You are on page 1of 92

Eindredactie

Erika Welgraven

Auteurs
Eline Faes
Ilona de Putter
Kiki Schuringa
Leontien Schul
Jimy Wiggers

Je mag dit boek houden. Je mag in dit boek schrijven Je hebt ook toegang tot
Handig als naslagwerk. en aantekeningen maken. de online leeromgeving.

FRANS 1A HAVO   V WO
Release 1.0

ISBN 978 94 020 9213 4

FRANS
601746-01
1A HAVO   V WO
NAAM EN KLAS
FRANS VOOR DE ONDERBOUW
A1 EN A1+
HAVO⁄ VWO

EINDREDACTIE
Erika Welgraven

AUTEURS
Eline Faes
Ilona de Putter
Kiki Schuringa
Leontien Schul
Jimy Wiggers

www.Bravoure-malmberg.nl
Malmberg, 's-Hertogenbosch
PARLONS !

Met aan de slag! Betekenis pictogrammen


Online-opdracht Bravo-opdracht
Waarom Frans leren?
PARLONS ! Video-opdracht Bravoure-opdracht
Frans is net als Engels een wereldtaal. Wist je dat spreekoefening in het
Elke les start met een
Frans in minstens dertig landen een officiële taal is? hiervoor een handboek Luisteropdracht Onderzoeksopdracht
Frans. Je docent heeft
Kennis van de Franse taal, landen en culturen helpen reekvaardigheid leuk
met suggesties om sp Spreekopdracht Tip
je de wereld om je heen beter te begrijpen en daarmee n. Die helpt jou en je
en afwisselend te make
je eigen mogelijkheden te vergroten. weg. Je zult merken Samenwerkopdracht Herhaling
klasgenoten steeds op
t bravoure meedoet,
dat als je actief en me
makkelijker gaat.
het spreken steeds ge

De opbouw van een Thème

1 VOCA 2 MAGAZINE 3 STUDIO 4 PAROLES KEUZE CULTURE KEUZE FICHE X FINALE


Je oefent met woorden die Woorden die je geleerd Je kijkt en luistert naar Deze hele leçon ben je bezig Je maakt kennis met Franse Deze leçon is in elk Je kiest een van de drie
je nodig hebt in het Thème. hebt, lees je nu in de Franstalige video’s. met spreken. Soms speel je cultuur en samenleving hoofdstuk een verrassing! opdrachten en laat zien dat
teksten en je leert meer Moeilijk? Doordat je al een rollenspel, soms ben je en je doet zelf een klein je de leerdoelen van het
nieuwe woorden. woorden en kleine zinnetjes gewoon jezelf. onderzoek. Thème beheerst.
hebt geleerd zul je merken
dat dit snel best goed gaat.

DÉPART POINT DE VUE 1 POINT DE VUE 2 PAGES PANORAMA


De Départ is een introductieles op het Thème. Je Halverwege het Thème maak je een Test jezelf: hoe Aan het eind van het basisdeel van het Thème maak je Hier vind je alle woorden, expressions
werkt vanaf deze leçon toe naar jouw zelfgekozen goed ken je de stof al? Daarna kies je een leeskaart een tweede Test jezelf: ken je de stof goed genoeg voor de en grammatica voor het maken van de
eindopdracht in de Finale. uit de Kiosque. Finale en de toets? Daarna maak je een actuele opdracht. Finale-opdracht en voor de thematoets.

Keuze voor de leerling Keuze voor de docent De online leeromgeving Naslag


In Bravoure mag je zelf veel keuzes maken: Kies, bijvoorbeeld op basis van het aantal lesuren dat • alle opdrachten uit het leerwerkboek, met feedback Achter in het boek vind je:
Kies: je hebt: en/of voorbeeldantwoorden • een overzicht van Franse instructies en de
• Bravo-opdrachten als je extra wilt oefenen • of je Parlons ! inzet • extra opdrachten bij de Pages Flex Nederlandse betekenis
• Bravoure-opdrachten als je nog wat meer uitdaging • of je de Pages Flex gebruikt • woord- en grammaticatrainers • een overzicht met handige zinnen
wilt • of je de lessen Culture en Fiche X inzet • oefeningen om woorden uit vorige lessen te herhalen • het grammatica-overzicht Bravoure
• een van de drie opdrachten in de Finale • of je het projet gebruikt • test jezelfs • een begrippenlijst grammatica
• leeskaarten in de Kiosque • wat je in het boek en wat je online laat doen • downloadbare werkbladen • woordenlijsten Frans-Nederlands en Nederlands-
• of je leert uit je boek of online met de trainers In de online omgeving vind je alle informatie die je nodig • de Kiosque met leeskaarten Frans
hebt om Bravoure naar je hand te zetten. • kaarten van Frankrijk en Franstalige landen

Page Flex DELF-scolaire


De leçons Voca, Magazine en Studio sluiten af met een Page Flex. Hier vind je extra opdrachten die je in je In het online deel van de Pages Flex vind je extra opdrachten die voorbereiden op een DELF-A1-examen. Dit zijn
boek of online maakt. Afhankelijk van jij nodig hebt en van het rooster op school, geeft je docent aan welke lees- en luisteropdrachten. In Thème 5 is in de online leeromgeving een compleet voorbeeldexamen DELF-A1
opdrachten je maakt. opgenomen.

2 3
Leerstofoverzicht

DEEL A DEEL B
INTRODUCTION 6 THÈME 1 16 THÈME 2 58 THÈME 3 108 THÈME 4 THÈME 5 PROJET
C'est à toi ! C’est moi ! C’est ma famille ! C’est mon jour de chance ! C’est mon style ! C’est les vacances ! C’est Cassis !
Leerdoelen Leerdoelen Leerdoelen Leerdoelen Leerdoelen Leerdoelen Wat je doet
• Je ontdekt hoe Bravoure in • Je kunt iemand begroeten en • Je kunt jouw familie voorstellen. • Je kunt vertellen over je dag. • Je kunt vertellen over jouw • Je kunt zeggen hoe jouw ideale • Alles wat je het afgelopen jaar
elkaar zit. met elkaar kennismaken. • Je kunt vertellen hoe oud je • Je kunt vertellen over school en kledingstijl en smaak. reis eruitziet. geleerd hebt, pas je toe in een
• Je kunt iemand begroeten en • Je kunt iets over jezelf bent. hobby’s. • Je kunt je mening geven over • Je kunt zeggen wat je meestal project over een Franse stad.
complimenten geven. vertellen. • Je kunt beschrijven waar je • Je kunt zeggen wat je wel en kleding. doet in jouw vakantie en waar • Je werkt in groepsverband aan
• Je kunt iemand een compliment woont. niet leuk vindt. • Je kunt kleding kopen in een je naartoe gaat. een opdracht en speelt daarna
geven. (online) winkel. • Je kunt (online) een artikel met de hele klas het finalespel.
uitzoeken, bestellen en
afrekenen.

Themawoorden Themawoorden Themawoorden Themawoorden Themawoorden


Begroeten, cijfers, complimenten Familie, vrienden, dieren, wonen Hobby’s, school Kleding, kleuren, winkelen Vakantie, op reis

Themazinnen Themazinnen Themazinnen Themazinnen Themazinnen


Hoe gaat het? Vragen en Iemand beschrijven, jezelf Vertellen wat je (niet) leuk vindt, Winkelen, praten over kleding Vertellen wat je graag doet
antwoorden voorstellen beschrijven wat je doet in je vrije en waar je heen gaat, hoe en
tijd met wie

Uitspraak Uitspraak Uitspraak Uitspraak Uitspraak


• Laatste letter •è • Laatste letter • Liaison • neusklanken
• Klemtoon op laatste • Franse -r • Stomme -e • verschil f/v
lettergreep
• Accent aigu en grave, çedille

Grammatica - werkwoorden Grammatica - werkwoorden Grammatica - werkwoorden Grammatica - werkwoorden Grammatica - werkwoorden
•Être • Avoir • Faire • Pouvoir en vouloir • Aller
• Regelmatige werkwoorden op • Regelmatige werkwoorden op • Futur proche
-er -er

Grammatica – overige Grammatica – overige Grammatica – overige Grammatica – overige Grammatica – overige
onderwerpen onderwerpen onderwerpen onderwerpen onderwerpen
• Lidwoord • Persoonlijk voornaamwoord • Ontkenning • Bijvoeglijk naamwoord - vorm • à / de + lidwoord
• Persoonlijk voornaamwoord • Bezittelijk voornaamwoord

FINALE Kies in elk thema een van de drie opdrachten FINALE Kies in elk thema een van de drie opdrachten

Je maakt een affiche over een Je maakt een page fan, een flyer Je maakt een affiche of een Je maakt een cahier de mode, Je maakt een brochure, schrijft
talent, laat je eigen talent zien of voor een uitwisseling of een roman-photo over jouw ideale dag, een reclamevideo of een rap over een chanson, of maakt een
je gaat een uitdaging aan. trailer voor een serie over een of een vlog over je hobby. mode. puzzelopdracht voor een jeu
familie. d'évasion.

Online Online

De opdrachten, video en audio, woord- en grammaticatrainers, test jezelfs, werkbladen, De opdrachten, video en audio, woord- en grammaticatrainers, test jezelfs, werkbladen, actuele
actuele opdrachten en leeskaarten. opdrachten en leeskaarten.

4 THÈME 1 / C'EST MOI! 5


INTRODUCTION Wat je leert in deze introduction:
• Je kunt iemand begroeten en met elkaar
kennismaken.
• Je kunt complimenten geven.
• Je ontdekt hoe Bravoure ! in elkaar zit.

Je maakt een mindmap van wat je nu al


weet en kunt in het Frans.

« C’est parti ! »
DÉPART 8

1 VOCA VOCABULAIRE | ÉCOUTER 11

2 FICHE X VOCABULAIRE | RECHERCHER 13

FINALE 15

EN LIGNE (ONLINE)
• Alle opdrachten uit het boek
• Alle video’s en luisterfragmenten bij de
opdrachten

INTRODUCTION / C’esT à TOI !


2 Regarde les photos. Bekijk de foto’s van de Nederlandse jongeren. Ze spreken allemaal al een beetje
DÉPART Frans. Luister en lees mee als ze zich voorstellen. Wie woont in welke plaats?

SALUT ! PARLONS !

Je m’appelle …

In deze introduction maak je kennis met het


Frans en met het boek Bravoure. Je ontdekt
dat het niet moeilijk is om mensen in het Frans
te begroeten en korte zinnen in het Frans te
zeggen. Fransen vinden het erg leuk als je dat
gewoon probeert – dat je een beetje bravoure
hebt om Frans te spreken. Bonne chance ! Veel succes!

ÉCOUTER

1 À Schiphol. Écoute. Luister naar de mensen die elkaar op vliegveld Schiphol begroeten. Ze komen uit
allerlei landen en spreken verschillende talen.

a Herken je de talen? Herken je het Frans? Trek een lijn van het nummer naar de juiste taal.
a Trek lijnen van de naam naar de woonplaats.
1 A Nederlands: Twents
A Nathan 1 Rotterdam
2 B Arabisch
B Mariam 2 Maastricht
3 C Engels
C Marc 3 Groningen
4 D Frans
D Layla 4 Utrecht
5 E Nederlands

6 F Italiaans
b Lees de zinnen bij de foto’s van de jongeren. Hoe schrijf je in het Frans ‘Ik heet’?
7
Je m’appelle …
c Bekijk het wereldkaartje. Hoe komt het dat de meisjes soms Frans spreken?
b Écoute encore une fois. Luister nog een keer naar de Franse begroetingen en lees mee. Wat denk je
dat ze betekenen? Noteer de betekenis. Layla: Moeder komt uit Marokko en dat land hoorde vroeger bij Frankrijk.

Mariam:Moeder komt uit Senegal in Afrika en ook dat land hoorde vroeger
bij Frankrijk.
d Welke vragen stelt Nathan aan het einde?

Et toi ? Comment tu t’appelles ?


e Wat betekenen deze vragen?
1 Hallo Emma, hoe gaat het ? – Hoi Jules. Ja, het gaat goed!
2 Hoi Louise. Gaat het goed ? – Ja, het gaat goed. Hoi Lucas! Dat betekent : en jij? Hoe heet jij?
f Schrijf in het Frans op wat je antwoordt: Hallo! + ik heet …

Bonjour ! Je m’appelle … (vul je eigen naam in)

8 DÉPART / sALUT ! HUIT NeUF INTRODUCTION / C’esT à TOI ! 9


PARLER

3 Dis bonjour. Begroet je klasgenoot in het Frans.


1 VOCA BONJOUR, AU REVOIR !
VOCABULAIRE
• Vraag hoe je klasgenoot heet.
• Je klasgenoot zegt ‘hallo’ in het Frans en vertelt hoe hij of zij heet.
• Wissel daarna van rol. PARLONS !
Oefen eerst met elkaar hoe je zegt: Hoe heet je? Comment tu t’appelles ? Bonjour !
Geef elkaar een compliment. Hoe goed ging het?

Excellent !

Très bien !

Pas mal !

4 Le jeu des noms. Het spel met de namen.


Wat je leert:
Van je docent krijg je nu uitleg over een spel. En je gaat het spel natuurlijk spelen!
• Je herkent Franse woorden die ook in het Nederlands gebruikt worden.
• Je begrijpt een Frans-Nederlands liedje.

5 Bonjour ! Goedendag.
Welke andere Franse woorden naast bonjour ken je? Je weet meer dan je denkt, want in het Nederlands
gebruiken we ook Franse woorden. Bedenk er minstens drie. Wissel je woorden uit met je klasgenoot.

Eigen antwoord: croissant, trottoir, café, restaurant, toilet, garage

ÉCOUTER

6 Écoute la chanson en néerlandais. Luister naar het Nederlandse liedje. Er komen ook Franse woorden in
voor.

a Markeer de Franse woorden die je in het liedje hoort. Er blijven twee woorden over.

bonjour au revoir madame brie


fromage oui pardon mayonnaise
chef non trottoir vin
restaurant merci jus d’orange garage
bonsoir monsieur camembert chauffeur

b Ken je de betekenis van al deze woorden? Bespreek ze met elkaar.

c Waarom heet dit liedje ‘Ooievaar’? Vul in.

Het Nederlandse woord ooievaar klinkt een beetje als au revoir in het Frans.

10 DÉPART / sALUT ! DIX ONZe INTRODUCTION / C’esT à TOI ! 11


7 Français et néerlandais. Frans en Nederlands.
Franse en Nederlandse woorden lijken soms erg op elkaar. Je kent al meer Franse woorden dan je
denkt. Welke Franse woorden horen bij de beschrijvingen?
2 FICHE X TRÈS BIEN !
1 Als je jarig bent, krijg je eencadeau .

