Catherine Willems en Rik Pinxten
Over design als groeiproces:
een antropologische reflectie
op vorm en materie
Wat voorafgaat
Inari (Noord-Finlang), februari 2011:
het is koud, jskoud, de thermometer
staat op -16°C. Het weinige zonlicht
Klampt zich vast aan het sneeuwtapijt,
dat de schijnbaar oneindigeviakte
‘omtovert tot een sereen en sprook-
jesachtiglandschap. Elke ochtend
‘wandel ik naar Sogsakk, eer centrum
voor Sami kunsten en artisenaat, twee
kilometer stappen door een witte
vlakte, In Sogsakk werk ik twee weken.
Jang aan het loaien van leder en het
vervaardigen van rendierlaarzen. Bij
elke stap zakzken mijn winterlaarzen
eenhalve meter in de sneetw. De
‘tweede dag van mijn verbliff gli ik
uit. Tkbeland metpak en zak op een
stukhout dat onder een Jaag sneeuw
ligt, mijn rug doetpijn. Ik kruip recht
en maak mijn tas met camera's en
‘computer sneeuwvrij, Enkel een
kudde rendieren is getuigevan mijn
ongelukkige val.
‘Waarom zak ik-zo diep wegen glijd
‘kuit, terwijl de Sami behendig over
desneeuw glijdenen zich onder
moeite staande weten te houden? Stap
ik fout, heb ikde verkeerdeschoenen
aan of kikik te veel naar de grond?
‘De Sami dragen rendierlaarzen met
vilten sokken of gedroogde grassen.
Enkel een laagje huid en gedroogd
grashouden hun voeten warm en
behoeden hen voor uitglijden. Tkstel
me de vraagofer niet meerredenen
zijn? Na twee weken besefikdat de
ondergrond, de rendierlaars én een
aangepaste manier van stappen op
mekaar zijn afgestemd. Inextreme
koude temperaturen houcen huiden
haren de poten van het rendier warm,
Diezelfde huiden houden ook de voe-
ten van de Sami warm, Dematerie die
gebruikt wordt voor de laarzen komt
rechtstreeks van de rendieren. Vier
poten heb je nodig voor een paarlaar-
zen. De poten van het rendier bepalen
mee de vorm van de laars. In Sogsakk
observeer en imiteer ik op een rustig
ritme en onder het deskundigoog van
de Samivrouwen de vaardigheden die
nodig ijn om de laarzen te maken.
\Verder geen instructies, verder geen,
patronen, Na twee weken is mijn
eerste laars klaar, Buiten sneeuwthet,
‘kstap met licht gespreide en gebogen
kniegn naar buitenen zweefover de
sneeuw, te veelhielimpact vermijdend
omzo novit meer herkend te worden
als een vreemde bezoeker. (veldwerk-
notities, Inari (FD), 2011, Catherine
Willems)
Watis de relatie tussen
design, maken en
de omgeving?
Wanner we spreken over design
gaat het ook overhet gebruik van het
gereedschap en het materiaal en over
het denkproces dat met de productie
gepaard gaat,
Indeleer van het hylemorfisme,
waarvan Aristoteles de grondlegger
‘was, houden productie en design altijd
de verzoening van vorm en materie in.
Door de eeuwen heen is deze symbi-
‘ose in onze Westerse maatschappij
verloren gegaan. Vorm werd gelei-
delijk aan beschouwd als iets wat
werd opgelegd door een actor die een
welbepaald beeld voor ogen had. Het
gevolg daarvanis dat materie datgene
werd waaraan iets werd opgelegd,en
dat bijgevolgpassief en inert bijtt.
Het design als idee is een immateri-
ele vorm die aan een materie wordt
opgedrongen,
De filosofische term God's eye view
situeert deze visie in een ruimer ka~
der. Vanuit een dergelijkperspectiet
aanschouwen we hethele universum
met inbegrip van alle levende wezens
en geproduceerde objecten vanuit
het gezichtspunt van de enige buiten-
staander in de westerse culturele en
religieuze traditie. De prerationele
houding die in deze intultie vervatzit,
plaatst de mens automatisch tegen-
overalle fenomenen die beschouwd
worden, In een strengere rationele
manier van denken wordt dat de basis,
omalles te objectiveren, om letterlij
een object buiten de beschouwer te
cervaren. Ditisuiteraard geen univer-
sele menselijke intultie. Antropolo-
genweten dat dit veeleer kenschet-
send is voor onze westerse tradite.
Binnen deze intuitie resulteert design
incontextloze en objectieve produc-
ten. Volgens Tim Ingold wordt maken
in deze intuitie beschouwd als een
project.
