You are on page 1of 10

150 • berichten industriële eigendom • mei 2011

Een pleidooi In het navolgende bespreek ik het waarschuwen van af-


nemers van een concurrent terzake van octrooiinbreuk.
In de zaak Stork-CFS1 heb ik als advocaat voor Stork de
voor enige Hoge Raad ervan proberen te overtuigen dat het tijd
werd afscheid te nemen van de leer van het schoenzo-
len-arrest uit 1962.2 Die poging is mislukt en dat bete-
demassificatie in kent dat de hieronder te bespreken waarschuwings-
strategieën van octrooihouders in de praktijk gewoon

het octrooirecht worden voortgezet. Daarbij wordt het octrooirecht ge-


bruikt voor een doel waarvoor het naar mijn mening
niet in het leven is geroepen en wordt ernstige afbreuk
gedaan aan het beginsel van de vrije en eerlijke concur-
Willem Hoyng* rentie. Ik blijf van mening dat dit onjuist is en dat het
arrest van de Hoge Raad dan ook niet overtuigt en het
Inleiding in de toekomst anders moet. Derhalve een aanvullend
Anders dan op vele andere gebieden van het recht heeft pleidooi.
de houder van een octrooirecht sinds de invoering van
het moderne octrooirecht rond de aanvang van de Het waarschuwen van afnemers
twintigste eeuw in veel gevallen de mogelijkheid om In art. 53 van de Rijksoctrooiwet 1995 worden de han-
terzake van hetzelfde inbreukmakende product vele delingen omschreven die vallen onder het exclusieve
partijen aan te spreken. “Massificatie” om met de titel recht van de octrooihouder. Art. 53 lid 1 luidt als volgt:
van de bundel te spreken heeft het octrooirecht dus al-
tijd gekend. Anders dan in de Verenigde Staten hebben “Een octrooi geeft de octrooihouder, behoudens de bepalin-
wij in Nederland en Europa ervoor gekozen om die gen van de artikelen 54 tot en met 60, het uitsluitend recht:
“massificatie” niet zo ver door te voeren dat ook privé a. het geoctrooieerde voortbrengsel in of voor zijn bedrijf te
personen kunnen worden aangesproken voor octrooi- vervaardigen, te gebruiken, in het verkeer te brengen of
inbreuk (bijvoorbeeld omdat zij gebruik maken van een verder te verkopen, te verhuren, af te leveren of anderszins
geoctrooieerde methode voor het gereedmaken van te verhandelen, dan wel voor een of ander aan te bieden, in
voedsel). Niettemin heeft het toenemende belang van te voeren of in voorraad te hebben;
innovatie ook in Europa geleid tot een verdere verster- b. de geoctrooieerde werkwijze in of voor zijn bedrijf toe te
king van de positie van de octrooihouder. Hierna zullen passen of het voortbrengsel, dat rechtstreeks verkregen is
wij bijvoorbeeld zien dat de octrooihouder tegenwoor- door toepassing van die werkwijze, in of voor zijn bedrijf te
dig ook derden kan aanspreken wegens indirecte in- gebruiken, in het verkeer te brengen of verder te verkopen,
breuk. Kortom een verdere “massificatie”. te verhuren, af te leveren of anderszins te verhandelen, dan
wel voor een of ander aan te bieden, in te voeren of in voor-
De vraag die hierna aan de orde komt is of in het licht raad te hebben.”
van de gewijzigde omstandigheden in de laatste decen-
nia zowel waar het – ter stimulering van de innovatie Het zal onmiddellijk duidelijk zijn dat dit exclusieve
– de verdere uitbreiding van de rechten van de octrooi- recht van de octrooihouder betekent dat in vele geval-
houder betreft als het toenemende belang dat gehecht len meerdere partijen aansprakelijk kunnen worden
wordt aan vrije concurrentie niet de noodzaak bestaat gehouden terzake van een inbreukmakend product.
tot een zekere demassificatie van het octrooirecht Kortom (en dat is al sinds de Rijksoctrooiwet van 1910
m.a.w. of de sterke positie van de octrooihouder dient het geval) de octrooihouder zou in één procedure vaak
te worden ingeperkt met name daar waar die positie de vele tientallen gedaagden kunnen aanspreken.
vrije concurrentie bedreigt.
Men denke aan het veel voorkomende (simpele) geval
Het onderwerp en in het algemeen de discussie over de dat A een product in strijd met de exclusieve rechten
rechten van de octrooihouder komt niet uit de lucht van de octrooihouder vervaardigt of invoert en dit pro-
vallen. Het Amerikaanse Supreme Court heeft in de e- duct verkoopt aan een aantal groothandelaren (B) wel-
Bay uitspraak van 26 mei 2006 bijvoorbeeld beslist dat ke het product op hun beurt leveren aan een nog groter
een octrooihouder bij octrooiinbreuk niet onder alle aantal wederverkopers (C) welke het product vervol-
omstandigheden het recht heeft op een verbod. In gens verkopen aan consumenten (D) die het product
Frankrijk en Duitsland heeft de wetgever ten aanzien gebruiken. Lezing van art. 53 leert dat zowel A, B als C
van biotechnologische uitvindingen zogenaamde doel- inbreuk maken en alleen D aan inbreuk ontsnapt om-
gebonden bescherming ingevoerd. Kortom er worden dat hij het product niet in of voor zijn bedrijf gebruikt.
tegenwoordig soms vraagtekens gezet bij de sterke po-
sitie van de octrooihouder en de nadelen daarvan voor
de vrije concurrentie.

* Prof.mr. W.A. Hoyng is hoogleraar Intellectueel Eigendomsrecht 1 HR 29 september 2006 IER 2006 no. 94 (m.nt. ChG).
aan de Universiteit van Tilburg en advocaat te Amsterdam. 2 HR 6 april 1962, NJ 1965, 116.
mei 2011 • berichten industriële eigendom • 151