2 Je huiswerk maak je aan je bureau . PARLONS !


3 De bestuurder van een auto is de chauffeur . C’est bon ?
4 Uit eten gaan doe je in een restaurant .

5 Als je iets wilt drinken, kun je naar een café .

6 Het raam van een winkel noem je een etalage .

7 Met de lift kun je naar de bovenste etage .

8 Als je op reis gaat, heten je spullen bagage .


Wat je leert:
9 De auto parkeer je in een overdekte garage .
• Je kunt tellen van 1 tot en met 10.
10 Als iemand je omkoopt, heet dat chantage . • Je kunt complimenten geven.
• Je ontdekt hoe Bravoure in elkaar zit.
11 Een lekker luchtje noem je parfum .

12 Als je heel nodig moet, ga je naar het toilet .

13 Een toneelspeler noem je ook wel een acteur . VOCABULAIRE

14 De baas van een bedrijf of van je school is de directeur .


10 Combien ? Hoeveel? Bekijk de foto’s en noteer het aantal. Kijk goed naar het voorbeeld en de Franse
15 Bedankt is merci . paginanummers in dit boek.

a Il y a combien de croissants ? Hoeveel croissants zijn er?


8 Chez toi. Bij jou thuis.
Speur in de keuken of de badkamer naar producten met Franse etiketten en teksten. Maak met je
telefoon een foto van minstens één artikel met een Franse tekst erop. Neem de foto mee naar de
volgende les, gewoon op je telefoon.

un croissant deux croissants trois croissants

b Il y a combien d’oranges ? Hoeveel sinaasappels zijn er?

SORTIE

9 Kijk nog eens naar exercice 6. Welke drie Franse woorden wil je onthouden om te gebruiken als je op
vakantie in Frankrijk bent?

une orange deux oranges trois oranges

12 1 VOCA / BONJOUR, AU ReVOIR ! DOUZe TReIZe INTRODUCTION / C’esT à TOI ! 13


11 Tu sais compter ? Kun je tellen? Je hebt nu al tot drie geteld in het Frans. Luister naar het liedje. 13 Thème 1. Thema 1. Blader door naar de leçons in thema 1 en lees een paar exercices.

a Kijk onder aan de bladzijden van je boek en schrijf de getallen voluit op. a Wat valt je op als je de zinnen leest die zeggen wat je moet doen?

1= un 6= six De instructie staat er eerst in het Frans en dan in het Nederlands,


2 = deux 7 = sept zodat je altijd weet wat er van je verwacht wordt.
3 = trois 8 = huit b Zoek in de opdrachten van thema 1 naar de woorden in het schema. Meestal zijn ze dikgedrukt.
Bedenk of zoek op wat ze betekenen en schrijf de betekenis op. Teken bij elk woord een pictogram.
4 = quatre 9 = neuf

5 = cinq 10 = dix Frans woord Nederlands woord pictogram

b Werk samen met je klasgenoot. Steek een aantal vingers op. Je klasgenoot noemt hardop in het
réponds
antwoord
Frans het aantal vingers. Wissel een paar keer van rol.

c Geef elkaar een compliment. Hoe goed ging het?


lis
lees
Excellent ! regarde
kijk
Très bien !
écoute
luister
Pas mal !
écris
schrijf
RECHERCHER
parle
spreek
12 Recherches. Onderzoek het boek Bravoure.
14 Finale. Afsluiting. Je eerste lessen Frans zitten erop! Wat heb je allemaal onthouden?
a Blader door het boek en zoek het antwoord op de volgende vragen of beschrijvingen. Vul ze in in de
Maak op een groot vel papier een mindmap van wat je nu al weet en kunt. Gebruik kleuren en maak
puzzel. De eerste of laatste letter van ieder woord is gegeven. De letters in de gele vakjes vormen
kleine tekeningetjes als geheugensteuntje. Maak vier groepjes:
samen nog een Frans woord dat je inmiddels al kent.
1 Ga naar de les Voca in thema 1. Wat is het eerste woord dat je leert in de Top 20? • Franse woorden in het Nederlands
2 Hoe heet het onderdeel waar je mee ‘vertrekt’ in het thema? • groeten en voorstellen
3 Elk thema sluit je af met een eindopdracht. Dit onderdeel heet … • het boek Bravoure
4 In welke leçon leer je belangrijke nieuwe woorden kennen? • getallen
5 Als je gek bent op filmpjes, zou dit je favoriete onderdeel kunnen worden.
6 Op twee momenten in het thema kijk je goed rond: je komt erachter wat je al weet en waar je nog
aan moet werken.
7 Hoe heten de pagina’s aan het eind van het thema waar je de belangrijke woorden en uitleg vindt?
8 Dit Franse woord gebruiken we voor ‘thema’.

b Het verticale woord is: bravoure .


c Wat denk je dat het betekent? Dapperheid, lef.

d Waarom zou dit boek zo heten?

Het is best spannend om Frans te spreken en je hebt wat lef nodig om


het te doen.
14 2 FICHe X / TRÈs BIeN ! QUATORZe QUINZe INTRODUCTION / C’esT à TOI ! 15
THÈME 1 Wat je leert in dit thema:
• Je kunt iemand begroeten en met elkaar
kennismaken.
• Je kunt iets over jezelf vertellen.
• Je kunt iemand een compliment geven.

KEUZE • Franse specialiteiten en vakantiegebieden


• Woorden leren op een andere manier

Je maakt een affiche, laat je eigen talent zien


of je gaat een uitdaging aan.

DÉPART 18

1 VOCA VOCABULAIRE 20

2 MAGAZINE LIRE 26

Point de vue 1 35

3 STUDIO REGARDER | ÉCOUTER 36

4 PAROLES PARLER 42

Point de vue 2 45

KEUZE CULTURE RECHERCHER 46

KEUZE FICHE X 50

FINALE 51

PAGES PANORAMA 52

EN LIGNE (ONLINE)
• Keuzelezen in de Kiosque
• Grammaticatrainer
• Woordtrainer
• Alle opdrachten uit het boek
• Alle video’s en luisterfragmenten bij de
opdrachten

« C’est simple 
comme bonjour ! »
16 THÈME 1 / C’EsT Moi ! 17
2 Mini-quiz. Lis les questions et regarde la vidéo Pokémon Gnakry. Puis réponds aux questions. Lees de
DÉPART PARLONS ! vragen van de miniquiz. Bekijk de video van Pokémon Gnakry en doe daarna de quiz.
... Le cadeau !
UN INCROYABLE a Waar
{ A
speelt deze video zich af?
in Afrika
e Wat is de reactie van de jury op hun optreden?
Er zijn meerdere antwoorden mogelijk.

TALENT ! { B
{ C
in Frankrijk
in Zwitserland
Le jury est ...
… A très positif
… B très négatif
b Uit hoeveel leden bestaat de jury?
… C très enthousiaste
{ A deux
… D neutre
{ B trois
Wat je doet
{ C quatre f De jury bestaat uit:
• Je maakt kennis met het danstalent van de
{ A un homme et deux femmes
groep Pokémon Gnakry. c Uit welk seizoen is dit een fragment?
{ B une femme et deux hommes
{ A saison un
{ C deux femmes et deux hommes
{ B saison deux
{ C saison trois
1 Réponds aux questions. Beantwoord de vragen. Je mag je telefoon of een ander device gebruiken om
iets op te zoeken. d Uit hoeveel dansers bestaat de groep?
{ A cinq danseurs
a Naar welke talentenshows kijk jij graag en waarom?
{ B six danseurs
Eigen antwoord. { C sept danseurs

3 Regarde la fin de la vidéo encore une fois. Bekijk het eind van de video nog een keer. Net zoals in
b In Nederland hebben we Holland’s Got Talent. Hoe heet dit programma in Frankrijk, België en Afrika? Nederland kun je vaak meedoen aan een quizvraag.
Verbind het land met het programma.
a Wat kun je winnen als je deelneemt aan de quiz?

Je kunt dan 10.000.000 CFA-frank winnen. Dat is omgerekend iets


A En France 1 Belgium’s Got Talent
meer dan € 15.000,-.
B En Belgique 2 L’Afrique a un incroyable talent

C En Afrique 3 La France a un incroyable talent


b Verbind de vier Franstalige landen uit Afrika met de telefoonnummers die je hoort.

A Cameroun 1 talent au 300

B Côte d’Ivoire 2 #203*71#

C Mali 3 #303*71#

D Burkina Faso

c Luister goed: wat is het Franse woord voor #?


{ A astérisque
{ B dièse
{ C tiret

SORTIE

4 Voor welk soort talent heb jij de meeste bewondering? Voor sporters, zangers, dansers of voor heel
andere talenten? Noem een voorbeeld.

18 DÉPART / UN iNCRoYABLE TALENT ! DiX-HUiT DiX-NEUF THÈME 1 / C’EsT Moi ! 19


1 VOCA SALUT, ÇA VA ?
VOCABULAIRE
Les chiffres

un deux trois quatre cinq six sept huit neuf dix

onze douze treize quatorze quinze seize dix-sept dix-huit dix-neuf vingt

PARLONS !

... de tes talents.


5 Une bannière. Welke woorden schreef een verwarde fan op dit spandoek? Herken je de woorden?
Noteer ze en schrijf de betekenis ernaast.

salut hoi
monsieur meneer
Wat je leert
merci bedankt
• Je kent de woorden om iemand te begroeten. ça va bien het gaat goed
• Je stelt jezelf voor.
• Je kunt je naam spellen en zo het Franse alfabet gebruiken.
oui ja
6 Déchiffre les mots. Ontcijfer de woorden en noteer ze.
Schrijf de betekenis ernaast. A = 1, B = 2, C = 3 enzovoort.

a 13 – 15 – 14 – 19 – 9 – 5 – 21 – 18 monsieur meneer
bonjour salut ça va ? très bien ça va
b 2 – 15 – 14 – 10 – 15 – 21 – 18 bonjour hallo
c 5 – 24 – 3 – 21 – 19 – 5 – 26 13 – 15 – 9 excusez-moi sorry / pardon
7 Les accents ? Accenten, wat zijn dat? Voorbeeld: très.

Lees de woorden van de Top 20 en noteer alle woorden met een bijzonder teken erop of eraan.
au revoir merci bonsoir s'il vous plaît voilà !
très ça va voilà
le prénom le garçon s’il vous plaît
8 Forme des couples. Welke woorden of woordgroepen horen bij elkaar? Schrijf de woordparen op.

bonjour au revoir
excusez-moi le garçon la fille la dame le monsieur bonjour
voilà !
le prénom
l’homme
le prénom le nom
s'il vous plaît non
oui non
au revoir le nom
le garçon la fille
le garçon la femme
la fille oui la femme l’homme
voilà ! s’il vous plaît
l’homme (m) la femme le prénom le nom (de famille) oui / non
9 Remplis les chiffres. Maak de reeks compleet. Noteer steeds één getal op de schrijflijn.

a zéro – deux – quatre – six – huit – dix


b dix – huit – six – quatre – deux – zéro

Oefen met de woorden uit deze les in de online woordtrainer.

20 1 VoCA / sALUT, ÇA VA ? ViNGT ViNGT ET UN THÈME 1 / C’EsT Moi ! 21


VOCABULAIRE 13 Regarde encore une fois la vidéo Bonjour ! Bekijk de video nog eens.

a Wie wordt ook wel Éno genoemd?


10 Lis les phrases et choisis le mot. Lees de zinnen en kies wat het beste in de zin past. Deze woorden zijn
handig om alvast te kennen, want ze komen ook voor in de video die je straks gaat bekijken. Énora
a Salut / Bonjour, monsieur Renault ! b Wat is het Franse woord voor bijnaam?
le nom / le prénom / le patron / le surnom
b Voilà Alexandre. C’est le nouveau garçon / fille.
c Combineer de namen die bij elkaar horen. Schrijf daarna de Franse woorden voor voornaam en
c Elle s’appelle Chloé Édouard. Son prénom / nom de famille, c’est Chloé.
bijnaam boven de juiste kolom.
d Son surnom / nom de famille ? C’est Cloclo !

e Alexandre et Chloé sont à l’école / au supermarché. C’est au collège Saint-Coeur. prénom surnom
A Gaspard 1 L’excité
11 On dit quoi quand ? Wanneer gebruik je onderstaande Franse woorden?
B Anne-Claire 2 Alex
a Lees de woorden en schrijf ze in de juiste kolom.
au revoir – bonjour – ça va – je m’appelle – merci – moi, c’est – salut – s’il vous plaît – très bien C Rémi 3 AC-DC2

D Alexandra 4 Gaspacho
begroeten afscheid nemen vragen en bedanken voorstellen als je om iets
antwoorden vraagt
hoe het gaat ÉCOUTER | PARLER

bonjour – au revoir – ça va – merci je m’appelle – s’il vous


14 L’alphabet – Het alfabet. In de video Bonjour ! spelt Louis zijn naam. Kijk nog even hoe hij dat doet.
salut salut très bien moi, c’est plaît (0.43 – 0.46)
Het is handig als je het Franse alfabet kent. Veel Franse namen zijn niet zo makkelijk te verstaan, en
sommige letters klinken in het Frans anders dan in het Nederlands.
b Volwassenen geven elkaar soms een hand als ze elkaar begroeten. Wat doe jij als je een klasgenoot
tegenkomt? Weet je wat Franse jongeren doen? a Luister naar de video L’alphabet en français: welke letters klinken anders dan in het Nederlands?
Markeer de letters in de tabel.
Ook een hand geven, of een boks, of gewoon een zwaai. Fransen: die
zoenen veel, soms wel vier keer en ze geven elkaar een hand.
A B C D E F G H I J K L M

REGARDER | ÉCOUTER N O P Q R S T U V W X Y Z

12 Regarde la vidéo Bonjour ! et réponds aux questions. Bekijk de video Bonjour ! en beantwoord de
vragen. b Luister nog eens en probeer nu voor jezelf op te schrijven hoe die letters uitgesproken worden.
Tip: lees altijd eerst de vragen voordat je een video bekijkt.

a Waar speelt dit zich af? Kies de juiste antwoorden.


c Kun je je eigen naam spellen? En die van je klasgenoten? Oefen het met elkaar.
… A au collège Massillon
… B à l’école
15 « Bonjour, salut, coucou. » Choisis. Tegen wie zeg je wat? Zet een kruisje bij de juiste begroeting van een
… C dans un parc
persoon. Er zijn meerdere mogelijkheden.
… D en France

b De meeste jongeren zeggen Salut of Bonjour, maar één meisje begint op een andere manier. Wat zegt zij? bonjour bonsoir salut coucou

Coucou à ma copine x x x x LE SAVIEZ-VOUS ?


c Wat zou dit betekenen in het Nederlands? à mon copain x x x x In Frankrijk begroeten
mannen en vrouwen
en
vrouwen onderling elk
Hé, hoi, hi, ... à mon professeur x x op de wang. Het aantal
aar vaak met enkele zoe
verschilt per regio: van
nen
zoenen in Lille tot vie tw ee
r in het zuiden! Een zoe
d Wat zeggen de jongeren tegen elkaar / tegen jou als kijker? En wat zeggen ze tegen de lerares? à ma mère x x x het Frans une bise of un
bisou.
n is in

Les jeunes :Salut, coucou, bonjour à ma tante x x


Onder een appje schrijv
en Fransen vaak bise(s)
of
bisou(s).
La professeur : Bonjour
à un monsieur x x

22 1 VoCA / sALUT, ÇA VA ? ViNGT-DEUX ViNGT-TRois THÈME 1 / C’EsT Moi ! 23


PARLER
PAGE FLEX
Maak de Bravo- en/of de Bravoure-opdracht. Een Bravo-opdracht is een extra opdracht bij een (lastig)
onderwerp, een Bravoure-opdracht is wat moeilijker.
Kies uit de volgende opdrachten om extra te oefenen met wat je in deze leçon of eerder geleerd hebt.

