You are on page 1of 7

Criminaliteit & Veiligheid

College 8 (week 3)

Invloed van vrienden op delinquentie

Samenhang in delinquentie van vrienden


Studie van 500 delinquente en 500 niet-delinquente jongens:
- 98% van delinquente tegen 8% van de niet-delinquente jongens had delinquente
vrienden (Glueck & Glueck, 1950)
Ook zonder false consensus bias (Haynie 2001)
Mensen overschatten hoe gelijk hun vrienden aan hen zijn: false consensus bias. We denken
dat onze vrienden net zo zijn als wij.

Rol van samenplegen


Het samenplegen maakt op jonge leeftijd een heel groot deel uit. In de beginfase is bijna alle
delinquentie samen, vanaf de volwassenheid zie je dat er een gat ontstaat. Het
samenplegen dekt niet meer al het plegen. Er is een toename van alleen plegen.

- 20% van arrestaties alleenplegers


- Aantal samenplegers gering (2-3 mensen per delict)
- Samenplegen neemt af met ouder worden

Mogelijke oorzaken van samenplegen: groepsdruk, samen loop je minder risico, samen
meer vaardigheden.

Verklaring gelijkheid in gedrag?


We willen weten waarom vrienden eigenlijk zoveel op elkaar lijken. Hoe komt het dat als
een respondent delinquent is, de vrienden vaak ook delinquent zijn. In hoeverre is
criminaliteit een groepsproces.
- Twee verklaringen:
o Er is sprake van selectie: soort zoekt soort. Mensen selecteren elkaar omdat
ze goed bij elkaar passen. Ze hebben elkaar niet beïnvloed, ze waren al zo.
o Aan de andere kant kan er wel sprake zijn van invloed: mensen steken elkaar
aan met slecht gedrag of goed gedrag.

Als jongeren veel op elkaar lijken qua gedrag


Gevolg van (SIENA trekt deze twee processen uit elkaar):

Gelijkenis als basis voor vriendschappen


Redenen voor dat jongeren gelijk aan elkaar zijn: dat je elkaar eerder begrijpt, makkelijker
met elkaar communiceren. Jongeren vinden het fijn om met gelijksoortige om te gaan. Je
vertrouwt elkaar eerder. Het maakt je zekerder; het sterkt je ook in je
identiteitsontwikkeling.
Sociale-leertheorieën & invloed van peers
Vrienden beïnvloeden delinquente attitutes
Delinquente vrienden als rolmodel
- Groepsdruk (negatieve bekrachtiging)
- Sociale status (positieve bekrachtiging)
- Uitsluiting groepsdeelname (straf)
- Imitatie
- Deviantie-training: jongeren willen cool en stoer zijn. De een heeft iets te vertellen,
de ander heeft het sterker meegemaakt

Binding met conventionele personen reduceert delinquentie


- Commitment
- Betrokkenheid (involvement)
- Attitude t.a.v. conventionele normen (belief)
- Hechting (attachement)

Gebrek aan sociale binding


- Relaties met peers “kil en broos”
- Weinig of geen “vrienden”
- Default selection
- Marginaal in het netwerk

Subculturele theorie & invloed van peers


Groepen verschillen in normen over delinquentie
- In criminele groepen: niet meedoen  sancties en uitsluiting

Code of the street


- Informele normen voor gedrag in achterstandsbuurt
- Status en respect op basis van stoer zijn en risico durven nemen
- “Nette” jongeren moeten zich schikken voor eigen veiligheid

Zelfcontroletheorie & selectie van peers


- Zelfcontrole komt tot stand in de kindertijd
- Delinquente jongeren gebrek aan zelfcontrole
- Selectie delinquente peers voor eigen gewin
Aan de ene kant is zelfcontrole iets wat erfelijk bepaald is. Het boek “a general theory of
crime” hecht vooral waarde aan het feit dat zelfcontrole afhankelijk is van de opvoeding. Ze
stellen dat ouders toezicht moeten houden. Dit gaat vaak mis doordat ze het te druk
hebben. Ouders moeten deviantie gedrag herkennen en hun kinderen straffen. Daar gaat
het vaak bij mis.

De jongeren met weinig zelfcontrole zijn al zo waardoor ze ook zulke vrienden selecteren.
Het gebrek aan zelfcontrole is wat delinquente jongeren bindt.
Verschil met Lindenberg:
- Lindenberg: algemener, iedereen kan moeite hebben met zelfcontrole. Het is
belangrijk dat iedereen zich begeeft in een goede omgeving.
- Hirschi: het gaat om een kleine groep delinquente jongeren. Zelfcontrole wordt op
jonge leeftijd bepaald. Zelfcontrole is niet veranderbaar.

Gelegenheidstheorie
- Op straat rondhangen: gebrek aan structuur, gebrek aan supervisie maakt op straat
rondhangen en delinquentie heel makkelijk. Belangrijke oorzaak van delinquentie en
voor samenplegen
- Oswood met de gelegenheidstheorie: delinquente jongeren hebben wel degelijk
allerlei vrienden. Een verscheidenheid: sommigen zijn delinquent maar niet allemaal

Toetsen klassieke theorieën

Beïnvloeden kamergenoten elkaar?


Natuurlijk experiment:
- ~700 1e jaarsstudenten
- Informatie over hun gedrag op de middelbare school
- Kamergenoot van een binge drinker  ook binge drinken
- Niet significant voor vrouwen
- In lijn met sociale-leertheorie
Mannelijke studenten die een kamer delen met een binge-drinker hebben een grotere kans
zelf ook veel te gaan drinken. Deze bevindingen voor mannen die zijn in lijn met de sociale
leertheorie: door imitatie, door je kamergenoot als rolmodel ga je zelf ook veel drinken.