Is D een industriële gebruiker dan maakt ook D in- een concurrerende oven. Stork meende dat haar oven
breuk.3 geen inbreuk maakte en dat het octrooi bovendien nie-
tig was.
Het behoeft geen betoog dat de octrooihouder, gecon-
fronteerd met deze verschillende mogelijkheden, zal Stork won de nietigheidsprocedure in drie instanties
nadenken over de beste strategie om zijn octrooi maxi- en het octrooi van CFS werd nietig verklaard op grond
maal te benutten. In de praktijk betekent dat lang niet van met name een tot de stand van de techniek beho-
altijd dat hij ervoor zal kiezen zijn octrooi te handha- rende folder van CFS zelf die het Europees Octrooi Bu-
ven tegen alle mogelijke gedaagden. reau (EOB) niet had gevonden en CFS (wijselijk) niet
aan het EOB had laten zien.
Het zal bijvoorbeeld duidelijk zijn dat wederverkopers,
voor wie een beweerdelijk inbreukmakend product Nadat het octrooi in eerste aanleg was nietig verklaard
veelal een van de vele producten is welke zij verkopen, deelde CFS de gewaarschuwde potentiële afnemers
in het algemeen niet zitten te wachten op octrooipro- mee dat de rechtbank het octrooi weliswaar nietig had
blemen. Ditzelfde geldt natuurlijk voor industriële ge- verklaard maar dat zij appel had ingesteld en vol ver-
bruikers van inbreukmakende producten. Afhankelijk trouwen was in appel te zegevieren. Kortom CFS deed
van het product waar het om gaat kan octrooiinbreuk “ware” mededelingen. Er is vrijwel geen octrooizaak
voor hen leiden tot ernstige consequenties. Het niet waar van te voren 100% vaststaat wat de uitkomst is.
meer kunnen gebruiken van een machine kan bijvoor- Men kan derhalve altijd wel vertrouwen in de uitkomst
beeld een kostbare onderbreking van het productiepro- van een procedure uitspreken!
ces betekenen.
Geen afnemer wilde het risico nemen een kostbare in-
In een geval waarin de octrooihouder twijfelt aan de dustriële oven te kopen waarvan zij wellicht het ge-
geldigheid van zijn octrooi of twijfelt of het product bruik zou moeten staken waardoor aanzienlijke schade
van zijn concurrent inbreuk maakt zal deze de neiging kon ontstaan.
hebben zijn pijlen te richten op deze groep wederver-
kopers en industriële afnemers die zoals gezegd niet Kortom tot en met het cassatieberoep (afgedaan op
zitten te wachten op octrooiproblemen. Met name in grond van art. 81 Rv) bleef het nietige octrooi zeer
het (vaak voorkomende) geval dat de octrooihouder waardevol voor CFS. Stork en de afnemers leden aan-
soortgelijke producten aanbiedt zal de wederverkoper zienlijke schade. Stork had een concurrerende oven
of industriële afnemer al snel geneigd zijn het zekere ontwikkeld waarvoor zij gezien de waarschuwingen
voor het onzekere te kiezen en afzien van inkoop van van CFS moeilijk afzet voor kon vinden. De afnemers
de beweerdelijk inbreukmakende producten. voelden zich gedwongen de monopolieprijzen van CFS
te betalen.
Ik heb hierboven over “twijfel” gesproken maar in de
praktijk komt het ook voor dat de octrooihouder zich Hoe staat het nu met de door Stork en afnemers gele-
ervan bewust is dat hij geen sterke zaak heeft maar den schade? Het gaat derhalve om schade die geleden is
zich er daardoor niet van laat weerhouden om zijn oc- omdat de octrooihouder ervoor gekozen heeft (poten-
trooi in de concurrentiestrijd te gebruiken. tiële) afnemers van zijn concurrent te waarschuwen op
basis van een recht dat, naar achteraf blijkt, ten on-
De meest effectieve wijze is in dat geval juist niet ge- rechte is verleend of waarop, naar achteraf blijkt, geen
bruik te maken van de mogelijkheid om alle gedaagden inbreuk wordt gemaakt.
waaronder de afnemers in een procedure te dagvaar-
den maar het simpelweg te laten bij het waarschuwen Het arrest van de Hoge Raad van 1962
van bedoelde wederverkopers of afnemers dat zij bij De HR besliste bij arrest van 6 april 1962 NJ 1965, 116
verkoop of gebruik van producten van de concurrent dat voor de onrechtmatigheid van het uitbrengen van
octrooiinbreuk plegen en hen te wijzen op de gevolgen. een desbewustheidsexploit of waarschuwingsbrieven
niet voldoende is dat de in het desbewustheidsexploit
Een fraai voorbeeld uit de jurisprudentie is de al ge- of waarschuwingsbrief vervatte pretentie onjuist is.
noemde zaak Stork – CFS Bakel. CFS had een octrooi
t.a.v. een industriële oven (EP 0 558 151) en een leiden- De zaak was een klassiek voorbeeld van het per brief
de positie in de desbetreffende markt. Stork wilde met resp. desbewustheidsexploit dreigen van afnemers wel-
CFS gaan concurreren en begon met het aanbieden van ke inderdaad afzagen van de verkoop van de beweerde-
lijk inbreukmakende producten (in casu schoenen) en
reeds gekochte schoenen zelfs aan de concurrent van
3 In het arrest van 24 februari 1987, BIE 1990 nr. 7/8, 59 betekende
dit dat het Hof te Den Bosch in navolging van de President van
de octrooihouder terug stuurden omdat men – zo zei
de rechtbank gevraagd werd een bevel te geven aan de verhuur- bijvoorbeeld de Bijenkorf – “het risico niet aandurfde”.
der van het gebouw waarin de rechtbank gevestigd was om in- Het hof maakte in deze zaak in zijn arrest een onder-
breukmakende verwarmingsradiatoren niet verder te gebruiken. scheid tussen brieven en desbewustheidsexploiten uit-
De verhuurder gebruikte immers de verwarming “in of voor zijn
bedrijf”. De President liet zich gesteund door het Hof niet in de
gebracht aan de fabrikant van de schoenen en de we-
kou zetten. De vordering werd als “voorshands te vergaand” derverkoper.
afgewezen!
152 • berichten industriële eigendom • mei 2011

Met betrekking tot de fabrikant overwoog het Hof: bijstand van de zijde van de producent de afnemer er
veelal wel niet toe zal kunnen brengen, de gewraakte
“dat toch degene die deze voortbrengselen vervaardigt voortbrengselen of stoffen te blijven betrekken van de
of deze werkwijzen toepast voorlopig voor eigen risico producent, daar het veelal veel verkieslijker voor hem
moet beoordelen of de in het exploit neergelegde preten- zal zijn, deze door andere te vervangen dan de kans te
tie juist is, en daarnaar zijn gedragslijn moet bepalen, aanvaarden om in onaangename beslommeringen van
met het gevolg, dat hij, als hij ten onrechte die pretentie een proces te worden betrokken;”
juist heeft geoordeeld, en op grond van dat oordeel zijn
genoemde bedrijfshandelingen staakt, hij het nadeel “dat mitsdien de kans dat een ten verzoeke van de oc-
dat dit staken oplevert voor zijn rekening moet nemen, trooihouder aan een afnemer uitgebracht waarschu-
en dat, indien hij ten onrechte oordeelt dat de pretentie wingsexploit tot gevolg zal hebben, dat deze afnemer
niet juist is, en met die bedrijfshandelingen doorgaat, zonder verder onderzoek het afnemen van de daarbij
hij deswege eventueel tot schadevergoeding kan worden gewraakte voortbrengselen of stoffen zal staken, en dat
veroordeeld;” de producent van die voortbrengselen of stoffen zijn de-
biet daarvoor geheel of gedeeltelijk zal verliezen, uiter-
“dat voor zodanige producent aan wie een waarschu- mate groot is;”
wingsexploit is uitgebracht of aan wie een brief van ge-
lijke strekking is geschreven, de mogelijkheid bestaat “dat dit verlies van dat debiet voor de producent slechts
om tussen hem en de octrooihouder bindend te doen dan door de uit het octrooi voortvloeiende rechten wordt
vaststellen of zijn handelingen inbreuk maken op het gerechtvaardigd, indien de door hem geproduceerde
octrooi van de octrooihouder of niet”. voortbrengselen of stoffen inderdaad inbreuk maken op
dat octrooi, doch deze gerechtvaardigdheid ontbreekt,
Met betrekking tot de afnemer overwoog het Hof ech- indien die inbreuk niet aanwezig blijkt te zijn;”
ter:
Het Hof bleek derhalve een zeer goed gevoel te hebben
“dat het echter anders staat met exploiten waarin aan voor de gevolgen van het waarschuwen van afnemers
de geïnsinueerde niet dergelijke handelingen worden en de octrooihouder werd aansprakelijk geacht voor
verweten, doch daarin ten onrechte wordt geponeerd, achteraf onjuist gebleken waarschuwingen.
dat voortbrengselen of stoffen, die door de geïnsinueer-
de in of voor zijn bedrijf, in het verkeer worden ge- De Hoge Raad wilde hier echter niets van weten. Het
bracht, verder verkocht, verhuurd of afgeleverd, of voor achtte het uitbrengen van waarschuwingsexploiten al-
een en ander in voorraad worden gehouden of gebruikt, leen onrechtmatig indien aan de octrooihouder een
in strijd met zijn octrooi zijn vervaardigd of bereid, in- verwijt kan worden gemaakt van het feit dat de preten-
dien die vervaardiging of bereiding, niet door de geïn- tie achteraf onjuist blijkt. De HR voegde daar echter
sinueerde zelf is geschied, doch door een producent, van aan toe dat het waarschuwen moet ophouden zodra de
wie hij die voortbrengselen onmiddellijk of middellijk rechter in KG voorshands heeft uitgemaakt dat van in-
heeft betrokken;” breuk geen sprake is. Zoals hierboven gezien neemt dat
(anders dan de HR blijkens zijn arrest kennelijk dacht)
“dat, toch, wanneer een dergelijke afnemer van voort- geenszins de door het Hof gesignaleerde schadelijke ge-
brengselen of stoffen een zodanig waarschuwings- volgen van het waarschuwen weg.
exploit betekend krijgt, veelal te verwachten zal zijn,
dat hij de daarbij gewraakte stoffen uit zijn bedrijf zal Niet alleen hebben, wanneer het kort geding plaats-
weren, en deze zal vervangen door andere, ten aanzien vindt, de waarschuwingen met de daaraan verbonden
waarvan niet wordt beweerd, dat zij met inbreuk op een gevolgen al plaats gehad maar ook lijkt niets de octrooi-
octrooi zijn vervaardigd of bereid;” houder te verbieden op vragen van de gewaarschuwde
afnemers mee te delen dat het oordeel van de voorzie-
“dat toch een onderzoek naar de juistheid van de pre- ningenrechter (of de rechtbank in eerste aanleg) geen
tentie van de octrooihouder voor hem veelal tijdrovend definitieve oordelen zijn en dat hij vol vertrouwen is
en kostbaar zal zijn, en ook bij een negatieve uitslag omtrent de uitkomst in hoger beroep (resp. in cassatie).
hem geen zekerheid zal bieden dat hem een proces we-
gens octrooi-inbreuk met de daaraan verbonden onaan- Het zal duidelijk zijn dat op grond van dit arrest er niet
genaamheden en kosten, zal worden bespaard, terwijl veel hoop voor Stork (en afnemers) was om de geleden
bovendien volstrekte garantie dat zodanig proces door schade te verhalen. Dat geldt met name indien aan het
hem zal worden gewonnen, door zodanig onderzoek wel verwijt maken strenge eisen worden gesteld. De vraag
zelden zal kunnen worden verkregen;” bijvoorbeeld of er sprake is van voldoende inventiviteit
resp. of er sprake is van inbreuk zijn niet vaak vragen
”dat zodanige afnemer zich weliswaar wel in verbinding waarop het antwoord 100% duidelijk is. De octrooihou-
kan stellen met de producent en deze dan veelal wel be- der zal betogen (veelal met het rapport van een octrooi-
reid zal zijn om zich te verbinden om de nadelige gevol- gemachtigde in de hand) zijn kansen te goeder trouw
gen van een eventueel proces voor zijn rekening te ne- helaas verkeerd te hebben ingeschat en concurrent of
men, en de afnemer in het voeren daarvan bij te staan, afnemers staan dan al gauw met lege handen omdat de
doch ook het aanbod van zodanige garantie en zodanige octrooihouder geen verwijt gemaakt kan worden.
mei 2011 • berichten industriële eigendom • 153

