SCHUBERT

BERWALD
CHAMBER MUSIC

ANIMA ETERNA BRUGGE

MENU
› TRACKLIST
› NEDERLANDSE TEKST
› TEXTE FRANÇAIS
› ENGLISH TEXT
› DEUTSCH KOMMENTAR
 FRANZ SCHUBERT (1797-1828)
OCTET IN F MAJOR, D. 803
1. I. ADAGIO – ALLEGRO – PIÙ ALLEGRO 13’46

2. II. ADAGIO 10’41

3. III. SCHERZO: ALLEGRO VIVACE 6’09

4. IV. ANDANTE – UN POCO PIÙ MOSSO – PIÙ LENTO 11’21

5. V. MENUETTO: ALLEGRETTO 6’18

6. VI. ANDANTE MOLTO – ALLEGRO – ANDANTE MOLTO – ALLEGRO MOLTO 9’09

FRANZ BERWALD (1796-1868)

GRAND SEPTET IN B FLAT MAJOR
7. I. ADAGIO – ALLEGRO MOLTO 7’20

8. II. POCO ADAGIO – PRESTISSIMO – ADAGIO 8’41

9. III. FINALE: ALLEGRO CON SPIRITO (early manuscript version) 7’43

TOTAL TIME: 79’48

› MENU
ANIMA ETERNA BRUGGE
LISA SHKLYAVER CLARINET
B clarinet by Euler, Frankfurt am Main, ca 1820
C clarinet by Soren Green, Rotterdam, 2015, after Raymund Griesbacher, Vienna, c.1830

LISA GOLDBERG BASSOON

Jean-François Simiot, Lyon, c.1830, 9 keys, crook (bocal) by Graham Nicholson, 2018

ULRICH HÜBNER HORN

Anonymous, Bohemia, c.1820 (terminal crooks, no tuning slide)

JAKOB LEHMANN VIOLIN 1

Anonymous, Southern Germany, c.1800, bow by John Dodd, London, c.1820

LÁSZLÓ PAULIK VIOLIN 2*

Camillus Camilli, Mantua, c.1740, bow by John Dodd, London, c.1810

BERNADETTE VERHAGEN VIOLA

Pieter Rombouts, Amsterdam, 1710, bow by John Dodd, London, c.1810

DAVIT MELKONYAN CELLO

Albert Caressa, Paris, 1903-1904, bow by Christian Wilhelm Knopf, Markneukirchen, c.1820

BELTANE RUIZ MOLINA DOUBLE BASS

Ferdinand Seitz, Mittenwald, 1830, bow copy of Sperger model by Oskar Kappelmeyer, 2014

* Schubert

› MENU
Bernadette Verhagen Davit Melkonyan

Ulrich Hübner Jakob Lehmann

Lisa Shklyaver László Paulik

Beltane Ruiz Molina Lisa Goldberg

Vanuit mijn ervaringen als gastdirigent bij diverse ensembles en orkesten, ontstond in de jaren ’80
de idee om een permanent ensemble op te richten dat zich zou toespitsen op het uitvoeren van
barokmuziek – wat op dat moment eerder spontaan en sporadisch gebeurde.
En zo begon Anima Eterna in 1987 als klein ensemble van gelijkgestemde musici, die geestdriftig
en gepassioneerd de muziek uit de barokperiode anders wilden benaderen: vanuit de studie
van de geijkte speelstijlen, het juiste instrumentarium en alle andere relevante aspecten van de
historische context.
Op korte tijd groeide het aantal musici dat deze nieuwsgierigheid deelde, en met de spelersgroep
kon ook het repertoire van Anima logischerwijs worden uitgebreid: van Haydn en Mozart over
Beethoven en Schubert tot Brahms, Tchaikovsky, Debussy en Ravel.
Tijdens deze boeiende ontdekkingsreis doorheen eeuwen muziekgeschiedenis en de voortdurend
veranderende muzikale esthetiek, groeide enerzijds de vereiste kunde van de musici om tot wel
15 verschillende instrumenten te bespelen, en anderzijds het besef dat muziek, die vandaag als
romantisch en modern wordt beschouwd, een gelijkaardige benadering behoeft als wat men
vandaag ‘oude muziek’ noemt. Onze interesse om zo dicht mogelijk bij de componisten te komen,
was daarbij de gemeenschappelijke drijfveer.
Terwijl Anima zo organisch is gegroeid tot een symfonisch orkest, vormt kamermuziek anno 2019
opnieuw een belangrijk en vitaal deel van ons repertoire. We zetten onze reis door de symfonische
muziek uiteraard verder, maar willen daarnaast onze basis verbreden door ook kamermuziek
op het programma te nemen, en zo andere aspecten van het werk van grote componisten te
doorgronden. Na de recente opname van het Octet van Mendelssohn toont deze cd opnieuw
hoe jonge musici samen met trouwe gezellen van Anima de geest van het orkest uitdragen in
prachtige kamermuziek. Ik kijk dan ook vol vertrouwen uit naar onze toekomstige projecten.
Jos van Immerseel

8
› MENU
 NEDERLANDS
SCHUBERT EN BERWALD: KAMERMUZIEK
VAN JAKOB LEHMANN
Deze opname verenigt twee buitengewone kamermuziekwerken van twee componisten die,
ondanks het feit dat ze actief waren in dezelfde periode, nooit elkaars pad hebben gekruist.
Beide werken wortelen in de traditie van de septetten, octetten en grotere ensemblestukken voor
gemengde bezettingen van blazers en strijkers die aan het begin van de 19de eeuw een immense
populariteit genoten – met het succesvolle Septet in Es van Ludwig van Beethoven als meest
illustere voorbeeld. Maar elk op hun eigen manier overstijgen deze nieuwere composities hun
rolmodel en leveren ze cruciale bijdragen tot de verdere ontwikkeling van het genre.

