Globalisering : het proces waarbij de verwevenheid tussen gebieden en samenlevingen toeneemt. De markteconomie (WTO: Wereldhandelsorganisatie) is het leidende economische systeem geworden, waardoor de liberalisering van de wereldhandel is toegenomen. Belangrijk hierin zijn de multinationale ondernemingen, de MNO’s. Deze worden gesteund door verbetering van transport- en communicatietechnologie en het wegvallen van veel handelsbelemmeringen. De MNO’s zijn hierdoor minder plaatsgebonden, waardoor de productieketen (: route die een product aflegt van grondstof tot consument) wordt verspreid over verschillende gebieden. Hierdoor zijn handel en vervoer veel sneller gegroeid dan de productie zelf. In plaats van verbinding kan globalisering ook voor verbrokkeling zorgen, elk deel van de wereld neemt een ander deel van de productie voor zijn rekening. Verbrokkeling treedt ook op omdat de globalisering niet overal doordringt. Alleen gebieden die interessant zijn voor grote internationale bedrijven doen mee.
Paragraaf 3: Globalisering politiek bekeken
Door globalisering is de macht van een nationale staat zelf gedaald, de invloed is deels verschoven: Naar Supranationale organisaties (VN, de Wereldbank, de EU) NGO’s: niet-gouvernementele organisaties ( Rode Kruis, Oxfam, Artsen zonder grenzen) Ook treden lagere bestuursniveaus zoals steden steeds zelfstandiger op als reactie op de mondiale ontwikkelingen. Dit noemt men lokalisering. Globalisering en lokalisering hangen dus nauw samen. Steden in dezelfde regio’s vormen samen een netwerk om het aantrekkelijk te maken voor grote bedrijven om zich daar te vestigen. Bij het einde van de koude oorlog in 1989 werd er een reeks ontwikkelingen in gang gezet die de wereldorde definitief veranderden. Barrières vallen weg en landgrenzen vervagen, er treedt blokvorming op. In de globaliserende wereld ontstaat steeds meer behoefte die op een aantal terreinen (veiligheid, hulpverlening, mensenrechten) de rol ban de wereldregering op zich neemt. Terwijl allerlei krachten aan het werk zijn met het maken van een grote Global Village, ontstaan er tegenwerkingen van mensen en gebieden die hun eigen identiteit en regio (regionalisme) koesteren. De mensen die zich tegen globalisering en de MNO’s verzetten noem je andersglobalisten.
Paragraaf 4: Globalisering cultureel bekeken
Globalisering heeft bij de verspreiding van cultuurelementen twee effecten: Homogenisering: door de verwestering vervagen de grenzen tussen cultuurgebieden. Overal kom je dezelfde grote ketens tegen en kleine talen dreigen te verdwijnen naast de grote Engelse voertaal. Heterogenisering: door wereldwijde migratie ontstaat in de grote steden een cultuurmix. Hierbij wordt soms een geheel nieuwe cultuur ontwikkeld die je transnationaal kunt noemen. De laatste jaren treedt er vooral door de media verwestering (en volgens sommige amerikanisering) van culturen op. We zijn hierdoor nog niet op weg naar een grote wereldcultuur omdat: De overname van de westerse cultuur elementen vooral beperkt blijft tot materiële zaken. Het opgeven van de eigen culturele identiteit gaat de meeste te ver. In andere volken wordt de westerse cultuur vaak alleen door de bovenlaag van de bevolking overgenomen. De westerse wereld staat ook onder invloed van de niet-westerse culturen. Lokale en regionale culturen vullen de invloeden van buitenaf op hun eigen manier in. Soms gebruiken ze hierbij de eigen cultuur als ‘toeristisch uithangbord’. Paragraaf 6: Globalisering as the world turns Een land die gedurende een periode grote delen van de wereld domineert op economisch, militair, financieel en cultureel gebied noemt men een hegemoniale staat. Portugal ontpopte zich na de middeleeuwen als zo’n staat. Dit gold ook voor Spanje. Dit ging door tot ze in 1588 verloren van de Engels-Nederlandse vloot. De Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden werd de nieuwe wereldleider en de gouden eeuw startte. Deze dominantie was vooral gebaseerd op scheepvaart, visserij en handel, en werd geholpen door de oprichting van de VOC in 1602. In 1666 neemt Engeland de wereldmacht over en houdt dit vast tot 1920. Twee factoren verstevigden de banden tussen gebieden in die periode: De industriële revolutie (na 1750). De vraag naar grondstoffen steeg, en aangezien Europa hier een tekort aan had haalden de Europese grootmachten deze bij hun kolonies. Verbetering van het transport zorgt voor toename van de reikwijdte en invloed van moederlanden in kolonies. Dit zorgt voor meer verwevenheid tussen kolonie en moederland. Dit proces, waarin landen hun macht in andere delen van de wereld willen uitbreiden door veroveringen en controle in gebieden noemt men het imperialisme. De WOII zorgt voor drastische veranderingen in de machtsverhouding. Europa is uitgeput en de wereldmacht gaat over naar de VS. Azië en Afrika gaan zich dekoloniseren. Het verschil tussen Europa en de VS is dat de VS niet zozeer macht uitoefent op veroverde landen, maar ze proberen controle te houden over belangrijke gebieden zoals olielanden. Na de instorting van het communisme in 1989 wordt de VS nog sterker, maar ze krijgen ook concurrentie.
