Professional Documents
Culture Documents
2001 tov 2000 -101 -0,05% +229 +3,97% +128 +0,06% -0,11
2002 tov 2001 +1.472 +0,73% -22 -0,37% +1.450 +0,70% +0,03
2003 tov 2002 +1.843 +0,90% +18 +0,30% +1.861 +0,89% +0,02
2004 tov 2003 +1.910 +0,93% +53 +0,88% +1.963 +0,93% +0,00
2005 tov 2004 +1.417 +0,68% +146 +2,42% +1.563 +0,73% -0,05
2006 tov 2005 +897 +0,43% +167 +2,70% +1.064 +0,49% -0,06
2006 tov 2000 +7.438 +3,67% +591 +10,25% +8.029 +3,86% -0,17
Opmerking: Onder KMO wordt verstaan ondernemingen die minder dan 50 werknemers tellen op 30 juni van het
jaar.
ONTWIKKELING BINNEN DE KMO’S
2001 tov 2000 -821 -0,57% +217 +0,73% +262 +1,59% +241 +2,15%
2002 tov 2001 +652 +0,45% +660 +2,21% +131 +0,78% +29 +0,25%
2003 tov 2002 +2255 +1,56% -156 -0,51% -165 -0,98% -91 -0,79%
2004 tov 2003 +710 +0,48% +668 +2,20% +381 +2,28% +151 +1,33%
2005 tov 2004 +154 +0,10% +766 +2,47% +303 +1,77% +194 +1,68%
2006 tov 2005 +425 +0,29% +200 +0,62 +95 +0,56% +177 +1,51%
2006 tov 2000 +3.375 2,32% +2.355 7,96% +1.007 6,12% +701 +6,26
2
B. ARBEIDSPLAATSEN IN DE PRIVATE SECTOR
3
ONTWIKKELING AANTAL ARBEIDSPLAATSEN BINNEN KMO’S
DE STATISTIEKEN
Vermits beroep gedaan wordt op de statistieken van de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid,
die verantwoordelijk is voor de mensen tewerkgesteld als werknemer (of daarmee
gelijkgesteld) zijn enkel de ondernemingen terug te vinden die personeel tewerkstellen.
Deze cijfers zijn niet dezelfde als de statistieken die UNIZO, op basis van de RSZ-gegevens,
heeft opgemaakt over de periode 1980 – 2000.
Immers, vanaf 2001 is door de RSZ een andere methodologie toegepast wat vergelijkingen
onmogelijk maakt.
4
Wel heeft de RSZ ook de nieuwe methodologie toegepast op het jaar 2000 waardoor een
nieuwe getallenreeks kan worden opgemaakt.
Vanaf de gegevens van het jaar 2003 vonden nog een aantal wijzigingen plaats, waardoor deze
cijfers niet zonder meer vergelijkbaar zijn met de cijfers van de voorgaande jaren. Wat betreft
de wijzigingen ten gevolge van de politiehervorming en de veranderingen bij de
middenstandsopleiding, werden bepaalde cijfers vanaf 2002 herrekend zodat deze in dit
opzicht vergelijkbaar zijn. Wel moet nog rekening gehouden worden met een aantal
verschuivingen van administratieve aard: langdurig zieken worden vanaf 2003 wel nog
opgenomen in de tabellen. Het aantal extra vermelde tewerkgestelde werknemers werd op
ongeveer 22.000 geraamd. Ook de onthaalouders zijn voortaan opgenomen in de tabellen.
05.07.2007
5
AANTAL KMO’S VOLGENS SECTOR EN GEWEST
1. INLEIDING EN METHODOLOGIE
Deze nota geeft een algemeen beeld van het aantal KMO’s volgens sector en gewest. De statistieken zijn samengesteld in
samenwerking met Coface EuroDB en houden rekening met de gegevens van de Kruispuntbank voor Ondernemingen
(KBO), BTW gegevens, het Belgisch Staatsblad, de RSZ,… en worden continu bijgewerkt. De cijfers in deze nota geven
de situatie weer op 1 januari 2007. In deze nota wordt een KMO beschouwd als een onderneming of zelfstandige met 0 tot
49 werknemers.
