You are on page 1of 5

Social Coconuts

PROEFTOETS – LEESVAARDIGHEID, WOORDEN KENNIS EN GRAMMATICA


Bij deze toets moet 28 zinnen aanvullen. Omcirkel het goede woord. Je hebt 10 minuten.
Je mag geen telefoon/woordenboek gebruiken.
1. Ik vind het examen hartstikke 9. Ik ga naar school. In mijn groep zitten
moeilijk. Ik kan het niet …. twaalf ...
maken boeken
passen leerlingen
zijn klassen

2. Gooi jij even de flessen in de … 10. De vrouw is niet lekker. Zij heeft pijn
water? in haar …
kraan? brood
glasbak? eten
buik
3. In dit hele gebouw is roken niet ...
alstublieft 11. De man heeft al twee jaar geen werk.
Sigaretten Hij krijgt van de gemeente een …
toegestaan belasting
uitkering
4. In dat vakantiedorp wonen niet veel vakantie
mensen. Maar er zijn wel veel …
strand 12. Mijn haar is te lang. Ik heb vanmiddag
hotels om vier uur een afspraak met de …
klimaat arts
Gemeente
5. Mijn bankpasje is gestolen. Nu moet kapper
ik mijn bankrekening …
blokkeren 13. De cursisten schrijven alle woorden in
pinnen hun …
betalen papier
Pen
6. Deze trui vind ik niet zo mooi. Mag ik schrift
hem …
kopen? 14. Het spijt me, mijn vrouw is niet ….
wassen? boodschappen
ruilen? telefoon
aanwezig
7. We zoeken een nieuw huis, maar we
vinden de prijzen op dit moment te … 15. Je moet de kraan niet open laten …….
oud water
klein staan
hoog nat

8. In dat land wonen ongeveer vijf 16. Er ligt een stuk papier op de …
miljoen … grond
vissen schrijven
mensen lezen
huizen
Social Coconuts

17. Ik geef zaterdag een feest. Er komen melk


wel vijftig mensen bij mij ….. rijst
weekend honger
cadeau
thuis 24. Tijdens het autorijden mag je niet …
remmen
18. De baby huilt. Ik denk dat hij honger … sturen
drinkt bellen
heeft
eet 25. Ik lig in de stoel bij de tandarts. Zij
controleert mijn …
19. Fruit is gezond. Dat weet toch … nek
iedereen tanden
lekker lippen
altijd
26. Wij zijn nog nooit met het vliegtuig
op reis geweest. Het is voor ons de
20. Over een half uurtje kunnen we de eerste …
aardbeien … keer
hangen paspoort
eten reisbureau
gooien
27. Jullie hebben een heel leuk huis. En
21. Niet alle oefeningen in dit boek zijn … jullie hebben ook erg mooie ….
moeilijk steen
druk meubels
vol bril

22. Volgende maand ga ik naar de 28. In dat land is het in de winter heel
specialist. Zij onderzoekt mijn … koud. Alle mensen blijven dan
kop meestal …
ogen in
schoen binnen
snel
23. In sommige landen eten de mensen
drie keer per dag …
Social Coconuts

WERKWOORDSPELLING – onderstreep het goede antwoord

1. Kim _____ altijd veel geld aan kleding. Ze gaat elke week winkelen.
besteed
besteedt

2. Wij willen morgen twee boeken ______ bij de boekhandel.


koppen
kopen

3. _____ we naar de bioscoop morgen avond gaan?


Zallen
Zullen

4. ______ jij van je moeder de hele avond op stap gaan?


Mag
Magt

5. U _____ nog steeds geen antwoord gegeven op mijn vraag.


hebt
heeft

Werkwoorden “Zijn” en “Hebben”: Gebruik de juiste werkwoordsvorm voor deze zinnen


1. Je _________ Brit, toch? _____ je Nederlander?

2. U _________ vroeg. _________ u Meneer Jansen?

3. Kees ________ Rita’s man. Wie _______die twee kinderen dan?


Rita en Kees _________ samen twee kinderen. Dat _______ Thea en Rob.

4. _______ jullie nog dorst? Ik ______ nog veel drank in de koelkast staan hoor!

