You are on page 1of 44

14_024_9

WL rapporten

AvdT – Morfologie mesoschaal

Deelrapport 9
Toekomstige stortstrategie Westerschelde
DEPARTEMENT
MOBILITEIT &
OPENBARE
WERKEN waterbouwkundiglaboratorium.be
AvdT – Morfologie mesoschaal

Deelrapport 9 – Toekomstige stortstrategie Westerschelde

Plancke, Y.; Vanlede, J.; Mostaert, F.


Cover figuur © Vlaamse overheid, Departement Mobiliteit en Openbare Werken, Waterbouwkundig Laboratorium

Juridische kennisgeving

Het Waterbouwkundig Laboratorium is van mening dat de informatie en standpunten in dit rapport onderbouwd worden
door de op het moment van schrijven beschikbare gegevens en kennis.
De standpunten in deze publicatie zijn deze van het Waterbouwkundig Laboratorium en geven niet noodzakelijk de
mening weer van de Vlaamse overheid of één van haar instellingen.
Het Waterbouwkundig Laboratorium noch iedere persoon of bedrijf optredend namens het Waterbouwkundig
Laboratorium is aansprakelijk voor het gebruik dat gemaakt wordt van de informatie uit dit rapport of voor verlies of
schade die eruit voortvloeit.

Copyright en wijze van citeren

© Vlaamse overheid, Departement Mobiliteit en Openbare Werken, Waterbouwkundig Laboratorium 2019


D/2019/3241/203
Deze publicatie dient als volgt geciteerd te worden:
Plancke, Y.; Vanlede, J.; Mostaert, F. (2019). AvdT – Morfologie mesoschaal: Deelrapport 9 – Toekomstige stortstrategie
Westerschelde. Versie 4.0. WL Rapporten, 14_024_9. Waterbouwkundig Laboratorium: Antwerpen.
Overname uit en verwijzingen naar deze publicatie worden aangemoedigd, mits correcte bronvermelding.

Documentidentificatie

Opdrachtgever: VNSC Ref.: WL2019R14_024_9


Keywords (3-5): Baggeren, stortstrategie, sediment, Westerschelde
Tekst (p.): 31 Bijlagen (p.): 2
Vertrouwelijk: ‫ ܈‬Nee ‫ ܈‬Online beschikbaar

Auteur(s): Plancke, Y.

Controle

Naam Handtekening
Getekend door: Joris Vanlede (Signature)
Getekend op: 2019-12-23 10:56:36 +01:00
Reden: Ik keur dit document goed
Revisor(en): Vanlede, J.

Getekend door: Yves Plancke (Signature)


Getekend op: 2019-12-13 12:38:06 +01:00
Reden: Ik keur dit document goed
Projectleider: Plancke, Y.

Goedkeuring
Getekend door: Frank Mostaert (Signature)
Getekend op: 2019-12-13 11:53:47 +01:00
Reden: Ik keur dit document goed
Afdelingshoofd: Mostaert, F.

F-WL-PP10-1 Versie 7
Geldig vanaf 03/01/2017
AvdT – Morfologie mesoschaal - Deelrapport 9 – Toekomstige stortstrategie Westerschelde

Abstract

In het kader van het Vlaams-Nederlandse onderzoeksprogramma Agenda voor de Toekomst wordt, als
onderdeel van het project ’Hydro- en sedimentdynamische en morfologische processen op mesoschaal’,
een bijdrage geleverd aan de invulling van de toekomstige sedimentstrategie in de Westerschelde.
Op basis van de resultaten van de afgelopen decennia, is een beoordeling gemaakt van de verschillende
stortzones die in aanmerking komen voor de toekomstige stortstrategie (vanaf 2022). Op basis van een
beoordelingskader is voor elke stortzone een score bepaald. Hieruit volgt dat de bepaalde stortzones
(stortzones in het oostelijke deel van de Westerschelde, zones in diepe delen en nabij de Plaat van
Walsoorden) het best scoren.
Voor elke stortzone zal een afbakening moeten gedefinieerd worden. Gelet op de morfologische
ontwikkelingen in de Westerschelde, wordt voorgesteld de stortzones zo ruim mogelijke af te bakenen, in
combinatie met een aantal restricties, om de verschillende estuariene functies te garanderen. Daarnaast
wordt voorgesteld om voor elke stortzone aanbevolen storthoeveelheden vast te leggen. De bepaling van
deze hoeveelheden is verschillend voor elk type stortzone en houdt rekening met de verschillende functies
die het estuarium vervult.

Definitieve versie WL2019R14_024_9 III


F-WL-PP10-1 Versie 7
Geldig vanaf 03/01/2017
AvdT – Morfologie mesoschaal - Deelrapport 9 – Toekomstige stortstrategie Westerschelde

Inhoudstafel

Abstract ............................................................................................................................................................ III


Inhoudstafel....................................................................................................................................................... V
Lijst van de tabellen ......................................................................................................................................... VII
Lijst van de figuren ......................................................................................................................................... VIII
1 Inleiding ..................................................................................................................................................... 1
2 Literatuurstudie ......................................................................................................................................... 2
2.1 Stortingen in nevengeulen ................................................................................................................ 4
2.1.1 Stortcapaciteit nevengeul.......................................................................................................... 5
2.1.2 Dynamiek stortlocaties (Ides et al., 2007) ................................................................................. 5
2.2 Stortingen in hoofdgeulen ................................................................................................................. 7
2.2.1 Inschatting van het effect op de getij-indringing bij stortingen in diepe delen ........................ 7
2.2.2 Proefstortlocaties Westerschelde ........................................................................................... 10
2.2.3 Monitoringsresultaten............................................................................................................. 10
2.3 Stortingen langs plaatranden .......................................................................................................... 11
2.3.1 Determinatieonderzoek plaatrandstortingen ......................................................................... 11
2.3.2 Natuurlijke ontwikkelingen nabij plaatrand stortlocaties ....................................................... 11
2.3.3 Monitoringsresultaten............................................................................................................. 12
3 Huidige stortstrategie .............................................................................................................................. 13
3.1 Vergunning conform 3e verruiming vaargeul .................................................................................. 13
3.1.1 Uitgangspunten ....................................................................................................................... 13
3.1.2 Sedimentverspreiding.............................................................................................................. 14
3.2 Proefstortlocaties ............................................................................................................................ 16
3.2.1 Verkenning potentiële proefstortlocaties ............................................................................... 16
3.2.2 Resultaten proefstortlocaties .................................................................................................. 17
4 Toekomstige stortstrategie ..................................................................................................................... 19
4.1 Stortzones ........................................................................................................................................ 19
4.1.1 Afwegingskader stortzones ..................................................................................................... 19
4.1.2 Selectie potentiële stortzones ................................................................................................. 20
4.1.3 Beoordeling stortzones............................................................................................................ 21
4.2 Ruimtelijke afbakening stortzones .................................................................................................. 24
4.3 Maximale stortcapaciteit stortzones ............................................................................................... 25

Definitieve versie WL2019R14_024_9 V


AvdT – Morfologie mesoschaal - Deelrapport 9 – Toekomstige stortstrategie Westerschelde

4.3.1 Nevengeulen............................................................................................................................ 25
4.3.2 Hoofdgeulen en diepe putten ................................................................................................. 25
4.3.3 Plaatranden ............................................................................................................................. 26
5 Conclusies ................................................................................................................................................ 28
6 Referenties .............................................................................................................................................. 29
Bijlage A – Overzichtskaart .............................................................................................................................. B1
Bijlage B – resultaten verkenning locaties proefstortingen ............................................................................ B2

VI WL2019R14_024_9 Definitieve versie


AvdT – Morfologie mesoschaal - Deelrapport 9 – Toekomstige stortstrategie Westerschelde

Lijst van de tabellen

Tabel 1 – Overzicht stortcapaciteit nevengeulen (in Mm³/jaar) ....................................................................... 5


Tabel 2 – Overzicht bergingsvolumes voor verschillende scenario’s ................................................................ 7
Tabel 3 – Samenvatting waardevol laagdynamisch areaal langs plaatranden (opp. in ha) Bron: Tabel 2-13 uit
(IMDC, 2016b).................................................................................................................................................. 12
Tabel 4 – overzicht van de stortcapaciteit conform de vergunning ................................................................ 13
Tabel 5 – Scoretabel potentiële stortlocaties.................................................................................................. 23

Definitieve versie WL2019R14_024_9 VII


AvdT – Morfologie mesoschaal - Deelrapport 9 – Toekomstige stortstrategie Westerschelde

Lijst van de figuren

Figuur 1 – Overzicht storthoeveelheden (absoluut) sinds 1960 voor verschillende types stortlocatie............ 2
Figuur 2 – Overzicht storthoeveelheden (relatief) sinds 1960 voor verschillende types stortlocatie .............. 3
Figuur 3 – Overzicht macrocellen in de Westerschelde .................................................................................... 4
Figuur 4 – Bathymetrie voor referentiescenario (boven), opvulling oostelijke (midden) en alle diepe delen
(onder) ............................................................................................................................................................... 8
Figuur 5 – Invloed van scenario’s op hoog- en laagwater langsheen het estuarium ........................................ 9
Figuur 6 – Jaargemiddelde hoogwater (links) en laagwater (rechts) te Liefkenshoek .................................... 10
Figuur 7 – Gemiddelde onderhoudsvolumes per macrocel over de periode 2011-2016 ............................... 14
Figuur 8 – Onderhoudsvolumes per macrocel: gebaggerd (boven) en gestort (onder) ................................. 15
Figuur 9 – Potentiële kansrijke proefstortzones in de Westerschelde ........................................................... 16
Figuur 10 – Afwegingskader potentiële stortlocaties...................................................................................... 19
Figuur 11 – Ligging van de verschillende stortzones (westelijk deel Westerschelde) .................................... 20
Figuur 12 – Ligging van de verschillende stortzones (oostelijk deel Westerschelde) ..................................... 21
Figuur 13 – Gemiddelde score voor verschillende stortlocaties ..................................................................... 23
Figuur 14 – Illustratie van DREMO-model voor stortzone INOS ..................................................................... 26
Figuur 15 – Situering geulen en platen Westerschelde................................................................................... B1

VIII WL2019R14_024_9 Definitieve versie


AvdT – Morfologie mesoschaal - Deelrapport 9 – Toekomstige stortstrategie Westerschelde

1 Inleiding

Dit rapport is een onderdeel van het project ’Hydro- en sedimentdynamische en morfologische processen
op mesoschaal’, dat kadert binnen Agenda voor de Toekomst. Deze Agenda voor de Toekomst kwam tot
stand in het kader van de eerste evaluatie van het Verdrag Gemeenschappelijk Beleid en Beheer. De
Vlaams-Nederlandse Schelde-Commissie (VNSC) heeft met deze Agenda ingestemd op de
najaarsvergadering van 2013. Hierop volgend werd een Plan van Aanpak opgemaakt (Beirinckx et al., 2013),
dat de leidraad vormt voor het onderzoek 2014-2017.
Het project ’Hydro- en sedimentdynamische en morfologische processen op mesoschaal’, dat onderdeel is
van thema 7 uit de Agenda “Morfologische en ecologische effecten sedimentstrategie”, tracht de inzichten
in de hydro- en sediment-dynamische en morfologische processen op mesoschaal te verbeteren.
Doel van voorliggend rapport is het leveren van een bijdrage aan de invulling van de toekomstige
sedimentstrategie in de Westerschelde. Daartoe wordt onderzocht welke stortvakken in aanmerking
komen voor de toekomstige stortstrategie, alsook welke prioritering en restricties (in ruimte, tijd en
hoeveelheden) voor deze zones kunnen overwogen worden.

