You are on page 1of 16

Anthony Horowitz, In de lens gevangen

De rommelmarkt vond elke zaterdag plaats aan het eind van Crouch End. Er lag daar een
ongebruikt stuk land – niet een parkeerterrein, niet een bouwterrein, gewoon een landje
met puin en gruis, waar niemand blijkbaar iets mee wist te beginnen. En toen waren ze op
een zomerdag opgedoken: mensen die tweedehands spullen verkochten uit de kofferruimte
van hun auto. Ze waren eropaf gekomen als vliegen op een picknick en sindsdien kwamen ze
elke week. Niet dat er veel te halen viel. Glazen met barsten en oerlelijke etensborden,
beschimmelde pockets van schrijvers van wie je nog nooit had gehoord, elektrische water-
kokers en stukken hifi-apparatuur die zo te zien vijftig jaar oud waren.
Matthew Cade had eigenlijk alleen maar besloten erheen te gaan omdat het niks kostte. Hij
was al eerder op de rommelmarkt geweest en had er niks beters vandaan gehaald dan een
stevige kou. Maar het was nu een warme zaterdagmiddag. Hij had de tijd. En ja, de markt
was er nu eenmaal. Matthew ontdekte dat hij tussen de auto's en de geïmproviseerde
stalletjes rondliep, nog voor hij besefte wat hij deed.
Maar het was dezelfde ouwe rommel als altijd. Hij zou hier zeker geen cadeautje vinden voor
zijn vaders vijftigste verjaardag, tenzij zijn ouwe heer opeens het onbedwingbare verlangen
kreeg een puzzel van Sneeuwwitje te bezitten (vijfhonderd stukjes, slechts één stukje
ontbreekt) of een koffiezetapparaat van Philips (slechts licht gebarsten) of misschien een
gebreid vest in een ongebruikelijke tint roze (blèèèèh!). Matthew zuchtte. Er waren van die
ogenblikken dat hij het haatte dat hij in Noord-Londen woonde – zoals vandaag. Pas na zijn
laatste verjaardag, zijn veertiende, hadden zijn ouders het eindelijk goed gevonden dat hij op
zijn eentje de deur uitging. En pas toen had hij ontdekt dat er eigenlijk niks was om heen te
gaan. Dat onooglijke Crouch End en zijn onooglijke rommelmarkt. Was dat nou de plaats
voor een slanke, goed uitziende tienerjongen op een zomerse middag?
Hij stond al op het punt om weg te gaan, toen er een auto kwam aanrijden die op het
uiterste hoekje parkeerde. Eerst dacht hij dat het een vergissing moest zijn. De meeste
auto's op de rommelmarkt waren oud en doorgeroest, net zo afgeleefd als de spullen die ze
verkochten. Maar dit was een Volkswagen met een nieuw kenteken, felrood en blinkend
schoon. Terwijl Matthew stond te kijken, stapte er een man op leeftijd uit, die de kofferbak
opendeed en er toen bij bleef staan, onbehaaglijk en slecht op zijn gemak, alsof hij niet wist
wat hij verder moest doen. Matthew slenterde erheen.
De inhoud van die kofferbak zou hij zich altijd herinneren. Het was heel vreemd. Hij had een
slecht geheugen. Ze hadden een programma op de tv waar je je moest herinneren welke
prijzen er langs kwamen op de lopende band, en hij haalde er nooit meer dan twee of drie,
maar dit keer leek alles in zijn geheugen te zijn geprent, als... als een foto.
Er lagen een baseballjack, twee spijkerbroeken, een paar rolschaatsen, een Kuifje-raket, een
gloednieuw Engels woordenboek, een stuk of twintig cd's — voornamelijk popmuziek — een
walkman van Sony, een gitaar, een Dungeons & Dragons-spel, een ouijabord, een
Gameboy...

Netwerk TaalCentraal 3 Pagina 1 van 16


... en een camera.
Matthew stak zijn hand uit en pakte de camera op. Hij was al gewaargeworden dat een
kleine oploop achter hem was ontstaan; andere handen drongen langs hem heen om
artikelen uit de kofferbak te graaien. De oudere man die de auto had bestuurd bewoog zich
niet. Hij liet ook niets van emoties blijken. Hij had een mager gezicht met holle ogen die niet
helemaal scherp leken te zien en te lang grijs haar dat in pieken tot op zijn kraag hing.
`Ik geef je d'r tien pond voor,' zei een vrouw.
Matthew zag dat ze het baseballjack had gepakt. Het was bijna nieuw en moest minstens
dertig pond waard zij n.
`Verkocht,' zei de man. Zijn gezicht bleef onbewogen.
Matthew bekeek de camera aan alle kanten. In tegenstelling tot het jack was het ding oud,
waarschijnlijk al tweedehands gekocht, maar het scheen in prima staat te verkeren. Het was
een Pentax — maar de x was weggesleten. Dat was de enige zichtbare beschadiging. Hij hield
het ding voor zijn ogen en keek door de zoeker. Aan de overkant van de rommelmarkt hield
een vrouw juist het afschuwelijke roze vest op, waar zijn oog al eerder op gevallen was. Hij
stelde de zoeker scherp en kreeg even een gevoel van opwinding, toen het beeld op hem toe
zoefde en het vest nu zijn hele blikveld vulde. Hij kon zelfs de knoopjes zien — ze waren
zilverwit en zaten los. Hij maakte een draai en de auto's en de menigte zwierden langs de
zoeker terwijl hij een voorwerp zocht. Zomaar, zonder reden, stelde hij in op een grote
slaapkamerspiegel die tegen een andere auto stond. Zijn vinger vond de ontspanner en hij
drukte af. Er klonk een bevredigende klik en de spiegel verdween heel even toen de sluiter
open en dicht ging. Hij kon er natuurlijk niet zeker van zijn, maar het had er alle schijn van
dat de camera nog werkte.
En het zou een ideaal cadeau zijn. Een paar maanden geleden had zijn vader nog geklaagd
over de foto's van hun laatste vakantie in Frankrijk, die net waren teruggekomen. De helft
was onscherp en de rest was zo overbelicht, dat het Loiredal er zowat even aantrekkelijk
uitzag als de Gobiwoestijn bij zware mist. Natuurlijk had hij het fototoestel de schuld
gegeven, een Olympus Trip die hij zichzelf zo'n tien jaar geleden cadeau had gedaan.
`Het is een speelgoedtoestelletje.' Matthew herinnerde zich hoe zijn ouders het er aan het
ontbijt over hadden gehad.
`Het ligt niet aan de camera, het ligt aan jou!'
`Je moet hem gewoon ergens op richten en dan afdrukken. Ik hoef niks te doen. Ik ga nog
eens een keer een andere kopen...'
Maar dat had hij niet gedaan. Over een week zou hij zijn vijftigste verjaardag vieren. En
Matthew had hier het volmaakte verjaardagscadeau in handen.
Hoeveel zou-ie kosten? Het toestel voelde best duur. Om te beginnen was het zwaar. Solide.
Het had duidelijk een krachtige lens. Het toestel had wel geen automatisch transport of
digitale lichtmeting, of van die andere foefjes waarvan camera's vandaag de dag standaard
waren voorzien. Maar technologie was goedkoop. Kwaliteit was pas duur. En dit was zonder
twijfel een kwaliteitscamera.

