You are on page 1of 4

WEEK 5 BELASTINGHEFFING VAN VERMOGEN

Vraag 1
1. Is de vermogensrendementsheffing in overeenstemming met het draagkrachtbeginsel?

Een vermogensrendementsheffing is een belasting op het rendement op


vermogen. Het draagkrachtbeginsel ligt aan de basis van de inkomstenbelasting.
Iedere belastingplichtige moet naar zijn vermogen bijdragen aan de financiering
van de collectieve voorzieningen die door de overheid tot stand worden gebracht.
Wanneer men een hoger inkomen heeft, zal men relatief meer belastingen
betalen. Hoe meer vermogen hoe hoger de heffing, dus de sterkste schouders
dragen de grootste lasten en dit komt dus overeen met het draagkrachtbeginsel.

Nee, fictief rendement. Degressieve heffing want als je minder rendement haalt
word je relatief zwaarder belast wordt dan iemand met een hoog rendement. Er is
maar 1 peildatum. De heffingsgrondslag kan niet negatief zijn.

2. Is de vermogensrendementsheffing in overeenstemming met het gelijkheidsbeginsel?

Het gelijkheidsbeginsel is een algemeen principe dat iedere burger (wettelijk)


gelijke rechten en een gelijke behandeling in gelijke gevallen toekent.
Vermogensrendementsheffing geldt voor iedereen. Maar ongelijke gevallen
worden dus op dezelfde wijze belast. Het is dus niet in overeenstemming met het
gelijkheidsbeginsel.

Vraag 2
1. Wat wordt verstaan onder een vermogenswinstbelasting?

Is een belasting op de winst (meerwaarde) die gemaakt wordt bij de verkoop van
vermogensbestanddelen zoals onroerend goed of effecten.

2. Welke bezwaren kunnen tegen een vermogenswinstbelasting worden aangevoerd?

-Lastig controleerbaar
-In strijd met het draagkrachtbeginsel
-Instabiliteit van de belastinggrondslag. Bij verlies op vermogen, hoeft er geen belasting
betaald te worden en lijdt de belasting verlies.
-Bij een vermogenswinstbelasting speelt verder het probleem dat realisatie van de
vermogenswinsten kan worden uitgesteld om de belastingheffing te vermijden. Dat kan
slecht zijn voor de werking van de kapitaalmarkten (lock-in effect), maar biedt
belastingplichtigen ook arbitragemogelijkheden (financieringslasten en verliezen direct
in aftrek brengen en winsten uitstellen).
3. Wat wordt verstaan onder een vermogensaanwasbelasting?

Een verwante belasting aan de vermogenswinstbelasting die geheven wordt over de


waardestijging van vermogensbestanddelen, onafhankelijk van de vraag of deze
verkocht zijn of niet.

4. Welke bezwaren kunnen tegen een vermogensaanwasbelasting worden aangevoerd?

Ten eerste is het moeilijk controleerbaar, aangezien de administratie verricht wordt door
de belastingplichtige. Ten tweede wordt men belast over iets wat hij nog niet kan
consumeren. Er staat geen inkomen tegenover, maar een waarde stijging.

Vraag 3
1. Wat is de definitie van Rijkers van het begrip ‘inkomen’?

De objectief meetbare netto toename van koopkracht in een periode. Dit is iedere
vermogensverandering die niet door consumptie is veroorzaakt.

2. Vormt een waardestijging inkomen in de ogen van Rijkers?

Ja, waardestijging is een objectieve toename van de koopkracht. Pagina 27.

3. Welke bezwaren onderscheidt Rijkers tegen box 3?

Een fictief percentage is het tegenovergestelde van een persoonlijke belasting en is dus
eigenlijk in strijd met het draagkrachtbeginsel.
Je wordt altijd belast op een positief bedrag van 4%, ook als je verlies maakt.
Hetzelfde geldt als je heel veel meer dan 4% rendement haalt.

4. Welke bezwaren tegen box 3 noemt Stevens?

De forfaitaire vermogensrendementsheffing kan op gespannen voet staan met of iets


rechtvaardig is, want er wordt geen rekening gehouden met de daadwerkelijk
gerealiseerde rente.
Vraag 4
Wat stelt de Commissie voor met betrekking tot de toekomst van box 3?

De commissie stelt voor om het forfaitaire rendementspercentage in een jaar in box 3


voortaan jaarlijks voor aanvang van het jaar automatisch vast te stellen op het
vijfjaarsgemiddelde van de gemiddelde rentevergoeding op spaarrekeningen. Ze stellen
2,4% voor. Daarnaast moet het heffingsvrije vermogen gehandhaafd worden,
vrijstellingen voor groene beleggingen moeten worden afgeschaft en een extra
heffingsvrij vermogen die oudere mensen krijgen worden afgeschaft.

Paragraaf 4.5 & 4.6

Vraag 5
Wat zijn de fiscale gevolgen van de verhuur aan de bankmedewerker en wat zijn de fiscale
gevolgen van de verhuur aan de echtgenote?

De huuropbrengst van een pand die Floris krijgt van de bankmedewerker is inkomen uit
beleggen en wordt dus belast in box 3. Op het moment dat hij het pand verhuurt aan zijn
echtgenote verandert dit. Dit komt omdat zij een verbonden persoon is van Floris en met
het pand winst uit onderneming behaalt (Art 3.91 lid 1 Wet IB 2001). De huurinkomsten
zullen worden belast als resultaat uit overige werkzaamheden in box 1.

Vraag 6
Wat is de rendementsgrondslag voor het inkomen uit sparen en beleggen (box 3) van Carola?

Rendementsgrondslag = bezittingen - schulden ( - heffingsvrij vermogen )


= €4.800 - €0
€30.000 wordt niet belast dus ze hoeft geen belasting te betalen.

Vraag 7
Wat is het belastbaar inkomen uit sparen en beleggen? Op welke wijze kunnen Willem en Birgit
de te betalen belasting in box 3 zo laag mogelijk houden? Noem relevante wetsartikelen.

Bankrekening: €35.000
Effecten: €240.000
Aandelen: €145.000
Vakantiewoning: €240.000 +
Bezittingen: €
Schulden: €0 -
Totaal belastbaar inkomen: €482.500 FOUTT

In plaats van beleggen in aandelen kunnen ze beleggen in kunst en wetenschappen. Hier


hoeft geen belasting over betaald worden.
MC-vragen
1. C
2. D
3. B
4. D
5. C

You might also like