You are on page 1of 20

HOOFDSTUK 8 Golffronten en Geometrische Optica

8.1 Energie distributie


De vergelijking van de lopende golf is:
⎛ t x⎞
U ( x, t ) = a Sin 2π ⎜ − ⎟ voor een zich naar rechts voort
⎝T λ ⎠
plantende golf
⎛ t x⎞
U ( x, t ) = a Sin 2π ⎜⎜ + ⎟⎟ voor een zich naar links voort
⎝T λ ⎠
plantende golf

Alternatieve schrijfwijzen zijn:



U (x, t ) = a Sin (v golf t − x ) voor een zich naar rechts
λ
voortplantende golf

U (x, t ) = a Sin (v golf t + x ) voor een zich naar links
λ
voortplantende golf

De lopende golven kan men onderverdelen in:


a. De lineaire of ééndimensionale golf (b.v. golf door een
koord);
b. De cirkelvormige of tweedimensionale golf (golf op het
wateroppervlak);
c. De bolvormige golf of driedimensional golf (geluids – of
lichtgolven).

Bij de lineaire golf passeert langs elk punt op de lijn


waardoor de golf gaat de zelfde hoeveelheid energie. De
vergelijking van de lineaire golf is daarom:
⎛ t x⎞ ⎛ t x⎞
U (x, t ) = alin Sin 2π ⎜ − ⎟ = a Sin 2π ⎜ − ⎟
⎝T λ ⎠ ⎝T λ ⎠

Bij de cirkelvormige golf verdeelt de trillingsenergie zich


over een lengte 2 π r .
1
Per lengte eenheid is de energie dus evenredig met en de
r
1
amplitudo a cil is evenredig met .
r
De vergelijking van cirkelvormige golf is daarom:
⎛t r⎞ ⎛t r⎞
U (r , t ) = a cil Sin 2π ⎜ − ⎟ =
a
Sin 2π ⎜ − ⎟
⎝T λ ⎠ r ⎝T λ ⎠

Bij de bolvormige golf verdeelt de trillingsenergie zich over

FTeW -------------Algemene Natuurkunde voor Elektrotechniek en Werktuigbouwkunde-------- 1


College 2013-2014
een oppervlak 4π r 2 . De energie per oppervlakte eenheid is
1
dus evenredig met 2 en de amplitudo
r
1
a b is evenrdig met . Voor de bolvormige golf is de
r
vergelijking dan:
⎛t r⎞ a ⎛ t r⎞
U (r , t ) = ab Sin 2π ⎜ − ⎟ = Sin 2π ⎜⎜ − ⎟⎟
⎝T λ ⎠ r ⎝T λ ⎠

8.2 Het Golffront


De lopende golf wordt voorgesteld door
⎛t r⎞ ⎛t r⎞
U (r , t ) = a Sin 2π ⎜ − ⎟ , de term ⎜ − ⎟ stelt de fase van
⎝T λ ⎠ ⎝T λ ⎠
de golf voor op een bepaalde plaats.
Bij meer dimensionale golven vormen de punten die
dezelfde fase hebben een lijn in het geval van de twee
dimensionale golf, en een vlak in het geval van de
driedimensionale golf. Deze lijn of dit vlak wordt een
golffront met konstante fase genoemd.
Een puntvormige lichtbron zendt driedimensionale golven
(bolvormige golven) uit. Indien de lichtbron oneindig ver
weg verondersteld mag worden komt het licht op de
waarnemer af als een bundel evenwijdig licht met vlakke
golffronten.

De natuurkundige Huygens fomuleerde in 1690 hoe de


uitbreiding van golffronten gaat en hoe de konstruktie
uitgevoerd kan worden.
De procedure is als volgt:
1) Bezaai het golffront dat op het tijdstip t = to wordt
bekeken met bronner van sekondaire straling.
2) Laat de sekondaire bronnen gedurende een tijdsinterval
Δt in de voortplantings-richting stralen.
3) Bepaal de omhullende van de sekondaire golffronten op
het tijdstip tl= to+ Δt. Deze omhullende is het nieuw
golffront. De richting van de lichtstraal vindt men door
de sekondaire bron te verbinden met het raakpunt van
het sekondaire golffront met de omhullende. (zie figuur
onder hoofdstuk golffront)
De uitbreiding van de golffronten kan in verschillende
soorten media plaatsvinden te weten:
a. Homogene media
b. Inhomogene media
c. Isotrope media
d. Anisotope media

FTeW -------------Algemene Natuurkunde voor Elektrotechniek en Werktuigbouwkunde-------- 2