Netwerk TaalCentraal 3 Pagina 2 van 16


`Doet u het voor tien pond?' vroeg Matthew. Als de eigenaar het best vond om zo weinig te
vangen voor het baseball-jack, misschien zou hij dan ook geen bedenkingen hebben over de
camera. Maar dit keer schudde de oudere man zijn hoofd. `Die is op z'n minst tachtig waard,'
zei hij. Hij draaide zich om en incasseerde twintig pond voor de gitaar. Hij werd gekocht door
een zwarte jonge vrouw die er op begon te tokkelen toen ze wegliep.
`Laat mij eens kijken...' Een man met rossig haar en een snor wilde de camera pakken, maar
Matthew week achteruit. Hij had drie biljetten van twintig pond op zak. Twaalf weken
schoenen poetsen, auto wassen en andere klusjes doen in huis. Hij was niet van plan
geweest dat allemaal te besteden voor zijn vader. Misschien zelfs niet de helft.
`Doet u het voor veertig pond?' vroeg hij de oudere man. `Meer heb ik niet,' loog hij.
De man keek hem eens aan en knikte toen. `Ja. Goed dan.'
Matthew voelde een steek van opwinding en tegelijkertijd een plotselinge angst. Een camera
van tachtig pond voor veertig. Dan moest het ding wel stuk zijn. Of gestolen. Of allebei. Maar
toen wilde de man met het rosse haar net iets zeggen. Matthew dook zijn geld op en duwde
het de eigenaar van de camera in handen, omdat hij opeens bang was dat het toestel zijn
neus voorbij zou gaan. De man scheen niet blij of spijtig te zijn met het geld. Hij vouwde het
op en stak het in zijn zak, meer niet, alsof het niets voor hem betekende.
`Dank u wel,' zei Matthew.
De oudere man keek hem strak aan. `Hij is van mijn zoon geweest,' zei hij.
En toen Matthew in die ogen keek en die woorden hoorde, wist hij opeens dat er iets
verschrikkelijks was gebeurd, dat het niet alleen voor de camera voltooid verleden tijd was,
maar voor de zoon ook. Hij had het natuurlijk meteen kunnen raden. Alles in de kofferbak
behoorde toe aan een jongeman. Waarom zou een oudere man het dan verkopen? Daar kon
maar één reden voor zijn. Het enige wat Matthew nu nog wilde was wég. Hij draaide zich om
en wrong zich door de menigte heen. De zon scheen nog steeds, maar nu had hij het koud.
Hij was juist door het hek de weg op gestapt, toen hij het hoorde: het onmiskenbare geluid
van brekend glas. Hij draaide zich om en keek, en zag dat de slaapkamerspiegel die hij zojuist
had gefotografeerd met zijn nieuwe camera omgestoten was. Tenminste, hij nam aan dat er
zoiets was gebeurd. Het ding lag plat op de grond, omgeven door glasscherven.
De eigenaar — een korte gedrongen kerel met een kale kop als van een skinhead — sprong
naar voren en greep een man beet die net langs liep. `Jij hebt mijn spiegel omgegooid!'
schreeuwde hij.
`Ik ben er niet eens bij in de buurt geweest!' De andere man was jonger en droeg een
spijkerbroek en een Star Trek T-shirt.
`Ik heb het wel gezien! Da's mooi vijftien ballen...' `Ga fietsen!'
En terwijl Matthew nog stond te kijken balde de skinhead zijn vuist en haalde uit. Matthew
kon bijna horen hoe de knokkels tegen het gezicht van de ander knalden. De tweede man
begon te schreeuwen. Bloed gutste uit zijn neus te voorschijn en stroomde over zijn T-shirt.
Matthew drukte de camera stijf tegen zich aan, draaide zich om en maakte dat hij weg
kwam.
`Die moet gestolen zijn,' zei Elizabeth Cade terwijl ze de camera aan de keukentafel bekeek.

