You are on page 1of 7

AANWIJZENDE VNW

Het-woorden De-woorden meervoud

dichtbij dit deze deze

veraf dat die die

Oefening 1 : Vul in. Kies uit : dit, dat, die ,deze.


1. Ik vind _____________ trui hier niet mooi, maar ____________ wel.

2. __________ boeken hier zijn saai, maar ______________ daar niet.

3. Kijk, daar zit een vogel in de boom. Vind je ________ vogel mooi?

4. ___________ meisje hier op de foto is mijn huisgenote, maar _______ meisje

daar is mijn buurvrouw.

5. _________ huis hier lijkt op het huis van mijn oma.

6. ___________ jongen is erg knap. Vooral wanneer hij __________ mooie trui draagt.

7. ____________ is mijn lievelingsvak, want _____________ leerstof vind ik erg interessant.

8. _____________ hond is niet mijn hond, maar _________________ hond daar is de mijne.

9. _____________ kamer met ____________________ roze muren vind ik de mooiste.

10. ________________ huiswerk is veel te moeilijk en ______________ oefeningen zijn veel


te saai.

Oefening 2 : Vul in. Kies uit : dit, dat, die ,deze.

1. Wat vindt je leraar van antwoord?

2. Hij wil huis niet kopen.

3. Mijn dochter en ik houden van muziek.

4. jongen zal het wel even maken.

5. iPod is niet van Mathilde.

6. Hij kan niet gezegd hebben.

7. Ik vind dat je niet kunt maken.

8. kan jij niet gezien hebben.


1
AANWIJZENDE VNW

9. Na vreselijke bericht was hij minutenlang stil.

10 houding had hij toen ook al.

11. Wat vindt je collega van antwoorden?

12. Volgens Brixter.nl is huis veel meer waard.

Oefening 3 : Vul in. Kies uit : dit, dat, die ,deze.

1. De leerlingen te laat komen op school krijgen straf.

2. jongen komt al voor de vijfde keer naar de strafstudie!

3. Breng mij boek eens uit de achterste kast.

4. oefening is moeilijk als je de lidwoorden niet goed kent.

5. Het konijntje daar in de wei loopt, heeft een gewonde achterpoot.

6. " blad heb je nodig," zei de leerkracht terwijl hij het blad opstak.

7. Zien jullie toren van huis daar in de verte?

8. jaar gaan wij op reis naar de Verenigde Staten.

9. De verkopers van garage zijn gladde jongens.

10. De Mona Lisa is een schilderij in het Louvre hangt.

11. Pasen is een feest elk voorjaar wordt gevierd.

12. Een spiraal volgt een boog steeds groter wordt.

13. De muis van computer werkt niet.

14. Gebruik steeds de woordenboeken je in de kast van het lokaal vindt.

15. Het meisje had gespiekt, kreeg een zware straf.

16. De leerlingen tijdens les niet goed werken, zullen taak thuis moeten
afwerken.

17. meisje heeft nog nooit van hygiëne gehoord!

18. Ik vind jullie fantastisch hebben gewerkt!

19. Daarom geef ik jullie beloning.

20. Kom maar een snoepje halen uit zakje!

2
AANWIJZENDE VNW

Oefening 4 : Vul in.

1: [.....] verhaal ken ik al.

2: [.....] is een heel interessant boek.

3: Ken al [.....] mensen?

4: [.....] gaat echt te ver!

5: We vertrekken [.....] week op vakantie.

6: [.....] regering zal waarschijnlijk niet lang bestaan.

7: Hoe ga je [.....] nu weeral uitleggen?

8: Kan je [.....] oefening verbeteren?

9: Kan [.....] echt waar zijn?

10: [.....] jaar zal ik eindelijk slagen in mijn examen.

Oefening 5 : Vul in.

1 Ik vind … schoenen hier niet mooi.

2 Laat me … posters eens zien.

3 Denk je dat … kleuren bij elkaar passen?

4 Ik vind … een rotstreek.

5 Gisteren heb ik hem …. boeken teruggegeven.

6 Waarom laat je …. klusje door mij doen?

7 …… is niet voor jou.

8 Wil je hem ……. van mij geven?

9 Hij beweert …….. niet te hebben gedaan.

3
AANWIJZENDE VNW

10 Ik heb ………. raam niet gebroken.

11 Ik geef het toe, ik heb ……….. fout gemaakt.

12 Wil je rijden op ……… paard hier of op ………. paard daar?

13 Johan wist niet dat ……….. jongen je vriend was.

14 ……….. huis is geschilderd, ………… daar nog niet.

15 ………. blauwe sokken ………….jij aan hebt, zijn erg mooi.

16 Op ………… foto hier zie je Louis en mij voor de Eiffeltoren.

17 Weet jij hoe ………. nieuwe nummer van Lady Gaga heet?

18. Ik heb me erg geamuseerd op ………….. feest.

19. …….. meisje daar is een vriendin van mijn zus.

20. Ga jij naar ……….. film in de bioscoop kijken?

OPLOSSING Oefening 1 : Vul in. Kies uit : dit, dat, die ,deze.
1. Ik vind ______DEZE_______ trui hier niet mooi, maar ______DIE______ wel.
2. _______DEZE___ boeken hier zijn saai, maar ___DIE___________ daar niet.