College 2013-2014
8.3 Spiegeling
Valt er een vlakgolffront AP onder een hoek i in op een plat
spiegelend scheidings-
vlak dan treedt spiegeling op. Indien het golffront AP op de
spiegel in B is aangekomen zal zich in B een sekondair
golffront beginnen uit te breiden. Terwijl dit sekondair
golffront zich uitbreidt komt er steeds een ander deel van het
vlakgolffront op die spiegel aan.
We krijgen daardoor meerdere sekondaire golffront
uitbreidingen vanaf de spiegel. Indien het vlak golffront in R
is aangekomen is de uitbreiding van het sekondair golffront
van B tot C genaderd. De afstand BC is gelijk aan de afstand
QR. Dit vanwege het feit dat de snelheid
van het vlakgolffront en de snelheid van de uitbreiding van
het sekondair golffront in hetzelfde medium plaatsvindt, dus
met dezelfde snelheid plaatsvindt.
BC = vi At QR. At is de tijd dat het vlakgolffront van Q
naar R gaat.
De omhullende van alle sekondaire golffronten die zich
uitbreiden vanaf de spiegel op het moment dat het
vlakgolffront in R is aangekomen is het sekondaire
vlakgolffront CR.

Bekijk nu de driehoeken BCR en BQR. Hier is hoek C =


hoek Q = 90
RQ = BC = BD en BR is gemeefischappelijk → de
driehoeken zijn congruent waaruit volgt dat hoek i = hoek t.
De hoek waaronder het vlakgolffront AP op de spiegel
invalt is gelijk aan de hoek waaronder het vlakgolffront CR
de spiegel verlaat. Dit vlakgolffront dat invalt kan ook
beschouwd worden als een serie evenwijdige lichtstralen.
De hoek tussen de lichtstraal AB en de nomaal BN is gelijk
aan de hoek tussen het vlak invallend golffront en de
spiegel. Voor de hoek van inval kan dus ook de hoek tussen
de invallende straal AB en de normaal BN gekozen worden.
De hoek van terugkaatsing t tussen het (gereflekteerd)
sekondair vlakgolffront en de spiegel is eveneens gelijk aan
de hoek tussen de nomaal RM en de teruggaande straal RS.
Dit alles vindt plaats in het vlak van tekening, dat het
invalsvlak wordt genoemd. Op grond van de voorgaande
relatie tussen de behandelswijze van de vlakke golffronten
en de lichtstralen is de spiegelwet uit het beginsel van
Huygens afgeleid.
De spiegelwet luidt als volgt:
a) De invallende straal, de nomaal in het invalspunt op het
spiegelend oppervlak en de teruggekaatste straal liggen
in hetzelfde vlak, het invalsvlak genoemd.
b) De hoek van inval is gelijk aan de hoek van

FTeW -------------Algemene Natuurkunde voor Elektrotechniek en Werktuigbouwkunde-------- 3


College 2013-2014
terugkaatsing in die zin dat ze aan weerszijden van de
normaal liggen.
c) De deviatie of afwijking in de richting van de
invallende straal is (180 -2i)

8.4 Breking
Valt er een vlakgolffront AP onder een hoek i in op een plat
scheidingsvlak tussen twee homogene isotrope media, dan
treedt zowel reflektie als refraktie op (reflektie = spiegelinct
en refraktie = breking).
De snelheid in de twee media is over het algemeen
verschillend, noem de snelheid in het eerste medium v1 en in
het tweede medium v2. Indien het vlakgolffront AP tot BQ
genaderd is, zal zich in B een sekondair golffront beginnen
uit te breiden. Terwijl dit sekondair golfffront zich uitbreidt
komt er steeds een ander deel van het vlakgolffront op het
scheidingsvlak aan. Er ontstaan meerdere sekondaire
golffronten op het grensvlak. Indien het vlakgolffront in R
is aangekomen is de uitbreiding van het sekondair golffront
uitgebreid tot C in het medium 2.

BC = v 2 . Δt en QR = v1 . Δt , met Δt de tijd nodig om van


BC v 2
naar R te gaan ⇒ =
QR v1
De omhullende van de sekondaire golffronten die zich
uitbreiden vanaf het grensvlak op het moment dat het
vlakgolffront in R aankomt is het sekondair vlakgolffront
CR. Het gebroken vlakgolffront verlaat het grensvlak onder
een hoek b.
Bekijk de driehoeken BQR en BCR.
Uit deze driehoeken volgt dat de verhouding
BC Sin b v 2
= = ⇒ v 2 Sin i = v1 Sin b of
QR Sin i v1
v2 v
Sin i = 1 Sin b ⇒ n1 Sin i = n2 Sin b
c c
c
De verhouding noemt men de brekingsindex n voor een
v
medium voor een bepaalde lichtfrequentie. De vergelijking
n1 Sin i = n2 Sin b noemt men de brekingswet van Snellius.
De deviatie van de invallende bundel is (i – b).