Netwerk TaalCentraal 3 Pagina 3 van 16


`Geloof ik niet,' zei Matthew. `Ik denk dat die man zijn zoon omgekomen is bij een ongeluk of
zoiets. Hij was al zijn spullen aan het verkopen.'
Wat heb je d'r voor betaald?' vroeg Jamie. Jamie was zijn jongere broertje. Drie jaar jonger
en gierend jaloers op alles wat Matthew deed.
`Gaat je niks aan,' antwoordde Matthew.
Elizabeth drukte met haar nagel op een knopje en de achterkant van de camera sprong
open. `O, kijk eens!' zei ze. `Er zit nog een filmpje in.' Ze hield de camera schuin en er viel een
Kodak-rolletje in haar hand. `Het is vol,' voegde ze eraan toe.
`De vorige eigenaar moet dat erin hebben laten zitten,' zei Jamie.
`Misschien moest je het maar laten ontwikkelen,' opperde Elizabeth. `Je weet nooit wat je
nog vindt.'
`Saaie familiekiekjes,' mompelde Matthew.
`Misschien wel porno!' schreeuwde Jamie.
`Word 'ns volwassen, mongool!' zuchtte Matthew. `Jij bent ook een watje...!'
`Achterlijk stuk verdriet...'
`Kom, jongens! Laten we nou geen ruzie maken!' Elizabeth gaf Matthew de camera terug.
`Het is een mooi cadeau,' zei ze. `Chris zal er blij mee zijn. En hij hoeft niet te weten waar je
hem vandaan hebt... of hoe jij denkt dat hij daar terecht is gekomen.'
Christopher Cade was acteur. Hij was niet beroemd, hoewel er nog mensen waren die hem
herkenden van een tv-spotje voor sherry waarin hij twee jaar terug met Kerstmis had
gespeeld, maar hij had wel voortdurend werk. Op dit moment, de week voor zijn vijftigste
verjaardag, speelde hij Brutus in Macbeth van Shakespeare (`het Schotse stuk' noemde hij
het, want het bracht ongeluk, zei hij, als je het met name noemde). Hij was de afgelopen vijf
weken zes avonden en één middag per week steevast vermoord en begon nu uit te kijken
naar het eind van de rit.
Matthew en Jamie vonden het fijn als Chris in Londen optrad, vooral als dat samenviel met
de grote vakantie. Het betekende dat ze heel wat tijd samen konden doorbrengen. Ze
hadden een oude labrador, Polonius, en dikwijls maakten ze met hun vieren lange
wandelingen op Hampstead Heath. Elizabeth Cade had een deeltijdbaan in een
antiekwinkeltje, maar als ze vrij had ging ze ook mee. Ze waren een hecht, gelukkig gezin. De
Cades waren nu twintig jaar getrouwd.
Inwendig was Matthew een beetje geschrokken van het vele geld dat hij voor de camera had
uitgegeven, maar tegen dat de verjaardag aanbrak had hij het van zich af weten te zetten en
de reactie van zijn vader deed hem oprecht plezier.
`Fantastisch!' riep Christopher uit terwijl hij de camera om en om draaide. Het gezin had juist
het ontbijt achter de rug en zat nog rond de tafel in de keuken. `Precies wat ik wilde hebben.
Automatische belichting maar ook een lichtmeter! En allerlei diafragma's....' Hij keek op naar
Matthew die zat te stralen van genoegen. `Waar heb je die vandaan, Matt? Een bank
beroofd soms?'
`Hij is tweedehands, hoor,' verkondigde Jamie.
`Dat zie ik ook wel. Maar het blijft een fantastische camera. Zit er een filmpje in?'

Netwerk TaalCentraal 3 Pagina 4 van 16


`Dat heb ik niet gehaald...' Matthew herinnerde zich het filmpje dat hij in de camera had
gevonden. Het lag op zijn nachtkastje. Nu vloekte hij zichzelf inwendig uit. Waarom had hij er
niet aan gedacht een nieuw te kopen? Wat had je aan een fototoestel zonder filmpje?
`Je hebt mijn cadeautje nog niet opengemaakt, pappa,' zei Jamie.
Christopher legde de camera neer en pakte een klein vierkant doosje dat ingepakt was in
Power Rangers papier. Hij scheurde het open en moest lachen toen er een filmpje op tafel
rolde. `Dat is goed bedacht!' riep hij uit.
Gierigaard, dacht Matthew, maar hij hield wijselijk maar zijn mond.
`Nou, hoe gaat dat er ook weer in...'
`Hier. Laat mij het maar doen.' Matthew nam de camera over van zijn vader en knipte de
achterkant open. Toen scheurde hij het doosje open en begon het filmpje in te leggen.
Maar hij kreeg het niet voor elkaar.
Hij hield op met wat hij aan het doen was...
... en gleed weg in een nachtmerrie.
Het was alsof de gezinsleden — Christopher en Elizabeth, die aan de ontbijttafel zaten,
terwijl Jamie er naast hing — een foto waren geworden. Matthew zag ze opeens als van
buitenaf, als bevroren in een andere wereld. Alles scheen stil te staan. Op hetzelfde moment
voelde hij iets wat hij nog nooit had gevoeld, een vreemd tintelen achter in zijn hals, waar
alle haartjes één voor één recht overeind gingen staan. Hij keek neer op de camera die in zijn
handen was gegroeid tot een gapend zwart gat. Hij voelde dat hij viel, dat hij naar binnen
werd gezogen. En als hij er eenmaal in zat, zou de achterkant van de camera dichtklappen als
het deksel van een doodskist en hem opsluiten in de ijselijke duisternis...
`Matt? Gaat het met je?' Christopher stak zijn hand uit en nam de camera over waarbij hij de
ban verbrak; Matthew besefte dat hij trilde over zijn hele lijf, dat er zweet stond op zijn
schouders en in zijn handen. Wat was er met hem gebeurd? Wat had hij zojuist beleefd?'
`Ja. Ik, eh...' Hij knipperde met zijn ogen en schudde hoofd.
`Heb je soms een zomergriepje onder de leden?' vroeg zijn moeder. `Je bent helemaal bleek
weggetrokken.'
`Ik...'
Er klonk een luide klik. Christopher hield de camera omhoog. `Ziezo, die zit erin!'
Jamie klom op zijn stoel en stak zijn ene been opzij, als een soort standbeeld. Aanstellertje!
`Neem mij maar!' riep hij. `Neem maar een foto van mij!'
`Kan niet. Ik heb geen flits.'
`Dan gaan we toch naar buiten.'
`Er is niet genoeg zon.'
`Ja, maar je moet toch wel ergens een foto van nemen, Chris,' zei Elizabeth.
Uiteindelijk schoot Christopher twee plaatjes. Het maakte niet uit wat er op stond, zei hij. Hij
wilde gewoon wat experimenteren.
Om te beginnen nam hij een foto van een boom die midden op het grasveld stond. Het was
een kersenboom die Elizabeth had laten planten toen hij optrad in Tsjechows `Kersentuin',
vlak nadat ze waren getrouwd. Sindsdien had hij elk jaar in bloei gestaan.