16 Présente-toi. Lees het voorbeeld van Rémi die zichzelf voorstelt.


A RAPPEL
Écoute et répète. Luister en herhaal.

a Luister naar fragment 1. Je hoort de letters van het alfabet. Zeg ze na in het Frans.
Salut ! Je m’appelle Rémi. Mon surnom, c’est L’excité !
Je suis au collège Massillon à Clermont-Ferrand. b Luister naar fragment 2. Er worden drie namen gespeld. Zeg elke letter na en schrijf de namen op.

c Controleer met fragment 3 of je de juiste naam opgeschreven hebt.

B EXTRA
1 Écoute les jeunes. Luister in de online leeromgeving naar het gesprek van de jongeren en lees mee.

a Werk samen met twee of drie klasgenoten.


a Stel jezelf op dezelfde manier voor aan je klasgenoot. Vervang de dikgedrukte woorden door jouw
• Verdeel de rollen. Speel het gesprek na.
eigen gegevens en bedenk een bijnaam voor jezelf.
• Vervang na een paar keer oefenen de namen door jullie eigen namen.
b Geef je klasgenoot een compliment in het Frans als hij of zij zich heeft voorgesteld. Noteer alvast drie • Probeer ten slotte of je het gesprek uit je hoofd kunt naspelen.
complimenten.
Salut !
Excellent, très bien, pas mal, bravo ! super ! Lisa Bonjour ! Ça va ?
Thomas Très bien, merci. Comment tu t’appelles ?
17 Il s’appelle comment ? Als je jezelf kunt voorstellen, dan kun je ook iemand anders voorstellen. Stel je Romain Salut ! Je m’appelle Romain. Ça va, Lisa ?
klasgenoot voor. Oefen samen en geef elkaar een Frans compliment. Gebruik de gegeven woorden en Lisa Ça va bien, merci. Je suis Lisa. Et toi ?
zinnen. Thomas Moi, je suis Thomas. Comment ça va ?
Romain Très bien aussi, merci.
Lisa Salut, Thomas !
Thomas Salut, Lisa !
Romain Ah, voilà ma prof de français ! Bonjour, madame !
La prof Bonjour Romain ! Ça va ?
Romain Ça va bien, merci ! Voilà Lisa et Thomas.
Thomas Enchanté, madame !

2 Ça veut dire quoi ? Wat betekenen de woorden / woordgroepjes uit het gesprek?

Il s’appelle … Elle s’appelle … a Vertaal de zinnen.


Il est au collège … Elle est au collège …
Son surnom, c’est : … Son surnom, c’est …
1 Moi, je suis ... Ik ben (met nadruk op ‘ik’)
2 Et toi ? En jij ?
SORTIE 3 Je m’appelle ... Ik heet
4 Ça va bien. Het gaat goed.
18 C’est un compliment ! Welk compliment heb je gekregen van je klasgenoten? Schrijf het hieronder op in
het Frans.
5 Enchanté(e). Aangenaam (kennis te maken)
b Hoe vraag je aan iemand hoe die heet? En hoe het gaat?

Comment tu t’appelles ?
Comment ça va ?

C Oefen met de woorden uit deze les in de online woordtrainer of gebruik de Pages panorama (blz 52).

D Maak de Bravo- of Bravoure-opdracht in de online leeromgeving.

24 1 VoCA / sALUT, ÇA VA ? ViNGT-QUATRE ViNGT-CiNQ THÈME 1 / C’EsT Moi ! 25


2 MAGAZINE TOUT LE MONDE A DU TALENT
LIRE
21 Choisis la bonne traduction. Kies de juiste betekenis van het dikgedrukte woord. Deze woorden kom je
tegen als je de tekst Tout le monde a du talent gaat lezen. Gebruik eventueel de Pages panorama op
bladzijde 53.

a L’acrobate habite au Canada. (heet / woont)


Il est Canadien. (is / woont)
PARLONS !
Il parle français. (praat / woont)
... de ta classe. b Voici Duc, le chien ‘footballeur’. (Dit is / Hij heet)
Le chien aime beaucoup les ballons de foot. (speelt veel / houdt veel van)
L’homme et le chien sont toujours ensemble. (samen sportief / altijd samen)

c C’est une femme avec une guitare. (Het is / Zij heet)


Elle aime jouer de la guitare. (woont / houdt van)
Elle chante toujours avec sa guitare. (houdt van / altijd)

Wat je leert LIRE


• Je leest teksten waarin jongeren zich voorstellen en over zichzelf vertellen.
• Je begrijpt vragen over je naam, je leeftijd, je talent en je woonplaats. 22 Regarde texte 1, Tout le monde a du talent à la page 28. Bekijk tekst 1 op bladzijde 28. Je leest de
• Je vertelt wie je bent, waar je bent, wie anderen zijn en waar ze zijn. Je gebruikt dan het werkwoord être. tekst nog niet! Kijk naar de foto’s, de wereldkaart en de dikgedrukte blauwe woorden.
(grammaire)
a Wat voor soort tekst is dit?
een interview / een serie portretten / een verslag

VOCABULAIRE b Hoeveel jongeren komen niet uit Frankrijk?

Drie jongeren komen niet uit Frankrijk.


19 Écoute le spectacle de talents. Luister naar een fragment van een talentenjacht en geef aan welke
c Wat is er hetzelfde aan deze jongeren?
begroetingen je hoort.

… A Bonjour les enfants ! … D Salut !


Ze hebben een talent / ze doen mee aan een talentenshow.
… B Bonsoir toutes et tous ! … E Ça va ? d Wat zou tout le monde a du talent betekenen?
… C Soyez les bienvenues ! … F Comment tu t’appelles ?
Iedereen heeft talent.
20 Quel est son talent ? Wat is zijn of haar talent? Lees de zinnen 1 tot en met 3 en schrijf ze bij de juiste e Lees de inleiding. Er worden vier namen genoemd: L’Afrique a un incroyable talent, Révolution, Top Chef.
foto. Schrijf daarna onder elke zin de betekenis. Wat zijn dit?
Deze woorden komen uit de tekst die je straks gaat lezen.
Talentenshows op tv.
1 La femme joue de la guitare et elle chante.
2 L’homme joue au football avec le chien. 23 Écoute et lis texte 1. Luister en lees mee met tekst 1.
3 Le garçon est souple et sportif : il est acrobate.
a Souligne. Onderstreep of markeer in de tekst op bladzijde 28 bij elke jongere:
1 le nom 2 l’âge 3 la ville 4 la nationalité

b Coche. Kruis in de tabel aan welke woorden je (her)kent en schrijf de betekenis erachter.

Frans woord ken ik lijkt op woord uit andere taal betekenis


télévision
televisie
talent
talent
3 Le garçon est souple 2 L’homme joue au 1 La femme joue de la
Afrique
Afrika
et sportif : il est acrobate. football avec le chien. guitare et elle chante.
sélection
selectie
De jongen is lenig/soepel De man voetbalt met de De vrouw speelt gitaar en enfants
kinderen
en sportief: hij is acrobaat. hond. zij zingt. parle
praat / spreekt
habite
woont
âge
leeftijd
26 2 MAGAZiNE / ToUT LE MoNDE A DU TALENT ViNGT-siX ViNGT-sEPT THÈME 1 / C’EsT Moi ! 27
TEXTE 1 TEXTE 2
Bonjour les enfants, salut les garçons ! Coucou les filles !

Emma Greset et son chien Joy


Tout le monde a du talent ! Regarde les programmes de télévision :
L’Afrique a un incroyable talent, Révolution, Top Chef ... Voici cinq
talents : quatre enfants et un chien !
Bravoure présente Chléa, Mohammed, Emma, Joy et Nathan !

« La danse, c’est « Joy et le football …


Emma et Joy, ils sont finalistes de La France a un Et c’est comment pour Joy ?
fantastique ! » génial ! »
incroyable talent. Joy est un chien très talentueux et C’est cool ! Joy adore danser. C’est un chien avec du
Prénom : Chléa. Prénom : Emma spécial. Voici l’interview avec Emma. talent et il s’amuse beaucoup. Nous sommes toujours
Talent : la danse Talent : la danse avec un chien ensemble. Joy est spécial pour moi.
Bonjour. Comment tu t’appelles ?
Voici Chléa Giguère. Elle a quinze ans. Elle habite à Cette fille s’appelle Emma Greset, son chien
Je suis Emma. J’ai seize ans. Mon chien s’appelle Tu es sportive ? Tu fais du sport ?
Montréal. Elle est Canadienne et elle parle français. s’appelle Joy. Ils sont toujours ensemble. Elle habite
Joy. Oui, je joue au foot. Mon club, c’est FC Beaune.
Elle fait de la danse à l’École Supérieure de Ballet du à Saint-Marcel. Emma est Française, elle joue au
Québec. Elle a commencé à danser à l’âge de trois football, elle a seize ans. Tu es finaliste de La France a un incroyable talent. Merci, Emma et Joy. Vous êtes fantastiques !
ans. Tu es Française ? Bonne chance pour la finale !
Oui, je suis Française. Il y a beaucoup d’autres Merci bien et au revoir.
« La présence de Joy a nationalités dans le programme. Il y a une fille du
changé ma vie. » Canada. Elle parle français avec un accent anglais.

Tu habites où ?
J’habite à Saint-Marcel. AIDE
Tu es à la télévision. C’est comment ? il y a er is, er zijn
« La danse, c’est C’est super ! Tout le monde me dit ‘bonjour’. anglais Engels
une façon de parler. » adore (adorer) is dol op (dol zijn op)
bonne chance veel succes
« Jouer du piano
« Être acrobate, et chanter …
TEXTE 3
c’est formidable ! »  super ! »
Prénom : Mohammed Prénom : Nathan BIENVENUE SUR LE SITE
Talent : l’acrobatie
Ce garçon s’appelle Mohammed Sylla. Il a dix-huit
Talent : la musique
Nathan Laface est un garçon de quatorze ans. Il
OFFICIEL DE KIDS UNITED
ans. Il habite à Conakry, en Guinée en Afrique. Il est habite à Neuchâtel, en Suisse. Il est Suisse et il NOUVELLE GÉNÉRATION !
Guinéen et il parle français. Il est acrobate. Il est parle français. Il aime jouer du piano. Son talent ?
élastique comme du chewing-gum. Il est très sportif. Il Chanter ! Nathan chante pour Kids United. Ilyana (15), Gloria (13), Valentina (11), Nathan (14)
fait aussi du sport : il joue au basket. et Dylan (16) sont un groupe de cinq chanteurs :
Kids United Nouvelle Génération. Ils chantent des
chansons sur la paix et l’espoir.
AIDE
Elle a commencé à danser ze begon met dansen un chien een hond
l’âge (m) de leeftijd la Suisse Zwitserland
comme du chewing-gum als kauwgum

28 2 MAGAZiNE / ToUT LE MoNDE A DU TALENT ViNGT-HUiT ViNGT-NEUF THÈME 1 / C’EsT Moi ! 29


GRAMMAIRE 28 Lis les questions dans texte 2, l’interview avec Emma. Mets dans le bon ordre. Lees de vragen in tekst
2, het interview met Emma. Hieronder vind je de vragen in het Nederlands. Zet ze in de juiste volgorde.
24 Encercle: il et elle. Omcirkel in tekst 1 op bladzijde 28 elle met rood en il met blauw. Wat valt je op? Vul in.
a Nummer de vragen van 1 – 6.

• Il wordt gebruikt in de teksten over de jongens.


• Elle wordt gebruikt in de teksten over de meisjes.

Il danse =Hij danst.


Elle danse = Zij danst.

25 Choisis. Kies il of elle.


LE SAVIEZ-VOUS ?
a Chléa, il / elle aime danser.
Frans en Engels lijken
heel verschillend, ma
b Mohammed, il / elle est acrobate. kan jouw kennis van ar toch
het Engels je helpen om
woorden te begrijpen. Franse
c Emma, il / elle adore son chien. Neem bijvoorbeeld het
‘changer’. Denk aan ‘to Fra nse
change’ in het Engels!
d Nathan, il / elle a quatorze ans.

26 Écris. Schrijf op hoe oud de jongeren in tekst 1 zijn. Noteer de leeftijd eerst in woorden en daarna met
een getal.

a Chléa a quinze ans .(15 jaar)


b Pour discuter. Om te bespreken:
b Mohammed a dix-huit ans .( 18 jaar) Kun jij deze vragen al stellen in het Frans?

c Emma a seize ans .( 16 jaar) 29 Écoute et lis texte 2, l’interview Emma Greset et son chien Joy à la page 29. Luister naar tekst 2 op
bladzijde 29 en lees mee.

