek B Vectoren

Ontbinden in componenten
Elke vector kan worden gesplitst in twee willekeurige vectoren en dus ook in twee vectoren die
evenwijdig zijn aan de assen van het gekozen assenstelsel. Men noemt dit ontbinden in
componenten. Het ontbinden in componenten gaat aan bijna alle bewerkingen met vectoren
vooraf.

G
A G

Ay
G
Ax

Figuur 45 Vectoren beschrijven

G
Wij gaan in dit boek uit van een rechthoekig assenstelsel ( x, y ) . De vector A in bovenstaande
G
figuur kan men ontbinden in een vector Ax evenwijdig aan de x-as met de lengte Ax en een vector
G
Ax evenwijdig aan de y-as met de lengte Ay .
Er geldt voor de grootte:
A Ax2  Ay2
Klik voor meer informatie

voor studenten
met weinig centen
bestel je studieboeken op selexyz.nl

je studie is al duur genoeg


Studentensupport.nl freE-Learning www.studentensupport.nl
In samenwerking met Selexyz.nl
106
Natuurkundeboek B Vectoren

G
en voor de hoek M tussen de x-as en A :

Ay
M arctan
Ax
Ook geldt Ax A ˜ cos M
en Ay A ˜ sin M

Eenheidsvector
G
Om de relatie tussen de vector A en de scalaire grootheden Ax en Ay correct te beschrijven,
moeten vectoren evenwijdig aan de x-as en de y-as worden gedefinieerd. Dit gebeurt
respectievelijk met de eenheidsvectoren iˆ en ĵ . De eenheidsvectoren hebben per definitie de
lengte 1 en geen eenheid en hebben daardoor geen invloed op de berekening van de lengte of de
G
hoek. De vector A in de figuur ‘vectoren beschrijven’ wordt geschreven als

G G G
A Ax  Ay Ax iˆ  Ay ˆj


y


x
Figuur 46 Eenheidsvectoren

Een driedimensionale ruimte beschrijven wij in dit boek met een rechthoekig assenstelsel
( x, y, z ) en drie eenheidsvectoren (iˆ, ˆj , kˆ) . Volgens afspraak werken we met een
rechtsdraaiend assenstelsel. De eenheidsvector k̂ past volgens de rechterhandregel bij iˆ en ĵ .
G
Een veel gebruikte notatie voor vectoren is A ( Ax , Ay , Az )

Studentensupport.nl freE-Learning www.studentensupport.nl


In samenwerking met Selexyz.nl
107
Natuurkundeboek B Vectoren

3.2 Optellen en aftrekken

Optellen, somvector
G G
De somvector van twee vectoren A en B vind je grafisch door
G G
ƒ B te laten aansluiten op A ,
G G
ƒ de vector te nemen vanaf het beginpunt van A naar het eindpunt van B :

G G G
C A B
G G G G
Bij het optellen mag de volgorde worden verwisseld, dus A  B B A.
G G G
Men kan A en B een parallellogram laten vormen, C is dan de diagonaal vanuit het
gemeenschappelijke beginpunt.

G
G B By
C Cy

G
A
Ay


Ax Bx
Cx

Figuur 47 De somvector

Ga voor het berekenen de somvector als volgt te werk:


1. ontbind beide vectoren in componenten,
2. tel de componenten langs de x-as op en doe hetzelfde langs de y-as,
3. schrijf de somvector met behulp van de eenheidsvectoren,
4. bereken de lengte van de somvector en de hoek die de somvector maakt met de x-as.

G G G
Voor C A  B houdt dit in

G G G
C A B Ax iˆ  Ay ˆj  Bx iˆ  By ˆj ( Ax  Bx )iˆ  ( Ay  By ) ˆj Cx iˆ  C y ˆj

Studentensupport.nl freE-Learning www.studentensupport.nl


In samenwerking met Selexyz.nl
108
Natuurkundeboek B Vectoren

Dus
1. bepaal Ax , Ay , B x en B y - eventueel met de sinus- en cosinusformule
2. bepaal C x Ax  B x en C y Ay  B y
G
3. schrijf C C x iˆ  C y ˆj
4. substitueer C x en C y in de formules voor de lengte en de richting.