Wie de vele uitdagingen van Franz Schuberts Octet in F D.803 (1824) aandurft, wordt beloond
met inspiratie en voldoening. In een vaak geciteerd schrijven stelt Schubert dat hij zich met deze
compositie “een weg wil banen naar de grote symfonie”. En inderdaad: het Octet is waarlijk
symfonisch op het vlak van opzet, schaal en gebruik van instrumentale texturen en kleuren. Zoals
zovele van Schuberts werken werd het Octet echter pas na zijn dood erkend als meesterwerk.

Een trage Adagio-introductie met karakteristiek gepunt ritme loopt over in een uitgestrekt Allegro
in sonatevorm, dat gretig gebruik maakt van de diverse instrumentale kleuren. De zalige melodie
van het Adagio, die zich eveneens door de verschillende instrumentengroepen kronkelt, wordt
voortgedreven door rusteloze begeleidingsfiguren en – zoals zo vaak in trage bewegingen van
Schuberts hand – ontmanteld in een heftige en wilde uitbarsting aan het slot. Het Allegro Vivace
is in alle opzichten (behalve de titel) een scherzo. Opnieuw zorgt de puls van een sprankelend,
gepunt ritme voor de nodige aandrijfkracht. Het thema en de variaties die het Andante vormen,
zijn gebaseerd op een duet uit Schuberts Singspiel Die Freunde von Salamanca. De melodiek is
vreugdevol en eenvoudig, al sluimert onderhuids een dreigend gevoel van melancholie.

9
Het Menuetto, een ontspannen stuk met een wals-achtig trio vol charmante instrumentale
dialogen, is de stilte voor de storm die Andante molto heet. Botsende tutti-akkoorden met
duidelijke orkestrale inslag worden doorkruist door spookachtige samenklanken en fluisterende
tremoli in de strijkers – het muzikale equivalent van een storm. Met de start van het Allegro is
dat alles snel vergeten wanneer een plechtige, koraalachtige (maar niet al te ernstige) melodie
het voortouw neemt. In een halsbrekende virtuoze rit raast het werk naar zijn glorieuze en
beklijvende einde, zij het niet alvorens een nog meer gewelddadige en destructieve herhaling
van de stormachtige episode te hebben overleefd.

Het Septet in Bes van Franz Berwald bezit een lichtere, zeer transparante en minder ‘orkestrale’
textuur en is daarom de ideale tegenhanger van het Octet. Muziekwetenschappers zijn het er
niet over eens of dit septet, dat in 1828 in Stockholm werd gepresenteerd als nieuw werk, al dan
niet een gereviseerde versie van een ander, inmiddels verloren septet van dezelfde componist
zou kunnen zijn dat al in 1818 en 1819 voor publiek werd gespeeld. Wat er ook van zij: dit werk
laat de heldere en aparte stem horen van een jonge toondichter die barst van persoonlijkheid,
compositorisch vakmanschap en innovatieve ideeën, die zijn symfonische meesterwerken van
de jaren 1840 voorafspiegelen.

De majestueuze openingsmaten van de introductie leiden al gauw naar een verbazend sereen
en relaxed Allegro molto dat slechts occasioneel gebruik maakt van een in het oog springende
virtuoze schriftuur. Het tweede deel is een combinatie van een langzame beweging en een
scherzo: een trucje dat Berwald met veel succes opnieuw zou toepassen in zijn Symphonie
singulière. Het wervelende en humorvolle Prestissimo wordt omarmd door een eenvoudig,
ontroerend Poco Adagio waarvan de lange, uitgestrekte melodie aan een volkslied herinnert. De
Finale hebben we opgenomen in een oudere versie, die langer, dramatischer en virtuozer is op
het vlak van instrumentale schriftuur, met name in de vioolpartij. Al het muzikale materiaal dat in

10
 NEDERLANDS
de latere versie werd gebruikt is hier al aanwezig, zij het op een andere – en naar onze mening
meer interessante – manier.

Kamermuziek te kunnen uitvoeren met musici die geregeld samen spelen in een orkest is altijd
heel bijzonder. Want terwijl je elkaar natuurlijk al vrij goed kent, kom je toch veel meer te weten
wanneer je zo diep in die intimistische en directe muziekpraktijk duikt als wij tijdens dit project
hebben gedaan. Het was voor ons dan ook een waar genoegen om samen zoveel tijd te kunnen
doorbrengen met deze belangrijke werken, en zo onze kennis en onze visie op een gezamenlijk
gedragen muziektaal te kunnen voeden.

11
ANIMA ETERNA BRUGGE – JOS VAN IMMERSEEL

1987 Een nieuw barokorkest is geboren – met een knipoog naar de naam van de stichter:
Anima Eterna. Met een bezetting van 17 muzikanten, begint het ensemble de klassieke
Weense werken en de Franse barokwerken te ontdekken en neemt de internationale
erkenning toe
1990 Opnamen van alle 21 pianoconcerti van Mozart (10 cd’s uitgebracht door Channel
Classics) en uitvoeringen van alle concerti in Kyoto en Tokyo
1996/7 Vernieuwende uitvoering en opname van de 8 symfonieën van Schubert, naar de
aantekeningen van de componist en voor het eerst op blaasinstrumenten uit Schuberts
tijd. De 4 cd’s van Sony Classical worden internationaal bejubeld en winnen de
Diapason d’Or van het jaar 1998
2002 Zig-Zag Territoires lanceert de “Collection Anima Eterna” met twee internationaal
bejubelde opnamen: Johann Strauss, jr. en Tsjaikovski. Het orkest opent het
Concertgebouw Brugge op 20 februari 2002
2003 Anima Eterna wordt orkest in residentie van Concertgebouw Brugge
2005 Ongehoord sinds Ravel: zijn orkestrale muziek op vroege 20e-eeuwse Franse
blaasinstrumenten – een (her)ontdekking van een authentiek geluid
2008 3 jaar van voorbereiding en 5 opnamesessies resulteren in een nieuw kroonjuweel:
de zesdelige cd-box met alle symfonieën en diverse ouvertures van Beethoven,
uitgeroepen tot Editor’s Choice door het tijdschrift Gramophone