LIRE a Zijn de zinnen waar (vrai) of niet waar (faux)?

vrai faux
27 Regarde texte 2, Emma Greset et son chien Joy à la page 29. Bekijk tekst 2 op bladzijde 29 en maak de 1 Emma doet mee aan een talentenshow. ○ ○
opdrachten. Je leest de tekst nog niet!
2 Er doen alleen Fransen mee aan het programma. ○ ○
a Regarde le texte. Wat voor soort tekst is dit?
3 Emma vindt het leuk om op tv te zijn. ○ ○
een interview / een portret / een roman
4 Joy is dol op zingen. ○ ○
b Wat kun jij al vragen aan Emma? Verbind de vraag met het juiste antwoord.
5 De interviewer vindt Emma en Joy fantastisch. ○ ○
A Tu as quel âge ? 1 Je m’appelle Emma. 6 De interviewer wenst ze succes voor de finale. ○ ○
B Tu es Française ? 2 J’ai seize ans.

C Tu habites où ? 3 J’habite à Saint-Marcel en France. b Et encore ... ? Wat kom je nog meer te weten over Joy en Emma? Noteer minimaal drie dingen in het
Frans.
D Quel est ton talent ? 4 Oui, je suis Française.

E Comment tu t’appelles ? 5 Je danse avec mon chien et je joue au football.


Joy adore danser. Emma et Joy sont toujours ensemble.
Joy est spécial pour Emma. Joy a du talent.
Le club d’Emma, c’est FC Beaune.

30 2 MAGAZiNE / ToUT LE MoNDE A DU TALENT TRENTE TRENTE ET UN THÈME 1 / C’EsT Moi ! 31


GRAMMAIRE LIRE

30 Tu es ...? Jij bent ...? Het werkwoord zijn (= être) wordt heel vaak gebruikt. Zo ook in het interview met 32 Regarde la photo de Kids United à la page 29 et lis texte 3. Bekijk de foto van Kids United op bladzijde
Emma: 29 en lees tekst 3.

Tu es Française ? Jij bent Frans? a Wat voor soort tekst is dit?


Oui, je suis Française. Ja, ik ben Frans. een interview / een webtekst / een verslag
Bekijk het rijtje van het werkwoord être, luister naar de uitspraak en oefen die.
b Wat is Kids United, denk je?
être zijn
Een zanggroep / een soort Kinderen voor kinderen.
je suis ik ben c Uit hoeveel personen bestaat de groep?
tu es jij bent 5
il est / elle est / on est / c’est hij is / zij is / men is (wij zijn) / het is d Hoe weet je dat?

nous sommes wij zijn Dat zie je op het plaatje, maar het staat ook in de tekst.
e Wat zou le site officiel betekenen?
vous êtes jullie zijn / u bent
De officiële website.
ils sont / elles sont zij zijn (m/v)
33 Parle de Kids United. Vertel in het Frans wat je weet over de jongeren van Kids United (jongen/meisje,
naam, leeftijd). Werk samen met een klasgenoot en vertel om de beurt over een van hen.
31 Cherche. Zoek in tekst 2 op bladzijde 29.

a Welke vormen van het werkwoord être vind je? Onderstreep ze in de tekst. Vertaal daarna de zinnen. SORTIE

1 Je suis Emma. Ik ben Emma 34 Écris sur la bannière. Schrijf op het spandoek een aanmoediging voor Emma en Joy. Maak de zinnen af
2 Tu es Française ? Ben jij / Jij bent Française? met een van de volgende woorden, of verzin zelf iets.
cool – formidables – fantastiques – incroyables – talentueux – spéciales
3 C’est un chien. Het is een hond. Emma et Joy, vous êtes ...
4 Nous sommes toujours ensemble. Wij zijn altijd samen. Emma et Joy sont ...

5 Vous êtes fantastiques ! Jullie zijn fantastisch!


6 Ils sont finalistes. Zij zijn finalisten.
b Vul in het schema onder exercice 30 de Nederlandse betekenissen in van het werkwoord être.

Ga naar de online leeromgeving om extra te oefenen met het werkwoord être in de grammaticatrainer.

32 2 MAGAZiNE / ToUT LE MoNDE A DU TALENT TRENTE-DEUX TRENTE-TRois THÈME 1 / C’EsT Moi ! 33


PAGE FLEX POINT DE VUE 1
Kies uit de volgende opdrachten om extra te oefenen met wat je in deze leçon of eerder geleerd hebt.

A RAPPEL
Grammaire. Complète. Grammatica. Vul het gesprekje aan. Gebruik il of elle en de juiste vorm van het
ÉVALUATION
werkwoord être. 1 Laat zien wat je allemaal geleerd hebt. Bereid je voor:
• Oefen en leer nog een keer de woorden, de expressions en de grammatica van leçon 1 en 2.
Bravoure présente Valentina.
• Gebruik hiervoor de Pages panorama en de online woordtrainer en grammaticatrainer.
Elle a 11 ans. Valentinaest une fille. 2 Maak online de Test jezelf en ontdek waar je staat. C’est à toi !
3 Heb je de Test jezelf gemaakt? Vul dan nu het schema ‘Dit kan ik’ in. Zet in elke rij één vinkje.
« Valentina, tu es française ? » « Oui, je suis française ! »

Dit kan ik
Et Bravoure présente aussi Dylan.

Il a 16 ans. Dylan est un garçon.


□ Ik kan begrijpen welk woord er in
het Frans gespeld wordt.
□ Ik kan het alfabet opzeggen en
kan woorden spellen in het Frans.
□ Ik kan gemakkelijk woorden
spellen en begrijp welk woord er
« Dylan, tu aimes le groupe Kids United ? » « Oui, ils sont très cool ! » gespeld wordt.

□ Ik kan eenvoudige vragen □ Ik kan veel informatie uit een □ Ik begrijp een tekst en snap
B EXTRA beantwoorden over een tekst. tekst begrijpen. meestal ook nog wat details.
Réponds aux questions. Kies een van de jongeren uit tekst 1 op bladzijde 28 en geef in het Frans
antwoord op de vragen. Maak zinnen. De antwoorden vind je in de tekst. □ Ik ken het rijtje van het werkwoord □ Ik ken het werkwoord être (= zijn). □ Ik kan het werkwoord être
être bijna helemaal. gebruiken in zinnen.
Comment il / elle s’appelle ?
Elle s’appelle Chléa / Emma.
Il s’appelle Mohammed / Nathan.
C’est un garçon ou une fille ?
C’est une fille / un garçon. KIOSQUE
Kies je eigen leeskaart bij je docent of in de online
leeromgeving van Bravoure. Je vindt er vast een die
Il / Elle a quel âge ?
Elle a 15 ans / 16 ans. Il a 18 ans / 14 ans. past bij wat jij leuk vindt. Bij elke leeskaart horen
Il / Elle habite où ?
Elle habite à Montréal. / Saint-Marcel. een paar opdrachten. Kies zoveel kaarten als je zelf
wilt!
Il habite à Conackry. / Neuchâtel. Schrijf op welke kaart(en) je gemaakt hebt.

C Maak de Bravo- of de Bravoure-opdracht.

D Oefen met de woordtrainer en de grammaticatrainer.

E Maak de DELF-opdracht.

34 2 MAGAZiNE / ToUT LE MoNDE A DU TALENT TRENTE-QUATRE TRENTE-CiNQ THÈME 1 / C’EsT Moi ! 35


3 STUDIO
REGARDER | ÉCOUTER
UN CONCOURS DE TALENTS
REGARDER | ÉCOUTER

36 Lis les phrases et choisis le mot correct. Lees de zinnen en kies het woord dat past. Schrijf op wat de
gekozen woorden betekenen.

PARLONS ! a Bonsoir / Au revoir madame, monsieur. Comment ça va ? goedenavond


Ça va ? b J’ai une question / un talent : tu aimes danser ? een vraag
c Comment / Toujours tu t’appelles ? – Je m’appelle Mila. hoe
d Ma d’accord / chanson préférée, c’est Jour 1 de Louane. liedje
e Il s’appelle comment, le prénom / l’ami de Timéo ? de vriend
Wat je leert f C’est qui / oui ? – C’est la présentatrice Lucie. wie
• Je begrijpt een video waarin jongeren zich voorstellen.
• Je begrijpt het commentaar dat een jury geeft na een optreden. 37 Un concours de talents. Een talentenjacht. Wat denk je dat er gebeurt in een video met de titel Un
• Je kunt een klasgenoot voorstellen. concours de talents?

Eigen antwoord, bijvoorbeeld: een talentenshow waar kandidaten het tegen


VOCABULAIRE elkaar opnemen.
35 Regarde les photos en lis les phrases. Bekijk de foto’s en lees de zinnen. Noteer achter elke zin de
letter van de foto die erbij past. Kies daarna de juiste betekenis van de dikgedrukte woorden.
38 Lis les phrases et regarde la vidéo Un concours de talents. Lees de zinnen, bekijk de video en geef aan
of de zinnen vrai (waar) of faux (niet waar) zijn.

vrai faux

1 La présentatrice s’appelle Louise. ○ ○


2 La fille, Mila, est un peu nerveuse. ○ ○
3 Nathan travaille dans la musique. ○ ○
4 Lucie adore danser sur le rap. ○ ○
5 Timéo gagne le concours. ○ ○
6 Mila adore Timéo. ○ ○

39 Regarde la vidéo encore une fois. Bekijk de video nog een keer en schrijf in het schema zoveel mogelijk
dingen op die je weet over de deelnemers en het jurylid.
A B C
Mila Timéo Nathan

1 La fille chante une chanson. C dansje / liedje komt uit Nice komt uit Parijs komt uit Lille,
2 Le garçon adore danser. B is dol op / heeft een hekel aan houdt van zingen en houdt van dansen Noord-Frankrijk
3 Il aime le rap. A of B heeft een hekel aan / houdt van kan het goed is met ouders en beste werkt in de muziek
4 Le garçon a une question. A of B een prijs / een vraag is nerveus voor de vriend houdt van dansen
wedstrijd is 16 jaar (op rap)
5 Il travaille dans la musique. A of B houdt van / werkt
zingt lied van haar wint de wedsrijd houdt van rap
6 Elle a gagné le concours. C heeft gewonnen / heeft verloren
idool, Louane is 20 jaar
7 Félicitations ! C gefeliciteerd / hoera
is 16 jaar
8 Ha, ha ! Il est drôle. B belangrijk / grappig

36 3 sTUDio / UN CoNCoURs DE TALENTs TRENTE-siX TRENTE-sEPT THÈME 1 / C’EsT Moi ! 37


40 La réaction du jury. Wat is de reactie van de jury op de twee deelnemers? Noteer ook een paar Franse 43 Cherche l’intrus. Welk woord hoort er niet bij?
woorden.
a Je hebt al verschillende lidwoorden gezien. Dat zijn woorden die voor een zelfstandig naamwoord
kunnen staan. Kijk voor meer informatie in de Begrippenlijst grammatica achter in je boek.
Hij is heel enthousiast: Waouh, bravo bravo ! C’était vraiment excellent.
b Lees de lidwoorden en kies welke er niet bij hoort.
Tu chantes très bien, c’est génial ! Timéo, il est très drôle quand il danse. 1 le chien – la fille – le talent – le garçon
2 l’ami – l’amie – l’enfant – le professeur
GRAMMAIRE 3 les enfants – les noms – le prénom – les professeurs
4 un ami – une amie – un garçon – la professeur

41 Qui est-ce ? Wie is dat? c Pour discuter. Om te bespreken:


Welk lidwoord hoort er niet bij en waarom? Kennen jullie ook de betekenis van de lidwoorden?
a Lees de zinnen samen met een klasgenoot en beantwoord daarna de vragen.
1 Voilà monsieur Darnaux, il est le directeur du camping.
Le garçon, un garçon ▶ lidwoorden
2 Voilà Bruno, il habite à Lyon.
3 Voilà Amira, elle habite à Nice. Franse zelfstandige naamwoorden zijn mannelijk (le) of vrouwelijk (la).
4 Voilà les garçons, ils sont en vacances au camping.
5 Voilà les filles, elles sont en vacances en France. le la l’
le garçon de jongen la femme de vrouw l’ami de vriend
b Pour discuter. Om te bespreken: le sport de sport la baguette het stokbrood l’hôtel het hotel
• Waarom staat in zin 1 en 2 il en in zin 3 elle? le talent het talent la chanson het liedje l’école de school
• Wat betekenen ils sont en elles sont in zin 4 en 5?
• Kun je uitleggen wat het verschil is én wat de overeenkomst is tussen ils sont en elles sont?
Attention ! Als een zelfstandig naamwoord begint met een klinker of een stomme h, dan gebruik je in
plaats van le of la het lidwoord l’.
Il danse et elle chante ▶ Persoonlijke voornaamwoorden

Il en elle voor personen Als een zelfstandig naamwoord in het meervoud staat, dan vervang je le, la of l’ door les. Het zelfstandig
Voor een jongen of een man gebruik je het persoonlijk voornaamwoord il. naamwoord krijgt in het meervoud een -s.
Voor een meisje of vrouw gebruik je het persoonlijk voornaamwoord elle.
les + ...s
Voici mon ami. Il s’appelle Dris. Hij heet Dris. le garçon de jongen les garçons de jongens
Voici mon amie. Elle s’appelle Coralie. Zij heet Coralie. l’enfant het kind les enfants de kinderen
Voici mes amis Dris et Coralie. Ils sont au camping. Zij zijn op de camping. la femme de vrouw les femmes de vrouwen
Voici mes copines Cora et Mimi. Elles sont à la terrasse. Zij zijn op het terras.
Attention ! De woorden le, la, l’ en les betekenen dus de of het.
Attention 1 Als er zowel jongens als meisjes zijn, dan
gebruik je ils. Elles gebruik je als het alleen
om meisjes gaat. LE SAVIEZ-VOUS ? un
un garçon een jongen
une
une fille een meisje
Attention 2 Deze regels gelden ook voor dieren. un ami een vriend une amie een vriendin
Als genderneutrale var
iant van il en elle kun un soir een avond une chanson een liedje
gebruiken, en als meerv je iel
oudsvorm iels. Je spreek
uit als i-jel. t het
De woorden un of une betekenen dus een.
42 Combine. Maak goede combinaties.

a Welke zinnen horen bij elkaar? Trek een lijn.


44 Écoute. Luister naar de woorden en kies of je un of une hoort. Schrijf daarna het woord nog eens op,
A Monsieur et madame Mesu sont en vacances 1 Il aime danser avec Emma. maar nu met le, la, of l’.