Toepassingen
Enkele veelvoorkomende situaties waarbij somvectoren aan de orde zijn:
ƒ als je het resultaat van verschillende verplaatsingen wilt weten
ƒ als je de snelheid moet bepalen op een zeker tijdstip
o na een ‘horizontale worp’
o van iets dat in een medium beweegt terwijl dat medium zelf beweegt
ƒ als je een resulterende kracht op een lichaam moet berekenen
ƒ als je de elektrische veldsterkte wilt bepalen in de buurt van geladen deeltjes
ƒ als je het magnetische veld van twee of meer magneten of elektrische stromen wilt
kennen
Klik voor meer informatie

Studentensupport.nl freE-Learning www.studentensupport.nl


In samenwerking met Selexyz.nl
109
Natuurkundeboek B Vectoren

Voorbeeld: zwemmer
Iemand zwemt naar de overkant van een rivier en is op elk moment loodrecht op de oevers
gericht. Zijn snelheid loodrecht op de oever is 0,8 ms -1 . De stroomsnelheid van het water is
overal 0,1 ms -1 . Bereken de hoek tussen de baan van de zwemmer en de kortste verbindingslijn
tussen de oevers.

vy
vx

oever

Figuur 48 Zwemmer

Uitwerking:
G
We kiezen de oever als de x-as en een loodlijn daarop als de y-as. De snelheid v van de
zwemmer ten opzichte van iemand die op de oever staat te kijken wordt bepaald door 2
componenten:
vx 0,1 ms 1 en v y
0,8 ms -1 .
G
De vectorvoorstelling is v vx ˜ iˆ  v y ˜ ˆj ms -1
vx 1
De hoek M volgt uit M arctan arctan Ÿ M 70
vy 8

Aftrekken, verschilvector
Er zijn twee manieren om de verschilvector grafisch te bepalen:
G G G G G
1. De verschilvector A  B kan worden opgevat als de somvector A  ( B) . De vector  B is
G
even groot als B en heeft de tegengestelde richting.
G G
ƒ laat  B aansluiten op A
ƒ volg de oplossingsmethode voor de somvector die hierboven is beschreven.

Studentensupport.nl freE-Learning www.studentensupport.nl


In samenwerking met Selexyz.nl
110
Natuurkundeboek B Vectoren

G
G C
B G
B
G
A G
A

G G
C B

Figuur 49 Verschilvector tekenen

G G
1. Hebben in een tekening de vectoren A en B al hetzelfde beginpunt, bedenk dan dat
G G G G
A  B de vector is die bij B moet worden opgeteld om A te krijgen.
G G G
ƒ C is de vector die gaat van de punt van B naar de punt van A . En niet omgekeerd!

Het berekenen van de verschilvector is het makkelijkst met behulp van componenten.
G G G
Voor C A  B geldt C x Ax  B x en C y Ay  B y .

Voorbeeld: helikopter
Een helikopter vliegt bij een zuidenwind van 10 ms-1 in een rechte lijn naar het noordoosten. In
die richting is de snelheid ten opzichte van de grond 60 ms-1. De lengteas van de helikopter maakt
een hoek M ten opzichte van het noordoosten. Bereken M .
noord

hx

G G
hy h v


D

o
w y 45
oost

Figuur 50 Helikopter

Studentensupport.nl freE-Learning www.studentensupport.nl


In samenwerking met Selexyz.nl
111
Natuurkundeboek B Vectoren

Uitwerking:
G
De snelheid v in noordoostelijke richting die is gegeven, is de som van twee vectoren:
G
- de snelheid h van de helikopter ten opzichte van de lucht en
G
- de snelheid w waarmee de helikopter met de wind meedrijft. Deze vector is ook gegeven.
G G
De lengteas van de helikopter heeft dezelfde richting als de verschilvector van v en w .

We kiezen de x-as naar het oosten en de y-as naar het noorden. Dan is de gevraagde hoek
M D  45 o .