Bij de vennootschappen wordt enkel rekening gehouden met échte ondernemingen. Het betreft specifiek deze
vennootschappen met de volgende juridische vormen:
NV
Naamloze vennootschap
Privaatrechtelijke naamloze vennootschap
Coöperatieve vennootschap
Coöperatieve vennootschap
Privaatrechtelijke coöperatieve vennootschap
Coöperatieve vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Coöoperatieve vennootschap met onbeperkte en hoofdelijke aansprakelijkheid
Coöperatieve vennootschap met beperkte aansprakelijkheid bij wijze v deelneming
Coöperatieve venn. met onbep. en hoofdelijke aansprakelijkheid b w v deelneming
BVBA
Besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Eenpersoonsvennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Bijgevolg werden de volgende juridische vormen NIET opgenomen in de statistieken: VZW’s, buitenlandse
vennootschappen, verenigingen van mede-eigenaars, Europees Economisch Samenwerkingsverband in diverse vormen,
publiekrechterlijke vennootschappen.
Beoefenaars van vrije beroepen die niet BTW-plichtig zijn en voor wie geen inschrijving in de KBO vereist is, zijn
eveneens NIET in de statistiek opgenomen.
Onderstaande tabel geeft het aantal KMO’s (0-50 WN’s) volgens sector en gewest weer. In België vinden we het grootste
aantal KMO’s terug in de sector van de overige zakelijke dienstverlening (15%), kleinhandel (12%), groothandel (12%) en
de bouwnijverheid (11%). 6% van de KMO’s in België vinden we terug binnen de industrie, waarbij de subgroepen
voeding (1,1%) , metaal (1%) en uitgeverijen, drukkerijen en reproductie (1%) de grootste takken zijn.
In Vlaanderen en Wallonië is de verdeling van het aantal KMO’s over de verschillende sectoren gelijkaardig aan de
nationale situatie. Het grootste verschil stellen we vast binnen de sector van de landbouw, bosbouw en visserij. In
Vlaanderen is 10% van de KMO’s binnen deze sector te situeren, in Wallonië is dit 12%. Brussel kent de grootste
verschillen met de andere regio’s in de sectoren van de overige zakelijke dienstverlening (22% tov 15%) en de landbouw,
bosbouw en visserij (2% tov 10%).
2
Tabel: Aantal KMO’s (0-50 WN’s) volgens sector en gewest, 1 januari 2007
OMSCHRIJVING ALGEMEEN Vlaanderen Brussel Wallonië Andere Totaal
06 juli 2007
3
AANTAL KMO’S VOLGENS JURIDISCHE VORM
1. INLEIDING EN METHODOLOGIE
Deze nota geeft een algemeen beeld van het aantal vennootschappen in Vlaanderen,
Brussel en Wallonië volgens hun juridische vorm en tewerkstellingsklassen. Daarnaast
worden ook het aantal zelfstandigen volgens tewerkstellingsklassen weergegeven. De
statistieken zijn samengesteld in samenwerking met Coface EuroDB en houden rekening met
de gegevens van de Kruispuntbank voor Ondernemingen (KBO), BTW gegevens, het Belgisch
Staatsblad, de RSZ,… en worden continu bijgewerkt. De cijfers in deze nota geven de situatie
weer op 1 januari 2007. In deze nota wordt een KMO beschouwd als een onderneming met 0
tot 49 werknemers.
Bij de vennootschappen wordt enkel rekening gehouden met échte ondernemingen. Het betreft
specifiek deze vennootschappen met de volgende juridische vormen:
NV
Naamloze vennootschap
Privaatrechtelijke naamloze vennootschap
Coöperatieve vennootschap
Coöperatieve vennootschap
Privaatrechtelijke coöperatieve vennootschap
Coöperatieve vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Coöoperatieve vennootschap met onbeperkte en hoofdelijke aansprakelijkheid
Coöperatieve vennootschap met beperkte aansprakelijkheid bij wijze v deelneming
Coöperatieve venn. met onbep. en hoofdelijke aansprakelijkheid b w v deelneming
BVBA
Besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Eenpersoonsvennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Beoefenaars van vrije beroepen die niet BTW-plichtig zijn en voor wie geen inschrijving in de
KBO vereist is, zijn eveneens NIET in de statistiek opgenomen.
