You are on page 1of 14

PETER PAN - Deel 1

1 VERTELLER: Lang geleden, in een tijd waar alle kinderen nog in elfjes
geloofde, was er eens een gezin. Geen gezin was ooit zo
gelukkig als de Darlings. Mevrouw Darling was een lieve vrouw
met een mooi hart. Dat vond meneer Darling ook. Hij hield veel
van zijn gezin, maar was vooral bezig met zijn werk en wat
anderen van hem dachten. Samen hadden zij 3 kinderen:
Wendy, John en Michael. Oh, en we mogen het kindermeisje
niet vergeten: Nana, een hond.

Dit verhaal begint op een belangrijke avond voor Meneer


Darling.

SCENE 1

SFX 1: De klok slaat 6 uur

SFX 2: Geblaf van een hond.

SFX 3: Gestommel en rumoer.

SFX 4: De deur vliegt open.

2 MICHAEL: Ik wil niet in bad. Ik wil het niet Nana. Ik ben gisteren al in bad
geweest.

3 MEVR DARLING: Michael, ga lekker in bad. Zo erg is het niet. Nana is altijd heel
lief voor je, toch brave Nana?

SFX 5: Blaf instemmend.

4 JOHN: Wendy, ik daag je uit voor een duel.

5 WENDY: Nu niet John, ik ben even aan het lezen.

6 JOHN: Doe toch niet zo volwassen.

SFX 6: De deur gaat open.

7 MR DARLING: Oh, hier ben je Mary.

8 MEVR DARLING: Liefste, wat is er aan de hand.

1
9 MR DARLING: Wat er is? Deze das, dat is het probleem. Ik krijg hem niet
gestrikt. Om de kapstok, geen enkel probleem, maar om mijn
nek krijg ik het niet voor elkaar. Ik waarschuw je Mary, als ik
deze das niet gestrikt krijg, gaan we niet naar dat etentje
vanavond. En als wij niet naar dat etentje gaan, kan ik mijn
gezicht niet meer laten zien op kantoor. En als ik niet meer naar
kantoor ga krijgen wij geen geld meer en moeten wij de
kinderen op straat gooien.

10 MEVR DARLING: Het komt wel goed. Laat mij maar.

11 MICHEAL: (off) Niet de zeep!

12 MR DARLING: Stel je niet aan Micheal en laat Nana je wassen.

SFX 7: blaf

13 MR DARLING: We moeten het toch eens over Nana hebben. Mijn broek zat
weer onder haar haren. Soms denk ik echt dat we een fout
hebben gemaakt. We hadden geen hond als kindermeisje
moeten nemen.

14 MEVR DARLING: George, Nana is een schat. We hebben haar hard nodig. Er
was hier vorige week een jongen.

15 MR DARLING: Een jongen? In deze kamer?

16 MEVR DARLING: Ik zat daar, in de stoel. Nana had een avondje vrij. Ik was
aan het wegdommelen toen het ramen open ging. In de
raamopening stond een jongen. Die jongen was niet alleen.
Achter hem aan vloog een lichtje. Het tikkelde. Ik gilde en toen
kwam Nana aangerend. Ze had de jongen bijna vast, maar was
net te laat. De jongen en het lichtje waren weg. Alleen zijn
schaduw is nog hier. Hij komt zijn schaduw vast weer ophalen.

SFX 8: De deur gaat open.

SFX 9: Mevrouw en Meneer darling schrikken.

SFX 10: Kindervoetjes rennen, gevolgd door een hond.

17 MICHEAL: Nee, ik wil mijn medicijn niet innemen. Het smaakt niet lekker!

18 MR DARLING: Micheal, wat is er a... (Hij valt)

2
SFX 11: Mr Darling valt

SFX 12: Nana huilt.

19 MEVR DARLING: Gaat het Nana?

20 WENDY: Ah lieve Nana.

21 MICHEAL: Je moet wel uitkijken voor Nana!

22 MR DARLING: Nana? Ik ben ook gevallen hoor. Ik heb ook pijn. Ach ja, troost
haar maar. Niemand knuffelt mij ooit. (Woedend) Genoeg! Ik wil
geen hond meer in deze kamer! Ik breng je naar de tuin! Daar
hoor je!

SFX 13: Hard handig neemt George Nana mee.

