Professional Documents
Culture Documents
ALTISTART 48 Telemecanique
ALTISTART 48 Telemecanique
Handleiding
Telemecanique
Softstarters
Als algemene regel moet iedere ingreep, zowel aan het elektrische deel als aan het mechani-
sche deel van de installatie of de machine, voorafgegaan worden door de onderbreking van de
stuurstroomvoeding (CL1 - CL2) en de vermogenvoeding (1/L1 - 3/L2 - 5/L3) van de Altistart 48.
In bedrijf kan de motor gestopt worden door het opheffen van het bedrijfscommando terwijl de
motorstarter onder spanning blijft. Indien voor de veiligheid van het personeel iedere ontijdige
herstart absoluut voorkomen moet worden, is deze elektronische vergrendeling onvoldoende:
voorzie een onderbreking op de vermogenkring.
De motorstarter bevat veiligheidsvoorzieningen, die in geval van fouten een commando kun-
nen geven tot uitschakeling van de motorstarter en bijgevolg tot stilstand van de motor. Deze
motor kan zelf tot stilstand komen door mechanische blokkering. Tot slot kunnen ook span-
ningsvariaties of voedingsonderbrekingen uitschakelingen veroorzaken.
Wanneer de oorzaken van de uitschakeling verdwijnen, kan dit leiden tot een herstart, wat voor
sommige machines of installaties een gevaar kan inhouden, in het bijzonder wanneer deze
moeten beantwoorden aan de reglementering inzake veiligheid.
Het is dus belangrijk dat de gebruiker zich in deze situaties beschermt tegen een mogelijke
herstart, meer bepaald door gebruik te maken van een lagesnelheidsdetector, die in geval van
een ongeprogrammeerde uitschakeling van de motor de voeding van de motorstarter onder-
breekt.
De producten en materialen die worden voorgesteld in dit document, kunnen op ieder ogenblik
evolueren of wijzigen, zowel op technisch vlak als wat betreft het gebruik. De beschrijving er-
van kan in geen enkel geval een contractueel aspect inhouden.
De Altistart 48 moet beschouwd worden als een component, het is noch een machine, noch
een gebruiksklaar apparaat volgens de Europese richtlijnen (machinerichtlijn en richtlijn elek-
tromagnetische compatibiliteit). Het behoort tot de verantwoordelijkheid van de uiteindelijke
inbouwer ervoor te zorgen dat zijn machine beantwoordt aan deze normen.
2
ATV48INHNL.fm Page 3 Thursday, July 4, 2002 11:52 AM
Inhoud
3
Stappen van de inbedrijfstelling
Opmerking : indien een by-passcontactor gebruikt wordt, moet deze aangesloten worden op L1 L2 L3 aan de
kant van het net, en op de klemmen A2 B2 C2 die hiertoe voorzien zijn op de Altistart 48. Zie de schema’s op
bladzijde 30.
In geval van gebruik van de ATS48•••Q in de driehoeksschakeling van de motor, volgt u de aanbevelingen op
bladzijde 10 en bladzijde 11, en de schema’s op bladzijde 31.
ATS48
A2
Tc1
1/L1 2/T1
2/T1 4/T2 6/T3
Motor
B2
4
Stappen van de inbedrijfstelling
logische uitgangen
Programmeerbare
Programmeerbare
Programmeerbare
logische ingangen
analoge uitgang
Voeding van de
Voeding van de
Ingangen voor
PTC-sondes
uitgangen
ingangen
logische
logische
0V
STOP
PTC1
PTC2
+24V
COM
RUN
R1C
R2C
R3C
AO1
R1A
R2A
R3A
LO+
LO1
LO2
CL1
CL2
LI3
LI4
Fout- Kortsluit- Motor
0-20 mA
4-20 mA
relais relais gevoed
(R1F) motorstarter
3 x 250 Ω
PTC-sondes
Thermisch
Stuurstroomvoeding alarm Motor-
ATS48•••Q : 220 V-400 V AC motor stroom
ATS48•••Y : 110 V-230 V AC
Motor
gevoed
Bedraad het foutrelais in de voedingssequentie van de lijncontactor om de stroomkring te
openen in geval van een fout.
Voor meer details, zie de toepassingsschema’s.
Sluit de bedieningscommando’s RUN (start) en STOP (stop) aan, evenals de andere ingangen / uitgangen
van het klemmenblok indien nodig.
Op de motorstarter verschijnt: nLP (om aan te geven dat het vermogen buiten spanning staat).
5
ATS48GE_NL.fm Page 6 Thursday, July 4, 2002 11:49 AM
Fabrieksinstelling
Fabrieksinstellingen
De Altistart 48 is fabrieksmatig ingesteld voor de meest courante bedrijfsomstandigheden:
• Gebruik van de ATS 48 op het voedingsnet van de motor (en niet ingevoegd in de driehoekschakeling van
de motor).
• Display: rdY (motorstarter klaar) met vermogen- en stuurspanningen aanwezig, motorstroom in bedrijf
• Logische ingangen :
- LI1 : STOP
- LI2 : RUN
- LI3 : Gedwongen vrij uitlopen (LIA)
- LI4 : Gedwongen lokaal bedrijf (LIL)
• Logische uitgangen :
- LO1 : Thermisch alarm motor (tA1)
- LO2 : Motor gevoed (rnI)
• Relaisuitgangen :
- R1 : Foutrelais (rII)
- R2 : Relais voor kortsluiting op het einde van het opstarten
- R3 : Motor gevoed (rnI)
• Analoge uitgang :
- AO: Motorstroom (Ocr, 0 - 20 mA)
• Communicatieparameters:
- Aangesloten via de seriële verbinding heeft de motorstarter logisch adres (Add) = “ 0 “
- Transmissiesnelheid (tbr): 19200 bits per seconde
- Communicatieformaat (FOr): 8 bits, zonder pariteit, 1 stopbit (8n1)
Als bovenstaande waarden compatibel zijn met de toepassing, kan de motorstarter gebruikt worden zonder
wijziging van de instellingen.
6
Inleidende aanbevelingen
Verplaatsing en opslag
Om de motorstarter te beschermen voor hij geïnstalleerd wordt, het apparaat verplaatsen en opslaan in zijn
verpakking.
De kleine motorstarters kunnen uit hun verpakking gehaald en geïnstalleerd worden zonder
verplaatsingsapparatuur.