Netwerk TaalCentraal 3 Pagina 5 van 16


En vervolgens nam Christopher — nadat Jamie hem had overreed uit zijn mand te komen en
naar de tuin te schommelen — een foto van Polonius, de labrador.
Matthew zag het allemaal glimlachend aan, maar wilde er niet aan meedoen. Hij voelde zich
nog steeds niet lekker. Het was net of hij bijna gewurgd was of dat hij een stomp in zijn maag
had gekregen. Hij schonk maar een glas appelsap in. Waarschijnlijk had moeder gelijk. Hij
had vast een griepje onder de leden.
Maar dat was allemaal vergeten toen twee andere acteurs uit `het Schotse stuk'
langskwamen en ze met z'n allen gingen lunchen. Daarna nam Christopher de bus naar de
stad — het was woensdag en hij moest om drie uur in het theater zijn — en speelde
Matthew de rest van de dag
computerspelletjes terwijl Polonius op het voeteneinde van zijn bed lag te slapen.
Het was twee dagen later dat zijn moeder het merkte. `Kijk nou eens!' riep ze terwijl ze uit
het keukenraam staarde.
`Wat is er?' Christopher had een nieuw stuk toegestuurd gekregen en zat het nu te lezen.
Het heette `De Hof van Eden' en ze hadden hem de rol van Adam aangeboden.
`De kersenboom!'
Matthew liep naar het raam en keek naar buiten. Hij zag meteen wat zijn moeder bedoelde.
De boom was zo'n tien meter hoog. Nu de bloeitijd al vrijwel voorbij was, had de boom zich
in herfsttinten gestoken, een grote dos donkerrode bladeren die om aandacht streden aan
de tere takjes. Tenminste, zo had hij er de vorige dag nog uitgezien.
Nu was de kersenboom dood. De takken waren kaal, de bladeren lagen, bruin en
verschrompeld, over het gras uitgestrooid. Zelfs de stam leek grijs te zijn geworden en de
hele boom stond krom als een zieke oude man.
`Wat is er gebeurd?' Christopher deed de keukendeur open en liep de tuin in. Elizabeth
volgde hem. Hij bereikte de boom en raapte een handvol bladeren op. `Hij is helemaal
dood!' riep hij uit.
`Maar een boom kan toch niet zomaar... zomaar doodgaan.' Matthew had zijn moeder nog
nooit zo verdrietig gezien en opeens besefte hij dat die bloeiende kersenboom voor haar
meer had betekend dan gewoon een boom. Christopher had hem geplant. Hij was
meegegroeid met haar huwelijk en haar gezin. `Het lijkt wel of hij vergiftigd is!' mompelde
ze.
Christopher liet de bladeren vallen en veegde zijn hand af aan zijn mouw. `Misschien is het
iets in de bodem,' zei hij. Hij trok Elizabeth naar zich toe. `Niet getreurd. We planten er wel
weer een.'
`Maar deze was apart. De Kersentuin...'
Christopher glimlachte. `Misschien neem ik die rol wel in "De Hof van Eden". En dan kunnen
we een vijgenboom planten...'
`Nee. Laten we weer een kersenboom nemen.'
`Ja hoor.' Christopher sloeg zijn arm om zijn vrouw heen. `Ik ben blij dat ik er een foto van
genomen heb,' zei hij, `dan hebben we tenminste nog een aandenken.'

Netwerk TaalCentraal 3 Pagina 6 van 16


Het tweetal liep terug het huis in, maar Matthew bleef nog even alleen achter. Hij stak zijn
vinger uit en ging ermee langs de bast van de boom. Die voelde koud en slijmerig. Hij
huiverde. Hij had nog nooit iets gezien dat er zo... zo dood uit zag.
`Ik ben blij dat ik er een foto van genomen heb...' Christophers woorden klonken na in zijn
geest. Opeens voelde hij zich onbehaaglijk, maar waarom — dat wist hij niet.
Het ongeluk gebeurde de volgende dag.
Het eerste wat Matthew ervan merkte was dat de voordeur openvloog... veel te hard. De
deur knalde tegen de muur en toen stond Elizabeth in de gang en kwam Christopher haar
vanuit de keuken tegemoet gedraafd. Matthew was nog niet op. In zijn bed gelegen hoorde
hij hun stemmen langs de trap omhoog zweven.
`Liz! Wat is er? Wat is er aan de hand?'
`O, Chris!' Tranen. Matthew verstijfde. Zijn moeder huilde nooit. `Polonius...'
`Wat is er gebeurd?'
`Ik weet het niet. Hij loopt nooit zo de straat op. Nooit!' `Lizzie, hij is toch niet...'
`O, Chris, het spijt me zo. Het ging zo snel. Ik kon er niets...'
In de keuken zette Christopher thee en hoorde de kille feiten aan. Elizabeth was naar het
dorp gelopen om de krant te halen en een paar brieven te posten. Ze had Polonius
meegenomen. Zoals gewoonlijk was de labrador achter haar aan gesjokt. Ze deed hem nooit
aan de riem. Hij was heel braaf. Hij holde nooit zomaar de weg op, ook niet als hij een kat of
een eekhoorn zag. Eerlijk gezegd holde Polonius met zijn twaalf jaar feitelijk nauwelijks of
nooit meer.
Maar vandaag was hij, zonder enige reden, opeens de stoep afgelopen en de weg
overgestoken. Elizabeth had hem niet eens gezien, pas toen het al te laat was. Ze deed net
haar mond open om hem terug te roepen, toen de Landrover de hoek om kwam — veel te
snel. Ze reden allemaal veel te snel op de Wolseley Road. Elizabeth had op het laatste
ogenblik haar ogen dichtgedaan. Maar ze had het gejank gehoord en de verschrikkelijke klap
en ze had geweten dat Polonius dat nooit kon hebben overleefd.
Het was tenminste nog vlug gegaan. De bestuurder van de Landrover was behulpzaam
geweest en had zich volop verontschuldigd. Hij had de hond naar de dierenarts gebracht...
om hem te laten begraven of cremeren of wat dan ook. Polonius was er niet meer. Hij was
vanaf jong hondje bij hen geweest en nu was hij er niet meer.
In bed gelegen hoorde Matthew zijn ouders praten en hoewel hij niet alles kon verstaan wist
hij nu genoeg. Zijn hoofd zakte op het kussen en zijn ogen stonden vol tranen. `In elk geval
heb je nog een foto van hem genomen,' mompelde hij. `Dan hebben we een aandenken van
hem.'
En toen wist hij het.
Op de rommelmarkt had Matthew een foto genomen van een spiegel. De spiegel was kapot
gevallen.
Zijn vader had een foto genomen van de kersenboom. De kersenboom was doodgegaan.
Toen had hij een foto genomen van Polonius...

Netwerk TaalCentraal 3 Pagina 7 van 16


Matthew ging op zijn zij liggen. Zijn wang kwam in aanraking met de koele stof van zijn
kussen. En daar lag het, waar hij het zelf had neergelegd, op zijn nachtkastje. Het filmpje dat
hij in de camera had gevonden nadat hij hem had gekocht. Het filmpje dat al belicht was
geweest.
Die middag bracht hij het naar de drogist en liet het ontwikkelen.

