You are on page 1of 1

de trein: het boek:

hij-die-deze-onze-welke-elke het-dat-dit-ons-welk-elk
de het
Daar is de trein. Zie je hem? Hij is op tijd! Daar is het boek. Zie je het? Het ligt daar.
Welke trein? Wat is onze trein? Welk boek? Wat is ons boek?
Deze trein hier? Of die trein daar? Dit boek hier? Of dat boek daar?
Dat is niet dezelfde trein. Dat is niet hetzelfde boek.
Niet elke trein stopt in Delft. Niet elk boek is interessant.
Niet iedere trein stopt in Delft. Niet ieder boek is interessant.
Een trein die overal stopt, noemen we een stoptrein. Een boek dat niet interessant is, lees ik niet.

You might also like