You are on page 1of 5

Vul het goede voegwoord in (1).

Kies uit deze woorden: omdat – maar – als – om – en - want

1 Ik blijf in bed liggen, ik moe ben.

2 Gisteravond ging ik laat naar bed, feest ik had een


bij mijn vriend.

3 Ik wilde om 12 uur thuis komen, Het dat lukte niet.

4 werd dus 3 uur, nu lig ik in bed.


Ik kan de hele dag blijven liggen,
5 het is
zondag.

6 na 2 uur liggen sta ik toch maar op.

7 Ik wil me douchen, het water blijft koud.

8 De geiser doet het niet, ik geen gas meer krijg. het


Ik doe het licht aan, blijft donker.
9
Ik krijg ook geen elektriciteit meer,
10 ik heb de
rekening al een half jaar niet betaald.

11 ik morgen het elektriciteitsbedrijf bel, dan word

snel ik weer aangesloten.

12 eerst zal ik de rekeningen moeten betalen.

13 Ik kleed me aan ga naar mijn vriendin,


bij haar is het lekker warm en gezellig.

14 Ik neem me voor morgen mijn leven te


verbeteren.
Antwoorden
1 omdat
2 want
3 maar
4 en
5 want
6 Maar
7 maar
8 omdat
9 maar
10 want
11 Als
12 Maar
13 en, want
14 om
Vul het goede voegwoord in (2).

en – want – maar – omdat – om – als

1 Ik blijf vanmiddag thuis, __________ ik bezoek krijg van mijn vriend en


zijn kinderen.

2 Het bezoek komt wel, __________ helaas een uur te laat.

3 De volwassenen drinken koffie __________ de kinderen limonade.

4 __________ het 5 uur is, is het tijd om naar huis te gaan.

5 We maken een nieuwe afspraak, __________ het was gezellig. __________

6 het oktober is, zien we elkaar weer.

7 Ik ga naar de snackar, __________ ik heb geen tijd meer om te koken. Eten

8 in een snackbar is gemakkelijk __________ ook erg ongezond. __________

9 het 23.00 uur is, ga ik naar bed.

10 Ik ben moe, __________ ik val niet in slaap.

11 __________ ik niet in slaap val, sta ik op.

12 Ik pak een dik boek, __________ ik houd van lezen.

13 Uiteindelijk val ik in slaap __________ valt het boek op de grond.


Antwoorden

1 want
2 maar
3 en
4 als
5 want
6 als
7 want
8 maar
9 als / omdat
10 maar
11 omdat / als
12 want
13 en
Vertel iets over je eigen cultuur / de geschiedenis van je land van herkomst, bijvoorbeeld over de
keuken, de totstandkoming van het land/de cultuur, eigenaardigheden, kunst, muziek, literatuur etc...

Schrijf hierover een korte beschouwing van ± 300 woorden - maak hierbij zoveel mogelijk gebruik van:

Hoofdzijn / Bijzijn (zowel nevenschikkend als onderschikkend)


Onvoltooid Verleden Tijd (voor de regels, zie de vorige les/pdf)

You might also like