Er zaten vierentwintig afdrukken in het zakje. Matthew had een cola besteld in een cafeetje
in Crouch End. Hij scheurde het zakje open en liet de glanzende foto's op tafel glijden. Even
aarzelde hij. Hij had het gevoel dat hij iets verkeerds deed door stiekem in andermans leven
te kijken... hij voelde zich net een gluurder. Maar hij moest het zeker weten.
Met de eerste tien foto's werd het gevoel alleen maar erger. Ze waren van een
gezinsvakantie aan het strand — ergens in Engeland, dacht hij, hoewel je dat niet met
zekerheid kon zeggen. Drie mensen waren samen op vakantie geweest. Hij herkende er één
van. De man van de rommelmarkt stond naar de camera te wuiven, gekleed in een short en
een veelkleurig overhemd. Hij zag er gelukkiger en zowat tien jaar jonger uit en Matthew
vroeg zich af wat hij gedacht moest hebben toen de foto werd genomen, hoe weinig besef
hij had gehad van wat hem te wachten stond.
Hij is van mijn zoon geweest...'
Hij herinnerde zich dat zinnetje nu terwijl hij de zoon op de foto bekeek. Het was een jonge
man van een jaar of negentien, twintig, met op de ene foto een afgeknipte spijkerbroek en
op de andere een trainingsbroek. Mager, met lang haar. Een ongelijk gebit. Matthew kon uit
de foto niet goed opmaken wat voor iemand het eigenlijk was. Dat was het probleem met
familiekiekjes. Ze hielden nooit een ogenblik in de tijd vast, alleen de verbleekte herinnering
eraan.
De derde in het groepje was een mollige, glimlachende vrouw. Dat moest de moeder zijn.
Matthew keerde de foto om; hij kon er niet naar blijven kijken. Op de een of andere manier
wist hij dat ze nu niet meer glimlachte.
Hij bekeek snel de rest van de foto's.
Vader en moeder op het strand. Zoon wandelend langs de klippen. Een vuurtoren. Opnieuw
de vuurtoren, nu van dichterbij. Alledrie bij elkaar, een foto genomen door een
voorbijganger die erin was geslaagd het toestel scheef te houden zodat een deel van
moeders hoofd eraf was gevallen. Een vissersboot. Een huis...
Maar het huis hoorde niet bij de vakantie. Het stond ergens anders, en het was een andere
tijd van het jaar. Het weer was omgeslagen. Ofwel was het nacht, ofwel was de foto
genomen toen er onweer op til was. Het huis was verlaten, onbewoond. Het stond, vier
verdiepingen hoog, in de droeve resten van een tuin, opdoemend uit een wirwar van
brandnetels en doornstruiken, terwijl grote messcherpe grassprieten het metselwerk
belaagden. Een paar ramen waren kapotgeslagen.

Netwerk TaalCentraal 3 Pagina 8 van 16


Het huis van dichterbij. Een gebarsten waterspuwer grijnsde de camera toe van boven de
voordeur. De deur was een solide eiken gevaarte en de ijzeren klopper had de vorm van
twee baby-armpjes met de handjes in elkaar.
Zes mensen waren die avond naar het huis gekomen. Er was een foto van hen bij, met zijn
allen in de tuin. Matthew herkende de eigenaar van de camera van de strandfoto's. Nu
droeg hij een zwart overhemd en een zwarte spijkerbroek. Naast hem stonden twee
vrouwen. Drie andere mannen, allemaal van rond de twintig, stonden achter hen. De ene
had zijn armen geheven en een lelijke grijns getrokken, om een vampier na te doen. Ze
stonden alle zes te lachen. Matthew vroeg zich af of de foto was genomen door een zevende
persoon of met behulp van de zelfontspanner. Hij draaide de volgende foto om en werd het
huis binnengevoerd.
Klik. Een weidse hal. Enorme plavuizen en op de achtergrond het vermolmde gevaarte van
een houten trap die omhoogkronkelde naar nergens.
Klik. Een van de meisjes die rode wijn zat te drinken; zo uit de fles.
Klik. Een jongen met blond haar die twee kaarsen droeg. Achter hem een andere man met
een verfkwast.
Klik. Opnieuw de plavuizen, maar nu hebben ze er een witte cirkel op getrokken en de
jongen met het blonde haar schildert er woorden bij. Maar de woorden kun je niet lezen. Ze
worden uitgewist door de weerkaatsing van de flits.
Klik. Nog meer kaarsen. Ze flakkeren. Ze staan rond de cirkel. Drie leden van de groep hand
in hand.
Klik. Ze zijn naakt! Ze hebben hun kleren uitgetrokken. Matthew kan alles zien, maar
tegelijkertijd ziet hij helemaal niets. Hij gelooft niet wat hij ziet. Het is waanzin...
Klik. Een kat. Een zwarte kat. De flits wordt weerkaatst in zijn ogen zodat ze twee
speldenpuntjes vuur zijn geworden. De kat heeft scherpe, witte tanden. Hij grauwt, verzet
zich in de handen die hem vasthouden.
Klik. Een mes.
Matthew deed zijn ogen dicht. Hij wist nu wat ze aan het doen waren. Tegelijkertijd
herinnerde hij zich een ander voorwerp, dat de man op de rommelmarkt te koop had
aangeboden. Hij had het toen wel zien liggen in de kofferbak, maar had er verder niet bij
stilgestaan. Het ouijabord. Een spelletje voor mensen die graag spelen met wat ze niet
begrijpen. Een spelletje voor mensen die niet bang zijn voor het donker. Maar Matthew was
wel bang.
In het cafeetje gezeten, met de foto's voor zich op tafel, kon hij het nog bijna niet geloven.
Maar aan de waarheid viel niet te ontkomen. Een groep jongelui was naar een verlaten huis
gegaan. Misschien hadden ze een boek meegebracht, een oud boek met toverspreuken...
een dat ze misschien in een antiekzaak hadden gevonden. Matthew had ooit iets dergelijks
gezien in de winkel waar zijn moeder werkte: een oud in leer gebonden boek met vergeelde
bladzijden en zwarte, vlekkerige, handgeschreven tekst. Een grimoire had ze het genoemd.
De mensen op de foto moesten ergens zo'n boek hebben gevonden. Ze waren het ouijabord