Uitbreiding rechten octrooihouder en overige en beveelt gedaagde om binnen vier dagen na ontvangst van
sinds 1962 gewijzigde omstandigheden de desbetreffende rekeningen en betreffende producten
Sinds de bijna 50 jaar die sinds dit arrest zijn verlopen door overmaking op de Stichting Beheer Derdengelden van
zijn de rechten van de octrooihouder alleen maar ver- Howrey no. 24.23.37.236 onder vermelding van dossiernr.
sterkt en is bovendien de rechtsonzekerheid toegeno- 05837.0160.000000 de navolgende bedragen te voldoen: de
men. De octrooihouder kan inmiddels ook optreden bedragen overeenkomende met de bedragen blijkende uit
tegen zogenaamde indirecte inbreukmakers, nu sinds bedoelde rekeningen voorzover die betrekking hebben op de
1 december 1987 art. 44A (thans art. 73 ROW 1995) in aankoop door medewerkers van eiseres (respectievelijk door
de Rijksoctrooiwet is opgenomen. De octrooihouder eiseres ingeschakelde studenten) van de producten, een en
kan op grond van deze bepaling nu ook optreden tegen ander vermeerderd met Euro 5,- per aangekocht product
bijvoorbeeld het leveren van een product dat essentieel (zulks ter bestrijding van de kosten van bedoelde aanko-
is voor een door afnemers uitgevoerde geoctrooieerde pen).”
werkwijze. In dat geval maken de (industriële) afne-
mers directe inbreuk, maar de leverancier (die immers Het recall bevel gericht tegen fabrikant of importeur
de geoctrooieerde werkwijze niet toepast) niet. Toch van inbreukmakende producten is op die wijze een
kan tegenwoordig tegen die leverancier op grond van uiterst effectieve maatregel geworden om verdere in-
indirecte octrooiinbreuk worden opgetreden. Dat kan breuken door afnemers van een dergelijke fabrikant of
zelfs indien de gebruikers van de geoctrooieerde werk- importeur te voorkomen.
wijze niet bedrijfsmatig handelen en derhalve zelf geen
inbreuk plegen. Anders dan ten tijde van het arrest in 1962 beschikt
derhalve de octrooihouder nu over een wapen om een
De Antipiraterij Verordening [(EG) nr. 1383/3003] heeft einde te maken ook aan toekomstige inbreuken door
ook de rechten van de octrooihouder versterkt: er kan een afnemer zonder deze in rechte te betrekken. Im-
nu effectiever worden opgetreden tegen de import en mers, een verbod tegen de toeleverancier van de afne-
zelfs tegen de doorvoer van octrooiinbreukmakende mers en een bevel tot terugname van de zich bij de af-
producten. nemer bevindende inbreukmakende producten heeft
praktisch gesproken dezelfde gevolgen als een verbod
Een verder versterken van de rechten van de octrooi- tegen de afnemer zelf. Dit alles betekent dat voor een
houder is het gevolg van de implementatie van de zgn. effectieve handhaving het waarschuwen van afnemers
Handhavingsrichtlijn (Richtlijn 2004/48 EG). Daarin niet meer nodig is.
wordt onder meer (in art. 10 lid 1 sub a) voorgeschre-
ven dat de rechter een zogenaamde recall moet kun- Het moeten kunnen waarschuwen van afnemers is ook
nen gelasten. Die recall is (merkwaardigerwijze) niet verdedigd met de stelling dat om recht op schadever-
met zoveel woorden vastgelegd in de Rijksoctrooiwet goeding te hebben de inbreukmaker desbewust moest
1995 maar was al voor de Handhavingsrichtlijn door zijn en men de inbreukmaker mitsdien met behulp van
de Nederlandse rechtspraak aanvaard. Het recall bevel een zogenaamd desbewustheidsexploit wel desbewust
dateert echter van na het bovengenoemde arrest uit moest maken. Met andere woorden: waarschuwen was
1962. Het was de befaamde IE advocaat Teartse Scha- noodzakelijk om schadevergoeding te kunnen krijgen.
per die als eerste (het nu in de hele EU geaccepteerde) Hoewel het desbewustheidsvereiste inmiddels is afge-
bevel tot terugname formuleerde (Pres. Rb. Rotterdam schaft is ook nu nog vereist, om schadevergoeding te
6 maart 1970 te kennen uit Hof Den Haag 5 november kunnen verkrijgen, dat de inbreukmaker weet of rede-
1970 BIE 1971 p. 214). Twintig jaar later werd de recall lijkerwijs behoorde te weten dat hij inbreuk pleegt (art.
gesanctioneerd door de Hoge Raad (HR 22 februari 70 lid 4 Row 1995). Kortom, een waarschuwingsbrief
1990 NJ 1990, 644 DWFV). teneinde het recht op schadevergoeding veilig te stel-
len zou gerechtvaardigd zijn.
In een geval waarin het gevaar bestond dat de inbreuk-
maker zijn afnemers erop zou wijzen dat deze niet aan In de praktijk komt het echter vrijwel niet voor dat een
de recall behoefden mee te werken (de rechter beveelt octrooihouder daadwerkelijk schadevergoeding eist
bij een recall de inbreukmaker de afnemers te vragen van de afnemers van zijn inbreukmakende concurrent.
de inbreukmakende producten terug te sturen tegen Dat is ook niet nodig nu uiteindelijk die concurrent
vergoeding van de schade), sprak de voorzieningen- voor de gehele schade kan worden aangesproken. Wel-
rechter te Den Haag op 6 oktober 20064 het navolgende iswaar kan een octrooihouder ook van een inbreuk-
bevel uit: maker afdracht van de genoten winst eisen en zou een
actie ook tegen afnemers dus iets extra kunnen opleve-
“5.4. Machtigt eiseres om de door haar in Nederland na ren maar de rechter heeft niet de verplichting om zo’n
afloop van vier dagen na de verzending van de onder 5.2 be- afdracht te bevelen indien de omstandigheden van het
doelde e-mails en aangetekende brieven in de markt aan- geval tot zo’n veroordeling geen aanleiding geven. Bij
getroffen en ten verkoop aangeboden exemplaren van de afnemers, die veelal een minder groot verwijt gemaakt
Air Wick Odor Stop op kosten van gedaagden aan te kopen, kunnen worden dan de bron van de inbreukmakende
producten, zal dat veelal het geval zijn.
4 Procter & Gamble/Reckitt Benckiser rolnr. 272605/KG ZA 06-
1088.
154 • berichten industriële eigendom • mei 2011

