You are on page 1of 13

Logica en Wetenschapsfilosofie

Bart Van Kerkhove

Vrije Universiteit Brussel


Centrum voor Logica en Wetenschapsfilosofie
www.clwf.be
Filosofie van de geschiedenis

I a-typisch onderwerp binnen de analytische traditie


I immers, focus op wetenschap vooral beperkt tot exacte
I model = empirische basis en streng logische argumentatie
I andere wetenschappen moeten zich in essentie conformeren
I dubbele betekenis ‘geschiedenis’: het verleden + studie ervan
I aangeduid als ‘speculatieve’ resp. ‘kritische’ geschiedfilosofie
I analytisch geen voeling met eerste variant; zie kort overzicht
I verder focus op viertal onderwerpen binnen tweede variant
Speculatieve filosofie

I vertoont geschiedenis vaste patronen, b.v. cyclisch of lineair?


I zijn individuen of andere krachten motor van ontwikkelingen?
I is er doelmatigheid, b.v. in teken van (morele) vooruitgang?
I belangrijke auteurs spraken zich over deze kwesties uit
I I. Kant: Zum ewigen Frieden (1795)
I O. Spengler: Untergang des Abendlandes (1918, 1922)
I F. Fukuyama: The end of history and the last man (1992)
I analytische filosofie ziet deze vragen als zinloos of gevaarlijk
I bekend voorbeeld: Karl Popper’s aanval op Hegel en Marx
I essentie: opleggen historische wetten leidt tot totalitarisme
I niet onomstreden: verwijt van karikaturale visie op historicisme
Kritische filosofie

I wél aandacht binnen de door ons bestudeerde traditie


1 verklaring
2 oorzakelijkheid
3 objectiviteit
4 methodologische individualisme vs holisme
I niet: latere ontwikkelingen, p.286 e.v.
Verklaring in de geschiedwetenschap

I Carl Hempel, ‘The function of general laws in history’ (1942)


I verklaring = explanans + explanandum (wat te verklaren is)
I explanans = beschrijving begintoestand + universele wet(ten)
I wetten doen het verklarende werk (covering law model)
I verklaring = voorspelling (explanandum = prognosis)
I alle wetenschappen voldoen aan dit model (universalisme)
I geschiedenis voldoet echter zelden: bijna geen beroep op
wetten, enkel uitputtende beschrijving initiële voorwaarden
I liggen volgend hem nochtans veelal klaar onder oppervlakte
I critici betwijfelen echter dat dergelijke ‘schetsen’ alom zijn
I twee pistes: eisen aanpassen, of praktijk aanpassen
Verklaring in de geschiedwetenschap

I Patrick Gardiner, The nature of historical explanation (1952)


I het gaan niet om universale maar ‘poreuze’ wetmatigheden
I m.a.w. er zijn steeds uitzonderingen of ‘gaten’ mogelijk
I nauwgezette analyse moet dit zoveel mogelijk vermijden
I gevolg: focus ligt bij beschrijven toestanden eerder dan wetten
I William Dray, Laws and explanation in history (1957)
I radicalisering hogere kritiek: vermeende wetten zijn ofwel te
algemeen (verklaren niets) of te specifiek (verklaren één geval)
I conclusie: covering law model niet bruikbaar hier
I ontwikkelt alternatief geı̈nspireerd door R.G. Collingwood
Verklaring in de geschiedwetenschap

I ‘rationeel verklaringsmodel’ gebaseerd op praktijk, geen norm


I veel voorkomend type verklaring = redenen voor handelingen
I feitelijke situatie zoals door agent geı̈nterpreteerd
I waarschijnlijke gevolgen zoals door diezelfde voorzien
I doeleinden van die handelende persoon
I handeling die ‘redelijk’ is in het licht hiervan = verklaard
I menselijk handelen is niet altijd rationeel, wel uitgangspunt
I verklaring is dus begrijpen van de logica achter handeling
I groot belang van bronnen / bewijsmateriaal, geen ‘intuı̈tie’
I geen formeel model, drie elementen zijn verweven in verhaal
I contrast Hempel: descriptief (logische reconstructie methode)
Oorzakelijkheid in de geschiedwetenschap