Netwerk TaalCentraal 3 Pagina 9 van 16


zat en hadden besloten iets gevaarlijkers te ondernemen, iets angstaanjagenders. Het
oproepen van...
Van wat?
Een geest? Een demon?
Matthew had genoeg griezelfilms gezien om te herkennen wat hij op de foto's zag. Een
tovercirkel. Kaarsen. Zelfs het bloed van een dode kat. De zes jongelui hadden het allemaal
heel serieus opgevat — ze hadden zich zelfs uitgekleed voor het ritueel. En ze hadden succes
geboekt. Op de een of andere manier wist Matthew dat het ritueel had gewerkt. Dat ze iets
hadden opgeroepen. En dat `iets' had hen gedood.
'Hij is van mijn zoon geweest...'
Die oude, verslagen man op de rommelmarkt had zijn zoon verloren. Het moest gebeurd zijn
kort nadat het zestal het leegstaande huis had verlaten. Hij was degene geweest die
gedurende het ritueel de foto's had genomen. En...
Matthew keek naar de afdrukken. Hij had bijna de hele stapel doorgewerkt, maar er lagen er
nog een stuk of drie, vier. Hij stak zijn hand al uit om ze uit te waaieren, trok hem toen weer
terug. Had de eigenaar van de camera een foto genomen van het schepsel, het monster, wat
het ook mocht zijn dat ze hadden opgeroepen met hun spreuken? Lag het nu daar, voor hem
op tafel? Zou het werkelijk? Hij wilde het niet weten.
Matthew raapte de hele stapel bij elkaar en begon hem te verfrommelen. Hij probeerde hem
door te scheuren, maar dat lukte niet. Opeens was hij misselijk en boos. Hij had dat allemaal
niet gewild. Hij had alleen een verjaardagscadeautje willen kopen voor zijn vader en
daarmee had hij iets afschuwelijks, iets verdorvens in huis gehaald. Een van de foto's gleed
door zijn vingers en...
... iets roods, vurigs, twee slangenogen, een reusachtige schaduw...
Matthew zag het vanuit zijn ooghoek, hoewel hij probeerde niet te kijken. Hij griste de foto
op en begon hem in stukken te scheuren, in twee, in vier, in steeds kleinere stukjes.
`Gaat het met jou, joh?'
De serveerster was als uit het niets opgedoken en stond nu bij zijn tafeltje op hem neer te
kijken. Matthew glimlachte halfslachtig en deed zijn hand open zodat de snippers foto over
de tafel werden gestrooid. `Ja...' Hij stond op. `Ik hoef die niet meer,' zei hij.
`Ja, dat snap ik. Zal ik ze voor je in de afvalbak doen?' `Ja, graag. Dank u wel...'
De serveerster veegde de verfrommelde foto's en de snippers van tafel en bracht ze naar de
afvalbak. Toen ze zich weer omdraaide was het tafeltje verlaten. Matthew was al vertrokken.

Ik moet de camera te pakken krijgen. Ik moet hem stukslaan. Die twee gedachten maalden
voortdurend door Matthews geest. Hij zou het zijn vader later wel uitleggen. Of misschien
ook niet. Hoe kon hij hem vertellen wat hij nu zeker wist?
`Nou, weet je, paps. D'r was dus een jongen van wie deze camera was en die heeft hij
gebruikt bij een ritueel van zwarte magie. Hij nam een foto van een demon en die demon

Netwerk TaalCentraal 3 Pagina 10 van 16


heeft hem toen gedood en zit nu in de camera. Elke keer als je ergens een foto van neemt,
gaat alles wat je in de zoeker vangt dood. Weet je de kersenboom nog? En Polonius? En dan
die spiegel...'
Christopher zou denken dat hij gek was. Hij kon beter helemaal niet eens proberen het uit te
leggen. Hij zou de camera gewoon wegpakken en zich er ergens van ontdoen. Misschien in
een vaart gooien. Zijn ouders zouden dan denken dat iemand het ding gestolen had. Het was
beter dat ze er nooit iets van zouden weten.
Hij kwam bij het huis aan. Hij had zelfde sleutel zodat ze hem niet hoefden open te doen.
Hij wist meteen dat zijn ouders uit waren. Hun jassen hingen niet in de gang en het huis
voelde verlaten aan, afgezien van het geluid van de stofzuiger dat van boven kwam. Toen hij
de voordeur dichtdeed stopte de stofzuiger en een klein bol vrouwtje verscheen bovenaan
de trap. Dat was mevrouw Bayly die tweemaal in de week kwam als hulp in de huishouding.
`Ben jij dat, Matthew?' riep ze omlaag. Toen ze hem zag ontspande ze zich. `Je moeder vroeg
of ik wilde zeggen dat ze is uitgegaan.'
`Waar is ze heen?' Matthew voelde de eerste aanvechtingen van bezorgdheid.
`Je vader is met haar en Jamie naar Hampstead Heath gegaan. Met dat nieuwe fototoestel
dat je voor hem gekocht hebt. Hij zei dat hij wat foto's van ze wou nemen...'
Daar had je het. Matthew voelde de vloer op hem af komen. Hij ging onderuit en viel met
zijn schouders tegen de muur.
De camera.
Hampstead Heath.
Niet mam! Niet Jamie!
`Wat is er?' Mevrouw Bayly kwam de trap af. `Je ziet eruit alsof je een geestverschijning hebt
gezien!'
`Ik moet ernaartoe!' De woorden kwamen eruit als dol gebrabbel. Matthew dwong zich
langzamer te praten. `Mevrouw Bayly, bent u met de auto? Kunt u me een lift geven?'
`Ik heb de keuken nog niet gedaan...'
`Alstublieft! Het is heel belangrijk!'
Er moest iets in zijn stem hebben doorgeklonken. Mevrouw Bayly keek hem even verbaasd
aan. Toen knikte ze. `Ik kan je wel brengen, als je wilt. Maar Hampstead Heath is groot, hoor.
Ik weet niet of je ze wel vindt...'
Ze had gelijk, natuurlijk. Hampstead Heath strekte zich uit tussen Harnpstead en Highgate en
liep helemaal tot Gospel Oak, een groenstrook met heuvels en dalen en kronkelpaadjes,
vijvers en plekken dicht bos. Als je op Hampstead Heath wandelde, had je nauwelijks het
gevoel dat je in Londen was en zelfs als je de weg kende kon je er makkelijk verdwalen. Waar
zouden ze heen zijn gegaan? Ze konden overal zijn.
En toen zag Matthew hun auto. Mevrouw Bayly was met haar roestige Fiat Panda van
Highgate in de richting van de hoofdingang gereden en had die bijna bereikt toen hij de
wagen zag, die vlak achter een bushalte stond geparkeerd. Er zat een sticker op de achterruit
— LEVEND THEATER, DA'S PAS ECHT LEVEN. De felrode letters sprongen in het oog. Matthew