12
 NEDERLANDS
2010 Anima Eterna wordt Anima Eterna Brugge met de verhuizing van de kantoren naar de
Ezelpoort in Brugge. Jos van Immerseel en het orkest worden ‘Artiste et Ensemble
associé de l’Opéra de Dijon’; lancering van een DVD van de 5e symfonie van Beethoven,
inclusief een documentaire
2013 Opname van de Schilderijententoonstelling van Moessorgski
2015 Drie nieuwe releases (waaronder Schubertiade) ter gelegenheid van de 70e verjaardag
van Jos van Immerseel. Een succesvolle Beethoven tournee voert Anima naar Mexico
2017 Anima viert zijn 30e verjaardag met Monteverdi – wiens 450ste geboortedag wordt
herdacht – precies 4 decennia na Jos van Immerseels iconische Orfeo-productie in
Antwerpen
2018 Jakob Lehmann, Anima’s eerste gastdirigent ooit, leidt samen met violiste Chouchane
Siranossian een Mendelssohn-project dat resulteert in het bekroonde album In time
2019 Anima presenteert met Schubert/Berwald zijn eerste cd volledig gewijd aan
instrumentale kamermuziek

13
› MENU
Dans les années 1980, mon expérience de chef invité auprès de différents ensembles et
orchestres m’a donné l’idée de créer un ensemble permanent qui se consacrerait à l’interprétation
de la musique baroque – ce qui, à l’époque, se faisait de façon plutôt spontanée et sporadique.
C’est ainsi qu’Anima Eterna a débuté en 1987 avec quelques musiciens partageant les mêmes
idées, voulant aborder autrement, avec enthousiasme et passion, la musique de la période
baroque, en se basant sur l’étude des styles de jeu appropriés, le juste instrumentarium et tous
les aspects pertinents du contexte historique.
En peu de temps, le nombre de musiciens unis par cette curiosité a augmenté et ainsi, le
répertoire a pu s’élargir de Haydn et Mozart à Brahms, Tchaïkovski, Debussy et Ravel en passant
par Beethoven et Schubert.
Au cours de ce fascinant voyage de découverte à travers des siècles d’histoire de la musique
et une esthétique musicale en constante évolution, les musiciens ont appris à jouer jusqu’à
15 instruments différents, tout en prenant conscience que la musique considérée aujourd’hui
comme « romantique » et « moderne » nécessite une approche similaire à celle de la musique
dite « ancienne ». Notre objectif commun a dès lors été de nous rapprocher au plus près des
compositeurs.
Anima a ainsi grandi jusqu’à devenir naturellement un orchestre symphonique ; cependant,
la musique de chambre est redevenue en 2019 un élément central de notre répertoire. Nous
poursuivons bien évidemment notre voyage à travers la musique symphonique, mais nous
désirons revenir à d’autres aspects du travail des grands compositeurs au travers de leurs
œuvres de musique de chambre. Après le récent enregistrement de l’Octuor de Mendelssohn, ce
CD montre une fois de plus comment les jeunes musiciens et les fidèles compagnons d’Anima
portent l’esprit de l’orchestre jusque dans la musique de chambre. J’attends avec confiance nos
projets à venir !
Jos van Immerseel

14
› MENU
SCHUBERT ET BERWALD : MUSIQUE DE CHAMBRE
PAR JAKOB LEHMANN

FRANÇAIS
Cet enregistrement présente deux œuvres de chambre extraordinaires de deux compositeurs
qui, bien que contemporains, ne se sont jamais croisés de leur vivant. Toutes deux sont ancrées
dans la tradition des septuors, octuors et pièces pour plus grand ensemble destinées à des
combinaisons mixtes de bois et de cordes, extrêmement populaires au début du XIXe siècle, le
Septuor en mi bémol majeur de Ludwig van Beethoven, qui fut un immense succès, en étant
l’exemple le plus célèbre. De manières différentes, ces deux œuvres surpassent leurs modèles et
sont des contributions majeures au développement du genre.

L’Octuor en fa majeur D. 803 de Franz Schubert, composé en 1824, ne cesse d’inspirer et de

gratifier ceux qui en relèvent les défis. Dans une lettre souvent citée, Schubert disait qu’en
écrivant cette œuvre, il voulait s’ouvrir la voie vers la grande symphonie, et l’Octuor est en
effet vraiment symphonique dans ses proportions, son ampleur et ses textures et couleurs
instrumentales. Comme si souvent chez Schubert, ce n’est qu’après la mort du compositeur que
ce chef-d’œuvre fut vraiment apprécié à sa juste valeur.

