You are on page 1of 20

Introductie

Op 21 december 2010 nam de Federal Communication Comission


(FCC) een set regels aan die het web in Amerika zou onderwerpen
aan een zekere regulatie. Het doel, aldus de FCC zelf, was het
behouden van netneutraliteit. Julius Genachowski, voorzitter van de
FCC, gaf zijn speech waarin hij inging op het besluit zelfs de titel
Statement On Preserving Internet Freedom And Openness. Een storm
van kritiek van zowel voor- als tegenstanders van netneutraliteit
barstte los. De tegenstanders van netneutraliteit noemden de regels
vanuit commercieel perspectief te beperkt, voorstanders spraken van
een ramp voor de ‘gewone’ consument. In het kort beschrijft deze set
aan regels dat een neutraliteitsprincipe op het reguliere web in stand
wordt gehouden en dat er voorlopig geen veranderingen zouden
plaatsvinden op het reguliere web. Het voorstel kent alleen een
aantal lacunes waarbinnen telecomaanbieders kunnen
manoeuvreren. De voornaamste daarvan is dat er onderscheid
gemaakt mag worden in dataverkeer om, tijdens grote drukte op het
netwerk, ‘redelijk netwerkbeheer’ te kunnen garanderen. Daarnaast
maken de regels een onderscheid tussen kabel en mobiele
netwerken.
Het mobiele web ligt volledig open voor grote
telecombedrijven. Neutraliteitsprincipes hoeven niet in acht te
worden genomen op het mobiele web, wat inhoudt dat aanbieders
van het mobiele web onderscheid kunnen maken in gebruikers en de
data die zij opvragen via hun mobiele drager. Met de
alomtegenwoordigheid van smartphones en de opkomst van de
tabletmarkt lijkt het mobiele web met de dag belangrijker te worden.
Nu lijkt dit jonge medium ‘slachtoffer’ van een cyclus die elk
revolutionair medium doormaakt. Wat begint als een innovatieve
techniek bedacht in een garage, eindigt vaak in een enorme door
monopolies beheerste industrie, zoals later in dit paper zal blijken. En
hoewel de set voorgestelde regels nog niet actief is en op dit
moment niet van toepassing is buiten de Verenigde Staten, is dit de
eerste scheur in het utopische beeld van het web dat zowel in
academische publicaties als daarbuiten zo vaak de boventoon

1
voerde.
Het debat rond netneutraliteit is het academisch discours al
enkele jaren ontstegen en het staat hoog op de politieke agenda’s
van Washington en Brussel. President Obama wierp zich, net als
grote bedrijven als Yahoo en Microsoft, op als aanhanger van
netneutraliteit en maakte hier een prioriteit van tijdens zijn
campagne om president te worden. Google claimde jaren, ingegeven
door hun ‘do no evil’-beleid, een voorstander van netneutraliteit te
zijn, maar haalde afgelopen zomer de voorpagina’s door samen met
Verizon een ‘tweede’ web voor te stellen waar geen netneutraliteit
zou gelden. Dit werd de zoekgigant niet in dank afgenomen en ook
dit voorstel werd zwaar bekritiseerd.
Maar hoe zit het met de eindgebruiker (jij en ik achter onze
PC)? Uit een onderzoek uit 2006 bleek dat 93% van de Amerikaanse
bevolking nog nooit van de term netneutraliteit had gehoord.1 Wie nu
het Engelse equivalent net neutrality intypt op Google News passeert
de 1900 berichten die alleen al de afgelopen maand over dit
onderwerp werden gepubliceerd. Netneutraliteit heeft wat dat betreft
een geslaagde PR-campagne achter de rug.
Om dit paper met de juiste achtergrond aan te vangen is het
zaak nog maar eens te definiëren wat netneutraliteit inhoudt.
Netneutraliteit is een regel die stamt uit de tijd van communicatie via
de telegraaf en kent een antidiscriminatieprincipe dat terugkomt in
andere grote netwerken zoals het elektriciteitsnetwerk.
Netneutraliteit geldt sinds het web beschikbaar werd voor de
consument en houdt in dat elke vorm van data door providers en
‘kabelbeheerders’ gelijk moet worden behandeld. Deze regel is (was,
wanneer je in de Verenigde Staten woont) ook van toepassing op het
mobiele web. Of data nou afkomstig zijn van Google, Amazon of een
kleine persoonlijke website van een hardcore blogger: alle vormen
van data zijn gelijk. Tegenstanders van netneutraliteit, veelal
telecombedrijven en internetproviders, pleiten voor afschaffing van
dit principe. Betaalde spitstroken op het web die onderscheid maken
in verkeer en hierop de snelheid aanpassen zouden investeringen om

1
Onder 800 respondenten en met een representatiezekerheid van 95%.
(Arstechnica, 2006) Zie: http://arstechnica.com/tech-policy/news/2006/09/7772.ars