B Éveline aime la musique. 2 Ils sont au camping.


a un / une ballon le ballon
C Le chien aime la danse. 3 Il joue du piano.
LE SAVIEZ-VOUS ?
D Les amies sont en France. 4 Elles sont en vacances.
b un / une danse la danse
In de woordenlijsten in
de Pages panorama en
in
E Jérôme aime la musique. 5 Elle aime beaucoup les c un / une acrobate l’acrobate het register achter in
zelfstandige naamwoor
het boek staat voor de
me este
chansons de Gims. den le of la
la, zodat je meteen
ziet of een woord mann
d un / une piano le piano Als een woord begint
elijk (m) of vrouwelijk
met l’ staat achter het
(v) is.
(m) of (v). wo ord
b Prononce les phrases. Travaillez à deux. Spreek nu de goede combinaties van de zinnen uit. Werk
samen met een klasgenoot.
e un / une femme la femme
f un / une homme l’homme
38 3 sTUDio / UN CoNCoURs DE TALENTs TRENTE-HUiT TRENTE-NEUF THÈME 1 / C’EsT Moi ! 39
45 Mets au pluriel. Schrijf de lidwoorden en de zelfstandige naamwoorden in het meervoud. Schrijf achter
het meervoud de betekenis. PAGE FLEX
meervoud betekenis
Kies uit de volgende opdrachten om extra te oefenen met wat je in deze leçon of eerder geleerd hebt.
1 le soir
les soirs de avonden
A RAPPEL
2 l’amie
les amies de vriendinnen Grammaire : remplis le schème. Grammatica: wat is het juiste lidwoord? Maak het schema compleet.
3 le talent
les talents de talenten
1 le collège de (middelbare) school uncollège een (middelbare) school
4 la fille
les filles de meisjes
2 le prénom de voornaam un prénom een voornaam
5 la question
les questions de vragen
3 l’homme de man un homme een man

Meer oefenen? Ga naar de grammaticatrainer in de online leeromgeving. 4 la prof de lerares une prof een lerares
5 la chanson het liedje une chanson een liedje
46 Qui est ton voisin / ta voisine ? Noteer de informatie over de klasgenoot die naast je zit.

B EXTRA
Il s’appelle eigen antwoord Elle s’appelle eigen antwoord
Il habite à eigen antwoord Elle habite à eigen antwoord Bekijk de video in de online leeromgeving en maak de opdrachten.

Il a … ans. Elle a … ans. C BRAVO | BRAVOURE


Il adore les croissants / les baguettes / … Elle adore les croissants / les baguettes / … Maak de Bravo- of de Bravoure-opdracht.

Il aime chanter / jouer au foot / danser / … Elle aime chanter / jouer au foot / danser / … Cherche l’intrus. Welk woord past niet bij het lidwoord?

a un fille / garçon / restaurant / sport


47 Qui est-ce ? Ton personnage préféré. Wie is jouw favoriete persoon?
b une amie / chanson / homme / question
Zoek op internet twee bekende personen – een man en een vrouw. Schrijf op een apart blaadje een paar
c le jury / baguette / soir / talent
zinnen over beide personen. Je kunt de zinnen van exercice 46 gebruiken en de volgende woorden:
Voici ... Il est ... d les candidats / femmes / camping / hommes
Voici ... Elle est ...
Expressions. Uitdrukkingen. In de video over de talentenjacht met Mila en Timéo komen allerlei Franse
uitdrukkingen en zinnen voor die jij ook kunt gebruiken. Verbind de Franse zin met de Nederlandse
SORTIE betekenis.

48 Héro ou zéro. Wat vind jij van de winnaar in de video Un concours de talents? Hoeveel punten geef je
A Excusez-moi ! 1 Ik ben fan van Louane.
hem op een schaal van 0 tot 20?
B Je suis fan de Louane. 2 Jij zingt heel goed.
Eigen antwoord.
C Merci beaucoup. 3 Sorry!

D Zut ! 4 Sh*t!

E Tu chantes très bien. 5 Heel erg bedankt.

D Oefen met de woordtrainer en de grammaticatrainer.

E Maak de DELF-opdracht.

40 3 sTUDio / UN CoNCoURs DE TALENTs QUARANTE QUARANTE ET UN THÈME 1 / C’EsT Moi ! 41


4 PAROLES
PARLER
LE JURY ET LES TALENTS
50 Dessine. Teken de emoties in de smileys.

PARLONS !

... des noms français.


content nerveux triste

51 Combine. Noteer de uitspraken van het jurylid in de juiste kolom.


C’est fantastique – C’est génial – C’est horrible – C’est nul – C’est super – Tu chantes bien

Wat je leert
• Je kunt jezelf voorstellen en zeggen hoe het met je gaat.
• Je vertelt wat je van iets vindt.

VOCABULAIRE

49 Regarde les images et réponds aux questions. Bekijk het stripverhaaltje van Inès, die meedoet aan een
talentenshow. Beantwoord de vragen.

a Hoe voelt Inès zich? Beschrijf het per tekening. Le jury est triste. Le jury est enthousiaste.

1 nerveus, ze vindt de uitslag spannend. C’est nul. C’est fantastique.


2 gespannen, nieuwsgierig (en blij) C’est horrible. C’est génial.
3 blij en tevreden C’est super.
b Wat vinden de juryleden van haar optreden?
Tu chantes bien.
Ze zijn enthousiast, ze vinden het fantastisch/geweldig.

Je suis
Ça va bien,
nerveuse...
je suis
contente !
PARLER

52 Candidat ou présentateur – prépare ton rôle. Je oefent je rol als kandidaat of presentator van een
talentenshow. Hoe stel je je voor? Kies een Franse naam.
C’est
génial !
a Verdeel de rollen:
Bravo !
Super !
• de presentator die vragen stelt aan de deelnemer
• de deelnemer die zichzelf voorstelt (één of twee leerlingen)

b Wat zegt de presentator tegen het publiek en welke vragen stelt hij of zij aan de deelnemers?

c Hoe antwoordt de deelnemer? Hoe stelt die zich voor? Oefen het met elkaar.

1 2 3

42 4 PARoLEs / LE JURY ET LEs TALENTs QUARANTE-DEUX QUARANTE-TRois THÈME 1 / C’EsT Moi ! 43


53 Membre du jury ou présentateur – prépare ton rôle. Je oefent je rol als jurylid of presentator van een
talentenshow. Hoe geef je jurycommentaar? POINT DE VUE 2
a Welke vragen stelt de Franse presentator aan de jury?

b Bedenk welke woorden je wilt gebruiken voor een positieve of negatieve beoordeling, maak samen
een spiekbriefje. Kijk naar exercice 51.

c Spreek met de andere juryleden af wie wat zegt bij een positieve en negatieve beoordeling. Oefen het ÉVALUATION
mondeling.
1 Laat zien wat je allemaal geleerd hebt. Bereid je voor:
• Oefen en leer nog een keer de woorden, de expressions en de grammatica van leçon 1 en 2.
54 Jouez la scène. Laat met je groep zien wat je geoefend hebt.
• Gebruik hiervoor de Pages panorama en de online woordtrainer en grammaticatrainer.
• De presentator begroet iedereen en stelt vragen aan de deelnemer(s). 2 Maak online de Test jezelf en ontdek waar je staat. C’est à toi !
• De deelnemers stellen zich voor. 3 Heb je de Test jezelf gemaakt? Vul dan nu het schema ‘Dit kan ik’ in. Zet in elke rij één vinkje.
• De presentator kondigt daarna de deelnemer(s) aan met Voici ... (naam/namen).
Dit kan ik
55 Le jeu du jury. Het juryspel. Bekijk fragmenten van optredens in talentenshows. Geef je oordeel over de
optredens. □ Ik kan eenvoudige vragen bij een □ Ik kan de meeste vragen bij een □ Ik kan alle vragen bij een video
video over een talentenshow goed video over een talentenshow goed over een talentenshow goed
• De presentator vraagt de jury om commentaar. beantwoorden. beantwoorden. beantwoorden.
• De juryleden leveren om de beurt hun commentaar en geven punten (tussen 0 en 20 punten).
• De presentator bedankt het jurylid en herhaalt het aantal toegekende punten. □ Ik kan mezelf voorstellen. □ Ik kan mezelf en iemand anders □ Ik kan mezelf en iemand anders
in een paar zinnen voorstellen. uitgebreid voorstellen.

SORTIE □ Ik ken de Franse woorden voor de, □ Ik kan lidwoorden invullen □ Ik kan zinnen maken die in het
het en een. in zinnen en woorden in het enkelvoud of meervoud staan.
meervoud zetten.
56 Vul het schema ‘Dit kan ik’ in. Zet in elke rij één vinkje.
□ Ik ken het verschil tussen il/elle/ □ Ik kan il/elle/ils en elles invullen □ Ik kan in plaats van namen il/elle/
ils en elles. in zinnen. ils en elles gebruiken.
Dit kan ik

□ Ik kan iemand begroeten óf ik kan □ Ik kan iemand begroeten én □ Ik kan iemand begroeten, mezelf
mezelf voorstellen. mezelf voorstellen. voorstellen en nog iets meer over
mezelf vertellen.
ACTUALITÉS
Vraag je docent naar de actuele opdracht en maak die opdracht alleen, in een groepje of met de klas.
□ Ik kan een compliment geven □ Ik kan uit mijn hoofd wat □ Ik kan allerlei complimenten
als ik eerst opzoek hoe je iets complimenten geven. geven en ik begrijp het als ik een
aardigs in het Frans zegt. compliment krijg.

□ Ik kan zeggen dat ik iets (niet □ Ik kan duidelijk maken dat ik iets □ Ik kan op drie manieren zeggen
zo) goed vind als ik eerst opzoek (niet zo) goed vind. dat ik iets (niet zo) goed vind.
welke woorden ik kan gebruiken.

44 4 PARoLEs / LE JURY ET LEs TALENTs QUARANTE-QUATRE QUARANTE-CiNQ THÈME 1 / C’EsT Moi ! 45


RECHERCHER
KEUZE CULTURE LES TALENTS GOURMANDS
59 Recherche. Lis texte 1 Bienvenue en France et fais une carte heuristique. Onderzoek. Lees tekst 1 op
bladzijde 48 en maak een mindmap over Frankrijk. Je kunt hiervoor bijvoorbeeld PowerPoint, Prezi of
Word gebruiken. Overleg met je docent hoe je de opdracht inlevert.
PARLONS !

Quel est ton talent ? LIRE | ÉCRIRE

60 Lis texte 2, Les talents de la cuisine à la page 49 pour faire une infographie. Lees tekst 2 op
bladzijde 49. Maak een infographic over een van de jonge talenten.

Neem in je infographic in ieder geval informatie op over:

• het jeune talent van jouw keuze


• de regio waar hij of zij vandaan komt
Wat je leert • zijn of haar vakgebied
• Je leert over Frankrijk: hoe groot en afwisselend het is.
Zoek voorbeelden en aanvullende informatie op internet of sociale media. Gebruik de mindmap die je bij
• Je leert enkele Franse symbolen en specialiteiten kennen.
exercice 59 gemaakt hebt. Illustreer je infographic met een of twee afbeeldingen.
• Je begrijpt een Franse tekst over jong talent.
• Je onderzoekt een aantal Franse regio’s.

57 Typiquement français. Als je denkt aan Frankrijk, wat is voor jou dan typisch Frans? Ken je een Franse
streek of stad? Hoe groot denk je dat Frankrijk is vergeleken met Nederland? Gebruik eventueel de
kaart op bladzijde 48.

a Remplis.

Eigen antwoord, bijvoorbeeld: stokbrood, Franse kaas


Wat ik typisch Frans vind:

(brie), wijn, de Eiffeltoren, kastelen.


Ik ben al geweest in: Eigen antwoord, bijvoorbeeld: Parijs, Disneyland Parijs,

Côte d’Azur, de Dordogne.


Ik wil wel eens naar: Eigen antwoord, bijvoorbeeld: Parijs, Disneyland Parijs,

de Alpen.
b Choisis. Kies het juiste antwoord. Gebruik tekst 1 op bladzijde 48 of zoek het antwoord op internet.

1 In Frankrijk wonen meer / minder mensen dan in Nederland.


2 Er wonen bijna 30 / 40 / 65 miljoen mensen in La France métropolitaine.
3 Met de overzeese gebiedsdelen erbij zijn het er iets meer dan 66 / 67 / 68 miljoen. PARLER
4 Frankrijk is qua oppervlakte ongeveer 4 / 9 / 14 keer zo groot als Nederland.

61 Présente ton jeune talent. Laat in je groepje jouw infographic zien. Vertel zo veel mogelijk over jouw
58 Impressionnant ? Hoe indrukwekkend is Frankrijk? Bekijk de video en noteer wat jij indrukwekkend vindt.
jeune talent, het liefst in het Frans.

SORTIE

62 Bij welk van de talenten uit deze les zou je het liefst een kijkje nemen? Leg uit waarom.

46 KEUZE / CULTURE / LEs TALENTs GoURMANDs QUARANTE-siX QUARANTE-sEPT THÈME 1 / C’EsT Moi ! 47
TEXTE 1 TEXTE 2

Bienvenue en France ! Les talents de la cuisine


La France est un grand pays : un des plus grands pays d’Europe ! La France a la forme d’un hexagone. C’est un
pays très divers. Pâtissière | Île de France
Mélanie habite à Paris avec son ami et elle a dix-neuf ans. Elle
Dans le nord, il y a est pâtissière. La pâtissière (ou le pâtissier) est le spécialiste des
la mer du Nord et La capitale, desserts. La spécialité de Mélanie, c’est les macarons. Elle travaille
la Manche. c’est Paris. chez Ladurée à Paris. « J’adore les macarons au caramel, c’est
délicieux ! » Paris est une ville superbe avec beaucoup de restaurants,
de bistrots, de boulangeries et de pâtisseries comme Ladurée et Paul.