In punt 2 geven we een algemeen beeld van de vennootschappen volgens hun juridische vorm
in de verschillende gewesten. Het aantal zelfstandigen volgens tewerkstellingsklassen kan u
terugvinden in punt 3. In punt 4 zullen we een algemeen beeld geven van het aantal ‘andere’
vennootschappen (VZW’s,…) volgens hun juridische vorm.
Andere juridische vormen waar KMO’s voor kiezen, maar in zeer beperkte mate, zijn de
vennootschap onder firma, gewone commanditaire vennootschap, commanditaire
vennootschap op aandelen, landbouwvennootschap en de vennootschap met sociaal oogmerk.
2
Tabel: Aantal vennootschappen volgens regio, juridische vorm en tewerkstellingsklasse, 1 januari 2007
Provincie/Juridische 100- 200- 500-
0 1-4 5-9 10-19 20-49 50-99 + 999 Totaal
Vorm 199 499 999
Vlaanderen 140.420 60.030 14.892 8.577 5.904 1.568 720 418 118 57 232.704
BVBA 83.882 41.276 8.103 3.317 1.360 176 63 32 7 6 138.222
NV 31.680 12.945 5.979 4.903 4.338 1.346 634 372 106 48 62.351
BV 8.904 2.910 403 125 54 11 1 4 0 0 12.412
CV 5.366 1.475 279 186 124 30 18 7 3 2 7.490
VOF 4.344 709 33 4 4 2 2 1 0 0 5.099
GCV 4.178 470 27 11 7 0 1 1 2 1 4.698
CVA 1.479 161 48 18 9 2 1 1 0 0 1.719
LV 552 54 4 1 0 0 0 0 0 0 611
VEN. SOC 35 30 16 12 8 1 0 0 0 0 102
Brussel 42.261 14.013 2.758 1.595 1.202 339 199 140 46 58 62.611
BVBA 23.981 9.213 1.282 516 234 34 16 5 2 2 35.285
NV 10.750 3.321 1.290 948 888 274 172 118 41 54 17.856
CV 4.284 827 125 65 41 14 6 7 3 1 5.373
BV 2.168 539 51 50 26 13 3 6 2.856
GCV 598 66 2 4 4 674
VOF 267 19 4 4 3 3 2 1 303
CVA 191 19 1 4 5 1 1 2 224
VEN. SOC 20 9 3 4 1 1 38
LV 2 2
Wallonië 52.084 25.409 6.346 3.505 2.339 528 239 124 47 19 90.640
BVBA 29.093 16.746 3.387 1.294 509 55 12 7 0 0 51.103
NV 10.424 5.316 2.424 1.984 1.667 428 208 104 38 15 22.608
CV 6.090 1.678 324 141 115 30 10 10 7 4 8.409
BV 4.353 1.220 162 67 15 6 4 0 1 0 5.828
GCV 902 189 12 1 0 2 0 0 0 0 1.106
VOF 555 105 4 1 1 0 0 0 0 0 666
LV 381 72 1 0 0 0 0 0 0 0 454
CVA 226 37 13 7 9 1 2 3 1 0 299
VEN. SOC 60 46 19 10 23 6 3 0 0 0 167
Andere 19 2 0 0 1 0 0 0 0 0 22
BVBA 11 2 13
NV 7 1 8
CV 1 1
Totaal België 234.784 99.454 23.996 13.677 9.446 2.435 1.158 682 211 134 385.977
Bron: UNIZO-CofaceEuroDB
Onderstaande tabel geeft een overzicht van het aantal eenmanszaken weer volgens
tewerkstellingsklassen en de provincie. Vlaanderen telt 60,2% van de zelfstandigen in België,
Wallonië 32,5% en Brussel 7,2%. In absolute cijfers tellen Oost-Vlaanderen en West-
Vlaanderen het hoogste aantal zelfstandigen; respectievelijk 60.917 en 60.862. In Vlaanderen
is het kleinste aantal zelfstandigen te vinden in Limburg (33.501).
3
Het overgrote deel van de zelfstandigen stelt geen personeel tewerk (87,8%). Ruim 11% van
de zelfstandigen in België stelt 1 tot 4 werknemers te werk. Minder dan 1% van de
zelfstandigen heeft meer dan 4 werknemers in dienst.