Netwerk TaalCentraal 3 Pagina 11 van 16


had zich altijd een beetje gegeneerd voor die stomme slagzin. Nu las hij hem met een golf
van opluchting.
`Stop maar, mevrouw Bayly!' riep hij.
Mevrouw Bayly gaf een ruk aan het stuur en achter hen hing iemand op zijn claxon toen ze
met een zwaai naar de kant schoot. `Heb je ze gezien?' vroeg ze.
`Nee, hun auto. Ze zijn natuurlijk bij Kenwood...'
Kenwood House. Het was een van de mooiste plekjes van Hampstead Heath: een wit
achttiende eeuws huis dat op een laag heuveltje stond en uitzicht bood over een vlak gazon
en een vijver. Precies het soort plekje waar Christopher naartoe zou wandelen...
... om een paar foto's te nemen...
Matthew dook uit de wagen en smeet het portier achter zich dicht. Voor zijn geestesoog zag
hij Elizabeth en Jamie al staan voor het huis. Christopher ertegenover met de camera. `Een
beetje dichter naar elkaar toe. En nou even lachen...' Zijn vinger zou de knop indrukken — en
dan? Matthew herinnerde zich de kersenboom, levenloos en dood. Polonius, die nog nooit
de straatweg op was gelopen. De spiegel, die zomaar stukviel op de rommelmarkt. Het bloed
dat had gevloeid bij de vechtpartij die erdoor was uitgelokt. Terwijl hij langs het trottoir
draafde en met een zwaai door de eerste ingang van Hampstead Heath dook, vroeg hij zich
af of hij niet gek geworden was, of hij zich de hele zaak niet had verbeeld. Maar toen
herinnerde hij zich weer de foto's: het leegstaande huis, de kaarsen. En tegelijkertijd dacht
hij aan de man die hem de camera had verkocht...
`Hij is van mijn zoon geweest...'
... die doffe stem, die lege ogen, dat leven dat in stukken lag. En Matthew wist dat hij het bij
het rechte eind had, dat hij het zich niet allemaal had verbeeld en dat hij misschien nog maar
een minuutje had om zijn vader, zijn moeder en zijn broertje te redden.
Als hij al niet te laat was.
Christopher, Elizabeth en Jamie waren niet bij Kenwood House. Ze waren niet op het terras
en niet op het gazon. Matthew draafde het hele huis in de rondte, wrong zich door de
menigte, lette niet op protesterende kreten. Hij dacht dat hij Jamie zag in de siertuin en
sprong eropaf — maar het was een andere jongen die helemaal niet op zijn broertje leek. De
wereld leek in scherven te liggen (net als de spiegel op de rommelmarkt) terwijl hij zich
dwong verder te lopen, te blijven zoeken naar de rest van het gezin. Hij was zich alleen nog
maar bewust van het groen van het gras, het blauw van de lucht en de veelkleurige
puzzelstukjes van de mensen die hem van hen scheidden.
`Mam! Pappa! Jamie!' Hij schreeuwde hun namen uit onder het lopen, ondanks alles hopend
dat ze hem misschien zouden horen, al zag hij ze niet. Hij was zich er vaag van bewust dat de
mensen hem nakeken, hem nawezen, maar dat deerde hem niet. Hij zwenkte om een man in
een rolstoel heen, kwam met zijn voet in een bloemperk terecht. Iemand schreeuwde hem
iets na. Hij draafde verder.
En net toen hij op het punt stond het op te geven, zag hij ze. Even bleef hij staan terwijl zijn
borst snel op en neer ging en de adem hem in de keel stokte. Waren ze het echt die daar
stonden? Ze zagen eruit alsof ze al die tijd op hem hadden staan wachten.

Netwerk TaalCentraal 3 Pagina 12 van 16


Maar had hij ze op tijd bereikt? Christopher droeg de camera. De lensdop zat ervoor. Jamie
keek verveeld. Elizabeth stond iets te zeggen, maar toen ze Matthew zag hield ze op en keek
verbijsterd zijn kant uit.
`Matthew...? Ze wierp een blik op Christopher. `Wat doe jij hier? Wat is er aan de hand...?'
Matthew holde op hen toe. Pas nu besefte hij dat hij zweette, niet alleen van het harde
lopen maar van pure doodsangst. Hij staarde naar de camera in zijn vaders hand en verzette
zich tegen de aanvechting het ding weg te rukken en kapot te gooien. Hij deed zijn mond
open om iets te zeggen, maar de woorden wilden niet naar buiten komen. Hij dwong zich om
zich te ontspannen.
`De camera...' zei hij schor.
`Wat is daarmee?' Christopher stak hem omhoog. Hij keek nu niet verbijsterd meer, maar
diep bezorgd.
Matthew slikte. Hij wilde de vraag niet stellen. Maar hij moest. Hij moest het weten. `Heb je
een foto van mam genomen?' vroeg hij.
Christopher Cade schudde zijn hoofd. `Ze wou niet,' zei hij.
`Ik zie er niet uit,' voegde Elizabeth eraantoe.
`En Jamie?'
`Wat is er met mij?'
Matthew negeerde hem. `Heb je een foto van hem genomen?'
`Nee.' Christopher glimlachte; hij begreep er niets van. `Wat moet dat toch allemaal,
Matthew? Wat is er dan?'
Matthew hief beide handen op. `Je hebt geen foto van Jamie genomen? En geen foto van
Mam?'
`Nee.'
En dan die afschuwelijke gedachte. `Heb je ze een foto van jou laten nemen?'
`Nee.' Christopher legde zijn hand op Matthews schouder. `We zijn hier nog maar net,' zei
hij. `We hebben geen foto's van elkaar genomen. Maar waarom is dat zo belangrijk? Wat
kwam je hier doen?'
Matthew voelde zijn knieën slap worden. Hij wou het liefst pardoes op het gras gaan zitten.
Hij voelde het briesje langs zijn wangen strijken terwijl in zijn binnenste een geweldige
schaterlach opborrelde. Hij was op tijd gekomen. Alles liep toch goed af.
Toen deed Jamie zijn mond open. `Ik heb een foto genomen,' zei hij.
Matthew verstarde.
`Het mocht van vader!'
`Ja,' zei Christopher glimlachend. `Dat is de enige foto die we genomen hebben.'
`Maar...' Twee woordjes, meer niet. Maar als ze waren uitgesproken zou zijn leven nooit
meer hetzelfde zijn. `Waarvan dan?'
Jamie wees. `Van Londen.'
En ja, daar lag Londen. De hele stad. Ze stonden op een heuvel en de stad lag voor hen
uitgespreid. Je kon alles zien, hiervandaan. De kathedraal van St. Paul, de PTT- toren, de zuil
van Nelson, de Big Ben. Daarom waren de Cades hiernaartoe gegaan.