Er geldt:
1
vy vx v cos 45
0
60 ˜ 2 ms -1 42 ms -1 .
2
Nu is hx vx 42 ms -1 en h y v y  wy 42  10 32 ms -1
hx 42
De hoek D volgt uit D arctan arctan 53 0 Ÿ M 80
hy 32
Klik voor meer informatie

Studentensupport.nl freE-Learning www.studentensupport.nl


In samenwerking met Selexyz.nl
112
Natuurkundeboek B Vectoren

3.3 Vermenigvuldigen

Product met een scalar


Het vermenigvuldigen van een vector met een positief getal heeft geen invloed op de richting,
alleen op de lengte:

G

aA a Ax iˆ  Ay ˆj  Az kˆ
Een negatieve scalar keert de richting om, bijvoorbeeld in de wet van Hooke:

G G
F D ˜ x

Inproduct
Het inproduct is een product tussen twee vectoren met een scalar als resultaat.
Het symbool is x , vandaar ‘dot product’ in het Engels.
G G
In een driedimensionale ruimte is het inproduct van B en C :

G G
A BxC Bx C x  B y C y  Bz C z

G
B

G
C

Figuur 51 Inproduct

Mag het assenstelsel vrij worden gekozen, neem dan de x  as langs de ene vector en
de y  as loodrecht daarop.

Studentensupport.nl freE-Learning www.studentensupport.nl


In samenwerking met Selexyz.nl
113
Natuurkundeboek B Vectoren

G
Met de x  as langs C is:
G G
A BxC Bx C x  B y ˜ 0 Bx C x
of
A BC cos M

Het inproduct heeft alleen een waarde z 0 als de twee vectoren een component in dezelfde of in
tegengestelde richting hebben. Staan de vectoren loodrecht op elkaar dan is hun inproduct gelijk
aan 0 .

Rekenregels inproduct
G
A x B AB cos M
G G
A x A A2
G G G G
B x A Ax B
G G G G G G G

BC x A Bx AC x A
G G G G
B x (DA) D ( B x A)
iˆ x iˆ 1 ˆj x ˆj 1 kˆ x kˆ 1
iˆ x ˆj 0 ˆj x kˆ 0 kˆ x iˆ 0

Toepassingen
De arbeid verricht door een kracht op een voorwerp is een scalar en wordt gegeven door het
G G
inproduct van de kracht op het voorwerp en de afgelegde weg W F xs Fs cos M .

x De zwaartekracht verricht geen arbeid op een voorwerp dat langs een horizontale weg
beweegt (cos M 0) .
x De spankracht in de touwen van een schommel verricht geen arbeid omdat deze kracht
loodrecht op de bewegingsrichting van de schommel staat (cos M 0) .
x De energie van een geladen deeltje verandert niet als het beweegt in een
equipotentiaalvlak. De elektrische veldsterkte (en kracht) staan loodrecht op dit
vlak cos M 0 .

In het vwo leert men dat de magnetische flux door een omsloten oppervlak in een homogeen veld
wordt gegeven door
) BA cos D
G
met D de hoek tussen B en de loodlijn op het oppervlak. Voor het berekenen van de flux is dat
voldoende. In de wetenschappelijke notatie moet echter tot uitdrukking komen dat
G G
zowel B als A vectoren zijn en hun product een scalair inproduct is:

Studentensupport.nl freE-Learning www.studentensupport.nl


In samenwerking met Selexyz.nl
114
Natuurkundeboek B Vectoren

G G
) ³³ B x d A
Het dubbele integraalteken geeft aan dat geïntegreerd wordt in 2 dimensies.Een oppervlakte-
G
element dA is een vector loodrecht op het oppervlak.

Uitproduct
Het uitproduct is een product tussen twee vectoren, met als uitkomst weer een vector. Voor het
G G
uitproduct gebruikt men het teken u , zoals in A u B . De Engelse term is ‘cross product’.

Richting uitproduct
G G G G
De richting van A u B staat loodrecht op die van A en B en kan gevonden worden met de
rechterhandregel:
ƒ draai de eerstgenoemde vector over de kleinste hoek naar de tweede vector
ƒ krom de vingers van de rechterhand in de draairichting
ƒ dan geeft de duim de richting van het uitproduct.
Klik voor meer informatie

Studentensupport.nl freE-Learning www.studentensupport.nl


In samenwerking met Selexyz.nl
115
Natuurkundeboek B Vectoren

Verwisselen van de volgorde heeft een vector in de tegengestelde richting als uitkomst, dat wil
zeggen: met een minteken. Dus pas op!