Une introduction lente Adagio, avec des rythmes pointés caractéristiques, conduit à un expansif
Allegro de forme sonate, qui fait grand usage des couleurs instrumentales variées. La divine
mélodie de l’Adagio, qui voyage de nouveau à travers les divers groupes instrumentaux, est
constamment propulsée vers l’avant par ses figures d’accompagnement agitées et, comme dans
bien d’autres mouvements lents de Schubert, ne se remet pas du choc d’une explosion d’angoisse
et de violence près de la fin. L’Allegro vivace, qui a tout d’un scherzo sauf le titre, est lui aussi
animé par un rythme pointé vibrant et étincelant. Le thème et variations Andante est fondé sur
un duo du Singspiel Die Freunde von Salamanca de Schubert et, malgré sa mélodie joyeuse

15
et simple, est souvent menacé par un sentiment sous-jacent de mélancolie. Le Menuetto, une
pièce détendue avec un trio en manière de valse, empli de charmants dialogues instrumentaux,
est un bref moment de répit avant l’explosion de l’Andante molto du dernier mouvement. Des
accords tutti fracassants utilisés de manière résolument orchestrale sont entrecoupés d’accords
étranges et de trémolos murmurés des cordes – peinture musicale d’un orage s’il y en eut
jamais ! Avec le début de l’Allegro, tout cela est oublié, et une mélodie solennelle, à la manière
d’un choral – qui ne se prend pas trop au sérieux –, mène à une chevauchée virtuose insensée,
qui, après une reprise encore plus violente et destructrice de l’orage, conclut la pièce de façon
superbe et captivante.

Le Septuor en si bémol majeur de Franz Berwald, avec sa texture plus légère, très transparente et
quelque peu moins « orchestrale », est un pendant idéal de l’Octuor. Les musicologues ne savent
pas vraiment si ce septuor, qui fut donné en 1828 à Stockholm comme une œuvre nouvelle,
n’est pas en réalité la version révisée d’un autre septuor du même auteur déjà joué en public
en 1818 et 1819, et maintenant perdu. C’est en tout cas une œuvre qui parle avec la voix claire
et indépendante d’un jeune compositeur ayant beaucoup de personnalité, des talents d’écriture
et des idées novatrices, et préfigure déjà ses chefs-d’œuvre symphoniques des années 1840.

Les premières mesures majestueuses de l’introduction conduisent bientôt à un Allegro molto

étonnamment serein et détendu, qui ne fait qu’un usage partiel d’une écriture ouvertement
virtuose. Le deuxième mouvement combine mouvement lent et scherzo – trait que Berwald
réutilisera de nouveau avec beaucoup d’effet dans sa Symphonie singulière. Le Prestissimo
étincelant et humoristique est inséré dans un Poco adagio simple et touchant, avec une longue
mélodie expansive qui ressemble à un chant populaire. Nous avons décidé d’enregistrer une
version plus ancienne du finale, plus dramatique et plus virtuose dans son écriture instrumentale,
surtout pour le violon. Tout le matériau musical qui se trouve dans la version plus tardive est déjà
présent, mais de manière différente et, selon nous, plus convaincante.

16
Avoir la chance d’interpréter de la musique de chambre avec des instrumentistes qui jouent
régulièrement ensemble au sein d’un orchestre est toujours une occasion spéciale. Bien que
l’on se connaisse déjà relativement bien, l’immersion profonde dans cette façon intime et directe

FRANÇAIS
de faire de la musique, comme pour ce projet, implique d’en apprendre beaucoup plus sur les
autres. Pour nous, ce fut une grande joie de passer autant de temps ensemble sur ces deux
œuvres majeures, qui ont élargi notre connaissance et notre vision d’un langage musical partagé.

17
ANIMA ETERNA BRUGGE – JOS VAN IMMERSEEL

1987 Un nouvel orchestre baroque – dont le nom joue sur celui de son fondateur – est
né : Anima Eterna. Comportant jusqu’à 17 musiciens, l’ensemble découvre la musique
baroque viennoise et française et gagne peu à peu une reconnaissance internationale
1990 Enregistrement de tous (21) les concertos pour piano de Mozart (10 CD sortis sous le
label Channel Classics) et présentation de tous les concertos à Kyoto et à Tokyo
1996/97 Interprétation innovante et enregistrement des huit symphonies de Schubert, sur base
des manuscrits du compositeur et pour la première fois avec des instruments à vent
viennois de l’époque. Les 4 CD Sony Classical sont récompensés internationalement
(Diapason d’Or de l’année 1998)
2002 Zig-Zag Territoires lance la « Collection Anima Eterna », avec deux enregistrements
consacrés à Johann Strauss Jr et à Tchaïkovski, applaudis dans le monde entier.
L’orchestre inaugure le Concertgebouw de Bruges le 20 février 2002
2003 Anima Eterna devient « orchestre en résidence » au Concertgebouw de Bruges
2005 La musique orchestrale de Ravel comme elle n’a plus été entendue depuis l’époque
du compositeur : sur des instruments à vent français du début du XXe siècle. La
(re)découverte d’un son authentique
2008 Trois ans de préparation et cinq sessions d’enregistrement pour un nouveau
joyau de la couronne : le coffret de 6 CD consacrés à toutes les symphonies et à
différentes ouvertures de Beethoven, récompensé notamment d’un Editor’s Choice de
Gramophone

