You are on page 1of 2

Waar zijn de dingen?

S + PV + rest

PV: persoonsvorm S

Het boek ligt op de grond.


S PV rest (plaats)

De boeken liggen op de grond.


S PV

INVERSIE: PV + S

1. VRAGEN:
JA/NEE VRAGEN: PV + S + REST?: WOON JE IN JKT? JA/NEE
OPENVRAGEN: VRAAGWOORD + PV + S? WAAR WOON JE? IK WOON IN JKT

2. REST + PV + S + (REST)
IN DE KAMER STAAT EEN BED.
PV S

POSITIE:
STAAN, LIGGEN, ZITTEN, HANGEN

Posisi berdiri:
Het boek staat in de boekenkast
Het boek staat op de tafel.

In de boekenkast staat het boek


PV S

Posisi tergeletak:
Het boek ligt op de tafel.
De boeken liggen op de tafel

Posisi di dalam:
Het boek zit in de tas.
De boeken zitten in de tas.

Ik wil een leuk boek kopen.


S PV

Zullen we een kopje koffie gaan drinken.


PV S
Ik neem een paraplu mee want het gaat zo regenen.
S PV S PV

HOOFDZIN BIJZIN
Ik neem een paraplu mee omdat het zo gaat regenen.
S. PV S PV

Ik ga naar de kantine want ik wil graag sate eten


S PV S. PV

Ik ga naar de kantine omdat ik graag sate wil eten.


S PV S PV

Wij leren Nederlands om 6 uur ‘s avonds maar Albert leert Nederlands om een uur ‘s
middags omdat hij in Nederland woont.
S PV

Annisa leert Nederlands omdat zij in Nederkand wil wonen.

Omdat S + rest +PV


Als
Nadat
Voordat
Toen
Terwijl

Dan hebt u pauze van 10.15 tot 10.30.


Om 11.30 is de les afgelopen.
In de pauze kunt u in de kantine koffie drinken.

En bij een kamerbureau kunnen ze je vaak ook niet helpen.


Rest PV. S. O.

HW: Oef. 13 (bl. 139)

You might also like