Voor de grote motorstarters is het gebruik van een takel vereist. Hiertoe zijn zij voorzien van “hijsogen”. Leef
de onderstaande voorschriften na:
45¡
maxi
7
Technische karakteristieken
Omgeving
Beschermingsgraad • IP 20 voor ATS 48D17• tot C11•
• IP00 voor ATS 48C14• tot M12• (1)
Trillingsvastheid Volgens IEC 68-2-6 :
• 1,5 mm piek van 2 tot 13 Hz
• 1 gn van 13 tot 200 Hz.
Schokbestendigheid Volgens IEC 68-2-27 :
• 15 gn, 11 ms
Maximale omgevingsvervuiling Graad 3 volgens IEC 947-4-2.
Maximale relatieve vochtigheid 93 % zonder condensatie of druipwater, volgens IEC 68-2-3
Omgevingstemperatuur rond het dyfb opslag : - 25 °C tot +70 °C
apparaat
Voor bedrijf:
• - 10 °C tot + 40 °C zonder deklassering
• tot + 60 °C met deklassering van de stroom met 2 % per °C
boven 40 °C
Maximale gebruikshoogte 1000 m zonder deklassering (hoger moet de stroom gedeklasseerd
worden met 0,5 % per 100 m extra)
Bedrijfsstand Verticaal op ± 10 °
(1) De modellen ATS 48 met beschermingsgraad IP 00 moeten worden uitgerust met een
veiligheidsscherm om de beveiliging van personen tegen elektrische contacten te
garanderen.
8
Gebruiksaanwijzingen
Beschikbaar koppel
De curve Td1 geeft het bereik weer van het beschikbare koppel
met een ATS 48, dat afhankelijk is van de begrenzingsstroom ILt.
De progressiviteit van de start wordt bekomen door de sturing van
het motorkoppel binnen dit bereik.
Tr: weerstandskoppel, dat altijd kleiner moet zijn dan het koppel
Td1.
De Altistart 48 moet gekozen worden in functie van het type bedrijf, “standaard” of “zwaar”, en het nominale
vermogen van de motor. De bedrijven “standaard” of “zwaar” bepalen de stroom- en cyclus-
begrenzingswaarden voor de motorwerkingsbedrijven S1 en S4.
Opgelet: gebruik de Altistart 48 niet stroomopwaarts van andere verbruikers dan motoren
(transformatoren of weerstanden zijn bijvoorbeeld verboden). Sluit geen condensators
voor compensatie van de arbeidsfactor aan op de klemmen van een motor die wordt
bediend door een Altistart 48.
Standaardbedrijf
Voorbeeld: centrifugaalpomp.
In standaardbedrijf is de Altistart 48 voorzien om te voldoen aan:
• In bedrijf S1: een start aan 4 In gedurende 23 seconden of een start aan 3 In gedurende 46 seconden,
vertrekkend van koude toestand.
• In bedrijf S4: een werkingsfactor van 50 % en 10 starts per uur, met 3 In gedurende 23 seconden of 4 In
gedurende 12 seconden of een thermisch gelijkwaardige cyclus.
In dit geval moet de thermische beveiliging van de motor tot beveiligingsklasse 10 behoren.
Zwaar bedrijf
Voorbeeld: breekmachine.
In zwaar bedrijf is de Altistart 48 voorzien om te voldoen aan een bedrijf S4 met een werkingsfactor van 50 %
en 5 starts per uur, aan 4 In gedurende 23 seconden of een thermisch gelijkwaardige cyclus.
In dit geval moet de thermische beveiliging van de motor tot beveiligingsklasse 20 behoren. De stroom In mag
niet op de fabrieksinstelling blijven , hij moet worden afgesteld op de waarde vermeld op het motorkenplaatje.
Opmerking: het is mogelijk de motorstarter te overklasseren met een kaliber, bijvoorbeeld met de keuze van
een ATS 48D17Q voor een motor van 11 kW - 400 V in motorbedrijf S4.
Daartoe moet de Altistart op het einde van de start kortgesloten worden. Dit maakt maximum 10 starts per uur
mogelijk aan 3 In gedurende 23 seconden of gelijkwaardig, en de thermische beveiliging van de motor moet
tot beveiligingsklasse 10 behoren.
9
Gebruiksaanwijzingen
1/L1 2/T1
L1
U1 V1
5/L3 6/T3
L3
W1 V3
ATS48
1/L1 2/T1
L1
U1 U2
5/L3 6/T3
L3
W1 W2
10
Gebruiksaanwijzingen
Deze mogelijkheid kan geconfigureerd worden in het menu Bijkomende instellingen (dLt = On).
De instellingen van de nominale stroom en de begrenzingsstroom, evenals de stroom weergegeven in bedrijf,
blijven de waarden in het voedingsnet, zodat de gebruiker niets moet omrekenen.
ATS48•••Q
1/L1 2/T1
L1
U1 U2
Aansluiting in de
3/L2 4/T2 driehoekschakeling
L2
V1 V2 van de motor
5/L3 6/T3
L3
W1 W2
Voorbeeld:
Een 400 V-motor van 110 kW met een lijnstroom van 195 A (kenplaatstroom voor de driehoekschakeling).
De stroom in iedere wikkeling is gelijk aan 195 / 1,7 of 114 A.
We kiezen het kaliber van de motorstarter dat beschikt over de permanente maximale nominale stroom net
boven deze stroom, of het kaliber 140 A (ATS48C14Q voor een standaardbedrijf).
Om de berekening niet te hoeven uitvoeren, gebruikt u de tabellen op bladzijden 14 en 15, die rechtstreeks
het kaliber van de motorstarter geven dat overeenkomt met het motorvermogen, afhankelijk van het type
toepassing.
11
Combinatie motorstarter - motor
M
Temperatuurdeklassering
De bovenstaande tabel houdt rekening met gebruik aan een omgevingstemperatuur van max. 40 °C.
De ATS 48 kan gebruikt worden tot een omgevingstemperatuur van 60 °C, op voorwaarde dat op de
permanente maximumstroom in klasse 10 een deklassering wordt toegepast van 2 % per graad boven 40 °C.
Voorbeeld: ATS 48D32Q bij 50 °C, deklassering van 10 x 2 % = 20 %, 32 A verandert in 32 x 0,8 = 25,6 A
(maximale nominale motorstroom).
12
Combinatie motorstarter - motor
M
Temperatuurdeklassering
De bovenstaande tabel houdt rekening met gebruik aan een omgevingstemperatuur van max. 40 °C.
De ATS 48 kan gebruikt worden tot een omgevingstemperatuur van 60 °C, op voorwaarde dat op de
permanente maximumstroom in klasse 20 een deklassering wordt toegepast van 2 % per graad boven 40 °C.
Voorbeeld: ATS 48D32Q bij 50 °C, deklassering van 10 x 2 % = 20 %, 22 A verandert in 22 x 0,8 = 17,6 A
(maximale nominale motorstroom).
