Professional Documents
Culture Documents
College 8 (week 3)
Mogelijke oorzaken van samenplegen: groepsdruk, samen loop je minder risico, samen
meer vaardigheden.
De jongeren met weinig zelfcontrole zijn al zo waardoor ze ook zulke vrienden selecteren.
Het gebrek aan zelfcontrole is wat delinquente jongeren bindt.
Verschil met Lindenberg:
- Lindenberg: algemener, iedereen kan moeite hebben met zelfcontrole. Het is
belangrijk dat iedereen zich begeeft in een goede omgeving.
- Hirschi: het gaat om een kleine groep delinquente jongeren. Zelfcontrole wordt op
jonge leeftijd bepaald. Zelfcontrole is niet veranderbaar.
Gelegenheidstheorie
- Op straat rondhangen: gebrek aan structuur, gebrek aan supervisie maakt op straat
rondhangen en delinquentie heel makkelijk. Belangrijke oorzaak van delinquentie en
voor samenplegen
- Oswood met de gelegenheidstheorie: delinquente jongeren hebben wel degelijk
allerlei vrienden. Een verscheidenheid: sommigen zijn delinquent maar niet allemaal
Rondhangen en delinquentie
- Gelegenheid: op straat, op veldjes, in parken of bij uitgaansgelegenheden
rondhangen
- Gaan vaker om met foute vrienden
- Leren verkeerde houdingen aan
- Zijn jongeren nou al soortgelijk qua gedrag en kiezen ze daarop hun vrienden uit?
Selectie: leidt bepaald gedrag tot verandering in netwerkrelaties?
Of,
- Bepaalde vrienden in het netwerk vertonen bepaald gedrag, andere jongeren
veranderen daardoor hun gedrag.
Longitudinale sociale-netwerkanalyse
Externaliserend
- Selectie op delinquentie maar niet op agressie
- Delinquente jongeren hoge status
- Beïnvloeding qua agressie en delinquentie
- Netwerken buiten de klas ook van belang
De-selecteren: jongeren kunnen vriendschappen verbreken met andere jongeren wanneer
deze te negatief zijn in gemoedstoestand. Dit is namelijk vervelend voor de vriendschap.
Internaliserend
- Selectie op angst, depressie en eenzaamheid (de-selecteren)
- Jongeren kunnen vriendschappen verbreken met andere jongeren wanneer deze te
negatief zijn in gemoedstoestand
- Zwelgen in elkaars ellende
- Voedingsbodem voor zelfverminking
Middelengebruik
- Eerst invloed op roken, later enkel selectie
Op latere leeftijd alleen nog sprake van selectie.
- Ooit gedronken of ooit softdrugs gebruikt maakt al verschil
Sociale normen
Als bepaald gedrag acceptabel of gepast is in een bepaalde context, gaan mensen hun
gedrag daarop aanpassen. Dit leidt tot consensus wat oké gedrag is in een context en wat
niet.
De micro-macro link ontstaat op basis van groepsconsensus: bepaald gedrag draagt bij aan
bijvoorbeeld populariteit en ander gedrag niet. Bepaald gedrag draagt bij aan dat je geliefd
bent en dat je erbij hoort, ander gedrag niet.
Beschrijvende normen
Voorbeeld: posters die laten zien wat 80% van de leerlingen vindt. Misschien dat de rest dan
ook hier mee eens mee wordt.
Voorschrijvende normen
Het verbieden van pesten. De houding van de school bijvoorbeeld.
Descriptieve normen
Dit is het similariteitsmodel
Middenlijn: gemiddelde
Hier zie je hoe beschrijvende normen ook doorwerken in
hoe bepaald gedrag valt binnen een klas. Als veel mensen
pesten binnen een klas, en jij pest dan hoor je erbij. Als je
een van de weinigen bent die pest wijk je af van het gedrag
binnen de groep en lig je eruit.
Populariteitsnorm
In elke groep: correlatie tussen gedrag en populariteit
Pestklas
Macroniveau: link tussen pesten en populariteit. Komt door microniveau: conformeren aan
de norm. Mensen doen pesten vanwege gedragsbevestiging en affectie.
Populariteitsnorm
Bovenste lijn: het verdedigen loopt sterk op, de
populaire leerlingen zetten de toon. Die verdedigen
heel veel in zo’n klas. Want de samenhang tussen
pesten en populariteit is in die klas -0.486.
Pluralistische onwetendheid
Zelfversterkende onterechte overtuiging:
Voorbeeld van pluralistische onwetendheid: als je denkt dat alle andere leerlingen pesten
wel leuk vinden dan houd je elkaar allemaal voor de gek. Je gaat er ten onrechte vanuit dat
de meeste mensen de norm wél accepteren. Dan ga jij daar misschien ook wel naar
handelen.
Dat zoeken naar soortgelijke vrienden en elkaar beïnvloeden zodat je minimaal van elkaar
verschilt en zoveel mogelijk op elkaar lijkt, komt vanwege behoefte aan compatibiliteit.
Dit zijn allemaal hypothesen dat die similariteit op deze manier doorwerkt dat mensen
interpersoonlijk maar ook binnen een groep makkelijker met elkaar omgaan doordat je zo
op elkaar lijkt. Moet nog aangetoond worden.