Netwerk TaalCentraal 3 Pagina 13 van 16


Voor het uitzicht.
Londen...' Matthews keel was kurkdroog.
`Ik heb een prachtfoto gemaakt.'
`Londen...!'
De zon was verdwenen. Matthew keek hoe de wolken zich samentrokken en de duisternis
aanrolde over de stad.

In dat weiland moest ik ook al zo zweten, daarnet. Het was er bloedheet, volle zon, mijn T-
shirt plakte aan mijn lijf en mijn haar viel in slierten voor mijn ogen. Ik voelde het zweet
langs mijn gezicht lopen en ik zag — ik zie nog altijd de druppels zweet op Elkes gezicht
vallen. Ze kneep haar ogen dicht en ze krijste van woede. Of angst? Nee, het was woede,
geen angst. Enfin...
O Elke, Elke toch...
Maar ze heeft erom gevraagd, daar blijf ik bij, ze verdiende niet beter.

liseconde getwijfeld heeft tussen Raf en mij. Het kwam misschien door de deo. Op een keer
was Raf zijn deo vergeten na de turnles, en hij zei: `Hé, Nat, gooi me je deo eens!' En
natuurlijk deed ik dat, en hij spoot zijn oksels vol, en twee dagen later was hij met Elke...
Ach, wat een onzin!
Haal eens diep adem, jongen, zo'n zeventien keer achter elkaar...
Het helpt niet.
Komaan zeg: Raf! Elke en Raf! We hebben het hier wel over RAF!
De marginaalste idioot tussen hier en Temptation Island!
Raf, die denkt dat hij stoer is omdat hij in de pauze sportschoenen jat en die doorverkoopt
aan de broers Semlali!
Raf, die denkt dat hij een bendeleider is omdat hij twee halve zolen en een papzak (dikke
Carlo godbetert!) extra zakgeld geeft om hem te beschermen op het schoolplein en tijdens
fuiven! Mijn god, waar denkt hij wel dat
hij is? In de Bronx? In Harlem? In Bagdad?

Ik dacht vroeger dat vader en moeder misschien ook zouden gaan scheiden. Dat kwam
omdat ze vaak ruzie hadden en soms een hekel aan elkaar hadden. Dat kwam doordat het
zoveel stress geeft om te zorgen voor iemand met Gedragsproblemen zoals ik. Ik had
vroeger een heleboel Gedragsproblemen, maar nu heb ik er niet zoveel meer omdat ik
volwassener ben en zelf beslissingen kan nemen en in mijn eentje dingen kan doen zoals
naar buiten gaan en dingen kopen in de winkel aan het eind van de straat.
Dit zijn een paar van mijn Gedragsproblemen:
A. Lang niet met mensen praten.'

Netwerk TaalCentraal 3 Pagina 14 van 16


B. Lang niets eten of drinken.'
C. Niet aangeraakt willen worden.
D. Gillen als ik bang of in de war ben.
E. Niet in een heel kleine ruimte met andere mensen willen zijn.
F. Dingen kapotslaan als ik boos of in de war ben.
G. Kreunen.
H. Niet van gele dingen of bruine dingen houden en weigeren om gele dingen of bruine
dingen aan te raken.
I. Weigeren om mijn tandenborstel te gebruiken als iemand anders hem heeft aangeraakt.
J. Eten niet opeten als verschillende soorten eten elkaar aanraken.
K. Niet merken dat mensen boos op me zijn.
L. Niet glimlachen.
a lk heb een keer 5 weken met niemand gepraat.
Toen ik 6 was liet moeder me dieetmaaltijden met aardbeiensmaak uit een maatbeker
drinken en dan deden we een wedstrijdje om te zien hoe snel ik een kwart liter kon drinken.
M. Dingen zeggen die andere mensen onbeleefd vinden.'
N. Domme dingen doen.'
O. Andere mensen slaan.
P. Een hekel hebben aan Frankrijk.
Q. Moeders auto besturen.'
R. Kwaad worden als iemand de meubels heeft verschoven.9

Soms werden vader en moeder heel boos als ik die dingen deed en dan schreeuwden ze
tegen me of schreeuwden ze tegen elkaar. Vader zei weleens: 'Ik zweer het je, Christopher,
als je je niet gedraagt krijg je een ongelooflijk pak op je donder', of moeder zei: 'Jezus,
Christopher, ik denk er serieus over om je in een inrichting te doen', of moeder zei: 'Je bent
een nagel aan m'n doodkist.'
Mensen zeggen dat je altijd de waarheid moet spreken. Maar dat menen ze niet want je mag
niet tegen oude mensen zeggen dat ze oud zijn en je mag het niet tegen mensen zeggen als
ze vies ruiken of als een volwassene een wind heeft gemaakt. En je mag niet tegen iemand
zeggen: 'Ik vind jou niet aardig', behalve als hij naar tegen je heeft gedaan.
' Domme dingen zijn dingen als een hele pot pindakaas over de keukentafel uitsmeren met
een mes zodat de tafel helemaal tot aan de randen bedekt is, of dingen op het gasfornuis
laten branden om te zien wat er met ze gebeurt, zoals mijn schoenen of zilverpapier of
suiker.
Dit heb ik maar één keer gedaan door de sleutels te lenen toen ze met de bus naar de stad
was, en ik had nog nooit een auto bestuurd en ik was 8 jaar oud en 5 maanden dus reed ik
ermee tegen de muur, en die auto is er niet meer want moeder is dood.
9 De stoelen en de tafel in de keuken mogen wel worden verschoven want dat is anders,
maar ik word duizelig en misselijk als iemand de bank en de stoelen heeft verschoven in de
huiskamer of de eetkamer. Moeder deed dat altijd als ze stofzuigde, dus maakte ik een

Netwerk TaalCentraal 3 Pagina 15 van 16


plattegrond van waar alle meubels moesten staan en deed ik metingen en zette ik
naderhand alles weer precies op zijn plaats. Maar sinds moeder dood is heeft vader niet
gestofzuigd dus dat is geen probleem. En mevrouw Shears heeft één keer gestofzuigd, maar
toen deed ik het kreunen en schreeuwde ze tegen vader en ze heeft het nooit meer gedaan.

Netwerk TaalCentraal 3 Pagina 16 van 16

You might also like