Het vlakgolffront kunnen we ook uit een serie evenwijdige


lichtstralen opgebouwd denken. De invallende straal AB
maakt een hoek i met de normaal BN en gaat het medium 2
in, via de lichtstraal BC die een hoek b met de normaal BN
maakt. De lichtstraal breekt naar de nomaal toe.
In, de figuur zijn zowel de gereflekteerde als de gebroken

FTeW -------------Algemene Natuurkunde voor Elektrotechniek en Werktuigbouwkunde-------- 4


College 2013-2014
stralen aangegeven. In medium 1 zijn de gereflekteerde
stralen onderbroken getekend.
In heterogene isotrope media is de reflektie en refraktie
zoals aangegeven. In anisotrope media is de golfuitbreiding
minder eenvoudig. De spiegelwet is daarom niet geldig
voor anisotrope media.

8.5 Totale reflektie


Indien een vlakgolffront van een optisch minder dicht
medium (1) naar een optisch dichter medium (2) gaat
krijgen we steeds de situatie zoals onder het hoofdstuk
breking (v1 > v 2)
Laat men echter een vlakgolffront van een optisch dichter
medium (2) naar een minder optisch dicht medium (1) gaan,
dan treedt er onder één bepaalde voorwaarde breking op.
Indien niet aan de voorwaarde is voldaan is reflekteert het
totale golffront aan het grensvlak, men spreekt dan van
Totale Reflektie.
Indien de invalshoek i groter of gelijk is aan een bepaalde
hoekwaarde dan blijkt het sekondair golffront dat zich vanaf
B uitbreid punt R reeds gepasseerd te zijn. Het is dan niet
meer mogelijk vanuit R een omhullende van de sekondaire
golffronten te vinden. Er is dan geen sekondair of gebroken
golffront in het optisch minder dicht medium. Er kan dus
geen energie meer van het invallend golffront via het
sekondair golffront het medium dat optisch minder dicht is
in, zodat alle energie in het gereflecteerde golffront gaat
zitten. Men spreekt dan van totale reflectie.
In geval het vlakgolffront onder een zodanige hoek invalt
dat er nog juist een omhullende voor de sekondaire
golffronten gevonden kan worden, zal deze omhullende
loodrecht op het grensvlak in R zijn. Het sekondair golffront
loopt dan langs het grensvlak. Deze speciale invalshoek
noemt men de grenshoek igrens. Indien i > igrens treedt dus
totale reflectie op.

8.6 Polarisatie van Licht


Natuur licht of niet gepolariseerd licht is licht dat geen
speciale trillingsrichting heeft, maar waarvan de
trillingsrichting snelle wisselingen vertoont. Gepolariseerd
licht is licht dat vaste trillingsrichtingen heeft. Gepolariseerd
licht kan lineair, elliptisch of circulair zijn.

Polarisatie kan verkregen worden door:


a. Reflektie
b. Dubbele breking (in anisotrope media)
c. Absorptie

FTeW -------------Algemene Natuurkunde voor Elektrotechniek en Werktuigbouwkunde-------- 5


College 2013-2014
Polarisatie door reflektie
Indien licht op het grensvlak van twee media met
verschillende brekingsindices invalt, zal een deel van de
invallende lichtgolf gebroken -en een deel gereflekteerd
worden.
Dit gereflekteerd licht is gedeeltelijk gepolariseerd.
Voor het grootste deel bestaat deze gereflekteerde golf uit
een lichtgolf die trilt loodrecht op het invalsvlak. Deze
gereflekteerde lichtgolf bestaat namelijk uit een golfvektor
die trilt in het invalsvlak en een die trilt loodrecht op het
invalsvlak.
De amplitude van deze twee golfvektqren kan bepaald
worden.
Indien een van de amplitudo@s nul is spreekt men van
lineair gepolariseerd licht.

Polarisatie door dubbele breking


Valt een vlakke golf op een anisotroop medium dan zal deze
vlakke golf in tweegn opgedeeld worden. Dit gebeuren
noeint men dubbele breking. In het anisotroop medium
blijkt het licht in elk van de twee golven een andere snelheid
te hebben. De twee vlakke lichtgolven die uit de invallende
ontstaan blijken lineair gepolariseerd te zijn. Verder blijkt
dat de trillingsrichting van de twee lichtgolven loodrecht op
elkaar staan.

We mogen vanwege de verschillende snelheden van deze


twee doorgelaten of gebroken lichtgolven ook nog
opmerken dat de lichtgolven verschillende brekingsindex
hebben.

8.7 Geometrische Optika


In de geometrische optika wordt licht behandeld met behulp
van lichtstralen, Een lichtstraal wordt voorgesteld door een
rechte lijn met pijlpunt, Bij deze vorm van optika gaat het in
het bijzonder om de gedragingen van licht bij passage door
lichamen met een speciale vorm (of geometries en een
brekingsindex die ongelijk is aan die van lucht.
De systemen die summier bekeken zullen worden zijn het
prisma, de positieve en negatieve lens en kombinaties van
deze systemen. Door kombinaties-van positieve lenzen kan
men samengestelde instrumenten zoals projector
mikroscoop en astronomische kijker konstrueren. Deze
systemen zijn vervaardigd van materiaal dat optisch dichter
is dan lucht.

