BEGINNERS 2- LESSON 4- SUMMARY

-----------------------------------------------------------------------------------------------------------------
REFLEXIVE VERB tekstboek PAGE 79. ZICH LEGITIMEREN

Ik VERB me Wij VERB ons

U VERB zich Jullie VERB je
Je VERB je U VERB zich
Hij VERB zich Zij VERB zich.
Zij VERB zich

Ik legitimeer me Wij legitimeren ons

U legitimeert zich Jullie legitimeren je
Je legitimeert je U legitimeert zich
Hij legitimeert zich Zij legitimeren zich.
Zij legitimeert zich

REFLEXIVE VERB NORMAL:

SUBJECT – VERB – ZICH(conjugation) - ……..

REFLEXIVE VERB USING AN AUXILIARY VERB:

SUBJECT – AUXILIARY VERB – ZICH(conjugation) - …….. – INFINITIVE

REFLEXIVE VERB USING PAST PARTICIPLE

PARTICIPLE:
SUBJECT – hebben / zijn – ZICH(conjugation) - …….. – PAST PARTICIPLE

Please check the meaning in the dictionary(don’t look for zich but for the verb)
Zich amuseren
Zich wassen
Zich vergissen
Zich vermaken
Zich verbazen
Zich irriteren

<Please translate>
Amuseert u zich? Ja dank u ik amuseer me.
Wassen zij zich vaak? Nee, zij wassen zich bijna nooit.
Vergist hij zich? Ja, hij vergist zich.
Zij verbazen zich over meneer Jansen.
Zij ergert zich aan lawaai.
<X> HOMEWORK
--HOMEWORK
HOMEWORK ASSIGNMENTS

Learn all the vocabulary & verbs & appendix A, B, C & D of beginners 2,, chapter 4 and do
all the homework exercises of that chapter. After you have done that listen to the cd of
beginners 2, chapter 4.

Succes !