Definitieve versie WL2019R14_024_9 1


AvdT – Morfologie mesoschaal - Deelrapport 9 – Toekomstige stortstrategie Westerschelde

2 Literatuurstudie

In voorliggend hoofdstuk worden de belangrijkste resultaten uit vroegere studies en onderzoeken opgelijst.
Het richt op relevante aspecten van de stortstrategieën zoals deze in de afgelopen decennia is toegepast.
Daarbij wordt zowel ingegaan op resultaten uit voorspellende studies, veelal op basis van numerieke
modellen, als resultaten uit de analyse van de monitoring van de uitgevoerde stortingen. Deze inzichten
dragen bij aan het optimaliseren van de toekomstige stortstrategie.
De stortzones die in de afgelopen decennia gebruikt zijn, worden onderverdeeld in volgende types:
• Nevengeul
• Hoofdgeul
• Plaatrand
• Varia
Figuur 1 geeft het overzicht van de storthoeveelheden, geaggregeerd per type stortlocatie, sinds 1960. De
toename begin jaren 1970 is toe te schrijven aan de eerste verdieping van de vaargeul (Belmans, 1988). De
piek eind jaren 1990 is te verklaren door het aanlegbaggerwerk van de 2e vaargeulverruiming (Rijksinstituut
voor Kust en Zee, 2007), terwijl deze in 2010 te verklaren is door het aanlegbaggerwerk van de 3e
vaargeulverruiming (Consortium Arcadis & Technum, 2007a).

Figuur 1 – Overzicht storthoeveelheden (absoluut) sinds 1960 voor verschillende types stortlocatie

2 WL2019R14_024_9 Definitieve versie


AvdT – Morfologie mesoschaal - Deelrapport 9 – Toekomstige stortstrategie Westerschelde

Figuur 2 geeft een overzicht van de relatieve bijdrage van de verschillende types stortzones in de totale
jaarlijkse storthoeveelheid. Hieruit blijkt dat tot de 3e verruiming van de vaargeul in 2010 het merendeel
(50 – 90%) van de baggerspecie teruggestort werd in de nevengeulen. Het overige deel werd in de
hoofdgeul gestort, terwijl sporadisch een deel van de onderhoudsspecie werd gebruikt voor specifieke
doeleinden (geulwandverdediging, suppleties, … | “varia” genoemd in Figuur 2). Sinds de 3e verruiming in
2010 wordt een deel van de gebaggerde specie ook langs de plaatranden gestort. Het grote aandeel van dit
type in 2010 kan toegeschreven worden aan het feit dat de volledige hoeveelheid aanlegbaggerspecie
langsheen de plaatranden werd teruggestort.

Figuur 2 – Overzicht storthoeveelheden (relatief) sinds 1960 voor verschillende types stortlocatie

Definitieve versie WL2019R14_024_9 3


AvdT – Morfologie mesoschaal - Deelrapport 9 – Toekomstige stortstrategie Westerschelde

2.1 Stortingen in nevengeulen


Tot de 3e verruiming van de vaargeul in 2010 werd het merendeel (> 70%) van de onderhoudsbaggerspecie
teruggestort in de nevengeulen (zie Figuur 3 voor ligging macrocellen). De belangrijkste motivatie voor deze
stortstrategie is de langere tijd die nodig is voor het gestorte sediment om terug naar de drempels te keren.
Na de 2e verruiming van de vaargeul eind jaren 1990 werd daarenboven de “Oost-West” strategie
toegepast (Rijkswaterstaat Directie Zeeland, 1998), waarbij gebaggerde specie uit het oostelijk deel van het
estuarium in het westelijke deel teruggestort werd.
Een belangrijk aspect is de maximale stortcapaciteit van de nevengeulen. Dit is opgesteld om te voorkomen
dat het meergeulenstelsel in gedrang zou komen en evolueren naar een één-geul-stelsel, wat als
ongewenst beschouwd wordt (Jeuken, 2001). In volgende paragrafen wordt op de verschillende aspecten
ingegaan voor de nevengeulen.

Figuur 3 – Overzicht macrocellen in de Westerschelde

4 WL2019R14_024_9 Definitieve versie


AvdT – Morfologie mesoschaal - Deelrapport 9 – Toekomstige stortstrategie Westerschelde

2.1.1 Stortcapaciteit nevengeul


De stortcapaciteit in de nevengeulen wordt bepaald op basis van het uitgangspunt dat het
meergeulenstelsel in stand gehouden dient te worden. In verschillende studies worden waarden voor de
maximale stortcapaciteit gegeven voor de nevengeulen in de Westerschelde. Voor de hoofdgeul wordt dit
niet gedaan.

Tabel 1 – Overzicht stortcapaciteit nevengeulen (in Mm³/jaar)

Macrocel Basisrapport morfologie MER – morfologie Advies flexibel storten


(Winterwerp et al., 2000) (Consortium Arcadis & (Deltares, 2014)
Technum, 2007b)
[CONCEPT RAPPORT]

1 – vloed 1,6 1,5 – 1,7 0,7

3 – vloed 1,8 1,5 1,8

4 – eb 0 0 0

5 – vloed 1,4 1,3 – 1,5 0,3

6 – vloed 0,5 0,4 – 0,5 0,6

7 – vloed 0,4 0,4 – 0,5 0,3

2.1.2 Dynamiek stortlocaties (Ides et al., 2007)


Ides et al. (2007) stelt dat op verschillende stortlocaties (in de nevengeulen) in het Schelde-estuarium
sediment wordt gestort met als doel dat dit sediment na verloop van tijd zal eroderen. De keuze van de
locaties is zo dat de tijd die de gestorte specie nodig heeft om de drempels, i.e. de locaties van natuurlijke
aanzanding, te bereiken maximaal is. Het estuarium ruimt dus van nature de stortlocaties op, zodat er elk
jaar opnieuw capaciteit is in deze stortzones om onderhoudsbaggerwerk te storten. De dynamiek van de
stortlocaties – m.a.w. de snelheid waarmee het gestorte sediment van de stortlocatie zal eroderen – is
bijzonder belangrijk. Per stortlocatie wordt deze dynamiek ingeschat, en de belangrijkste bevindingen
worden hieronder weergegeven. Hierbij dient opgemerkt te worden dat de analyse is uitgevoerd voor de
periode 2000-2005 en louter de zandfractie in rekening is gebracht, die veruit de belangrijkste is in de
Westerschelde. Bijlage A – Overzichtskaart geeft een overzicht van de ligging van de geulen en platen in de
Westerschelde.
- Schaar van de Spijkerplaat: In het meer centrale deel van de stortzone worden grotere volumes
gestort. Deze worden onder invloed van de grote dynamiek in deze zone eveneens getransporteerd.
Uit de verschilkaarten volgt dat de vloedstroming het gestorte zand richting Pas van Terneuzen en
Vloedgeul Everingen transporteert, terwijl de eb de stortspecie in het Spijkerplaat complex stuwt.
- Vloedschaar Everingen: Het zwaartepunt van de stortingen op deze locatie is het meest zeewaartse
gedeelte van het westelijke deelvak. In het westelijke deelvak is – ondanks het feit dat er jaarlijks
grotere hoeveelheden werden gestort – niet echt sprake van een ophoging. Het gestorte sediment lijkt
zich onder invloed van de vloedstromen landinwaarts te bewegen met lichte erosie in westelijk
deelvak, beperkte sedimentatie in oostelijk deelvak.

Definitieve versie WL2019R14_024_9 5


AvdT – Morfologie mesoschaal - Deelrapport 9 – Toekomstige stortstrategie Westerschelde

- Ellewoutsdijk: De mobiliteit van de stortingen in dit vak is niet overal dezelfde: zo zorgt de dynamiek
van de kortsluitgeul Zuid Everingen voor een snelle opruiming van het sediment gestort in het centrale
deel van dit vak, terwijl de oostelijke en de westelijke stortingen minder snel eroderen. In het oostelijk
deel van dit stortvak lijken de stortingen zelfs een belangrijke sedimentatie te veroorzaken: op de
topo-bathymetrische kaarten is inderdaad te zien dat de uitgesproken put in de vloedgeul in 2000
aanzienlijk is opgehoogd in 2005.
- Biezelingse Ham: Hier blijkt dat er in het stortgebied voornamelijk zand sedimenteert. Uit de
topo-bathymetrische kaarten blijkt dat dit een opvullen van bestaande putten betreft. Juist naast
het stortgebied zijn er eveneens belangrijke zones van sterke erosie terug te vinden. Afwaarts de
stortlocatie – in de geul Middelgat – is er dan weer een zone van sterke sedimentatie te zien: een groot
deel van de gestorte specie in de Biezelingse Ham wordt onder invloed van de vloedstroming naar hier
getransporteerd.
- Schaar van Waarde: Over het algemeen zijn er in het stortvak Schaar van Waarde zowel zones van
erosie als sedimentatie terug te vinden, al blijven deze beperkt van grootte. Waar er in het afwaartse
deel van het stortvak eerder een trend van sedimentatie is terug te vinden, wordt in het opwaartse
gedeelte eerder erosie waargenomen.

6 WL2019R14_024_9 Definitieve versie


AvdT – Morfologie mesoschaal - Deelrapport 9 – Toekomstige stortstrategie Westerschelde

2.2 Stortingen in hoofdgeulen


Vanaf de 3e verruiming wordt een aanzienlijk deel van de onderhoudsspecie in de diepe delen van de
hoofdgeulen gestort. De drijfveer was enerzijds het principe om zoveel mogelijk dichtbij de baggerlocaties
te storten om de sedimentbalans in het estuarium zo min mogelijk te verstoren, en anderzijds de beperkte
stortcapaciteit die beschikbaar was in de nevengeulen in het oostelijk deel van het estuarium. Daarnaast
kan het verondiepen van de diepe delen van de hoofdgeulen bijdragen tot een reductie van de getij-
indringing, wat als positief beschouwd wordt.