8.7.1 Het Prisma

FTeW -------------Algemene Natuurkunde voor Elektrotechniek en Werktuigbouwkunde-------- 6


College 2013-2014
Bekijk een lichtstraal die men op een prisma met
brekingsindex n en tophoek a laat invallen. Veronderstel de
invals- en brekingshoeken klein.
Indien de hoeken klein zijn geldt steeds:
Sin θ i ≈ θ i

De invallende straal PQ volgt de weg QR in het prisma en


daarna de weg RS in de lucht. Er geldt :
nlucht = nl en aan het grensvlak AC n prisma = n p = n
Het prisma
Er geldt nu dus aan de grensvlakken het volgende:
Aan grensvlak AC
nl sin i1 = n p sin b1 ⇒ nl i1 = n p b1 ⇒ i1 = n p b1
Aan grensvlak BC
n p sin i 2 = nl sin b2 ⇒ n p i2 = n b 2 ⇒ n p i2 = b2

Uit de figuur blijkt dat de deviatie van de lichtstraal gelijk is


aan β. De deviatie β bestaat uit twee termen de deviatie aan
het grensvlak AC en BC.
β = (i1 − b1 ) + (b2 − i2 )
Uit vierhoek QDRD volgt dat hoek α en hoek D samen 180o
zijn, want hoek Q en R zijn de hoeken b1, i2 en D samen
180o. Hieruit volgt dat hoek α gelijk is aan de som van hoek
b1 en hoek i2.
α = b1 + i2
De deviatie = (i1 − b1 ) + (b2 − i2 ) = (i1 + b2 ) − (b1 + i2 )
β = (i1 + b2 ) − α
Met i1 = nb1 en ni2 = b2 ⇒
β = (i1 + b2 ) − α = n (b1 + i2 ) − α = n α − α = (n −1)α
h
Voor de lichtstraal die horizontaal invalt is β = . Voor
TS
een prisma met een kleine tophoek is bij een kleine
invalshoek de deviatie onafhankelijk van de invalshoek.

8.8 Dunne Positieve lens


Bekijk een lichtstraal die evenwijdig aan de optische-as van
een dunne positieve lens op de lens invalt. De lichtstraal
wordt tweemaal gebroken aan de respectieve vlakken AC en
BC in de punten Q en R. Trekt men nu in Q en R
raakvlakken aan de lens dan snijden die onder een hoek α.
Hierbij is hoek b1 = hoek RQD en hoek i2 = hoek QRD. Zijn
de hoeken van inval en breking weer klein, dan is de
lichtbreking door een dunne lens op te vatten als de breking
door een prisma met kleine tophoek. De deviatie is dan
eveneens gelijk aan

FTeW -------------Algemene Natuurkunde voor Elektrotechniek en Werktuigbouwkunde-------- 7


College 2013-2014
h h
β = = , hierbij is f de brandpuntsafstand van de lens.
TS f
Alle stralen die evenwijdig aan de optische as op de lens
vallen gaan na breking door één punt, het zogenaamde
brandpunt f.

8.9 Konstruktie van de stralengang

De positieve lens (konvergerende lens)

De dunne positieve lens wordt weergegeven door een


vertikaal lijnstuk met een
plusteken (+) er boven. De lens heeft twee brandpunten f1
en f2 Het brandpunt
f2 ligt aan de kant van het voorwerpen f1 aan de kant waar
het reëel beeld gevormd wordt.

Om de afbeelding van een voorwerp door een dunne


positieve lens te konstrueren moet men tenminste twee
lichtstralen tekenen,
Er zijn echter drie mogelijkheden:
a. een lichtstraal die evenwijdig aan de hoofdas invalt gaat
na breking door het brandpunt f1;
b. een lichtstraal die door het middelpunt van de lens gaat,
daarvan is de deviatie nul.
c. een lichtstraal die door het brandpunt f invalt, loopt na
breking evenwijdig
aan de hoofdas,

Alle lichtstralen die van een punt uitgaan, komen na passage


door de dunne positieve lens ook weer in een punt terug.

Alle lichtstralen die van een punt van een voorwerp uitgaan,
komen na passage door de dunne positieve lens ook weer in
een punt in het beeld terug.

Uit nevenstaande figuren volgt dat met, de positieve lens


zowel reële als virtuele
beelden gevormd kunnen worden. Reëele beelden kunnen
op een scherm opgevangen worden, virtuele niet. De relatie
tussen de voorwerpsafstand (v), de beeldafstand (b) en de
brandpunts-afstand (f) van de lens luidt:
1 1 1
= +
f v b

Om de gang van een willekeurige lichtstraal te konstrueren,


trekt men door het middelpunt van de lens een lijn
evenwijdig aan de invallende straal. Waar deze lijn het

FTeW -------------Algemene Natuurkunde voor Elektrotechniek en Werktuigbouwkunde-------- 8


College 2013-2014
brandvlak snijdt, passeert de gebroken lichtstraal. Het
brandvlak is het vlak door f waarop de hoofd-as loodrecht
staat.

