You are on page 1of 6

Onderstaande tekst is een vertaling uit de Engelse versie van het

Oerdoe-boek geschreven door prof. Khalil ur Rahman M. Sc. Zie


eerst het voorwoord van AAIIL-USA en daarna hoofdstuk 8 uit
het boek. Onderstaande concepttekst van de Nederlandse
vertaling wordt met goedvinden van de voorzitter van SAII
speciaal voor deze groep vrijgegeven.

(Het Engelse stukje waarvan een vertaling was gevraagd door


Faraaz is wellicht afkomstig uit een ander boek)

Voorwoord

Dit boekje vertelt in het kort de biografie van de martelaar Sahibzada


hazrat Abdul Latif, de meest verhevene van de oelema van
Afghanistan, die op gezag van de Afghaanse autoriteiten in juli 1903
doodgestenigd werd, omdat hij de “misdaad” begaan had dat hij tot de
Ahmadiyya Beweging behoorde. De gebeurtenissen die hier verteld
worden, werden door professor Khalil-ur-Rahman in een Oerdoe
boekje gebundeld, gebaseerd op documenten uit die tijd en verhalen
van onze geachte broeder Sahibzada Haroon Ahmad en andere
familieleden van Sahibzada Abdul Latif.
De status en klasse van hazrat Sahibzada sjahied (martelaar) en zijn
martelaarschap, dat ons allen tot voorbeeld strekt, en dat enerzijds
afschrikwekkend is, maar anderzijds ons geloof doet toenemen, be-
hoeven geen enkele introductie. Dit verheven martelaarschap is een

1
schitterend voorbeeld van wat geduld en standvastigheid op het pad
van het vertrouwen en het ware geloof tot stand kunnen brengen.
Wellicht nooit eerder is de behoefte groter geweest om de duisternis
die ons omringt, door het licht van zijn voorbeeld te verdrijven.
De oprichter van de Ahmadiyya Beweging, hazrat Mirza Ghulam
Ahmad, heeft de bijzonderheden van het martelaarschap van hazrat
Sahbizada en dat van zijn trouwe leerling hazrat Mian Abdur
Rahman sjahied in het prachtige boek Tazkirat-oel Sjahadatain (Het
verhaal van twee martelaars) weergegeven. In zijn boek geeft de
oprichter zijn volgelingen tevens advies en vestigt hij hun aandacht
op een belangrijke aangelegenheid die zij te allen tijde in hun
gedachten moeten houden.
Wij raden onze dierbare vrienden van harte aan dit boek van het begin
tot het eind en steeds opnieuw te lezen, om hun geloof te versterken.

2
(…)

HET MARTELAARSCHAP

Vertrek naar de plaats van het martelaarschap

Wat is dat voor een lawaai in uw straat; snel, vraag wat er is,
anders vloeit er straks nog bloed van een waanzinnige
geliefde.

Hazrat Mirza schrijft het volgende:

“Toen hazrat Sahibzada steeds weer voorstellen bleef verwerpen om


berouw te tonen, werd de emir wanhopig, en hij schreef eigenhandig
een lange vonnis waar ook de uitspraak van de maulvi’s deel van
uitmaakte en hij verklaarde daarin dat de straf voor een dergelijke
kafir de dood door steniging is. Het vonnis werd aan Akhoendzada’s
nek gehangen, en de emir gaf het bevel dat er in zijn neus een gat
gemaakt moest worden, dat daar een touw doorheen gehaald moest
worden en dat hij aan dat touw voortgetrokken moest worden en naar
de plaats van executie geleid. Dienovereenkomstig werd er op bevel
van deze wrede emir een gat in zijn neus geboord, werd er een touw
doorheen gehaald, hetgeen zeer pijnlijk was, en werd hij onder het
rumoer van verwensingen, schimpscheuten en grappen aan het touw
naar de plaats van executie geleid. De emir en al zijn hovelingen,
3
rechters, islamitische juristen, en andere hoogwaardigheidsbekleders
waren getuige van dit pijnlijke voorval, toen zij zich naar de plaats
van executie begaven. Er kwamen duizenden mensen uit de stad
opdagen -- hun exacte aantal is moeilijk te schatten -- om van dit
spektakel getuige te zijn.”