13
Combinatie motorstarter - motor
M
Temperatuurdeklassering
De bovenstaande tabel houdt rekening met gebruik aan een omgevingstemperatuur van max. 40 °C.
De ATS 48 kan gebruikt worden tot een omgevingstemperatuur van 60 °C, op voorwaarde dat op de
permanente maximumstroom in klasse 10 een deklassering wordt toegepast van 2 % per graad boven 40 °C.
Voorbeeld: ATS 48D32Q bij 50 °C, deklassering van 10 x 2 % = 20 %, 55 A verandert in 55 x 0,8 = 44 A
(maximale nominale motorstroom).
14
Combinatie motorstarter - motor
M
Temperatuurdeklassering
De bovenstaande tabel houdt rekening met gebruik aan een omgevingstemperatuur van max. 40 °C.
De ATS 48 kan gebruikt worden tot een omgevingstemperatuur van 60 °C, op voorwaarde dat op de
permanente maximumstroom in klasse 20 een deklassering wordt toegepast van 2 % per graad boven 40 °C.
Voorbeeld: ATS 48D32Q bij 50 °C, deklassering van 10 x 2 % = 20 %, 38 A verandert in 38 x 0,8 = 30,4 A
(maximale nominale motorstroom).
15
Combinatie motorstarter - motor
M
Temperatuurdeklassering
De bovenstaande tabel houdt rekening met gebruik aan een omgevingstemperatuur van max. 40 °C.
De ATS 48 kan gebruikt worden tot een omgevingstemperatuur van 60 °C, op voorwaarde dat op de
permanente maximumstroom in klasse 10 een deklassering wordt toegepast van 2 % per graad boven 40 °C.
Voorbeeld: ATS 48D32Y bij 50 °C, deklassering van 10 x 2 % = 20 %, 32 A verandert in 32 x 0,8 = 25,6 A
(maximale nominale motorstroom).
16
Combinatie motorstarter - motor
M
Temperatuurdeklassering
De bovenstaande tabel houdt rekening met gebruik aan een omgevingstemperatuur van max. 40 °C.
De ATS 48 kan gebruikt worden tot een omgevingstemperatuur van 60 °C, op voorwaarde dat op de
permanente maximumstroom in klasse 20 een deklassering wordt toegepast van 2 % per graad boven 40 °C.
Voorbeeld: ATS 48D32Y bij 50 °C, deklassering van 10 x 2 % = 20 %, 22 A verandert in 22 x 0,8 = 17,6 A
(maximale nominale motorstroom).
17
Afmetingen
ATS 48 a b c e G H Ø Massa
mm mm mm mm mm mm mm kg
D17Q, D17Y 160 275 190 6,6 100 260 7 4,9
D22Q, D22Y
D32Q, D32Y
D38Q, D38Y
D47Q, D47Y
D62Q, D62Y 190 290 235 10 150 270 7 8,3
D75Q, D75Y
D88Q, D88Y
C11Q, C11Y
C14Q, C14Y 200 340 265 10 160 320 7 12,4
C17Q, C17Y
C21Q, C21Y 320 380 265 15 250 350 9 18,2
C25Q, C25Y
C32Q, C32Y
C41Q, C41Y 400 670 300 20 300 610 9 51,4
C48Q, C48Y
C59Q, C59Y
C66Q, C66Y
18
Afmetingen
ATS 48 a b c e G H Ø Massa
mm mm mm mm mm mm mm kg
C79Q, C79Y 770 890 315 20 350 850 9 115
M10Q, M10Y
M12Q, M12Y
19
Montagevoorschriften
Vermijd een plaatsing in de omgeving van verwarmingselementen, in het bijzonder wanneer deze onder het
apparaat staan.
Neem voldoende vrije ruimte in acht om de luchtcirculatie te garanderen die nodig is voor de afkoeling, die
gebeurt door ventilatie van onder naar boven.
≥ 100 mm
≥ 50 mm
≥ 100 mm
20
Montage in kast
- voorzie luchtroosters,
21
Vermogenklemmenblokken
1/L1 Voeding 16 mm2 50 mm2 95 mm2 240 mm2 2x240 mm2 4x240 mm2
3/L2 vermogen 3 N.m 10 N.m 34 N.m 34 N.m 57 N.m 57 N.m
5/L3
8 AWG 2/0 AWG 2/0 AWG Bus Bar Bus Bar Bus Bar
26 lb.in 88 lb.in 300 lb.in 300 lb.in 500 lb.in 500 lb.in
2/T1 Uitgangen 16 mm2 50 mm2 95 mm2 240 mm2 2x240 mm2 4x240 mm2
4/T2 naar de 3 N.m 10 N.m 34 N.m 34 N.m 57 N.m 57 N.m
6/T3 motor
8 AWG 2/0 AWG 2/0 AWG Bus Bar Bus Bar Bus Bar
26 lb.in 88 lb.in 300 lb.in 300 lb.in 500 lb.in 500 lb.in
A2 Kortsluiting 16 mm2 50 mm2 95 mm2 240 mm2 2x240 mm2 4x240 mm2
B2 motorstarter 3 N.m 10 N.m 34 N.m 34 N.m 57 N.m 57 N.m
C2
8 AWG 2/0 AWG 2/0 AWG Bus Bar Bus Bar Bus Bar
26 lb.in 88 lb.in 300 lb.in 300 lb.in 500 lb.in 500 lb.in
A2 B2 C2
A2 2/T1 B2 4/T2
s
C2 6/T3
M
22
Vermogenklemmenblokken
= 160 =
40
10
5 159 18 M6 20
9xfl9
1
1/L1 3/L2 5/L3
320
14
6/T3
2/T1 4/T2
A2 B2 C2
1
5 116,5 M6
5 162 40
38 62 62
motor
23
Vermogenklemmenblokken
15
2
1/L1 3/L2 5/L3
350
18
2/T1 4/T2 6/T3
A2 M10 B2 C2 2
5 136,5
5 196,5 66
70 90 90
motor
24
Vermogenklemmenblokken
9xfl14
1/L1 3/L2 5/L3
610
40
6/T3
15
2/T1 4/T2
A2 B2 C2
5 165 M10
5 216 0,25 40
58
motor 50 115 115
25
Vermogenklemmenblokken
5 170
M10 18xfl14
2
26
1/L1 3/L2 5/L3
155 180
850
26
24
26
2/T1 4/T2 6/T3
5
60 A2 M10 B2 C2
5 116,5
5 196,5 26
95 60
204 229 26
motor 188 26
26
Stuurklemmenblokken
Voor de motorstarters ATS 48C17 • tot M12 •, moet de beschermkap verwijderd worden om toegang te krijgen
tot de stuurklemmenblokken.