2.2.1 Inschatting van het effect op de getij-indringing bij stortingen in diepe delen
In Dujardin et al. (2008) wordt een inschatting gemaakt van de invloed op het hoog- en laagwater in het
Schelde-estuarium voor verschillende scenario’s (Figuur 4) waarbij diepe delen in de Westerschelde worden
opgevuld tot -16 m GLLWS. In totaal worden 4 scenario’s (T1-T4) beschouwd en één variante met andere
topo-bathymetrie (T-1):
- Scenario T-1: Westerschelde met bathymetrie van het jaar 2000
- Scenario T0: Westerschelde met bathymetrie van het jaar 2005
- Scenario T1: T0 met opvulling van de diepe delen in de vaargeulen in het meest oostelijke gedeelte
van de Westerschelde
- Scenario T2: T0 met opvulling van de diepe delen in de vaargeulen in het meest oostelijke én
centrale gedeelte van de Westerschelde
- Scenario T3: T0 met opvulling van de diepe delen in de vaargeulen in het meest oostelijke, centrale
én westelijke gedeelte van de Westerschelde
- Scenario T4: T0 met opvulling van de diepe delen in de vaargeulen in het meest oostelijke,
centrale, westelijke gedeelte van de Westerschelde én de Vlakte van de Raan

In Tabel 2 worden sedimentvolumes weergegeven die nodig zijn om de diepe delen in de verschillende
delen van de Westerschelde op te vullen, zoals beschreven in bovenstaande scenario’s.

Tabel 2 – Overzicht bergingsvolumes voor verschillende scenario’s


Bron: Dujardin et al., 2008

Binnen deze studie is gekeken naar het effect van de opvulling op de hoog- en laagwater, voor zowel
spring- als doodtij (Figuur 5). Hieruit blijkt dat het effect het grootst is bij springtij. Wanneer enkel in het
oostelijk deel (tot diepe put Hansweert) de diepe delen opgevuld worden (T1), bedraagt ter hoogte van
Belgisch-Nederlandse grens de daling van het hoogwater ca. 5 cm en de toename van het laagwater
ca. 10 cm. In het meest extreme geval (T4), waarbij alle diepe delen opgevuld worden, bedraagt ter hoogte
van Belgisch-Nederlandse grens de daling van het hoogwater ca. 20 cm en de toename van het laagwater
ca. 15 cm.

Definitieve versie WL2019R14_024_9 7


AvdT – Morfologie mesoschaal - Deelrapport 9 – Toekomstige stortstrategie Westerschelde

Figuur 4 – Bathymetrie voor referentiescenario (boven), opvulling oostelijke (midden) en alle diepe delen (onder)
Bron: Dujardin et al., 2008

8 WL2019R14_024_9 Definitieve versie


AvdT – Morfologie mesoschaal - Deelrapport 9 – Toekomstige stortstrategie Westerschelde

Figuur 5 – Invloed van scenario’s op hoog- en laagwater langsheen het estuarium


Hoog- en laagwater bij spring- en doodtij (boven), verschil op hoog- en laagwater springtij (onder)
Bron: Dujardin et al., 2008

Definitieve versie WL2019R14_024_9 9


AvdT – Morfologie mesoschaal - Deelrapport 9 – Toekomstige stortstrategie Westerschelde

2.2.2 Proefstortlocaties Westerschelde


In Arcadis (2015) wordt voor 5 locaties het effect onderzocht voor het terugstorten van onderhoudsspecie.
Twee locaties (Diepe Put Hansweert en Inloop Ossenisse) situeren zich in de diepe delen van de vaargeul.
Door te storten in deze diepe delen wordt als doelstelling opgegeven om op langere termijn een effect te
kunnen hebben op de reductie van getijslag. In de Passende Beoordeling wordt geconcludeerd dan bij een
proefstorting waarbij 1 Mm³ wordt teruggestortop deze locaties geen effecten kunnen verwacht worden
op de morfologie en de stroming. Hierbij kan opgemerkt worden dat de hoeveelheid van 1 Mm³ beperkt is,
één grootte-orde kleiner dan de jaarlijkse onderhoudsvolume in de Westerschelde (~ 10 Mm³/jaar) en zelfs
2 grootte-ordes kleiner dan in de scenario’s van Dujardin et al. (2008) is onderzocht.

2.2.3 Monitoringsresultaten
De opvolging van de stabiliteit van de gestorte specie in de diepe delen is voor de klassieke stortzones SH41
en SH51 terug te vinden in jaarlijkse analyse rapporten (IMDC, 2015), doch werd ook ge-update in het kader
van het project Morfologie meoschaal in het kader van de Agenda voor de Toekomst (Plancke et al.,
2019b). De opvolging van de stabiliteit van de gestorte specie in de diepe delen is voor de proefstortzones
Diepe put Hansweert en Inloop Ossenisse terug te vinden in de 2-maandelijkse voortgangsrapporten
(IMDC, 2016a). Voor de stabiliteit van de gestorte specie in de diepe delen worden volgende getallen
gerapporteerd (opgelet, verschillende lengte van beschouwde periode!):
- SH41: 4 % na ca. 6 jaar (17,86 Mm³ gestort sinds 12/02/2010)
- SH51: 19 % na ca. 6 jaar (4,06 Mm³ gestort sinds 12/02/2010)
- Diepe put Hansweert: 48 % na 4 maanden (1,00 Mm³ gestort sinds 21/03/2016)
- Inloop Ossenisse: 73 % na 4 maanden (1,00 Mm³ gestort sinds 28/04/2016)
Figuur 6 geeft het jaargemiddelde hoog- en laagwater te Liefkenshoek weer, inclusief de trendlijn (lineaire
trend (~ zeespiegelstijging) gecombineerd met sinusoïdale trend (~ 18,6 jarige cyclus)) voor de periode
1980-2009. Een eventueel effect van de stortingen in de diepe delen zou zich moeten manifesteren in een
afname van het hoogwater en een toename van het laagwater. Uit deze figuren, evenals in de analyse van
het getij binnen het voortgangsrapport (IMDC, 2016b), kan worden vastgesteld dat zowel het hoog- als
laagwater onder de trendlijn liggen, maar binnen de 95%-voorspelinterval. In het voortgangsrapport wordt
dit verklaard door een een combinatie van relatief lage windopzet in de Noordzee en relatief lage
bovenafvoer. Er is dan ook geen relatie met de stortingen in de diepe delen, waarbij kan opgemerkt
worden dat het netto-effect van deze stortingen zeer beperkt is omwille van de lage stabiliteit: voor SH51
en SH41 is amper 1,5 Mm³ van de gestorte 21,9 Mm³ nog binnen de stortpolygoon aanwezig. Dit is in
tegenstelling tot de simulaties uit Dujardin et al. (2008), waarbij voor de verschillende scenario’s uitgegaan
wordt dat de gestorte specie aanwezig blijft in de diepe delen.

Figuur 6 – Jaargemiddelde hoogwater (links) en laagwater (rechts) te Liefkenshoek


Bron: (Vanlierde et al., 2016)

10 WL2019R14_024_9 Definitieve versie


AvdT – Morfologie mesoschaal - Deelrapport 9 – Toekomstige stortstrategie Westerschelde

2.3 Stortingen langs plaatranden


In het kader van het milieueffectenrapport (MER) en de passende beoordeling (PB) van de verruiming van
de vaargeul in de Westerschelde en Beneden-Zeeschelde (Consortium Arcadis & Technum, 2007a; c), werd
de strategie waarbij de aanlegspecie en een deel van het onderhoud langs plaatranden wordt gestort, als
meest milieuvriendelijke alternatief gevonden. De stortingen langs de plaatranden bieden de mogelijkheid
om extra laagdynamisch gebied te creëren, wat als positief wordt beschouwd. In de volgende paragrafen
worden de bevindingen gepresenteerd voor de uitgevoerde plaatrandstortingen.

2.3.1 Determinatieonderzoek plaatrandstortingen


In het Determinatieonderzoek plaatrandstortingen (Ides et al., 2008; Ides & Plancke, 2008; Plancke et al.,
2008a) wordt op basis van terreinmetingen, numerieke modelsimulaties en expert judgement invulling
gegeven aan de stortstrategie nabij plaatranden, met als doel de ecologische winst te maximaliseren. In
(Plancke et al., 2009) wordt een inschatting gemaakt van de ecologische winst, waarbij expliciet rekening
wordt gehouden met de locale stroming- en sedimenttransportcondities. Volgende getallen worden hierbij
gepresenteerd voor de voorspelde toename in laagdynamisch areaal na 5 jaar:
- Hooge Platen: 0 tot 70 ha
- Rug van Baarland: 30 tot 75 ha
- Plaat van Walsoorden: 20 tot 50 ha
In (Plancke et al., 2008b) gebeurt dit ook, waarbij de methodiek uit het MER (Consortium Arcadis &
Technum, 2007a) gevolgd wordt. Hier wordt een toename van 114 ha voorspeld. Deze resultaten worden in
dit rapport ook doorvertaald naar de Passende Beoordeling (Consortium Arcadis & Technum, 2007c) van de
verruiming van de vaargeul in de Westerschelde.

2.3.2 Natuurlijke ontwikkelingen nabij plaatrand stortlocaties


Voor de verschillende gebieden langs plaatranden waar in het kader van het project “verruiming vaargeul”
stortingen van baggerspecie plaatsvinden, is in (Plancke et al., 2011) een beschrijving van de
referentiesituatie van de morfologie gepresenteerd. Hierbij is o.a. ingegaan op de volumeveranderingen
binnen de polygonen van de stortvakken langs plaatranden in de periode 1990 – 2009.
Voor de Hooge Platen West vond er tussen 1990 en 2000 een zwakke erosie (100.000 m³/jaar) van de
plaatpunt plaats, terwijl sinds 2000 de volumeverandering een sedimenterende trend (125.000 m³/jaar)
geven te wijten aan het vormen en groeien van een zandtong. In het noordelijk deel van het stortvak vindt
nog steeds een (beperkte) erosie plaats.
Voor de Hooge Platen Noord worden de volumeveranderingen bepaald door de grootschalige
morfologische verandering van de Schaar van de Spijkerplaat. Over de periode 1990 – 2009 heeft een
beperkte erosie plaatsgevonden (< 50.000 m³/jaar), die kan toegeschreven worden aan het doorbreken van
de Schaar van de Spijkerplaat door de Spijkerplaat.
Voor de Rug van Baarland worden de volumeveranderingen bepaald door de grootschalige morfologische
veranderingen van het Middelgat. Tussen 1990 en 2000 vond het Middelgat aansluiting met het Gat van
Ossenisse waardoor er in het gebied erosie (125.000 m³/jaar) optrad. Sinds 2000 vindt er een
sterke sedimentatie plaats in het Middelgat wat zich vertaalt in een sedimentatie binnen het
gebied (400.000 m³/jaar).
Voor de Plaat van Walsoorden vond er over de volledige periode een sterke erosie (ca. 450.000 m³/jaar)
van de plaatpunt plaats. Sinds 2004 is deze trend afgevlakt door de uitvoering van twee in situ
stortproeven. Hierdoor is het noordelijke deel van het gebied sedimentatie is opgetreden.

