You are on page 1of 8

Inhoud

TMA 25 2001
13de jaargang
prijs los nummer / Hfl.13,95/ euro 6,25 Redactioneel 2

TMA is een onafhankelijk tijdschrift dat aandacht be- E. Ch. L. van Vliet 4
steedt aan het actuele archeologische onderzoek in de Sukè. Over de betekenis van de vijg in de Griekse bestaanseconomie
mediterrane wereld, in het bijzonder verricht vanuit
Nederland en België. Het overnemen van artikelen is Olaf Satijn 10
toegestaan mits met bronvermelding. Bijdragen van Interactieve tempels? De vroege Griekse tempelbouw als testcase
lezers zijn welkom en kunnen al dan niet verkort door de voor peer polity interaction
redactie worden gepubliceerd.
Deze uitgave kwam tot stand met steun van de Stichting Yvonne M. Boonstra 22
ter Ondersteuning van Oudheidkundig Onderzoek.
Een onderzoek naar de horizontale en verticale organisatie van
TMA verschijnt normaliter twee keer per jaar. Tarquinia en Sala Consilina Consilina (juli/augustus 2000)
Opgave kan schriftelijk of door storting van Hfl. 27,-
(euro 12,25) op girorekening 5859344. Wieke de Neef 29
Studenten betalen Hfl. 24,50 (euro 11,-) (onder ver- Spiegeltjes en kralen of wederzijds begrip?
melding van studentnummer). De invloed van inheemse en Griekse elementen op twee koloniale
De abonnementen lopen van 1 januari tot 31 december gebieden in Zuid-Italië
en worden automatisch verlengd, tenzij een maand van
tevoren schriftelijk is opgezegd. Boekrecensies 36
Tijdschrift voor Mediterrane Archeologie Archeologica 42
Poststraat 6
9712 ER Groningen English summaries 45
050-3635595
e-mail: j.h.f.dijkstra@theol.rug.nl

redactie: Peter Attema, Marcella Blom, Jitse Dijkstra,


Stefan Elevelt, Elvira Groenewoud, Jasper Huis in ’t
Veld, Jolanda Maassen, Gijs Tol, Christina Williamson
ontwerp omslag: Carla Veltman
uitvoering omslag: Carla Veltman, Wob Jansen
layout en zetwerk: Ruurd van der Weij
druk omslag: ’t Grafisch Huis
druk binnenwerk: Donkel & Donkel
ISSN 0922-3312

81999/SOOO

Voor onze Belgische abonnees.


Wegens problemen met de Belgische rekening
verzoeken wij U Uw abonnementsgeld op de
Nederlandse rekening over te maken.
Herinnering enquête TMA
Bij voorbaat dank.
Op de enquête in TMA 24 heeft de redactie tot op heden
De redactie
bijzonder veel positieve reacties mogen ontvangen.
Wellicht zijn er nog lezers die nog niet in de gelegenheid
zijn geweest de enquête in te vullen. Graag maakt de
redactie deze lezers er op attent dat de sluitingsdatum
hiervoor is gesteld op 1 augustus aanstaande. De redactie
dankt U allen hartelijk voor Uw medewerking.

TMA 25 (2001) 1
Villanova-cultuur: gelijke rechten voor iedereen?
Een onderzoek naar de horizontale en verticale organisatie van
1
Tarquinia en Sala Consilina Consilina (juli/augustus 2000)
De auteur voltooide in 2000 de studie Klassieke en Mediterrane Archeologie te Groningen.
Yvonne M. Boonstra
Momenteel is ze werkzaam bij ARC bv.
e r echten voor i eder een? Yvonne M. Boonstr a

De wijdverspreide Villanova-cultuur is de Daarnaast is er ook veel aandacht uitgegaan


meest significante manifestatie van de Ita- naar het fenomeen gender. Er is namelijk vanuit 1. Dit artikel is gebaseerd
op mijn doctoraal- en bij-
liaanse ijzertijd. In tegenstelling tot wat de de traditionele androcentrische archeologie een vakscriptie over de Villa-
naam suggereert, vormt deze cultuur geen uni- te grote aandacht geweest voor de mannen, novacultuur van Tarqui-
form-etnisch geheel. Er zijn minstens vijf re- waardoor de aanwezigheid en de rol van de nia en Sala Consilina
gionale groepen te onderscheiden: de zuidelijke vrouwen op de achtergrond is gedrongen. Zo (juli/augustus 2000).

