You are on page 1of 2

Het classificatiesysteem gaat uit van de plantengroei: de klimaatgrenzen werden op basis van

minimale en maximale gemiddelde maandtemperatuur bepaald door het verspreidingsgebied van


bepaalde planten.

Planten vormden een belangrijk onderdeel in de onderzoeken van Köppen, die zich afvroeg
waarom bepaalde planten ergens wel of niet leefden. Hij kwam erachter dat dit te maken had met
neerslag en temperatuurverschillen. Zo liggen de klimaatgrenzen meestal op de grenzen tussen
twee of meerdere hoofdtypen vegetatie, ecotonen of randzones genoemd.

Voorbeeld aan de hand van bomen:

De scheiding tussen tropische en droge klimaten wordt bepaald door de aan- of afwezigheid van
bomen.

Boomgroei is de indicator tussen het landklimaat en het toendraklimaat.

De scheiding tussen loofboomvegetatie en naaldboomvegetatie ligt ruwweg op de scheiding


tussen het koudere landklimaat en een gematigd zeeklimaat.

egenwoordig worden er meestal zes verschillende ecozones onderscheiden (zie ook de kaart). Het
WWF geeft er een tweelettercode aan:

(PA) Het Palearctisch gebied (Europa, Noord-Afrika en grote delen van Azië)

(NA) Het Nearctisch gebied (Noord-Amerika en delen van Mexico)

(AT) Het Afrotropisch gebied (Afrika ten zuiden van de Sahara, Arabisch Schiereiland en
Madagaskar)

(NT) Het Neotropisch gebied (Zuid- en Midden-Amerika)

(IM) Het Oriëntaals gebied (Zuid-Azië, Zuidoost-Azië en de Indonesische eilanden tot Celebes)

(AA) Het Australaziatisch gebied (Molukken, Nieuw-Guinea, Nieuw-Zeeland, Australië en de


Pacifische eilanden)

Het WWF onderscheidt daarnaast nog de ecozones:

(OC) Het Oceanisch gebied (De eilanden van de Grote Oceaan, zoals Hawaï)

(AN) Het Antarctisch gebied (Een aantal eilanden in de zuidelijke oceanen en Antarctica zelf)

De Nearctische en Palearctische gebieden worden soms samen het Holarctisch gebied genoemd.
De grenzen zijn niet altijd even duidelijk en er zijn een aantal overgangsgebieden. Zo heeft de
regio rond Celebes (Wallacea) kenmerken van zowel het Oriëntaalse als het Australaziatische
gebied.

De tweelettercode voor het Oriëntaals gebied is IM voor Indo-Malayan. Het WWF gebruikt deze
codes als prefix voor de onderverdeling van de ecozones in ecoregio's. Bijvoorbeeld de ecozone
waarin Nederland en Vlaanderen liggen heeft de code PA0402. Het voorvoegsel PA geeft aan dat
de ecozone het Palearctisch gebied is. Het 04 deel daarvan geeft aan dat het bioom ervan tot de
gematigd loofbos en gemengd bos behoort.

Welke biotopen in een ecoregio kunnen voorkomen wordt vooral bepaald door het klimaat, de
geologische ontstaansgeschiedenis en de samenstelling van de bodem.

Binnen ecoregio's kunnen eventueel nog kleinere ecodistricten worden onderscheiden, en ten
slotte ecosystemen.

Ecoregio's worden opgedeeld in terrestrische, zoetwater- en mariene ecoregio.

Het World Wildlife Fund (WWF), die de ecoregio's heeft beschreven, onderscheidt 867
terrestrische-, ongeveer 450 zoetwater- en 232 mariene ecoregio's. De classificatie is een synthese
van verscheidene eerdere pogingen, en wordt door vele experten als 'vrij definitief' beschouwd.

You might also like