De door de praktijk bevestigde conclusie moet dan ook bleef hij bij zijn standpunt, dat alleen schadevergoeding
zijn dat het waarschuwen van afnemers niet wordt ge- verschuldigd is indien de octrooihouder een verwijt kan
daan om een recht op schadevergoeding veilig te stel- worden gemaakt, maar ook wilde de Hoge Raad niet aan
len maar gebruikt wordt als effectief wapen in de con- een regel die de octrooihouder verplicht hem bekende
currentiestrijd. Het wapen is met name effectief bij de relevante informatie aan het EOB mee te delen.
handhaving van octrooien in gevallen waarin de oc-
trooihouder twijfelt aan de geldigheid van het octrooi Met betrekking tot dit laatste hebben wij hierboven ge-
of aan het feit dat inbreuk wordt gemaakt. zien dat in de procedure vaststond dat CFS een eigen
brochure, waarin een oven stond afgebeeld met een be-
Vergeleken met de situatie ten tijde van het arrest van paald kenmerk, niet aan het EOB had getoond. CFS had
1962 beschikt, zoals wij hierboven hebben gezien, de in de oppositieprocedure precies dat kenmerk aan haar
octrooihouder over veel effectievere handhavings- conclusie toegevoegd waarna de Kamer van Beroep het
middelen, die in feite het waarschuwen van afnemers octrooi met de zo gewijzigde conclusie in stand had ge-
overbodig maken. Een groot verschil is ook dat in de laten.
zestiger jaren van de vorige eeuw octrooien werden
verleend door de Nederlandse Octrooiraad die stren- Het feit dat de inhoud van die brochure van groot be-
ge eisen aan de inventiviteit stelde waartegenover de lang was bleek uit het feit dat het octrooi werd nietig
regel stond dat de nietigheid van een octrooi niet te- verklaard op grond van het feit dat uit de brochure
rugwerkte. Met de komst van het Europese octrooi is bleek dat het aan de conclusie tijdens de oppositie pro-
daar grote verandering in gekomen. De inventiviteits- cedure toegevoegde element al bekend was en het toe-
drempel is verlaagd en er wordt een veel groter aantal voegen van dat al bekende element de geoctrooieerde
octrooien verleend. Velen daarvan overleven oppositie oven niet inventief maakte.
en/of nietigheidsprocedures niet, althans niet ongewij-
zigd. Dit betekent derhalve dat de rechtsonzekerheid Stork had betoogd dat ook onder de vigeur van het ar-
is toegenomen. Dat geldt in nog iets versterkte mate rest van 1962 het handhaven van een op deze wijze
ten aanzien van Nederlandse octrooien die sinds 1995 (door verzwijging van relevante informatie) verkregen
zonder inhoudelijke beoordeling worden verleend. Het octrooi onrechtmatig was. Het Hof wees die stelling af
is duidelijk dat die grotere rechtsonzekerheid onder de op grond van het feit dat het op zichzelf bekend zijn
leer van het arrest uit 1962 ten voordele van de octrooi- van additionele elementen niet noodzakelijkerwijze
houder en ten nadele van diens concurrent (wiens af- behoeft te leiden tot afwijzing van een conclusievoor-
nemers gewaarschuwd worden) werkt. stel en dat geen (Verdrags)regel de aanvrager van een
Europees octrooi verplicht ongevraagd alle mogelijke
Een ander belangrijk verschil tussen 1962 en nu is dat hem bekende prior art ter kennis van het EOB te bren-
in 1962 de nietigheid van een octrooi niet terugwerkte. gen.
Dat betekende mitsdien dat waarschuwingen gedaan
gedurende de periode dat het octrooi van kracht was Om met het laatste te beginnen. Inderdaad schrijft het
in principe niet onrechtmatig waren. Sinds 1 decem- Europees Octrooi Verdrag niet voor dat de aanvrager
ber 1987 werkt de nietigheid terug hetgeen betekent verplicht is hem bekende relevante prior art ter kennis
dat het octrooi op grond waarvan gewaarschuwd werd van het EOB te brengen maar dat betekent nog niet dat
nooit bestaan heeft. zo’n regel in het recht niet kan worden gevonden. Is het
jegens een concurrent in strijd met de zorgvuldigheid
Ten slotte is in Europa en ook in Nederland veel meer die in het maatschappelijk verkeer betaamt om een ex-
begrip gekomen voor het belang van vrije en eerlijke clusief recht te krijgen indien men aan de verleende
concurrentie waarbij de Europese Commissie en de in autoriteit relevante informatie onthoudt? Natuurlijk
1962 nog niet bestaande NMA een belangrijke rol heb- gaat het daarbij niet om – zoals het Hof overweegt –
ben gespeeld. alle mogelijke hem bekende prior art maar alleen om
relevante prior art waarvan de aanvrager in redelijk-
Het arrest van de Hoge Raad inzake Stork-CFS heid niet kan twijfelen dat deze bij de beoordeling van
Er was dus alle reden voor Stork om zich af te vragen of de octrooieerbaarheid een rol zal spelen.
de Hoge Raad vast zou houden aan zijn arrest van 1962.
In de V.S. is het principe neergelegd in Section 282 van
De rechtbank te Den Haag had al aangegeven dat arrest de Patent Act. Een “material misstatement or omission
niet te volgen voor Nederlandse registratie octrooien. with the intent to deceive” de Patent Office betekent
In een vonnis van 25 augustus 1999 (rolnr. 97/3763) in- dat het gehele octrooi (en soms ook octrooien van de-
zake Boekestein-Koppert besliste de rechtbank dat op zelfde familie) niet meer kunnen worden gehandhaafd.
de octrooihouder een risicoaansprakelijkheid rust voor Er is sprake van een “material misstatement or omis-
de gevolgen van de handhaving van zo’n octrooi dat sion“ indien de informatie als deze wel aan de Patent
achteraf ongeldig blijkt te zijn. Office zou verstrekt zijn geleid zou hebben tot een af-
wijzing van de desbetreffende conclusie. In Stork-CFS
Stork kreeg echter de deksel dubbel op de neus. Niet al- ging het precies om dat soort informatie. Met betrek-
leen hield de Hoge Raad vast aan zijn arrest van 1962 en king tot de eis “intent to deceive” geldt dat hoe belang-
mei 2011 • berichten industriële eigendom • 155