SFX 14: Nana huilt

23 MEVR DARLING: Maar George, die jongen!

SFX 15: De deur valt dicht.

24 VERTELLER: Meneer Darling nam Nana mee naar beneden. Daar bond hij
haar vast aan de paal in het midden van de tuin. Ze zat hier
nooit

25 WENDY: Hij bindt haar vast.

26 JOHN: Ze is heel alleen daar buiten. Ze huilt.

27 WENDY: Zo blaft ze niet als ze verdrietig is. Ze maakt dit geluid als er
gevaar dreigt.

28 MEVR DARLING: Gevaar? Weet je dat zeker, Wendy?

29 WENDY: Ja, zo blafte ze ook toen Micheal op de kast klom.

30 MEVR DARLING: Kon ik maar thuis blijven. Goed. Ga maar lekker in bed
liggen. Wij zijn vanavond laat thuis. Ik ga wel even met vader
praten. Morgen mag Nana vast weer naar binnen. Welterusten
allemaal. Droom zacht.

SFX 16: Ze blaast de kaars uit.

3
SFX 17: Zachtjes opent ze de deur en dicht.

SFX 18: Ze loopt de trap af.

SFX 19: We horen gemompel van meneer en mevrouw Darling.

SFX 20: De voordeur gaat open en dicht.

SCENE 2

MUZIEK SFX 1: Spannende muziek

SFX 21: Een raam vliegt open

SFX 22: Windvlaag

SFX 23: Tinkelbel vliegt binnen en gaat op onderzoek

SFX 24: Een dof geluid van Peter die binnen komt.

31 PETER: Tink, heb je het gevonden? Wat maken die kinderen een
rotzooi. Je moet zoeken, Tink. Niet zo in het rond vliegen. Ik wil
mijn schaduw terug. Waar zeg je? In de kast?

SFX 25: Peter opent de kast.

32 PETER: Daar is hij.

SFX 26: We horen gestommel.

SFX 27: Peter snikt.

33 WENDY: Waarom huil je?

34 PETER: Wie ben jij?

35 WENDY: Ik ben Wendy Sylvia Darling. En wie ben jij?

36 PETER: Peter Pan.

37 WENDY: En waar kom je vandaan?

38 PETER: De tweede ster rechts en dan door tot de morgen komt.

39 WENDY: Wat een grappig adres. Staat dat ook op jouw brieven?

4
40 PETER: Ik krijg geen post.

41 WENDY: En je moeder dan?

42 PETER: Ik heb al helemaal geen moeder.

43 WENDY: Dan snap ik waarom je moet huilen.

44 PETER: Ik was niet aan het huilen. Ik was mijn schaduw aan het vast
plakken.

45 WENDY: Is hij er afgevallen? Wat erg. Oh, ik zie het al. Je hebt de zeep
gebruikt. Je moet je schaduw vastnaaien.

46 PETER: Naaien? Wat is dat?

47 WENDY: Kom hier. Ik zal je helpen.

SFX 28: Ze loopt naar de kast.

SFX 29: Lade open

48 WENDY: Het kan een beetje pijn doen.

49 PETER: Ik ken geen pijn! (Stilte) Auw!

50 WENDY: Klaar.

SFX 30: Blijdschaps geluiden van Peter.

51 PETER: Wat heb ik dat goed gedaan!

52 WENDY: Ik heb ook geholpen. Maar als ik toch niet nodig ben? Dan ga ik
wel weer slapen.

53 PETER: Ik maak maar een grapje. Wendy, een meisje is meer waard dan
20 jongens.

54 WENDY: Echt waar?

55 PETER: Zeker weten!

56 WENDY: Peter, hoe oud ben jij?

57 PETER: Geen idee, maar ik ben niet oud. Ik heb het niet meer

5
bijgehouden.

58 WENDY: Waarom niet.

59 PETER: Ik wil niet groter worden! Kind zijn is veel leuker. Niet werken en
volwassen dingen doen: BAH! Lol trappen dat is pas leuk. Ik
ben er van door gegaan toen ik er achter kwam dat je ouder
werd.

