You are on page 1of 88
NEDERLANDS VOOR ANDERSTALIGEN Els Mertens : Zo geschreven 1 Grammaticale struikelblokken + oefeningen UITGEVERIJ @ Pelckmans Voor wie kopiren will U vindt dit boek erg goed en wenst er kopieén van te maken. Bedenk dan eens: = dat dit boek de vrucht is van intense arbeid: auteur(@) en uitgever hebben er heel wat geld en energie in gestoken; = dat kopiéren zonder voorafgaande schriftelijke toestemming onwettig cen strafbaar is, Voor meer info: warw>pelckmans.be (© 2007, Vitgeverij Pelckmans Kapelsestraat 222, 2950 Kapellen Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden ‘verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaake, op welke wijze ook, zonder de uitdrukkelijke ‘voorafgaande en schriftelike toestemming van de ultgever. Informatie, over kopieerrechten en de wetgeving met betrekking tot de reproductie vvindt u op www.reprobel.be All rights reserved. No part of this book may be reproduced, stored or ‘made public by any means whatsoever, whether electronic or mechanical, ‘without prior permission in writing from the publisher. Omslagontwerp: Studio Uitgeverij Pelckmans Lay-out: Andrea Goossens, Ascender 1p/2007/0085/40 ISBN 978 90 289 44398 NURIA 9 a a 1 tl, a i a a a . a a Met Zo geschreven 1 willen we tegemoetkomen aan de vraag van cursisten en docenten. Zo geschreven 1 biedt extra materiaal op niveau 1.1 en niveau 1.2 om de vaak moeilijke structuren van het Nederlands in te oefenen. Voor de cursist Zo geschreven 1 is een zelfstudie-pakket. Dankzij de oplossingen achteraan in het boek kun, je thuis op je eigen tempo oefenen en jezelf corrigeren. Elk hoofdstuk begint met een grammatical kader met voorbeelden. Hierdoor kun je het boek ook als naslagwerk gebruiken. In het register zoek je op wat je wil oefenen. Je vindt er grammaticale termen, maar ook verwijswoorden (by. aan het, die, presens, artikel, lidwoord, de ...) Voor de docent Zo geschreven 1 sluit aan bij Zo gezegd 1.1 en Zo gezegd 1.2, maar je kan het ook los van die ‘methode Klassikaal gebruiken als aanvulling bij het lesmateriaal, De oefeningen staan van receptief naar productief in stijgende moeilijkheidsgraad. Elke cefening is een Klein ‘verhaaltje’. Geen losse zinnen dus, maar een zinvolle context. De foto ondersteunt de verhaallijn en stimuleert de cursist om na de correctie van de oefening los te komen van de geschreven tekst en het ‘verhaaltje’ mondeling en/of schriftelijk te reproduceren. Op die manier kan de cursist zich de grammatical structuren productief eigen maken. De auteur VooRWOORD g cee 11 Artikel 1.2 Substantief 1.21 Pluralis 1.2.2. Spelling van het pluralis 1.2.3. Diminutief 1.3 Adjectief 1.3.1 Met of zonder -e 1.3.2. Spelling van het adjectief + -e 1.3.3. Vergelijken 1.4 Werkwoord 1.4.1 Modale werkwoorden 14.2 Reflexieve werkwoorden 14.3 Scheidbare werkwoorden 1.5 Pronomen 1.5.1. Persoonlijk pronomen 15.2 a Possessief pronomen 1.5.2. b Prepositie van + pronomen 1.5.3. Demonstratief pronomen 1.54 Reflexief pronomen 1.5.5 Rélatief pronomen 1.6 Telwoord 1.6.1 Hoofdtelwoorden 1.6.2 _Rangtelwoorden onstructic 2.1 De gewone zin < inversie 2.2 Vraagzin iNHOUDSTAr ‘Marco wont in een appartement. Het appartement van Marco is op de tweede verdieping, In min Klas ziten veel studenten. De huizen in mijn straat hebben allemaal dezelfae zie Zo geschreven 2 Die blonde jongen heeft een mooie broek aan. Zijn ogen zijn blaww. ‘Anna heeft een grote witte hond, De rode trui vind ik:mooier dan de gele, maar de proene trui vind ik het mooist. ‘Mohammed wil Nederlands leren, #Hij kan het al een beetje spreken. Hi) moet elke week naar de les. In de Klas mag hij geen Arabisch spreken. Hi zal zijn best doen, Hij gaat elke dag een wur studeren, Mario scheert zich één keer per week. ‘Maria staat elke dag om zeven wur op. Wie ben jj? Tk ben Els. le dit jouw jas? fa, dat is mijn jas Is deze jas van jou? Ja, die jas is van mij. Is deze jas van jou? Nee, itis mijn jas. ts dat jouw Jas? Ja, die jas is van mij rie 14.2 se Zo geschreven 2 én keer om de vijfjaar geeft hij haar twintig Hij verjaart op de derde mei Maria gaat vandaag naar Brussel. Ze is daar nog nooit geweest, \Vandaag gaat Maria naar Brussel. Daaris ze nog nooit geweest. Gat Maria vandaag naar Brussel? ‘Waarom gaat ze met de trein? 