2
bandbreedte te vergroten mogelijk moeten maken. Dit is volgens
deze partijen de enige manier om het web functioneel en up and
running te houden.
Dit paper zal netneutraliteit niet strikt vanuit economisch,
politiek of technisch perspectief benaderen, zoals gebruikelijk is in
publicaties aangaande dit onderwerp. Ik zal juist trachten dit
economisch, politiek en technisch geladen begrip te benaderen
vanuit een positie die sterk verbonden is aan een ideologie die sprak
uit de utopische beloften van het web als medium voor gelijkheid en
democratie. Een positie die netneutraliteit als voorwaarde beschouwt
om het web te zien als een medium dat bijdraagt aan democratie en
maatschappelijk debat en dat een open en innovatieve markt
voorstaat. Dit paper zal de verwevenheid tonen van het principe van
netneutraliteit met een ideologie die vrijheid, gelijkheid en
democratie op het web predikt. Op basis hiervan zal worden betoogd
dat met het verliezen van het neutraliteitsprincipe we veel utopische
denkbeelden over het web in de ijskast kunnen zetten en dat de
potentie van het web als medium van vrijheid, gelijkheid en
democratie onderhevig is aan een zware devaluatie.
Om de relatie tussen netneutraliteit en deze utopische
beloften van het web te duiden, zal historische context worden
geboden door middel van een analyse van die beloften in de
beginfase van het internet en het web waaruit dit utopische
gedachtegoed zo duidelijk spreekt. Basale uitgangspunten als
gelijkheid van gebruiker en data zijn al onderdeel van een utopisch
webbeeld vanaf de tijden van het National Research and Education
Network (NREN), de Information Highways van Al Gore en het ‘web
2.0’ zoals het vandaag de dag via onze browsers aan ons verschijnt.
Vervolgens zal ingegaan worden op het debat rond netneutraliteit
zoals het zich vandaag de dag afspeelt. Dit paper zal zich scharen
achter wat een tegenstander de ‘ideologische argumenten van een
voorvechter van netneutraliteit’ zou noemen. Een kant van het debat
die, met mede-uitvinder van het web Tim Berners-Lee voorop, blijft
pleiten voor een open web dat geen onderscheid maakt en vasthoudt
aan het gedecentraliseerde karakter. Ik zal hierbij ingaan op het door
commerciële partijen voorgestelde Tony Soprano-businessmodel en

3
andere argumenten ingegeven door de behoefte van
telecombedrijven om ook op het web een kapitalistische
marktwerking te forceren.
Tot slot gaat dit paper in op het overboord gooien van het
principe van gelijkwaardige data en de nadelige gevolgen hiervan
voor het web als innovatieve markt en als medium dat bijdraagt aan
het maatschappelijk debat. Ik zal betogen dat een netneutraal web
een eerlijke en innovatieve markt stimuleert en dat alleen een
netneutraal web een waardevolle bijdrage kan leveren aan het
maatschappelijk debat. Het debat rond netneutraliteit en de
uitkomst hiervan in de vorm van eventuele nieuwe regels vormt de
toekomst van het web, bepaalt de manier waarop we communiceren
en herstructureert het belangrijkste medium van onze tijd. En een
blik op de belangrijkste mediarevoluties, telefoon, radio, film en
televisie, laat zien dat immuniteit voor commerciële monopolies niet
bestaat. Het web lijkt geen uitzondering op deze regel.

1. Utopische beloftes van gelijkheid, democratie, participatie

“We’re replacing the old drugstore soda fountain and town square,
where community used to happen in the physical world”, schreef
Howard Rheingold in zijn boek The Virtual Community uit 1993. Ik
open met dit citaat als voorbeeld van een reeks publicaties vanaf de
jaren tachtig tot op de dag van vandaag over de potentie die het web
heeft ons dagelijkse leven te veranderen. Het web, zoals elk nieuw
medium in de beginfase, droeg vanaf de eerste publicaties door
academici en overheden de last van de ideologische connotatie van
‘nieuw staat gelijk aan beter’. Een modernistisch geloof in sociale
progressie ingegeven door nieuwe technologie, ook wel
technologisch imaginaire genoemd (Lister et al, 66-68)
Door computers gemedieerde communicatie en de
mogelijkheden hiervan, door nieuwe manieren van contentervaring,
door nieuwe relaties tussen consument en producent, door nieuwe
patronen in organisatie en productie zou de wereld van gebruikers
van deze technologie veranderen (o.a. Jenkins, Poster). De utopie van
het web spreekt al in enkele van de metaforen die in de jaren tachtig

