Professional Documents
Culture Documents
Luisterwijzer Muziek
Luisterwijzer Muziek
Luisterwijzer muziek
1.- Wat hoor je: in welke stijl is de muziek?
Muziek is meestal in een bepaalde stijl geschreven. Dat zegt vaak iets over de tijd of de
plaats van ontstaan, maar soms ook iets over de bedoeling van de componist of de
uitvoerende. Het bepaalt vaak ook hoe je er naar 'moet' luisteren.
Binnen elke stijl zijn er natuurlijk weer onderverdelingen te maken. Bij jazz kan het
bijvoorbeeld dixieland. bigband-jazz, bebop of free jazz zijn.
Probeer zo mogelijk ook te benoemen tot welk 'subgenre' dit stuk hoort.
Soms is sprake van een mengstijl, bijvoorbeeld tussen pop en niet-westerse muziek.
somber
dreigend
plechtig
vrolijk
rustig
intiem
heftig
chaotisch
mysterieus
Probeer weer te geven wat de muziek je 'deed'. de eerste indruk van de muziek. De
gegeven stemmingen kunnen je daarbij op weg helpen. Hoe komt het dat de muziek deze
uitwerking heeft? Is dat bewust bedoeld door de componis/uitvoerende? Hoe bereikt hij
dat?
3.- Wat hoor je: welk aspect van de muziek trekt veel aandacht?
De melodie
Het ritme
De klankkleur of “sound”
4.- Wat hoor en ervaar je: luister je naar een concert of geluidsopname?
Tijdens een concert spelen veel dingen mee in de manier waarop je de muziek ervaart.
Tijdens een popconcert is er een actieve interactie met het publiek (meeklappen.
meezingen, 'we want more' etc). Bij een jazzconcert is het de gewoonte om na elke solo
te applaudisseren, ook al is het stuk nog niet afgelopen. Tijdens een klassiek concert mag
dit weer niet.
5.- Wat hoor en zie je: is de muziek onderdeel van een groter geheel?
Als de muziek een onderdeel van een groter geheel is, wordt ze uiteraard in sterke mate
bepaald door dat geheel. Het ligt voor de hand om het verband tussen de muziek en de
handeling, de tekst en de sfeer te onderzoeken.
Net als bij dans is er bij muziek vaak een verschil tussen de maker van een kunstwerk cde
componist) en de uitvoerende (de musici). In jazzmuziek is de vrijheid van de
uitvoerende bijvoorbeeld een eerste vereiste. Maar bij Mahler zal elke noot exact
gespeeld moelen worden zoals hij in de partituur beschreven staat. Het is boeiend (en
soms absoluut noodzakelijk) om de inbreng van de componist en van de uitvoerencie van
elkaar te onderscheiden.
Muziek met tekst kan eigenlijk niet begrepen worden als de luisteraar de tekst niet kan
verstaan of kent. Vandaar dat veel operahuizen tekstboekjes ter beschikking stellen, en
tegenwoordig vaak 'boventiteling' boven het toneel hebben. Het verband tussen tekst en
muziek kan innig of los zijn. De betekenissen van beiden kunnen parallel lopen of elkaar
aanvullen, of elkaar soms tegenspreken (extreem voorbeeld: het weerbericht a capella
gezongen). Doorgaans verdiepen ze elkaars werking. Het levert dus veel op om eens een
fragment van een stuk gedetailleerd op dit aspect uit te spitten.
Muziek als uiting algemeen herkenbaar levensgevoel: Muziek die gewaardeerd wordt
omdat het stem geeft aan wat het publiek ook voelt, als uiting van generatie of
jeugdcultuur.
Muziek met autobiografische betekenis: Muziek die gewaardeerd wordt omdat de
componist of uitvoerende eigen gevoelens of belevenissen tot uitdrukking brengt.
Overigens hoeven deze twee categorieën elkaar niet uit te sluiten. .
De overige categorieën spreken voor zich.
36
aria : lied, vocaal solo-stuk. Komt voor als onderdeel van een opera, oratorium, cantate en
zelfstandig.Hierin drukken personages hun gevoelens uit.