18
 FRANÇAIS
2010 Anima Eterna devient Anima Eterna Brugge quand le bureau déménage à l’Ezelpoort à
Bruges. Jos van Immerseel et l’orchestre sont « artiste et ensemble associé de l’Opéra
de Dijon » ; sortie d’un DVD de la Cinquième Symphonie de Beethoven accompagnée
d’un documentaire
2013 Enregistrement des Tableaux d’une exposition de Moussorgski
2015 Trois nouvelles sorties (e.a Schubertiade) alors que Jos van Immerseel fête ses 70 ans.
Une tournée Beethoven triomphale mène Anima au Mexique
2017 Anima célèbre son trentième anniversaire avec Monteverdi – qui fête, lui, son 450e
anniversaire –, quatre décennies exactement après la fameuse production de Jos van
Immerseel consacrée à l’Orfeo à Anvers
2018 Le tout premier chef invité d’Anima, Jakob Lehmann, et la violoniste Chouchane
Siranossian, codirigent un projet Mendelssohn dont le fruit est l’album primé In time
2019 Sortie de l’enregistrement consacré à Schubert/Berwald : le premier CD complètement
dédié à la musique de chambre instrumentale d’Anima

19
› MENU
From my experience as a guest conductor with various ensembles and orchestras, the idea arose
in the 1980s of founding a permanent ensemble that would focus on performing Baroque music
– which at that time occurred only in somewhat spontaneous and sporadic fashion.
And so Anima Eterna started in 1987 as a small ensemble of like-minded musicians with an
enthusiastic and passionate desire to approach the music of the Baroque period differently:
through study of the appropriate playing styles, the right instruments and all other relevant
aspects of the historical context.
In a short period of time the number of musicians sharing this curiosity grew, and as the group
of players expanded, logically Anima’s repertory could be expanded too: from Haydn and Mozart
through Beethoven and Schubert, to Brahms, Tchaikovsky, Debussy and Ravel.
During this fascinating voyage of discovery through centuries of music history and constantly
changing musical aesthetics, as the skills the musicians needed to play up to fifteen different
instruments increased, so too did the realisation that music which today is regarded as ‘Romantic’
or ‘modern’ needs a similar approach to what is nowadays called ‘early music’. Our interest in
getting as close to the composers as possible was the shared motivation.
While Anima has thus grown organically into a symphonic orchestra, chamber music once again
forms an important and vital part of our repertory in 2019. Of course we will continue our journey
through orchestral music, but we also want to broaden our base by including chamber music
on the programme, and thereby to comprehend other aspects of the work of great composers.
After the recent recording of Mendelssohn’s Octet, this CD once more shows how young
musicians, side by side with Anima’s faithful companions, can disseminate the orchestra’s spirit
in marvellous chamber music. I look forward to our future projects with confidence.
Jos van Immerseel

20
› MENU
SCHUBERT AND BERWALD: CHAMBER MUSIC
BY JAKOB LEHMANN
This recording presents two extraordinary chamber works by two composers who, whilst being
direct contemporaries, never crossed paths during their lives. Both are grounded in the tradition
of septets, octets and larger ensemble pieces for mixed groupings of winds and strings that

ENGLISH
were popular at the beginning of the nineteenth century, the immensely successful Septet in
E flat major by Ludwig van Beethoven being the most famous example. In different ways both
of these new works surpass their role model and make huge contributions to the development
of the genre.

Franz Schubert’s Octet in F major, D.803, composed in 1824, never ceases to inspire and reward
those who tackle its challenges. In a much cited letter, Schubert said he wanted to pave his
way towards the great symphony in writing this piece, and indeed the Octet is truly symphonic
in its scope, expansiveness, and use of instrumental textures and colours. As with so many of
Schubert’s works, it was only after his death that it was appreciated as the masterpiece it is.

A slow Adagio introduction with characteristic dotted rhythms leads into an expansive Allegro in
sonata form which makes plenty of use of the diverse instrumental colours. The Adagio’s divine
melody, which again travels through the various instrumental groups, is constantly driven forward
by its restless accompanying figures, and as in many other of Schubert’s slow movements, it
doesn’t recuperate from the shock of an outburst of agony and violence near the end. The
Allegro vivace is a scherzo in everything but its title, and is again driven along by a pulsating and
sparkling dotted rhythm. The Andante theme and variations is based on a duet from Schubert’s
Singspiel Die Freunde von Salamanca, and despite its joyous and simple melody it is often
threatened by an underlying feeling of melancholy. The Menuetto, a relaxed piece with a waltz-like

21
trio full of charming instrumental dialogues, is a short moment of rest before the explosion of
the last movement’s Andante molto. Crashing tutti chords used in a decidedly orchestral way are
intersected by eerie chords and murmuring string tremoli – a musical depiction of a storm if there
ever was one! With the opening of the Allegro, all of that is forgotten and a solemn, chorale-like
melody – which doesn’t take itself too seriously – leads the way through a breakneck virtuoso
ride, which, after an even more violent and destructive repeat of the storm, ends this piece in a
glorious and captivating way.

The Septet in B flat major by Franz Berwald, with its lighter, very transparent and somewhat
less ‘orchestral’ texture, presents an ideal companion piece to the Octet. Musicologists are
unsure whether this septet, which was performed in 1828 in Stockholm as a newly composed
piece, is actually a revised version of another, now lost, septet by the same composer already
played publicly back in 1818 and 1819. It is in any case a work which speaks in the clear and
independent voice of a young composer with plenty of personality, writing skills and innovative
ideas, which already foreshadow his symphonic masterpieces of the 1840s.

The majestic opening bars of the introduction soon lead into a surprisingly serene and relaxed
Allegro molto which only partly makes use of obvious virtuoso writing. The second movement
combines both the slow and scherzo movements into one – a feature which Berwald used again
to great effect in his Symphonie singulière. The sparkling and humorous Prestissimo is enclosed
by a simple and touching Poco Adagio with a long and expansive melody resembling a folk song.
We decided to record an earlier version of the Finale, which is longer, more dramatic and more
virtuosic in its instrumental writing, especially for the violin. All the musical material which is to
be found in the later version is already included, but in a different, and according to us, more
compelling manner.