4
en negentig in academische en overheidspublicaties de revue
passeerden: Cable Revolution, Networked Society, Information
Highway. Dit laatste voorbeeld haalde de covers van vele
tijdschriften en wordt tegenwoordig sterkt gelinkt aan voormalig
Amerikaans vice-president Al Gore, die met deze metafoor doelde op
het NRET dat scholen en universiteiten door het hele land aan elkaar
verbond. Later werd dit onderdeel van Gores en Bill Clintons
campagne voor een plek in het Witte Huis. De metafoor is essentieel
in de utopie van het web; een technologische ontwikkeling werd
gevat in twee woorden die sterk overeenkomen met een netwerk
(het wegennet) dat bekend is bij het publiek en dus iedereen, net
zoals de snelweg, met elkaar verbindt (Flichy, 20-23). Dit was
essentieel omdat dit een technologie concretiseerde voor nieuwe
gebruikers en ‘tastbaar’ maakte. Dit droeg bij aan het creëren van
draagvlak onder nieuwe gebruikers om het web te gebruiken, zoals
zij ook het wegennet gebruikten.
Het is belangrijk stil te staan bij deze metafoor, omdat deze
technologische utopie evolueerde tot een politieke ideologie. Een
belangrijke verschuiving: waar een utopie vaak een alternatief voor
een gevestigde machtspositie is, legitimeert een ideologie een macht
(8-12). De metafoor/het project Information Highway evolueerde na
de campagne tot Global Information Infrastructure (GII). Het
terugtrekken van de Amerikaanse overheid uit het project, met als
reden dat ondernemers, gemeenschappen en individuen de
mogelijkheden kregen om zelf waarde toe te voegen aan het web op
het gebied van infrastructuur, diensten en content, lag hieraan ten
grondslag (28-31).
Het web, in zijn nieuwe hoedanigheid, leverde echter niet in
aan utopische beloftes. Gore sprak voor de International
Telecommunications Union (ITU) de volgende woorden: “In a sense,
the GII will be a metaphor for democracy itself (...) The GII will not
only be a metaphor for a functioning democracy, it will in fact
promote the functioning of democracy by greatly enhancing the
participation of citizens in decision making”.2 Ik wil gelijk hier al
2
Albert Gore, Remarks at International Telecommunications Union, Buenos Aires, 21
maart 1994, 2-3. Beschikbaar via
http://www1.whitehoudse.gov/WH/EOP/OVP/html/telunion.html.

5
benadrukken hoe de visie, de GII als metafoor voor democratie, van
Al Gore verweven is met een neutraliteit- dan wel gelijkheidprincipe.
Een democratie is een bestuursvorm gebaseerd op een
gelijkheidsideaal; een algemeen principe dat iedere burger (wettelijk)
gelijke rechten en een gelijke behandeling in gelijke gevallen
toekent.3 Een directe parallel is te trekken naar netneutraliteit: elke
gebruiker heeft gelijke rechten en elke gebruiker die een data-
aanvraag doet op het web (bijvoorbeeld het openen van een website)
wordt gelijk behandeld.
Dit citaat opent een deur om naar utopische beloften op een
breder niveau te kijken. Want niet alleen de positie van een
webgebruiker als mediaconsument zou veranderen door de komst
van het web; maatschappij, politiek en democratie zouden nooit
meer hetzelfde zijn. De politieke significantie van
computergemedieerde communicatie lag in de capaciteit om
bestaande politieke hiërarchieën uit te dagen met behulp van een
krachtig communicatiemedium en zo de burgerdemocratie (deels) te
herstellen (Rheingold, 14). De uitdaging van politieke hiërarchie
spreekt nog beter uit A cyberspace Independence Declaration, een
manifest van John Perry Barlow die de overheid de toegang tot
cyberspace ontzegt: “We are forming our own Social Contract. This
governance will arise according to the conditions of our world, not
yours (...) Ours is a world that is both everywhere and nowhere, but it
is not where bodies live. We are creating a world that all may enter
without privilege or prejudice accorded by race, economic power,
military force or station of birth”.4 Ook hier wil ik benadrukken hoe
het neutraliteit- gelijkheidprincipe ingebed is in de webutopie.
Iedereen is welkom in cyberspace onafhankelijk van demografische
karakteristieken en iedereen zal gelijk worden behandeld en heeft
dezelfde toegang. Daarnaast komt in het manifest ook sterk de wens
naar voren van een open medium; een medium waar weinig tot geen
hiërarchische ‘bemoeienis‘ is.

3
In Nederland is dit vastgelegd in artikel 1 van de grondwet.
4
Barlow is medeoprichter van de Electronic Frontier Foundation (EFF) in 1990. Deze
organisatie houdt zich onder andere bezig met het beschermen van burgerrechten in
communicatiemedia.

6
Een gegeven dat hier sterk gerelateerd aan is, is
decentralisatie. Het web is gebaseerd op flexibele en adaptieve
netwerken die gecentraliseerde hiërarchiek doorbreken (Castells, 2).
Een gegeven dat haaks staat op de verticaal georganiseerde
hiërarchie die stamt uit het industriële tijdperk (140). Decentralisatie
is een belangrijk principe dat de openheid en toegankelijkheid van
het internet garandeert. Gebruikers hebben geen toestemming nodig
van een centrale autoriteit om een webpagina aan te maken. Er zijn
slechts drie gereedschappen voor nodig: een in HTML (hypertext
markup language) geschreven pagina, een URL (Uniform Resource
Locator) en HTTP (hypertext transfer protocol). Decentralisatie is wat
innovatie op grote schaal mogelijk heeft gemaakt (Berners-Lee). Nu
ligt het maken van een website niet onder vuur, decentralisatie wel.
Netneutraliteit beschermt het gedecentraliseerde karakter van het
web doordat het voorkomt dat een centrale autoriteit zijn favoriete
diensten eruit pikt en voorrang verleent.
Halverwege het eerste decennium van deze eeuw verscheen
een teleologische term op het online toneel: web 2.0. Het idee achter
deze term is dat door een assemblage van software, hardware en
sociale elementen het web kwalitatief is veranderd. Een verschuiving
gekenmerkt door karakteristieken als co-creativiteit, participatie en
openheid (O’Reilly). Opnieuw voert het principe gelijkheid de
boventoon in de beloftes van het web. Consument en producent zijn
meer gelijk dan ooit en concurrentie tussen web 2.0-producten als
foto- en videosites vindt plaats op kwaliteit, omdat zij allemaal
gelijkwaardig te bereiken en te gebruiken zijn op basis van
netneutraliteit.
De claim dat het web, mede door de tools van het ‘web 2.0’,
de publieke sfeer nieuw leven in heeft geblazen, is een veel
beschreven thema binnen zowel academisch als publiek discours
(o.a. Castells, Kellner, Poster). Dit is mede ingegeven door
computergemedieerde communicatie die gemakkelijk
groepcommunicatie faciliteert. De dagen van de publieke sfeer als
‘face-to-face’-communicatie zouden voorbij zijn, de vraag naar
democratie werd overgenomen door een elektronisch gemedieerd
discours, mede ingegeven door de mogelijkheden tot participatie van

