You are on page 1of 12

Auteurs: Sofia Cherif en Nick van Dunné

Publicatiedatum: 12 november 2020

Deze serie van drie artikelen gaat over de aankomende Wet collectieve warmtevoorziening
(Warmtewet 2.0).

1. In dit eerste deel beschrijft Sia Partners de status van collectieve warmte als onderdeel van
de verduurzaming van de gebouwde omgeving.
2. In het tweede deel van de serie worden de hoofdkenmerken van de Warmtewet 2.0
beschreven en het sentiment onder de geïnterviewde partijen: Eneco, Enpuls, Eteck,
Vattenfall, de Gemeente Amsterdam en de Gemeente Tilburg. Op basis van de
uiteenlopende visies van de gesproken partijen wordt vervolgens ingegaan op de
belangrijkste aandachtspunten.
3. In het derde deel van de serie wordt nader beschreven hoe de discussie over de
wetsveranderingen beslecht kan worden en draagvlak kan worden gecreëerd voor de
nieuwe Warmtewet.

#warmtetransitie #warmtenetten #warmtewet #siapartners #consulting40 #consulting4good

De vormgeving van de warmtetransitie

Het Klimaatakkoord heeft de warmtetransitie voor de gebouwde omgeving in Nederland in een


stroomversnelling gebracht. De gebouwde omgeving moet uiterlijk in 2050 volledig klimaatneutraal
zijn, waarbij het aardgasvrij maken een belangrijk speerpunt is. Een eerste vereiste bij het
verduurzamen van de gebouwd omgeving is het isoleren van huizen. Als dit gebeurd is kan vervolgens
de verwarming in huizen en gebouwen aardgasvrij worden gemaakt. Hier zijn verschillende opties
mogelijk waaronder volledige elektrisch verwarmen, verwarming via duurzaam geproduceerde gassen
(zoals waterstof of biogas) en verwarming via een collectief warmtenet waarbij de warmtebron
bijvoorbeeld uit restwarmte bestaat. De meest geschikte duurzame warmtevoorziening is afhankelijk
van verschillende factoren waaronder locatie, de beschikbaarheid van warmtebronnen, type
bebouwing en het draagvlak onder bewoners.

1
Vanuit het Klimaatakkoord wordt voor de gebouwde omgeving vol ingezet op het toepassen van
collectieve warmtenetten. Voor stedelijk gebied met dicht bebouwde wijken en veel hoogbouw is een
warmtenet vaak een geschikte oplossing. Momenteel spelen warmtenetten nog maar een beperkte
rol in de Nederlandse warmtevoorziening. Er worden ongeveer 400.000 huishoudens verwarmd via
warmtenetten, dit is slechts 5% van de woningen in Nederland. Volgens de afspraken in het
Klimaatakkoord moeten circa 7 miljoen woningen en 1 miljoen gebouwen van het aardgas af voor
2050. Als eerste stap richting aardgasvrij, zullen er 1,5 miljoen bestaande woningen in 2030
verduurzaamd moeten zijn.

Deze enorme opgave vraagt om de inzet van vele partijen met mogelijk verschillende belangen zoals
gemeenten, provincies, warmteproducenten, netbeheerders en warmteleveranciers. Maar ook de
grote verscheidenheid aan afnemers met verschillende belangen, zoals eigenaar-bewoners, VVE’s,
woningbouwcorporaties en gebouweigenaren staat voor de opgave om hun woningbezit te
verduurzamen in de toekomst: investeren in renovatie en/of op zoek gaan naar alternatieve
warmtebronnen. Dit maakt de warmtetransitie van de gebouwde omgeving een complex
stakeholderveld.

Warmtenetten en marktordening

De Nederlandse warmtemarkt bevat verschillende soorten warmtenetten en bijbehorende


eigendomsstructuren. Kleinschalige warmtenetten zijn vaak lage temperatuur netten met maximaal
een paar honderd aansluitingen. Grootschalige warmtenetten liggen over het algemeen in grote
steden en kennen een hoge temperatuur warmte opwek. Deze grootschalige warmtenetten bestaan
vaak uit vele duizenden aansluitingen. Lage temperatuur warmtenetten hebben in principe lagere
energieverliezen in vergelijking met hoge temperatuur warmtenetten.