De joden gaven Jezus (vrede zij met hem) precies dezelfde


behandeling. Zij spuugden in zijn gezicht, sloegen en stompten hem,
plaatsten een kroon van doornen op zijn hoofd, en voerden hem naar
het kruis, terwijl zij hem lachend en gekscherend met een rotanstok
sloegen.

“Toen zij op de plaats van de executie arriveerden, werd hazrat


Sahibzada tot aan zijn middel in de aarde begraven. In deze situatie,
waarbij hij reeds tot aan zijn middel in de aarde was begraven, kwam
de emir naar hem toe en zei: ‘Als je de Qadiani, die er aanspraak op
maakt de Beloofde Messias te zijn, verwerpt, kan ik je zelfs nu nog
redden. Je tijd raakt op, en dit is de laatste kans die je krijgt. Heb
medelijden met jezelf en je familie.’ Hazrat Sahibzada antwoordde:
‘Moge Allah mij beschermen. Hoe kan de waarheid verloochend
worden? Wat is de zin van het leven, en wat is het belang van een
familie en kinderen, wanneer ik mijn overtuiging moet opgeven? Ik
zal dat nooit kunnen doen. Ik zal sterven voor de waarheid.’ De
rechters en islamitische geleerden schreeuwden: ‘Hij is een kafir; hij
is een kafir. Stenig hem onmiddellijk.’ Op dat moment waren de
emir, zijn broer Nasrullah, de qazi (rechter) en de commandant,
Abdul Ahad, de enigen die op een paard zaten, terwijl alle anderen te

4
voet waren. Toen hazrat Sahibzada zelfs in deze kritieke situatie
steeds bleef antwoorden: ‘Ik hecht meer waarde aan mijn geloof dan
aan mijn leven’, beval de emir de qazi de eerste steen te werpen,
omdat hij degene was die de verklaring van koefr uitgesproken had.
De qazi zei: ‘Jij bent de vorst; jij werpt de (eerste) steen.’ De emir
antwoordde: ‘Jij bent de koning van de islamitische wet, en het is
jouw uitspraak; ik heb er niets mee te maken.’ Daarop steeg de qazi
van zijn paard af en wierp een steen, die hazrat Sahibzada ernstig
verwondde, waarop zijn hoofd naar voren viel. Daarna wierp de
ongelukkige emir een steen, en dit was voor het publiek een signaal
om het voorbeeld van hun vorst te volgen. Er viel een regen van
duizenden stenen op hem neer, en er was niemand in die menigte die
geen steen wierp in zijn richting. De grote hoeveelheid stenen vormde
een stapel tot boven het hoofd van de martelaar. Toen de emir van de
plek vertrok, zei hij: ‘Deze man heeft gezegd dat hij op de zesde dag
tot leven zou komen; houd daarom zes dagen de wacht bij hem.
‘Welk een wreedheid! De steniging vond plaats op 14 juli 1903. De
marteldood waartoe Sahibzada Abdul Latif was voorbestemd, heeft
plaatsgevonden, maar de tyran zal nog zijn verdiende loon moeten
ontvangen... O Abdul Latif, mogen u duizenden zegeningen ten deel
vallen, omdat u tijdens mijn leven een voorbeeld hebt gegeven van
uw waarheidsliefde, en ik weet niet wat degenen die na mijn dood tot
mijn gezelschap zullen blijven behoren, zullen doen.”(Tazkirat-oel
Sjahadatain, pp. 49—56)

Deze woorden van hazrat Mirza zouden ons stof ter overdenking
moeten geven.

5
(…)

You might also like