De negatieve lens (divergerende lens)


De dunne negatieve lens wordt weergegever door een
vertikaal lijnstuk met een minteken (-) erboven. Deze lens
heeft eveneens twee brandpunten, f 1 en f 2 Het brandpunt
f 1 ligt aan de kant van het voorwerp en het virtueel beeld.
Om de afbeelding van een voorwerp door een dunne
negatieve lens te konstrueren heeft, men minimaal twee
lichtstralen nodig. Ook hier zijn er drie mogelijkheden:
a. een lichtstraal die evenwijdig aan de hoofdas op de
lens invalt, lijkt na breking uit brandpunt f1 te komen.
b. een lichtstraal die door-het middelpunt van de lens
gaat, daarvan is de deviatie nul.
c. een lichtstraal die in de richting van het brandpunt f
valt, loopt na breking evenwijdig aan de hoofdas.

Alle lichtstralen die van van één punt uitgaan lijken na


breking ook uit een punt te komen.
Uit bovenstaande figuren blijkt dat met een negatieve lens
alleen virtuele beelden gevomd kunnen worden, die
verkleind zijn. De relatie tussen de voorwerpsafstand (v), de
beeldafstand (b) en de brandpuntsafstand (f) luidt:
−1 1 1
= +
f v b

Om de gang van een willekeurige lichtstraal te konstrueren,


trekt men een lijn evenwijdig aan de invallende straal door
het middelpunt van de lens, Waar deze lijn het brandvlak
door fl snijdt, loopt de gebroken straal.

De negatieve lens is per definitie een divergerende lens. In


instrumenten worden kombinaties van positieve en
negatieve lenzen gebruikt, dit ter vergroting van een
voorwerp, het dichterbij halen van een voorwerp, en het
wegwerken van aberaties.

FTeW -------------Algemene Natuurkunde voor Elektrotechniek en Werktuigbouwkunde-------- 9


College 2013-2014
9. Interferentie
Als golffronten een scherpe rand van een object moeten
passeren of op een opening van een object terecht komen dat
niet transparant of doorlatend is voor energie (licht, geluid,
micro golven enz.) dan treden bijzondere verschijnselen op,
die we INTERFERENTIE noemen.
Deze verschijnselen veroorzaken een patroon van gebieden
met maxima en minima in intensiteit of in het geval van
licht zijn dat lichte en donkere strepen zie figuur 1 en 2.
Interferentie is het verschijnsel dat optreedt wanneer de
Figuur 8.9.1 uitwijking van twee of meer golfuitwijkingen elkaar
versterken (figuur 8.9.3a), neutraliseren (figuur 8.93b) of
elkaar anderszins beïnvloeden.
De bronnen S1 en S2 in bijgaande figuur zijn coherente
bronnen, dat wil zeggen dat ze steeds een constant
faseverschil hebben. Dit fase verschil is het geval van S1 en
S2 nul, omdat ze beide deel zijn van hetzelfde golffront.

We zijn geïnteresseerd in hoe we aan een dergelijk


verschijnsel van interferentie kunnen rekenen.
We kunnen een situatie bekijken waarbij een vlakke
monochromatische golf met λ= 500 nm loodrecht valt op
Figuur 8.9.2 een rooster met 4 spleten. De afstand tussen de spleten is d =
0.05 mm. de afmeting van de spleten is << d.

We zullen de intensiteit verdeling op een scherm dat op 1


meter afstand van het rooster staat bereken en tekenen.
Voor de berekening van de intensiteit maken we gebruik
van een van de formules van een golf.
We kunnen kiezen voor een vergelijking van een golf met
eventueel een beginfasehoek ф.
⎛ 2π ⎞
U(x, t ) = a sin ⎜ ωgolf t + φ − x⎟
⎝ λ ⎠
voor een zich naar rechts voortplantende golf.
Figuur 8.9.3a
Voor het krijgen van inzicht in de oplossing van de
berekening is het zinvol een tekening van de situatie te
maken.
Aan de hand van de tekening kunnen we voorstellen doen
voor de berekening van de intensiteit in een punt P op het
scherm.

FTeW -------------Algemene Natuurkunde voor Elektrotechniek en Werktuigbouwkunde-------- 10


College 2013-2014
Figuur 8.9.3b De uitwijking van een van de golven is:

⎛ 2π ri ⎞
u i = u o Sin ⎜ ω t + φ − ⎟
⎝ λ ⎠
En ten gevolge van alle bijdragen in P is dat:
4
u tot = ∑u
1=1
i

Het is nu zaak de ri van alle vier de golven te bepalen. Dit


doen we met behulp van de figuur.