Binnen de warmtevoorziening kunnen de individuele rollen van producent, netbeheerder en


leverancier worden onderscheiden zoals ook het geval is binnen de levering van gas en elektriciteit. In
tegenstelling tot het gas- en elektriciteitsnet, waar netbeheerstaken gesplitst zijn van productie en
levering, mogen deze rollen binnen de warmtemarkt wel door één enkele partij worden vervuld. Dit
is ook het geval voor het overgrote gedeelte van de netten in Nederland, waarbij het verticaal
geïntegreerde warmtebedrijf verantwoordelijk is voor de hele warmteketen. In Nederland zijn er
ongeveer 25 grote en kleine warmtebedrijven actief en deze zijn als vergunninghoudende leverancier
verantwoordelijk voor de integrale warmteketen. Hierbij dient te worden opgemerkt dat de
producent/bron van warmte vaak een derde partij is binnen de geïntegreerde keten bijvoorbeeld
afvalverbrandingsinstallaties die warmte leveren aan warmtenetten zoals AVR (Rotterdam), ARN
(Nijmegen) en AEB (Amsterdam).

2
Verschillende organisatiemodellen van de warmteketen.

Er zijn ook andere organisatiemodellen mogelijk waarbij de warmteketen is opgesplitst in


(transport)netbeheer, productie en levering (zie figuur). Een warmtenet met meerdere
warmteproducenten is goed contractueel te regelen en reeds gebruikelijk, maar een warmtenet met
leverancierskeuze (zoals bij elektriciteits en gas) blijkt tot nu toe niet te zijn toegepast. De Gemeente
Zaanstad heeft wel de ambitie om een open warmtenet te ontwikkelen met meerdere
warmteleveranciers, maar vooralsnog is er één exclusieve warmteleverancier voor een lange periode.

Sommige netten zijn in handen van publieke partijen zoals gemeenten (Stadsverwarming Purmerend,
HVC, Warmtestad Groningen en Warmtebedrijf Eindhoven) en andere netten zijn eigendom van
commerciële marktpartijen (Eneco, Ennatuurlijk, Eteck en Vattenfall) of energiecoöperaties (Thermo
Bello en Paddepoel Energiek). Daarnaast zijn elektriciteit- en gasnetwerkbedrijven, die via een
daarvoor speciaal opgezette dochtervennootschap (zoals Firan, Enpuls en Netverder), actief zijn op de
warmtemarkt met infrastructurele activiteiten: aanleg en beheer van warmtenetten. Tevens zijn er
warmtenetten in handen van joint ventures waarbij mogelijk meerdere van genoemde partijen
samenwerken: In Amsterdam zijn bijvoorbeeld Vattenfall en de gemeente – via vuilverbrander AEB
– aandeelhouders in het warmtebedrijf Westpoort Warmte (WPW). De intentie van de gemeente is
om rechtstreekse deelneming te verkrijgen in WPW.

Warmtenetten kenmerken zich op dit moment door een natuurlijk monopolie; consumenten zijn
aangewezen op één warmteleverancier. De introductie van de Warmtewet in 2014 had als
voornaamste doel consumenten te beschermen tegen de macht van een warmteleverancier in een
monopolie positie. Er is destijds gekozen voor een tarief- en rendementsregulering van
warmtebedrijven. De sector was zeer positief over de introductie van het ‘NietMeerDanAnders’
principe waarbij gebruikers van stadsverwarming gemiddeld niet meer betalen aan gaskosten dan in
een vergelijkbare situatie met een aardgasgestookte HR ketel.

Ten behoeve van het aardgasvrij maken van de gebouwde omgeving en om de ontwikkeling van
collectieve warmtenetten te versnellen stelt minister Wiebes van Economische Zaken en Klimaat
wijzigingen voor in de Warmtewet van 2014. Met name op het vlak van marktordening,
tariefregulering, duurzaamheid en leveringszekerheid wordt de wet herzien; de Warmtewet 2.0 is
thans in concept uitgebracht en een internetconsultatie heeft recentelijk plaatsgevonden. De beoogde
wetswijzigingen vragen om flinke veranderingen in de warmtesector. Wil je meer weten over deze
veranderingen en wat verschillende partijen die door Sia Partners zijn geïnterviewd hiervan vinden?
Lees dan op 17 november 2020 het tweede deel van deze serie.

3
Auteurs: Sofia Cherif en Nick van Dunné
Publicatiedatum: 17 november 2020

Op donderdag 12 november publiceerde Sia Partners deel 1 van de Warmte trilogie over de Wet
collectieve warmtevoorziening, de status van de warmtetransitie en de rol van collectieve warmte.