rijker/overtuigender de verzwegen informatie is hoe gen na het arrest van 1962, met betrekking tot de aan-
minder bewijs van “intent” nodig is. sprakelijkheidsvraag volledig aan dat arrest vasthoudt
en blijft eisen dat de octrooihouder een verwijt ge-
Het is te hopen dat ook in Europa bijvoorbeeld via een maakt kan worden.
Richtlijn eenzelfde bepaling in de nationale wetten
wordt opgenomen. Het is mijns inziens overigens dui- De HR ziet terecht twee gezichtspunten:
delijk dat wanneer een verzwijgen leidt tot het verkrij-
gen of versterken van een machtspositie een beroep “5.5 Bij de beoordeling van deze rechtsklacht, die in wezen
kan worden gedaan op het kartelrecht. In lang niet alle uitnodigt tot een heroverweging van de hierna te vermel-
gevallen heeft de octrooihouder echter een machtspo- den in Nederland heersende leer, moeten de volgende twee
sitie zodat die (bovendien veelal moeilijk begaanbare – gezichtspunten in aanmerking worden genomen.
waarin vragen aan de orde komen als wat is de markt Enerzijds wordt door octrooiverlening de prestatie gehono-
etc. –) weg geen volledige oplossing biedt. Zoals ge- reerd die ten grondslag ligt aan de in het octrooi belichaam-
zegd; ik zie niet in dat, wanneer een concurrent zich de uitvinding, alsmede de daartoe gedane research en in-
een voorsprong verschaft met een door verzwijgen on- vesteringen in tijd en geld. Daardoor wordt het doen van
terecht verkregen octrooi, dat niet onrechtmatig is. uitvindingen gestimuleerd, waarmee ook het algemeen be-
lang wordt gediend. Deze overwegingen pleiten ervoor de
De Hoge Raad zwijgt op dit punt en zegt derhalve niet houder van een getoetst octrooi niet reeds uit onrechtma-
dat er geen rechtsregel is die een aanvrager verplicht tige daad aansprakelijk te achten tegenover zijn concurren-
relevante informatie aan het EOB mee te delen. ten op de enkele grond dat het octrooi naderhand is her-
De Hoge Raad beperkt zich tot dezelfde ook al door het roepen, dan wel vernietigd. Anders zou de octrooihouder
Hof bedachte dooddoener: worden ontmoedigd in de uitoefening van zijn rechten te-
genover degenen die hem deze betwisten, hetgeen de prik-
“de onderdelen falen omdat de enkele omstandigheid dat de kel om uitvindingen te doen zou kunnen verminderen.
hiervoor in 3.1 vermelde hulpverzoeken elementen bevat- Anderzijds werkt verlening van een octrooi (althans het in-
ten die niet (alle) nieuw waren, niet meebrengt dat de uit- roepen daarvan) concurrentiebeperkend en verschaft het
drukkelijke vermelding van de bekendheid van die elemen- de gerechtigde een voorsprong in de concurrentiestrijd. Het
ten noodzakelijkerwijze zou hebben geleid tot afwijzing inroepen van het octrooi tegenover derden is in het alge-
van het desbetreffende conclusievoorstel. Ook de combina- meen een geëigend middel om het gedrag van die derden te
tie van de op zichzelf reeds bekende elementen kan immers beïnvloeden ten profijte van de octrooihouder. Het feit dat
leiden tot een uitvinding die aan het nieuwheidvereiste vol- ons maatschappelijk systeem nu juist mede is gebaseerd op
doet.” het bevorderen van vrije concurrentie in het algemeen be-
lang, is in dit licht een argument om degene die zich beroept
Die overweging gaat langs het punt van Stork heen. op een octrooi dat achteraf wordt herroepen of vernietigd,
Natuurlijk betekent het feit, dat een element uit een het risico te laten dragen van de onjuistheid van zijn pre-
conclusie bekend was, niet noodzakelijkerwijze dat het tenties.”
octrooi nietig is. Een ieder die een begin van kennis van
het octrooirecht heeft weet echter dat de vraag of een Daarna overweegt de HR in r.o. 5.6 tot en met 5.8 het
element uit een conclusie wel of niet nieuw is een be- navolgende:
langrijke rol kan spelen bij de beoordeling van de in-
ventiviteit. Dit geldt temeer indien het het element is “5.6 De in Nederland heersende leer gaat terug tot het ar-
dat volgens de aanvrager zelf het verschil maakt tussen rest van de Hoge Raad van 6 april 1962, NJ 1965,116, waar-
het wel of niet inventief zijn van het octrooi. in als uitleg van art. 43 lid 2 Rijksoctrooiwet (1910) is aan-
vaard dat voor de onrechtmatigheid van het uitbrengen
Het onrechtmatige zit ook niet in het feit dat ten on- van een waarschuwings-exploot niet voldoende is dat de in
rechte octrooi is verkregen maar in het feit dat men het exploot vervatte pretentie achteraf
handelt in strijd met de zorgvuldigheid indien men om onjuist blijkt te zijn, doch dat daarvoor tevens is vereist dat
de verlening van een exclusief recht vraagt (een – ver- aan de octrooihouder van deze gedraging een verwijt kan
gaand – recht waardoor men concurrenten bepaalde worden gemaakt. Deze bepaling is naar de inhoud ongewij-
handelingen kan verbieden) onder verzwijging van re- zigd gehandhaafd in art. 70 lid 3 van de thans geldende
levante informatie waarmee men dus bewust de moge- Rijksoctrooiwet 1995. Bij deze uitleg, die door rechtspraak
lijkheid creëert dat zo’n exclusief recht wordt verkre- en literatuur over het algemeen wordt
gen, dat men niet zou hebben verkregen indien men aanvaard (zie de aanvullende conclusie van de advocaat-
opening van zaken had gegeven. generaal onder 7), past het veeleer – voor het Nederlandse
gedeelte van een Europees octrooi als waarvan in dit geding
Indien vervolgens ten gevolge van het handelen in sprake is – te aanvaarden dat de enkele omstandigheid dat
strijd met die zorgvuldigheidsplicht schade ontstaat een octrooihouder zich op het octrooi heeft beroepen, niet
behoort deze vergoed te worden. meebrengt dat deze tegenover zijn concurrenten aanspra-
kelijk is indien dat octrooi achteraf wordt herroepen of ver-
Teleurstellender en belangrijker is echter dat de Hoge nietigd, dan om de octrooihouder het risico te laten dragen
Raad, ondanks alle hierboven geciteerde ontwikkelin- van die herroeping of vernietiging.
156 • berichten industriële eigendom • mei 2011