Villanova van Campanië en Lucania, de Villa- wordt in de literatuur over Etrurië en Latium
nova van Emilia, Romagna, Picene en de Villa- Vetus vaak gesproken over vorstengraven, of
nova van Etrurië. Niet alleen tussen de groepen, tombe principesche. Over een tomba principessa
maar ook binnen de groepen zelf, bestaan grote wordt nergens gesproken, terwijl rijke vrou-
verschillen (Pallottino 1975, 48). De necropolen wengraven ook bestaan; deze worden gene-
leveren hiervoor het belangrijkste archeologi- geerd of anders geïnterpreteerd.
sche bewijs, aangezien nederzettingsonder-
zoek nog niet zo ver gevorderd is. Setting

Het onderzoek: egalitariteit en tombe Het onderzoek heeft zich gericht op ruim 250
principesche graven uit Tarquinia in Etrurië en Sala Consili-
na in Campanië. Het gebied van Tarquinia kent
Het doel van het onderzoek is aan de hand van verscheidene grafarealen, waarvan er vier ge-
de grafvorm, grafrite en de grafassemblages analyseerd zijn (Fig. 1). In het oosten van de Ci-
een uitspraak te doen over het karakter van de vità, één van de twee noordwest lopende pro-
sociale organisatie in zowel verticaal als hori- minente heuvels, bevinden zich op enkele knol-
zontaal opzicht. Verticale ofwel toegeschreven len de eerste drie: Selciatello Sopra, Selciatello
status, houdt verband met geboorterecht en erf- en Impiccato. Van deze necropolen is niets be-
recht. Met horizontale status wordt verworven kend over de locaties van de graven. Op de
status bedoeld, wat verband houdt met leef- tweede heuvel, Monterozzi genaamd, bevindt
tijdsklassen en/of gender. zich de vierde necropool, die naar de heuvel is
Hoewel de interesse voor de grafgebruiken van vernoemd. Van Monterozzi bestaan wel enkele
de culturen uit het verleden zeer oud is en de be- gegevens over de graflokaties.
studering hiervan dan ook traditioneel één van De necropool San Antonio van Sala Consilina is
de belangrijkste onderzoeksgebieden van de ar- gelegen in Campanië in de Apennijnen (Fig. 2).
cheologie vormt, is er een gebrek aan daadwer- Het bestaat uit vier zones, waarvan er drie on-
kelijk onderzoek naar sociale organisatie aan de derzocht zijn: Masino, Ventre en Casa Canoni-
hand van grafdata. ca. Alleen van de eerste twee zijn de plattegron-
Zo is de vooronderstelling ontstaan dat in Vil- den bekend.
lanova I sprake zou zijn van een min of meer
egalitaire samenleving, waarna in periode II Resultaten
een sociale differentiatie zou zijn ontstaan (Del- Uit de analyse van de graven van Tarquinia en
pino 1984, 52). Recente onderzoeken lijken ech- Sala Consilina blijkt dat er zowel sprake is van
ter aan te tonen dat het egalitaire karakter van een horizontale als een verticale stratificatie in
de vroegste fase van deze cultuur zeer onwaar- de gehele Villanova periode.
schijnlijk is (Della Fina 1998, 9). Dit belangrijke
vraagstuk heeft veel aandacht gekregen tijdens
mijn onderzoek naar de sociale organisatie van
de Villanova-cultuur van Tarquinia en Sala
Consolina.