22
To have the chance to play chamber music with musicians who regularly play together in an
orchestra is always a special opportunity. Whilst of course knowing each other already quite
well, it entails learning a lot more about one another if one dives as deeply into this intimate and
direct way of music-making as we did during this project. For us, it was a great joy to spend so
much time together on these two important pieces, which enhanced our knowledge and vision
of a shared musical language.

ENGLISH
23
ANIMA ETERNA BRUGGE – JOS VAN IMMERSEEL

1987 A new Baroque orchestra – with a pun on the name of the founder – is born: Anima
Eterna. With seventeen musicians, the ensemble begins discovering Viennese classical
and French Baroque works and gains increasing international recognition
1990 Recording of all (twenty-one) Mozart piano concertos (ten CDs issued by Channel
Classics) and performance of the complete concertos in Kyoto and Tokyo
1996/7 Innovative performance and recording of Schubert’s eight symphonies, based on the
composer’s manuscripts and using Viennese wind instruments of Schubert’s era for
the first time. The four CDs on Sony Classical are internationally acclaimed (Diapason
d’Or of the year 1998)
2002 Zig-Zag Territoires launches the ‘Collection Anima Eterna’ with two internationally
acclaimed recordings: Johann Strauss II and Tchaikovsky. The orchestra inaugurates
Concertgebouw Brugge on 20.02.2002
2003 Anima Eterna becomes ‘Orchestra in residence’ at Concertgebouw Brugge
2005 Never heard since Ravel: his orchestral music on early twentieth-century French wind
instruments – a (re)discovery of an authentic sound to celebrate twenty years of Anima
Eterna
2008 Three years of preparation and five recording sessions result in a new jewel in the
crown: the Beethoven six-CD box set with all the symphonies and various overtures,
awarded ‘Editor’s Choice’ in Gramophone

24
2010 Anima Eterna becomes Anima Eterna Brugge, as the offices move to the Ezelpoort in
Bruges. Jos van Immerseel and the orchestra become ‘Artiste et Ensemble associé
de l’Opéra de Dijon’; release of a DVD of Beethoven’s Fifth Symphony, including a
documentary

ENGLISH
2013 Recording of Pictures at an Exhibition by Mussorgsky
2015 Three new releases (including ‘Schubertiade’) as Jos van Immerseel turns seventy.
A successful Beethoven tour takes Anima to Mexico
2017 Anima celebrates its thirtieth anniversary with Monteverdi – who turns 450 this year –
exactly four decades after Jos van Immerseel’s iconic production of L’Orfeo in Antwerp
2018 Anima’s first-ever guest conductor Jakob Lehmann and violinist Chouchane
Siranossian co-lead a Mendelssohn project resulting in the prize-winning album
In time
2019 Anima releases Schubert/Berwald: its first single CD completely devoted to
instrumental chamber music

25
› MENU
Aus meinen Erfahrungen als Gastdirigent bei diversen Ensembles und Orchestern entstand in
den 80er-Jahren die Idee, ein ständiges Ensemble zu gründen, das sich auf die Darbietung von
Barockmusik konzentriert – was bis dahin eher spontan und sporadisch geschah.
Und so begann Anima Eterna 1987 als ein kleines Ensemble gleichgesinnter Musiker, die
begeistert und leidenschaftlich die Musik aus der Barockzeit anders anpacken wollten:
ausgehend von der Studie der damaligen Musizierstile, dem angemessenen Instrumentarium
und allen weiteren relevanten Aspekten des historischen Kontexts.
Innerhalb kurzer Zeit stieg die Anzahl Musiker, die diese Neugier teilten, und mit der Vergrößerung
des Ensembles erweiterte sich logischerweise auch das Repertoire von Anima: von Haydn und
Mozart über Beethoven und Schubert bis hin zu Brahms, Tschaikowsky, Debussy und Ravel.
Während dieser faszinierenden Entdeckungsreise durch mehrere Jahrhunderte Musikgeschichte
und die sich ständig verändernde musikalische Ästhetik ergab sich zum einen für die
Musizierenden die Notwendigkeit, bis zu 15 verschiedene Instrumente spielen zu können, und
zum anderen die Erkenntnis, dass Musik, die heute als romantisch und modern angesehen wird,
einer vergleichbaren Herangehensweise bedarf wie das, was man heutzutage als „alte Musik“
bezeichnet. Unser Bestreben, den Komponisten so nahe wie nur möglich zu kommen, bildete
dabei die uns gemeinsame Triebfeder.
Während Anima auf diese Weise organisch zu einem Sinfonieorchester anwuchs, machte
Kammermusik 2019 erneut einen wichtigen und vitalen Teil unseres Repertoires aus. Wir setzen
weiterhin unsere Reise durch die sinfonische Musik fort, möchten daneben jedoch unsere Basis
erweitern, indem wir auch Kammermusik ins Programm aufnehmen und damit weitere Aspekte
des Werks großer Komponisten beleuchten. Nach der kürzlich erfolgten Einspielung des Oktetts
von Mendelssohn beweist diese CD erneut, wie junge Musikerinnen und Musiker zusammen
mit altgedienten Anima-Mitspielern den besonderen Geist dieses Orchesters in prächtige
Kammermusik umsetzen. Ich freue mich voller Zuversicht auf unsere zukünftigen Projekte.
Jos van Immerseel
26
› MENU
SCHUBERT UND BERWALD: KAMMERMUSIK
VON JAKOB LEHMANN
Diese Aufnahme präsentiert zwei außergewöhnliche Kammermusikwerke zweier Komponisten,
welche sich trotz der Tatsache dass sie direkte Zeitgenossen waren nie begegnet sind. Beide folgen
der Tradition von Septetten, Oktetten und größeren Ensemblewerken für gemischte Besetzungen
von Bläsern und Streichern, welche am Anfang des 19. Jahrhunderts extrem populär waren und
von welchen das Septett in Es-Dur von Ludwig van Beethoven das berühmteste Beispiel ist. In
verschiedenster Weise übertreffen jedoch beide neueren Werke ihr Vorbild und leisten wichtige
Beiträge zur Weiterentwicklung der Gattung.