In dit tweede deel krijgen stakeholders de ruimte om hun visie te delen op de belangrijkste
aandachtspunten binnen de Warmtewet 2.0. Voor publicatie van dit artikel is gesproken met: Jilles
van den Beukel en Anne Pieter Huitzing (Eneco), Roel van de Wiel en Kees van Daalen (Enpuls), Rard
Rijcken (Eteck), Bram Borst (Gemeente Amsterdam), Harm Eetgerink (Gemeente Tilburg) en Gijsbert
Lybaart en Koen van Gulik (Vattenfall).

Aanstaande donderdag 19 november publiceert Sia Partners deel 3 waarin adviezen worden geven
over het creëren van draagvlak voor zowel de Wet collectieve warmtevoorziening en collectieve
warmte.

#warmtetransitie #warmtenetten #warmtewet #siapartners #consulting40 #consulting4good

Minister Wiebes van Economische Zaken en Klimaat werkt momenteel het voorstel voor de Wet
collectieve warmtevoorziening verder uit op basis van de recentelijk gehouden internetconsultatie.
Deze wet, ook wel Warmtewet 2.0 genaamd (hierna: wetsvoorstel), is een herziening van de huidige
Warmtewet die sinds 1 januari 2014 van toepassing is en zou in werking moeten treden per januari
2022. Het wetsvoorstel is bedoeld om zowel te voorzien in een beter functionerende bescherming
voor warmte afnemers, als het scheppen van een duidelijk kader voor investeringen in collectieve
warmtesystemen zodat de klimaatdoelstellingen in de gebouwde omgeving uit het Klimaatakkoord
kunnen worden behaald.

4
Indicatieve implementatie tijdlijn van de Warmtewet 2.0.

Regierol gemeente

Binnen de huidige Warmtewet zijn gemeenten vrij om zelf te bepalen welke rol zij op zich nemen om
de warmtevoorziening geregeld te krijgen zoals; facilitator, (mede)eigenaar, of aanbesteder.

 Als facilitator wacht de gemeente lokale initiatieven af en maakt warmtenetten


‘vergunningtechnisch’ mogelijk.
 Als (mede)eigenaar richt de gemeente een eigen warmtebedrijf op, of richt daarvoor een joint
venture op met een marktpartij die verantwoordelijk wordt voor de integrale warmteketen.
In zijn algemeenheid geldt dat hoe groter het aandeel van de gemeente in het warmtebedrijf
is, hoe groter haar invloed is. Wel nemen dan investerings- en exploitatierisico's toe.
 Als aanbesteder gaat de gemeente met een marktpartij een overeenkomst aan, die daarmee
het recht krijgt om voor een bepaalde termijn en volgens afspraken warmte te leveren binnen
een bepaald gebied.

In het Klimaatakkoord staat dat gemeenten de regierol moeten hebben bij de warmtetransitie en dat
zij uiterlijk eind 2021 een Transitievisie Warmte gereed hebben. In de Transitievisie Warmte wijzen
gemeenten aan wanneer welke wijk van het aardgas afgaat en welk alternatief er wordt gekozen voor
aardgas. De Transitievisie Warmte vormt de basis voor het besluitvormingsproces dat het
wetsvoorstel voorschrijft en is de start van het participatieproces met verschillende stakeholders,
waarin de toekomstige verbruikers worden betrokken bij de aanleg, ontwikkeling en exploitatie van
het warmtenet. In dit proces worden specifieke keuzes voor de uitvoering en een planning uitgewerkt
(Uitvoeringsplan en Omgevingsplan).

5
De 9 stappen van het besluitvormingstraject met in het groen Warmtewet 2.0 onderdelen. Bron: memorie van
toelichting.

De door Sia Partners gesproken partijen zijn het er over eens dat de gemeente een grote rol
toebedeeld krijgt waar zij op dit moment nog niet op voorbereid is. Gemeenten, zeker kleine
gemeenten, beschikken veelal over onvoldoende kennis en capaciteit om de taken uit het
wetsvoorstel uit te voeren.

De Gemeente Tilburg vindt het juist een positieve ontwikkeling dat de gemeente een regiefunctie
krijgt, omdat “een gemeente de leiding zou moeten nemen in de warmtevoorziening”. Voor de
Gemeente Amsterdam is nog niet duidelijk of met de nieuwe procedure van de Warmtewet 2.0 als
gemeente beter de regie over de warmtetransitie kan worden gevoerd. De Gemeente Amsterdam
vindt de beschreven regierol van de gemeente in het wetsvoorstel niet helemaal matchen met de nu
toch vooral rigide omschreven rol van een uitvoeringsorganisatie met weinig flexibiliteit. Het grootste
bezwaar is dat wordt uitgegaan van een integrale ketenverantwoordelijkheid waarbij de
warmteleverancier eigenaar is van zowel de warmteproductie installatie als het warmtenet.
Bovendien lijkt in de aanwijzingsprocedure van het warmtebedrijf weinig beleidsruimte ingebouwd
om publieke belangen zoals duurzaamheid en betaalbaarheid voldoende te waarborgen. De
Gemeente Amsterdam heeft bijvoorbeeld de ambitie om in 2040 alle gebouwen aardgasvrij te maken
(10 jaar eerder dan het Klimaatakkoord voorstelt) en wil daarom de mogelijkheid behouden een
duurzamer project prioriteit te geven.