7
een ieder met een verbinding tot het web (Poster, 220). Waar in
eerdere ‘nieuwe’ media als radio, film en televisie de meeste burgers
uitgesloten van de democratische discussie en er een gelimiteerde
hoeveelheid meningen en visies circuleerde, kan op het web
iedereen participeren in discussie en debat. Castells noemde het web
aan het begin van deze eeuw een “tool for informational politics”
(138). Ook hij doelde op het web als een plek die een alternatief
biedt voor “media based politics” (156). Gebruikers konden immers
zelf op zoek naar een politiek geluid en informatie vinden, zonder dat
daar een gekleurd medium tussen zat.
Het web stelde een grote groep mensen, die tot voorheen niet
haar stem kon laten horen, nu in staat zichzelf een platform te geven
(Kellner, 6). Recente voorbeelden hiervan zijn de opstand in Iran
waar burgers die protesteerden gebruikt maakten van Twitter om
onderling te communiceren en live verslag te doen van hun missie en
de zaak Wikileaks waar online participatiemedia zorgden voor de
verspreiding van uitgelekte cables met vertrouwelijke
overheidsinformatie. Een doemscenario uit een netneutraliteitloze
toekomst zou een beeld schetsen waar een dienst als Twitter niet
bereikbaar zou kunnen zijn wegens ‘redelijk netwerkbeheer’.
In het bovenstaande zijn de meeste fundamentele utopische
beloften aan bod gekomen. Ik heb beargumenteerd dat utopische
beloftes, die al dan niet zijn uitgekomen, telkens een fundamenteel
basisprincipe kennen: gelijkheid. Gelijkheid als we naar de rol van
gebruikers kijken, gelijkheid als we kijken naar de toegang tot het
web zelf, gelijkheid als we kijken naar het vervagen van sociale en
politieke hiërarchie, alsmede een hiërarchie tussen consument en
producent. Daarnaast is decentralisatie als de kerneigenschap van
het web gepositioneerd, een kerneigenschap die beschermd wordt
door netneutraliteit. Maar is alle kritiek op netneutraliteit dan volledig
onwenselijk? Nee, dat is het niet, maar het mogelijke alternatief is
dat zeker wel.

2. Meer dan gelijke bits

Simpel gezegd staat netneutraliteit nu ter discussie, omdat

8
netwerkeigenaren moeite hebben te voldoen aan de enorme
hoeveelheid heterogene eisen van gebruikers van het web. In de
begindagen werd het web gedomineerd door diensten als e-mail en
het simpelweg surfen over het web. Vertragingen, door overbelasting
van het netwerk, waren in die tijd nauwelijks merkbaar voor
gebruikers. Tegenwoordig doen we online veel meer. Nieuwe
applicaties als (video)bellen via het web met diensten als Skype of
VoIP en videostreamingdiensten als Netflix en YouTube vragen meer
capaciteit van het web dan het traditionele gebruik. Vertragingen in
huidige verbindingen zijn veel meer merkbaar dan toen en hebben
grotere gevolgen. Telecombedrijven claimen dan ook dat
netneutraliteit niet meer van deze tijd is: bovengenoemde diensten
vragen te veel netwerkcapaciteit om aangeboden te worden tegen
dezelfde tarieven als gewoonweg surfen op het web. Onderscheid in
data en tarieven is nodig om het web functioneel te houden.
Wanneer het gebruik van het web verandert, horen de tarieven mee
te veranderen volgens de telecombedrijven.
Tim Wu, een onderzoeker aan de Columbia University en een
van de leidende auteurs op het gebied van netneutraliteit, haakt
hierop in en neemt waar dat het web in een ‘logische’ oscillatie van
open naar gesloten terecht is gekomen (Wu, 2010). Een cyclus waar,
volgens Wu, elk ‘revolutionair’ medium uiteindelijk aan moet
geloven. Hij beargumenteert dat de impact van het web,
voornamelijk door het open karakter, op het vlak van cultuur en
communicatie ongeëvenaard is in onze geschiedenis. Hij merkt
echter ook op dat het web niet de eerste informatietechnologie is die
‘slachtoffer’ lijkt te worden van de cyclus. De geschiedenis laat een
typische progressie van informatietechnologieën zien: van hobby tot
industrie. Uitvindingen als de telefoon, radio, film en televisie
doorliepen een zelfde cyclus die start bij revolutionaire nieuwheid en
jeugdige, utopische connotaties en uiteindelijk resulteert in een plek
die dezelfde (gecentraliseerde) sociale structuren kent als we kennen
uit de industriële revolutie. Elk medium wordt uiteindelijk een sterk
gecentraliseerde en geïntegreerde nieuwe industrie. Zonder
uitzondering evolueerden alle revolutionaire media, waarbij vrij
gebruik werd aangemoedigd om verdere ontwikkeling en persoonlijke