5.7 Bij dit een en ander komt, mede gelet op het open karak- te beseffen dat er een serieuze niet te verwaarlozen
ter van onze economie, ook betekenis toe aan hetgeen dien- kans bestond dat het octrooi zou worden nietig ver-
aangaande in andere Europese landen wordt aanvaard. klaard. Hij zal daarbij een opinie van een octrooige-
Uit de aanvullende conclusie van de advocaat-generaal machtigde produceren die zal verklaren dat zo’n kans
blijkt, kort samengevat, dat in Duitsland en in het Ver- niet bestond. Een ieder die in de octrooipraktijk werk-
enigd Koninkrijk (landen waarmee Nederland intensieve zaam is weet dat over bijvoorbeeld de inventiviteits-
handelscontacten onderhoudt) niet wordt aanvaard dat vraag altijd wel debat mogelijk is.
op grond van de enkele omstandigheid dat een octrooi ach-
teraf wordt herroepen of vernietigd, de octrooihouder die In de hierboven geciteerde r.o. 5.5 lanceert de Hoge
zich op het octrooi heeft beroepen, aansprakelijk is voor de Raad de onbewezen stelling:
als gevolg van die handelswijze door zijn concurrenten of
anderen geleden schade; daarvoor is mede enige vorm van “Deze overwegingen pleiten ervoor de houder van een ge-
verwijtbaarheid bij de octrooihouder vereist. toetst octrooi niet reeds uit onrechtmatige daad aanspra-
kelijk te achten tegenover zijn concurrenten op de enkele
5.8. Het vorenoverwogene in aanmerking genomen, be- grond dat het octrooi naderhand is herroepen, dan wel ver-
staat onvoldoende grond voor aanvaarding van de door on- nietigd. Anders zou de octrooihouder worden ontmoedigd
derdeel II.1 bepleite regel. In plaats daarvan dient ook ons in de uitoefening van zijn rechten tegenover degenen die
recht zich te richten naar de hiervoor in 5.7, tweede alinea, hem deze betwisten, hetgeen de prikkel om uitvindingen te
vermelde opvatting. Dit brengt mee dat de octrooihouder doen zou kunnen verminderen.”
die zich beroept op een vooronderzocht octrooi dat alter
wordt herroepen of vernietigd, onrechtmatig handelt in- Die stelling lijkt geloofwaardiger indien in alle gevallen
dien hij weet, dan wel dient te beseffen, dat een serieuze, het handhaven van een naderhand herroepen of nietig
niet te verwaarlozen kans bestaat dat het octrooi geen verklaard octrooi onrechtmatig zou worden geoor-
stand zal houden in een oppositie- of een nietigheidsproce- deeld. Hoewel de Hoge Raad daarvan uit lijkt te gaan
dure. De enkele omstandigheid dat een oppositie- of een was dat echter in casu niet aan de orde. Het ging om het
nietigheidsprocedure aanhangig is, vormt derhalve onvol- waarschuwen van afnemers. Reeds het Hof te Amster-
doende reden om onrechtmatigheid aan te nemen. Op het dam voor het arrest van 1962 maakte een scherp onder-
voorgaande stuit het onderdeel af ”. scheid tussen het waarschuwen van afnemers en van
directe concurrenten. Zoals hierboven gezien komen
Het Hof had beslist dat de door Stork aangevoerde de (te respecteren) rechten van de octrooihouder in het
nieuwe literatuur “niet van zodanige aard was dat CFS geheel niet in het gedrang indien hij afnemers niet mag
wist dan wel ernstige redenen had om te vermoeden waarschuwen en is het dan ook welhaast ondenkbaar
dat het octrooi zou worden vernietigd.” dat de bepleite regel de prikkel tot het doen van uitvin-
dingen zal verminderen.
Blijkens de verwerping van het cassatieberoep was
daarmee de door de Hoge Raad in r.o. 5.8 geformuleer- Het vonnis van de rechtbank in Boekestein-Koppert
de maatstaf conform het advies van de AG Huydecoper wordt door de Hoge Raad niet genoemd maar gezien
niet geschaad en in de praktijk blijft het Hof dit laatste r.o. 5.6 lijkt onderhavig arrest niet te gelden voor Ne-
criterium dan ook toepassen.5 derlandse (registratie)octrooien. Van enige afname van
innovatie (minder Nederlandse octrooien) is na dat
Kritiek vonnis niet gebleken. Wel zijn octrooihouders voor-
Het arrest heeft derhalve in de praktijk als praktisch re- zichtiger geworden met het waarschuwen van afne-
sultaat dat alleen wanneer de octrooihouder wist resp. mers!
ernstige reden had om te vermoeden dat het octrooi
nietig is deze aansprakelijk kan worden gehouden. Dat Rechtsoverweging 5.6 is ook niet overtuigend aange-
betekent dat de praktijken die CFS geen windeieren zien daarin evenmin op de daadwerkelijke vraag wordt
hadden gelegd gewoon kunnen worden voortgezet en ingegaan. Het gaat niet om de enkele omstandigheid
de dagelijkse praktijk leert dan ook dat een dergelijk dat een octrooihouder een beroep doet op zijn octrooi.
handhaven veelvuldig voorkomt. Het gaat in casu om het waarschuwen van afnemers en
de vraag of, indien een octrooihouder kiest voor het
Zelfs als men zou menen dat het in r.o. 5.8 door de waarschuwen van afnemers van een concurrent, hij
Hoge Raad geformuleerde criterium minder octrooi- aansprakelijk dient te worden gehouden voor de schade
houder-vriendelijk is dan het criterium dat door het die hij daarmee voor zijn concurrent veroorzaakt.
Hof was toegepast (en dat door het hof – zoals hierbo-
ven al aangegeven – ook hedentendage nog wordt toe- De Hoge Raad lijkt bij het afwegen van de in r.o. 5.5
gepast5) dan zal in de praktijk de octrooihouder veelal weergegeven belangen met dit belangrijk onderscheid
toch nog met succes kunnen stellen dat hij niet diende tussen het waarschuwen van een concurrent en het
waarschuwen van (potentiële) afnemers van die con-
5 Hof Den Haag 24 november 2009 inzake Rockwool/Isover: “we-
current geen rekening te houden. Het feit dat de positie
ten of ernstige reden hebben om te vermoeden dat zijn octrooi van de octrooihouder de laatste 40 jaar aanzienlijk ver-
nietig is”. sterkt is en de octrooihouder de mogelijkheid verschaft
mei 2011 • berichten industriële eigendom • 157