Volgens Enpuls is het logisch dat de gemeente een regierol heeft in de warmtetransitie, omdat zij over
de meeste lokale kennis beschikt en dicht bij de burger staat. Daarnaast zijn er thema’s die verder
reiken dan de gemeentelijke grenzen en die vergen juist een regierol vanuit de nationale overheid.
Genoemd wordt betaalbaarheid en ontwikkeling van regionale infrastructuur. Om dit voor elkaar te
krijgen is nationaal beleid nodig.

Centraal in het besluitvormingstraject is de leidende rol van de gemeente in het vaststellen van een
warmtekavel en de aanwijzing van het warmtebedrijf. Een warmtekavel is een aaneengesloten gebied
binnen een of meerdere gemeenten waarvoor een warmtebedrijf kan worden aangewezen. Dit gebied
met wijken en gebouwen komt dan in aanmerking voor een collectief warmtenet. Bij de
kavelvaststelling moet aan bepaalde criteria worden voldaan zoals schaalgrootte, beschikbaarheid van
bronnen en de mogelijkheid voor het warmtebedrijf om de investering terug te verdienen.

6
Niet alle door Sia Partners gesproken partijen kunnen zich vinden in het uitgangspunt dat een
gemeente het voortouw zal nemen bij het bepalen van het formaat van de warmtekavel. Eteck is van
mening dat er beter gekeken zou moeten worden naar de lokaal beschikbare capaciteit van
warmtebronnen en het warmtenet daarop te dimensioneren. Volgens Eteck kan op basis van lokale
beschikbaarheid van warmte worden vastgesteld welke huizen kunnen worden voorzien van warmte.
Het voortvarend realiseren van kleinschalige projecten draagt bij aan het creëren van draagvlak voor
een collectieve warmtevoorziening en daarmee wordt de warmtetransitie hoogstwaarschijnlijk
versneld. Dit staat haaks op het wetsvoorstel om a priori de afmetingen van een warmtekavel te
bepalen. De insteek van het wetsvoorstel is volgens Eteck te veel geënt op grootschalige
warmtenetten, terwijl er nauwelijks schaalvoordelen te behalen zijn in warmtenetten door hoge
transportverliezen in vergelijking met elektriciteit- en gasnetten. Het vaststellen van warmtekavels op
basis van beschikbare warmtebronnen vindt Eneco een goed punt, maar het kan ‘cherry picking’ in de
hand werken. Dit zou namelijk betekenen dat er een snelle ontwikkeling van warmtenetten zou
plaatsvinden in de wijken waar gebouwen makkelijk van het aardgas af te krijgen zijn en er geen
oplossing komt voor 2050 voor de minder makkelijk van het aardgas af te krijgen wijken.

Aanwijzingsprocedure

In het wetsvoorstel krijgt een gemeente de bevoegdheid om een warmtekavel vast te stellen waarbij
een collectief warmtenet de voorkeur heeft als alternatief voor aardgas. Op basis van een
aanwijzingsprocedure wijst een gemeente een integraal warmtebedrijf aan voor de warmtekavel
gedurende een periode van minimaal 20 en maximaal 30 jaar. Het warmtebedrijf stelt vervolgens
onder meer een kavelplan op met daarin een beschrijving hoe het warmtenet gerealiseerd zal
worden. Het warmtebedrijf is integraal verantwoordelijk voor het realiseren, exploiteren en
verduurzamen van het collectief warmtenet en sluit afnemers aan binnen de warmtekavel. Indien
een afnemer aangeeft niet aangesloten te willen worden (opt-out), moet in dat geval de afnemer
met een alternatief duurzaam voorstel komen.