9
expressie te bevorderen, in privaatgecontroleerde, kolossale
industrieën waarin de stroom en de natuur van de content sterk
onder toezicht staat om commerciële redenen (5-6).
De cyclus laat zien dat de fase waarin het web zich bevindt en
de discussie rond het behouden van netneutraliteit, niet vreemd is.
Het feit dat netneutraliteit (deels) nog steeds geldt, betekent dat het
web de cyclus nog niet volledig heeft doorlopen. De stroom en de
natuur van een groot deel van de content op het web staat nog niet
onder toezicht om commerciële redenen. Netneutraliteit geldt voor
commerciële partijen als het laatste obstakel. Juist daarom is het zo
belangrijk netneutraliteit te behouden en het web te behoeden van
de door Wu geschetste cyclus.

2.1 Open markt en meritocratie als sleutels tot innovatie

Een van de meest gebruikte argumenten tegen netneutraliteit, naast


marktwerking, is dat het innovatie zou tegenwerken. Als
telecombedrijven een tarievensysteem kunnen hanteren, zou er
meer geld vrij komen om te investeren in het web, bijvoorbeeld voor
het vergroten van bandbreedte. Het web bewijst echter al jarenlang
een podium te zijn voor een enorm innovatieve markt. Het is een
open markt die innovatie van binnenuit, maar juist ook van buitenaf,
stimuleert. Daarnaast is het neveneffect van een tarievensysteem
dat prioriteiten binnen data worden vastgesteld op basis van
commerciële motieven en dit zou een gecentraliseerde machtspositie
creëren voor commerciële partijen.
Een gecentraliseerde gatekeeper is het tegenovergestelde
van het gedecentraliseerd karakter van het web dat innovatie op
grote schaal mogelijk maakt (Berners-Lee). Een transformatie van
een markt die gedreven wordt door innovatie naar een markt die
geregeerd wordt door het maken van lucratieve deals met providers.
Een markt waar aanbieders gefixeerd zijn op het maken van een deal
die hun dienst snel en goed bereikbaar maakt, in plaats van het
verbeteren en innoveren van het product zelf. Een extreem
voorbeeld: een markt waar een gecentraliseerde macht de dienst
uitmaakt is geen markt, maar een economie die stilstaat (Wu).

10
Dit druist in tegen het meritocratische karakter van het web en
maakt het web minder efficiënt. Wanneer gebruikers Nu.nl beter
vinden dan een website van een krant, zullen ze daar heen gaan.
Wanneer Google betere zoekresultaten oplevert dan Bing, dan is
Google de zoekmachine die men gebruikt. Dit is ingebed in het
simpele maar effectieve end-to-end ontwerp van het web dat ervoor
heeft gezorgd dat het een krachtig economisch platform is geworden.
Controle ligt bij producenten en gebruikers, niet bij de netwerken die
producenten en gebruikers aan elkaar verbinden (Lessig en
McChesney).
Met afschaffing van netneutraliteit wordt dit controlemodel
volledig omgedraaid. Het idee dat een provider tussen een producent
en een consument zou gaan staan en een heffing zou eisen om
kwaliteit te garanderen is wat Wu het Tony Soprano businessmodel
noemt. Providers vragen als het ware beschermingsgeld van elke
website. Als men betaalt, wordt een kwalitatieve hoge
bereikbaarheid van hun dienst gegarandeerd. Ondertussen kan men
websites die niet betalen vertragen of in het ergste geval blokkeren
(Wu). Dit zou een einde betekenen van het gedecentraliseerde
karakter van het web, maar het maakt ook een einde aan het web als
een markt die innovatie van buitenaf stimuleert.
De grootste innovaties op het web zijn ontstaan in garages en
studentenkamers, denk bijvoorbeeld aan YouTube en Facebook. Dit is
geen toeval. Netneutraliteit heeft controle door netwerkeigenaren
geminimaliseerd, competitie gemaximaliseerd en zorgt ervoor dat
het web openstaat voor innovatie van buitenaf. Netneutraliteit
garandeert een vrije en competitieve markt voor content en
producten (Lessig en McChesney). Een voorbeeld van wat er met de
markt zou kunnen gebeuren is Google Voice. Deze dienst maakt het
mogelijk gratis tekstberichten te versturen via het data-abonnement
van een mobiele telefoon. Hiermee is Google Voice een directe
concurrent van de SMS-dienst die een gebruiker afneemt bij een
provider. Een provider zou de toegang tot Voice erg instabiel kunnen
maken of in het ergste geval zelfs blokkeren. Een ander voorbeeld is
Facebook. Wanneer providers zien dat dit de meest gebruikte dienst
op een mobiel netwerk is, kunnen ze extra geld vragen om toegang