60 WENDY: Waar ben je naar toe gegaan?

61 PETER: De elfjes!

62 WENDY: Ken jij elfjes?

63 PETER: Natuurlijk! Maar het zijn er niet meer zoveel. Ze zijn bijna
allemaal dood.

64 WENDY: Dood?

65 PETER: Ja, als een kind niet meer gelooft en zeggen dat elfjes niet
bestaan gaat er ergens een elfje dood.

66 WENDY: Arme wezentjes.

67 PETER: Ach, zo lang ik in elfjes geloof blijft Tink ook leven. Waar is ze
nou toch? Tink, waar ben je?

68 WENDY: Je gaat me toch niet vertellen dat hier ergens een elfje is?

69 PETER: Jawel. Ergens in de kamer. Misschien hoor je haar wel?

SFX 31: Geluid van felle doffe belletjes , ergens in de ruimte.

70 PETER: Tinkelbel?

71 WENDY: Ik hoor belletjes.

72 PETER: Dat zijn geen belletjes. Dat is elventaal. Ze is, zo te horen. erg
boos op me. Ah daar ben je!

SFX 32: Schuift een lade open.

SFX 33: Tink vliegt uit de lade en zegt boze dingen.

6
73 PETER: Nou dat hoe je nou ook niet te zeggen! Het spijt me, maar hoe
kon ze nou weten dat jij in die lade zat?

74 WENDY: Wat is ze mooi. Kon ik haar maar beter bekijken! Wat zegt ze
allemaal?

75 PETER: Niks aardigs. Tink, gedraag je een beetje! Ja, we gaan zo!

76 WENDY: Waar naar toe?

77 PETER: Naar Nimmerland. Daar woon ik met de Verloren jongens.

78 WENDY: Met wie?

79 PETER: De verloren jongens. Dat zijn kinderen die uit hun wiegje zijn
gekropen, toen de kindermeisjes een andere kant op keken.

80 WENDY: Waarom?

81 PETER: Omdat zij net als ik niet groot willen worden!

82 WENDY: Wat kwam jij hier eigenlijk doen?

83 PETER: Voor de verhalen. Hier in dit huis worden de mooiste verhalen


vertelt. Niemand van ons kent zulke mooie verhalen.

84 WENDY: Niemand?

85 PETER: Niemand! Dus ik vertel alle verhalen die ik hier hoor aan de
verloren jongens. Ja Tink, ik kom.

86 WENDY: Mag ik mee! Ik ken heel veel verhalen.

87 PETER: Echt waar?! Wat een goed idee! Kun jij vliegen?

88 WENDY: Nee! Jij wel?

89 PETER: Natuurlijk! Hoe kom je anders in Nimmerland?

MUZIEK 2: OMHOOG

90 PETER: (Zingt)

91

7
92

PETER PAN
Je kunt ook mee. Dan vliegen we naar het Land van
Nooit.

WENDY
Vliegen? Kun jij vliegen?

PETER PAN
Natuurlijk! Kom!

WENDY
Ik kan niet mee. Ik kan niet vliegen.

PETER PAN
Dan leer ik je het. We springen zo uit het raam en
zweven mee op de rug van de wind.

WENDY
Mogen mijn broertjes ook mee?

PETER PAN
Als jij dat wilt.

WENDY
John, wakker worden. Er is hier een jongen die ons wil
leren vliegen.

JOHN
Is dat zo? Dan zal ik wakker worden. (Hij tilt zijn hoofd
op) Zo ik ben wakker.

WENDY
Michael, wakker worden!
(John ziet Peter en ze zijn door het dolle
heen.)

JOHN
Kun jij echt vliegen!
(Peter vliegt voor het eerst)

DARLING KINDEREN
Wow!

JOHN
Hoe doe je dat?

PETER PAN
Ik denk aan mooie dingen en dan vlieg ik zo de lucht in.

JOHN
Denk aan mooie dingen. Denk aan mooie dingen!
(Er gebeurt niks.)

8
PETER PAN
Ik moet eerst wat elfenstof over jullie heen blazen. (Hij
grijpt naar Tinkelbel en blaast wat elfenstof over de
kinderen heen) Goed, probeer het nog eens...
(ze vliegen)

DARLING KINDEREN
We vliegen!

PETER PAN
Op naar het land van nooit!

9
Roodkapje
93 VERTELLER: Lang gelden, in een tijd waar de mensen nog naar
kledingstukken werden genoemd, was er eens een heel klein
meisje. Iedereen was gek op haar. Zo ook haar oma.