“Het” of “de”?
1. _______ jongetje
2. _______ ontbijt
3. _______ tuin
4. _______ museum
5. _______ aardappel
Social Coconuts

Woorden in het meervoud


1. Brief ____________________
2. Huis ____________________
3. Varken ____________________
4. Kindje ____________________
5. Opa ____________________
6. Paraplu ____________________
7. Taxi ____________________
8. Aardappel ____________________
9. Stad ____________________
10. Ei ____________________

Tekst 1: Eric volgt een cursus over ‘goed eten’. Hij leert vandaag hoe hij de
tafel moet dekken.
Dek de tafel elke dag drie keer: bij het ontbijt, bij de lunch en bij het avondeten. Het is
gezellig om aan tafel te eten en het is ook veel gezonder. Eten voor de televisie met het
bord op schoot is niet gezond. Je kunt er buikpijn van krijgen!
Wat moet je eerst doen om de tafel te dekken? Zo dek je de tafel 
Leg eerst een mooi, schoon tafelkleed op de tafel.
Dat ziet er mooi uit.

Het ontbijt: Zet de ontbijtborden op tafel. Deze borden zijn iets kleiner dan de borden voor
het diner. Zet bij elk bord aan de linkerkant (1) een groot glas voor melk of water. Zet aan de
rechterkant een eierdopje voor een gekookt eitje (4). Leg aan de linkerkant van het bord
een vork. Leg aan de rechterkant een mes en/of lepel.
Het avondeten: 's Avonds zet je een groter bord op tafel. Leg naast de borden een vork, een
mes en een lepel. Zet boven het bord een glas: aan de linkerkant van het bord (1) zet je een
groot waterglas. Aan de rechterkant van het bord (4) kun je een wijnglas zetten. Peper en
zout kun je in het midden van de tafel zetten (2, 3). Wil je nog een extra sausje bij het eten?
Zet dat rechts naast het bord (5).

Beantwoord de vragen:
1) Eric eet vaak ‘s avonds, terwijl hij naar de televisie kijkt. Is dat gezond?
a. Nee, dat is ongezond.
b. Ja, dat gaat lekker snel en is gezond.
c. Ja, dat is gezond en lekker.

2) Wat moet Eric doen voordat hij begint te eten?


a) Hij moet de tafel schoonmaken met een tafelkleed
b) Hij moet de tafel netjes en klaar maken met een tafelkleed
Social Coconuts

c) Het is beter om eerst te eten en daarna de tafel te dekken met een kleed.

3) Wat zet Eric bij (1) op tafel?


a. Hij zet daar een eierdopje voor een ei en een groot glas water.
b. Hij zet daar ’s ochtends en ’s avonds een groot glas.
c. Hij zet daar een klein bord.

4) Wat zet Eric bij het avondeten in het midden van de tafel boven het bord?
a. Een sausje.
b. Een extra mes.
c. Twee messen naast elkaar.
d. Peper en zout.

5) Waar moet Eric de saus zetten?


a. In zijn eten
b. Bij de rechtse kant van zijn bord
c. In een sausbakje in de koelkast

Spreekvaardigheid

1. Wat vindt u de leukste dag van de week? Vertel ook waarom.


2. Met wie woont u in uw huis? Vertel ook hoe lang u daar al woont.
3. Wat doet u het liefst in uw vrije tijd? Vertel ook hoe vaak u dat doet.
4. Wat vindt u een leuk programma op tv? Vertel ook waar dat over gaat.
5. Wat vindt u van uw buren? Vertel ook hoe lang u ze al kent.
6. Waar ging u vroeger naar school? Vertel ook iets over die school.
7. Welke sport vindt u leuk om naar te kijken? Vertel ook waarom.
8. Nederland ligt aan zee. Hoe vaak gaat u naar zee? Vertel ook wat u daar dan doet.
9. Naar welk land wilt u graag een keer gaan? Vertel ook waarom.
10. Wat voor huis hebt u nu? Vertel ook wat voor huis u vroeger had.
11. Nederlanders hebben vaak haast. Wat vindt u daarvan? Vertel ook wanneer u haast
hebt.
12. U moet werken, maar u bent ziek. Wat doet u dan? Vertel ook waarom.

You might also like