om door het aanspreken van alleen zijn concurrent een Zoals gezegd het is te prijzen dat de HR kijkt naar het
einde te maken aan eventuele inbreuken door de afne- recht in andere landen. In landen als België, Frankrijk
mers van die concurrent heeft bij de beslissing even- en Spanje geldt allemaal de regel dat het inroepen van
eens geen kenbare rol gespeeld. Dat kan ook nauwelijks een nietig octrooi niet zonder meer onrechtmatig is.
indien de Hoge Raad al “vergeet” rekening te houden In België8 geldt dat zelf t.a.v. een voorlopige rechtelijke
met het onderscheid tussen de concurrent van de beslissing welke achteraf onjuist blijkt maar in geen
octrooihouder en de afnemers van die concurrent. Dat van die landen is de vraag aan de orde geweest of het-
de (schaarse) rechtspraak en literatuur uitdrukkelijk zelfde geldt in een situatie waarin men ervoor kiest om
door de Hoge Raad wordt ingeroepen om zijn stand- niet jegens de directe concurrent zijn octrooi in te roe-
punt kracht bij te zetten is weinig overtuigend. Dat een pen maar zich op de afnemers van die concurrent te
lagere rechter niet afwijkt van het arrest van 1962 is richten. De dan aan de orde zijnde vraag is of in dat
begrijpelijk. Bovendien wordt gemakshalve geen mel- geval de regels met betrekking tot eerlijke concurrentie
ding gemaakt van het hierboven al aangehaalde von- niet zwaarder wegen en er aansprakelijkheid ontstaat
nis (van 1999) van de rechtbank inzake Boekestein/ zodra blijkt dat het octrooi nietig is. Daarvoor is in die
Koppert. Weliswaar ging het daar om een registratie- landen door de hoogste rechter niet beslist.9
octrooi maar indien men in aanmerking neemt dat er Bovendien geldt dat het kijken naar het recht van ande-
in 1962 sprake was van zeer streng vooronderzochte re Europese landen een goede zaak is maar (zeker op
Nederlandse octrooien en tegenwoordig sprake is van het onderhavige gebied) dat geenszins moet betekenen
Europese octrooien waarvan, indien daartegen geop- dat dat recht ook gevolgd moet worden. Een goed voor-
poneerd wordt, tweederde de oppositieprocedure niet beeld waarin de HR bijvoorbeeld terecht het recht van
ongewijzigd overleeft, dan was er alle reden om aan te Engeland en Duitsland niet gevolgd heeft valt te lezen
sluiten bij dat vonnis. Een verwijzing naar de literatuur in het arrest Dijkstra-Saier (HR 22 december 2006
is ook niet overtuigend, nu er geen literatuur is waarin C05/200 HR). Kortom het rechtsvergelijkings-argu-
het probleem fundamenteel wordt behandeld en waar- ment is naar mijn mening geen sterk argument.
in rekening wordt gehouden met de ontwikkelingen
van de laatste 40 jaar. Bovendien is er wel degelijk li- De Hoge Raad bleek ook ongevoelig voor het wel in het
teratuur waarin de leer uit het arrest van 1962 wordt cassatiemiddel aangevoerde maar door de Hoge Raad
bekritiseerd.6 onbesproken gelaten arrest in Ciba Geigy/Voorbraak
d.d. 16 november 1984 (NJ 1985, 547). In die zaak deed
In r.o. 5.7 motiveert de Hoge Raad zijn beslissing ook Ciba Geigy een beroep op haar octrooi in kort geding
met een verwijzing naar Duitsland en Engeland. Het is tegen Voorbraak. De President wees de vordering toe.
op zichzelf te prijzen dat gekeken wordt naar het recht Voorbraak appelleerde niet maar begon, nadat uit de
in andere Europese landen. De Hoge Raad gaat echter uitspraak van het Hof van Justitie in de Centrafarm-
naar mijn mening te kort door de bocht door te sugge- Sterling Drug zaak10 bleek dat de uitspraak van de
reren dat het recht in die landen hetzelfde is. Zoals ook President (welke Voorbraak verboden had parallel te
al door Brinkhof7 gesignaleerd is het uitgangspunt in importeren uit Frankrijk) fout was, vijf jaar later een
Duitsland juist dat het inroepen van een octrooi dat bodemprocedure waarin werd gesteld dat de uitspraak
naderhand herroepen wordt of nietig verklaard “rechts- van de President onjuist was en Ciba Geigy onrecht-
widrig” is. Teneinde aanspraak te maken op schadever- matig gehandeld had door het vonnis te betekenen.
goeding moet er wel sprake zijn van “Verschulden”. Of
daar sprake van is hangt van de omstandigheden van De Hoge Raad overwoog “dat in beginsel dient te worden
het geval af. Het is heel goed mogelijk dat in de speci- aangenomen dat degenen die door dreiging met executie
fieke omstandigheden van het geval van Stork-CFS de zijn wederpartij heeft gedwongen zich aan een in kort ge-
Duitse rechter wel degelijk “Verschulden” had aange- ding gegeven verbod te gedragen, onrechtmatig heeft ge-
nomen met name omdat de nietigheid van het octrooi handeld wanneer hij, naar achteraf blijkt uit de uitspraak
niet gelegen was in omstandigheden die de octrooihou- in het bodemgeschil, niet het recht had van de wederpartij
der ten tijde van het waarschuwen niet kende maar het te vergen dat deze zich van de desbetreffende handelingen
gevolg was van het bekend worden van een publicatie onthield.”
die de octrooihouder kende en bewust niet onder de
aandacht van het EOB had gebracht. Mij dunkt dat die uitspraak waarin geen afnemers
maar een directe concurrent wordt aangesproken de
Die Duitse benadering vindt men ook in de hierboven octrooihouder leert dat hij grote risico’s neemt indien
aangehaalde uitspraak van het Hof te Amsterdam in hij op het neutrale oordeel van de rechter in kort ge-
1961 welke uitdrukkelijk door de Hoge Raad van 1962 ding afgaat. In dat geval waarin de octrooihouder dus
en nu dan weer in 2005 wordt verworpen. Het gaat dan schadeplichtig is, zelfs als hij alleen een directe concur-
(te)ver om te stellen dat Duitsland wordt gevolgd.
8 Balta/Roger Vanden Berghe, Cour de Cassation de Belgique
11 maart 2005 (C.03.0591.F/1).
9 Vergelijk bijvoorbeeld voor Spanje art. 11 van de Wet op de on-
eerlijke concurrentie die mededelingen verbiedt welke de geloof-
6 Zie mijn artikel in BIE 2000 p. 238-240. waardigheid van de concurrent aantasten en niet juist zijn.
7 BIE 2006 p. 403-405. 10 Hof van Justitie 31 oktober 1974 Jur 74-1147.
158 • berichten industriële eigendom • mei 2011

rent aanspreekt en zelfs als de rechter in kort geding hield. Voorts mag er gegeven de aard van het k.g. von-
hem in eerste instantie gelijk heeft gegeven geldt vol- nis van worden uitgegaan dat degeen die als voormeld
gens de Hoge raad kennelijk niet “Anders zou de oc- met executie dreigde, wist althans behoorde te weten
trooihouder worden ontmoedigd in de uitoefening van dat hij zijn handelen baseerde op – kort gezegd – een
zijn rechten tegenover degenen die hem deze betwis- voorlopige maatregel, zodat de door zijn handelen ver-
ten hetgeen de prikkel om uitvindingen te doen zou oorzaakte schade in beginsel als door zijn schuld veroor-
kunnen verminderen.” zaakt heeft te gelden. Deze oplossing is maatschappelijk
meer gerechtvaardigd dan de omgekeerde oplossing, die
De octrooihouder die zonder toetsing door de rechter daarop neerkomt dat de partij die zich onder dreiging
zijn octrooien inroept tegen de afnemer van zijn con- met executie aan het verbod heeft gehouden, in beginsel
current handelt niet onrechtmatig indien het octrooi de schade moet dragen, ook al blijkt achteraf het door
later nietig wordt verklaard. De octrooihouder die al- de eiser in k.g. gepretendeerde recht niet te bestaan.”
leen zijn concurrent aanspreekt en alvorens zijn oc-
trooi te handhaven het oordeel van de rechter inroept Naast art. 292 RV dat uitdrukkelijk bepaalt dat een
handelt wel onrechtmatig indien het octrooi later nie- voorlopige voorziening geen nadeel toebrengt aan de
tig wordt verklaard. zaak ten principale blijkt dat een grote rol speelt het
feit dat de executant wist of behoorde te weten dat er
Hoe kan men dit verschil verklaren? Dat blijkt moeilijk. sprake is van een voorlopige maatregel en derhalve zich
Immers het lijkt veel zorgvuldiger om af te gaan op het dient te realiseren dat het in een bodemprocedure an-
voorlopig oordeel van een deskundige rechter dan op ders kan aflopen.
een eigen oordeel wanneer men maatregelen tegen in-
breuk neemt. Ten slotte speelt duidelijk een rol dat de wederpartij
Bovendien ging het in de zaak Ciba-Geigy/Voorbraak geen (reële) keuze heeft. Hij moet wel aan het Kort Ge-
niet om maatregelen tegen afnemers van een concur- dingvonnis voldoen gezien het risico van verbeurte van
rent maar om matregelen jegens een directe concur- dwangsommen.
rent. Men zou kunnen betogen dat de executie van een
Kort Gedingvonnis een ingrijpender maatregel is dan Als we dit nu vergelijken met het hier aan de orde zijn-
het waarschuwen van een afnemer. Het is stellig zo dat de geval van het waarschuwen van afnemers dan kom
men een waarschuwing naast zich neer kan leggen en ik tot het navolgende.
een Kort Gedingvonnis in theorie ook maar in de prak-
tijk – als de dwangsommen hoog genoeg zijn – niet. In De regel van art. 292 RV kan goed vergeleken worden
de praktijk is echter het waarschuwen van afnemers met art. 75 lid 5 ROW 1995 waaruit duidelijk blijkt dat
vrijwel net zo effectief. De meeste afnemers zullen een nietig octrooi van aanvang af nietig wordt geacht
geen risico willen nemen. Zie daaromtrent al het hier- behoudens de uitzonderingen van art. 75 lid 6. De on-
boven geciteerde Hof te Amsterdam voor het arrest derhavige casus valt uitdrukkelijk niet onder die uit-
van 1962. Dit betekent derhalve dat de concurrent geen zondering. Kortom de verlening van een octrooi doet
afzet meer zal vinden en dus weliswaar niet de jure aan de rechten van derden geen afbreuk indien later
maar wel de facto niet meer kan verkopen. blijkt dat het octrooi ten onrechte is verleend.