“Kil en broos”? Gebrek aan sociale binding?


De sociale binding theorie van Hirschi
Giordana: delinquentie jongeren hebben vaker conflicten in hun vriendschappen.

Onderzoek naar subculturen


- Criminaliteit piekt bij een gang
- Toename van geweld
- Navolgen van de “code of the street”
- Als jongeren bij een gang gaan horen
Zeker in de kansarme buurten is er steun voor de subculturele theorie.

Zelfcontrole en selectie van peers


- Vrienden lijken vaak op elkaar qua zelfcontrole
- Jongeren met een lage zelfcontrole  eerder bevriend met leeftijdsgenoten die
drinken
- Hoge zelfcontrole voorkomt toename in delinquentie

Rondhangen en delinquentie
- Gelegenheid: op straat, op veldjes, in parken of bij uitgaansgelegenheden
rondhangen
- Gaan vaker om met foute vrienden
- Leren verkeerde houdingen aan

Geïsoleerde jongeren delinquent?


Uit onderzoek bleek dat geïsoleerde jongeren minder delinquent waren. Wanneer deze
jongeren echter in conflicten terechtkwamen was er een grotere kans dat ze delinquent
werden.

Dynamiek van netwerk en gedrag

- Zijn jongeren nou al soortgelijk qua gedrag en kiezen ze daarop hun vrienden uit?
Selectie: leidt bepaald gedrag tot verandering in netwerkrelaties?
Of,
- Bepaalde vrienden in het netwerk vertonen bepaald gedrag, andere jongeren
veranderen daardoor hun gedrag.

Longitudinale sociale-netwerkanalyse

Externaliserend
- Selectie op delinquentie maar niet op agressie
- Delinquente jongeren hoge status
- Beïnvloeding qua agressie en delinquentie
- Netwerken buiten de klas ook van belang
De-selecteren: jongeren kunnen vriendschappen verbreken met andere jongeren wanneer
deze te negatief zijn in gemoedstoestand. Dit is namelijk vervelend voor de vriendschap.

Internaliserend
- Selectie op angst, depressie en eenzaamheid (de-selecteren)
- Jongeren kunnen vriendschappen verbreken met andere jongeren wanneer deze te
negatief zijn in gemoedstoestand
- Zwelgen in elkaars ellende
- Voedingsbodem voor zelfverminking
Middelengebruik
- Eerst invloed op roken, later enkel selectie
Op latere leeftijd alleen nog sprake van selectie.
- Ooit gedronken of ooit softdrugs gebruikt maakt al verschil

Sociale normen
Als bepaald gedrag acceptabel of gepast is in een bepaalde context, gaan mensen hun
gedrag daarop aanpassen. Dit leidt tot consensus wat oké gedrag is in een context en wat
niet.

De micro-macro link ontstaat op basis van groepsconsensus: bepaald gedrag draagt bij aan
bijvoorbeeld populariteit en ander gedrag niet. Bepaald gedrag draagt bij aan dat je geliefd
bent en dat je erbij hoort, ander gedrag niet.

Beschrijvende normen
Voorbeeld: posters die laten zien wat 80% van de leerlingen vindt. Misschien dat de rest dan
ook hier mee eens mee wordt.

Voorschrijvende normen
Het verbieden van pesten. De houding van de school bijvoorbeeld.

Descriptieve normen
Dit is het similariteitsmodel
Middenlijn: gemiddelde
Hier zie je hoe beschrijvende normen ook doorwerken in
hoe bepaald gedrag valt binnen een klas. Als veel mensen
pesten binnen een klas, en jij pest dan hoor je erbij. Als je
een van de weinigen bent die pest wijk je af van het gedrag
binnen de groep en lig je eruit.
Populariteitsnorm
In elke groep: correlatie tussen gedrag en populariteit

Ook bekend als:


- Status-norm
- Sociale-prestigenorm
- Norm salience
Als de populaire leerlingen het gedrag vertonen, zetten zij de toon voor de rest van de klas.

Pestklas
Macroniveau: link tussen pesten en populariteit. Komt door microniveau: conformeren aan
de norm. Mensen doen pesten vanwege gedragsbevestiging en affectie.

Populariteitsnorm
Bovenste lijn: het verdedigen loopt sterk op, de
populaire leerlingen zetten de toon. Die verdedigen
heel veel in zo’n klas. Want de samenhang tussen
pesten en populariteit is in die klas -0.486.

Onderste lijn: samenhang tussen pesten en


populariteit sterk: 0.73. Bijna alle populaire leerlingen
pesten ook. Dan zie je dat populaire leerlingen niet
zoveel verdedigen. De niet-populaire leerlingen durven
niet te verdedigen; die vinden hun positie in de groep
niet sterk genoeg. De populaire leerlingen vinden het
pesten leuk.

Pluralistische onwetendheid
Zelfversterkende onterechte overtuiging:
Voorbeeld van pluralistische onwetendheid: als je denkt dat alle andere leerlingen pesten
wel leuk vinden dan houd je elkaar allemaal voor de gek. Je gaat er ten onrechte vanuit dat
de meeste mensen de norm wél accepteren. Dan ga jij daar misschien ook wel naar
handelen.
Dat zoeken naar soortgelijke vrienden en elkaar beïnvloeden zodat je minimaal van elkaar
verschilt en zoveel mogelijk op elkaar lijkt, komt vanwege behoefte aan compatibiliteit.

Dit zijn allemaal hypothesen dat die similariteit op deze manier doorwerkt dat mensen
interpersoonlijk maar ook binnen een groep makkelijker met elkaar omgaan doordat je zo
op elkaar lijkt. Moet nog aangetoond worden.

You might also like