You are on page 1of 2

Van ‘Wie ben Ik?’ naar ‘Wie ben jij?

’ – Een paradigmashift in ons mens-, wereldbeeld en onze kijk op


dat wat ons overstijgt.

Ongeveer 40.000 jaar geleden ontstond de mens zoals we hem nu kennen – de homo sapiens sapiens
(de mens die weet heeft van zichzelf) - uit een met de chimpansee gemeenschappelijke voorouder.
Door deze inschakeling in het rijk van de natuur is de mens – net als de andere dieren – verwikkeld in
een strijd om de sterkste waarbij natuurlijke selectie en spontane mutaties de drijvende krachten zijn
en het behoud van het individu en van de soort het uiteindelijke doel is. Deze biologische evolutie
speelt zich af in een onmetelijke kosmos die … jaar geleden ontstond uit de big bang. Deze kosmos
heeft op zich zin noch betekenis, het is de mens die dit op de natuur projecteert vanuit het
vroegkinderlijk verlangen naar symbiose. Hierdoor is de homo sapiens sapiens ook een sociaal wezen
die zijn identiteit haalt uit de spiegeling met de ander en het verlangen om samen te vallen, identiek
te zijn aan de rolmodellen die zich aandienen in zijn of haar leven. Naast deze drang naar eenheid is er
echter ook een sterke wil tot autonomie die zich uit in de eigen wil en het eigen belang. De samenleving
waarin wij nu leven – de neoliberale staat – komt de mens als rationeel berekend individu tegemoet,
naast het veilig stellen van de minimale voorwaarden voor een vrij leven van elke burger. Vrij betekent
hier voornamelijk vrij van allerhande restricties opgelegd van bovenhand. We kiezen bewust voor dit
systeem ook al is bekend dat meer onbewuste factoren tevens een rol spelen in de beslissingen die
mensen maken. Dit is de individuele mens en zijn of haar wereld van de 21ste eeuw in het Westen,
althans voor zover hij zichzelf begrijpt op basis van gegevens uit de verschillende wetenschappen.

Dit beeld ontstond in de 17de eeuw met op de achtergrond de dertigjarige godsdienstoorlog –