Elektrische karakteristieken
Klemmen Functie Karakteristieken
CL1 Voeding van de stuurkring van de ATS 48 • • • Q : 220 tot 400 V + 10% - 15%, 50 / 60 Hz
CL2 Altistart ATS 48 • • • Y : 110 tot 230 V + 10% - 15%, 50 / 60 Hz
Verbruik zie bladzijde 21.
R1A Maakcontact (NO) van Min. schakelvermogen:
R1C programmeerbaar relais r1 • 10 mA voor 6 V a
Max. schakelvermogen op inductieve belasting
R2A Maakcontact (NO) van het relais (cos ϕ = 0,5 en L/R = 20 ms) :
R2C einde start r2 • 1,8 A voor 230 V c en 30 V a
R3A Maakcontact (NO) van Maximumspanning 400 V
R3C programmeerbaar relais r3
STOP Stop motorstarter (toestand 0 = stop) 4 Logische ingangen 24 V met impedantie 4,3 kΩ
RUN Start motorstarter (toestand 1 = Umax = 30 V, Imax = 8 mA
start als STOP in toestand 1 staat) toestand 1 : U > 11 V - I > 5 mA
LI3 Programmeerbare ingang toestand 0 : U < 5 V - I < 2 mA
LI4 Programmeerbare ingang
24V Voeding van de logische ingangen + 24 V ± 25% geïsoleerd en beveiligd tegen kort-
sluitingen en overbelasting; maximumdebiet: 200 mA
LO+ Voeding van de logische uitgangen Aan te sluiten op 24 V of een externe voeding
LO1 Programmeerbare logische 2 uitgangen met open collector, compatibel met PLC
LO2 uitgangen van niveau 1, norm IEC 65A-68
• Voeding +24 V (min. 12 V max. 30 V)
• Maximumstroom 200 mA per uitgang met een
externe voeding
AO1 Programmeerbare analoge uitgang Uitgang configureerbaar in 0 - 20 mA of 4 - 20 mA
• Nauwkeurigheid ± 5 % van de maximumwaarde,
max. belastingsimpedantie 500 Ω
COM Gemeenschappelijke van de 0V
ingangen / uitgangen
PTC1 Ingangen voor PTC-sondes Totale weerstand van de sondekring 750 Ω bij 25 °C
PTC2 (3 sondes van 250 Ω in serie, bijvoorbeeld)
(RJ 45) Aansluiting voor RS 485 Modbus
• Terminal op afstand
• Power Suite
• Communicatiebus
PTC1
PTC2
COM
RUN
AO1
R1A
R1C
R2A
R2C
R3A
R3C
LO+
LO1
LO2
CL1
CL2
24V
LI3
LI4
(RJ 45)
27
Bedrading / Commando’s RUN - STOP
Bedradingsvoorschriften
Vermogen
Neem de draaddoorsnedes in acht die worden aanbevolen door de normen.
Bediening
Houd de stuurstroomkabels en de vermogenkabels gescheiden.
2-Draadssturing
Start en stop worden bediend door de toestand 1 (start) of 0 (stop), die tegelijkertijd in aanmerking genomen
wordt op de ingangen RUN en STOP.
Bij een inschakeling of een handmatige reset van een fout, herstart de motor als het commando RUN
aanwezig is.
3-Draadssturing
Start en stop worden bediend door 2 verschillende logische ingangen.
De stop wordt bekomen door het openen (toestand 0) van de ingang STOP.
De impuls op de ingang RUN wordt onthouden tot de ingang STOP geopend wordt.
Bij een inschakeling of een handmatige reset van een fout of na een stopcommando, kan de motor pas gevoed
worden nadat de ingang RUN eerst werd geopend (toestand 0) en vervolgens een nieuwe impuls ontving
(toestand 1).
28
Toepassingsschema
M
13
– Q1
14
1
Noodstop
– S1
– Q1
6
2
13
– S2 – KM1
1 2 – T1 1 2
14
R1A
A1
1 2
(2)
1
R1C
– KM1
A1
2
– KM1
A2
Q3
(1)
(3)
A1
1/L1
3/L2
5/L3
CL1
CL2
STOP
PTC2
PTC1
+24V
COM
RUN
2/T1
4/T2
6/T3
AO1
R1C
R2C
R3C
R1A
R2A
R3A
LO+
LO1
LO2
LI3
LI4
53
– KM1
54
W1
U1
V1
M1
3c
(1) Plaatsing van ultrasnelle zekeringen in geval van coördinatie type 2 (volgens IEC 60 947-4-2).
(2) Toewijzing van relais R1: isolatierelais (rII). Zie de “Elektrische karakteristieken” op bladzijde 27.
Opgelet voor de gebruiksgrenzen van het contact, doorschakelen voor contactors met groot
kaliber.
(3) Een transformator invoegen wanneer de spanning van het net verschilt van de toelaatbare
spanning voor de sturing van de ATS 48. Zie de “Elektrische karakteristieken” op bladzijde 27.
29
Toepassingsschema
M
13
– Q1
1
14
– Q1 Noodstop
6
2
R2A R1A
1 2 – T1 1 2 A1
1 2 (3) (2)
1
R2C R1C
– KM1
2
A1
A1
Q3
(1) – KM3 – KM1
A2
A2
(4)
A1
1/L1
3/L2
5/L3
CL1
CL2
1
– KM3
STOP
PTC1
PTC2
+24V
COM
RUN
2/T1
4/T2
6/T3
AO1
R1C
R2C
R3C
R1A
R2A
R3A
LO+
LO1
LO2
LI3
LI4
C2
2
A2
B2
S1 S2
3-Draadsbediening
W1
U1
V1
STOP
STOP
+24V
+24V
RUN
M1
3c
S1
(1) Plaatsing van ultrasnelle zekeringen in geval van coördinatie type 2 (volgens IEC 60 947-4-2).
(2) Toewijzing van relais R1: isolatierelais (rII). Opgelet voor de gebruiksgrenzen van het contact,
doorschakelen voor contactors met groot kaliber. Zie de “Elektrische karakteristieken” op
bladzijde 27.
(3) Opgelet voor de gebruiksgrenzen van het contact, doorschakelen voor contactors met groot
kaliber. Zie de “Elektrische karakteristieken” op bladzijde 27.
(4) Een transformator invoegen wanneer de spanning van het net verschilt van de toelaatbare
spanning voor de sturing van de ATS 48. Zie de “Elektrische karakteristieken” op bladzijde 27.