Oma hield zoveel van het meisje dat ze altijd wel een cadeautje
voor haar kleindochter had. Op de achtste verjaardag van het
meisje gaf de oma haar een mutsje gemaakt van rood fluweel.
Het meisje was hier zo blij mee dat ze het elke dag droeg. Zo
kwam zij aan de naam Roodkapje.

Dit verhaal begint op het moment dat Roodkapje lekker met de


dieren aan het spelen is.

SFX 94: Boerderij geluiden.

95 MOEDER: Roodkapje, moet je eens luisteren. Ik ben net door Oma gebeld
en ze voelt zich niet zo lekker. Daarom ga ik zo naar haar toe
om haar dit mandje met lekkers te brengen.

96 ROODKAPJE: Zal ik haar het mandje brengen? Dan kan jij verder met koken
en de boodschappen...

97 MOEDER: Nou dat lijkt me geen goed idee. Je bent nog te jong.

98 ROODKAPJE: Maar ik ben al zeven jaar. Ik kan dat echt wel. Ik weet hoe ik
moet lopen. Het is maar één weg.

99 MOEDER: Oké, we gaan het proberen. Als je nu gaat, dan ben je nog voor
de lunch bij oma. Ik zal haar bellen om te vertellen dat jij er aan
komt. Ik wil wel iets met je afspreken. Ga niet van het pad af,
kijk voor je uit en praat als je bij oma bent met twee woorden.

100 ROODKAPJE: Ja mama.

101 VERTELLER: Grootmoeder woonde diep in het bos, zo’n half uur lopen vanuit
het dorp. Maar ze had nog geen stap in het bos gezet, toen…

SFX 102: Grom van de wolf

103 WOLF: Goedemorgen, Roodkapje!

10
104 ROODKAPJE: Goedemorgen, meneer Wolf.

105 WOLF: Waar ga jij zo vroeg naar toe?

106 ROODKAPJE: Naar oma! Ze voelt zich niet zo lekker.

107 WOLF: Ach, dat arme mensje toch. En nu ga jij haar zeker lekkere
dingetjes brengen?

108 ROODKAPJE: Ja inderdaad. Deze mand zit vol lekkere dingen!

109 WOLF: Zoals?

110 ROODKAPJE: Rode wijn, Roze koeken en Tomaten.

111 WOLF: Rood is wel een thema bij jullie thuis. Maar ik houd wel van
rood vlees!

112 ROODKAPJE: Sorry?

113 WOLF: En waar woont die oma van jou?

114 ROODKAPJE: Ongeveer een half uur lopen vanaf hier, recht onder de 3 grote
eikenbomen. U kent het misschien wel.

Ze heeft een hekje om haar huis heen.

115 WOLF: Oh daar? Ja dat huisje ken ik wel. Zal ik een stukje met je
meelopen?

116 ROODKAPJE: Gezellig.

117 VERTELLER: En zo liepen de Wolf en Roodkapje, dieper het bos in.

SFX 118: LOOP GELUIDEN

119 WOLF: Roodkapje, wat loop jij snel! Je bent helemaal niet aan het
genieten van de wereld om je heen. Hoor je de vogels fluiten en
… kijk, wat een prachtige bloemen.

120 ROODKAPJE: Die zien er inderdaad prachtig uit!

121

11
122 WOLF: Ik heb een heel goed idee! Echt een heel goed idee! Als jij nou
eens een paar ging plukken voor je oma! Ik weet zeker dat ze
dan heel snel weer beter wordt!

123 ROODKAPJE: Maar ik moet op het pad blijven. Dat heb ik met mijn moeder
afgesproken. Ik heb weleens gehoord dat het bos heel
gevaarlijk is.

124 WOLF: Gevaarlijk?! Ik ben het enige roofdier in dit bos en ik loop nu al
de hele tijd gezellig met je mee.

125 ROODKAPJE: Ja, dat is waar.

126 WOLF: Je hebt nog tijd zat. Het is nog vroeg.

127 ROODKAPJE: Oké, ik doe het.

128 VERTELLER: Roodkapje verliet het pad en rende het bos in, op zoek naar de
mooiste bloemen. Als ze er één vond, zag ze al snel een nog
mooiere bloem. Zo ging ze dieper het bos in.