Paragraaf 7: Globalisering ontwikkelingen na 1980
Er zijn 3 verweven ontwikkelingen verantwoordelijk voor de snelle globalisering na 1980: 1. Multinationals (MNO’s) zijn door fusies en overnames zo gegroeid dat ze een wereldwijd netwerk hebben opgebouwd. 2. Veel landen hebben hun grenzen geopend voor internationale handel (China). Handel in goederen tussen multinationals wordt belangrijker dan im- en export. 3. Snelle ontwikkelingen van de transport- en communicatietechnologie. Hierdoor zijn er ook geografische gevolgen: Nieuwe internationale arbeidsdeling waardoor de maakindustrie van het centrum naar de semiperiferie en de periferie verplaatst. Het verschil in loon, de uitschuiving, is de belangrijkste oorzaak voor dit proces. MNO’s proberen ook regionale en nationale markten te veroveren, ze plaatsen niet alleen hun productie in het land maar ook hun winkels. Doorschuiven, de locatie van een bedrijf wordt sneller aangepast aan de situatie in regio’s. In alle uithoeken van de wereld is globalisering merkbaar, alles staat met elkaar in verband. Verbrokkeling zorgt ook voor een tweedeling, the fast World en the slow World. Als je de internationale handelsstromen goed bekijkt zie je dat deze 3 gebieden het belangrijkst zijn: Noord-Amerika, de EU en Oost-Azië. Ze worden ook wel de triade genoemd, en vormen het hart van the fast world. In de daar tegenoverstaande slow world woont 80% van de wereldbevolking, hun deelname aan de wereldeconomie is beperkt of afwezig. Als er binnen een land spraken is van een fast- en slow world, spreek je van fragmentarische modernisering. Hierdoor neemt de regionale ongelijkheid verder toe.
Paragraaf 8: Globalisering een blik in de toekomst
Er is sprake van een Global Shift, de machten in de wereld verplaatsen. China’s kracht als economische grootmacht neemt toe. Dit blijkt o.a. uit de Chinese investeringen in het buitenland. Niet alleen China, maar ook andere Aziatische Tijgers groeien. Mogelijke gevolgen van de shift: Het politieke machtscentrum zal vanuit Europa en de VS verschuiven naar Zuid- en Oost Azië. De economische wereldorde verandert, bedrijvigheid zal steeds meer uitschuiven naar landen rondom de Pacific. Geografisch zullen de Stille- en Indische Oceaan centraal liggen. In het Midden-Oosten ligt een broeinest van mogelijke conflicten, maar ook zijn ze de belangrijkste leverancier van energie voor het Verre Oosten. De VS is in het voordeel omdat ze ook aan de Stille Oceaan grenzen. Of Europa door deze veranderingen aan de zijlijn komt te staan hangt af van hun aanpassingsvermogen aan de wijzigingen. Europa moet een sterke eenheid kunnen vormen. Na het instorten van de Sovjet-Unie is de markteconomie het leidende systeem geworden. Volgens de WTO en de wereldbank zal liberalisme uiteindelijk leiden tot welvaart voor iedereen. Er zijn ook anders-globalisten die dit niet geloven en wat scherpe randjes willen wegschrapen: Ze zijn tegen de macht van de MNO’s, en maken zich zorgen over lokale bedrijfjes en ontwikkelingslanden die niet kunnen concurreren. Ze maken zich zorgen over de milieuverontreiniging en milieu uitputting door vervuilende bedrijven in de derde wereld. Ze zijn het niet eens met WTO en wereldbank die voor handelsvrijheid zijn en schuldenlanden strenge bezuinigingen opleggen waarvan de armen de dupe worden.