G
B D
G
A

Figuur 52 Uitproduct

Grootte uitproduct met een sinus


In tegenstelling tot bij het inproduct, waar alleen de (anti)parallelle componenten effectief zijn,
zijn bij het uitproduct alleen de loodrecht op elkaar staande componenten effectief. Voor de
G G G
grootte van het uitproduct C A u B , met D de kleinste hoek tussen beide vectoren, geldt:
C AB sin D

Determinantmethode
Het uitproduct kan ook bepaald worden door gebruik te maken van de eenheidsvectoren.
Hiervoor grijpen we terug op het plaatje voor de eenheidsvectoren in een rechtsdraaiend,
rechthoekig assenstelsel.



y


x
Figuur 53 Eenheidsvectoren

Hierin is per definitie iˆ u ˆj kˆ


Controleer dat ook geldt: ˆj u kˆ iˆ en kˆ u iˆ ˆj en dat iˆ u kˆ  ˆj
(Geheugensteun: houd de volgorde i, j, k, i.. aan.)

G G
Uitschrijven van A u B m.b.v. eenheidsvectoren geeft nu:

Studentensupport.nl freE-Learning www.studentensupport.nl


In samenwerking met Selexyz.nl
116
Natuurkundeboek B Vectoren

G G G
C Au B ( Ax iˆ  Ay ˆj  Az kˆ) u ( Bx iˆ  By ˆj  Bz kˆ)
( Ay Bz  Az By )iˆ  ( Az Bx  Ax Bz ) ˆj  ( Ax By  Ay Bx ) kˆ

Waarom gebruikt men voor ‘cross product’ het teken ‘ u ’?


Analyseer de volgende schrijfwijze, waarin gebruik wordt gemaakt van determinanten, en ga na
welke coëfficiënten een bijdrage leveren aan C x en welke – na het cyclisch verwisselen van de
indices – aan C y .

C x iˆ iˆ ˆj kˆ C x iˆ iˆ ˆj kˆ ˆj kˆ iˆ
C y ˆj Ax Ay Az .... Ay Az C y ˆj .... Az Ax
C kˆ
z Bx By
Bz .... B y B z .... B z B x
G G
Bedenk dat de coëfficiënten van A en B langs de x-as geen bijdrage leveren aan C x omdat de

uitproducten van iˆ met ˆj en kˆ nul zijn. Controleer dit zelf.

Duidelijk is ook dat –indien mogelijk- het berekenen van het uitproduct met de sinusfactor
eenvoudiger is.

Rekenregels uitproduct

iˆ u ˆj kˆ ˆj u kˆ iˆ kˆ u iˆ ˆj

iˆ u iˆ 0 ˆj u ˆj 0 kˆ u kˆ 0
G G
A u B AB sin D
G G G
A u B B u A
G G G G
A u DB D ( A u B )

Toepassingen
Zonder het te beseffen werken scholieren met het vectoriële uitproduct. Bijvoorbeeld voor het
benoemen van de richting van het krachtmoment ( M Fr ) of van de richting van de Lorentz-
kracht bij een bewegende lading ( F Bqv ) of bij een stroomvoerende draad( F BIl sin D ). In
het vwo wordt de richting echter los van de grootte behandeld en niet scherp door de gebruikte
formules gedefinieerd. Ook is de volgorde waarin de grootheden worden genoemd ongelukkig.
Hieronder volgen enkele voorbeelden van toepassingen waar het uitproduct expliciet benoemd
wordt. In mechanicacolleges over rotaties (ook bij bouwmechanica en biomechanica) en bij de
colleges over elektriciteit en magnetisme zullen geregeld uitproducten aan de orde komen.

Studentensupport.nl freE-Learning www.studentensupport.nl


In samenwerking met Selexyz.nl
117
Natuurkundeboek B Vectoren

3.4 Differentiëren

Differentiëren naar de tijd


Differentiëren naar de tijd is een scalaire operatie. Het differentiëren van een vectorgrootheid naar
de tijd levert opnieuw een vector op.

