You are on page 1of 1

De weekdieren of mollusken (Mollusca) vormen een stam van ongewervelde

dieren met een week lichaam en in de regel een uitwendig kalkskelet (schelp). Het is na
de geleedpotigen de stam met de meeste soorten, waarbij in 2019 schattingen
van MolluscaBase uitgingen van ongeveer 50.000 tot 55.000 zee-, 25.000 tot 30.000
land- en 6000 tot 7000 zoetwaterweekdieren. Het aantal fossiele soorten is minder
nauwkeurig en loopt uiteen van 60.000 tot meer dan 100.000 soorten.[1]
Weekdieren kennen een grote verscheidenheid aan vormen en zijn onderverdeeld in
acht klassen, waarvan de bekendste de slakken (Gastropoda),
de tweekleppigen (Bivalvia) en de inktvissen (Cephalopoda) zijn. Er zijn grote verschillen
in vormen en anatomie, maar de weekdieren hebben een aantal kenmerken gemeen,
zoals de bouw van het zenuwstelsel, de bloedsomloop en de ontwikkeling van
het embryo.
De meeste weekdieren leven in het water en daarvan leeft het grootste deel in zee.
Slechts een deel van de slakken leeft op het land. De studie die zich bezighoudt met de
weekdieren is de malacologie.
Er zijn fossiele weekdieren bekend vanaf het Precambrium.

De mantel fungeert als een soort huid, maar vervult afhankelijk van de groep van
weekdieren verschillende functies.
In de mantel zit de mantelholte die een belangrijke rol speelt bij de ademhaling. Bij veel
soorten bevat deze kamvormige kieuwen – bladkieuwen (ctenidia). Ademhaling vindt
plaats met ciliën die het water langs de kieuwen voeren. Longslakken hebben een long
die bestaat uit bloedvaten in de mantel.
De mantel dient daarnaast als bescherming door de slijmcellen en speelt een grote rol bij
de voortbeweging bij slakken. De mantel produceert het skelet bij vrijwel alle weekdieren
en zorgt voor de opname van voedsel bij tweekleppigen. Bij sommige weekdieren wordt
de mantel ook gebruikt voor de voortbeweging, maar veel soorten verplaatsen zich met
de voet.

You might also like