‘We kunnen ‘design en maken/pro-
ductie’ ook benaderen vanuit een an-
dere invalshoek, een tweede intuitie,
waarbij design de productie niet voor-
afgaat maar waar procesmatigbeide
gelijktijdig tot stand komen. Produc-
tie wordt dan gezien als een groeipro-
ces. Verschillende auteurs hebben
dit groeiproces in de afgelopen twee
decennia bestudeerd, waarbij ze een
rede waaier van materialen aan bod
Jaten komen. Een mooi voorbeeld
hiervan is hoe Ingold in zijn essay On
weaving abasket de tweeledigheid
tussen maken en groeien besebrijft
‘Manden worden gemaakt van lange,
buigzame takjes die in de gewenste
‘vorm moeten worden gebogen. Eerst
‘maakt de wever een spiraal en daarna
krijgt de mand geleidelijicaan vorm in
zijn handen. Het idee als zou een vorm
‘worden toegepast, beantwoordt niet
‘meteen aan dit scenario. Het materi
al wordt nietlouter gevormd, maaris
ook zelf vormend. Inde hierboven be-
schreven ervaringen uit Finland komt
noch het design noch het maken eerst,
ze zijn verweven als een dubbel resul-
taat van eenzelfde proces. De huiden
van de rendierpoten zijn in transfor-
mati en worden via de vaardigheden
van de schoenmakers verwerkt toteen
Jaars. De grootte en de haren van het
rendier bepalen mee de uiteindelike
vorm van het schoeisel.Geinspireerd door de natuur
Inzicht krijgen in vormgevingen.
designdenken is vandaageen ware
uuitdaging waar veel disciplines bij
betrokken zijn, disciplines diewe
geintegreerd zien inde vaardigheden
van ontwerpers en huniteindelijke
producten. Zoiserde trend van de
bBiomimicry of debio-inspiratie. Dit
denkmodel probeert om natuur-
principes bloot te leggen om zo tot
nieuwe creaties te komen. De natuur
doet de meest interessante dingen op
nanoniveau en dat niveau konden we
totvoor kort niet waarnemen,
met hetblote oogen ookniet met de
microscoop. Waarom zijn de bladeren
van de lotusbloem altijd schoon? Hoe
komthet dat een gekko tegen de muur
en ophet plafond kan lopen? Iseen
web van een spineven sterkals staal?
‘Vragen als deze hebben geleid tot
allerhande innovaties door de ana-
lyse op twee niveaus uit te voeren: op
agrotere schaal kijkt men naar hoe de
dingen werken ofnaarde biomecha-
nica en op kleinere schaal kijkt men
naarhoe de dingen zijn samengesteld
enmet welke materialen. Hetisniet
de bedoelingvan de bio-inspiratie
om de natuurzomaar te imiteren, Er
wordt binnen de labo's niet gestreefa
naar het reconstrueren van een exacte
kopievan een lotusblad maar wel naar
het ontwikkelen van gerelateerde toe
passingen zoals zichzelfreinigende
opperviakten,
Decombinatie van bio-inspiratie,
intelligente materialen en de kennis,
van inheemseculturen gett inspi-
ratie voor nieuwe ontwerpen maar
geenenkele wetenschap, geen enkele
Inheemse bevolking, heeft ‘de’ sleutel
voor het perfecte tockomstige design-
model.
Designantropologie
Wat kan antropologie of meer spe-
cifiek designantropologie bijdragen
aan een vergelijkende studie van het
design en wat kan ze betekenen voor
designers? Volgens Wilfried van Dam-
me kan de antropologische discipline
op drie manieren een meerwaarde
betekenen voorde ontwikkeling van
een wereldomvattend perspectiefin
destudie van de kunst en de esthetiek.
Inde eerste plats iser de betrokken-
heid met deconceptuele, epistemolo-
gische en methodologische vragen die
aan bod komen wanneer fenomenen
in uiteenlopende culturele werelden
‘worden bestudeerd, Daarnaast heeft
de antropologie een brede waaier van
culturen en regio’s over heel de wereld
als studiegebied, En ten slotte iser het
empirisch-inductieve karaktervande
antropologie, haar contextuele focus,
enhaarinterculturele,vergelijkende
perspectief.