B
ballade : oorspronkelijk een danslied, vervolgens refreinlied voor voorzanger en koor,
daarna een instrumentale vorm. In jazz: ballad.
band : jazzensemble. Na 1920 heet een groep van hoogstens zeven musici een band en
met een groter aantal een orkest. Een bigband noemt men tegenwoordig een groot
dansorkest met saxofoons, trompetten, trombones, piano, gitaar, contrabas en slagwerk.
C
cadens: een onbegeleide passage in een concert, waarin de solist excelleert. De componist
laat de invulling vaak over aan de solist. Na Beethoven (1770-1827) hebben componisten
de cadens meestal uitgeschreven.
climax: vergroting van de muzikale intensiteit door een klein motief vaak achter elkaar te
herhalen met een sterkere dynamiek, hogere toon en sneller tempo.
con sordino: met een demper te spelen muziek voor koperblazers en strijkers.
couplet: sinds de negentiende eeuw een grappig strofenlied dat in operettes wordt
ingevoegd. Later ontstaat hieruit het cabaretlied. strofe.
D
decrescendo: geleidelijk in klanksterkte afnemend, dynamiek.
dirigent: titel van de leider van een muziekensemble. Hij is verantwoordelijk voor het
instuderenw de muzikale weergave en de interpretatie van een compositie.
38
disco-muziek: (Jaren zeventig en tachtig) populaire moderne dansmuziek met een sterk
ritme
dissonant: samenklank die spanning geeft en een gevoel dat er iets moet gebeuren.
E
ensemble: groep musicerenden, waarbij meestal elke stem of instrumet met één speler is
bezet.
etude. sinds de 18de eeuw de naam voor oefenstukken, eerst voor piano en later ook voor
andere instrumenten geschreven.
expositie: een begrip uit de fuga- en sonatecompositie. Bij een fuga de eerste
presentatie. van het thema: in de hoofdvorm het gedeelte waarin de thema's voor het eerst
optreden.
F
fantasie: muziekstuk zonder nauw omschreven regels.
filmmuziek: in de tijd van de stomme film (t&b film) begint men rond 1900 het verhaal te
'verduidelijken' met muziek. In eerste instantie alleen pianobegeleiding. Later wordt dit
39
uitgebreid tot een pianotrio of zelfs een groot orkest. Met de uitvinding van de
geluidsfilm wordt de muziek tegelijk met het beeld opgenomen.
finale : 1. slot van een meerdelig muziekstuk als een sonate of symfonie. 2.de slotscene
van een bedrijf in de opera.
G
Gangsta rap: rap. Hierin wordt het criminele leven in de ghetto's van Amerika bezongen.
Vaak als waarschuwing voor jongeren uit deze wijken om niet
bij een gang (straatbende) te gaan.
H
hard core: (trash) harde monotone en zeer snelle versie van punkmuziek. Ontstaan in de
Verenigde Staten.
homofonie: muziek waarbij één stem een dominerende rol heeft en de rest begeleiding is
polyfonie.
house-muziek: dansmuziek gekenmerkt door een zware drumbeat (120 beats per minuut)
en een stuwende baslijn om de vaart erin te houden. Eenvoudige
melodieën en korte tekstsamples worden door middel van computers door een dj hieraan
toegevoegd. Begin jaren tachtig experimenteert de dj van de Warehouse
Club in Chicago met deze muziek. Al snel wordt in andere clubs en discotheken in
Chicago naar de sound van the .house' gevraagd.
40
human beatbox: ritmische begeleiding van met name de rap, waarbij met mondklanken
een drumcomputer wordt nagebootst.
I
idee-fixe: leidmotief.
improviseren: een vorm van musiceren waarbij een instrumentalist of vocalist of een
groep instrumentalisten/vocalisten muziek maken zonder daarbij 'van tevo-
ren' gecomponeerde muziek te gebruiken.
instrumentale muziek: muziek die alleen voor instrumenten geschreven is. Deze
compositievorm is begonnen in de Middeleeuwen. voor die tijd worden
instrumenten alleen samen met zangstemmen gebruikt.
instrumentatie: het vertalen van een muzikale schets neer een stuk voor andere
instrumenten.
interval: [at. intervallum) de afstand tussen twee tegelijk of na elkaar klinkende tonen.