2
⎛ 3 ⎞ 9
r = L + ⎜ x − d ⎟ = L2 + x 2 − 3 d * x + d 2
1
2 2

⎝ 2 ⎠ 4
2
⎛ 1 ⎞ 1
r = L + ⎜ x − d ⎟ = L2 + x 2 − d * x + d 2
2
2
2

⎝ 2 ⎠ 4
2
⎛ 1 ⎞ 1
r = L + ⎜ x + d ⎟ = L2 + x 2 + d * x + d 2
2
3
2

⎝ 2 ⎠ 4
2
⎛ 3 ⎞ 9
r = L + ⎜ x + d ⎟ = L2 + x 2 + 3 d * x + d 2
2
4
2

⎝ 2 ⎠ 4
We merken op dat de combinatie van optelling van de
kwadraten van eerste en de vierde en de tweede en derde
enkel de tussen termen oplevert.

FTeW -------------Algemene Natuurkunde voor Elektrotechniek en Werktuigbouwkunde-------- 11


College 2013-2014
r42 − r12 = (r4 + r1 )(r4 − r1 ) = 6 d * x
r32 − r22 = (r3 + r2 )(r3 − r2 ) = 3 d * x
6d*x x
(r4 + r1 ) ≈ 2 L ⇒ (r4 − r1 ) = = 3d
2L L
2d*x x
(r3 + r2 ) ≈ 2 L ⇒ (r3 − r2 ) = =d
2L L
We kunnen nu de uitwijkingen van de golffronten 4 en 1 en
de uitwijkingen van 3 en 2 bij elkaar optellen om daarna
allemaal bij elkaar te doen.
De vergelijkingen van de respectieve golven kunnen we
eerst opschrijven en dan de optelling doen.

⎛ 2π r1 ⎞
u1 = u o Sin ⎜ ω t + φ − ⎟
⎝ λ ⎠
⎛ 2π r2 ⎞
u 2 = u o Sin ⎜ ω t + φ − ⎟
⎝ λ ⎠
⎛ 2π r3 ⎞
u 3 = u o Sin ⎜ ω t + φ − ⎟
⎝ λ ⎠
⎛ 2π r4 ⎞
u 4 = u o Sin ⎜ ω t + φ − ⎟
⎝ λ ⎠
De optelling van de golffront uitwijkingen hebben een
sinusvorm. De optelling van twee sinussen levert ons de
volgende relatie:

⎛α − β⎞ ⎛α + β⎞
Sin (α ) + Sin (β ) = 2 Cos ⎜ ⎟ Sin ⎜ ⎟
⎝ 2 ⎠ ⎝ 2 ⎠
⎡ ⎛ 2π r4 ⎞ ⎛ 2π r1 ⎞⎤
u 4 + u1 = u o ⎢Sin ⎜ ω t + φ − ⎟ + Sin ⎜ ω t + φ − ⎟
⎣ ⎝ λ ⎠ ⎝ λ ⎠⎥⎦
⎛ π (r − r1 ) ⎞ ⎛ π (r4 + r1 ) ⎞
u 4 + u1 = 2 u o Cos ⎜ 4 ⎟ Sin ⎜ ω t + φ − ⎟
⎝ λ ⎠ ⎝ λ ⎠
⎛ π 3d x ⎞ ⎛ 2π L ⎞
u 4 + u1 = 2 Cos ⎜ * ⎟ Sin ⎜ ω t + φ − ⎟
⎝ λ L⎠ ⎝ λ ⎠
⎛ πd x ⎞ ⎛ 2π L ⎞
u 3 + u 2 = 2 Cos ⎜ * ⎟ Sin ⎜ ω t + φ − ⎟
⎝ λ L⎠ ⎝ λ ⎠

FTeW -------------Algemene Natuurkunde voor Elektrotechniek en Werktuigbouwkunde-------- 12


College 2013-2014
4
⎡ ⎛ πd x ⎞ ⎛ π d x ⎞⎤ ⎛ 2π L ⎞
∑u i = 2 u o ⎢Cos ⎜ 3 * * ⎟ + Cos ⎜
⎝ λ L⎠
* ⎟⎥ Sin ⎜ ωt + φ −
⎝ λ L ⎠⎦ ⎝ λ ⎠

i =1 ⎣
4
⎡ ⎛ π d Sin α ⎞ ⎛ π d Sin α ⎞⎤ ⎛ 2π L ⎞
∑ u i = 2 u o ⎢ Cos ⎜

3
λ


+ Cos ⎜
⎝ λ


⎥ Sin ⎜

ω t + φ −
λ


i =1 ⎣ ⎦
4
⎛ 2πL⎞

i =1
u i = u tot = 2 A o Sin ⎜ ω t + φ −
⎝ λ

De intensiteit van elke golfbeweging is gelijk aan het over


de tijd gemeten gemiddelde vermogen dat de golf door een
oppervlak meeneemt of transporteert.
Vermogen is energie per tijdseenheid J/s.
De energie in een golf is gelijk aan de energie in de trilling
die wordt doorgestuurd.