Het aantal andere vennootschappen in België bedraagt in totaal (KMO en GO) 160.334,
waarvan de VZW’s de grootste brok uitmaken (69,31%). Andere veel voorkomende vormen
zijn de private vennootschappen, Europese economische samenwerkingsverbanden, Europese
samenwerkingsverbanden en de beleggingsvennootschap met veranderlijk kapitaal.
De meeste andere vennootschappen stellen geen mensen te werk (85,5%). Een kleine 8% van
de andere vennootschappen stelt 1 tot 4 mensen te werk. De andere vennootschappen die
tussen 5 en 19 mensen tewerkstellen vertegenwoordigen 5% van het totaal. 1,7% van de
andere vennootschappen stelt meer dan 19 mensen te werk.
4
Tabel: Aantal andere vennootschappen in België volgens juridische vorm en tewerkstellingsklasse, 1 januari
2007
Juridische vorm
100- 200- 500-
/ aantal 0 1-4 5-9 10-19 20-49 50-99 + 999 Totaal
199 499 999
werknemers
VZW 95.426 8.316 2.625 2.025 1.552 643 269 170 53 49 111.128
Andere 35.849 3.895 613 395 517 463 421 286 83 104 42.626
Private
Vennootschap 5.346 402 122 64 53 28 42 25 9 8 6.099
EESV 209 24 2 4 2 241
ESV 173 26 7 7 5 3 2 1 224
BVVK 15 1 16
Eindtotaal 137.018 12.664 3.369 2.495 2.129 1.137 734 482 145 161 160.334
Bron: UNIZO-CofaceEuroDB
04 juni 2007
5
AANTAL KMO’S IN VLAANDEREN, BRUSSEL EN
WALLONIË
1. INLEIDING EN METHODOLOGIE
Deze nota geeft een algemeen beeld van het aantal vennootschappen en eenmanszaken in
Vlaanderen, Brussel en Wallonië volgens tewerkstellingsklassen. De statistieken zijn
samengesteld in samenwerking met Coface EuroDB en houden rekening met de gegevens van
de Kruispuntbank voor Ondernemingen (KBO), BTW gegevens, het Belgisch Staatsblad, de
RSZ,… en worden continu bijgewerkt. De cijfers in deze nota geven de situatie weer op 1
januari 2007. In deze nota wordt een KMO beschouwd als een onderneming of zelfstandige
met 0 tot 49 werknemers.
Bij de vennootschappen wordt enkel rekening gehouden met échte ondernemingen. Het betreft
specifiek deze vennootschappen met de volgende juridische vormen:
NV
Naamloze vennootschap
Privaatrechtelijke naamloze vennootschap
Coöperatieve vennootschap
Coöperatieve vennootschap
Privaatrechtelijke coöperatieve vennootschap
Coöperatieve vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Coöoperatieve vennootschap met onbeperkte en hoofdelijke aansprakelijkheid
Coöperatieve vennootschap met beperkte aansprakelijkheid bij wijze v deelneming
Coöperatieve venn. met onbep. en hoofdelijke aansprakelijkheid b w v deelneming
BVBA
Besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Eenpersoonsvennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Beoefenaars van vrije beroepen die niet BTW-plichtig zijn en voor wie geen inschrijving in de
KBO vereist is, zijn eveneens NIET in de statistiek opgenomen.
Onderstaande tabel geeft het aantal KMO’s weer in de verschillende gewesten en provincies
en is opgedeeld volgens tewerkstellingsklassen. Aan de hand van deze cijfers stellen we vast
dat er in Vlaanderen 480.740 KMO’s (tot 50 werknemers) zijn en 2.886 grote ondernemingen
(vanaf 50 werknemers). Het aantal KMO’s komt daarmee neer op 99.40%.
In Wallonië zijn er 225.097 (99,57%) KMO’s en 962 (0,43%) grote ondernemingen. Ook in
Wallonië blijkt dat de verdeling tussen het aantal KMO’s (99,5%) en GO’s (0,5%)
gelijkaardig is in de verschillende provincies.
In het Brussels Hoofdstedelijk Gewest stellen we vast dat er 91.790 (99,15%) KMO’s zijn en
791 (0,85%) GO’s.
