12/In de gracht zwommen eenden en zelfs een paar zwanen.
13/Achter de boot vlogen
meeuwen. 14/Hoog in de lucht vlogen kraaien. 15/Mensen zijn wolven en soms ook varkens. 16/Ik heb nog nooit konijn gegeten, maar wel duif. 17/Nederland kikkerland. 18/De boeren in het noorden van Nederland hebben soms wel tweehonderd koeien. 19/Hebt u wel 's op een olifant gezeten? 20/Ik houd helemaal niet van ganzen en hanen. 21/Hier wonen wel honderdvijftig mussen. 22/Iedereen houdt van paarden, maar niemand houdt van vliegen. 23/Zij heeft me dertien witte muizen gegeven. Grappig, hé? 24/Ik heb eigenlijk nooit leeuwen in de natuur gezien. VII. 1/hadden; hebben ... gehad. 2/Liep; Is ... gelopen? 3/zаt; heeft ... gezeten. 4/bracht; heb ... gebracht. 5/zwom; heeft ... gezwommen. 6/reed; heeft ... gereden. 7/riep; heeft ... geroepen? VIII. blauw bloed; een groen kikkertje; een paarse avondhemel; veertien schitterende kerken; een of ander machtig gevoel; driehonderdvijftig zwart-wit foto's; achttien gele en oranje bladeren; a1 deze vervelende dingen; een lichtroze hemel. IX. 1/Is er niemand thuis? 2/Is dit niets voor u? 3/Kun je nergens logeren? 4/Iedereen is oneerlijk. 5/Niets is onbelangrijk. XII. 1/Om hoe laat gaan de musea in de hoofdstad dicht? 2/Waar zit ze? Ze heeft toch beloofd u vanavond op te bellen? 3/We hebben de vakantie in een dorp in het noorden van Nederland doorgebracht en hebben daar vaak paardgereden. 4/Gisteren is hij langs geweest en heeft hij voor mij allerlei nieuwe kranten uit de bibliotheek meegebracht. 5/Het zat namelijk zo: onderweg heb ik bij een paar huizen aangebeld, maar niemand deed open. 6/Beste Jan, je hoeft me niet meer voor deze lezingen uit te nodigen. 7/Hij heeft veel over zijn leven nagedacht, zegt men. 8/Zе gingen gauw weg, want ze kregen het opeens heel koud bij ons. 9/Meestal komen ze tegen de lente buiten. 10/Deze hotels gaan na 31 mei open. 11/Wie is er nog meer meegegaan, behalve uw zusters en broers? 12/Ik kwam hem net in Rome tegen bij de vrouw van uw vriend. 13/Wij hadden het over de films van Tarkovski; hij kende ze uit zijn hoofd, zei hij. 14/Ik sliep in een heerlijk breed bed en daarom was het erg moeilijk om op te staan en boodschappen te gaan doen. 15/Hij keek haar aan en vroeg zich af: `Waarom huilt ze?' 16/Het duurde maar een paar uur, maar toch verveelde het me. 17/Kunt u het bootje vasthouden, of hoe zit het? 18/We kunnen alleen maar afwachten, toch? 19/Ik heb helemaal geen zin om deze oninteressante boeken door te lezen. 20/Waarom mag ik niet naar binnen? Ik heb een uitnodiging voor jullie meegebracht van de heren zelf. 21/Eerlijk gezegd valt u mij soms tegen. Waarom hebt u maar twee flesjes bier meegenomen? 22/De ober is toch a1 tegen elf uur thuisgekomen? 23/Een paar weken geleden is iedereen weggegaan en zijn zij alleen op het eiland achtergebleven. 24/De pijn is vanzelf overgegaan, zonder medicijnen. 25/Kon ik maar met u mee! Maar u hebt zich al aangekleed en mijn brief is nog niet af. 26/Zij is vast nog niet lang geleden aangekomen. 27/Zo'n cadeau kunnen wij natuurlijk niet aannemen. 28/Hij reed door het bos en het weggetje viel hem mee. 29/U kunt uw mond weer dichtdoen, dat spreekt vanzelf. XIII. 1/ heb van -> ben van. 2/belooft -> beloofd. 3/Wolga -> de Wolga. 4/tuinje -> tuintje. 5/ geen water -> water. XIV. Kolja's ouders hebben een `datsja'. Soms gaat Kolja naar die datsja, maar hij doet dat niet graag. Hij vindt het er niet leuk. Er zijn erg veel muggen en vliegen, en in het bos kom je