Definitieve versie WL2019R14_024_9 11


AvdT – Morfologie mesoschaal - Deelrapport 9 – Toekomstige stortstrategie Westerschelde

2.3.3 Monitoringsresultaten
Op jaarlijkse basis worden de kwaliteitsparameters uit het protocol flexibel storten getoetst. Elke 2 jaar
resulteert dit in een voortgangsrapport dat voorgelegd wordt aan de Commissie Monitoring Westerschelde
(CMW). In het meest recente voortgangsrapport (IMDC, 2016b) worden de resultaten van de jaren
2014-2015 gerapporteerd. Met betrekking tot de plaatrandstortingen zijn de stabiliteit van de gestorte
specie en de ecologisch winst de belangrijkste kwantitatieve toetsparameters. Voor de stabiliteit van de
gestorte specie worden volgende getallen gerapporteerd na 5 jaar:
- Hooge Platen West: 64 % (3,28 Mm³ gestort sinds 12/02/2010)
- Hooge Platen Noord: 84 % (4,29 Mm³ gestort sinds 12/02/2010)
- Rug van Baarland: 723 % (1,31 Mm³ gestort sinds 12/02/2010)
- Plaat van Walsoorden: 37 % (6,81 Mm³ gestort sinds 12/02/2010)
Voor de ecotopen worden volgende arealen gepresenteerd na 5 jaar voor het ecologische waardevolle
laagdynamisch areaal:
- Hooge Platen West: -1 ha
- Hooge Platen Noord: +50 ha
- Rug van Baarland: +72 ha
- Plaat van Walsoorden: +36 ha

Tabel 3 – Samenvatting waardevol laagdynamisch areaal langs plaatranden (opp. in ha)


Bron: Tabel 2-13 uit (IMDC, 2016b)

12 WL2019R14_024_9 Definitieve versie


AvdT – Morfologie mesoschaal - Deelrapport 9 – Toekomstige stortstrategie Westerschelde

3 Huidige stortstrategie

De huidige stortstrategie (periode 02/2015 – 02/2022) is een verderzetting van de stortstrategie zoals in
het kader van de 3e verruiming van de vaargeul is vastgesteld. Vanuit de opvolging van de
monitoringsresultaten op basis van het “Protocol flexibel storten – kwaliteitsparameters” (Rijkswaterstaat
Zeeland et al., 2008) is binnen het Overleg Flexibel Storten besloten om een aantal stortlocaties (tijdelijk)
niet meer te gebruiken. Door het verdwijnen van deze capaciteit, werd in 2015 een aanvullende vergunning
aangevraagd om een aantal nieuwe proeflocaties te mogen gebruiken, weliswaar onder de voorwaarde dat
de totaal stortcapaciteit uit de oorspronkelijke vergunning niet overschreden zou worden.

3.1 Vergunning conform 3e verruiming vaargeul

3.1.1 Uitgangspunten
De huidige sedimentstrategie in de Westerschelde is gebaseerd op het meest milieuvriendelijke alternatief
uit het onderzoek in het kader van de verruiming van de vaargeul. Binnen deze sedimentstrategie wordt de
onderhoudsbaggerspecie teruggestort in het estuarium in zowel de hoofd- als nevengeulen als langs een
aantal plaatranden. Het uitgangspunt is eerst terug te storten binnen dezelfde macrocel waarbinnen
gebaggerd werd en, indien de capaciteit onvoldoende is, in de afwaartse macrocellen te storten.
Na afloop van de eerste vergunning (periode 2010-2015), werd deze strategie verdergezet binnen een
nieuwe vergunning die loopt tot 2022. Voor de verschillende stortzones worden maximale stortcapaciteit
opgegeven, zowel over de periode van 7 jaar als per jaar. Tabel 4 geeft een overzicht van de jaarlijks
gemiddelde (capaciteit over 7 jaar gedeeld door 7 jaar) en maximale stortcapaciteit conform de vigerende
vergunning. Het uitgangspunt binnen deze vergunning is om van het totale onderhoudsbaggerwerk 20%
langs plaatranden, 38% in de nevengeulen en 42% in de hoofdgeulen te storten.

Tabel 4 – overzicht van de stortcapaciteit conform de vergunning

Plaatrand Nevengeul Hoofdgeul

Gemiddeld Gemiddeld Maximum Gemiddeld


[Mm³/jaar] [Mm³/jaar] [Mm³/jaar] [Mm³/jaar]

Macrocel 1 1,0 1,1 3,0 -

Macrocel 3 - 1,2 3,2 -

Macrocel 4 0,5 0,4 2,4 3,1

Macrocel 5 0,9 1,6 3,8 0,7

Macrocel 6 - 0,3 1,0 0,7

Macrocel 7 - - - 0,4

TOTAAL 2,4 4,6 - 4,9

Definitieve versie WL2019R14_024_9 13


AvdT – Morfologie mesoschaal - Deelrapport 9 – Toekomstige stortstrategie Westerschelde

De opvolging van de bagger- en stortwerkzaamheden gebeurt via verschillende overlegstructuren


(bron: www.vnsc.eu):
• Technisch baggeroverleg: hierin zorgen ambtenaren van Maritieme Toegang en Rijkswaterstaat
voor het dagelijkse technische beheer van de baggerwerken
• Overleg flexibel storten: hierin zetelen deskundigen van verschillende overheidsinstellingen en
worden de onderhoudswerken opgevolgd met monitoringgegevens vanuit MONEOS-T, toetst deze
gegevens aan het Protocol flexibel storten – kwaliteitsparameters (“Protocol FS”) en wordt advies
gegevens om de stortstrategie bij te sturen binnen de randvoorwaarden van de vergunning;
• Commissie Monitoring Westerschelde: op basis van de tweejaarlijkse voortgangsrapporten geeft de
Commissie Monitoring Westerschelde onafhankelijk advies aan het overleg flexibel storten over
aanpassingen van de stortstrategie. Op basis daarvan wordt de definitieve voortgangsrapportage
vastgesteld. De commissie bestaat uit onafhankelijke deskundigen uit Vlaanderen en Nederland. Ze
werd in december 2009 formeel ingesteld.

3.1.2 Sedimentverspreiding
Om de sedimentverplaatsing door de menselijke ingrepen in beeld te brengen, is voor de periode
2011-2016 zowel de hoeveelheid gebaggerde specie als de hoeveelheid teruggestorte specie in beeld
gebracht (Figuur 8). Uit deze figuur blijkt duidelijk dat in macrocel 5 het meest wordt gebaggerd
(ca. 5 Mm³/jaar), terwijl in macrocel 4 het meest wordt teruggestort (ca. 4,5 Mm³/jaar). In Figuur 7 worden
de gemiddelde waarden over de periode 2011-2016 weergegeven. Deze figuur toont eveneens de
cumulatieve bagger- en storthoeveelheden over de verschillende macrocellen, vertrekkende van de meest
opwaarts gelegen macrocel (MC7) tot de meest afwaarts gelegen macrocel (MC1). Hieruit blijkt dat in de
huidige stortstrategie netto sediment van het oosten naar het westen wordt gebracht. Dit verschil is het
grootst (∆ ~ 3,5 Mm³) ter hoogte van macrocel 5, en wordt grotendeels teniet gedaan in macrocel 4
(∆ ~ 0,5 Mm³).

Figuur 7 – Gemiddelde onderhoudsvolumes per macrocel over de periode 2011-2016

14 WL2019R14_024_9 Definitieve versie


AvdT – Morfologie mesoschaal - Deelrapport 9 – Toekomstige stortstrategie Westerschelde

Figuur 8 – Onderhoudsvolumes per macrocel: gebaggerd (boven) en gestort (onder)

Definitieve versie WL2019R14_024_9 15


AvdT – Morfologie mesoschaal - Deelrapport 9 – Toekomstige stortstrategie Westerschelde

3.2 Proefstortlocaties
Met het oog op de optimalisatie van de toekomstige stortstrategie voor de Westerschelde, werd in 2015
een verkenning uitgevoerd naar potentiële nieuwe stortlocaties in de Westerschelde (Arcadis Nederland
B.V., 2015). Deze locaties werden in een eerste fase geanalyseerd naar de haalbaarheid om ze te gebruiken.
Op basis van de eerste selectie werd voor 5 locaties een vergunning aangevraagd om op elk van deze
locaties een proefstorting van 1 Mm³ te kunnen uitvoeren (1 keer herhaalbaar). In de volgende paragrafen
worden de resultaten van de verkenning en de voorlopige resultaten van de proefstortlocaties beschreven.