Hoewel de huidige Warmtewet uit 2014 de ruimte geeft aan gemeenten om een eigen aanpak te
kiezen, stelt de wetgever nu één uniforme wettelijke aanwijzingsprocedure voor. Er is nogal wat
kritiek op deze aanwijzingsprocedure te meer aangezien prijs geen onderdeel is van prioritering bij
de aanwijzing. Het argument van de wetgever om dit niet te doen is dat de aanwijzingsprocedure
anders kan kwalificeren als aanbesteding en dan moeten extra procedures gevolgd worden.
Anders dan een aanbesteding wordt het warmtebedrijf in een vroeg stadium in het gemeentelijke
besluitvormingsproces aangewezen. Het idee hierachter is, dat de gemeente op deze manier de
noodzakelijke expertise binnenhaalt door met een warmtebedrijf samen te werken. Echter bij de
aanwijzing zijn het kavelplan, uitvoeringsplan en omgevingsplan nog niet vastgesteld. Het
investeringsplan van het aangewezen warmtebedrijf wordt later in het proces pas opgesteld. Dit
betekent bijvoorbeeld dat de warmtetarieven voor consumenten alsmede de hoeveelheid
aansluitingen (en daarmee het ‘vollooprisico’) nog niet vaststaan wanneer het warmtebedrijf wordt
aangewezen. Het vollooprisico is het risico dat de vraag naar warmte achterblijft bij de
investeringsverwachting als gevolg van een kleiner aantal aangesloten afnemers. De
aanwijzingsprocedure maakt het daarom lastig om het vollooprisico op voorhand te kwantificeren.
Pas als het vollooprisico bekend is, kan het warmtebedrijf scherpe tarieven voor consumenten
vaststellen dankzij een hogere investeringszekerheid.

Eneco, Eteck en Gemeente Amsterdam geven aan dat het niet bevorderlijk is voor de concurrentie
binnen collectieve warmtelevering dat het warmtetarief voor consumenten niet als parameter wordt
meegenomen in de aanwijzingsprocedure. De optimale lokale oplossing voor de warmtekavel tegen
de laagste maatschappelijke kosten komt daarmee in het geding. Gemeente Amsterdam stelt dat
“bij de nieuwe aanwijzingsprocedure het sturen op publieke belangen zoals betaalbaarheid niet

7
mogelijk is, als de tarieven vooraf niet duidelijk zijn. In de huidige concessieverlening is dit wel
mogelijk”.

Vattenfall is van mening dat het warmtetarief voor consumenten niet hoeft te worden meegenomen
in de selectieprocedure bij het aanwijzen van een warmtebedrijf, want dit zal door Autoriteit
Consument & Markt (ACM) gereguleerd worden. Vattenfall wil echter voorkomen dat een
selectieprocedure op basis van slechts kwalitatieve criteria de vorm krijgt van een ‘beauty contest’,
dus acht een nader te definiëren financieel criterium noodzakelijk.

Integraal marktmodel als heilige graal

In het wetsvoorstel wordt het aangewezen warmtebedrijf verantwoordelijk gehouden voor de


integrale warmteketen binnen een specifieke warmtekavel. Het aangewezen warmtebedrijf is dus
volledig verantwoordelijk voor de continuïteit en kwaliteit van de warmtelevering. Het is daarmee
niet gezegd dat alle activiteiten binnen de keten ook door één bedrijf uitgevoerd moeten worden.
Het staat het warmtebedrijf vrij om activiteiten binnen het systeem te delegeren aan andere
partijen. Meerdere entiteiten, al dan niet in nauwe samenwerking met de gemeente, kunnen ook
samen een warmtebedrijf vormen. Het achterliggende idee van de Minister is dat scheiding van
distributie en levering van warmte, anders dan in de gas- en elektriciteitsmarkt, niet kostentechnisch
efficiënt is vanwege het lokale karakter en het efficiënter bestuurd kan worden als integrale keten
(Kamerbrief over de voortgang wetstraject Warmtewet 2.0, 20-12-2019).

Eneco, Eteck en Vattenfall steunen het uitgangspunt van integraliteit. De Gemeente Amsterdam,
Gemeente Tilburg en Enpuls zien dit fundamenteel anders. Enpuls: “integraliteit suggereert dat de
gehele keten in handen van een bedrijf is. Dat is nu ook vaak niet het geval. Bij productie en
distributie/levering zijn vaak meerdere partijen betrokken. De beoogde leveringszekerheid kan ook
door samenwerkingen of contractuele afspraken geregeld worden.”

Gemeente Tilburg vindt het verder belangrijk om een warmtenet (deels) in publiek eigendom te
hebben om de betaalbaarheid voor de inwoners te waarborgen: “Momenteel zijn energiebedrijven
niet transparant met betrekking tot de totstandkoming van tarieven en dit is in het nadeel van de
onderhandelingspositie van de gemeente”. Zowel de Gemeente Tilburg als Enpuls zijn er voorstander
van dat een warmtenet (deels) in publieke handen zou moeten komen indien een gemeente financiële
steun geeft aan een private partij om de investering rond te krijgen of om het vollooprisico te dekken.