G G
dq dp
I en F
dt dt

Differentieer eerst elke component en bepaal daarna de vectorsom:

G G
dp
dt
d
dt

p x iˆ  p y ˆj  p z kˆ dpx ˆ dp y ˆ dpz ˆ
dt
i
dt
j
dt
k Fx iˆ  Fy ˆj  Fz kˆ F

Bij pool- en bolcoördinaten zijn niet alle eenheidsvectoren altijd constant en moet bij het
differentiëren de kettingregel worden toegepast.
Klik voor meer informatie

Studentensupport.nl freE-Learning www.studentensupport.nl


In samenwerking met Selexyz.nl
118
Natuurkundeboek B Vectoren

Rekenregels differentiëren naar de tijd


G G
d G G dA dB
( A  B) 
dt dt dt
G
d G G dE dA
( E A) A E
dt dt dt
G G
d G G dA G dB
( A x B) x B  Ax
dt dt dt
G G
d G G dA G G dB
( A u B) u B  Au
dt dt dt

Nabla-operator: differentiëren naar de plaats


Grootheden waaraan in elk punt van een ruimte een waarde kan worden toegekend heten
veldgrootheden en deze grootheden kan men differentiëren naar de plaats. Je differentieert dan
afzonderlijk langs elke as van het assenstelsel. Deze operatie heeft een richting en wordt als een
G
vector geschreven. Het symbool is ’ (Hamiltonoperator of Nabla; Engels ‘Del operator’):

G d ˆ d ˆ d ˆ
’ i j k
dx dy dz

Er zijn met de nabla-operator 3 mogelijkheden:

Gradiënt
G o
De gradiënt in een scalair veld U (symbool ’U of grad U ; ook in het Engels).

G dU ˆ dU ˆ dU ˆ
’U i j k
dx dy dz

Hierbij is de veldgrootheid een scalar, bijvoorbeeld: de hoogte in het landschap (2 dimensionaal)


en de temperatuur in de atmosfeer (3 dimensionaal). De uitkomst is een vector. De vector geeft
aan in welke richting de veldgrootheid het sterkst verandert.
In de natuurkunde voor het vwo komt een gradiëntoperatie voor bij de beschrijving van het
elektrische veld (homogeen veld, 1 dimensie):

dV
E 
dx

Studentensupport.nl freE-Learning www.studentensupport.nl


In samenwerking met Selexyz.nl
119
Natuurkundeboek B Vectoren

G
In woorden: de elektrische veldsterkte is de negatieve gradiënt van de potentiaal. Als x loodrecht
dV dV
op het equipotentiaalvlak staat, dan is 0 en 0.
dy dz

Divergentie
G G
De divergentie is het inproduct van ’ met een vectorveld U .
G G
Het symbool is div U of ’U . In het Engels spreekt men van divergence. De uitkomst is een
scalar.
G G dU x dU y dU z
’ xU  
dx dy dz

Een voorbeeld van een vectorveld zijn de windrichtingen op een weerkaart (2 dimensionaal). En
ook het elektrische en magnetische veld zijn vectorvelden. In het elektrische veld heeft de
divergentie van de veldsterkte de volgende betekenis:
G G Q
’xE
H0
De divergentie geeft aan of op het gehele oppervlak dat een ruimte omsluit evenveel veldlijnen
G G
inkomen als er uitgaan. Als ’ x E ! 0 , dan wordt een positieve lading omsloten.
G G
Voor het magnetische veld geldt altijd ’ x B 0 . Want er bestaan geen magnetische monopolen
en hierdoor keren altijd evenveel veldlijnen op de zuidpool van de magneet terug als op de
noordpool vertrekken.

Rotatie
G G
De rotatie is het uitproduct van ’ met een vectorveld U .
o G o
Het symbool is rot of ’ u , in het Engels curl . De uitkomst is een vector loodrecht op de
veldgrootheid.

G G dU z dU y ˆ dU x dU z ˆ dU y dU x ˆ
’ uU (  )i  (  )j(  )k
dy dz dz dx dx dy

Een voorbeeld dat velen wel ‘in woorden’ kennen, is


G
dB G G
 ’u E
dt
Dit is de inductiewet van Faraday: een verandering van het magnetische veld wekt een elektrisch
G G
veld op en kan leiden tot een wervelstroom. Een vectorveld waarin ’ u A 0 noemt men een
wervelvrije ruimte.