14 4 16 18 20 20 23 24 26 26 28 31 32 ge 36 38 38 40 e e aa meena gesseapesas =m oe 2.3 Twee zinnen combineren 2.4 Bijzinconstructies na als, toen, dat, of; en in de relatieve bijzin Brod 3.1 Heden 3.11 Presens (OTT) 3.1.2 Aan het + infinitief 3.2 Verleden 3.21 Perfectum (VTT) 3.2.1.4 Regelmatig participium, 3.21.2 Onregelmatig participium 3.2.1.3 Wanneer gebruik je hebben en. wanneer gebruik je ziin? 3.22 Imperfectum (OVT) 3.3 Toekomst 3.3.1 Gaan + infinitief 3.3.2. Zullen + infinitief 3.3.3 Presens 3.4 Imperatief 3.5 Zou + infinitief 3.6 Passief 4_Negatie os Ge 61 Lijst onregelmatige werkwoorden ‘6.2 Grammaticale termen 6.3 Zin en zinsdelen as ‘Maria woont in Gent en ze leert Nederlands. Vorige ‘week is ze naar Brugge geweest, maar vandaag gaat ze naat Brussel. Ze gaat met de trein omdat ze geen auto heeft. Met de trein rijden is hee! leuk, want je staat nooit inde file 2ie Zo geschreven 2 Mijn broert studeert Nederlands, Larissa is Nederlands aan het studeren. Ze heeft ‘morgen examen, Ikheb 1 jaar Nederlands gestudeerd, cheb vanmorgen niet ontbeten. Tk’ben met de bus naar school gereden. Ik heb er ‘Nederlands gestudeerd. ‘Toen ik jong was, studeerde ik aan de universiteit in Brussel. Sahr gaat Nederlands studeren, zie ook 141 Hij zal zijn best doen, zie ook 141 ‘Morgen begint hij met de eersteles, ‘Studeer elke dag een half uur Nederlands! sie Zo geschreven 2 zie Zo geschreven 2 werk niet, Ina heeft ook geen werk. tie Zo geschreven 2 nsHOUD: 42 46 46 46 50 s4 54 54 56 58 60 62 62 63 64 65 68 73 75 76 79 80 FEL | | | Marco woont in een appartement. Het appartement van Marco is op de tweede verdieping. 1 Het gebruik van het artikel: een, de, het. Een artikel staat altijd bij een substantief. (zie 1.2) een dokter een boek een kat de dokter het boek de kat de dokters de boeken de katten 2 Wanneer gebruik je EEN? ‘Marco woont in een appartement. Hij heeft een auto. + Een = algemeen, niet specifiek. + Het artikel ‘een’ kan je gebruiken bij elk substantief in het singularis. 3 Wanner gebruik je DE en HET? Het appartement van Marco is op de tweede verdieping. De auto van Marco staat achter het huis. * De, het = specifiek. ‘+ De meerderheid van de substantieven zijn DE-woorden. + 4 DEofHET? ‘Voor het gebruik van ‘de’ of ‘het’ is er geen logica. MAAR: @ a De naam van een persoon is altijd een DE-woord, de man, de vrouw, de dokter, de lerares Let op! het kind, het meisje b_ Een diminutiefis altijd een HET-woord. het snoepje, het briefje ¢ Een woord in het pluralis is altijd een DE-woord. de studenten, de bocken, de kinderen ! Weet je het niet? Zoek het op in een woordenboek! a woorpscortEn | Artikel oe 5 Wanneer gebruik je geen artikel? a Bijnamen van personen, steden, landen, talen en maanden. ‘Marco woont in Antwerpen. Hij komt uit Frankrijk. Hij verjaart in jul. Hj spreekt Nederlands en Frans. t t 1 1 l, 1 ' 1 1 t b Bij substantieven die je niet kan tellen. Ik drink grag koffie met suiker. ¢ Bijeen beroep of functie. ik ben levares d_ Bij woorden (singularis en pluralis) als ze een meer algemene betekenis hebben. In Belgié moeten kinderen vanaf 6 jaar naar school. Brood koop je bij de baker. oppract: Lees de tekst en onderstreep de artikels en de substantieven. Dit is Marga. Ze is lerares. Ze heeft twee kinderen: een meisje en een jongen. Het meisje heet Margot en de jongen heet Eli. Marga spreekt Nederlands, Frans, Engels, Duits en een beetje Spaans. oppnacut 2 Lees de tekst en vul een, de, het of niets (/) in, Marga komt uit / Itali8. Ze is al 3 jaar in / Belgi8. Ze woont in cen dorp in een klein huis bij (1)... rivier. (2)... dorp is Klein en gezellig. [3]... huis is wit en [4]... rivier is heel mooi. Rene opprachT 3 Lees de tekst en vul een, de, het of niets (/) in. Voor en achter [5}... huis van Marga is [6] tuin, Naast (7)... huis staat (8)... klein houten 5 6 10 huisje. In [9]... houten huisje staan (10). 5 8 a tafel en (14)... stoelen om in [12]... tuin te zetten. 12 woorDsoorTEN | Artikel 2

You might also like