één van de zovelen die de geschiedenis van Europa kenmerkt - en kreeg gaandeweg de vorm die voor
de meesten onder ons vanzelfsprekend is. ‘De mensen zijn wolven voor elkaar’, schreef Hobbes in
1651, daarom moet hij een samenleving creëren die de mens beschermt tegen zijn ‘natuurstaat’, een
staat die echter niet zo natuurlijk is en gekleurd door het oorlogsgebeuren. Het is niet toevallig dat
verschillende mensen tegenwoordig dit mens- en wereldbeeld in vraag stellen, precies in tijden waarin
het Westen reeds verschillende jaren in een permanente staat van oorlog terecht gekomen is onder
de vorm van het fundamentalistisch-islamistisch terrorisme, meer bepaald van soennitisch-
wahabistische signatuur. De vele daden van geweld – onder meer de Holocaust, de Balkan-oorlogen,
de genocide in Rwanda en de meer recente aanslagen gepleegd door individuen op onschuldige
burgers – zijn echter geen bewijs van de juistheid van het hedendaags heersend wetenschappelijk
discours over mens en maatschappij, een discours dat voor de ‘uitvinding van de wetenschap’ in de
17de eeuw niet als dusdanig terug te vinden is. De mens beschouwen als handelend uit eigenbelang of
het behoud van de soort is een filosofische stelling dat pas ingang vond bij ontstaan en ontwikkeling
van de natuurwetenschappelijke methode en het kapitalisme. Terecht stelt men zich vragen over dit
éénzijdig negatief mens- en wereldbeeld. Het opkomend individualisme ging namelijk steeds gepaard
met een tegenbeweging, de romantiek, de levensfilosofie en de fenomenologie zijn daar voorbeelden
van in onze cultuurgeschiedenis die een opvallend permanente pendelbeweging laat zien tussen
rationaliteit en affeciviteit (soms ook irrationaliteit of ‘waan-zin’ genoemd). Naast de verschillende
natuurwetenschappen, ontstaan in de 18de en 19de eeuw ook gaandeweg wat men de geestes- of
cultuurwetenschappen is gaan noemen: geschiedenis, economie en sociologie. Door de
alleenheerschappij van de natuurwetenschappelijke methode en de techniek die daaraan verbonden
is, krijgen deze takken van het denken minder en minder aandacht waardoor een unidimensioneel
mens- en wereldbeeld zich heeft kunnen verankeren in het heersende denken van de mens over
zichzelf. Er is een totalitaire ideologie ontstaan die verstrekkende gevolgen heeft en enkele gevaren
met zich meedraagt.
Het grootste gevaar is paradoxaal genoeg het verlies van waarde, van betekenis van het
concrete individu, dit binnen een uitgesproken individualistisch denken over mens en maatschappij.
Dit komt doordat het concept ‘individu’ tot een algemene categorie is verworden door de toepassing
van de natuurwetenschappelijke methode op de mens als enige methode. Objectivering,
kwantificering en controle staan hierbij centraal, dit valt goed waar te nemen in ons neoliberaal
maatschappijstelsel waar het oorzakelijk-lineaire denken en het getal centraal staan. De mens verzet
zich echter tegen dit geweld, er blijft altijd een niet-kwantificeerbare rest over waarvoor de geestes-
of cultuurwetenschappen garant staan. Daarom is het van belang dat het wetenschappelijk denken
niet gelijk komt te staan met de toepassing van de natuurwetenschappelijke methode op de mens als
mens, wat in de Engelse term ‘science’ wel het geval is en men spreekt over ‘the arts’ tegenover ‘the
humanities’ als tegenhanger van het rekenende denken. Geschiedenis, economie en sociologie zijn
echter ook wetenschappen die een eigen methodologie hebben vergeleken met die van de fysica. Dit
geldt ook voor de psychologie, psychiatrie en psychotherapie, een eigen methodologie die uiteindelijk
onderontwikkeld geweest is waardoor anno 2019 de natuurwetenschappelijke methode heerst op alle
terreinen van het leven en er geen ‘spiegels’ meer bestaan waarin de mens de toenemende
‘onderbewuste‘ objectivering en dehumanisering van zichzelf door zichzelf niet meer weerspiegeld
ziet. Mensen wisten vroeger dat er achter hun identiteit zich een private innerlijke essentie
verschuilde, een soort beeld van de ‘beste versie van zichzelf’. Door het sluiten van het hart als
bescherming tegen het verharden en gewelddadiger worden van de mens in onze maakschappij, bezit
het individu geen innerlijke spiegel meer – de diepste grond van de ziel waar ons oerbeeld zich
verborgen houdt tussen de ideale mogelijke beelden van al wat kán zijn. Zonder innerlijke toetsing,
kompas op ons pad naar ons ‘ware zelf’, kent de enkel nog uiterlijke spiegels, andere mensen die net
als iedereen zoekende herten zijn – prooi van elke jager op wild vlees. Is dat onze huidige identiteit?
Een oppervlakkig masker gespiegeld naar de voorbeeldfiguren van vandaag – maar zijn er nog
voorbeeldfiguren waaraan we ons vertrouwensvol kunnen aan spiegel? – waarachter een leegte
schuilt die niet staat voor de afwezigheid van iets wat aanwezig zou moeten zijn maar voor het
speelveld waarop de mens elk beeld van zichzelf kan co-creëren samen met de anderen in hun
omgeving. De mooie kleren van de keizer die nog onder de macht stond van het transcendente – in
onze Westerse cultuur als God geweest – die kleren werpt de huidige geseksualiseerde mens uit bij
elke mogelijke gelegenheid met een vraag, nee, liever áls vraag: ‘Noem me bij mijn naam en zeg me
wie ik ben?’, een vraag die als een oneindige – onheilige, en onveilige – steek aanvoelt in het diepste
punt van ons hart, Tempel voor onze ziel waar ons ‘ware zelf’ zich sinds het begin der tijden wilde
manifesteren maar dat nu niet meer kan, omdat we verleerd hebben om de ander in de eerste plaats
als een Jij te zien, en niet als een Het: een Manager, een Dokter, een Hoer of een Moeder. We zijn de
weg kwijt en N-iemand weet nog van waar we komen, N-iemand ziet nog scherp en aandachtig de
leegte, en N-iemand kan ons nog waarschuwen voor de abdominale leegte die ons te wachten staat.
Gelukkig zijn er altijd waan-zinnigen die de enige troostende en authentieke woorden over dat wat ons
overstijgt konden uitspreken: als je lang genoeg in de leegte kijkt, kijkt de leegte na een tijd terug – de
vraag die iedereen zich dan moet stellen is niet ‘wie ben ik?’ maar ‘wie ben jij nog om mij te erkennen
in de Staat van Ontkenning waarin we onszelf allemaal bevinden, behalve jij.. Ben jij dan..

You might also like