You are on page 1of 5

M&O samenvatting en aantekeningen, periode 4.

Samenvatting Hoofdstuk 21

Brutowinst is het verschil tussen de verkoopprijs van de verkochte artikelen en de inkoopprijs ervan,
ookwel het verkoop- of transactieresultaat.
In een onderneming is het belangrijk de voorraad te onderhouden. Dit brengt ook risico’s met zich
mee, zoals het prijsrisico waarbij de prijs ineens kan dalen. In verband met dit risico wordt er
onderscheid gemaakt tussen:
- De technische voorraad: voorraad die werkelijk in het bedrijf aanwezig is en die door
tellen/inventariseren te bepalen is.
- De economische voorraad: De voorraad waarover de onderneming prijsrisico loopt. Dit risico
loop je vanaf dat de goederen zijn gekocht (ontvangen& betaald maken niks uit). Deze
voorraad bereken je zo: technische voorraad + ingekochte maar nog niet ontvangen
goederen – verkochte maar nog niet afgeleverde goederen.

Er zijn twee manieren waarop de verschillende goederen in voorraad op de balans worden gezet:
- Fifo-systeem: Er wordt administratief ervan uit gegaan dat de goederen die het eerst zijn
ingekocht ook het eerst worden verkocht. Belangrijk begrip: Inkoopwaarde van de omzet =
Tegen welke prijs de verkochte goederen zijn ingekocht. De fifo-methode kan bij prijsstijging
een te gunstige weergave geven van de bruto winst.
- Lifo-systeem: Er wordt administratief ervan uit gegaan dat de goederen die het laatst zijn
ingekocht het eerst worden verkocht. Ook hier kan er bij een prijsstijging een te gunstige
weergave gegeven worden van de bruto winst, alleen het nadeel minder groot omdat er
wordt gewerkt met recentere prijzen.

Omdat het lifo- en fifo-systeem beide niet helemaal kloppen is er nog een ander systeem. Hierbij
wordt de goederenvoorraad gewaardeerd tegen de vaste verrekenprijs. Dit is een schatting van de
gemiddelde inkoopprijs (inclussief inkoopkosten, kosten die met het opslaan en invoeren etc. van de
goederen te maken hebben) voor een komende periode. Dit is dus geen werkelijke prijs, maar een
verwachte. Een aantal berekeningen die je hierbij moet weten zijn:
- Gerealiseerde verkoopresultaat = aantal verkochte producten * ( werkelijke verkoopprijs-
vaste verrekenprijs)
- Voordelig/nadelig resultaat op de inkoopprijs = aantal ingekochte producten *(geschatte
inkoopprijs, dit is onderdeel van de vaste verrekenprijs– werkelijke inkoopprijs)
- Voordelig/nadelig resultaat op de inkoopkosten =geschatte inkoopkosten – werkelijke
inkoopkosten
- Resultaat op inkopen = resultaat inkoopprijs + resultaat inkoopkosten
- Brutowinst = gerealiseerd verkoopresultaat + resultaat op de inkoopprijs en inkoopkosten
- Waarde van de voorraad = aantal aanwezige producten * vaste verrekenprijs
- Verwachte brutowinst = verwachte afzet * (verwachte verkoopprijs – vaste verrekenprijs)

De laatste methode voor de voorraadwaardering is de vervangingswaardemethode. Hierbij is de


vervangingsprijs de inkoopprijs die geld op het moment waarop de waarde van de voorraad wordt
bepaald. De voorraad is waard wat op DAT moment de inkoopprijs is. Het nadeel is dat het heel veel
moeite kost om elke keer de nieuwe prijzen bij te houden. Deze manier is wel de meest zuivere om
de brutowinst te berekenen. De standaardkostprijs is de prijs waartegen een product standaard
wordt verkocht.
Samenvatting Hoofdstuk 23

De toegevoegde waarde is de waarde die een bedrijf toevoegt aan de al bestaande waarde. Over die
waarde moet dan BTW worden betaald. De betaalde of ontvangen BTW wordt afgedragen of
teruggevorderd door de fiscus. Hierdoor is de ondernemer alleen maar een doorgeefluik voor de
BTW. Je kan berekenen wat er moet worden afgedragen aan de fiscus door 19% (meest
voorkomende percentage) te nemen van de toegevoegde waarde. Je hebt ook het 6% tarief
waaronder de meeste levensmiddelen vallen, en het 0% tarief voor export. Medische zorg is
vrijgesteld van BTW.