11
tot Facebook te garanderen, simpelweg omdat de vraag naar deze
dienst het hoogst is. Ditzelfde geldt voor andere diensten zoals
YouTube of Netflix.
Zonder netneutraliteit zou het web dezelfde vorm aannemen
als het Amerikaanse televisiestelsel. Een handjevol grote bedrijven
beheert de toegang en distributie van content en beslist over wat
gebruikers te zien krijgen en hoeveel ze dit kost. Branches als het
bankwezen, verzekeringen, detailhandel en andere
consumentenproducten handelen hun zaken grotendeels via het web
af. Zonder netneutraliteit zijn al deze branches overgeleverd aan de
nukken van de grote telecombedrijven.

2.2 Netneutraliteit beschermt de democratische positie van


de burger als gebruiker van het web

Een web zonder netneutraliteit heeft niet alleen gevolgen voor


innovatie en marktwerking. Ik begon met dit punt, omdat dit het
fundament is van de argumentatie van tegenstanders van
netneutraliteit. De gevolgen voor utopische beloftes, zoals
beschreven in het voorgaande hoofdstuk, zijn minstens net zo
indringend.
In het eerste hoofdstuk haalde ik een speech van Al Gore
aan, waarin hij het web als een metafoor voor democratie
positioneerde. Dit maakt de discussie over netneutraliteit meer dan
een uitsluitend economische. Netneutraliteit beschrijft hoe informatie
haar weg vindt op het web; namelijk ongereguleerd. Afschaffing van
dit principe raakt de consument. De consument is meer dan slechts
een consument, hij is ook burger. En netneutraliteit garandeert
burgers vrije informatievergaring en vrije discussie. Het ethische
imperatief van netneutraliteit behelst het voorkomen dat private
industrieën de mogelijkheid hebben informatie te ‘censureren’ op
basis van hun commerciële belangen. Als inwoner van een vrij land
heeft de burger altijd recht op vrije toegang tot informatie van zijn
keus, onaangetast in toegankelijkheid (Martin).
De afschaffing van netneutraliteit druist in tegen de ideologische
opvatting van het web als een massamedium voor iedereen. Een

12
massamedium waar elke burger, zelfs de meest gemarginaliseerde,
een gelijk recht heeft op toegang tot en deelname aan het
informatieverkeer. Afschaffing heeft grote gevolgen voor het
maatschappelijk debat: waar een grote contentproducent misschien
nog wel een provider zou betalen om zijn verkeer voorrang te geven,
kan de website van een belangengroep die opkomt voor een
minderheid of een principieel belang, zoals een vrij web, dat niet. Een
neutraal communicatiemedium is de basis van een democratie
(Berners-Lee).
Ook in deze context is het onderscheid dat gemaakt wordt
tussen het reguliere web en het mobiele web vreemd. Tegenwoordig
hebben juist veel mensen via mobiele telefoons toegang tot het web.
In een continent als Afrika is de mobiele telefoon juist de
voornaamste drager van informatie. Door het voorstel van de FCC
staan alle gebruikers van het mobiele web bloot aan het gevaar dat
zij slachtoffers worden van discriminatie in service. Het is bizar dat
een fundamenteel recht op toegang tot een informatiebron naar
keuze alleen geldt als een gebruiker achter een op WIFI aangesloten
apparaat zit en dat het niet zou gelden als hij zijn smartphone
gebruikt.
Berners-Lee pleit in een al eerder in dit paper gebruikt artikel
in America Scientific voor overheidsregulering: “Although
the Internet and Web generally thrive on lack of regulation, some
basic values have to be legally preserved.” Een eerste stap hiertoe,
het recente voorstel van de FCC, lijkt echter niet op wat Berners-Lee
bedoelt. Het voorstel biedt, zoals gezegd, te veel lacunes om als
netneutraliteitgarantie voor de consument als burger te dienen. Een
overheidsregulering waar Berners-Lee op doelt is bijvoorbeeld de
regel die afgelopen zomer inging in Chili. De Chileense politiek
stemde bijna unaniem voor de regel om netneutraliteit te garanderen
volgens de voorwaarden dat alle type content, services en applicaties
beschikbaar zijn zonder onderscheid in content, services en
applicaties op basis van oorsprong van aanvraag (Camara de
Diputados de Chile). Deze vorm van regulering maakt geen
onderscheid in het reguliere en het mobiele web en kent daarnaast
geen lacunes die ruimte bieden voor providers om netneutraliteit te

13
omzeilen. De paradox is natuurlijk dat overheidsregulering nodig is
om het netwerk der netwerken vrij te houden (Corn-Rever). Hoewel
dit niet geheel waar is: een overheid hoort een burgerrecht als vrije
vergaring van informatie te beschermen.

