d: had gehad dd: hadden k: druk kk: drukke drukker l: wil wilt wilde ll: willen. n: begin begint nn: beginnen. p: stap stapt stapte gestapt pp: stappen. s: les ss: lessen. Bijzonder: dag - dagen weg - wegen glas - glazen dak - daken gat - gaten ik kom - wij komen