(5) Zie “2-Draadssturing” op bladzijde 28.
(6) Zie “3-Draadssturing” op bladzijde 28.
30
Toepassingsschema
M
13
– Q1
1
14
– Q1 Noodstop
6
2
R2A R1A
1 2 – T1 1 2 A1
1 2 (4) (3)
1
A1
A1
Q3
– KM3 – KM1
(1)
A2
A2
(5)
A1
1/L1
3/L2
5/L3
CL1
CL2
1
– KM3
STOP
PTC1
PTC2
+24V
COM
RUN
AO1
2/T1
4/T2
6/T3
R1C
R2C
R3C
R1A
R2A
R3A
LO+
LO1
LO2
LI3
LI4
C2
2
A2
B2
S1 S2
3-Draadsbediening (7)
STOP
STOP
+24V
+24V
RUN
W2 U1
U2 V1
V2 W1
S1
(1) Plaatsing van ultrasnelle zekeringen in geval van coördinatie type 2 (volgens IEC 60 947-4-2).
(2) Gebruik van KM1 verplicht. Voorzie een externe thermische differentieelbeveiliging.
(3) Toewijzing van relais R1: isolatierelais (rII). Opgelet voor de gebruiksgrenzen van het contact,
doorschakelen voor contactors met groot kaliber. Zie de “Elektrische karakteristieken” op
bladzijde 27.
(4) Opgelet voor de gebruiksgrenzen van het contact, doorschakelen voor contactors met groot
kaliber. Zie de “Elektrische karakteristieken” op bladzijde 27.
(5) Een transformator invoegen wanneer de spanning van het net verschilt van de toelaatbare
spanning voor de sturing van de ATS 48. Zie de “Elektrische karakteristieken” op bladzijde 27.
(6) Zie “2-Draadssturing” op bladzijde 28.
(7) Zie “3-Draadssturing” op bladzijde 28.
Wanneer de by-passcontactor gebruikt wordt, kan de detectie van de fout “PHF” verlengd worden.
31
Toepassingsschema
M
Noodstop KM1
R2A
1 2 A1
Q1
S3
KA1 KM2 KM5 (4)
R2C
S1
R1A
A1
(5)
S2 KA1 KM5 KM2
R1C
(4) Opgelet voor de gebruiksgrenzen van het contact, doorschakelen voor contactors met groot kaliber. Zie de
“Elektrische karakteristieken” op bladzijde 27.
(5) Toewijzing van relais R1: isolatierelais (rII). Opgelet voor de gebruiksgrenzen van het contact,
doorschakelen voor contactors met groot kaliber. Zie de “Elektrische karakteristieken” op bladzijde 27.
LI3 = LIS (tweede set motorparameters)
S3 : 1 = LS, 2 = HS
32
Toepassingsschema
M
KA KALI KALIT
1
— Q1 KAT KALIT
6
2
A1
CL1 +24V
RUN
LI3
STOP
1
CL2
— KM1
2
(2)
1 2 — T1 1 2
1 2
B
— Q3
(1)
A1
2/T1 1/L1
4/T2 3/L2
6/T3 5/L3
1
3
5
5
— KM11 — KM12 — KM21 — KM22 — KMn1 — KMn2
2
6
1
6
2
4
W1
W2
Wn
U1
U2
Un
V1
V2
Vn
M1 M2 Mi Mn
3 3 3 3
(1) Plaatsing van zekeringen in geval van coördinatie type 2 (volgens IEC 60 947-4-2).
(2) Een transformator invoegen wanneer de spanning van het net verschilt van de toelaatbare spanning voor
de sturing van de ATS 48. Zie de “Elektrische karakteristieken” op bladzijde 27.
Belangrijk: :
• Een logische ingang van de ATS 48 moet geconfigureerd worden “in cascade” (LI3 = LIC). Zie “Activering
van de cascadefunctie” op bladzijde 58.
• In geval van fout is het niet mogelijk de motoren die dan in bedrijf zijn af te remmen of te vertragen.
• Stel de thermische beveiliging van iedere vermogenschakelaar Qn1 af op de nominale motorstroom.
33
Toepassingsschema
Bediening motor 1
A C
KM21
(n-1) contacten
KMi1
AR1 SHUNT KT
KMn1
KM11
BPM1 KAT ACDEC
KM12 SHUNT
Bediening motor 2
C E
KM11
(n-1) contacten
KMi1
AR2 SHUNT KT
KMn1
KM21
BPM2 KAT ACDEC
KM22 SHUNT
34
Toepassingsschema
Bediening motor n
E G
KM11
(n-1) contacten
KM21
ARn SHUNT KT
KMi1
KMn1
BPMn KAT ACDEC
KMn2 SHUNT
Cascadebediening
Instelling van de
vertragingen
1 s > KA > 0,1 s
K > 0,2 s
KALI > K
KALIT > 0,1 s
BPMn : Knop “Start” motor n R1 moet geconfigureerd worden als isolatierelais (r1 = rII)
BPAn : Knop “Stop” motor n
35
Toepassingsschema
Cascadebediening
I
n contacten
MST KM1
Qi1
Qn1
KM1 KA K KALI
J
36
Toepassingsschema
Om een andere motor te starten, wordt dezelfde logica gevolgd. Om motor n te starten gebruikt u
BPMn, en om motor n te stoppen gebruikt u BPAn. Om het even welke motor kan worden gestart en
gestopt in om het even welke volgorde.
h
R1 van de ATS48 wordt geopend wanneer de motor volledig gestopt is..
i
KM11 wordt geopend.
De ATS48 is klaar om een andere motor te starten of te stoppen.
37
Toepassingsschema
4 8 c h
Motor gevoed door de ATS48
a
LI3
STOP
f
3
RUN
b h
1
RI
(Isolatierelais)
e i
2
KM11
5
h
Snelheid
6 9 d
R2
(bediening van de by-pass
kontaktor van de motorstarter)
7 g
KM12
ATS48 in ruststand
38
Thermische beveiligingen
Opwarmingen kunnen veroorzaakt worden door een kleine of grote overbelasting, van lange of korte duur. De
uitschakelcurven op de volgende bladzijden zijn opgesteld aan de hand van de verhouding tussen de
aanloopstroom Id en de (instelbare) motorstroom In.
De norm IEC 60947-4-2 bepaalt de beveiligingsklassen die de aanloopcapaciteit van de motor in warme en
koude toestand geven zonder thermische fout. De verschillende beveiligingsklassen worden gegeven voor
een KOUDE toestand (komt overeen met een stabiele thermische toestand van de motor, buiten spanning) en
voor een WARME toestand (komt over met een stabiele thermische toestand van de motor, bij nominaal
vermogen).