2
Tabel: Aantal KMO’s volgens regio en aantal werknemers, 1 januari 2007
100- 200- 500-
Regio / aantal werknemers 0 1-4 5-9 10-19 20-49 50-99 199 499 999 + 999 Totaal
Vlaanderen 360.141 88.877 16.836 8.935 5.951 1.572 721 418 118 57 483.626
Antwerpen 96.729 24.531 5.073 2.726 1.865 477 233 133 36 28 131.831
Vlaams Brabant 58.675 12.441 2.272 1.259 885 246 123 69 32 14 76.016
O.-Vl. 83.586 19.316 3.605 1.877 1.208 302 128 80 26 5 110.133
W.-Vl. 76.914 20.726 3.827 1.930 1.201 335 149 76 15 8 105.181
Limburg 44.237 11.863 2.059 1.143 792 212 88 60 9 2 60.465
Brussel 69.826 16.235 2.883 1.635 1.211 345 201 141 46 58 92.581
Brussel 69.826 16.235 2.883 1.635 1.211 345 201 141 46 58 92.581
Wallonië 170.575 41.168 7.327 3.661 2.366 533 239 124 47 19 226.059
Henegouwen 54.705 13.540 2.393 1.230 889 186 93 46 19 10 73.111
Luik 49.487 13.151 2.447 1.230 754 215 70 35 14 7 67.410
Luxemburg 15.367 3.433 530 261 155 26 17 8 5 1 19.803
Namen 25.252 5.553 957 443 250 48 20 12 5 0 32.540
Waals Brabant 25.764 5.491 1.000 497 318 58 39 23 4 1 33.195
Andere 636 14 1 2 1 0 0 0 0 0 654
Totaal 601.178 146.294 27.047 14.233 9.529 2.450 1.161 683 211 134 802.920
Bron: UNIZO-CofaceEuroDB
13 april 2007
3
UNIZO KMO-BAROMETER
UNIZO-Studiedienst, tel. 02 238 05 31 - fax 02 238 07 94 – www.unizo.be
De UNIZO KMO-barometer wordt per kwartaal samengesteld aan de hand van een bevraging bij 700
KMO’s die representatief zijn voor de volledige KMO-populatie in Vlaanderen. De KMO-barometer bestaat
uit verschillende deelindices. Aan de hand van de verschillende deelindices wordt de algemene KMO-
barometer voor Vlaanderen berekend. Waarden boven index 100 wijzen op een positief evoluerende
conjunctuur, waarden onder index 100 wijzen op een negatief evoluerende conjunctuur.
2008 - Kwartaal 2
- KMO barometer tuimelt naar beneden en staat op laagste niveau sinds december 2003
- 1 op 5 ondernemers verwacht een daling van de activiteiten
- Stijgende inflatie en daaraan gekoppelde loonindexeringen doen gevaar
loonprijsspiraal toenemen
- 1 op de 3 ondernemers vrezen voor de rendabiliteit van hun onderneming omdat ze de
gestegen kosten van lonen en vooral energie onvoldoende kunnen doorrekenen
- Bijna de helft van de ondernemers zijn ontevreden over de huidige toestand van de
economie
De KMO conjunctuur barometer van UNIZO tuimelt naar beneden tijdens het tweede
kwartaal van 2008. De barometer staat op het laagste niveau sedert december 2003.
Daarmee komt deze dicht bij de grens van de 100 punten te liggen en dus ook de grens
tussen een groeiende economie of een krimpende economie. De Vlaamse KMO heeft het
duidelijk moeilijk. Van de 10 deelindices waaruit de algemene barometer is samengesteld
evolueren er 7 negatief en slechts 3 positief.
De algemene index staat op een niveau van 100.3 punten. Dit is een daling met 2,3 punten
ten opzichte van het vorige kwartaal en een daling met 3,3 punten ten opzichte van
dezelfde periode vorig jaar. Het voortschrijdend gemiddelde zakt minder spectaculair en
komt op 102 punten te liggen. Een daling met 0.8 punten ten opzichte van het vorige
kwartaal en een daling met 1,5 punten ten opzichte van het tweede kwartaal van vorig jaar.
KMO-Barometer
106
105
104
103
102
101
c
100
99
98
0
8
05
00
01
02
03
04
05
06
07
0
0
rt
rt
rt
rt
rt
rt
rt
rt
b
p
p
fe
m
se
se
se
se
se
se
se
se
1
Nadat de KMO conjunctuur barometer van UNIZO tijdens de laatste twee kwartalen van
2007 een daling kende en tijdens het eerste kwartaal van 2008 stabiliseerde, springen de
economische knipperlichten op rood.