I traditioneel model uit natuurwetenschappen: geheel van


noodzakelijke en voldoende voorwaarden vormt de oorzaak
I W.H. Walsh, ‘Historical causation’ (1962): niet zo bij historici
I oorzaak = elke gebeurtenis, handeling of omissie, zonder
welke beduidend andere loop van gebeurtenissen dan nu
I realiteit is ingewikkeld: veelal diverse factoren te noemen
I taak historicus: de doorslaggevende factor identificeren
I Collingwood: perpsectief handelende persoon (personen)
I Hart & Honoré, Causation in the law (1959):
‘abnormaliteitsprincipe’, d.i. die factor is oorzaak die zorgde
dat loop der dingen anders was dan verwacht (niet makkelijk)
Oorzakelijkheid in de geschiedwetenschap

I Dray, Philosophy of history (1964): dergelijke discussies staan


te ver af van historische praktijk, met name:
I diversiteit aan onverenigbare standpunten m.b.t. selectie
I aanduiden één oorzaak zeldzaam en zelfs onwenselijk
I spoort met pluralisme en verdraagzaamheid in discipline
I Alasdair McIntyre, After virtue (1981): oneens, terug naar
universele opvatting oorzakelijkheid
I concreet: correctie op Hart & Honoré, namelijk aandacht voor
onderliggend proces waarop (geen) ingreep
Objectiviteit in de geschiedwetenschap

I Walsh, An introduction to philosophy of history (1951):


belangrijkste probleem v.d. kritische filosofie
I kan geschiedschrijving zuivere weergave van het gebeurde zijn,
ongeacht standpunt van de historicus?
I algemeen wetenschappelijk al een probleem (zie wetenschaps-
filosofie), hier i.h.b.: het verleden is weg en niet verifieerbaar!
I eerste factor: persoonlijke vooringenomenheid auteur
I tweede factor: groepsvooroordelen (nog implicieter)
! kunnen (h)erkend en dus geremedieerd worden
I derde factor: theoretische interpretatie = subjectief
I vierde factor: onderliggende filosofische standpunten
! kunnen niet gereduceerd tot het verleden zelf
Objectiviteit in de geschiedwetenschap

I oplossing Walsh = perspectivisme, dat ruimte laat voor


subjectiviteit, maar tegenspraak ertussen uitsluit
I toch redding objectiviteit: historisch kritische methode
(bronnenonderzoek) moet gehanteerd worden
I bezwaar: dit strookt niet met houding van historici onderling
(die van hogere vorm van objectiviteit uitgaan)
I Christopher Blake: notie objectiviteit slaat eerder op
‘redelijkheid’ zoals in dagelijks leven of journalistiek
I Dray: historiografie kan niet waardenvrij zijn, omwille van
noodzaak aan selectie (volledigheid onmogelijk)
I historici moeten relatief belang van gebeurtenissen inschatten
I Leon J. Goldstein: objectiviteit mogelijk als intersubjectiviteit,
in realiteit vrij grote overeenstemming over ‘historische
waarheid’, met openheid voor correcties gebaseerd op bewijzen
Methodologisch individualisme vs holisme

I wat is het object van onderzoek: individuen of groepen?


I politieke lading van dit debat: gevaren van collectivisme
I Popper, Open society and its enemies; Poverty of historiscism
I J.W.N. Watkins: gebeurtenissen verklaren uit
I individualisme: (a) principes die individueel gedrag leiden, en
(b) omstandigheden
I holisme: (a) maatschappelijke wetten, en (b) plaats van
individuen in het geheel
I Watkins verkiest het eerste, omdat (1) sociale verschijnselen
gevormd worden door individueel gedrag, en (2) dat laatste
bovendien goed toegankelijk is voor onderzoek i.t.t. sociale
I May Brodbeck: spreken over gedrag of eigenschappen van
groepen zonder verwijzing naar individuen is wél mogelijk
Methodologisch individualisme vs holisme

I meer nog: dat collectieve vertoont eigen dynamiek die enkel


uit interactie kan worden verklaard b.v. sociale controle
I reactie Watkins: half-way explanations i.t.v. groepsgedrag zijn
aanvaardbaar, maar kunnen worden uitgewerkt tot
rock-bottom explanations i.t.v. individueel gedrag
I verder: laatste type verklaring ook mogelijk in termen van
‘anonieme’ individuen + niet noodzakelijk individuele intenties
nodig, veelvuldige mogelijkheid van onbedoelde gevolgen
I Maurice Mandelbaum, ‘Societal laws’ (1957): voorbij de
dichotomie, soms societal facts nodig zonder daarom holisme
I Arthur C. Danto (1962): Watkins ontkent bestaan van
samenlevingen en rol van individuen erin niet; wél moeten die
collectieven worden verklaard vanuit individueel gedrag

You might also like