J
jazz: muziekvorm die zich begin twintigste eeuw ontwikkelde uit de muziek van de
Amerikaanse zwarte gemeenschap. In eerste instantie werd jazz voornamelijk
geïmproviseerd, tegenwoordig improviseren de musici vaak alleen in solo's. Soms
bedoeld om op te dansen, soms als luistermuziek.
K
kamermuziek: oorspronkelijk muziek die opgevoerd werd in klein gezelschap. 'in camera'
(onder kameraden). Tegenwoordig verstaat men hieronder alle werken die geschreven
zijn voor kleine bezettingen.
klank: alles wat hoorbaar wordt voortgebracht door een instrument of de stem.
klankkleur. timbre of kleur van een toon of een instrument. Men spreekt hoofdzakelijk
van klankkleuren wanneer er meerdere instrumenten samenwerken
bij het maken van een bepaalde klank.
L
leidmotief. (duits: leitmotiv) karakteristieke wending (melodisch, harmonisch, ritmisch)
die, binnen het kader van een ~ compositie. kenmerkend is voor een
persoon, een zaak of een gebeurtenis. Dit motief komt telkens voorbij als die persoon,
zaak of gebeurtenis tevoorschijn komt. Komt veel voor in opera. Komt
voor het eerst voor in een beschouwing over Wagner(1876). Eerder al gebruikt Berlioz in
zijn Symphonie Fantastique (1830) een leidend thema dat hij .idée-
fixe' heeft genoemd.
M
maat: metrische eenheid van meerdere teleenheden.De maat wordt in het begin van een
stuk in de vorm van een breuk aangegeven, bijv. 3/4, 4/4 of 618. Verder
geeft de maat aan waar accenten moeten vallen.
majeur: stemming van een toonladder waarvan de eerste terts groot is. Klinkt 'vrolijk'
meerStemmigheid: vocale en instrumentale muziek met op zichzelf staande stemmen die
door het hele werk te volgen zijn.
mellow; europese benaming voor alle house varianten. behalve techno en gabberhouse.
melodie : cGr. melos: lied, wijs) een reeks opeenvolgende tonen, die samen één geheel
vormen. Het beginsel van het verloop is spanning, ontwikkeling en
oplossing. militaire muziek: muziek die in het militaire leven als gebruiks- en
kunstmuziek wordt uitgevoerd. bijv. marsmuziek.
mineur. stemming van een ~ toonladder waarvan de eerste terts klein is. Klinkt 'somber'.
motief. [at. movere: bewegen) kleinst melodisch of ritmisch gegeven dat als bouwsteen
dient voor een muzikale zin of compositie.
musical: toneelstuk of film, waarin deel van de tekst wordt gezongen. Het showelement is
belangrijk.
muziektheater: alle toneelwerken die met muziek moeten worden uitgevoerd, zoals opera,
operette, ballet, musicals.
N
42
new wave : alternatieve term voor punk, echter veel rijkere muzikale verscheidenheid.
noten: [at. nota: teken) geschreven of gedrukt: dat wat je leest in de partituur, in
tegenstelling tot de tonen of de klank, die je hoort. Noten worden genoteerd op de
notenbalk, waarbij de duur van de tonen wordt afgelezen aan de vorm en de toonhoogte
wordt bepaald door de plaats.
0
opera: (Lat. opus . werk) gezongen en gespeeld drama (t&b drama) voor zangers en
orkest
operette: een komische opera met een zeer luchtig karakter, waarin veel wordt gesproken
en gedanst.