DEUTSCH
Franz Schuberts Oktett in F-Dur D 803, 1824 komponiert, wird niemals aufhören diejenigen, die
sich seinen Herausforderungen stellen, zu inspirieren und belohnen. In einem viel zitierten Brief
sagte Schubert, er wolle sich damit „den Weg zur großen Symphonie bahnen“, und tatsächlich
ist dieses Oktett wahrhaft symphonisch in Umfang, Ausdehnung, und dem Gebrauch von
instrumentalen Strukturen und Farben. Wie so viele von Schuberts Werken wurde es erst lange
nach seinem Tod als das Meisterwerk anerkannt, das es ist.

Eine langsame Einleitung (Adagio) mit charakteristischen punktierten Rhythmen leitet in

ein ausgedehntes Allegro in Sonatenhauptsatzform über das effektreichen Gebrauch der
verschiedenen instrumentalen Farben macht. Die himmlische Melodie des Adagio, welches erneut
durch die Instrumente wandert, wird stetig durch seine ruhelose Begleitung vorangetrieben, und
erholt sich wie viele von Schuberts langsamen Sätzen nicht von einem Ausbruch von Gewalt und
Schmerz gen Ende.

27
Das Allegro vivace ist ein Scherzo, auch wenn es nicht als solches bezeichnet ist, und wird
erneut von einem pulsierenden und quirligen punktierten Rhythmus bestimmt. Das Andante,
Thema mit Variationen, beruht auf einem Duett aus Schuberts Singspiel Die Freunde von
Salamanca, dessen fröhliche und simple Melodie immer wieder von einer unterbewussten
Melancholie getrübt wird. Das bezaubernde und entspannte Menuett mit seinem walzerartigen
Trio ist eine kurze Verschnaufpause vor dem explosiven Beginn des letzten Satzes (Andante
molto). Peitschende Tutti-Akkorde, welche die Instrumente erneut sehr orchestral einsetzen, sind
durchsetzt mit geisterhaften Klängen in den Holzbläsern und raunenden Tremoli in den Streichern
– die musikalische Bilderbuch-Darstellung eines Sturmes! All dies ist mit dem Beginn des
anschließenden Allegros vergessen und eine feierliche, sich jedoch nicht voll ernst nehmende
Choral-Melodie leitet den Weg durch eine halsbrecherisch virtuose Hetzjagd, welche nach einer
noch gewaltvolleren und zerstörerischen Wiederholung des anfänglichen Sturmes das Werk zu
seinem prächtigen und packenden Ende führt.

Das Septett in B-Dur von Franz Berwald erscheint mit seiner lichteren, sehr transparenten
und etwas weniger „orchestralen“ Struktur als die ideale Ergänzung zum Oktett. Die
Musikwissenschaft ist sich uneins darüber ob dieses Septett, welches 1828 in Stockholm als
neu komponiertes Stück präsentiert wurde, vielleicht die überarbeitete Fassung eines bereits
1818 und 1819 öffentlich aufgeführten, heute verlorenen Septetts desselben Komponisten sein
könnte. Es ist in jedem Falle ein Werk, das in der klaren und unabhängigen Stimme eines jungen
Komponisten voll Persönlichkeit, Begabung und innovativer Ideen spricht und bereits auf dessen
symphonische Meisterwerke der 1840er Jahre verweist.

Die majestätischen Anfangsakkorde der Einleitung leiten bald in ein überraschend heiteres und
gelassenes Allegro molto über, welches nur sporadisch virtuose Elemente in den Instrumenten
fordert. Der zweite Satz kombiniert den langsamen Satz mit einem Scherzo, eine Besonderheit, die
Berwald später erneut sehr effektvoll in seiner Symphonie singulière einsetzte. Das energiereiche

28
und humorvolle Prestissimo wird von einem einfachen und berührenden Poco Adagio umrahmt,
dessen lange Melodie an ein Volkslied erinnert. Wir entschlossen uns, eine frühere Fassung des
Finales einzuspielen, welche länger, dramatischer und virtuoser (vor allem in der Violine) ist und
sämtliches musikalisches Material der Endfassung bereits enthält, die Themen jedoch in einer
anderen, für uns überzeugenderen Art und Weise präsentiert.

Es ist immer eine besondere Möglichkeit, Kammermusik mit Musikern zu spielen, welche
regelmäßig in dem gleichen Orchester tätig sind. Obwohl man sich natürlich bereits relativ gut
kennt, bedeutet jedoch das tiefe Eintauchen in diese intime und direkte Art des Musizierens, wie
es bei diesem Projekt erfolgt ist, die Tatsache, noch viel mehr über einander zu lernen. Es war für
uns eine große Freude, so viel Zeit miteinander an diesen bedeutenden Werken zu verbringen und

DEUTSCH
damit unsere Kenntnis und Vorstellung einer gemeinsamen musikalischen Sprache zu vertiefen.