In geval van een lange start kan de motorstarter uitgeschakeld worden in fout of thermisch alarm ondanks een
getoonde waarde die onder de uitschakelwaarde ligt.
De thermische fout kan gesignaleerd worden door relais R1 indien de thermische beveiliging niet werd
uitgeschakeld.
Na een stop van de motor of een uitschakeling van de motorstarter gaat de berekening van de thermische
toestand verder, zelfs als de sturing niet gevoed wordt. De thermische controle van de Altistart verhindert dat
de motor heropstart indien de opwarming nog te groot is.
Indien een speciale motor gebruikt wordt (ontploffingsvast, ondergedompeld,...), moet u een thermische
beveiliging door PTC-sondes voorzien.
39
Thermische beveiligingen
Koude curven
t(s)
10000
1000
100
Klasse 30
Klasse 25
10
Klasse 20
Klasse 15
Klasse 10
Klasse 10A
1 Klasse 2
0,5 Id/In
1,12 1,5 2,00 2,50 3,00 3,50 4,00 4,50 5,00 5,50 6,00 6,50 7,00 7,50 8,00
40
Thermische beveiligingen
1000
100
10
Klasse 30
Klasse 25
Klasse 20
Klasse 15
Klasse 10
Klasse 10A
1
Klasse 2
0,5 Id/In
1,12 1,5 2,00 2,50 3,00 3,50 4,00 4,50 5,00 5,50 6,00 6,50 7,00 7,50 8,00
41
Thermische beveiligingen
Opmerking :
De beveiliging door PTC-sondes deactiveert de thermische beveiliging van de motor door berekening niet,
beide beveiligingen kunnen samengaan.
42
Uitlezing en programmatie
• Gaat verder naar het volgende menu of de • Verlaat een menu of een parameter, of verwijdert de
volgende parameter, of vermindert de getoonde waarde om terug te keren naar de waarde
getoonde waarde die voordien was opgeslagen in het geheugen
Uitlezingsregels
Het weergaveprincipe van de cijfers verschilt afhankelijk van de maximumschaal van de parameter en zijn
waarde.
• Maximumschaal 9990 :
- waarden 0,1 tot 99,9 (voorbeelden : 05.5 = 5,5 ; 55.0 = 55 ; 55.5 = 55,5)
- waarden 100 tot 999 (voorbeeld : 555 = 555)
- waarden 1000 tot 9990 (voorbeeld : 5.55 = 5550)
• Maximumschaal 99900 :
- waarden 1 tot 999 (voorbeelden : 005 = 5 ; 055 = 55 ; 550 = 550)
- waarden 1000 tot 9990 (voorbeeld : 5.55 = 5550)
- waarden 10000 tot 99900 (voorbeeld : 55.5 = 55500)
43
Uitlezing en programmatie
(1)
XXX Weergave van de toestand van de motorstarter
ESC
ESC
SEt Instellingen
ENT
ESC
ESC
PrO Beveiliging
ENT
ESC
ESC
ESC
ESC
ESC
ESC
ESC
ESC
COP Communicatie
ENT
ESC
ESC
Keuze v.d. gevisualiseerde
SUP parameter en vergrendelingscode
ENT
(1) Het beheer van de getoonde waarde “XXX” vindt u in de tabel op de volgende bladzijde.
(2) Het menu St2 is alleen zichtbaar als de functie “tweede set motorparameters” is geconfigureerd.
Voorbeeld: :
Parameter Waarde of toewijzing
Menu ENT ENT
44
Uitlezing en programmatie
Zodra de motorstarter in fout staat, toont hij een foutcode, maar het blijft mogelijk de parameters te wijzigen.
45
Optie terminal op afstand
De terminal op afstand VW3 G48101 kan gemonteerd worden op de deur van de kast. Hij wordt geleverd met
een pakking die een montage met beschermingsgraad IP 65 mogelijk maakt. Hij is voorzien van een kabel van
3 m lang met stekkers. De communicatie gebeurt via de RJ45 / modbus-aansluiting van de motorstarter (zie
de handleiding geleverd bij de terminal). Hij bevat dezelfde display en dezelfde programmeertoetsen als
de Altistart 48, met bovendien een schakelaar voor vergrendeling van de toegang tot de menu’s.
Vooraanzicht : Achteraanzicht :
Display
3 tekens
ESC
ENT Connector
Schakelaar 3 standen
• vergrendelde stand : alleen de bewakingsparameters zijn toegankelijk, en het wijzigen van de keuze
van de getoonde parameter wanneer de motorstarter in bedrijf is, is niet mogelijk.
• halfvergrendelde stand : toegang beperkt tot de parameters van de menu’s SEt, PrO en SUP.
ATS48
Sub D 9 pins
RJ45
46
Menu Instellingen SEt
Nominale motorstroom In
Parameters in menu
Selectie mogelijk
Parameter verschijnt afhankelijk van de keuze
47
Menu Instellingen SEt
Referentiekoppel
in % van Tn
100
80
60
40
20
Tijd (s)
0
0 ACC
(1) De fabrieksinstelling van In overeenkomstig de typische waarde van een standaard vierpolige 400 V motor
in klasse 10 (voor ATS 48•••Q).
De fabrieksinstelling van In overeenkomstig de typische waarde van een 460 V standaardmotor volgens
NEC in klasse 10 (voor ATS 48•••Y).
48
Menu Instellingen SEt
Tn
100
80
60
40 tq0 = 40
20
Tijd (s)
0
0 ACC
- b - : Stop door dynamisch remmen, waarbij de motorstarter een remkoppel genereert in de motor,
om de vertraging te verzekeren in geval van grote massatraagheid.
49
Menu Instellingen SEt
80
60
40
20
Tijd (s)
0
dEC
EdC Drempel voor overgang op vrij uitlopen op het einde van de 0 tot 100 % 20 %
vertraging
Deze parameter is alleen toegankelijk als StY = -d- en als de parameter CLP van het menu
aandrijving (drC) in de fabrieksinstelling gebleven is (On).
Maakt het mogelijk het niveau van het eindkoppel in te stellen tussen 0 en 100 % van het geraamde
koppel bij het begin van de vertraging.
In pomptoepassingen ligt de controle van de vertraging niet noodzakelijkerwijze onder een
belastingsniveau ingesteld door Edc.
Indien het geraamde koppel bij het begin van de vertraging onder 20 ligt, dat wil zeggen 20 % van
het nominale koppel, wordt de gecontroleerde vertraging niet geactiveerd, en wordt er overgegaan
op vrij uitlopen.