22 Yvonne M. Boonstra TMA 25 (2001)


Figuur 1.
Kaart van Tarquinia en Horizontale stratificatie
haar necropolen (uit Evenredige vertegenwoordiging seksen niet univer-
Pallottino 1937, 111). Genderdifferentiatie en leeftijdsklassen seel voor Villanova-cultuur
De horizontale organisatie uit zich in de vorm Op grond van de evenredige vertegenwoordi-
van een genderdifferentiatie middels seksege- ging van de mannen en vrouwen op de necro-
bonden bijgiften, waarbij het handwerkgerei, polen van Tarquinia, lijken beide seksen een ge-
boogfibulae en sieraden onder voorbehoud ge- lijk aanzien te hebben genoten. Ze hadden dus
relateerd kunnen worden aan de vrouwen, ter- gelijke rechten van bijzetting op de desbetref-
wijl de scheermessen, wapens en de slangenfi- fende necropolen.
bulae onder voorbehoud gerelateerd kunnen Dit kan niet gezegd worden van Sala Consilina,
worden aan de mannen. waar in periode IIB de mannen vrijwel geheel
De absentie in enkele graven van de primaire absent zijn. De discriminatie van mannen is in
sekse-indicatoren, waartoe het handwerkgerei, Italië een bekend verschijnsel op bepaalde ne-
scheermessen en wapens gerekend worden, cropolen in de ijzertijd (Bietti Sestieri 1992, 121).
lijkt indicatief te zijn voor het bestaan van leef- Er zijn nog geen plausibele verklaringen opge-
tijdsklassen; met name omdat één van deze gra- worpen voor deze gedifferentieerde begraving.
ven toegeschreven kan worden aan een klein Wel wordt gesuggereerd dat mannen vaak ver
kind. Er wordt hierbij verondersteld dat kinde- van hun woonplaats stierven, bijvoorbeeld in
ren tot een bepaalde leeftijdsklasse nog niet de een oorlog en daardoor elders begraven werden
status van een volwassene verkregen. Dit lijkt (Zevi, Bedini 1973, 36).
bevestigd te worden door de aanwezigheid van
enkele kindergraven van grotere afmetingen, ‘Tombe principesche’, maar ook ‘tomba principessa’
die wel sekse-indicatoren bevatten. De waargenomen verschillen tussen de grafin-

TMA 25 (2001) Villanova-cultuur: gelijke rechten voor iedereen? 23


Figuur 2.
ventarissen van mannen en vrouwen beperken van deze dubbele standaard, dan ook gefaald in Kaart van de
zich tot de sekse-indicatoren. De rijkdom lijkt de interpretatie van weelde en goederen bij necropool San
gelijkmatig verdeeld te zijn onder de beide sek- vrouwen en mannen (Pearson 1999, 99). Antonio bij Sala
Consilina (uit Ruby
sen. De zogenaamde tombe principesche zijn dan De rijke vrouwengraven van Tarquinia en Sala
1995).
ook niet exclusief voorbehouden aan de man- Consilina lijken niet in alle gevallen een reflectie
nen. te vormen van de rijkdom van een gemaal, daar
De algemeen gangbare opvatting is, zoals ge- bepaalde graven namelijk statusindicatoren
zegd, dat de rijke vrouwen niet gelijkwaardig van cultische aard bevatten, zoals askoi, dubbele
waren aan de mannen. De uiting van de rijk- vazen, bronzen kantklossen, hielbijlen en mes-
dom in bepaalde vrouwengraven zou de rijk- sen. Een weerspiegeling van de rijkdom van
dom van haar gemaal aangeven (Pearson 1999, een gemaal zou zich eerder in kwantitatief op-
107). Strömberg omschrijft in haar onderzoek zicht uiten in de vrouwengraven.
naar Griekse ijzertijdgraven de controversiële Daarnaast blijkt uit de plattegrond van een van
status van vrouwen als volgt: deze necropolen dat een vrouwengraf, Masino
210P (Fig. 3), het centrale graf vormde van de
“They (the rich female burials) are so outstanding groep graven uit periode IIB. Bovendien laten
that, had they belonged to men, we would no doubt enkele graven uit periode III zich met haar as-
have praised these men as persons of the highest im- sociëren door hun oriëntatie te wijzigen (Fig. 4).
portance and rank. To try to illuminate their true po- Ook kan haar graf met geen enkel belangrijk
sition in the Iron Age is possibly an impossible task” mannengraf in verband gebracht worden. Dit
(Strömberg 1993, 108). wijst op een individuele onafhankelijke status
van de vrouw ten opzichte van haar gemaal.
Veel archeologen hebben, door de hantering