Ondanks dat Eteck integraliteit logisch vindt, plaatst het enkele kanttekeningen. Eteck stelt dat
competitie met betrekking tot warmtelevering bevorderd zou moeten worden. Dit kan bijvoorbeeld
door de mogelijkheid te bieden om het warmtenet tussentijds of aan het einde van een overeenkomst
over te dragen aan een andere warmtebedrijf in geval van bijvoorbeeld wanprestatie, mits er goede
afspraken worden gemaakt over de restwaarde van het warmtenet. Daarnaast acht Eteck
eigenaarschap van het warmtenet niet nodig om als warmteleverancier goede tariefafspraken te
maken. Eneco ziet meer nadelen dan voordelen aan het vroegtijdig (binnen 20 jaar) kunnen
overdragen van warmtenetten. Bovendien verwacht Eneco dat indien dit zou worden doorgevoerd,
het lastiger zou worden om de financiering van een warmtenet rond te krijgen.

Gelijk speelveld voor warmtelevering

De aanwijzing van één integraal warmtebedrijf voor een warmtekavel uit het wetsvoorstel staat op
gespannen voet met het voornemen van de Minister om in beginsel geen partijen uit te sluiten.
Momenteel is er discussie over wat het zou betekenen als publieke netbeheerders of
netwerkbedrijven de rol van een integraal warmtebedrijf kunnen vervullen. ACM ziet veel risico’s als
netbeheerders een rol spelen in de integrale warmtevoorziening. Dit tast de onafhankelijkheid van

8
de netbeheerder binnen hun bedrijf aan en is in strijd met het Europese recht. Volgens ACM zouden
netwerkbedrijven dat wel kunnen, maar alleen onder strenge voorwaarden en de vraag is of dat
praktisch is (ACM/20/039195, 21 augustus 2020).

De Warmtewet uit 2014 maakt onderscheid tussen warmteleverancier en netbeheerder: dit hoeft
niet dezelfde partij te zijn. Daarnaast regelt de Wet Voortgang Energietransitie (zie kader) dat
netwerkbedrijven aanleg en beheer van warmtenetten mogen uitvoeren: wat bedoeld wordt met
‘beheer’ is echter nog niet uitgekristalliseerd. Netwerkbedrijven zijn groepsmaatschappijen van de
gereguleerde netbeheerders voor elektriciteit en gas. Netwerkbedrijven kunnen op dit moment wel
in samenwerking met hun publieke aandeelhouders een separaat warmtebedrijf oprichten dat
volledig losstaat van hun overige functies: het warmtebedrijf staat dan buiten het
netbeheerdersconcern. Strikt genomen is er dan ook geen sprake meer van een netwerkbedrijf.

De Wet Onafhankelijk Netbeheer (informeel de ‘Splitsingswet’ genoemd), aanvullend op huidige kaders van de
Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet, verplichtte geïntegreerde energiemaatschappijen in Nederland ertoe de
netbeheerder (publieke taken) van de rest van het concern af te splitsen (commercieel activiteiten). Toch bleek het nodig
om meer helderheid te geven over nevenactiviteiten binnen de netbeheerdersholding in relatie tot de activiteiten in de
energiemarkt. Wet Voortgang Energietransitie (VET) maakt duidelijk dat netbeheerders uitsluitend werken binnen de
wettelijke taak en dat netwerkbedrijven, groepsmaatschappijen van de gereguleerde netbeheerders voor elektriciteit en
gas, uitsluitend toegestane activiteiten verrichten. Netwerkbedrijven kunnen uitsluitend infrastructurele diensten
verrichten binnen de warmtemarkt (en van andere alternatieve energiedragers zoals waterstof, biogas), maar niet
produceren of verhandelen. De wettelijke kaders staan nu op gespannen voet met het uitbreiden van de rol van
netwerkbedrijven en netbeheerders als integraal warmtebedrijf.

Het is geen verrassing dat de meeste warmtebedrijven enerzijds en netwerkbedrijven en gemeenten


anderzijds in het debat over de rol van een netwerkbedrijf in de warmtemarkt op een aantal punten
tegenover elkaar staan. Eneco en Vattenfall zijn geen voorstander van een grotere rol binnen de
warmtevoorziening voor netwerkbedrijven naast transport, zoals een rol in de productie en/of
levering. Alleen als een netwerkbedrijf apart wordt gezet van de groep zou zij een integrale rol
kunnen spelen. In dit geval is er sprake van een gelijk speelveld met andere warmtebedrijven,
publiek/gemeentelijk of privaat.