4
AANWIJZENDE VNW

3. Kijk, daar zit een vogel in de boom. Vind je __DAT______ vogeltje mooi?
4. ____DIT_____ meisje hier op de foto is mijn huisgenote, maar ___DAT____ meisje
daar is mijn buurvrouw.
5. ___DIT______ huis hier lijkt op het huis van mijn oma.
6. ____DEZE_______ jongen is erg knap. Vooral wanneer hij __DIE_____ mooie trui draagt.
7. ____DIT_____ is mijn lievelingsvak, want ______DIE___ leerstof vind ik erg interessant.
8. ___DEZE__________ hond is niet mijn hond, maar _____DIE____ hond daar is de mijne.
9. _____DEZE________ kamer met _____DIE______ roze muren vind ik de mooiste.
10. _____DIT____ huiswerk is veel te moeilijk en __Deze____ oefeningen zijn veel te saai.

OPLOSSING Oefening 2 : Vul in. Kies uit : dit, dat, die ,deze.
1. Wat vindt je leraar van antwoord? dit / dat
2. Hij wil huis niet kopen. dit / dat
3. Mijn dochter en ik houden van muziek. deze / die
4. jongen zal het wel even maken. deze / die
5. iPod is niet van Mathilde. deze / die
6. Hij kan niet gezegd hebben. dat
7. Ik vind dat je niet kunt maken. dat
8. kan jij niet gezien hebben. dat
9. Na vreselijke bericht was hij minutenlang stil. dat
10 houding had hij toen ook al. die
11. Wat vindt je collega van antwoorden? die
12. Volgens Brixter.nl is huis veel meer waard. dat

OPLOSSING / Oefening 3 : Vul in. Kies uit : dit, dat, die ,deze.
1. De leerlingen te laat komen op school krijgen straf. die
2. jongen komt al voor de vijfde keer naar de strafstudie! deze
3. Breng mij boek eens uit de achterste kast. dat
4. oefening is moeilijk als je de lidwoorden niet goed kent. deze / die
5. Het konijntje daar in de wei loopt, heeft een gewonde achterpoot. dat
6. " blad heb je nodig," zei de leerkracht terwijl hij het blad opstak. dit
7. Zien jullie toren van huis daar in de verte? die / dat
5
AANWIJZENDE VNW

8. jaar gaan wij op reis naar de Verenigde Staten. dit


9. De verkopers van garage zijn gladde jongens. die
10. De Mona Lisa is een schilderij in het Louvre hangt. dat
11. Pasen is een feest elk voorjaar wordt gevierd. dat
12. Een spiraal volgt een boog steeds groter wordt. die
13. De muis van computer werkt niet. deze / die
14. Gebruik steeds de woordenboeken je in de kast van het lokaal vindt. die
15. Het meisje had gespiekt, kreeg een zware straf. dat
16. De leerlingen tijdens les niet goed werken, zullen taak thuis moeten
afwerken. die / deze / deze
17. meisje heeft nog nooit van hygiëne gehoord! dat
18. Ik vind jullie fantastisch hebben gewerkt! dat
19. Daarom geef ik jullie beloning. die
20. Kom maar een snoepje halen uit zakje! dit

OPLOSSING / Oefening 4 : Vul in.


1: [.....] verhaal ken ik al. dat

2: [.....] is een heel interessant boek. dit

3: Ken al [.....] mensen? die

4: [.....] gaat echt te ver! dit / dat

5: We vertrekken [.....] week op vakantie. deze

6: [.....] regering zal waarschijnlijk niet lang bestaan. deze

7: Hoe ga je [.....] nu weeral uitleggen? dat

8: Kan je [.....] oefening verbeteren? deze / die

9: Kan [.....] echt waar zijn? dit / dat

10: [.....] jaar zal ik eindelijk slagen in mijn examen. dit

OPLOSSING / Oefening 5 : Vul in.


1 Ik vind … schoenen hier niet mooi. die
2 Laat me … posters eens zien. die
3 Denk je dat … kleuren bij elkaar passen? die
4 Ik vind … een rotstreek. dat

6
AANWIJZENDE VNW

5 Gisteren heb ik hem …. boeken teruggegeven. die


6 Waarom laat je …. klusje door mij doen? dat
7 …… is niet voor jou. dat
8 Wil je hem ……. van mij geven? dit/dat
9 Hij beweert …….. niet te hebben gedaan. dat
10 Ik heb ………. raam niet gebroken. dit/dat
11 Ik geef het toe, ik heb ……….. fout gemaakt. die
12 Wil je rijden op ……… paard hier of op ………. paard daar? dit / dat
13 Johan wist niet dat ……….. jongen je vriend was. die
14 ……….. huis is geschilderd, ………… daar nog niet. dit - dat
15 ………. blauwe sokken ………….jij aan hebt, zijn erg mooi. die - die
16 Op ………… foto hier zie je Louis en mij voor de Eiffeltoren. deze
17 Weet jij hoe ………. nieuwe nummer van Lady Gaga heet? dat
18. Ik heb me erg geamuseerd op ………….. feest. dat
19. …….. meisje daar is een vriendin van mijn zus. dat
20. Ga jij naar ……….. film in de bioscoop kijken? die

You might also like