De energie en de intensiteit in een golf zijn dan met


u = 2Ao Sin (ωt + ф – 2πL/λ) gelijk aan:

t2 =T t2 =T
1
E= ∫ u (x, t )dt ⇒ I= ∫ u (x, t )dt ⇒
2 2

t1 = 0
T t1 = 0
T
4 A o2 2⎛ 2π L ⎞
T ∫0
I= Sin ⎜ ω t + φ − ⎟ dt ⇒
⎝ λ ⎠
T
4 A o2 1 ⎡ ⎛ 2π L ⎞⎤
I= * ∫ ⎢1 − Cos 2⎜ ω t + φ − ⎟⎥ dt
T 20⎣ ⎝ λ ⎠⎦
FTeW -------------Algemene Natuurkunde voor Elektrotechniek en Werktuigbouwkunde-------- 13
College 2013-2014
De intensiteit in een golf is dan gelijk aan:

4 A o2 1
I= * [T ] = 2 A o2
T 2
⎡ ⎛ d x⎞ ⎛ d x ⎞⎤
I = 2 u o2 ⎢Cos ⎜ 3π ⎟ + Cos ⎜ π ⎟⎥
⎣ ⎝ λ L ⎠ ⎝ λ L ⎠⎦
⎡ ⎛ d Sin α ⎞ ⎛ d Sin α ⎞⎤
I = 2 u o2 ⎢Cos ⎜ 3π ⎟ + Cos ⎜ π ⎟⎥
⎣ ⎝ λ ⎠ ⎝ λ ⎠⎦
De bepaling van nulpunten en extremen in de grafische
weergave wordt voor beide functies bepaald met
onderstaande tabel.

De grafische weergaven van energie en intensiteit is dan


zoals in bijgaande figuur.

Wanneer de spleet of spleten niet meer verwaarloosbaar zijn


FTeW -------------Algemene Natuurkunde voor Elektrotechniek en Werktuigbouwkunde-------- 14
College 2013-2014
ten opzichte van de afstand tussen de spleten (de zo geheten
brede spleet) dan gaat de bepaling van de interferentie
anders.

We kunnen dit bekijken aan de hand van een vraagstuk.

Een vlakke monochromatische golf met golflengte λ, valt op


twee spleten A en B. Hierdoor ontstaat een patroon van
lichte en donkere strepen op scherm S op afstand L. De
afstand tussen de spleten is “d”. De breedte van de spleten is
verwaarloosbaar t.o.v. “d”.
Het gehele gebied tussen A en B en A en B zelf worden
gemaakt tot een zeer smalle spleet met breedte “d”.
Bepaal hiervoor het belichtingspatroon op scherm S als
funktie van de plaats.
Bepaal de intensiteit van de belichting op het scherm en
teken die als funktie van sinα (= x/L).

De vergelijking van de golf is:

⎛t Δ⎞ ⎛ 2π Δ ⎞
u i (x ) = u o Sin 2π ⎜ + ⎟ = u o Sin ⎜ ω t + ⎟
⎝T λ ⎠ ⎝ λ ⎠
Δ is het weglengte verschil die afhankelijk is van x de positie
in de spleet ⇒
Δ
Sin α = ⇒ Δ = x Sin α ⇒
x
⎛ 2π Sin α ⎞
u i (x ) = u o Sin ⎜ ω t + x ⎟ = u o Sin (ω t + p x ) ⇒
⎝ λ ⎠

u i (x ) = u o [Sin ω t * Cos px + Sin px * Cos ω t ]


FTeW ⎡ pd

-------------Algemene Natuurkunde voor Elektrotechniek en Werktuigbouwkunde--------
2 15
⎢ ⎥
⎢Sin ω t ∫ Cos px d(px ) +
College 2013-2014

d ⎥
u ⎢ ⎥
2 − pd
2
⎛ pd ⎞
Sin ⎜ ⎟
u ⎛ pd ⎞ ⎝ 2 ⎠ Sin ω t
u tot = 2 o Sin ω t Sin ⎜ ⎟ = u o d
p ⎝ 2 ⎠ ⎛ pd ⎞
⎜ ⎟
⎝ 2 ⎠
⎛ πd ⎞
Sin ⎜⎜ Sin α ⎟⎟
u tot = uo d ⎝ λ ⎠ Sin ω t = A Sin ω t ⇒
⎛ πd ⎞
⎜ Sin α ⎟
⎝ λ ⎠

⎛ πd ⎞
Sin ⎜ Sin α ⎟
A = uo d ⎝ λ ⎠
⎛ πd ⎞
⎜ Sin α ⎟
⎝ λ ⎠
Dit is het interferentie deel van de oplossing