Studentensupport.nl freE-Learning www.studentensupport.nl


In samenwerking met Selexyz.nl
120
Natuurkundeboek B Tabellen

Tabellen
Grieks alfabet
Zie tekenset Word: > Insert > Symbol > Greek – basic > toelichting symbool

Basisgrootheden SI

Grootheid Symbool Eenheid Symbool

Lengte A meter m

Massa M kilogram kg

Tijd t seconde s

stroomsterkte I Ampère A

temperatuur T Kelvin K

Lichtsterkte I candela cd

hoeveelheid stof N Mol mol

Voorvoegsels
voorvoegsel Naam voorvoegsel naam

10-1 d Deci 101 da deca

10-2 c Centi 102 h hecto

10-3 m Milli 103 K Kilo

10-6  Micro 106 M Mega

10-9 n Nano 109 G Giga

10-12 p Pico 1012 T Tera

10-15 f Femto 1015 P Peta

10-18 a Atto 1018 E Exa

Studentensupport.nl freE-Learning www.studentensupport.nl


In samenwerking met Selexyz.nl
121
Natuurkundeboek B Tabellen

Constanten e.a. numerieke waarden


Naam Symbool Waarde

Aarde massa maarde = 5,9742.1024 kg

Straal Raarde = 6,371.106 m

afstand tot de zon Raarde-zon = 1,496.1011 m

afstand tot de maan Raarde-zon = 384,5.106 m

Valversnelling g 9,81 m.s-2

Absolute nulpunt K 0 K = - 273,15.. 0C

Atomaire massa-eenheid u (amu) 1,660538.10-27 kg

Atoomstraal 1H-atoom (Bohr) 5,29177.10-11 m

Avogadro (getal van ) NA 6,022141.1023

Boltzmann (constante van) k 1,380650.10-23 J.K-1

Coulomb (elektrische krachtconstante) f = 1/4


0 8,987551.109 Nm2C-2 (vacuüm)

Elektronvolt eV 1,602176.10-0 eV

Elementaire ladingshoeveelheid e 1,602176.10-19 C

Gasconstante (universele -) R 8,314472 J.K-1.mol-1

Gravitatieconstante (- van Newton) G 6,673.10-11 Nm2kg-2

Lichtsnelheid (vacuüm) c 2,997924.108 m.s-1

Maan massa mmaan = 73,5.1021 kg

Straal Rmaan = 1,738.106 m

Massa elektron me 9,109381.10-31 kg

Proton mp 1,672621.10-26 kg

Neutron mn 1,674927.10-26 kg

Massa-energieequivalent (1u.c2) 931 MeV

Studentensupport.nl freE-Learning www.studentensupport.nl


In samenwerking met Selexyz.nl
122
Natuurkundeboek B Tabellen

Permittiviteit (elektrisch veld)


0 8,854187.10-12 F.m-1 (vacuüm)

Premeabiliteit (magnetisch veld) 0 4.10-7 Wb.m-2 (vacuüm)

Planck (constante van) h 6,626068.10-34 Js

Standaard atmosferische druk patm 101,325 kPa

Stefan – Botzmann (constante van) 5,670400.10-8 Wm-2K-4

Wien (constante van) kW 2,8978.10-3 mK

Zon massa Mzon = 1,989.1030 kg

Straal Rzon = 6,96.108 m

uitgestraald vermogen P = 3,8.1026 W

temperatuur oppervlak T = 5780 K

zonneconstante (buiten atmosfeer) I = 1,40 kW.m-2

zonneconstante (aardoppervlak) I 1 kW.m-2


Klik voor meer informatie

Studentensupport.nl freE-Learning www.studentensupport.nl


In samenwerking met Selexyz.nl
123
Natuurkundeboek B Tabellen

Enkele specifieke Engelse termen

Afgelegde weg Total displacement


Afgeleide Derivative

Baansnelheid (gemiddelde) Speed


Begin-(voorwaarde/waarde) Initial (condition/value)

Dynamische- (wrijving) Kinetic (friction)

Hefboom (arm) Lever (arm)


Helling (richtingscoëfficiënt) Slope

Impuls Momentum
Impulsmoment Angular momentum

Momentane (...) Instantaneous (...)


Moment (van een kracht) Torque

Raaklijn Tangent
Rolwrijving Rolling friction

Snelheid (momentaan) Velocity


Stoot (krachtstoot) Impulse

Verplaatsing Net displacement


Vormweerstand Drag

Wrijving Friction

Studentensupport.nl freE-Learning www.studentensupport.nl


In samenwerking met Selexyz.nl
124

You might also like