You are on page 1of 4

Simple past tense

Functies van de Simple Past Tense

De simple past tense wordt gebruikt om te spreken over een voltooide handeling op een moment in
het verleden. De duur is niet belangrijk. Het moment van de handeling kan in een recent of een ver
verleden liggen.

Voorbeelden

 John Cabot sailed to America in 1498.

 My father died last year.

 He lived in Fiji in 1976.

 We crossed the Channel yesterday.

Je gebruikt altijd de simple past als je zegt wanneer iets plaatsvindt. Het wordt dus geassocieerd met
bepaalde uitdrukkingen van verleden tijd

 frequentie: often, sometimes, always


I sometimes walked home at lunchtime.
I often brought my lunch to school.

 een bepaald moment of tijdsdeel uit het verleden: last week, when I was a child, yesterday,
six weeks ago
We saw a good film last week.
Yesterday, I arrived in Geneva.
She finished her work at seven o'clock
I went to the theatre last night

 een onbepaald moment uit het verleden: the other day, ages ago, a long time ago,
people  lived in caves a long time ago.

 She played the piano when she was a child.

Let op: het woord ago is een handige manier om de afstand naar het verleden uit te drukken. Het
komt na het bepaalde moment uit het verleden: a week ago, three years ago, a minute ago.

Voorzichtig: De simple past in het Engels lijkt misschien op een tijdsvorm in je eigen taal, maar de
betekenis kan anders zijn.

Het vormen van de Simple Past Tense

Constructies van de simple past tense voor regelmatige werkwoorden

Bevestigend

Onderwer + werkwoord+ ed  
p

I skipped.  
Negative

Onderwer + did not + infinitief


p zonder to

They didn't go.

Vragend

Did + onderwerp + infinitief


zonder to

Did she arrive?

Vragend ontkennend

Did not + onderwerp + infinitief


zonder to

Didn't you play?

To Walk

Bevestigend Ontkennend Vragend

I walked I didn't walk Did I walk?

You walked You didn't walk Did you walk?

He walked He didn't walk Did he walk?

We walked We didn't walk Did we walk?

They They didn't walk Did they walk?


walked

Simple past tense van to be, to have, to do

Onderwerp Werkwoord

  Be Have Do
Onderwerp Werkwoord

I was had did

You wer had did


e

He/She/It was had did

We wer had did


e

You wer had did


e

They wer had did


e

Aantekeningen bij bevestigende, ontkennende & vragende vormen

Bevestigend

De bevestigende vorm van de simple past tense is eenvoudig.

 I was in Japan last year

 She had a headache yesterday.

 We did our homework last night.

Ontkennend en vragend

Voor de ontkennende en vragende vorm van "do" als een regelmatig werkwoord, gebruik je het
hulpwerkwoord "do", bijv. We didn't do our homework last night.
De ontkennende vorm van "have" in de simple past wordt meestal gemaakt door gebruik van het
hulpwerkwoord "do", maar soms door toevoeging van not of de samentrekking "n't".

De vragende vorm van "have" in de simple past wordt meestal gevormd met het
hulpwerkwoord "do".

Voorbeelden

 They weren't in Rio last summer.

 We didn't have any money.

 We didn't have time to visit the Eiffel Tower.


 We didn't do our exercises this morning.

 Were they in Iceland last January?

 Did you have a bicycle when you were young?

 Did you do much climbing in Switzerland?

Let op: Voor de ontkennende en vragende vorm van alle werkwoorden in de simple past, gebruik je


altijd het hulpwerkwoord 'did''.

Simple past, onregelmatige werkwoorden

Sommige werkwoorden zijn onregelmatig in de simple past. Hieronder volgen de meest


voorkomende onregelmatige werkwoorden.

to go

 He went to a club last night.

 Did he go to the cinema last night?

 He didn't go to bed early last night.

to give

 We gave her a doll for her birthday.

 They didn't give John their new address.

 Did Barry give you my passport?

to come

 My parents came to visit me last July.

 We didn't come because it was raining.

 Did he come to your party last week?

You might also like