Brutowinstopslag : een percentage van de inkoopprijs op de inkoopprijs leggen waardoor je de


verkoopprijs krijgt. Formule: verkoopprijs (exclusief BTW) = inkoopprijs + brutowinstopslag (%).
Je telt nog eens de BTW op bij de uitkomst van bovenstaande formule. Die brutowinstopslag is nodig
om de kosten te kunnen dekken. Je kan met de brutowinst de nettowinst bepalen. Formule:
nettowinst over een periode = brutowinst over dezelfde periode – de kosten van die periode.
Bij de brutowinstopslag moet je wel rekening houden met je concurrentie.

Bij een voorcalculatorische nettowinst hebben we het over een nettowinst die van te voren wordt
berekend. Na diezelfde periode bereken je de nacalculatorische nettowinst, ofwel de gerealiseerde.
- Verwachte brutowinst= verwachte of begrote omzet – begrote inkoopwaarde van de omzet.
- De begrote omzet = begrote aantal te verkopen artikelen (ofwel afzet)– de verkoopprijs van
dat artikel. DE OMZET IS ALTIJD EXCLUSIEF BTW. De omzet is een bedrag, de afzet is een
aantal producten.
De verschillende kosten die een handelsonderneming maakt worden ingedeeld in 2 groepen. De
inkoopkosten, die al bij hoofdstuk 21 zijn uitgelegd, en de overheadkosten. Dit zijn alle overige kosten
die noodzakelijk zijn om het bedrijf draaiende te houden. Als je nu de verwachte brutowinst hebt
kunnen bepalen en de kosten ook, kun je zo de verwachte nettowinst bepalen. Formule: verwachte
nettowinst = verwachte brutowinst – verwachte bedrijfskosten + verwachte interestopbrengst.
(VOORBEELD 23.8)

De berekeningen voor de gerealiseerde nettowinst gaan hetzelfde als die van de verwachte
nettowinst, alleen worden hier werkelijke cijfers gebruikt i.p.v. geschatte cijfers. Als je nu de
voorcalculatorische en de nacalculatorisch nettowinst met elkaar gaat vergelijken dan maak je een
verschillenanalyse.
Samenvatting Hoofdstuk 24

Wanneer je de vaste verrekenprijs (inkoopprijs + opslag voor inkoopkosten) verhoogd met een
opslag van de overheadkosten ontstaat de kostprijs. Hierin zijn alle noodzakelijke kosten van de
onderneming opgenomen. Als je de kostprijs dan weer verhoogd met een nettowinstopslag, ontstaat
de verkoopprijs (excl. Btw). Schema:
1. Geschatte inkoopprijs A
Opslag voor inkoop/overheadkosten B +
Vaste verrekenprijs C
2. Vaste verrekenprijs C
Opslag voor overheadkosten =…% van C D +
Kostprijs E
3. Kostprijs E
Nettowinstopslag =…% van E F +
Verkoopprijs exclusief omzetbelasting G

Om het opslagpercentage voor inkoopkosten te berekenen moet je eerst kijken wat de verwachte
inkoopkosten per artikel zijn. Dan moet je gaan kijken naar hoeveel procent dit van de inkoopprijs is:
(verwachte inkoopkosten per artikel / inkoopprijs) * 100% = opslagpercentage voor inkoopkosten.

