Professional Documents
Culture Documents
Verbo Modal "Kunnen"
Verbo Modal "Kunnen"
Recordar:
Como sucede con otros verbos, en el caso de la segunda persona (jij/je/u), la letra t
de kunt se pierde en inversie:
Ejemplo: Jij kunt morgen komen. → Morgen kun jij komen.
Oefeningen
Hacer oraciones con kunnen. Vb: Ik ga naar de gym. → Ik kan naar de gym gaan.
Juan woont in Luik. Hij is in Colombia geboren, maar hij woont al 13 jaar in België.
Hij spreekt Spaans, Frans, ………… een beetje Nederlands. Frans vindt hij
gemakkelijk ………… Nederlands vindt hij heel moeilijk. Hij gaat twee keer per week
naar de Nederlandse les ………… hij wil goed Nederlands leren. Met zijn vrienden
spreekt hij altijd Frans ………… met zijn nieuwe vriendin, Christel, spreekt hij
Nederlands.
Ik ben Cedric en dit is Jonathan. Jonathan ………… (zijn) mijn grote vriend. Hij
………… (wonen) niet ver van mij. Ik ………… (wonen) in Zwijnaarde en Jonathan in
Merelbeke. Jonathan ………… (lezen) altijd boekjes voor mij. Ik ………… (zijn) al
twee jaar. Jonathan ………… (zijn) al bijna 14. Hij ………… heel groot en slim. Ik
………… (willen) later ook zo groot worden. We ………… (spelen) dikwijls samen.
We ………… (lezen) boeken en we ………… (maken) mooie tekeningen. Jonathan
………… (kunnen) heel goed tekenen!
4. Coloca los siguientes verbos en presente (het presens) dentro del texto:
komen - wonen - spreken - willen - gaan - hebben - zijn - moeten - hebben - zijn
Manuel ………… uit Portugal. Hij ………… al vijf jaar in België. Hij …………
Portugees en een beetje Nederlands. Nu ………… hij goed Nederlands leren.
Daarom ………… hij elke week drie keer naar school. De studenten van zijn klas
………… verschillende nationaliteiten. Zijn buurman ………… een Chinees. In de
klas ………… ze altijd Nederlands praten. Manuel ………… een heel goeie leraar,
maar hij ………… wel streng!
5. Cambiar las oraciones a futuro usando el verbo gaan: (02/03/2019)