24 Yvonne M. Boonstra TMA 25 (2001)


Verticale stratificatie

Deze gelijkwaardigheid tussen mannen en


vrouwen geldt echter niet binnen de afzonder-
lijke seksen. Uit de grafvormen op Tarquinia -
pozzetti versus monumentalere grafvormen- en
uit het verschil in kwantitatieve en kwalitatieve
rijkdom van de grafinventarissen kan gecon-
cludeerd worden dat er vanaf periode IA al sta-
tusverschillen bestaan (Fig. 5). Deze statusver-
schillen uiten zich ook middels de toegepaste
grafrite.

Krijgers en niet-krijgers
Uit de inventarissen wordt duidelijk dat bij de
mannen een functionele verdeling bestaat in
krijgers en niet-krijgers, die verschillend in aan-
zien leken te staan.
De krijgers gaan zich in de loop van de tijd ster-
ker profileren en er ontstaat een steeds grotere
interne differentiatie binnen deze groep, het-
geen in Tarquinia in periode II uitmondt in een
ware krijgersaristocratie. De Tomba del Guer-
riero van Monterozzi vormt hiervan het ultieme
voorbeeld.
Figuur 3.
De inventaris van graf
210P van Masino te
Sala Consilina (uit Ruby
1995, 319).

Figuur 4.
Plattegrond van Masino:
De graven uit periode III
laten zich associëren
met 210P (uit Ruby
1995, 183).

TMA 25 (2001) Villanova-cultuur: gelijke rechten voor iedereen? 25


Ook de niet-krijgersgroep kent een interne dif-
ferentiatie, hetgeen aangegeven werd door
grafvorm en verschillen in kwantitatieve en
kwalitatieve rijkdom. Belangrijke statusindica-
toren voor deze groep vormen de huturnen
(Fig. 6) en de scepters (Fig. 7) uit periode I.
In Sala Consilina is eveneens een interne diffe-
rentiatie te bespeuren binnen de krijgers, maar
deze is niet zichtbaar binnen de niet-krijgers.
Deze differentiatie lijkt niet uit te monden in een
krijgerskaste, daar er in periode II vrijwel geen
mannen bijgezet lijken te zijn.