Het economische klimaat in Europa heeft het al geruime tijd moeilijker. De economische
malaise in de Verenigde Staten waait duidelijk verder over. De inflatieverwachtingen voor
2008 werden recent nog opwaarts bijgesteld door het Federaal Planbureau tot 4,3% op
jaarbasis. Daarmee is de volgende overschrijding van de spilindex voorzien voor december
2008, nadat deze ook al in december 2007 en april 2008 werd overschreden. Het gevaar
van een loon-prijsspiraal neemt daardoor toe. Ook de groei ligt een pak lager in
vergelijking met vorig jaar. Vorig jaar haalden we een economische groei van 2,8%.
Vandaag wordt de groei van de Belgische economie door de Nationale Bank geschat op
1,6% in 2008 en 1,5% in 2009.1 De Nationale Bank heeft nog andere verontrustende cijfers
op de plank liggen. Verwacht wordt dat de stijging van de loonkosten per eenheid product
in de particuliere sector versnellen van gemiddeld 0,6% per jaar tussen 2002 en 2006 tot
2,9% in 2007 en 3,4% in 2008. In 2008 zou de stijging van de loonkosten per eenheid
product afnemen tot 2,4%. De versnelling van de uurloonkosten in 2007 en 2008 wordt
veroorzaakt door spanningen in bepaalde segmenten van de arbeidsmarkt en ook de
indexering van de lonen heeft een ‘aanmerkelijke’ weerslag in 2008. Zo zouden de
uurloonkosten over beide jaren samen met 7,3% stijgen, waardoor de loonkostenhandicap
ten opzichte van Nederland, Frankrijk en Duitslang nog groter zou worden.
Economische activiteit
De toename van de activiteiten bij de KMO’s is een van de weinig indexen die lichtjes
opwaarts gericht is. De deelindex stijgt met 1,4 punten tot een niveau van 101,7 punten.
32% van de Vlaamse ondernemers zegt meer werk te hebben in vergelijking met het vorige
kwartaal. In Oost-Vlaanderen en Limburg zijn de ondernemers het meest positief en
verklaren respectievelijk 33,6% en 33,8% van de ondernemers dat ze meer werk hebben
ten opzichte van het vorige kwartaal. In Vlaams Brabant en Antwerpen zien de
ondernemers het minder rooskleurig. Daar verklaren respectievelijk 29% en 24,1% van de
ondernemers minder werk te hebben in vergelijking met het vorige kwartaal. De grootste
daling van de activiteiten vinden we bij de ondernemingen zonder personeel (29,6%) en
binnen de sector van industrie en groothandel (28%).
1
Economische projecties voor België – Voorjaar 2008. Economisch Tijdschrift. Nationale Bank België.
Brussel, juni 2008.
2
Evolutie van de werkloosheid in Vlaanderen. VDAB. Brussel, mei 2008.
2
Economische activiteit
110
108
106
104
102
100
98
6
8
06
07
08
05
07
05
06
07
0
0
c0
n
n
rt
rt
rt
v
c
p
p
ju
ju
ju
de
de
no
se
se
se
m
werkvolume actueel werkvolume toekomst
De verwachtingen van de ondernemers met betrekking tot hun activiteiten zakken met 2,1
punten tot op een niveau van 101,3 punten. Het laagste niveau sedert december 2004.
20,4% van de Vlaamse ondernemers verwachten naar de toekomst toe minder werk te
hebben in vergelijking met de huidige situatie. Dit is meer dan een verdubbeling ten
opzichte van het vorige kwartaal toen nog maar 9,1% van de ondernemers naar de
toekomst toe minder werk verwachtten.
Financiële situatie
De huidige rendabiliteit van de KMO’s duikt verder weg onder de grens van de 100
punten. De deelindex zakt met 1,1 punten tot op een niveau van 98,1 punten. 1 op de 3
ondernemers zien de rendabiliteit van hun onderneming afnemen. Vooral in Vlaams-
Brabant en Oost-Vlaanderen zien ondernemers hun rendabiliteit afnemen. Respectievelijk
35% en 34,1% van de ondernemers zijn negatief gestemd over hun rendabiliteit.
