You are on page 1of 2

1. Mijn vader heeft drie pinpassen. Niet handig!

elke onthouden

2. Bij pas moet hij de pincode .

die

3. Maar vergeet hij vaak.

Welke deze

4. code hoort bij pas

dat

5. en welke hoort bij pasje?

kw ijt

6. Maar het ergste: hij is vaak een van z'n passen .

die

7. Waar heb ik gelaten?

hem gestolen

8. Ben ik verloren of is-ie ?

toestand

9. Wat een !

onmiddelijk

10. Hij moet dan de bank bellen.

krijgt

11. Na een week hij een nieuwe pas.


nieuw e

12. Met een code natuurlijk

hoofd

13. en die moet hij ook weer uit z'n leren!

1. Ga je mee de stad in? Ik moet een nieuwe broek kopen.

w elke
2. Naar winkel ga je dan?

de
3. Naar die winkel op de hoek van Hoofdstraat.

Welke Die
4. straat is dat? ken ik niet.

w elk
5. En op nummer is het?

ons
6. Je weet huis.

ga onze
7. Daar je linksaf, langs school.

je
8. Na honderd meter heb rechts een kleine straat.

dat
9. Op hoekje is die winkel.

dat die
10. Bedoel je winkeltje met Indiase kleren?

nieuw e
11. Nee, dat is gesloten. Er is nu een winkel.

Die
12. heeft moderne kleren.

You might also like