100
80
60
50
Menu Instellingen SEt
brc = 0
brc = 100
20 %
0
T1 T2
Dynamische Afstelling stop
remduur motor door EbA
Opmerking: de duur T1 wordt niet bepaald door brC. T1 is de duur in seconden die de motor nodig
had om over te gaan van 100 % van de nominale snelheid naar 20 % (hangt dus af van de
motorkarakteristieken en de toepassing).
EbA Duur van het pseudogelijkstroomremmen 20 tot 100 % 20 %
Deze parameter is alleen toegankelijk als StY = -b-.
Voor een stop van type -b-, instelling van de duur van de stroominjectie op het einde van het
remmen.
Maakt het mogelijk de tijd van de stroominjectie in te stellen.
Instelbaar van 20 tot 100 % van de dynamische remtijd (T1).
Voorbeeld:
Dynamische remmen = 10 s (T1).
De stoptijd kan variëren van 2 tot 10 s (T2)
Fabrieksinstelling: 20
51
Menu Beveiliging PrO
Parameters in menu
Selectie mogelijk
Parameter verschijnt afhankelijk van de
52
Menu Beveiliging PrO
+10 % (hysteresis)
LUL
20 %
detectie ULL t
De configuratie van bewaking met alarm (ALA) brengt de gebruiker op de hoogte van de
aanwezigheid van een fout, maar verzekert geen rechtstreekse beveiliging van de installatie
53
Menu Beveiliging PrO
(hysteresis)
LOC
-10 %
50 %
< tOL tOL
t
detectie OIL
LOC Drempel overbelasting stroom 50% tot 80 %
300% van In
Deze parameter is niet beschikbaar indien OIL = OFF.
LOC is instelbaar van 50 % tot 300 % van de nominale motorstroom.
tOL Duur overbelasting stroom 0,1 tot 60 s 10 s
Deze parameter is niet beschikbaar indien OIL = OFF.
De vertraging tOL wordt geactiveerd zodra de motorstroom groter is dan de drempel LOC, en wordt
gereset indien de stroom opnieuw daalt onder deze drempel LOC met ten minste 10 % (hysteresis).
54
Menu Beveiliging PrO
Let erop dat de onvoorziene herstart geen gevaren inhoudt voor mens of materiaal.
rtH Reset van de thermische toestand van de motor berekend door de no - YES no
motorstarter
- no: functie niet actief
- YES: functie actief
55
Menu Bijkomende instellingen drC
Koppelsturing CLP
Netfrequentie FrC
Parameters in menu
56
Menu Bijkomende instellingen drC
Koppelhelling
50 %
Un
tq0
100 ms
t
In geval van overklassering van de motorstarter (Im motor > Im ATS48) kan een te hoge
waarde van de parameter bSt een vergrendeling van de motorstarter in OCF
veroorzaken
57
Menu Bijkomende instellingen drC
58
Menu Bijkomende instellingen drC
59
Menu Toewijzing van de in- en uitgangen IO
Niet toegewezen no
no Niet toegewezen
60
Menu Toewijzing van de in- en uitgangen IO
Wijziging van de parameters toewijzing van in- en uitgangen is enkel mogelijk in stilstand.
Snelheid
RUN
LI
Stroom IPr
tbS
tPr
De voorverwarming wordt ingeschakeld wanneer de ingang onder spanning staat en de
motor is uitgeschakeld, nadat de vertragingen tPr en tbS (menu PrO) zijn verstreken. De
voorverwarming stopt als de ingang wordt gedesactiveerd, of wanneer een
werkingscommando wordt gegeven, of als de ingang STOP wordt ingeschakeld.
- LIL : gedwongen lokale bediening. Wanneer de seriële verbinding gebruikt wordt, laat deze
parameter toe over te gaan van de lijnfunctie (bediening via seriële verbinding) op de lokale
functie (bediening via het klemmenblok).
- LII : (1) blokkering van alle beveiligingen. Opgelet, gebruik van deze functie doet de waarborg van
de motorstarter vervallen. Maakt gedwongen werking van de motorstarter mogelijk in
noodgevallen (rookafzuiging, bijvoorbeeld).
- LIt : reset thermische fout van de motor.
- LIC : activering van de cascadefunctie. In dit geval wordt de thermische beveiliging van de motor
geblokkeerd en relais R1 moet geconfigureerd worden als isolatierelais. Maakt het mogelijk
verschillende identieke motoren na elkaar te starten en te vertragen met een enkele
motorstarter (zie toepassingsschema).
- LIr : reset van de resetbare fouten.
- LIS : activering van de tweede set motorparameters. Maakt het mogelijk twee verschillende
motoren na elkaar of een motor met twee verschillende configuraties te starten en te
vertragen met een enkele motorstarter.
(1) Om deze toewijzing te bevestigen moet de toets ENT gedurende 10 s worden ingedrukt (wordt bevestigd
door een knipperende display).
Deze parameter kan niet gewijzigd worden via de terminal op afstand.
61
Menu Toewijzing van de in- en uitgangen IO
62
Menu Toewijzing van de in- en uitgangen IO
Het kan gebruikt worden om de kortsluiting van de ATS 48 toe te laten aan het einde van de start.
63
Menu Parameters 2de motor St2
De parameters van de 1 ste of 2 de motor worden geselecteerd vanaf de logische ingang (LIS). Het in
aanmerking nemen van de geselecteerde motorparameters gebeurt daarentegen:
Parameters in menu
Parameter verschijnt afhankelijk van de selectie en de toewijzing van StY in menu SET
64
Menu Parameters 2de motor St2
Dit menu is alleen zichtbaar als een logische ingang is toegewezen aan de functie activering van de
tweede set motorparameters (LIS) in het menu Toewijzing van de in- en uitgangen IO.
Referentiekoppel
in % van Tn
100
80
60
40
20
Tijd (s)
0
0 AC2
(1) De fabrieksinstelling van In2 overeenkomstig de courante waarde van een standaard vierpolige 400 V
motor in klasse 10 (voor ATS 48•••Q).
De fabrieksinstelling van In2 overeenkomstig de courante waarde van een 460 V standaardmotor volgens
NEC in klasse 10 (voor ATS 48•••Y).
65
Menu Parameters 2de motor St2
100
80
60
40 tq0 = 40
20
0 Tijd (s)
0 ACC
80
60
40
20
Tijd (s)
0
dE2
66
Menu Parameters 2de motor St2
80
60
Einde van de
40 gecontroleerde vertraging
Ed2
20
Tijd (s)
0
dE2
67
Menu Communicatie COP
Communicatiesnelheid tbr
Communicatieformaat FOr
Parameters in menu
68
Menu Communicatie COP
(1) Let erop dat de ingestelde duur compatibel is met de bedrijfsveiligheid van de machine.