2.3 Exaflood: een obstakel voor netneutraliteit?

Een meer pragmatisch argument tegen netneutraliteit is het gebrek


aan voldoende bandbreedtecapaciteit om netwerkfunctionaliteit te
blijven garanderen. De enorme groei aan user-generated content, de
aanzienlijke verbetering van videokwaliteit en door het web
gemedieerde videocommunicatie zorgen ervoor dat het netwerk
letterlijk overspoeld wordt met data. We praten allang niet meer over
gigabytes of terabytes maar eerder over exabytes, die gelijk staan
aan een miljoenen terabytes. De huidige netwerken zouden niet in
staat zijn een dergelijk hoeveelheid data te verwerken. Afschaffing
van netneutraliteit zou een uitkomst bieden doordat de hogere
tarieven meer investeringen in bandbreedte mogelijk maken
(Swanson).
Hoewel ik erken dat de groei van het web enorm is en dat
diensten zoals Swanson beschrijft, een groot deel van het verkeer
vormen, weiger ik te erkennen dat dit zou leiden tot het niet
functioneren van de infrastructuur van het netwerk. Empirische
onderzoeken op dit gebied spreken elkaar hiervoor te veel tegen.
Volgens het Minnesota Internet Traffic Studies (MINTS) groeit het web
bijvoorbeeld niet meer dan normaal, misschien zelfs minder. Tot vijf
jaar geleden groeide het web redelijk regulier met ongeveer honderd
procent per jaar, vandaag de dag is de groei meer rond de vijftig a
zestig procent (Odlyzko). Er is zodoende onvoldoende bewijs om aan
te nemen dat afschaffing van netneutraliteit de enige manier is om
het netwerk te behoeden van een mogelijke exaflood.
Daarbij is er nu al sprake van een zekere ondermijning van
het principe van netneutraliteit. Zo is er nu al sprake van traffic

14
shaping en dus van datadiscriminatie. De meeste Internet Service
Providers (ISP’s) hebben al een systeem dat het verkeer op hun
netwerk reguleert. Veel ISP’s maken bijvoorbeeld onderscheid in
zakelijk verkeer en consumentenverkeer. Zo kan men bijvoorbeeld
voorrang geven aan een VoIP-gesprek boven P2P-verkeer.
Telecombedrijven pleiten dus eigenlijk voor een systeem waarin de
consument of contentproducent meer gaat betalen voor een
regulering die nu, weliswaar op kleinere schaal, al plaatsvindt.
Dat de consument in de toekomst meer gaat betalen is
onvermijdelijk, het overboord gooien van netneutraliteit echter niet.
Een overweging in de toekomst zou kunnen zijn om de
standaardprijzen voor een internetabonnement te verhogen, mits
deze verhoging wordt geïnvesteerd in het vergroten van
bandbreedte. Het web zal in de toekomst traditionele
abonnementskosten voor televisie of vaste telefoonlijnabonnementen
overbodig maken. Doordat de kosten hier verdwijnen, creëert dit
draagvlak bij de consument om meer te betalen voor toegang tot het
web. Op die manier blijft het web een door innovatie gedreven markt
en wordt er bij wijze van spreken nu al in een garage van een
toekomstig miljonair gewerkt aan een oplossing.

Conclusie

Ik heb in dit paper beargumenteerd dat een afschaffing van


netneutraliteit indringende gevolgen heeft voor marktwerking en
innovatie op het web. Innovatie om producten beter te maken wordt
ingeruild voor het sluiten van deals met telecombedrijven om
bereikbaarheid te garanderen. Het gevaar van een gesloten markt
dreigt. Wat gebeurt er als een markt die gedreven wordt door
innovatie geleidelijk vervormt naar een markt die gedreven wordt
door het sluiten van lucratieve deals? Dan wordt die markt gesloten,
geremd in innovatie en is het geen markt meer, maar een stilstaande
economie (Wu).
Daarnaast is beargumenteerd dat afschaffing van
netneutraliteit ook indringende gevolgen heeft voor het web als
medium voor democratie en het web als een massamedium dat