Paragraaf 10: Krimpende wereld, wordt de wereld een dorp?
Door de toenemende vervlechting (=samenhang) van gebieden wordt de wereld een global village genoemd. De relatieve afstand van gebieden neemt af, we spreken van een tijd-ruimtecompressie; tijd en ruimte worden eigenlijk samengedrukt. De reis- en vervoerstijden en kosten nemen af. Hierbij spelen drie verschillende processen een belangrijke rol 1. Ligging veranderd. De absolute (werkelijke) ligging veranderd niet, maar de relatieve ligging (afstand in tijd, geld en moeite) wel. Globalisering versneld dit proces. Een gebied kan hierdoor opbloeien of vervallen. Beslissend hiervoor zijn: - Positie van het gebied t.o.v. belangrijke economische centra. - De ligging t.o.v. een belangrijke vervoersas/corridor. Deze liggen vaak bij een belangrijke mainport zoals een vliegveld of haven. Globalisering en transport gaan hand in hand. 2. Afstand krimpt. Al gaat de regel van het afstandsverval nog steeds op. Hiermee wordt bedoelt dan wanneer de afstand toeneemt de interactie afneemt. Hierin is de remmende factor dus toch de absolute afstand. 3. Grenzen verdwijnen. Multinationals, informatie, ideeën, cultuur en normen en waarden trekken zich steeds minder van de landgrenzen aan. Deze geografische mobiliteit is nog niet voor iedereen gelijk. Door tijd-ruimtecompressie is de wereld misschien een dorp geworden, maar niet iedereen is zomaar inwoner.
Paragraaf 11: Transporttechnologie, veraf komt dichterbij
De ontwikkeling van transporttechnologie is een van de belangrijkste processen van globalisering. Het afgelopen decennia heeft het transport 3 ontwikkelingen doorgemaakt: 1. Reis- en vervoerstijden zijn spectaculair gedaald in de 20 e eeuw. 2. Transport is goedkoper geworden, vooral door de groei van de capaciteit. 3. De infrastructuur (wegen, havens, vliegvelden etc.) is enorm verbeterd. De uitwisseling van goederen tussen gebieden heeft 3 basisvoorwaarden: 1. Complementariteit: het ene gebied moet leveren waar in het andere gebied vraag naar is. 2. Transporteerbaarheid: De goederen moeten voor een redelijke tijd en prijs vervoerd worden. 3. Geen tussenliggende mogelijkheden: geen ander land wat dichterbij ligt die hetzelfde kan. De transporteerbaarheid kan veranderen als de infrastructuur van een gebied verbeterd. Ook kan de bereikbaarheid toenemen als (politieke) barrières tussen gebieden vervallen. Nog een belangrijke verandering kan zijn de innovaties op transportgebied zoals betere vervoerstechnieken. De met elkaar verbonden mainpoints zijn essentiële knooppunten voor het transportnetwerk van goederen. Paragraaf 12: De eeuw van de informatie Onder informatietechniek verstaat men alle technieken die het mogelijk maken informatie van het ene naar het andere punt te verspreiden. Hieronder volgen 3 factoren die de richting en intensiteit van de internationale communicatie beïnvloeden: 1. Economische factoren: de communicatie verloopt vooral tussen de triade (West Europa, Noord Amerika & Azië).Dit zijn duidelijk de rijkste landen. 2. Sociaalgeografische factoren: hier geld de regel van afstandsverval ook (zie paragraaf 10). Deze regel wordt doorkruist als er in een land veel migranten wonen. 3. Culturele factoren: Er is veel minder informatiewisseling tussen landen met een sterk verschillende cultuur dan tussen landen met een zelfde taal of cultuur. Globalisering is misschien wel het diepst doorgedrongen op de internationale financiële markten met de elektronische snelweg. Door de ruimtelijke spreiding en tijdzones is zaken doen een 24- uursbusiness geworden. De moderne informatietechnologie met internet is een overwinning van grens, afstand en tijd; de netwerksamenleving is het resultaat. Niet iedereen zit op internet. Er is een sterk verband tussen de onliners en the fast World, en de nonliners en de slow World.
De andere plaatjes paragraven:
In je boek kijken. Japan, China en Turkije en hun ontwikkelingen door de globalisering.