Vattenfall benadrukt dat als netwerkbedrijven warmte gaan produceren en leveren, dit afbreuk doet
aan de gedachte achter de Wet Onafhankelijk netbeheer, namelijk dat het netbeheer voor
elektriciteit en gas op geen enkele wijze mag worden blootgesteld aan commerciële risico’s elders.
Daarnaast zou dit het gelijke speelveld in de warmtesector verstoren. “Als een netwerkbedrijf een
rol als volwaardig warmtebedrijf mag vervullen, dan kan het netwerkbedrijf een informatievoordeel
hebben ten opzichte van andere warmtebedrijven. De gereguleerde netbeheerder, onderdeel van
het netwerkbedrijf, is al vroeg in het proces als adviseur bij de (soms aandeelhoudende) gemeente
aan tafel”. De vraag is of er dan eerlijke concurrentie plaatsvindt. Daarnaast zouden
netwerkbedrijven door ‘kruissubsidiëring’ binnen het netbeheerdersconcern gelden bedoeld voor
het onderhoud van gas- en elektriciteitsnetten kunnen toewijden aan warmtelevering.

Enpuls is het hier fundamenteel mee oneens. In de Elektriciteits- en Gaswet zijn waarborgen tegen
kruissubsidiëring opgenomen. Waarborgen die bij de andere bedrijven, die vaak ook onderdeel van
een groep zijn, ontbreken. “Het is raar bedrijven bij voorbaat uit te sluiten, zeker als er zo’n grote
opgave ligt” aldus Enpuls.

Ook de Gemeente Tilburg, Gemeente Amsterdam en Eteck zijn sceptisch over het bestaan van een
gelijk speelveld tussen netwerkbedrijven en bestaande warmtebedrijven. Zij stellen dat
warmtebedrijven voordelen hebben, al dan niet op basis van bestaande concessies. Daarnaast
vinden zij het belangrijk om ook te kijken in hoeverre er een gelijk speelveld bestaat voor

9
kleinschalige warmtenetten en nieuwkomers op de warmtemarkt zoals bottom-up burgerinitiatieven
en energiecoöperaties.

Discussie over de verdere uitwerking Warmtewet 2.0

De stip op de horizon voor klimaatneutrale warmtevoorziening in de gebouwde omgeving is gezet


met de ontwikkeling van collectieve warmte als belangrijk speerpunt. De gesproken partijen zijn het
eens over nut en noodzaak van de Wet collectieve warmtevoorziening, maar er is in deze fase van
het wetsproces - vooralsnog - veel discussie over de invulling hiervan. Alhoewel het wetsvoorstel al
in concept is uitgebracht zijn er nog fundamentele onduidelijkheden voor marktpartijen. Dit heeft
geen positief effect op het draagvlak bij stakeholders, die er uiteenlopende visies op nahouden.

Wil je meer weten hoe meer draagvlak gecreëerd kan worden voor de Wet collectieve
warmtevoorziening? Lees dan aanstaande donderdag 19 november het derde en tevens laatste deel
van de Warmte trilogie. Hierin worden adviezen gegeven over het creëren van draagvlak voor de
Wet collectieve warmtevoorziening.

10
Auteurs: Sofia Cherif en Nick van Dunné
Publicatiedatum: 19 november 2020

Op donderdag 12 november en dinsdag 17 november publiceerde Sia Partners respectievelijk deel 1


en deel 2 van de Warmte trilogie over de Wet collectieve warmtevoorziening. In het eerste deel
werden de opgave van de warmtetransitie en de rol van warmtenetten beschreven. In het tweede
deel kwamen stakeholders aan het woord over deze wet en gaven zij hun visie.

In dit derde en tevens laatste deel geeft Sia Partners adviezen over hoe meer draagvlak voor deze
wet en warmtenetten gecreëerd kan worden onder stakeholders.

#warmtetransitie #warmtenetten #warmtewet #siapartners #consulting40 #consulting4good

Sia Partners heeft op basis van de belangrijkste discussiepunten, een drietal suggesties geformuleerd
die het draagvlak van de Warmtewet onder betrokken partijen en bewoners zou kunnen vergroten.

1. Warmtebedrijven zouden op voorhand een kavelplan moeten aanleveren inclusief


warmtetarieven om in aanmerking te komen voor aanwijzing van een specifieke kavel.