3.2.1 Verkenning potentiële proefstortlocaties


In (Arcadis Nederland B.V., 2015) wordt voor verschillende kansrijke locaties (Figuur 9) een afweging
gemaakt om te komen tot een selectie van de meest kansrijke locaties voor het uitvoeren van een
stortproef. De locaties worden ingedeeld in 3 clusters:
• CLUSTER A. PROEFSTORTZONES GETIJ EN ONTLASTING BESTAANDE LOCATIES
o 1. Diepe put Hansweert
o 2. Inloop Ossenisse
o 3. Pas van Terneuzen
o 4. Diepe put Borssele
o 5. Diepe put Honte
• CLUSTER B. BIJDRAGE AAN VERGROTEN ECOLOGISCHE KWALITEIT
o 6. Plaatrand Saeftinghe Oost
o 7. Appelzak
o 8. Valkenisse Zuid
o 9. Baarland Oost
o 10. Suikerplaat
o 14. De Bol
• CLUSTER C. BIJDRAGE AAN DOELSTELLINGEN STABILITEIT OEVER OF NAUTISCHE VEILIGHEID
o 11. Geul van Borssele
o 12. Schaar van Ossenisse (op de kaart terug te vinden als “locatie Marcel Taal”)
o 13. Ossenisse Oost

Figuur 9 – Potentiële kansrijke proefstortzones in de Westerschelde


Bron: Arcadis Nederland B.V. (2015)

16 WL2019R14_024_9 Definitieve versie


AvdT – Morfologie mesoschaal - Deelrapport 9 – Toekomstige stortstrategie Westerschelde

Een afwegingskader werd opgesteld waarbij voor elke locatie de evaluatie gebeurde welke potentiële
positieve of negatieve effecten gepaard gaan met het gebruik van een bepaalde stortlocatie. Voor de
volledige beschrijving wordt verwezen naar bovenstaand rapport. In Bijlage B worden de tabellen
gepresenteerd voor de verschillende clusters.
Op basis hiervan werden volgende locaties weerhouden voor het uitvoeren van een proefstorting:
• 1. Diepe put Hansweert
• 2. Inloop Ossenisse
• 10. Suikerplaat
• 11. Geul van Borssele
• 13. Ossenisse Oost
Voor deze 5 locaties werd een nieuwe vergunning aangevraagd waarbij voor elke locatie een stortproef van
1 Mm³ kon uitgevoerd worden en dit 2 maal in de tijd. Echter, in de praktijk bleken een aantal van de
vergunde locaties een aantal risico’s met zich mee te brengen: (1) voor de Geul van Borssele was het quasi
onmogelijk voor de baggerschepen om de locatie veilig te bereiken en werd de locatie voorlopig niet
gebruikt; (2) voor Ossenisse Oost ging de stortproef gepaard met de doelstelling de hinderlijke
dwarsstroming te reduceren; de oplossing die hiervoor is voorgesteld in (Deltares et al., 2013), gaat echter
uit van de toenmalige bathymetrie. Deze is in de afgelopen jaren gewijzigd waardoor zich de vraag stelt of
de voorgestelde strategie ook voor de huidige bathymetrie effectief is; omwille hiervan wordt deze locatie
vooralsnog niet gebruikt.

3.2.2 Resultaten proefstortlocaties


Ten behoeve van de opvolging en de evaluatie van de proefstortingen werd een monitoringprogramma
opgesteld (Schrijver & Plancke, 2015). De focus ligt hierbij hoofdzakelijk op de ingreepgegevens en de
bathymetrie. Voor de diepe delen wordt ook het getij beschouwd, terwijl voor de Suikerplaat er een
eco-morfologische verkenning op de plaat plaatsvindt.
Medio 2017 werd op 3 locaties reeds een proefstorting uitgevoerd. De gestorte hoeveelheden variëren
tussen de verschillende locaties. In volgende paragrafen wordt per locatie ingegaan op de doelstelling voor
elk van de gebruikte locaties. Voor een beschrijving van de uitgevoerd stortingen en de stabiliteit van de
gestorte specie wordt verwezen naar de maandelijkse opvolgingsrapporten die in het kader het Overleg
Flexibel Storten (IMDC, 2018).

Diepe put Hansweert


In het rapport (Arcadis Nederland B.V., 2015) waarbij de proefstortzones verkend worden, wordt volgende
probleemstelling en doel geformuleerd: “De verspreiding in deze diepe zone heeft als doel om op langere
termijn een effect te kunnen hebben op de reductie van getijslag. Van de verschillende ‘diepe put’
proefstortzones ligt deze het meest oostelijk. Daarmee biedt deze locatie in potentie de meeste kans om de
afname van het sedimentvolume in de oostelijke helft van de Westerschelde te beperken en daarmee de
toename van de getijslag te reduceren. Een belangrijke nevendoelstelling van deze diepe
proefstortzonestortzone is om bestaande stortzones, met name in de nevengeul Middelgat, te ontlasten.
Deze proefstortzone ligt direct aangrenzend aan het Middelgat, waar al sinds jaar en dag sedimentatie
plaatsvindt. Een belangrijke randvoorwaarde voor het verspreiden op de proefstortzone Diepe put
Hansweert is dat hiermee de sedimentatie in het Middelgat niet toeneemt of versnelt. Mogelijk is
getijafhankelijk storten (bij vloed) een manier om het initiële transport vanaf de proefstortzone naar het
Middelgat te beperken.“

Definitieve versie WL2019R14_024_9 17


AvdT – Morfologie mesoschaal - Deelrapport 9 – Toekomstige stortstrategie Westerschelde

Inloop Ossenisse
In het rapport waarbij de proefstortzones verkend worden, wordt volgende probleemstelling en doel
geformuleerd: “De verspreiding in deze diepe zone heeft als doel om op langere termijn een effect te kunnen
hebben op de reductie van getijslag. Een belangrijke nevendoelstelling van deze diepe proefstortzones is om
bestaande proefstortzones te kunnen ontlasten.“

Suikerplaat
In het rapport waarbij de proefstortzones verkend worden, wordt volgende probleemstelling en doel
geformuleerd: “Aan de westzijde van het Middelplaatcomplex, waar deze proefstortzone is voorgesteld,
liggen een aantal kleine plaatelementen die overwegend een hoogdynamisch karakter hebben. De
autonome ontwikkeling in het gebied is een afname/erosie van het droogvallende areaal. Op deze locatie
zou ten opzichte van de huidige situatie extra ondiep water en intergetijdengebied gecreëerd kunnen
worden.”

18 WL2019R14_024_9 Definitieve versie


AvdT – Morfologie mesoschaal - Deelrapport 9 – Toekomstige stortstrategie Westerschelde

4 Toekomstige stortstrategie

De uitgangspunten voor de toekomstige stortstrategie zijn de bestaande vergunning in combinatie met de


vaststellingen gebeurd in de hoogfrequente opvolging van de monitoringsresultaten binnen het Overleg
Flexibel storten, de resultaten van de proefstortingen, de kansrijke locaties waar vooralsnog geen
stortproef heeft plaatsgevonden en een eigen voorstel van een nieuwe benadering om stortzones af te
bakenen rekening houdend met de morfologische dynamiek in het systeem.

4.1 Stortzones
De vigerende vergunning in combinatie met de kansrijke proefstortlocaties geeft aanleiding tot een reeks
van potentiële stortzones die kunnen gebruikt worden in de toekomstige vergunning. Om de verschillende
stortzones onderling te vergelijken werd, analoog aan de methodologie van de proefstortzones, een
afwegingskader gedefinieerd. Voor elke zone werd een afweging gemaakt voor de verschillende aspecten.
Daarnaast kunnen er voor de verschillende stortzones maximale stortcapaciteiten gedefinieerd worden
(§ 4.3).

4.1.1 Afwegingskader stortzones


Binnen de verkenning van de proefstortlocaties werd een afwegingskader gedefinieerd waarbij veiligheid,
toegankelijkheid, natuur en uitvoerbaarheid werden beoordeeld voor de verschillende locaties (zie
Bijlage B). Binnen voorliggend rapport werd een gelijkaardig afwegingskader (Figuur 10) gebruikt waarbij
enkele aanpassingen werden doorgevoerd. Belangrijkste aanpassing is het expliciet opnemen van het
aspect "behoud van sediment”. Aangezien systematisch sediment brengen vanuit het oostelijk naar het
westelijk deel van het estuarium leidt tot het uitruimen van het oostelijk deel. Dit uitruimen wordt als
negatief beschouwd. Aangezien het zwaartepunt van de onderhoudsbaggerwerken in het oostelijk deel
plaatsvinden, zullen stortlocaties in het westelijk deel van het estuarium slechter scoren dan meer oostelijk
gelegen stortlocaties.

Figuur 10 – Afwegingskader potentiële stortlocaties

Definitieve versie WL2019R14_024_9 19


AvdT – Morfologie mesoschaal - Deelrapport 9 – Toekomstige stortstrategie Westerschelde

4.1.2 Selectie potentiële stortzones


De selectie van potentiële stortzones gaat uit van de huidige vergunde stortzones, de proefstortlocaties
alsook een aantal bijkomende zones. Per macrocel wordt één stortzone in de hoofdgeul (“SH”) en één in de
nevengeul (“SN”) beschouwd. Ook de zone die momenteel gebruikt wordt voor het suppleren van de
geulwand nabij Ossenisse (GWO in MC4) wordt meegenomen. Daarnaast zijn ook de zones langs de
plaatranden (Walsoorden, Rug van Baarland, Suikerplaat en Hooge Platen) opgenomen in de selectie.
Hieraan werd ook de rand van de Platen van Ossenisse toegevoegd, die vanuit nautische standpunt
interessant kan zijn om de optredende dwarsstroming te mitigeren (Deltares et al., 2013).
Naast deze zones werden ook de diepe putten in de hoofdgeul expliciet opgenomen. Het betreft volgende
zones: diepe put Hansweert (DPHW in MC5), inloop Ossenisse (INOS in MC4), diepe put Borssele (DPBo in
MC3) en diepe put Honte (DPHo in MC1).
Tenslotte werden ook de secundaire nevengeulen in de lijst opgenomen. Het betreft hier volgende zones:
Schaar van Ossenisse (SvO in MC4) en de geul van Borssele (GvBo in MC3).
De ligging van de verschillende stortzones is terug te vinden in Figuur 11 (westelijk deel van de
Westerschelde) en Figuur 12 (oostelijk deel van de Westerschelde). Hierop zijn enkel de toponiemen terug
te vinden, zonder afbakening. Er moet opgemerkt worden dat de afbakening van deze stortzones kan
afwijken van de huidige vergunde contouren, gelet op het voorstel om expliciet rekening te houden met de
morfologische dynamiek (zie § 4.2).

Figuur 11 – Ligging van de verschillende stortzones (westelijk deel Westerschelde)

20 WL2019R14_024_9 Definitieve versie


AvdT – Morfologie mesoschaal - Deelrapport 9 – Toekomstige stortstrategie Westerschelde

Figuur 12 – Ligging van de verschillende stortzones (oostelijk deel Westerschelde)

4.1.3 Beoordeling stortzones


Voor alle potentiële stortlocaties beschreven in voorgaande paragraaf werden de verschillende aspecten
uit het beoordelingskader geëvalueerd (Tabel 5). Er werd een scoring uitgevoerd met volgende indeling:
 -2 Grote negatieve effecten of risico's
 -1 Potentiële negatieve effecten of risico's
 0 Geen potentiële effecten of risico's
 +1 Potentiële positieve effecten of risico's
 +2 Grote positieve effecten of risico's
Voor het aspect “behoud sediment” scoren oostelijke locaties hoger dan westelijke locaties, omwille van
het grotere aanbod van baggerspecie in het oostelijke deel dat idealiter in dit deel van het estuarium
teruggestort wordt om het risico op uitruimen te beperken. Daarnaast scoren vloedgeulen beter dan
ebgeulen omwille van het verschil in residueel sedimenttransport (vloed-gedomineerd in vloedgeul,
eb-gedomineerd in ebgeul, zie ook (Coen et al., s.d.)).
Voor het aspect “nautisch” wordt een negatieve score toegekend aan de nevengeulen in het oostelijk deel
(omwille van het belang van de nevengeulen voor de scheiding van zeevaart en binnenvaart/pleziervaart,
zie ook (IMDC et al., 2013)). Ook wordt in de nautisch meest uitdagende zones, i.e. Bocht van Bath (SH61)
(omwille van de beperkte breedte van de vaargeul in combinatie met de scherpe bocht) en Pas van Rilland
(SH71) (omwille van nautische activiteiten van opvarende schepen naar de Zandvliet en Berendrecht
sluizen (sleepboten)), een negatieve score toegekend.
Het aspect “veiligheid” krijgt een positieve score waar een bijdrage wordt geleverd aan het reduceren van
de hydraulische belasting op de oevers, o.a. voor de zogeheten nevengeulen in hun nadagen (cfr. Arcadis
(2013)).