P
partituur: de geschreven muziek, de volledige notering van een muziekstuk.
part ij : bladmuziek. Vergelijkbaar met de 'tekst' of rol van een toneelspeler. Gespeeld
door één musicus of bij een groter orkest door een groep.
passie: het lijdensverhaal van Christus zoals dat door de vier evangelisten is
opgeschreven. Dit verhaal is o.a. door Johann Sebastian Bach meerdere malen van
muziek voorzien. (Een dergelijke muzikale interpretaties van een religieus verhaal wordt
oratorium genoemd.) Vooral zijn Matthaus Passion is in Nederland zeer beroemd en
wordt rondom Pasen veelvuldig opgevoerd.
popmuziek; pop: afkorting van populair. instrumentale en vocale muziek. Ontstaan uit
rock, maar beinvloed door andere muziekvormen, leefgewoonten en
denkbeelden.
proloog: (Gr. voorrede) zoals in de dramatische dichtkunst heeft ook de opera en ballet
vaak een proloog als inleiding.
punkmuziek: zeer ruwe, opwindende en energieke met teksten die zich tegen alle
van gezag en onderdukking afzet. Bijbehorend is het shockerende modebeeld van
hanekammen, veel leer e.d. Onstaat eind jaren zeventig in Engeland.
R
rap: het ritmisch voordragen van tekst op muziek. Deze vorm van zingen gaat terug op de
Afrikaanse griots, die daar van dorp naar dorp trokken om verhalen te vertellen.
recitatief: gezongen gedeelte uit een opera, cantate of oratorium, waarin de handeling, de
plot van het verhaal wordt uitgelegd. Dit leidt meestal een
aria in.
repertoire: totaal van al stukken die een kunstenaar, ensemble, orkest beheerst en t.z.t
uitvoert.
reprise: herhaling van de twee thema's aan het slot van het eerste deel van een
sonate.
ritme. algemene term voor de beweging in de muziek. Door de opeenvolging van lange
en korte, beklemtoonde en onbeklemtoonde noten onstaat het ritme in een compositie.
Samen met melodie en harmonie vormen zij de grondelementen in de muziek.
rockmuziek: aanvankelijk een begrip uit de jazz van de jaren dertig en de wat
agressievere blues. De moderne rock uit de jaren zestig en zeventig berust op
een multi-beat en een sterke akoestiek.
rock & roll: populaire muziek. Opkomst in de jaren vijftig in Amerika. Maakt gebruik
van de blues, gospel en country and western.
romance: instrumentale compositie met lyrische tot sentimentele inhoud, geen gebonden
vorm. Afkomstig van de Middeleeuwse liefdesliederen.
S
scratchen: het uitgekiend heen en weer bewegen van een plaat door een dj in een
uitgekiende groef Veel gebruikt in de hiphop. De dj wordt hier door een muzikant, die
van bestaande platen nieuwe muziek, maakt.
serenade: muzikale hulde die 's avonds onder het venster van een geliefde wordt gebracht.
shout: zang en dans gepaard met handgeklap tijdens de kerkdiensten van de zwarte
Amerikaanse gemeenschap, waardoor de kerkgangers in extase raken.
sonate: de 'klassieke. sonate is een instrumentale compositie in vier delen voor één of
twee instrumenten: snel - langzaam - iets sneller - snel. Een sonate
geschreven voor een orkest wordt symfonie genoemd
sopraan: hoogste vmuwenstem.
sound: ~ klankkleur.
thema: een afgerond melodisch gegeven dat als bouwsteen dient voor een compositie.
Het is langer dan een motief; een thema kan uit meerdere zinnen bestaan.
timbre: klankkleur.
tonaliteit: het principe dat er aan een muziekstuk een toonladder ten grondslag ligt
toon: regelmatige trilling van een voorwerp (bijv lucht, snaar). Ook: meerdelige
compositie voor strijkers of blazers.
toonladder. een reeks tonen, die in oplopende toonhoogte en in een vaste onderlinge
afstand gerangschikt staan.
toonsoort: een compositie staat in een toonsoort. Deze wordt bepaald door de tonica en
het toongeslacht. Bijvoorbeeld een compostie in C-mineur: de tonica = c. Het
toongeslacht is mineur.
V
46
variatie: een van de belangrijkste muzikale vormen. Hierbij wordt een thema melodisch,
harmonisch, ritmisch op verschillende manieren veranderd.
virtuoos: term die sinds het einde van de 17de eeuw gebruikt werd voor een musicus met
een perfecte techniek.