Sin ω t
Dit is het tijdfahankelijk deel van de oplossing

De amplitudo is Sin α afhankelijk ⇒


we moeten de extremen van A zoeken.
FTeW -------------Algemene Natuurkunde voor Elektrotechniek en Werktuigbouwkunde-------- 16
πd College 2013-2014
stel dan Sin α = β ⇒
λ
De amplitudo is Sin α afhankelijk ⇒
we moeten de extremen van A zoeken.
A heeft extremen indien de teller maximaal is en
de noemer ongelijk nul ⇒
Sin β ± 1 πd π
= ⇒ β= Sin α = (2k + 1) ⇒
β β λ 2
λ ⎛ 2k + 1 ⎞
Sin α = (2k + 1) en β = ⎜ ⎟π
2d ⎝ 2 ⎠

De amplitudo A heeft dan maxima voor k = 0, 2, 4 ... ⇒


π 5 π 9π
β= , , ...
2 2 2
De amplitudo A heeft dan minima voor k =1, 3, 5..... ⇒
3 π 7 π 11 π
β= , ,
2 2 2

FTeW -------------Algemene Natuurkunde voor Elektrotechniek en Werktuigbouwkunde-------- 17


College 2013-2014
T
1 1
De intensiteit I = ∫ u 2tot dt = A 2
T0 2
2
⎧ ⎛ 2k + 1 ⎞ ⎫
⎪ Sin ⎜ ⎟π⎪
1⎪
I = ⎨ uo d ⎝ 2 ⎠ ⎪
2k + 1 ⎬
2⎪
π ⎪
⎪⎩ 2 ⎪⎭
2 u o2 d 2
I=
[(2k + 1) π]2

FTeW -------------Algemene Natuurkunde voor Elektrotechniek en Werktuigbouwkunde-------- 18


College 2013-2014
Vraagstukken

1.
Een geoloog en mijnbouwer die in het veld zijn zien een
gewone regenboog. De mijnbouwer zegt dit is het gevolg
van een enkelvoudige reflectie in water druppels in de
regenbui die optreedt. De geoloog beweert dat het gaat om
tweemaal een reflectie in de druppel. Indien de snelheid van
het licht in water 2/3 van de snelheid van het licht in de
lucht is voer dan de constructie uit voor de enkelvoudige
reflectie in de druppel en stel na argumentatie vast wie
gelijk heeft. Neem hierbij aan de dat de hoek van inval van
het licht op de druppel 30o is.

2.
Een voorwerp wordt voor een positieve lens geplaatst die
een brandpuntsafstand van 20 cm heeft. Het beeld dat
gevormd wordt is 2,5 keer zo groot als het voorwerp.
a. Bereken de plaats van het voorwerp;
b. Bereken op welke afstand van de positieve lens een
negatieve lens met brandpuntsafstand van 15 cm geplaatst
moet worden om van het onder a gevormd beeld een reëel
beeld te verkrijgen dat vier keer zo groot is als het voor
werp. Indien mogelijk construeer de complete beeldvorming
c. Bepaal het gebied waarin deze lens van het onder a
gevormd beeld een reëel vergroot beeld kan vormen.

3.
Een voorwerp wordt voor een positieve lens geplaatst die
een brandpuntsafstand van 20 cm heeft. Het beeld dat
gevormd wordt is 3 keer zo groot als het voorwerp.
a. Bereken de plaats van het voorwerp;
b. Bereken op welke afstand van de positieve lens een
negatieve lens met brandpuntsafstand van 10 cm geplaatst
moet worden om van het onder a gevormd beeld een reëel
beeld te verkrijgen dat twee keer zo groot is als het eerste
beeld. Indien het tweede beeld gevormd kan worden
construeer de complete beeldvorming
c. Bepaal het gebied waarin deze negatieve lens van het
onder a gevormd beeld een reëel vergroot beeld kan vormen.

4.
Een lichtstraal valt vanuit de lucht onder een hoek van 30o
op een serie platen die onder elkaar liggen. De platen
hebben zodanige afmetingen dat de gehele stralengang door
de platen plaats vindt. De lichtsnelheid door de eerste plaat

FTeW -------------Algemene Natuurkunde voor Elektrotechniek en Werktuigbouwkunde-------- 19


College 2013-2014
is 250000 km/s, door de tweede plaat 200000 km/s, door de
derde plaat 150000 km/s en de vierde plaat 125000 km/s.
a. Bereken de hoek waaronder de lichtstraal terugkeert in d
lucht.
b. Construeer de stralengang.

5. Beschouw de situatie waarbij een vlakke monochro-


matische golf met λ= 500 nm loodrecht valt op een rooster
met 3 spleten. De afstand tussen de spleten is d = 0.05 mm.
de afmeting van de spleten is << d.
Bereken en teken de intensiteitsverdeling op een scherm dat
zich op 1 meter afstand van het rooster staat.

FTeW -------------Algemene Natuurkunde voor Elektrotechniek en Werktuigbouwkunde-------- 20


College 2013-2014

You might also like