Crémier – fromagier | Normandie


Le talent de Jules ? C’est de faire du fromage de chèvre. Il est
Et voilà l’océan Il y a des montagnes : spécialiste des fromages de chèvre. Jules habite à la campagne avec
Atlantique. les Alpes. ses parents. Il a trente chèvres et deux chiens. Il aime les fromages,
comme le camembert et le brie. « Mon fromage préféré ? C’est
bien sûr le fromage de chèvre ! C’est un produit de ma région, de la
Normandie. »

Glacier | Nouvelle-Aquitaine
Voici Éléonore. Sa passion ? Les glaces ! Éléonore a vingt ans et
Dans le sud, il y a Tu connais la mer elle habite à Hendaye, juste à côté de la plage. Elle travaille chez
des montagnes Méditerranée ? un glacier et elle adore ça. « Mon rêve ? Avoir mon propre glacier et
aussi : les Pyrénées. C’est beau ! faire des glaces de toutes les couleurs et de tous les parfums. Ma
glace préférée, c’est une coupe exotique avec beaucoup de chantilly !
À Hendaye, il y a beaucoup de terrasses et j’aime regarder les jeunes
Nombre d’habitants Superficie Hymne Devise
surfer sur l’océan Atlantique. ».
67 200 000 550.000 km2 la Marseillaise Liberté, Égalité, Fraternité

Poissonnier | PACA (Provence-Alpes-Côte d’Azur)


Les gens qui habitent en France viennent de La France est une république avec un président. Tu aimes le poisson ? Et ben, Loïc il aime ça aussi ! Loïc habite avec ses
pays différents en de cultures différentes, mais Paris est la capitale de la France. parents et son frère dans une maison au bord de la mer. Il a vingt-deux
ils sont tous Français et ils parlent français. Le pays a plusieurs symboles : ans et il a une grande passion pour les poissons. « Mon poisson préféré,
c’est les sardines. Elles sont super bonnes. Miam miam. J’aime aller
dans un restaurant du port de Cap Ferrat pour manger des sardines.
J’aime aussi PACA, c’est une très belle région dans le sud de la France. »

AIDE
le fromage de chèvre de geitenkaas la chantilly de slagroom
un rêve een droom manger eten
On parle aussi français en Afrique et en le coq Marianne le drapeau tricolore : un glacier een ijswinkel
Amérique du Sud, par exemple à la Martinique bleu, blanc, rouge
et en Guyane. Noteer hier woorden die je hebt opgezocht en vul de woordenlijst aan.

AIDE
le pays het land la capitale de hoofdstad
l’hexagone (m) de zeshoek plusieurs verschillende
les gens de mensen le drapeau de vlag

48 KEUZE / CULTURE / LEs TALENTs GoURMANDs QUARANTE-HUiT QUARANTE-NEUF THÈME 1 / C’EsT Moi ! 49
KEUZE FICHE X JEU DE MOTS ET DE SIGNES FINALE TOUT LE MONDE A DU TALENT

PARLONS !

… des chiffres. Kies jouw finaleopdracht en noteer je eerste ideeën.

UNE AFFICHE D’UN TALENT

Je maakt een affiche d’un talent: een poster over een talentvol
iemand uit een Franstalig land.

Mes notes
Wat je leert
• Je leert de woorden uit het introductiethema en thema 1.
• Je durft gebaren te gebruiken om duidelijk te maken wat je bedoelt.

63 Regarde les signes. Kijk naar de gebaren waarmee de woorden worden uitgebeeld.
TOUT LE MONDE A DU TALENT
a Regarde le premier mot. Kijk naar het eerste woord dat wordt uitgebeeld: au revoir. Vond je het
duidelijk? Hoe zou jij het doen? Je stelt jezelf voor en laat een eigen talent zien: waar ben je goed in?
Welk trucje kun jij goed?
b Regarde les mots suivants et note les numéros. Kijk naar de volgende woorden die worden uitgebeeld.
Schrijf de nummers die je hoort op de goede plaats. Mes notes
le chien jouer du piano

le piano un peu

oui merci

ensemble aimer
MON TALENT EN FRANÇAIS
1 au revoir regarder

Je gaat een Franse uitdaging aan: je zegt bijvoorbeeld een gedicht op


VOCABULAIRE in het Frans, of je presenteert een Franse specialiteit die je zelf hebt
klaargemaakt.

64 Le jeu en deux équipes. De klas wordt in twee teams verdeeld voor een woordraadspel. Mes notes
a Le but. Het doel.
Raad in één minuut zo veel mogelijk uitgebeelde Franse woorden. Welk team raadt de meeste woorden?

b Les règles. De regels.


• De uitbeelders mogen niet praten.
• Het team dat aan de beurt is mag volop raden tot het goede woord is gevonden.
• Na één minuut is de tijd voorbij en is het andere team aan de beurt. Meer informatie en tips over de opdrachten vind je op het werkblad in de online leeromgeving.

SORTIE Dit kan ik na thema 1:


… Ik herken en gebruik woorden en zinnen die te maken hebben met begroeten en kennismaken.
… Ik kan over mezelf en anderen vertellen: over leeftijd, woonplaats, nationaliteit en dingen die ik goed kan.
65 Noteer drie woorden in het Frans die je dankzij de gebaren in deze les nooit zult vergeten.
… Ik kan een compliment geven als iemand een goede prestatie levert.
… KEUZE Ik heb gelezen over Franse specialiteiten en heb de regio’s onderzocht waar ze vandaan komen.
… KEUZE Ik heb verschillende manieren ontdekt om Franse woorden te leren en te onthouden.

50 KEUZE / FiCHE X / JEU DE MoTs ET DE siGNEs CiNQUANTE CiNQUANTE ET UN THÈME 1 / C’EsT Moi ! 51
PAGES PANORAMA
Frans voorbeeldzin Nederlands
je m’appelle Je m’appelle Cléa. ik heet
il s’appelle Il s’appelle Léon. hij heet
elle s’appelle Elle s’appelle Élodie. zij heet
le prénom Son prénom est Christine. de voornaam
VOCABULAIRE ET EXPRESSIONS le surnom Son surnom est Cricri. de bijnaam

génial C’est génial ! geweldig, geniaal


Je leert al deze woorden Frans – Nederlands én Nederlands – Frans. Dan begrijp je ze als je iets leest of hoort formidable C’est formidable ! geweldig
en je kunt ze zelf gebruiken als je Frans spreekt of schrijft. Belangrijke woorden kom je vaker tegen, zo leer je ze très bien Ça va très bien ! heel goed!
extra goed. Er staat een icoontje bij: superbe C’est superbe ! prachtig, mooi
Lees ook de voorbeeldzinnen: zo zie je hoe je de woorden gebruikt. chouette C’est chouette ! tof, leuk

j’habite à J’habite à Paris. ik woon in


1 VOCA l’école (v) Je vais à l’école. de school
le collège Je suis au collège. de middelbare school
Top 20 le professeur Le professeur de français est super. de leraar
(le prof)
Frans voorbeeldzin Nederlands
la professeur La prof est très enthousiaste. de lerares
bonjour Bonjour, madame ! goedendag
(la prof)
salut Salut, Nathan ! hoi / doei
Ça va ? Ça va bien ? Hoe gaat het? / Gaat het?
Expressions – vragen of zeggen hoe het gaat en jezelf voorstellen
très bien Ça va très bien. heel goed
Comment ça va ? – Ça va bien. Hoe gaat het? – Het gaat goed.
Ça va. Ça va. Oké. / Goed. / Het gaat wel.
Comment tu t’appelles ? Hoe heet je?
au revoir Au revoir, Milou ! tot ziens – Je m’appelle Inès / Jean-Marc / ... – Ik heet Inès / Jean-Marc / ...
merci Merci, c’est gentil. dank je wel – Je suis Inès / Jean-Marc / ... – Ik ben Inès / Jean-Marc / ...
bonsoir Bonsoir, Léa ! goedenavond
s’il vous plaît Une baguette, s’il vous plaît. alstublieft (als je iets vraagt)
2 MAGAZINE
Voilà ! Voilà, une baguette. Alstublieft! (als je iets geeft)

le garçon Le garçon s’appelle Alexandre. de jongen


Frans voorbeeldzin Nederlands
la fille La fille s’appelle Nina. het meisje
le talent Le talent de Nathan est le rap. het talent
madame Bonjour, madame ! mevrouw
danser – elle danse Elle danse très bien. dansen – zij danst
monsieur Au revoir, monsieur ! meneer
chanter – il chante Il chante une chanson. zingen – hij zingt
excusez-moi Excusez-moi, madame. sorry ... (als je iets wilt vragen)
jouer du piano – il joue ... Il joue du piano. piano spelen – hij speelt ...
le prénom Quel est ton prénom ? Luca ? de voornaam jouer au football / au foot – elle Elle joue au foot. voetballen – zij speelt
le nom (de famille) Quel est ton nom de famille ? Lestang ? de achternaam joue ...
oui / non Oui, c’est moi. ja / nee faire du sport – il fait du sport Il fait du sport. C’est important, faire du sport. sporten – hij sport ...
la femme La femme habite à Paris. de vrouw habiter – il habite Il habite à Montréal. wonen – hij woont
l’homme (m) L’homme s’appelle Gabriel Laforge. de man parler – elle parle Elle parle français. praten – zij praat (spreekt) Frans
il s’appelle ... – Il s’appelle Mohamed. Elle s’appelle Aïcha. hij heet – zij heet
Les chiffres
elle s’appelle ...
un een six zes onze elf seize zestien
seize ans Elle a seize ans. zestien jaar
deux twee sept zeven douze twaalf dix-sept zeventien
c’est ... C’est formidable ! het is ... , dat is ...
trois drie huit acht treize dertien dix-huit achttien
quatre vier neuf negen quatorze veertien dix-neuf negentien le chien Ouaf-ouaf : le chien, c’est Aïka. de hond
cinq vijf dix tien quinze vijftien vingt twintig le Français / la Française Le Français / La Française habite à Marseille. de Fransman / de Française,
Franse vrouw
le français Ousmane parle français. het Frans
formidable Le cadeau est formidable ! geweldig
génial C’est génial ! geweldig, geniaal

l’enfant (m) L’enfant joue. het kind


tout le monde Tout le monde a du talent. iedereen
toujours Le chien et la fille sont toujours ensemble. altijd
ensemble Cédric et Ariane sont ensemble. samen
menu beaucoup Il y a beaucoup de talent en France. veel
Jules

52 PAGEs PANoRAMA / VoCABULAiRE-EXPREssioNs-GRAMMAiRE CiNQUANTE-DEUX CiNQUANTE-TRois THÈME 1 / C’EsT Moi ! 53


3 STUDIO
GRAMMAIRE
Frans voorbeeldzin Nederlands
le soir Ce soir, il y a un concours. de avond 2 MAGAZINE
bonsoir Bonsoir, tout le monde. goedenavond
vraiment Tu chantes vraiment bien, bravo ! echt être zijn
gagner Timéo gagne le concours. winnen je suis ik ben
félicitations ! Félicitations, Timéo ! gefeliciteerd! tu es jij bent
il est / elle est / on est hij is / zij is / men is (wij zijn)
l’ami (m) Voici mon ami, il s’appelle Dris. de vriend
c’est het is
l’amie (v) Voici mon amie, elle s’appelle Coralie. de vriendin
nous sommes wij zijn
meilleur Il est mon meilleur copain. beste
vous êtes jullie zijn / u bent
l’âge (m) Il a quel âge ? de leeftijd
ils sont / elles sont / ce sont zij zijn (m/v) / het zijn
moi, toi Moi ? Non, toi, tu gagnes ! ik, jij (met nadruk)

la chanson La chanson s’appelle ‘Belle’. het liedje


3 STUDIO
chanter – elle chante La fille aime chanter. zingen – zij zingt
travailler – je travaille Je travaille au supermarché. werken – ik werk
aimer – j’aime J’aime la chanson de Louane. houden van – ik houd van Il danse et elle chante ▶ Persoonlijke voornaamwoorden
adorer – j’adore Lucie: « J’adore chanter ! » dol zijn op – ik ben dol op Il en elle voor personen
aussi Tu parles aussi français ? ook Voor een jongen of een man gebruik je het persoonlijk voornaamwoord il.
un peu Oui, un peu. een beetje Voor een meisje of vrouw gebruik je het persoonlijk voornaamwoord elle.
la question C’est une question difficile. de vraag
Voici mon ami. Il s’appelle Dris. Hij heet Dris.
le garçon Le garçon s’appelle Nathan. de jongen
Voici mon amie. Elle s’appelle Coralie. Zij heet Coralie.
la fille La fille, c’est Mila. het meisje
Voici mes amis Dris et Coralie. Ils sont au camping. Zij zijn op de camping.
Voici mes copines Cora et Mimi. Elles sont à la terrasse. Zij zijn op het terras.
Expressions – Vragen stellen en antwoord geven
Et toi ? C’est quoi ton talent ? – J’aime ... / – J’adore ... / – En jij? Welk talent heb jij? – Ik houd van ... /
Mon talent, c’est ... Ik ben dol op ... / – Mijn talent is ... Attention 1 Als er zowel jongens als meisjes zijn, dan gebruik je ils. Elles gebruik je als het alleen om
Tu as quel âge ? – J’ai douze ans. Hoe oud ben je? – Ik ben twaalf jaar. meisjes gaat.
Tu habites où ? – J’habite à ... Waar woon je? – Ik woon in ... Attention 2 Deze regels gelden ook voor dieren.
Tu es fan de qui ? – Je suis fan de ... / – Mon idole, c’est ... Van wie ben je fan? – Ik ben fan van ... / – Mijn idool is ...
Je ne sais pas. Ik weet het niet. Le garçon, un garçon ▶ lidwoorden
C’est vraiment ouf ! Het is echt supervet!
Franse zelfstandige naamwoorden zijn mannelijk (le) of vrouwelijk (la).

le la l’
4 PAROLES
le garçon de jongen la femme de vrouw l’ami de vriend
le sport de sport la baguette het stokbrood l’hôtel het hotel
Frans voorbeeldzin Nederlands le talent het talent la chanson het liedje l’école de school
content – contente Tu es content, Hugo ? blij, tevreden
Tu es contente, Emma ?
Attention ! Als een zelfstandig naamwoord begint met een klinker of een stomme h, dan gebruik je in
triste Je suis triste. verdrietig
horrible C’est horrible ! verschrikkelijk plaats van le of la het lidwoord l’.
c’est nul Le spectacle ? C’est nul ! het is waardeloos
chouette C’est chouette tof, leuk Als een zelfstandig naamwoord in het meervoud staat, dan vervang je le, la of l’ door les. Het zelfstandig
naamwoord krijgt in het meervoud een -s.
nerveux – nerveuse L’homme est nerveux, la femme est nerveuse. nerveus
heureux – heureuse Le prof est heureux, la prof est heureuse. gelukkig les + ...s
superbe Le match est superbe ! geweldig le garçon de jongen les garçons de jongens
fantastique La performance est fantastique ! fantastisch l’enfant het kind les enfants de kinderen
vraiment excellent Ce clip est vraiment excellent ! echt geweldig la femme de vrouw les femmes de vrouwen

le commentaire Le jury donne un commentaire. het commentaar, de beoordeling


cool Waouh, le candidat est vraiment cool ! cool Attention ! De woorden le, la, l’ en les betekenen dus de of het.
bienvenue Bienvenue au spectacle, tout le monde ! welkom un une
Voici les candidats. Voici les candidats : Manuel, Nounou et Nicki ! Hier zijn de kandidaten. un garçon een jongen une fille een meisje
Je vous présente ... Je vous présente Manuel, Nounou et Nicki. Ik stel jullie voor: ... un ami een vriend une amie een vriendin
un soir een avond une chanson een liedje

54 PAGEs PANoRAMA / VoCABULAiRE-EXPREssioNs-GRAMMAiRE CiNQUANTE-QUATRE CiNQUANTE-CiNQ THÈME 1 / C’EsT Moi ! 55


CHECKLIST

BEN IK KLAAR VOOR DE TOETS?