In r.o. 3.4 van het Ciba-Geigy/Voorbraak arrest over- Het tweede punt is de vraag of de octrooihouder net zo
weegt de HR het navolgende: goed als de executant in een Kort Geding weet of be-
hoort te weten dat een octrooi altijd het risico loopt
“3.4 Voor zover het onderdeel ’s Hofs voormeld uit- nietig verklaard te worden (resp. het risico bestaat dat
gangspunt bestrijdt, faalt het eveneens. een rechter meent dat van inbreuk geen sprake is) is
Voor de beantwoording van de hier aan de orde gestelde volgens mij evenmin een reden om verschil te zien. De
vraag is van belang dat het verbod gegeven door een octrooihouder weet dat er altijd een risico bestaat dat
rechter in k.g. het karakter heeft van een voorlopige een octrooi nietig wordt verklaard. Terzake van de
voorziening die naar luid van art. 292 RV geen nadeel vraag of er sprake is van inbreuk beslist hij geheel zelf
toebrengt aan de zaak ten principale. en niet valt in te zien waarom hij dan ook niet zelf het
Enerzijds dient de partij die door de rechter in k.g. is ver- risico moet dragen dat zijn oordeel onjuist is.
oordeeld, zich aan het verbod te houden zolang dat van
kracht is, in dier voege dat het andersluidend oordeel in Met betrekking tot de nietigheid zij daar nog aan toe-
het bodemgeschil er niet aan in de weg staat dat een- gevoegd dat het percentage octrooien dat nietig wordt
maal verbeurde dwangsommen verschuldigd blijven. verklaard in octrooiprocedures aanmerkelijk groter
Anderzijds dient in beginsel te worden aangenomen dat lijkt dan het percentage Kort Gedingvonnissen dat in
degeen die door dreiging met executie zijn wederpartij een bodemprocedure onjuist blijkt te zijn.
heeft gedwongen zich naar een in k.g. gegeven verbod
te gedragen, onrechtmatig heeft gehandeld wanneer Ik heb hierboven al opgemerkt dat een waarschuwing
hij, naar achteraf blijkt uit de uitspraak in het bodem- aan afnemers in de praktijk vrijwel dezelfde gevolgen
geschil, niet het recht had van de wederpartij te vergen heeft als het handhaven van een Kort Gedingvonnis
dat deze zich van de desbetreffende handelingen ont- tegen de concurrent zelf. Het grote verschil is natuur-
mei 2011 • berichten industriële eigendom • 159

lijk dat het Kort Gedingvonnis berust op het oordeel heid wordt aanvaard voor het onterecht inroepen van
van een neutrale rechter terwijl de waarschuwing be- octrooien tegen afnemers van een concurrent zal de-
rust op het oordeel van de octrooihouder zelf. massificatie in de zin van het niet meer aansprakelijk
houden voor octrooiinbreuk van afnemers ernstig
De HR wijst in Ciba-Geigy op het feit dat de daarvoor overwogen moeten worden. Ik ga er echter vanuit dat
gekozen oplossing maatschappelijk meer gerechtvaar- het zover niet behoeft te komen en dat de Hoge Raad
digd is. Het gaat in het algemeen niet aan degene die uiteindelijk ook in het geval van het waarschuwen van
het slachtoffer is van een onrechtmatige rechtsuitoefe- afnemers voor de in Ciba Geigy/Voorbraak gekozen (de
ning met de schade te laten zitten in een geval waarin facto) risico-aansprakelijkheid zal kiezen.
degenen die het recht uitoefent weet of behoort te we-
ten dat het recht waarop hij zich beroept aantastbaar is. Amsterdam, november 2010
Ik zou menen dat die regel dient te gelden in alle met
Ciba-Geigy vergelijkbare gevallen en dat het zich be-
roepen op een octrooi jegens afnemers van de concur-
rent zo’n vergelijkbaar geval is. De HR heeft gelijk dat
t.a.v. het uitoefenen van octrooirecht een ander belang
ook een rol speelt. Indien de aansprakelijkheid van de
octrooihouder met betrekking tot het uitoefenen van
zijn rechter een (quasi) risicoaansprakelijkheid wordt
dan zou dat wellicht (bewezen is dat overigens niet)
negatieve gevolgen kunnen hebben voor de innovatie.
Ik hoop hierboven te hebben aangetoond dat ten aan-
zien van waarschuwing de afnemers van een concur-
rent dat belang niet de doorslag behoort te geven nu
de octrooihouder over meer dan voldoende mogelijk-
heden beschikt om zonder het waarschuwen van afne-
mers zijn octrooirechten effectief te handhaven. In dat
geval dient een ander belang te weten het belang van
de vrije concurrentie te prevaleren en dient de regel uit
het Ciba-Geigy arrest te worden toegepast.

Conclusie
Zoals hierboven uiteengezet bestaat er in feite geen en-
kele te respecteren reden voor een octrooihouder om
de afnemers van een concurrent te waarschuwen voor
octrooiinbreuk en in de praktijk wordt zoals reeds ge-
zegd het waarschuwen van afnemers dan ook in verre-
weg de meeste gevallen gebruikt om niet te respecteren
anticompetitieve redenen. Bij die stand van zaken zou
men zelfs kunnen overwegen om in gevallen, waar het
aanspreken van de fabrikant of importeur van inbreuk-
makende producten geen probleem oplevert, te bepa-
len dat een afnemer niet kan worden aangesproken
wegens octrooiinbreuk. In ieder geval behoort anders
dan de Hoge Raad heeft geoordeeld een octrooihouder
aansprakelijk te zijn voor de schadelijke gevolgen van
het waarschuwen van afnemers indien blijkt dat de oc-
trooihouder niet over de pretense rechten beschikte.
Ten slotte is het huidige, door de Hoge Raad aanvaarde
systeem, waarbij een octrooihouder relevante hem be-
kende informatie ongestraft kan verzwijgen verwerpe-
lijk. Een regel waarbij in zo’n geval zoals in de V.S. het
octrooi in zijn geheel niet meer kan worden gehand-
haafd lijkt op zijn plaats eventueel versterkt met een
beroepsregel die octrooigemachtigden verbiedt rele-
vante informatie te verzwijgen.

Kortom de al meer dan een eeuw bestaande “massifica-


tie” in het octrooirecht is meer dan voldoende voor de
bescherming van de belangen van de octrooihouder.
Indien door de rechtspraak geen risico aansprakelijk-

You might also like