Financiële situatie
112
110
108
106
104
102
100
98
96
6
8
06
07
08
05
07
05
06
07
0
0
c0
n
n
rt
rt
rt
v
c
p
p
ju
ju
ju
de
de
no
se
se
se
3
De deelindex die peilt naar de toekomstige verwachtingen met betrekking tot rendabiliteit
keldert met maar liefst 10 punten en komt tot stilstand op een niveau van 99,7 punten.
Onder de grens van 100 dus. Waar de verwachtingen vorige maand nog ruim positief
waren (109,7 punten), wordt nu alle hoop van tafel geveegd. 26,8% van de ondernemers
verwacht dat de toekomstige rendabiliteit zal verslechteren. Vorig kwartaal verklaarden
nog 40,9% van de ondernemers dat ze hun rendabiliteit zagen verbeteren. Nu is dit cijfer
gehalveerd tot 21,4%.
Een belangrijke reden waarom KMO’s hun rendabiliteitscijfers zien afkalven, zit vervat in
de mogelijkheid om de gestegen productiekosten door te rekenen aan de klanten. In een
enquête bij 1846 ondernemers in juni 2008 bleek dat er ondernemers het vooral moeilijk
hebben om de gestegen kosten van energie en lonen door te rekenen aan de klanten.
KMO-Barometer
Neen
0-50%
50-100%
100%
4
Uit de enquête bleek eveneens dat 51% van de KMO’s moet besparen om de gestegen
productiekosten te kunnen compenseren. Als een KMO bespaart zal hij dat in de eerste
plaats doen door het energieverbruik aan te pakken (47,2%). Echter, 45,2% bespaart ook
door geplande investeringen uit te stellen, wat een hypotheek kan leggen op de toekomst.
41,8% zegt te besparen door het eigen productieproces te optimaliseren.
Tot slot bleek uit de enquête dat ondernemers sterk vragende partij zijn voor lagere BTW
en accijnzen op energie (78,2%), lagere lasten voor bedrijven (76,7%) en hogere
nettolonen willen voor werknemers om hun koopkracht op peil te houden zonder daarbij
het brutoloon te verhogen (72,7%).
UNIZO simuleerde daarnaast het effect van een indexsprong van 2% op een gemiddeld
maandloon. Daaruit bleek dat deze indexsprong op een gemiddeld loon ook de
brutoloonkost doet stijgen met 2%, maar het nettoloon slechts met 1,6% laat stijgen.
UNIZO is dan ook voorstander om weliswaar het nettoloon te indexeren zonder daarbij de
loonkost voor de bedrijven te laten toenemen.
5
Werkgeversbijdrage (24,82%) 694,96 708,86
Loonmatiging (7,48%) 209,44 213,63
Bijzondere bijdragen (0,58)3 16,24 16,56
Fonds bestaanszekerheid (0,1%) 2,8 2,86
Brutoloon4 2800 2856
Werknemersbijdrage 365,96 373,28
Belastbaar inkomen 2434.04 2482,72
Bedrijfsvoorheffing 743,47 764,49
Bijzondere bijdrage SZ 25,31 25,92
Nettoloon 1665,26 1692,31
Tewerkstelling
De deelindex tewerkstelling kent een stijging met 1,4 punten tijdens het eerste kwartaal
van 2008. De index strandt op een niveau van 100,4 punten, net boven de grens van de 100
punten. Daarmee geven de Vlaamse ondernemers aan dat de tewerkstelling binnen de
Vlaamse KMO’s tijdens het tweede kwartaal van 2008 lichtjes toenam. 12,8% van de
Vlaamse ondernemers zegt met meer werknemers te werken. Vooral in de industrie en de
groothandel stellen KMO’s meer mensen te werk ten opzichte van het vorige kwartaal
(18%).
Naar de toekomst toe denkt 21,9% van ondernemers dat ze opnieuw meer mensen tewerk
zullen stellen. De deelindex die de toekomstige tewerkstelling weergeeft stijgt met 0,2
punten tot op een niveau van 102,2 punten.
Tewerkstelling
105
104
103
102
101
100
99
98
6
8
06
07
08
05
07
05
06
07
0
0
c0
n
n
rt
rt
rt
v
c
p
p
ju
ju
ju
de
de
no
se
se
se
3
0,1 risicogroepen + 0,18 FSO + 0,15 RVA-bijdrage FSO + 0,05 begeleiding jongeren + 0,1 tijdelijke wlh
4
De bijdragen van de arbeiders worden berekend op 108% van het brutoloon. Uiteraard dient geen dubbel
vakantiegeld meer betaald te worden door de werkgever, wat bij de bediende wel het geval is.