□ Ik ken de woorden van leçon 1 tot en met 4.
□ Ik heb de woorden geleerd met de Pages panorama.
□ Ik heb geoefend met de online woordtrainer.
□ Ik heb geoefend met een ander online programma, namelijk:

□ Ik kan de grammatica van leçon 3 en 4 gebruiken in zinnen.


□ Ik heb de grammatica geleerd met de Pages panorama.
□ Ik heb geoefend met de online grammaticatrainer.
□ Ik kan de expressions gebruiken in een gesprek of als ik iets opschrijf.
□ Ik kan een tekst over verschillende talenten begrijpen.
□ Ik kan gesprekken over het thema van dit hoofdstuk begrijpen.
□ Ik kan mezelf voorstellen en mijn mening geven over een optreden.
□ Ik heb de Test jezelfs online gemaakt.
□ Ik heb de Finale-opdracht met een voldoende afgerond.
□ Ik heb de volgende extra’s gedaan:
□ Ik heb enkele leeskaarten uit de Kiosque gelezen.
□ Ik heb zelf geoefend met de Pages Flex.
□ Ik heb geoefend met de uitspraaktrainer.

56 PAGEs PANoRAMA / VoCABULAiRE-EXPREssioNs-GRAMMAiRE CiNQUANTE-siX CiNQUANTE-sEPT THÈME 1 / C’EsT Moi ! 57


THÈME 2 Wat je leert in dit thema:
• Je kunt jouw familie voorstellen.
• Je kunt vertellen hoe oud je bent.
• Je kunt beschrijven waar je woont.

KEUZE • Franse feestdagen en tradities.


• Meezingen met Franse songteksten.

Je maakt een page fan van jouw favoriete personage,


een vlog voor een uitwisseling, of een trailer voor een
serie over een familie.

DÉPART 60

1 VOCA VOCABULAIRE 62

2 MAGAZINE LIRE 69

Point de vue 1 81

3 STUDIO REGARDER | ÉCOUTER 82

« Une famille qui crie 4 PAROLES PARLER 91

est une famille unie » Point de vue 2 93

KEUZE CULTURE RECHERCHER 94

KEUZE FICHE X 98

FINALE 101

PAGES PANORAMA 102

EN LIGNE (ONLINE)
• Keuzelezen in de Kiosque
• Grammaticatrainer
• Woordtrainer
• Alle opdrachten uit het boek
• Alle video’s en luisterfragmenten bij de
opdrachten

58 THÈME 2 / C’EsT Ma faMillE !


3 Tu aimes la bande d’annonce ? Vind je de trailer leuk?
DÉPART PARLONS !
Kruis aan of je deze film zou willen zien.
... d’une famille.
C’EST QUOI CETTE { Oui, c’est humoristique.

FAMILLE ?! { Je ne sais pas.

{ Non, c’est bête.

Wat je doet
• Je bekijkt een trailer van een film over een
bijzondere familie.

1 Quel film ? Welke film of serie over een familie heb jij gezien?

a Noteer de titel en vertel iets over de gezinsleden. Schrijf ook op waar en hoe ze wonen en leg uit wat
deze familie bijzonder maakt.

b Wat herken je erin als je kijkt naar jouw eigen familie?

2 Regarde la bande annonce. Bekijk de trailer van C’est quoi cette famille ?!

a Zet het geluid uit. Kruis aan wat er allemaal te zien is bij deze famille. SORTIE
… een bruiloft … kattenkwaad
… ouders … een schommel 4 La photo de l’affiche. Explique ! Leg uit waarom de foto op de filmposter goed bij de film past.
… kinderen … een schema
… een hond … het platteland
Je ziet de kinderen uit de samengestelde gezinnen en alle ouderparen
… een jongen op rolschaatsen … de stad Parijs die erbij horen. Daar gaat de film over.
… een kat … een geïrriteerd pubermeisje

b Regarde encore une fois. Bekijk de trailer nu met geluid. Kruis aan welke Franse woorden en
uitdrukkingen je hoort. Lees ze eerst even door.
Je mag de trailer vaker beluisteren als dat nodig is!
… Je m’appelle Bastien. … habiter
… Je m’appelle Julia. … un père
… quatre papas … une mère
… quatre mamans … une copie
… Je t’aime. … bonjour
… le football … C’est quoi cette famille ?

60 DÉPaRT / C’EsT QUOi CETTE faMillE ?! sOiXaNTE sOiXaNTE ET UN THÈME 2 / C’EsT Ma faMillE ! 61
1 VOCA TU AIMES MA MAISON ?
VOCABULAIRE
5 Avec qui ? Met wie woon jij samen?

Noteer je familieleden met mon of ma ervoor. Schrijf ook op hoe ze heten.

Bijvoorbeeld: Mon frère, il s’appelle Luc. Ma …………. elle …………..


PARLONS !

Ma mère s’appelle ...


6 C’est un homme ou une femme ? Is het een man of een vrouw? Kies uit de Top 20 de woorden die een
persoon aanduiden. Schrijf ze in de goede kolom.

hommes – mots masculins femmes – mots féminins

le frère la soeur
Wat je leert le père la mère
• Je herkent belangrijke woorden die met familie en wonen te maken hebben en kunt die woorden
ook zelf gebruiken.
le grand-père la grand-mère
• Je vertelt over je familie en je woning, bijvoorbeeld in een bericht op sociale media. le copain la copine
le fils la fille
7 Trouve les phrases. Vind de zinnen. Schrijf in de vakjes de Franse zin. Je hebt twee aanwijzingen: de
Nederlandse zin en de gegeven letters van de Franse zin.
le frère la soeur le père la mère les parents
a Dat is de moeder. Zij heet Yasmine.
C’ESTLAMÈREELLES’APPELLEYASMINE

le fils la fille le grand-père la grand-mère le copain b Mijn oma Lina houdt van voetbal.
Let op: nu zijn ook de Franse woorden gehusseld.
GRAND-MÈRELINALEFOOTAIMEMA

la copine l'animal le chien le chat la maison c Het dorp van mijn familie is klein.
AGLEVILLEDEMAFAMILLEESTPITET

d Maak nu zelf een husselzin voor een klasgenoot. Gebruik woorden uit de Top 20. Maak ook de juiste
la chambre le jardin la cuisine la ville le village vakjes zwart. Oefen even op een kladblaadje.

Nederlandse zin: Eigen antwoord


Letters voor de Franse zin: Eigen gehusseld antwoord

62 1 VOCa / TU aiMEs Ma MaisON ? sOiXaNTE-DEUX sOiXaNTE-TROis THÈME 2 / C’EsT Ma faMillE ! 63


8 L’intrus. De indringer. Welk woord hoort niet in de rij? Streep het woord door en schrijf op waarom het er ÉCHANGE DE MAISON
niet bij hoort.
L’échange de maison est simple : deux personnes échangent leur maison gratuitement pour les vacances.
a le jardin – la cuisine – la chambre – la copine Par exemple sur www.echangersamaison.com/france

Want de vriendin is geen onderdeel van je huis of tuin.


b le copain - le père – le frère – le grand-père
Maison de Hugo
Want de vriend is geen familie.
c la ville – le village – la maison – l’animal

Want in een huisdier kun je niet wonen.

Oefen de nieuwe woorden met de online woordtrainer of gebruik de Pages panorama vanaf bladzijde 102.
Bonjour, je m’appelle Hugo ! J’habite à Gerberoy avec Marie et les enfants, Yasmine et Neylan. Et le chat Monchou et le
chien Voyou ! J’aime la maison. Le jardin est idéal pour jouer au foot. Il y a aussi un trampoline. Le village de Gerberoy
VOCABULAIRE est calme. Mais à cinq kilomètres, il y a un supermarché, un café et un restaurant. C’est idéal pour les vacances !

9 Ta famille et ta maison. Jouw familie en jouw huis. Description de la maison Équipements


Une grande maison à la campagne wifi télévision
a Geef antwoord in het Frans.
Ik heet … Il y a : Service à rendre
Je m’appelle + eigen antwoord. quatre chambres et cinq lits
Un chat sur place à garder
Ik woon in … un salon

J’habite à + eigen antwoord. deux salles de bains

Ik ben de zoon / dochter van … une grande cuisine

Je suis le fils / la fille de + eigen antwoord. un jardin avec un trampoline

b Teken op een apart blaadje jouw woning en met wie je daar woont. Schrijf de zinnen van a erbij en alle
namen.
Maison de Chloé
c Je mag een vakantiehuis kiezen. Wat voor huis zou dat zijn?
Coucou ! Je suis Chloé. J’habite avec Lilia à Bordeaux. Nous sommes les
Eigen antwoord. mamans de Jacques, Julie et Joséphine. Pikachu, le chihuahua a dix ans, mais
il aime jouer et il est encore très drôle.
L’appartement est petit, mais pratique ! L’appartement est dans le centre-
ville de Bordeaux. Il y a beaucoup de cafés, de restaurants et de musées. Le
supermarché est à trois minutes.
LIRE C’est un appartement idéal pour un week-end à Bordeaux.

Description de la maison Équipements


10 Devine. Raad de betekenis van de woorden en controleer je antwoorden op bladzijde 66 onderaan.
Petit appartement dans le centre-ville wifi télévision
a J’ai un petit frère, il a deux ans. Il y a : jeux vidéo
trois chambres
b J’ai une grande soeur, elle a dix-huit ans. Service à rendre
une salle de bains
Un chien sur place à garder
c Mon grand-père est sportif, il joue au foot.
une cuisine
d La comédie est drôle. un balcon

AIDE
l’échange de maison de huizenruil à garder om op te passen
échanger ruilen le jeu vidéo de videogame
gratuitement gratis

64 1 VOCa / TU aiMEs Ma MaisON ? sOiXaNTE-QUaTRE sOiXaNTE-CiNQ THÈME 2 / C’EsT Ma faMillE ! 65


11 La famille. Lees de advertenties Maison de Hugo en Maison de Chloé op bladzijde 65. Kies de juiste 15 Quelle maison ? Welke van deze twee woningen zou jij kiezen voor een woningruil? Noteer waarom.
woorden in de zinnen.

a Hugo en Marie hebben twee / drie kinderen en een hond / een kat / een hond en een kat.
Eigen antwoord.
b Chloé en Lilia hebben geen / een zoon en twee / drie dochters en een kat / een hond.

12 Compare. Vergelijk de twee woningen van Hugo en Chloé.

a Lees de advertenties nog een keer en kruis aan welke zin bij welke woning past.

b Schrijf in de derde kolom de Franse vertaling van de dikgedrukte woorden. ÉCRIRE

maison de appartement vertaling dikgedrukte woorden


Hugo de Chloé 16 Imagine-toi ! Stel je voor ... Wat zou jij allemaal gaan doen als jij op vakantie was bij het gezin van Hugo?
Maak een tekening van het huis van de familie van Hugo. Schrijf er minimaal 10 woorden bij die erbij
De woning is op het platteland. ○ ○ à la campagne passen. Kijk in de Top 20 en bij de andere woorden die je geleerd hebt in deze les. Verbind de woorden
met de juiste kamer, persoon of onderdeel van het huis.
De woning is in het centrum van de stad. ○ ○ dans le centre-ville
De woning heeft een tuin. ○ ○ un jardin 17 Une annonce sans texte ! Een advertentie zonder tekst. Schrijf een Franse tekst om het huis van de
afbeelding te promoten bij toeristen die een vakantiewoning zoeken. Vertel welke kamers er allemaal in
De woning heeft een balkon. ○ ○ un balcon het huis zijn. Zeg ook waarom mensen dit huis moeten reserveren. Je mag ook gegevens bedenken.

Er wonen twee kinderen. ○ ○ deux enfants


Er is een hond. ○ ○ un chien
13 Des mots bizarres. Gekke woorden. In beide advertenties staat een paar keer il y a.

a Schrijf op wat de volgende zinnen betekenen.

1 Il y a une cuisine. Er is een keuken.


2 Il y a quatre chambres. Er zijn vier kamers.
b Welke twee betekenissen heeft il y a dus?

1 Il y a + zelfstandig naamwoord in het enkelvoud: Er is


SORTIE
2 Il y a + zelfstandig naamwoord in het meervoud: Er zijn

18 Welke drie Franse # (mots-dièse) wil je gebruiken om jouw (droom)huis aan te prijzen voor een
14 Lis les phrases et choisis le mot. Lees de zinnen en kies het woord dat het beste in de zin past.
huizenruil?
a J’habite dans une maison avec la famille / le village.
# eigen antwoord
b Neylan est la mère / le frère de Yasmine.
# eigen antwoord
c Chloé et Lilia sont les parents / la ville de Jacques, Julie et Joséphine.
# eigen antwoord
d Je joue au foot dans la salle de bains / le jardin.

e Le lit est dans la chambre / le village. Oefen de nieuwe woorden met de online woordtrainer of gebruik de Pages panorama vanaf bladzijde 102.

drôle = grappig d
joue au foot = speelt voetbal c
grande = groot b
petit = klein a

66 1 VOCa / TU aiMEs Ma MaisON ? sOiXaNTE-siX sOiXaNTE-sEPT THÈME 2 / C’EsT Ma faMillE ! 67


PAGE FLEX 2 MAGAZINE BIENVENUE CHEZ NOUS !
LIRE
Kies uit de volgende opdrachten om extra te oefenen met wat je in deze leçon of eerder geleerd hebt.

A RAPPEL PARLONS !
Tu connaîs les mots? Ken je de woorden van de Top 20 al? Il y a du wifi ?
a Kijk één minuut naar de Top 20 op bladzijde 62. Schrijf daarna in twee minuten zoveel mogelijk
woorden uit de Top 20 op een blaadje. Gebruik je telefoon om de tijd bij te houden. Hoeveel woorden
weet je nog?

b Schrijf ook de Nederlandse vertaling achter de woorden die op je blaadje staan.