‘Wat dedesignantropologie betreft,
vwillen we graag de derde bijdrage en
het gebruik van acticonderzoek als ac-
tieve onderzoeksmethode benadruk-
ken. Door onsonder te dompelen in de
‘werkzaamheden van de artisanale ma-
kers kunnen we het ereatieproces van
binnenuit observeren, Zo proberen
‘we enerzijds om de impliciete ken-
nis te verzamelen die onontbeerlijk
isomeenbepaald product te maken
en anderzijds om een eter inzicht te
kriigen in de context van het gebruikte
materiaal en de gemaakte producten,
Designantropologie is nict louter
een beschrijving vande producten
maar probeert de verhoudingen
tussen mensen en ‘groeiende din-
gen’teverklaren, Hetmateriaalen
de bewerkingervanvervulleneen
brugfunctie. We stellen dat design
ingebed isin een ruimer corpus van
sociale kennis met betrekking tot de
‘waardevandatambacht, gebaseerd
op ideeén over het lichaam, gender,
conflict
eNstust
het milieuen de lokaal beschikbare
middelen, Als we ons toespitsen op de
vormingsprocessen van het design in
een specifieke omgeving kunnen we
vermijden dat we onsbezondigen aan
‘amateuristische etnogratie’. Er kan
alleen sprake zijn van empowerment
tussen de participanten als die de
creatieve processen delen als gelijken.
Die processen mogen, anders gezead,
niethet exelusieve kennisdomein
van de onderzoeker/designer zijn.
We willen creativiteit, eigenaarschap
en empowerment aanmoedigen en.
onszelf niet opwerpenalsde ultieme
autoriteit op het vlak van creativiteit.
Inhet actieonderzoek eigenen de de-
signers ~ (zowel de ambachtsluials de
onderzoeker) - zich het resultaat niet
toe. Zedelen het auteurschap, opdat
het project een eigen leven zoukun-
nen gaan leiden, De designantropolo-
sie gaat uit van een engagement en is
altijd een antropologie‘met’ en niet
‘van’ de mensen. Als we aan antropo-
logie'met' doen, betekent dat meteen,
ook dat we tijdens ons onderzoek
samenmet verschillende mensen
ietslerenen dat we uiteenlopende
experimentele activiteiten, tools,
‘theoretische concepten en materialen
gebruiken, Wanner actieonderzoek
wordt gebruikt als methode ~ met
het materiaal elfalsuitgangspunt -,
houdt dat ookin dat het bekende
yreemd wordten dat niet voordehand
liggende aspecten tegen een bredere
achtergrond worden geplaatst. Dat
leidt op zijn beurt tot een verbetering
van idee’n en bijgevolgook tot nieuw
design,
Goed design begintbij de analyse
van de volledige geschiedenis van het
‘material en niet bij de analyse van
de toestand waarin hetzich bevindt
wanneer het tot een product wordt
verwerkt, Als we tot duurzame ont-
werpen willen komen, kunnen we niet
‘om de voorgeschiedenisen hettweede
leven van materialen heen.Betrokkenheid als stoutel om
tot design te komen
Deze intrinsiek participerende
designantropologie sluit zich ken-
nistheoretisch aan bij de praxiolo-
gische benadering van Bourdieu.
Indezogenaamde methodenstrijd
die woedde tussen ca.1930 en 1980
bekampen de positivisten (bchavio-
risten, structuralisten) en de fenome-
nologen (participerende observatie,
inleving) elkaar. Elkbeweerde van de
anderdat die niet ‘wetenschappelijk’
zou ziin. De positivisten aanvaarden
‘enkel wat extern waarneembaar en
‘meetbaar is als bron van (weten-
schappelijke) kennis. Zij verwierpen
daarom als onbetrouwwbaar wat op
basis van belevingen van gesprek
‘met de informanten geleerd werd. De
fenomenologen gingen ervan uit dat
debestudeerde een menselijk subject
is zoals de onderzoeker zelf. Bijgevolg
kan men door inleving worden zoals
deonderwerpen van studie’ en als
het ware hun cultuurvanbinnenuit
ervaren en beschrijven. Bourdieu
merktop dat beide benaderingen uni-
directioneel zijn: beide optiesleggen
de actie van categoriseren, interpre-
teren en beschrijven uitsluitend bij de
onderzoeker. De ene ‘objectiverend”
ende andere ‘subjectief”, maarsteeds
zonder de onderzochte daarinvolop
optenemen, Bourdieu stelt met zijn
praxiologische visie dat alle mens-en
sociaalwetenschappelik onderzock
in eite een vorm van interactie isen
Dijgevolg diep afhankelijk isvan de
kwaliteit van de interactie tussen de
onderzoeker ende onderzochte, Het
is correcterom de onderzochte 20
verregaand mogelijkte betrekken in
die interactie en mee de selecties, de
interpretatie en de beoordeling van
“feiten’ te aten maken. Indie ijn kan
zelfs besloten worden om de bestu-
deerde subjecten coauteur te maken
van debeschriving
Het spreekt vanzelf dat deze opvat-
tingvan sociale wetenschappen als
interactief proces veel meer ruimte
geeft omdecomplexiteiten de ver-
fijning van de verschillende intuities
toetelaten, omdat de onderzocker