15
bijdraagt aan het maatschappelijk debat. Want wat betekent het voor
informatievrijheid als een provider ervoor zorgt dat NRC.nl langzamer
en moeilijker te bereiken is dan Telegraaf.nl? Dan is er sprake van
een invloedrijke macht in het proces van informatievergaring. Dit
druist in tegen fundamentele rechten die wij, als burgers, hebben.
De metafoor van de Information Highway, zoals ooit
geïntroduceerd door Al Gore, staat onder druk. Informatiesnelwegen
dreigen tolwegen te worden met als gevolg dat burgers afgesloten
kunnen worden van de mogelijkheid om een vrije keuze in
informatievergaring te maken.
Het is duidelijk geworden dat het voorstel van de FCC om
netneutraliteit te reguleren geen oplossing is, het voorstel heeft de
discussie rond netneutraliteit alleen maar doen oplaaien. Ik heb
aangetoond dat gelijkheid een principe is dat in het web is ingebed,
ditzelfde geldt voor decentralisatie. Al in 1982 schreef
wetenschapper Jacques Vallee over de opstartdagen van het web: “A
revolutionary network where each node is equal in power to all
others” (198). Nu, negentien jaar na deze uitspraak, is dit principe
onderdeel van misschien wel het belangrijkste debat dat ooit in
relatie tot het web is gevoerd. Het principe gelijkheid is daarnaast
ook ingebed in de utopische beloftes van het web uit de jaren tachtig
en negentig.
De cyclus waar het web en daarmee netneutraliteit zich in
bevindt is niet vreemd voor een revolutionair medium. De telefoon,
radio, film en televisie ondergingen hetzelfde. Ondanks dat
veranderingen in netneutraliteit nog in de kinderschoenen staan, is
het belang van het behouden van netneutraliteit duidelijk. Een
netneutraal web stimuleert competitie. Een netneutraal web
voorkomt oneerlijke prijsafspraken. Een netneutraal web promoot en
stimuleert innovatie en business. Een netneutraal web beschermt de
vrijheid van informatie. Een netneutraal web draagt bij aan
democratische praktijken en is een waardevolle bijdrage aan het
maatschappelijk debat. Zoals de Amerikaanse senator Al Franken zei
tijdens de Netroots Conference 2010 in Las Vegas: “Net Neutrality is
the First Amendment Issue of Our Time”. Nu is het tijd voor
ontwikkelaars, producenten, politici, consumenten en burgers om

16
netneutraliteit ook daadwerkelijk zo te behandelen.

17
Literatuur

Berners-Lee, Tim. "Long Live the Web: A Call for Continued Open
Standards and Neutrality: Scientific American." [2010] Science News,
Articles and Information. Scientific American. – 28-12-2010.
<http://www.scientificamerican.com/article.cfm?id=long-live-the-
web>.

Camara de Diputados de Chile. “CAMARA APRUEBA MODIFICACIONES


DEL SENADO A PROYECTO QUE PROTEGE DERECHOS DE USUARIOS
DE INTERNET”. 2010.
<http://www.camara.cl/prensa/noticias_detalle.aspx?prmid=38191>

Castells, Manuel. The Internet galaxy: reflections on the Internet,


business, and society. Oxford: Oxford University Press, 2001.

Corn-Revere, Robert. “The First Amendment, the Internet & Net


Neutrality: Be Careful What You Wish For”. Progress on Point 28
(2009): 1-10.
<http://www.pff.org/issues-pubs/pops/2009/pop16.28-FCC-workshop-
free-speech-net-neutrality.pdf>.

Flichy, Patrice. The internet imaginaire. Cambridge: Mass. MIT Press,


2007.

Jenkins, Henry. “Interactive Audiences? The ‘Collective Intelligence’ Of


Media Fans”. 2002.
<http://web.mit.edu/cms/People/henry3/collective
%20intelligence.html>

Kellner, Douglas, “Techno-politics, new technologies, and the new


public spheres”. Illuminations januari (2001).
Beschikbaar via
<http://www.uta.edu/huma/illuminations/kell32.htm>.

Lessig, L, en W. McChesney. "Lawrence Lessig and Robert W.


McChesney - No Tolls on The Internet - Washingtonpost.com."

18
[2006] Washington Post - Politics, National, World & D.C. Area News
and Headlines – 28-12-2010.
<http://www.washingtonpost.com/wp-
dyn/content/article/2006/06/07/AR2006060702108.html>.

Lister et. al. New Media A Critical Introduction. New York: Routledge,
2009.

Martin, Abby. "Net Neutrality: Preserving Democracy Abby Martin."


[2010] NthWORD Magazine - Adjust Your Thinking (tm) – 28-11-2010.
<http://www.nthword.com/issue7/Net_Neutrality_Preserving_Democr
acy_Abby_Martin.php>.

Odlyzko, Andrew. “Threats to the Internet: Too Much or Too Little


Growth?”
[2008] Internet Evolution. thinkerNet. – 13-01-2011
<http://www.internetevolution.com/author.asp?
section_id=592&doc_id=146747&>.

O’Reilly, Tim. “What is web 2.0: design patterns and Business Models
for the Next Generation of Software”. 2005.
<http://www.oreilly.com/pub/a/oreilly/tim/news/2005/09/30/what-is-
web-20.html>.

Poster, Mark. “Cyberdemocracy: the internet and the public sphere”


Virtual Politics. Red. David Holmers. Californië: Thousand Oaks, Sage,
1997. 212-228.

Rheingold, Howard. The Virtual Community: homesteading on the


virtual frontier. Londen: Secker en Warburg, 1993.

Swanson, Brett. "TDP - The Coming Exaflood." [2007] Discovery


Institute. -The Wall Street Journal. – 28-12-2010.
<http://www.discovery.org/a/3869>.

Vallee, Jacques. The Network Revolution: Confessions of a Computer

19
Scientist. Berkeley: Ronin Publishing, 1982.

Wu, Tim. "Why You Should Care about Network Neutrality."


[2006] Slate Magazine. 28-12-2010.
<http://www.slate.com/id/2140850/fr/rss/>.

Wu, Tim. The Master Switch. New York: Random House Inc, 2010.

20

You might also like