Definitieve versie WL2019R14_024_9 21


AvdT – Morfologie mesoschaal - Deelrapport 9 – Toekomstige stortstrategie Westerschelde

Voor het aspect “eco-morfologie” is er een positieve score voor de plaatrandstortingen omwille van hun
positieve bijdrage aan het areaal laagdynamisch habitat. Hoewel er vanuit bepaalde instanties (o.a. CMW)
bezorgdheden zijn geuit over de lange termijn effecten, werden deze tot op heden nog niet vastgesteld.
Daarnaast bleek het gecreëerde laagdynamische areaal eenzelfde waarde te hebben op vlak van
bodemdieren als de laagdynamische gebieden in dezelfde omgeving (eCoast, 2018). Voor de Hooge Platen
Noord wordt een negatieve beoordeling omwille het verhoogd risico van de stortingen hier op de ophoging
van de plaat, hoewel dit niet vastgesteld is. Voor de locatie SN41 wordt een negatieve score toegekend
omwille van het potentieel negatief effect van het verdwijnen van de nevengeul, wat echter samenhangt
met het aspect “behoud meergeulenstelsel”.
Het aspect “uitvoeringstechnisch” combineert de stortcapaciteit van de stortzone, de verwachte
retourstroom naar de drempels en bereikbaarheid voor de baggerschepen, waarbij elk aspect voor 1/3
meegenomen wordt. Over het algemeen scoren diepe delen in de vaargeul hier beter dan de secundaire
nevengeul, ondanks de potentiële snellere retourstroming vanuit de diepe delen naar de baggerlocaties.
In Tabel 5 is de score terug te vinden voor alle stortzones voor de verschillende aspecten. De score werd
opgemaakt rekening houdend met bovenstaande argumenten en werd voorgelegd aan de projectgroep
“storten & meergeulen” binnen het kader van de VNSC, werkgroep O&M, met vertegenwoordigers van o.a.
afdeling Maritieme Toegang, Rijkswaterstaat, Deltares en INBO.
Wanneer de verschillende aspecten gecombineerd worden tot een totaalscore (zelfde gewicht (1/5) voor
de 5 aspecten), kan beoordeeld worden welke stortzones de grootste waarde hebben voor de toekomstige
stortstrategie. Dit is weergeven in Figuur 13. Hieruit blijkt dat de stortzones in het oostelijk deel het best
scoren, dit voornamelijk omwille van de bijdrage aan het behoud van sediment dat deze zones leveren.
De hoogste scores worden genoteerd voor de stortzones diepe put Hansweert en SH41 (positief voor
behoud sediment en uitvoer-technisch) alsook Plaat van Walsoorden (positief voor behoud sediment en
eco-morfologie). Ook SH51, geulwant Ossenisse en Plaat van Ossenisse scoren goed, al dient bij deze
laatste locatie opgemerkt worden dat de effectiviteit voor het mitigeren van de dwarsstroming
gerevalueerd dient te worden, omwille van de morfologische ontwikkelingen in het gebied sinds de eerdere
studie.
Zones die volgens het gebruikte beoordelingskader niet interessant zijn, zijn het Middelgat “SN41” en de
Hooge Platen Noord, wat overeenkomt met de huidige beslissing om er niet te storten. Daarnaast scoren
de nieuwe locaties in de hoofdgeul van MC1, SH11 en diepe put Honte, slecht omwille van het risico dat
gestorte specie in deze eb-gedomineerde geul buiten het estuarium zal worden getransporteerd.

22 WL2019R14_024_9 Definitieve versie


AvdT – Morfologie mesoschaal - Deelrapport 9 – Toekomstige stortstrategie Westerschelde

Tabel 5 – Scoretabel potentiële stortlocaties

TOTAAL NAUTISCH VEILIGHEID ECO-MORFOLOGIE BEHOUD SEDIMENT UITVOERTECHNISCH

SH71 0,33 -1 0 1 2 -0,33


MC7
SN71 0,27 0 0 0 2 -0,67

SH61 0,13 -1 0 0 2 -0,33


MC6
SN61 0,07 -1 0 0 2 -0,67

SH51 0,53 0 0 0 2 0,67


SN51 0,20 -1 0 0 2 0,00
MC5 PWA 0,60 0 0 1 2 0,00
DPHW 0,60 0 0 0 2 1,00
PVO 0,53 1 0 0 2 -0,33

SH41 0,60 0 1 0 1 1,00


SN41 -0,53 -1 0 -1 0 -0,67
RVB 0,07 0 0 1 0 -0,67
MC4
SvO 0,13 0 1 0 1 -1,33
GWO 0,53 0 2 0 0 0,67
INOS 0,30 0 0,5 0 0 1,00

SH31 -0,07 0 0 0 -1 0,67


SN31 0,27 0 0 0 0 1,33
MC3 DPBo 0,00 0 0 0 -1 1,00
GvBo 0,00 0 1 1 -1 -1,00
SP 0,27 0 0 1 0 0,33

SH11 -0,27 0 0 0 -2 0,67


SN11 0,07 0 0 0 -1 1,33
MC1 DPHo -0,27 0 0 0 -2 0,67
HPN -0,33 0 0 -1 -1 0,33
HPW 0,00 0 0 1 -2 1,00

Figuur 13 – Gemiddelde score voor verschillende stortlocaties

Definitieve versie WL2019R14_024_9 23


AvdT – Morfologie mesoschaal - Deelrapport 9 – Toekomstige stortstrategie Westerschelde

4.2 Ruimtelijke afbakening stortzones


In de vroegere en vigerende vergunning worden stortzones vastgelegd door expliciet coördinaten te
definiëren per stortzone. De afgelopen jaren is gebleken dat deze benadering in een dynamisch
morfologisch systeem zoals het Schelde-estuarium praktische problemen met zich kan meebrengen. Het
voorbeeld wordt gegeven van de Schaar van de Noord (stortvak SN61) die ten tijde van de
vergunningsaanvraag een ligging had die gebruikt werd om de stortpolygoon te definiëren. In de volgende
jaren migreerde de geul en bleek de vergunde polygoon ontoegankelijk voor de baggerschepen.
Om rekening te houden met de morfologische dynamiek van het systeem, is het cruciaal dat de afbakening
van de vergunde stortzones de ruimte biedt om hierop te anticiperen/reageren. Hiertoe wordt voorgesteld
om de afbakening van de toekomstige stortzones zo ruim mogelijk te doen, doch aantal restricties op te
leggen per zone om de effecten van het storten op de verschillende functies die het estuarium vervult te
reduceren. Hierbij kunnen volgende restricties verkend worden (niet limitatief):
• Ruimtelijke beperkingen in planvorm rekening houdend met gebruiksfuncties
o Aanwezigheid van (nood)akergebieden
o Rustplaatsen van zeehonden
o Nutsleidingen
o …
• Ruimtelijke beperkingen in diepte rekening houdend met gebruiksfuncties
o Stortzones in hoofdgeul afbakenen op basis van dieptecontour (e.g. -17m LAT -contour)
o Stortzones in nevengeul afbakenen op basis van dieptecontour (e.g. -4m LAT -contour)
Dergelijke aanpak biedt de mogelijkheid rekening te houden met de morfologische dynamiek van de geulen
en de platen in de Westerschelde, en laat eveneens toe optimaal in te kunnen spelen met de stortstrategie
om deze ontwikkelingen, wat in de geest van “flexibel storten” cruciaal is.

24 WL2019R14_024_9 Definitieve versie


AvdT – Morfologie mesoschaal - Deelrapport 9 – Toekomstige stortstrategie Westerschelde

4.3 Maximale stortcapaciteit stortzones


Binnen de afgeleverde vergunningen sinds het begin van deze eeuw werden telkens voor elke stortzone
maximale storthoeveelheden gedefinieerd. Voor de nevengeulen is deze waarde momenteel gebaseerd op
de instandhouding van het meergeulenstelsel op basis van het cellenconcept (Wang & Winterwerp, 2001;
Winterwerp et al., 2001). Dit concept definieert de maximale stortcapaciteit op basis van bruto
sedimenttransportcapaciteiten (5% of 10%). Voor de hoofdgeulen en de alternatieve stortlocaties (cfr.
plaatranden, geulwandverdediging, geulen in nadagen, …) bestaat er geen éénduidig kader om de
maximale stortcapaciteit vast te leggen.

4.3.1 Nevengeulen
De stortcapaciteit in de nevengeul werd in het verleden bepaald op basis de bruto-sedimenttransport-
capaciteit. In het kader van het onderzoek van de Agenda voor de Toekomst werden in Coen et al. (2019)
modelberekeningen uitgevoerd waarbij de berekende sedimenttransporten sterk verschillen van deze uit
eerdere studies (o.a. (Jeuken et al., 2014)). Omwille van de continuïteit, wordt aanbevolen de berekeningen
van de bruto-sedimenttransporten uit te voeren met dezelfde (weliswaar verbeterde) modellen die in het
verleden werden ingezet. Daarnaast dringt een validatie van de modellen op vlak van sedimenttransport
zich op, om duidelijkheid te verkrijgen in de performantie van de verschillende numerieke modellen. Uit
recente metingen (Plancke et al., 2019a) is gebleken dat er een groot verschil aanwezig is tussen het totaal
transport (i.e. bodem + suspensie transport) en het pure bodemtransport, bepaald op basis van de migratie
van bodemvormen. Tussen beide bleek een factor 1000 verschil te zitten.
Gelet op de morfologische ontwikkelingen in de Westerschelde, verdient het de aanbeveling de maximale
storthoeveelheden die gehanteerd worden in de vigerende vergunning te updaten. Naast het risico op het
degenereren van het meergeulenstelsel, dient rekening gehouden te worden met andere aspecten, zoals
de minimale beschikbare diepte voor de binnenvaart (bv. door maximaal volume op te leggen in relatie tot
bepaald peil tot waarop kan gestort worden), verspreiding van de gestorte specie naar aangrenzende
gebieden, zowel vanuit het natuurstandpunt (bv. ophoging platen) als naar het onderhoudsbaggerwerk
(retourstroming drempels) of de afkomst van het gebaggerde sediment (“verstoring” zandbalans).