Bij de methode: de voorcalculatorische nettowinst berekenen met behulp van de


nettowinstopslagmethode, geldt: (verwachte) verkoopresultaat= afzet * (verkoopprijs – kostprijs). Je
kan het (verwachte) verkoopresultaat ook vinden door: Afzet * nettowinstopslag.
Voordat je het verkoopresultaat berekend, maak je eerst gebruik van het eerdergenoemde schema
van de nettowinstopslag.

De makkelijkste manier om de gerealiseerde nettowinst te berekenen is de werkelijke opbrengsten –


de werkelijke kosten, maar deze methode geeft minder informatie over mogelijke afwijkingen.
Daarom kan je ook kiezen voor: Gerealiseerde nettowinst = verkoopresultaat + budgetresultaat
- Verkoopresultaat = afzet*(verkoopprijs excl. Btw - kostprijs)
- Budgetresultaat = toegestane kosten (hiervoor kijk je naar de kostprijs)– werkelijke kosten
Het budgetresultaat kan gesplitst worden in : Resultaat op inkopen en resultaat op
overheadkosten.
Het resultaat op inkopen kan gesplitst worden in: Resultaat op inkoopprijs en resultaat op
inkoopkosten.

Als je een voor- of nadelig resultaat van iets wil berekenen moet je het verwachte met het
gerealiseerde vergelijken.
Samenvatting Hoofdstuk 25

Aantekeningen Break Even Afzet:


Constante kosten: altijd hetzelfde, verandert niet als de afzet/productie wel varieert.
Variabele kosten: varieert met de productie/ afzet. We maken onderscheid tussen
 Proportioneel variabel, wanneer ze het zelfde toe- of afnemen als de afzet.
 Progressief variabel
 Degressief variabel

Break Even Afzet: een afzet waarbij je quitte speelt, je totale kosten zijn gelijk aan je totale
opbrengst. Formule: BEA*p – BEA*v – constante kosten = 0. Maar je kan ook een andere formule
gebruiken: BEA= (alle constante kosten)/(verkoopprijs – variabele kosten per stuk).
In bovenstaande formules geldt: (verkoopprijs P – variabele kosten p. stuk V) = dekkingsbijdrage.

Je hebt ook nog de Break Even Omzet (geen winst, kosten & opbrengsten gelijk). Deze bereken je
door de volgende formule: Break Even Omzet = Break Even Afzet * verkoopprijs( P)

VOORBEELD:
Afzet = 8000
P= 120 euro
Inkoopwaarde van de omzet = 600000 euro
Alle constante kosten = 180000 euro
Variabele kosten= 15 euro per stuk

De ondernemer wil 120000 euro winst maken  hoeveel producten moet hij dan verkopen?
Antwoord:

Q *120 – Q*15 – Q*75 – 180000 = 120000 Q = Afzet


120Q – 15Q – 75Q = 180000+120000 75 euro want 600000/8000
30Q = 300000
Q = 10000

Samenvatting

Er wordt onderscheid gemaakt tussen variabele en constante kosten (zie aantekeningen). De


inkoopwaarde van de omzet is een duidelijk variabele kostenpost, omdat de inkoopwaarde hier
varieert met de afzet. Hierdoor is de brutowinst ook afhankelijk van de afzet.
Voorbeelden van constante kosten zijn afschrijvingskosten of huurkosten. De enige 2 oorzaken die de
constante kosten kunnen veranderen zijn: wijziging van productie-/verkoopcapaciteit en
prijswijziging. De productiecapaciteit geeft aan hoeveel producten een onderneming in een bepaalde
periode maximaal kan maken. De constante kosten veranderen sprongsgewijs bij een uitbreiding van
de productiecapaciteit.