In het wetsvoorstel wordt gekozen voor de aanpak om in een vroeg stadium een
warmtebedrijf aan te wijzen op basis van een globaal kavelplan met een indicatieve
beschrijving van de vereisten. Bij aanwijzing zonder warmtetarieven bestaat het risico dat een
warmteleverancier de kavel krijgt toegewezen, terwijl deze warmteleverancier de kavel
misschien niet kan ontwikkelen tegen de laagste maatschappelijke kosten. Ook al is het voor
warmteleveranciers niet mogelijk om op voorhand garantie te geven op door hen
voorgestelde tarieven, zou het goed zijn als er in ieder geval een maximaal toegestane
afwijking van de voorgestelde tarieven wordt vastgelegd. Een andere optie om dit probleem
te ondervangen zou zijn om de aanwijzing pas te laten plaatsvinden nadat het omgevingsplan
bekend is, zodat er meer zekerheid kan worden gegeven bij de door de warmteleverancier
geboden tarieven.

11
2. Bewoners en woningeigenaren zouden al eerder betrokken moeten worden bij het
opstellen van warmteplannen om zo tot gedragen besluiten te komen, het vollooprisico te
verkleinen, alsmede het risico op een spaaklopend ontwikkelproces.

Bewoners en woningeigenaren worden in het wetsvoorstel pas bij het investeringsplan en


het daarop volgende investeringsbesluit gevraagd of ze warmte zullen gaan afnemen van het
warmtenet of dat ze van de opt-out regeling gebruik willen maken. Als dit zou worden
gevraagd zodra de eerste tarieven bekend zijn in een kavelplan, desnoods onder
voorbehoud van afwijkende prijzen, zal het risico op een spaaklopend ontwikkelproces door
een hoog aantal afhakende afnemers kleiner zijn.

3. Er zou ruimte moeten blijven voor het ontwikkelen van verschillende organisatiemodellen.

De ontwikkeling van collectieve warmte in Nederland staat in de kinderschoenen. Ondanks


dat uit verschillende onderzoeken is gebleken dat in andere (Europese) landen, waar men
meer ervaring heeft met collectieve warmte, voornamelijk geopereerd wordt met een
verticaal geïntegreerde warmteleverancier, hoeft dit niet te betekenen dat er zich in
Nederland (in de toekomst) geen situaties kunnen voordoen waar een ander model geschikter
zou zijn. Het zou zonde zijn om in dit stadium de deur dicht te gooien voor verschillende
samenwerkingsstructuren tussen onder andere warmteleveranciers, gemeenten, bewoners,
netbeheerders en warmteproducenten. Zeker gezien de haast die geboden is om de
Nederlandse woningen van het gas af te krijgen in lijn met het Klimaatakkoord, is het van
belang om alle partijen die een bijdrage kunnen leveren aan deze uitdaging, aan boord te
houden.

Sia Partners

Sia Partners is een internationaal management consultancy bureau, met een kantoor in Amsterdam sinds 2009. Sia Partners
opereert binnen verschillende sectoren: Energy Utilities & Sustainability, Financial Services, Marketing & Customer
experience, Data Science en HR Transformation & Change. Sia Partners ondersteunt organisaties in digitale- en business
transformaties en het verbeteren van de prestaties op strategisch, tactisch en operationeel niveau.

Het energieteam beschikt over brede expertise in energietransitie gerelateerde onderwerpen zoals gas, elektriciteit, warmte,
elektrisch vervoer en waterstof. Binnen warmte kan Sia Partners begeleiding en advies aanbieden op onder andere de
volgende vraagstukken:

 Implementatie van veranderingen in organisatie, processen en tools: project-, change,- en stakeholder


management
 Ontwikkelen van een toekomstbestendig businessmodel, operating model of digitale / IT roadmap
 Verbeteren van de energieprestatie van warmtenetten
 Benchmark studies bijvoorbeeld op het gebied van marktordening, tarieven en duurzaamheid van warmtenetten
 Onderzoeken van de potentie voor verduurzaming van wijken en woningen: samen met Enpuls is de Slimme Wijken
tool ontwikkeld voor gemeenten om het potentieel in kaart te brengen op basis van socio-demografische
kenmerken. Deze tool is gratis beschikbaar via deze link.
 Monitoren en aanscherpen van de klantbehoefte en reputatie op basis van diverse interne en externe
databronnen: voor een elektriciteitsnetbeheerder in het Verenigd Koninkrijk is vanuit het Data Science team een
social listening tool ontwikkeld.

12

You might also like