Professional Documents
Culture Documents
*BBP (module 13), primair inkomen, bruto inkomen, besteedbaar (secundair) inkomen,
tertiair inkomen,
Bruto binnenlands product, primair inkomen is een inkomen uit arbeid, kapitaal of eigen
onderneming, secundair inkomen is het besteedbare inkomen dus na aftrek belastingen
premies. Tertiair inkomen = secundair inkomen – de consumptiegebonden betalingen
aan de collectieve sector en plus de consumptiegebonden inkomensverdeling.
*economische groei in enge zin (groei van BBP volume) en in ruime zin (welvaart,
behoeftebevrediging), zie ook module 13,
Economische groei wordt vaak alleen bekeken als de groei van de productie dus groei
van BBP. Maar in ruime zin moet er ook gekeken worden naar welvaart en de
behoeftebevrediging van de consument.
*Lorenzkromme interpreteren,
Zie kennen -> Lorenzkromme
Loonquote is de totale som van lonen in een land, arbeidsinkomensquote bevat ook de
winstsom van ZZP die hij zichzelf toerekent. Voor berekeningen zie opgave 2.8.
*uitleggen langs welke gedachtegang loonmatiging leidt (maar niet noodzakelijk hoeft
te leiden) tot behoud van werkgelegenheid en tot extra werkgelegenheid,
Loonmatiging houdt in dat de lonen minder stijgen dan de loonruimte, daardoor blijven
de lonen lager en kunnen bedrijven meer mensen aannemen wat leidt tot extra
werkgelegenheid, maar ook tot behoud, want ze kunnen de lonen blijven betalen.
*uitleggen op welke manieren (via het veranderen van marginale tarief, van bijtelposten
en aftrekposten, van diverse heffingskortingen, van belastingtoeslagen, van de
vermogensvrijstelling), de overheid via de wijze van inkomstenbelastingheffing invloed
heeft op het besteedbare inkomen/inkomensverschillen (tussen verschillende groepen
in de samenleving) en daarmee ook op de inkomensverdeling/ongelijkheid,
In de eerste zin: de hoogste inkomens dragen de zwaarste lasten met een marginaal
tarief van 52%, zo wordt er getracht de inkomensongelijkheid niet groot te laten
worden. Er bestaat niet alleen verschil binnen een groep(werken <65jaar), maar ook
tussen groepen(<65j en >65j). Verder zijn er allerlei heffingskortingen die ervoor
zorgen dat het inkomen redelijk gelijk verdeeld blijft.
Fiscalisering AOW zorgt ervoor dat ouderen meer belasting gaan betalen, dit is goed
voor de inter-generationele solidariteit, maar niet goed voor de intra-generationele,
want de belastingverhoging komt in de laagste twee schijven en daardoor betalen
vooral de ouderen met een laaginkomen een stuk meer belasting, relatief gezien.
Als men de nadruk legt op rechtvaardige belastingheffing, dan betalen de rijken veel en
de armen weinig. Alleen als rijken veel betalen is het voor hen niet aantrekkelijk in
Nederland zaken te doen, dus gaan ze naar buitenland. Ook kunnen ze gaan free riden
door de belasting te onder duiken. Daarmee is het dus niet doelmatig, daarom moet er
een soort evenwicht tussen doelmatigheid en rechtvaardigheid gevonden worden.
*uitleggen dat BBP groei afhankelijk is van de groei van de productiecapaciteit en van
de macro vraag (bestedingen, zie module 16), dat de groei van de productiecapaciteit
afhankelijk is van de ontwikkeling van de kwaliteit en de kwantiteit van de
productiefactoren,
Groei BBP is groei van productie, dus meer productiecapaciteit is meer productie. De
productiecapaciteit hangt af van kwaliteit en kwantiteit productiefactor arbeid.
Kwaliteit: Veel menselijk kapitaal(ervaring en scholing), kwantiteit veel arbeiders, dus
veel aanbod op arbeidsmarkt. Productiefactor kapitaal is ook erg belangrijk, dat zorgt
voor nieuwe machines
Vestigingsklimaat: Het geheel van voorzieningen die een rol spelen bij de keuze van
een vestigingsplaats voor een onderneming. Voor een deel wordt het vestigingsklimaat
bepaald door kwaliteit en kwantiteit van de productiefactoren., maar ook een
aantrekelijk fiscaal klimaat, verantwoorde, maar niet te uitgebreide regelgeving, een
ontwikkeld banksysteem en een aantrekkelijke arbeidsmarkt spelen een belangrijke rol.
Als aan deze voorwaarden wordt voldaan, willen bedrijven veel investeren in een land.
Als veel mensen werken, lage werkloosheid, weinig overheidsuitgaven aan uitkeringen,
veel belastinginkomsten. Veel productie voor bedrijven dus meer ec groei.
Sprake van convergentie als inkomens per hoofd van landen relatief gezien kleiner
worden. Bevorderen convergentie, betere scholing, stand van techniek en
overheidsbeleid(dus geen corruptie en goed economisch beleid)