Break Even Afzet (zie aantekeningen): aantal producten die zorgen voor winst noch verlies. Wil je je
uitdrukken in euro’s, dan neem je de Break Even Omzet. Om de BEA of BEO te vinden heb je 3 dingen
nodig: de verkoopprijs per stuk, de variabele kosten per stuk & de totale constante kosten (zie
formule). Je krijgt te maken met de dekkingsprijs, deze is gelijk aan het verschil tussen de
verkoopprijs en de variabele kosten per product. Formule: totale dekkingsbijdrage = afzet*
(verkoopprijs – variabele kosten per product). Hiermee moeten de constante kosten worden gedekt.
Wat er dan nog overblijft is de nettowinst.

Er zijn 3 manieren om de BEA te berekenen (zie aantekeningen), een daar van is het maken van
volgend schema:
1. Omzet …..
Inkoopwaarde van de omzet ….. -
Brutowinst …..
2. Brutowinst …..
Overige variabele kosten ….. -
Dekkingsbijdrage …..
3. Dekkingsbijdrage …..
Constante kosten ….. -
Nettowinst …..
De tweede manier is de formule: BEA = C/(p-v) (zie aantekeningen)
De derde manier is TO = TK, hierbij zijn dus de totale kosten gelijk aan de totale opbrengst.

Als een onderneming verschillende producten verkoopt is het niet goed mogelijk voor elk product
zijn aandeel in de constante kosten te berekenen. Wel kan je de BEO berekenen voor alle producten
samen. Hier heb je 3 dingen voor nodig: De brutowinstmarge als percentage van de omzet, de
variabele kosten als percentage van de omzet en de totale constante kosten per periode. Formule:
TO=omzet = 100%
100% = inkoopwaarde van de omzet% + variabele kosten% + constante kosten.
Los de vergelijking op. (manier 2: VOORBEELD 25.6)

De BEA is in bovenstaand geval wel te berekenen als je de gemiddelde verkoopprijs weet. Formule:
BEA = BEO/ gemiddelde verkoopprijs.
Het is ook mogelijk om te berekenen hoe hoog de omzet moet zijn om een bepaalde nettowinst te
berekenen. Formule: TO – TK = Nettowinst. Ook hier maak je gebruik van de percentages van de
omzet.

Je kan de BEA en BEO ook weergeven in een grafiek met de TO & TK lijn. De TK lijn geeft de totale
kosten weer waarbij de constante onveranderlijk zijn, en de variabelen variëren met de afzet.
Hierdoor kan je steeds de volgende formule gebruiken voor de TK-lijn: TK = Variabele kosten * Q +
constante kosten. Hierin is Q de afzet. De lijn is recht omdat we ervan uit gaan dat de variabele
kosten proportioneel zijn. Om de TO-lijn te berekenen hebben we ook een formule die we kunnen
gebruiken: TO = verkoopprijs*Q. Ook hierin staat Q voor de afzet. Deze lijn is ook recht omdat de
verkoopprijs hetzelfde blijft. Om beide lijnen te tekenen heb je voor beide minstens 2 coördinaten
nodig. Als beide lijnen zijn getekend zie je dat ze elkaar op 1 punt kruisen. Dit punt is het Break-
evenpunt. Als je vanaf dat punt een lijn naar de x-as trekt krijg je de BEA, en op de y-as vind je de
BEO.

Het is ook mogelijk de BEA te vinden in een grafiek met de Constante kosten lijn en een lijn van de
totale dekkingsbijdrage. In deze grafiek kan je niet de BEO vinden. De constante kosten variëren niet,
en zijn dus een rechte lijn die evenwijdig loopt met de x-as. Voor de lijn van de dekkingsbijdrage
hebben we weer een formule: Dekkingsbijdrage* Q. Q is hierin weer de afzet, en je zal weer
minstens 2 punten nodig hebben om de lijn te kunnen tekenen. Voor het vinden van de BEA geldt
weer hetzelfde als in bovenstaande manier. Als je nu de afzet wil vinden die je moet hebben voor de
gewenste nettowinst kan je deze formule gebruiken: TO-TK= nettowinst. Een andere mogelijkheid is:
De gewenste afzet = (constante kosten + gewenste nettowinst)/ dekkingsbijdrage.

You might also like