29
ANIMA ETERNA BRUGGE – JOS VAN IMMERSEEL

1987 Ein neues Barockorchester – mit einen Wortspiel mit dem Namen des Gründers – wird
geboren: Anima Eterna. Mit seinen 17 Musikern entdeckt das Ensemble die Wiener
und französische Barockmusik und erhält nach und nach internationale Anerkennung
1990 Aufnahme aller (21) Klavierkonzerte Mozarts (10 CDs, herausgebracht von Channel
Classics) und Gesamtaufführung der Konzerte in Kyoto und Tokio
1996/7 Innovative Aufführung und Aufnahme von Schuberts 8 Sinfonien, ausgehend von
den Manuskripten des Komponisten und erstmals unter Verwendung von Wiener
Blasinstrumenten aus der Zeit Schuberts. Die 4 CDs von Sony Classical werden
weltweit gefeiert (Diapason d’Or im Jahr 1998)
2002 Zig-Zag Territoires veröffentlich die „Collection Anima Eterna“ mit 2 international
gefeierten Aufnahmen: Johann Strauss (Sohn) und Tschaikowski. Das Orchester
eröffnet am 20.02.2002 das Concertgebouw Brugge
2003 Anima Eterna wird „Orchestra in Residence“ im Concertgebouw Brugge
2005 Seit Ravel nicht mehr gehört: seine Orchestermusik auf französischen Blasinstrumenten
des frühen 20. Jahrhunderts – eine (Wieder-)Entdeckung eines authentischen Klangs
2008 3 Jahre Vorbereitung und 5 Aufnahme-Sessions resultieren in einem neuen Juwel in
der Krone: dem Beethoven 6 CD Box Set mit allen Sinfonien und mehreren Ouvertüren,
ausgezeichnet mit dem Editor’s Choice of Gramophone
2010 Anima Eterna wird zu Anima Eterna Brugge, da das Büro ins Eselstor in Brügge
zieht. Jos van Immerseel und das Orchester werden „Artiste et Ensemble associé de
l’Opéra de Dijon“; Herausgabe einer DVD zu Beethovens Sinfonie Nr. 5 inklusive einer
Dokumentation

30
2013 Aufnahme von Bilder einer Ausstellung von Mussorgski
2015 Drei neue Veröffentlichungen (u.a. Schubertiade) zu Jos van Immerseels 70. Eine
erfolgreiche Beethoven-Tournee bringt Anima nach Mexico
2017 Anima feiert seinen 30. Geburtstag mit Monteverdi – der in diesem Jahr 450 wird –
genau 4 Jahrzehnte nach Jos van Immerseels ikonischer Orfeo-Produktion in
Antwerpen
2018 Animas erster Gastdirigent Jakob Lehmann und Violinistin Chouchane Siranossian

DEUTSCH
leiten ein Mendelssohn-Projekt in die Wege, welches in das preisgekrönte Album
In time resultiert
2019 Schubert/Berwald: die erste CD von Anima, die ausschließlich der instrumentalen
Kammermusik gewidmet ist

31
› MENU
RECORDED AT ACADEMY ONE STUDIOS
(ST. AMANDSBERG, BELGIUM) IN OCTOBER 2018
STEVEN MAES (FOR MOTORMUSIC CLASSIC)
RECORDING, MIXING AND MASTERING
FELICIA BOCKSTAEL MUSICAL DIRECTION AND EDITING
FLOREN VAN STICHEL, NATHAN BLONTROCK
ASSISTANT ENGINEERS
WWW.MOTORMUSIC-CLASSIC.EU
WWW.MOTORMUSIC-MASTERING.EU
CHARLES JOHNSTON ENGLISH TRANSLATION (P.22)
DENNIS COLLINS FRENCH TRANSLATION (P.15-17)
CATHERINE MEEÙS FRENCH TRANSLATION (P.14)
IGTV GERMAN TRANSLATION (P.28)
VALÉRIE LAGARDE DESIGN & AURORE DUHAMEL
ARTWORK
COVER IMAGE BRIDGE AT THE ‘LANGE REI’, BRUGES
& INSIDE PHOTOS © JAN LANDAU (LIGHTHOUSE)
ANIMA ETERNA BRUGGE
JOS VAN IMMERSEEL ARTISTIC DIRECTOR
ANN TRUYENS GENERAL DIRECTOR
SOFIE TAES TEXT & EDITING
ANIMA ETERNA BRUGGE IS ORCHESTRA
IN RESIDENCE AT CONCERTGEBOUW BRUGGE
AND ‘ENSEMBLE ASSOCIÉ’ AT OPÉRA DE DIJON.
WWW.ANIMAETERNA.BE
ALPHA CLASSICS
DIDIER MARTIN DIRECTOR
LOUISE BUREL PRODUCTION
AMÉLIE BOCCON-GIBOD EDITORIAL COORDINATOR
ALPHA 461
P ANIMA ETERNA BRUGGE 2019
© ALPHA CLASSICS / OUTHERE MUSIC FRANCE 2019

PERFORMING EDITIONS:
PETER JOST, HENLE 2014 WITH REFERENCE
TO THE COMPOSER’S AUTOGRAPH (SCHUBERT)
HANS EPSTEIN, BÄRENREITER 1985 (BERWALD)

THE NEW WAY TO DISCOVER HIGH QUALITY CLASSICAL MUSIC

30.000 TRACKS AVAILABLE
EXCLUSIVE CONTENT
TRY NOW ON WWW.ALPHAPLAY.COM
ALSO AVAILABLE

ALPHA 255 ALPHA 289 ALPHA 410

ALPHA 461