4.3.2 Hoofdgeulen en diepe putten


Voor de diepe delen in de hoofdgeulen ontbreekt momenteel een éénduidige manier om de stortcapaciteit
te bepalen. Uit de metingen is gebleken dat slechts een zeer klein aandeel van de gestorte specie aanwezig
blijft in de stortzone, waardoor de capaciteit van deze stortzone zeer groot is. Daarom wordt aanbevolen
expliciet rekening te houden met volgende aspecten:
1. Minimale beschikbare diepte voor de zeevaart, bv. door een maximaal volume op te leggen in
relatie tot bepaald peil tot waarop kan gestort worden
2. Verspreiding van de gestorte specie naar aangrenzend gebieden, zowel vanuit het natuurstandpunt
(bv. ophoging platen) als naar het onderhoudsbaggerwerk (retourstroming drempels)
3. De afkomst van het gebaggerde sediment (minimaliseren “verstoring” zandbalans)
Door IMDC werd een empirisch model (“DREMO”) opgemaakt dat toelaat de stabiliteit van de gestorte
specie in te schatten (Lanckriet et al., 2017). Dit model is gekalibreerd op basis van bestaande metingen en
kan ingezet worden om invulling te geven aan de toekomstige stortstrategie. Er wordt dan ook voorgesteld
om voor de bestaande stortzones (SH51, SH41, DPHW en INOS) dit model in te zetten om de aanbevolen
storthoeveelheid te bepalen die overeenkomt met de randvoorwaarden opgelegd vanuit de andere
functies.

Definitieve versie WL2019R14_024_9 25


AvdT – Morfologie mesoschaal - Deelrapport 9 – Toekomstige stortstrategie Westerschelde

Ter illustratie van deze methodologie wordt deze weergegeven voor de stortzone INOS. Op basis van de
metingen uitgevoerd bij de opvolging van de proefstortingen op deze locatie, werden de verschillende
coëfficiënten bepaald voor de kalibratie van het model (zie uitsnede Figuur 14). Met behulp van deze
coëfficiënten kan gesimuleerd worden hoe het gestorte sediment zich doorheen de tijd zal gedragen. In dit
voorbeeld werd gedurende 3 jaar jaarlijks 2 Mm³ specie “gestort”, waarbij dit zowel in één keer (“jaarlijks”),
in twee keer (“halfjaarlijks”) als maandelijks werd gestort in het model. Figuur 14 toont hoe de gestorte
specie doorheen de tijd binnen de stortzone aanwezig blijft/verspreid wordt. Logischerwijs geven de
jaarlijkse stortingen een veel grotere variatie van de sedimentvolumes dan wanneer maandelijks gestort
wordt, al blijft het verschil op langere termijn beperkt (zie kleine verschillen in volume na 60 maanden).
Wanneer bv. een maximale volumetoename gedefinieerd wordt, kan de aanbevolen jaarlijkse
storthoeveelheid bepaald worden. Voor deze locatie bedraagt het watervolume onder -20m LAT meer dan
10 Mm³, zodat een resthoeveelheid sediment van 1,6 Mm³ na 3 jaar storten (2 Mm³/jaar, maandelijks
gestort) geen probleem oplevert.

Figuur 14 – Illustratie van DREMO-model voor stortzone INOS


Uitsnede rechtsboven geeft resultaat kalibratie weer voor INOS

4.3.3 Plaatranden
In tegenstelling tot de stortzones in de hoofd- en nevengeul, beogen de stortzones nabij plaatranden een
grotere stabiliteit van de gestorte specie. Voor deze zones zal een balans moeten gevonden worden tussen
gewenst morfologische en ecologische ontwikkelingen ten gevolge van de stortingen (cfr. creëren
zandlichaam waarachter laagdynamisch habitat ontstaat), potentiële risico’s in de aangrenzende gebieden
(cfr. ophoging platen) en beschikbare capaciteit (omwille van beperktere sedimentdynamiek in deze zones).
Hierna wordt voor een aantal gebieden reeds een voorstel uitgewerkt, wat ook voor andere zones
wenselijk is (cfr. Suikerplaat, Platen van Ossenisse (oostrand), …).

26 WL2019R14_024_9 Definitieve versie


AvdT – Morfologie mesoschaal - Deelrapport 9 – Toekomstige stortstrategie Westerschelde

Plaat van Walsoorden


De westwaartse punt van Plaat van Walsoorden is onderhevig aan erosie a rato van 450.000 m³/jaar
(Plancke et al., 2011). Aangezien in de afgelopen jaren dankzij de plaatrandstortingen een toename in het
laagdynamisch areaal (36 ha) is gerealiseerd, zal de stortstrategie er hierop gericht zijn het areaal in te
houden. Gelet op de hoeveelheden in de vigerende vergunning, wordt een jaarlijkse storthoeveelheid van
900.000 m³/jaar aanbevolen.
In het kader van de werkgroep soortenbeleid van de Provincie Zeeland wordt in Het Zeeuwse Landschap &
Delta Project Management (2016) een voorstel gedaan om de broedgelegenheden voor de kustbroedvogels
in het Zuidelijke Deltagebied te verbeteren. Hierbij wordt voorgesteld om eilanden aan te leggen op
verschillende platen in de Westerschelde. Eén van de voorgestelde locaties is de Plaat van Walsoorden.
Indien deze doelstelling als waardevol wordt beoordeeld, is een verhoging van de jaarlijkse
storthoeveelheid noodzakelijk.

Rug van Baarland


Gelet op de uitvoeringstechnische moeilijkheden en de bezorgdheid rond de instandhouding van het
Middelgat, in combinatie met het feit dat deze stortzone in de afgelopen jaren niet meer gebruikt is, wordt
voorgesteld deze zone niet meer op te nemen in de toekomstige stortstrategie.

Hooge Platen Noord


Nabij de noordelijke plaatrand van de Hooge Platen is het areaal laagdynamisch ecotoop met 50 ha
toegenomen. Desalniettemin bestaat de bezorgdheid dat de stortingen leiden tot een versnelde ophoging
van de Hooge Platen die een cruciale rol vertolken in het foerageergedrag van vogels in de Westerschelde.
Aangezien deze locatie in het westelijke deel van de Westerschelde is gelegen, wordt voorgesteld het al
dan niet behouden van deze stortzone grondig te overwegen. Vanuit het uitgevoerde onderzoek (Plancke
et al., 2017) wordt voorgesteld de stortlocatie te behouden, maar met de nodige voorzichtigheid in te
zetten en dit te combineren met opvolging met specifieke meetcampagnes die toelaten de patronen van
het sedimenttransport in beeld te brengen.

Hooge Platen West


Nabij de westelijke plaatpunt van de Hooge Platen is het areaal laagdynamisch ecotoop quasi ongewijzigd
gebleven. Desalniettemin zijn er hier belangrijke morfologische veranderingen (uitbreiding Plaat van
Breskens, zandwal op de plaatpunt met daarachter een luwe zone) gebeurd die gerelateerd kunnen
worden aan de verhoogde sedimentbeschikbaarheid door de plaatrandstortingen alhier. Aangezien deze
locatie in het westelijke deel van de Westerschelde is gelegen, wordt voorgesteld de aanbevolen jaarlijkse
hoeveelheid hier te beperken tot 500.000 m³/jaar, om de sedimentbalans minimaal te verstoren.
In het kader van de werkgroep soortenbeleid van de Provincie Zeeland wordt in Het Zeeuwse Landschap &
Delta Project Management (2016) een voorstel gedaan om de broedgelegenheden voor de kustbroedvogels
in het Zuidelijke Deltagebied te verbeteren. Hierbij wordt voorgesteld om eilanden aan te leggen op
verschillende platen in de Westerschelde, waaronder op de Bol, gelegen in de onmiddellijke omgeving van
de stortzone Hooge Platen West. Indien deze doelstelling als waardevol wordt beoordeeld, is een verhoging
van de jaarlijkse storthoeveelheid noodzakelijk.

Definitieve versie WL2019R14_024_9 27


AvdT – Morfologie mesoschaal - Deelrapport 9 – Toekomstige stortstrategie Westerschelde

5 Conclusies

Voor het terugstorten van onderhoudsbaggerspecie in de Westerschelde zijn vergunningen nodig waarin de
verschillende toegestane stortzone wordt gedefinieerd. De huidige vergunning loopt nog tot februari 2022
waardoor het noodzakelijk wordt om invulling te geven aan de toekomstige stortstrategie.
Op basis van de resultaten van de afgelopen decennia, is een beoordeling gemaakt van de verschillende
stortzones die in aanmerking komen voor de toekomstige stortstrategie. Op basis van een
beoordelingskader, waarbij de aspecten nautiek, veiligheid, eco-morfologie, behoud van sediment en
uitvoeringstechnisch geëvalueerd worden, is voor elke stortzone een score bepaald. Hieruit volgt dat de
stortzones in het oostelijke deel van de Westerschelde het best scoren, aangezien deze in de omgeving
liggen van de belangrijkste baggerlocaties en hierdoor het behoud van sediment bevorderd wordt.
Daarnaast komen de diepe delen in de vaargeul als goed scorende locaties naar voor, aangezien deze een
grote stortcapaciteit kennen en ook voor de baggerschepen makkelijk toegankelijk zijn. Tenslotte blijkt ook
de Plaat van Walsoorden hoog te scoren, doordat deze locatie de mogelijkheid biedt ecologisch waardevol
areaal in stand te houden.
Voor elke stortzone zal een afbakening moeten gedefinieerd worden. Gelet op de morfologische
ontwikkelingen in de Westerschelde, wordt voorgesteld de afbakening van de vergunde stortzones zo te
bepalen dat ze de ruimte biedt om op de wijziging in morfologie te anticiperen/reageren. Een zo ruim
mogelijke afbakening van de toekomstige stortzones in combinatie met een aantal restricties (om de
verschillende estuariene functies te garanderen) kan hieraan tegemoet komen.
Daarnaast wordt voorgesteld om voor elke stortzone aanbevolen storthoeveelheden vast te leggen. De
bepaling van deze hoeveelheden is verschillend voor elk type stortzone en houdt rekening met de
verschillende functies die het estuarium vervult.