69
Menu Visualisatie SUP
Cosinus ϕ
COS
Motorstroom LCr
Bedrijfsduur sinds
de laatste reset rnt
Parameters in menu
70
Menu Visualisatie SUP
71
Menu Visualisatie SUP
Code Parameter
COd Vergrendelingscode van de terminal
Maakt het mogelijk de configuratie van de motorstarter te beveiligen met een toegangscode.
Opgelet: alvorens een code in te voeren, niet vergeten deze zorgvuldig te noteren.
Wanneer de toegang is vergrendeld door een code, zijn alleen de bewakingsparameters toegankelijk, en
uitsluitend met voorlopige keuze van de gevisualiseerde parameter.
72
Compatibiliteitstabel
De keuze van de toepassingsfuncties kan beperkt worden door de onderlinge incompatibiliteit van sommige
functies. Bij de functies die niet vermeld worden in de tabel is nooit sprake van incompatibiliteit.
Thermische beveiliging
Stop door vertraging
Voorverwarming
Cascade
Stop door vertraging
Cascade
Compatibele functies
Incompatibele functies
Niet van toepassing
73
Onderhoud
Onderhoud
De Altistart 48 vergt geen preventief onderhoud. Het is evenwel aanbevolen op regelmatige tijdstippen:
- De toestand en de aanspanning van de aansluitingen te controleren
- Te controleren of de temperatuur in de omgeving van het apparaat op een aanvaardbaar niveau blijft, en
of de ventilatie nog doeltreffend is (gemiddelde levensduur van de ventilators: 3 tot 5 jaar, afhankelijk van
de bedrijfsomstandigheden)
- De koeling stofvrij te maken (indien nodig)
De eerste vastgestelde fout wordt opgeslagen in het geheugen en weergegeven op het scherm: de
motorstarter wordt vergrendeld en de relais R1 en R2 veranderen van toestand, afhankelijk van hun
toewijzing.
In sommige gevallen kan er een automatische herstart optreden na het verdwijnen van de fout, indien deze
functie werd geprogrammeerd.
Menu bewaking
Dit menu maakt het mogelijk fouten te voorkomen en de oorzaken ervan op te sporen door weergave van de
toestand van de motorstarter en zijn courante waarden.
Vervangingen en herstellingen
Neem contact met ons op. Dit maakt het mogelijk fouten te voorkomen en de oorzaken ervan op te sporen
door weergave van de toestand van de motorstarter en zijn courante waarden.
74
Fouten - oorzaken - oplossingen
De vuistregel is dat, bij een onregelmatigheid bij de inwerkingstelling van de motorstarter, het de
voorkeur verdient terug naar de fabrieksinstellingen over te gaan en de instellingen stap voor stap
opnieuw uit te voeren.
Niet-resetbare fouten
Wanneer dit type fout zich voordoet, wordt de motorstarter vergrendeld en gaat de motor over in vrij uitlopen.
Signalisatie:
• Opening van het relais R2 einde start.
• Opening van het relais R1 (na de vergrendeling van de motorstarter).
• Knipperende foutcode op de Geheugenopslag van de 5 recentste fouten, te bekijken met de software
PowerSuite.
Herstartvoorwaarden:
• Verdwijnen van de oorzaken van de fout.
• Onderbreking en herstelling van de stuurstroomvoeding.
75
Fouten - oorzaken - oplossingen
Fouten die gereset kunnen worden bij het verdwijnen van de oorzaak
Wanneer dit type fout zich voordoet, wordt de motorstarter vergrendeld en gaat de motor over in vrij uitlopen.
Signalering:
• Opening van het relais R2 einde start
• Opening van het relais R1, uitsluitend als dit geconfigureerd is als isolatierelaist
• Knipperende foutcode op de display, gedurende de volledige aanwezigheid van de fout
• Geheugenopslag van de 5 recentste fouten, te bekijken met de software PowerSuite
Herstartvoorwaarden:
• Verdwijnen van de oorzaken van de fout.
• In 2-draadssturing moet het werkingscommando behouden zijn op de ingang RUN
• In 3-draadssturing moet een nieuw werkingscommando (stijgende flank) gegeven worden op de ingang
RUN
76
Fouten - oorzaken - oplossingen
Resetbare fouten waarop een automatische herstart toegepast kan worden (1)
Wanneer dit type fout zich voordoet, wordt de motorstarter vergrendeld en gaat de motor over in vrij uitlopen.
Signalisatie:
• Opening van het relais R2 einde start.
• Opening van het relais R1, uitsluitend als dit geconfigureerd is als isolatierelais. R1 blijft gesloten als het
geconfigureerd werd als foutrelais, zie bladzijde 62.
• Knipperende foutcode op de display, gedurende de volledige aanwezigheid van de fout.
• Geheugenopslag van de 5 recentste fouten, te bekijken met de software PowerSuite.
(1) Als de functie automatische herstart niet geselecteerd is, zie bladzijde 78 voor de signalering en
herstartvoorwaarden van deze fouten
77
Fouten - oorzaken - oplossingen
Signalering:
• Opening van het relais R2 einde start.
• Opening van het relais R1.
• Knipperende foutcode op de display, gedurende de volledige aanwezigheid van de fout.
• Geheugenopslag van de 5 recentste fouten, te bekijken met de software PowerSuite.
Herstartvoorwaarden:
• Verdwijnen van de oorzaken van de fout.
• Een werkingscommando (2- of 3-draadssturing, vergt een stijgende flank op de ingang RUN) om de fout te
resetten (1).
• Een ander werkingscommando (2- of 3-draadssturing, vergt een stijgende flank op de ingang RUN) om de
motor te starten.
(1) De reset bij een werkingscommando is niet actief als LI is toegewezen aan de functie “reset fout (LIr)”.
78
Fouten - oorzaken - oplossingen
79
Tabellen voor bewaring van configuratie / instellingen
80
Tabellen voor bewaring van configuratie / instellingen
81
Tabellen voor bewaring van configuratie / instellingen
82
83
4_backcoverNL.fm Page 155 Thursday, July 4, 2002 11:53 AM
Schneider Electric nv/sa Omwille van de ontwikkelingen van de normen en onze producten kunnen de
Dieweg 3 - 1180 Brussel in dit document verstrekte gegevens eerst dan als bindend worden be-
Tel.: (02) 373 75 02 schouwd wanneer ze door ons zijn bevestigd.
Fax: (02) 375 38 58
Website:
www.schneider-electric.be dit document werd gedrukt
op milieuvriendelijk papier