Vrouwen: een driedeling in arm, rijk en rijk-cultisch


Een dergelijke functionele verdeling is bij de
vrouwen veel minder duidelijk waar te nemen.
Kwantitatief rijke graven geven duidelijk het
bestaan van een elitaire groep onder het vrou- kunnen worden aan de variabiliteit in geloof- Figuur 5.
welijk deel van de bevolking aan, die zich net sopvattingen (Binford 1972, 219). Cirkeldiagrammen:
als bij de mannen steeds duidelijker gaat mani- Dit hoeft echter niet altijd te gelden, want ook Grafvormverdeling bij
festeren en zal in periode II uitgroeien tot een binnen de gemeenschap zelf kunnen interne mannen en vrouwen in
elitaire klasse. veranderingen optreden (Dumézil 1966, 75-76). periode IA in Tarquinia.
De aanwezigheid van statusobjecten als mes- Een gemeenschap is zich namelijk zeker wel be- Verklaring van de
afkortingen:
sen, hielbijlen en cultisch aardewerk, zoals dub- wust van de verschillende wijzen waarop een
receptcyl = cylindrisch
bele kannen en askoi lijkt daarnaast nog een spe- lichaam bijgezet kan worden, maar zal niet zo- receptakel,
cifieke verticale status aan te duiden, gebaseerd maar een andere wijze introduceren. Daartoe receptrech = rechthoekig
op rituele functies. Bepaalde vrouwen lijken moeten eerst de organisatorische principes van receptakel.
dan ook een cultische functie te hebben vervuld de gemeenschap gewijzigd worden (Binford
en daardoor in hoog aanzien gestaan te hebben. 1972, 236). Hierbij zou gedacht kunnen worden
aan de introductie van een nieuwe rite door de
Crematie versus inhumatie elite om zich te onderscheiden van de rest van
de gemeenschap. Zo wordt in het Rome van de
In Sala Consilina werd inhumatie vanaf het be- 1ste eeuw v. Chr. door een vooraanstaande fa-
gin naast crematie toegepast en begonnen cre- milie de rite van crematie uitgeroepen tot norm
matiegraven steeds zeldzamer te worden, om in voor de edelen, terwijl daarvoor iedereen geïn-
periode IIB geheel te verdwijnen. De rite van humeerd werd (Morris 1992, 42). Dit lijkt ook op
crematie leek het meeste aanzien te genieten, te gaan voor Tarquinia.
met name bij de mannen. Het feit dat men in
Sala Consilina al vroeg inhumatie toepaste valt Figuur 6.
waarschijnlijk te verklaren doordat het door Huturn uit graf Selciatello
45 in Tarquinia (uit
haar ligging eerder onder de invloedssfeer
Hencken, 1968, Fig. 26).
kwam van Zuid-Italië, waar inhumatie al vroeg
gangbaar was.
In Tarquinia leek juist inhumatie, pas geïntro-
duceerd in periode IIA, meer aanzien te genie-
ten. De rite van inhumatie werd vermoedelijk
overgenomen uit het Latiale gebied, waar het al
de hoofdrite was vanaf de vroege 9de eeuw
(Bartoloni 1984, 18). Doorgaans wordt het plot-
seling optreden van een mengeling van gebrui-
ken, in dit geval het optreden van inhumatie
naast crematie, verklaard door contacten tussen
verschillende culturen (Binford 1972, 218). Zo
zou er sprake kunnen zijn van patrilokaliteit
waarbij de inkomende Latiale vrouwen hun ei-
gen grafgewoonten meebrengen. De variabili-
teit aan grafgebruiken zou dan toegeschreven

26 Yvonne M. Boonstra TMA 25 (2001)


Figuur 7. den uit meerdere woonkernen, gescheiden
Bronzen scepter uit door open ruimten, die geinterpreteerd kunnen
mannengraf Selciatello
Sopra 200 in Tarquinia
worden als gebieden bestemd voor de land-
(uit Hencken 1968). bouw (Mansuelli, Scarani 1961; Mandolesi
1999, 213). Deze gescheiden woonkernen lijken
te wijzen op de aanwezigheid van zogenaamde
familiari groepen (Bartoloni et al. 1984, 196). Er
lijkt een verdeling te bestaan in woonkernen of
zones met grote hutten en kernen met kleine
hutten, hetgeen mogelijk betekent dat er een so-
ciale differentiatie bestaat tussen de familie-
groepen onderling. In Satricum bijvoorbeeld is
alleen in de zone met de grote hutten zoge-
naamd elite aardewerk aangetroffen (Bartoloni
et al. 1984, 196).