28 WL2019R14_024_9 Definitieve versie


AvdT – Morfologie mesoschaal - Deelrapport 9 – Toekomstige stortstrategie Westerschelde

6 Referenties

Arcadis. (2013). Project Veiligheid & Toegankelijkheid: rapport K-16 Ontwikkelingen mesoschaal
Westerschelde (factsheets)

Arcadis. (2015). PASSENDE BEOORDELING EN NATUURTOETS GEBRUIK PROEFSTORTLO CATIES


VAARGEULONDERHOUD WESTERSCHELDE. 148 pp.

Arcadis Nederland B.V. (2015). VERKENNINGEN PROEFSTORTZONES WESTERSCHELDE: EERSTE


INSCHATTING HAALBAARHEID. 99 pp.

Beirinckx, K.; Taal, M.; Plancke, Y.; Van den Bergh, E. (2013). Plan van Aanpak Onderzoek Agenda voor de
Toekomst

Belmans, H. (1988). Verdiepings- en onderhoudsbaggerwerken in Wester- en Zeeschelde. Tijdschr. Water

Coen, L.; Plancke, Y.; De Maerschalck, B.; Mostaert, F. (2019). Morfologie Mesoschaal – stortscenario’s
geulen: deelrapport 13. Stortscenario’s hoofd- en nevengeulen. Versie 3.0. WL Rapporten, 14_024_13.
Waterbouwkundig Laboratorium: Antwerpen

Coen, L.; Plancke, Y.; De Maerschalck, B.; Mostaert, F. (S.d.). Agenda voor de Toekomst Morfologie
Mesoschaal: Deelrapport 13 – Scenario’s morfologisch beheer

Consortium Arcadis & Technum. (2007a). Hoofdrapport Milieueffectrapport: verruiming vaargeul Beneden
Zeeschelde en Westerschelde. 311 pp.

Consortium Arcadis & Technum. (2007b). Milieueffectrapport Verruiming vaargeul Beneden-Zeeschelde en


Westerschelde: Basisrapport Morfologie

Consortium Arcadis & Technum. (2007c). Verruiming vaargeul - Hoofdrapport Passende Beoordeling. 130
pp.

Deltares. (2014). Advies Flexibel Storten

Deltares; IMDC; Svasek; Arcadis. (2013). Mitigatie dwarsstroming Zuidergat. LTV V&T - rapport B-25

Dujardin, A.; Vanlede, J.; De Mulder, T.; Mostaert, F. (2008). Advies getij-indringing Zeeschelde. WL
Adviezen, 765/26. Waterbouwkundig Laboratorium: Borgerhout

eCoast. (2018). Ecologische validatie plaatrandstortingen - Synthese rapport. 19 pp.

Het Zeeuwse Landschap; Delta Project Management. (2016). 7-Eilandenplan Duurzame en korte termijn
maatregelen voor het behoud van kustbroedvogels in de Zuidwestelijke Delta. 51 pp.

Ides, S.; Plancke, Y. (2008). Determinatieonderzoek plaatrandstortingen: deelrapport 2. Numerieke


modellering. WL Rapporten, 791/06. Waterbouwkundig Laboratorium: Antwerpen

Ides, S.; Plancke, Y.; De Mulder, T.; Mostaert, F. (2007). Morfologische analyse van de bagger- en
stortintensiteitsdata van de Beneden Zee- en Westerschelde van 2000 tot en met 2005. WL Rapporten,
791/02. Waterbouwkundig Laboratorium: Antwerpen

Definitieve versie WL2019R14_024_9 29


AvdT – Morfologie mesoschaal - Deelrapport 9 – Toekomstige stortstrategie Westerschelde

Ides, S.; Plancke, Y.; Peters, J.J. (2008). Determinatieonderzoek plaatrandstortingen: deelrapport 3.
Voorstel stortstrategie. WL Rapporten, 791/06. Waterbouwkundig Laboratorium: Antwerpen

IMDC. (2015). Monitoringprogramma Flexibel Storten - Analyse van stortingen in de diepe delen van de
hoofdgeul - jaarrapport 2014

IMDC. (2016a). Monitoringprogramma Flexibel Storten: Deelopdracht 9: Maandrapport


Plaatrandstortingen oktober - november 2016

IMDC. (2016b). Monitoringprogramma Flexibel Storten: Voortgangsrapportage 2014-2015:


Syntheserapport

IMDC. (2018). Maandrapport Flexibel Storten februari - maart 2018. 57 pp.

IMDC; Deltares; Svasek Hydraulics; Arcadis. (2013). Instandhouding vaarpassen Schelde


Milieuvergunningen terugstorten baggerspecie - Gebruik van nevengeulen voor binnenvaart

Jeuken, C. (2001). Verificatie van het cellenconcept Westerschelde op basis van historische gegevens

Jeuken, C.; Vroom, J.; Wang, Z.B.; Depreiter, D.; Holland, G. van; Dam, G.; Poortman, S.; Cleveringa, J.
(2014). Advies flexibel storten

Lanckriet, T.; Depreiter, D.; van Holland, G. (2017). Equilibrium-Type Response Model for the Sediment
Volume of Dredging and Disposal Areas. J. Waterw. Port, Coastal, Ocean Eng. 143(5): 4017030.
doi:10.1061/(ASCE)WW.1943-5460.0000406

Plancke, Y.; De Schrijver, M.; Meire, D.; Mostaert, F. (2017). Overleg Flexibel Storten: deelrapport 20.
Analyse van de waterbeweging, het sedimenttransport en de morfologie nabij de Hooge Platen. versie 1.0.
WL Rapporten, 00_031_20. Rijkswaterstaat, Zee en Delta: Antwerpen; Middelburg. Available at:
http://documentatiecentrum.watlab.be/owa/imis.php?module=ref&refid=292109

Plancke, Y.; Ides, S.; Peters, J.J. (2008a). Determinatieonderzoek plaatrandstortingen: deelrapport 1.
Historische morfologische analyse en interpretatie terreinmetingen. WL Rapporten, 791/06.
Waterbouwkundig Laboratorium: Antwerpen

Plancke, Y.; Meire, D.; Mostaert, F. (2019a). Overleg flexibel storten: deelrapport 31. Stromings- en
sedimenttransport metingen ter hoogte van de diepe put van Hansweert. Versie 3.0. WL Rapporten,
00_031_31. Waterbouwkundig Laboratorium: Antwerpen. Available at:
http://documentatiecentrum.watlab.be/owa/imis.php?module=ref&refid=317491

Plancke, Y.; Sas, M.; Heinis, F.; Ides, S. (2008b). Nota plaatrandstortingen: verruiming vaargeul
Westerschelde. WL Rapporten, 791_06. Waterbouwkundig Laboratorium: Antwerpen

Plancke, Y.; Vos, G.; Ides, S.; Mostaert, F. (2009). Determinatieonderzoek plaatrandstortingen:
ontwikkelingen van arealen op de korte termijn. WL Rapporten, 791_06. Waterbouwkundig Laboratorium:
Antwerpen

Plancke, Y.; Vos, G.; Taverniers, E.; Mostaert, F. (2011). Overleg flexibel storten: T0 morfologie
plaatranden. WL Rapporten, 791_08. Waterbouwkundig Laboratorium: Antwerpen

Plancke, Y.; Wouters, K.; Meire, D.; Mostaert, F. (2019b). Agenda voor de toekomst - Morfologie
Mesoschaal: Deelrapport 5 – Data-analyse sedimentdynamica ter hoogte van stortingen

30 WL2019R14_024_9 Definitieve versie


AvdT – Morfologie mesoschaal - Deelrapport 9 – Toekomstige stortstrategie Westerschelde

Rijksinstituut voor Kust en Zee. (2007). Monitoring van de effecten van de verruiming 48’/43’ - MOVE-
Rapport 9, deel I: Fysische hypothesen

Rijkswaterstaat Directie Zeeland. (1998). Milieuaspectenstudie baggerspeciestort Westerschelde:


Middelburg

Rijkswaterstaat Zeeland; Departement Mobiliteit en Openbare Werken, afdeling M.; Toegang. (2008).
Protocol voorwaarden voor flexibel storten – Kwaliteitsparameters. 6 pp.

Schrijver, M.; Plancke, Y. (2015). Monitoringprogramma proefstortlocaties. 34 pp.

Vanlierde, E.; Ferket, B.; Pauwaert, Z.; Michielsen, S.; Van De Moortel, I.; Levy, Y.; Plancke, Y.; Meire, D.;
Deschamps, M.; Verwaest, T.; Mostaert, F. (2016). MONEOS - jaarboek monitoring WL 2015: factual data
rapportage van monitoring hydrodynamiek en fysische parameters zoals gemeten door WL in het
Zeescheldebekken in 2015. Versie 3.0. WL Rapporten, 12_070. Waterbouwkundig Laboratorium:
Antwerpen. Available at: http://www.vliz.be/nl/open-marien-archief?module=ref&refid=260354

Wang, Z.B.; Winterwerp, J.C. (2001). Impact of dredging and dumping on the stability of ebb-flood channel
systems, in: (2001). 2nd IAHR symposium on RCEM

Winterwerp, J.C.; Jeuken, M.-C.J.L.; van Helvert, M.; Kuijper, C.; van der Spek, A.; Stive, M.J.F.; Thoolen,
P.M.C.; Wang, Z.B. (2000). LTV Schelde-estuarium, cluster morfologie

Winterwerp, J.C.; Wang, Z.B.; Stive, M.J..; Arends, A.; Jeuken, C.; Kuijper, C.; Thoolen, P.M.C. (2001). A
new morphological schematisation of the Western Scheldt estuary, in: (2001). 2nd IAHR symposium on
River, Coastal and Estuarine morphodynamics

Definitieve versie WL2019R14_024_9 31


AvdT – Morfologie mesoschaal - Deelrapport 9 – Toekomstige stortstrategie Westerschelde

Bijlage A – Overzichtskaart
Figuur 15 – Situering geulen en platen Westerschelde

Definitieve versie WL2019R14_024_9 B1


AvdT – Morfologie mesoschaal - Deelrapport 9 – Toekomstige stortstrategie Westerschelde

Bijlage B – resultaten verkenning locaties


proefstortingen
In de onderstaande tabellen worden de resultaten getoond voor de verschillende proefstortzones in de
Westerschelde. Deze tabel zijn overgenomen uit (Arcadis Nederland B.V., 2015).

B2 WL2019R14_024_9 Definitieve versie


DEPARTEMENT MOBILITEIT & OPENBARE WERKEN
Waterbouwkundig Laboratorium

Berchemlei 115, 2140 Antwerpen


T +32 (0)3 224 60 35
F +32 (0)3 224 60 36
waterbouwkundiglabo@vlaanderen.be
www.waterbouwkundiglaboratorium.be

You might also like