129 VERTELLER: De wolf rende meteen naar het huisje van grootmoeder en klopte op
de deur.

130 OMA: Wie is daar?

131 WOLF (ALS RK): Je favoriete kleindochter!

132 OMA: Roodkapje! Wat fijn dat je er bent! Maar wat klink je anders!

133 WOLF (ALS RK): Ja, ik heb een koudje opgelopen of zo!

134 OMA: Kom maar vlug binnen dan! Trek maar aan het koord. Ik ben te moe
om uit bed te komen!

135 VERTELLER: De wolf trok aan het koord en de deur ging open. Zonder iets te
zeggen rende hij naar het bed en schrokte haar in één keer op.
Vervolgens trok hij haar kleren aan, ging in bed liggen en trok de
gordijnen dicht.

136 VERTELLER: Ondertussen was Roodkapje weer onderweg naar Oma, met in haar
armen een grote bos bloemen. Toen ze bij het huisje aan kwam, zag
ze dat de deur open stond.

137 ROODKAPJE: Vreemd. Oma laat haar deur nooit open staan. Misschien is ze wel

12
even een rondje lopen. Hallo, is daar iemand?

138 WOLF (ALS OMA): Hallo Kindje.

139 ROODKAPJE: Hallo oma. Hoe gaat het met u?

140 WOLF (ALS OMA): Kom eens dichterbij! Je staat zo ver weg.

141 VERTELLER: Bij elke stap die Roodkapje dichterbij zetten, zag ze dat oma er wel
heel vreemd uit zag.

142 ROODKAPJE: Wat heeft u grote oren, Oma.

143 WOLF (ALS OMA): Dan kan ik je beter horen.

144 ROODKAPJE: Oma, wat heeft u grote ogen!

145 WOLF (ALS OMA): Dan kan ik je beter zien.

146 ROODKAPJE: Oma, wat heeft u grote handen!

147 WOLF (ALS OMA): Dan kan ik je beter vasthouden.

148 ROODKAPJE: Oma, wat heeft u een grote, harige en enge mond!

149 WOLF: Dan kan ik je beter opvreten!

SFX 150: GROM VAN DE WOLF

151 VERTELLER: De wolf sprong uit bed en schrokte Roodkapje in één hap op.

SFX 152: Smakken.

153 VERTELLER: Toen de wolf uitgegeten was, ging hij weer terug in bed liggen en viel
vervolgens in slaap.

SFX 154: SNURK GELUIDEN VAN DE WOLF

155 VERTELLER: Op dat moment

156 JAGER: Wat snurkt die oude vrouw hard. Ik kan maar beter gaan kijken of
alles wel goed gaat.

157 VERTELLER: Zei de jager, die op het gesnurk afkwam. Toen hij naar binnen liep en
naar het bed keek, zag hij niet het oude vrouwtje maar een wolf, met
de kleren van oma aan!

13
158 JAGER: Eindelijk heb ik jou gevonden, monster. Ik heb lang naar je gezocht.
Wat heb je met dit oude vrouwtje gedaan.

159 VERTELLER: Hij trok zijn geweer, maar op dat moment realiseerde hij dat de wolf
de oude vrouw misschien opgegeten had. In plaats van te vuren,
pakte hij een schaar en begon in de buik van de slapende wolf te
knippen.

SFX 160: Knippen

161 ROODKAPJE: Dank u wel meneer! Ik was zo bang. Het was zo donker in de buik
van de wolf.

162 VERTELLER: Vervolgens haalde hij oma uit de buik van de Wolf.

Roodkapje pakte snel een aantal grote stenen en stopte deze in


de buik van de wolf. Toen de wolf wakker werd en probeerde op
te staan, zakte hij door zijn poten heen, want de stenen in zijn
buik waren zo zwaar. Hij viel dood neer.

SFX 163: PLOF

164 VERTELLER: Roodkapje, haar oma en de jager waren blij. De jager vilde de wolf en
nam de vacht met zich mee. Grootmoeder at van de koekjes en dronk
van de wijn, die Roodkapje had meegenomen. Ze voelde zich direct
een stuk beter. En Roodkapje liep samen met de Jager naar huis. En
ze leefde nog lang en gelukkig!

14

You might also like