Besluit

Bij deze conclusies over de sociale organisatie


mag niet uit het oog verloren worden dat de so-
ciale organisatie van de doden niet een reflectie
hoeft te zijn van die van de levenden. De ideo-
logische concepten kunnen namelijk een grote
invloed hebben op het grafritueel. Deze concep-
Monterozzi als elite necropool ten vallen moeilijk te achterhalen, daar er helaas
weinig bekend is over de ideologie van de Vil-
Uit het onderzoek van Tarquinia is ook geble- lanova-mensen. Deze cultuur behoort dan ook
ken dat de rijkdom necropool-gebonden is: de met grote voorzichtigheid benaderd te worden,
rijkste graven van zowel de mannen als de te meer daar er uit het onderzoek bleek dat er
vrouwen concentreren zich met name in perio- verschillen in het dodenritueel bestaan tussen
de II op de necropolen van Monterozzi en Im- de twee onderzochte regio’s.
piccato. Eerstgenoemde wordt bovendien in
periode I ook al gebruikt voor de rijkere bijzet- Literatuur
tingen. Er is dus sprake van een gedifferentieer-
de begraving, waarbij met name Monterozzi en Bartoloni, G., 1984. “Riti funerari dell’aristocrazia in
in mindere mate Impiccato gereserveerd lijken Etruria e nel Lazio. L’esempio di Veio”, Opus 3, 13-
29.
te zijn voor overledenen van hoge status. Iets
Bietti Sestieri, A. M., 1992. La necropoli laziale di Osteria
dergelijks was niet te bespeuren in Sala Consi- dell’Osa. Volume II: Community, Rome.
lina, maar hiervoor was ook het aantal onder- Binford, L., 1972. “Mortuary practices: their study and
zochte graven te klein. their potential”, in: Binford, L., An archaeological
Op de rijke necropolen van Tarquinia is de nieu- perspectice, New York, 208- 243.
we rite van inhumatie gereserveerd voor de Della Fina, G. M., 1998. “Egualitari o classisti?”, Ar-
overledenen met het hoogste aanzien onder cheo 12, 8-9.
deze elitegroep. Aangezien deze elitaire status Delpino, M. A., 1984. La cultura villanoviana, Roma.
Dumézil, G., 1966. La religion romaine archaïque, Paris.
gebaseerd is op erfrecht, hetgeen de rijke kin-
Giardino, C., C. Belardelli, A. Malizia, 1991. “Power
dergraven van deze twee necropolen aantonen, and the individual in funerary ideology: the emer-
is er waarschijnlijk sprake van familiegroepen. gence of the aristocracy in the Villanovan period in
Dit zou in overeenstemming zijn met de grafda- the Bologna region”, in: Herring,H., R. White-
ta van bijvoorbeeld Veii en Bologna (Hoekstra house, J. Wilkins (eds.), Papers of the Fourth Con-
1994, 9: Giardino et al. 1991, 17). Ook buiten de ference of Italian Archaeology: The Archaeology of
Villanova-cultuur komt dit voor: begraving in Power Part 2, London, 9-19.
familiegroepen is aangetoond voor Osteria Hencken, H., 1968. Tarquinia, Villanovans and early
Etruscans Volume I, Cambridge.
dell’Osa en Francavilla Marittima (Bietti Sestie-
Hoekstra, T., R., 1994. “Traditie, wedijver en macht.
ri 1992; Kleibrink 1999, 47). Crematie en de opkomst van de aristocratie in de
Ook zou dit aansluiten bij de analyse van de IJzertijd in Veji”, Tijdschrift voor Mediterrane archeo-
nederzettingsstructuren. Uit opgravingen van logie 13, 4-12.
Tarquinia en Veii is bekend dat de sites beston-

TMA 25 (2001) Villanova-cultuur: gelijke rechten voor iedereen? 27


Kleibrink, M, 1999. “Kolonisatie en de Sibaritide”
Tijdschrift voor Mediterrane Archeologie 21, 38-49.
Kloos, P., 1995. Culturele antropologie, Assen.
Mandolesi, A., 1999. La ‘prima’ Tarquinia. Grandi con-
testi e problemi della Protostoria Italiana 2, Firenze.
Mansuelli, G., R. Scarani, 1961. L’Emilia prima dei Ro-
mani, Milan.
Morris, I., 1992. Death-ritual and social structure in
classical antiquity, Cambridge.
Pallottino, M., 1937. “Tarquinia”, Monumenti Antichi
36.
Pallottino, M., 1975. The Etruscans, London.
Pearson, M. P., 1999. The archaeology of death and bu-
rial, Gloucestershire.
Ruby, P., 1995. Le crépuscule des marges. Le premier âge
du fer à Sala Consilina. Texte, Rome-Napels.
Strömberg, A., 1993. Male or female, Jonsered.
Zevi, F., A., Bedini, 1973. “La necropoli arcaica di
Castel di Decima”, Studi Etruschi XLI, 27-44.

28 Yvonne M. Boonstra TMA 25 (2001)

You might also like