6
Problematische betalingen en concurrentie
De Vlaamse ondernemer heeft opnieuw iets meer last van problematische betalingen ten
opzichte van het vorige kwartaal. De deelindex staat nu op 97,2 punten, een verslechtering
met 2,7 punten ten opzichte van het eerste kwartaal van 2008. 22,9% van de ondernemers
zeggen meer last te ondervinden van laattijdige betalingen. Vooral de ondernemingen met
minder dan 50 werknemers ondervinden meer last van laattijdige betalingen. 23,2% van de
ondernemingen met minder dan 50 werknemers zeggen meer last te ondervinden van
laattijdige betalingen ten opzichte van 5,8% van de ondernemingen met meer dan 50
werknemers.
8
06
07
08
05
07
05
06
07
0
0
c0
n
n
rt
rt
rt
v
c
p
p
ju
ju
ju
de
de
no
se
se
se
Ook het concurrentiegevoel evolueert negatief ten opzichte van het vorige kwartaal en staat
nu op 96,3 punten, een daling met 1,7 punten. 30% van de ondernemers zegt meer
concurrentiedruk te ervaren in vergelijking met het vorige kwartaal. Tijdens het eerste
kwartaal van 2008 gaf 22,8% van de ondernemers aan meer concurrentie te ervaren ten
opzichte van het vierde kwartaal van 2007. De concurrentiedruk neemt vooral toe in de
kleinhandel, de industrie en groothandel. Het percentage van ondernemers in de
kleinhandel dat met meer concurrentiedruk af te rekenen heeft stijgt van 32,7% tijdens het
eerste kwartaal van 2008 tot 36,8% tijdens het tweede kwartaal van 2008. Ook voor deze
deelindex geldt dat hij het laatst in het derde kwartaal van 2006 boven de grens van 100
punten noteerde. Sedertdien is de concurrentiepositie van de gemiddelde KMO dus
voortdurend verslechterd.
De tevredenheid over de algemene economische toestand zakt met maar liefst 6 punten tot
op een niveau van 96 punten. Onder de grens van de 100 punten dus. Bijna de helft van de
ondernemers zijn ontevreden over de huidige toestand van de economie. Tijdens het vorige
kwartaal was 27,3% van de ondernemers niet tevreden over de algemene toestand. De
7
ontevredenheid manifesteert zich vooral in de kleinhandel waar 54,3% van de ondernemers
ontevreden zijn over de algemene toestand van de economie.
115
110
105
100
95
90
6
8
06
07
08
05
07
05
06
07
0
0
c0
n
n
rt
rt
rt
v
c
p
p
ju
ju
ju
de
de
no
se
se
se
m
tevredenheid economie tevredenheid eigen
73,4% van de ondernemers is tevreden over de gang van zaken in de eigen onderneming
ten opzichte van 82,5% tijdens het vorige kwartaal. De deelindex stijgt van 112,3 punten
tot 109,9 punten.
Alle sectoren kennen een daling van de deelindex. Vooral de industrie en groothandel
scoren slecht. De deelindex zakt er met 3,8 punten tot een niveau van 99,7 punten. De
distributiesector zakt tot het laagste niveau (99,3 punten). De bouw en dienstensector
blijven nipt boven de grens van de 100 punten met respectievelijk 100,8 en 101,1 punten.
Distributie
Bouw
Industrie en groothandel
kwartaal 1 kwartaal 2
Limburg verliest het meest terrein binnen Vlaanderen en klokt af op 99,2 punten. Daarmee
8
is Limburg de enige provincie die onder de grens van de 100 punten afklokt. Antwerpen
kent een daling met 3,5 punten en komt op een niveau van 100,2 punten te staan. Oost-
Vlaanderen klokt af op 100,3 punten, Vlaams Brabant op 100,7 punten en Oost-
Vlaanderen op 100,8 punten.
Vlaams Brabant
Oost Vlaanderen
West Vlaanderen
Antwerpen
Limburg
kwartaal 1 kwartaal 2