B EXTRA
1 Écoute la famille. Luister naar de familie van Hugo die zich voorstelt.
Wat je leert
a Ils s’appellent comment ? Hoe heten ze? Kies de namen van de familieleden uit het lijstje. • Je begrijpt woorden en zinnen die gaan over wonen.
• Je stelt vragen over families en woonsituaties en kunt vragen hierover beantwoorden.
• Je kunt uitgebreidere zinnen maken om iets te vertellen over families.
A Le père s’appelle 1 Yasmine

B La mère s’appelle 2 Bouras

C Le fils s’appelle 3 Marie VOCABULAIRE

D La fille s’appelle 4 Hugo


19 Il est où ? Waar is hij?
E Leur nom de famille est 5 Neylan Verbind de woorden met het juiste plaatje.

A 1 la campagne
b Écoute encore une fois. Luister nog een keer en kies de juiste woorden.
1 Hugo is de vader / grootvader van Yasmine en Neylan.
2 De familie heeft een / twee huisdieren: een hond / een kat / kippen.
3 In de tuin spelen ze voetbal / basketbal.
4 In haar kamer danst / werkt Yasmine.
B 2 la ville

2 Trouve les phrases. Vind de zin. De woorden zijn gehusseld en ze staan tegen elkaar. Schrijf de Fran-
se zin in de hokjes.

LEC’ESTILPÈRES’APPELLEILHUGO
C 3 l’appartement

D 4 le village
CHATJARDINCHIENLEDANSETLESONTLE

E 5 l’hôpital

C Oefen met de woorden uit deze les in de online woordtrainer.

D Maak de Bravo- of Bravoure-opdracht in de online leeromgeving.

68 1 VOCa / TU aiMEs Ma MaisON ? sOiXaNTE-HUiT sOiXaNTE-NEUf THÈME 2 / C’EsT Ma faMillE ! 69


20 Lis la phrase et choisis le mot correct. Lees de zin en kies het juiste woord. Je kunt ook in de Pages 24 Lis et écoute les textes 1 et 2 : vrai ou faux ? Beluister de teksten 1 en 2 en lees mee op bladzijde 72-
panorama aan het eind van dit thema kijken. Deze woorden komen uit de teksten die je straks gaat 73. Zijn de zinnen waar (vrai) of niet waar (faux)?
lezen.
vrai faux
a Maryam est une petite fille, comment / mais elle est formidable ! a Gabriel woont in een grote stad. ○ ○
b Les parents ont deux enfants / filles : Anna et Gabriel. b Gabriel houdt van voetbal. ○ ○
c Il y a beaucoup de chats à la ferme / l’hôpital : Hamed a trois chats ! c Aïcha woont in een flat. ○ ○

d Il s’appelle / Il voudrait habiter à Paris. Paris est formidable ! d Aïcha houdt niet van sport. ○ ○

e Aïcha habite aussi / dans la grande ville française : Paris. e De oma van Hamed woont ook bij hem. ○ ○
f Hamed heeft honden en katten. ○ ○
f Aïcha habite dans un immeuble / une maison de douze étages.
g Emma is enig kind. ○ ○
g Il y a un grand chien / lit dans la chambre ? Oui ! 200×200 cm.
h Emma heeft een groot huis met een grote tuin. ○ ○
21 Choisis le bon groupe. In welke groep past het woord?
25 Remplis. Vul aan.
a Lees de woorden en schrijf ze in de juiste kolom in de tabel. Je houdt één woord over.
le basket – la psychologue – le café – la danse – l’avocate – le volleyball – la ferme – la campagne – le Lees tekst 1 nog eens door. Schrijf over elke jongere drie nieuwe dingen op in het Nederlands die niet
professeur de surf – la mosquée – l’immeuble – le foot – l’hôpital voorkomen in exercice 24.

gebouwen beroepen hobby’s / sporten Gabriel Hamed

13 jaar 12 jaar
Pierrefonds / dorp / La Réunion Hamrounia / dorp / Tunesië
le café la psychologue le basket Zusje Anna Geiten
la ferme l’avocate la danse Hij wil surfleraar worden, net als zijn Deelt kamer met broer Idriss
la mosquée le professeur de surf le volleyball oom Kleine slaapkamer
l’immeuble le foot Grote tuin Wil automonteur worden
l’hôpital Vlak bij het strand
Aïcha Emma

b Eén woord past in geen enkele groep, welk woord is dat? 14 jaar 15 jaar
la campagne Parijs / Frankrijk Kourou / kleine stad / Guyane
22 Imagine-toi ! Stel je voor … Waar zou jij willen wonen? Kies!
Fan van Aya Nakumura Haar hond heet Caramel
In een flat in Parijs / op een tropisch eiland zoals île de la Réunion / in een dorpje op het platteland van
Wil advocaat worden Wil psycholoog worden, net als haar
Tunesië / in een moderne stad in Guyana in Zuid-Amerika. Woont achter het Stade de France moeder
Grote tuin
LIRE

23 Lis les titres et regarde les photos de texte 1 et 2 aux pages 72 et 73. Lees de kopjes en bekijk de
foto’s bij tekst 1 en 2 op bladzijde 72 en 73.

a Wat zie je op de foto’s? Kies wat juist is.


une famille / une école / l’océan / des enfants / des maisons / un bureau / un jardin / un village /
un chien / un chat / un lit / des chèvres / une chambre / des livres

b Lees de kopjes. Over welke dingen vertellen deze jongeren? Kies wat juist is.
familie / toekomst / klimaat / hobby / kamer / school / woonplaats / huisdieren

70 2 MaGaZiNE / BiENVENUE CHEZ NOUs ! sOiXaNTE-DiX sOiXaNTE ET ONZE THÈME 2 / C’EsT Ma faMillE ! 71
TEXTE 1 TEXTE 2

BIENVENUE Je voudrais avoir un frère


Salut Emma. Tu parles aussi français, toi ! Tu habites

n o u s
en France ?

chez
Eh non, mais je parle français. J’habite en Guyane, en
Amérique du Sud. Mon père travaille au centre spatial
de Kourou et ma mère est psychologue à l’hôpital.

Tu habites donc à Kourou ?


Oui, j’habite à Kourou avec mes parents. Kourou est
Le surf, c’est le paradis une petite ville dans le nord.
Gabriel, 13 ans, habite dans une grande maison à Pierrefonds, un village
sur l’île de la Réunion. Il habite avec ses parents et sa soeur Anna. Ils Tu as des frères ou des soeurs ?
ont un grand jardin et la plage est à dix minutes. Il y a des requins dans Non, hélas. Je suis enfant unique, mais nous avons
l’océan, c’est dangereux ! Dans sa chambre, ‘Gabi’ a une dent de requin. un chien. Il s’appelle Caramel. Nous avons un joli
Gabriel est sportif : il joue souvent au volleyball à la plage avec son amie jardin. Et j’ai ma propre chambre avec un grand lit.
Patricia. Il voudrait être professeur de surf, comme son oncle.
Tu voudrais avoir une soeur ?
Je voudrais avoir un frère ! Pour danser hip hop
ensemble, et regarder la télévision. J’aime beaucoup
regarder les programmes de danse.

Tu voudrais être danseuse ? AIDE


Ici c’est la grande ville Haha, non. C’est trop difficile. Je voudrais être
le centre spatial het ruimtevaartcentrum
psychologue, comme ma mère.
Aïcha, 14 ans, habite à Saint-Denis, une ville près de Paris en France. enfant unique enig kind
Elle habite avec sa mère, sa soeur et ses deux frères au troisième étage ma propre chambre mijn eigen kamer
d’un immeuble. Elle a une chambre avec sa petite soeur Maryam. Elle avoir hebben
habite derrière le Stade de France et elle aime le basket. Aïcha est une
grande fan d’Aya Nakamura, une chanteuse de R&B et de pop, et elle a
TEXTE 3
des posters de son idole sur son mur. Aïcha voudrait être avocate.

Je voudrais être garagiste


Hamed, 12 ans, habite à Hamrounia, un petit village en Tunisie. Il y a
une école, une mosquée et un café. Il habite dans une ferme avec ses
parents, son grand frère Idriss et sa grand-mère. Ils ont trois chats
mignons et des chèvres. Sa chèvre favorite s’appelle Dame Blanche. Il a
une chambre avec son frère. Leur chambre est petite. Hamed joue au foot
et il aime regarder des matchs de foot à la télévision dans le café avec
son père. Un jour, Hamed voudrait être garagiste.

AIDE
bienvenue welkom souvent vaak derrière achter
un requin een haai près dicht bij le garagiste de automonteur
une dent de requin een haaientand

72 2 MaGaZiNE / BiENVENUE CHEZ NOUs ! sOiXaNTE-DOUZE sOiXaNTE-TREiZE THÈME 2 / C’EsT Ma faMillE ! 73


26 Cherche dans les textes 1 et 2 aux pages 72 et 73. Zoek in de teksten 1 en 2. Vergelijk de jongeren met GRAMMAIRE
elkaar en beantwoord de vragen.
29 Lis le whatsapp de Gabriel. Lees de whatsapp van Gabriel en beantwoord de vragen.
a Wat is de overeenkomst tussen Gabriel en Emma?

Ze hebben allebei een grote tuin. Of: ze spreken beiden Frans, maar wonen
J’aime beaucoup ma chambre. Il y a une dent de
niet in Frankrijk. Of: ze willen allebei hetzelfde worden als een familielid. requin. Je voudrais être professeur de surf, comme
mon oncle. Mais il y a des requins : c’est dangereux
b Als Aïcha een weekje met Emma mag ruilen, zou ze dan blij zijn? Leg je antwoord uit. de faire du surf. Je joue au volley avec mes copains
sur la plage.
Ja / Nee: ze wil een eigen kamer en Emma heeft die.
c Als Emma met Aïcha ruilt, zou zij dan ook blij zijn? Leg je antwoord uit.
a In het appje gebruikt Gabriel een paar keer het Franse woord voor mijn. Lees het appje nogmaals en
Ja, Emma is enig kind. Dat vindt ze jammer. Aïcha heeft een zusje. Of: nee, vul de juiste Franse woorden in.
Emma wil liever een broer dan een zus. 1 (mijn) ma chambre de kamer = la chambre
d Wat zou Hamed leuk vinden als hij met Aïcha kon ruilen?
2 (mijn) mon oncle de oom = l’oncle (m)
Aïcha woont vlak bij het Stade de France en Hamed houdt van voetbal. 3 (mijn) mes copains de vrienden = les copains

27 Regarde texte 3, le ticket à la page 73. Bekijk tekst 3, het ticket op bladzijde 73. b Kijk naar de verschillende woorden voor mijn in het Frans. Waar komen die verschillen door, denk je?

a Wie spelen er tegen elkaar? De Franse vorm van mijn is anders voor mannelijke en vrouwelijke woorden,
Frankrijk speelt tegen Italië. én voor meervoud. Mon gebruik je voor mannelijke woorden en woorden die
b Om wat voor sport gaat het in de wedstrijd? beginnen met een klinker of een stomme h, ma voor vrouwelijke woorden
Rugby en mes voor woorden in het meervoud.
c Wat voor soort wedstrijd is het? c Bekijk het voorbeeld. Kijk ook naar a en probeer de andere woorden in te vullen.

Een toernooi van zes landen. 1 (jouw) ta chambre


d Wie van de jongeren uit tekst 1 kan hier makkelijk naartoe gaan? Tip: kijk waar de wedstrijd gespeeld 2 (jouw) ton oncle
wordt!
3 (jouw) tes copains
Aïcha, want die woont er vlak achter.
30 Son, sa, ses. Zijn en haar.
e Wat denk je, zou de jongere uit exercice 27d het leuk vinden om naar de wedstrijd toe te gaan?
Waarom wel of niet? a Lees de zin, kijk over wie die gaat en vertaal de schuingedrukte woorden.

Misschien niet: ze houdt meer van basketbal. 1 Over Aïcha kun je zeggen: Sa chambre est petite. Haar kamer is klein.
2 Over Gabriel: Sa soeur s’appelle Anna. Zijn zus heet Anna.
ÉCOUTER
3 Over Aïcha: Sa soeur s’appelle Maryam. Haar zus heet Maryam.
4 Over Hamed: Il habite dans une ferme avec ses parents. zijn ouders
28 Écoute les messages whatsapp. Réponds aux questions. Luister naar de appberichtjes die de jongeren
hebben ingesproken en beantwoord de vragen. 5 Over Emma: Ses parents ont une grande maison. haar ouders
a Message 1. Waarom is het gevaarlijk om te surfen waar Gabriel woont? 6 Over Hamed: Il aime regarder la télévision avec son père. zijn vader

Er zijn haaien. 7 Over Emma: Son père travaille au centre spatial. haar vader
b Message 2. Wat vindt Aïcha van haar kamer? b Wat valt op als je zin 1 en 2 vergelijkt?

Hij is klein, maar leuk/mooi. Dat ‘sa’ zowel ‘haar’ als ‘zijn’ kan betekenen.
c Message 3. Wat vindt Hamed leuk aan de geiten?

Ze zijn grappig.
d Message 4. Waarom is het handig dat Emma een grote kamer heeft?

Voor haar dansoefeningen.

74 2 MaGaZiNE / BiENVENUE CHEZ NOUs ! sOiXaNTE-QUaTORZE sOiXaNTE-QUiNZE THÈME 2 / C’EsT Ma faMillE ! 75


Mon chien Caramel ▶ het bezittelijk voornaamwoord b Vertaal de zinnen.

Het woord na mijn / jouw / zijn / haar is: 1 Dit is mijn kamer. C’est ma chambre.
mannelijk enkelvoud
(of vrouwelijk enkelvoud met
vrouwelijk enkelvoud meervoud 2 Mijn broer is 16 jaar. Mon frère a 16 ans.
een klinker of stomme h) 3 Haar kinderen zijn in de tuin. Ses enfants sont dans le jardin.
mijn mon chien ma chambre mes parents
mon amie
Leur maison en Guinée ▶ het bezittelijk voornaamwoord (vervolg)
mon horloge
jouw ton chat ta maison tes soeurs Het woord na mijn / jouw / zijn / haar is:
ton amie mannelijk enkelvoud vrouwelijk enkelvoud meervoud
ton hôtel vrouwelijk enkelvoud met klinker
zijn / haar son père sa mère ses frères of stomme h
son amie mijn mon ma mes
son histoire jouw ton ta tes
zijn / haar son sa ses
Attention 1 Een stomme is een h die er wel staat maar die je in het Frans niet uitspreekt. ons / onze notre notre nos
jullie / uw votre votre vos
Attention 2 Een bezittelijk voornaamwoord hoort altijd bij een zelfstandig naamwoord. Kijk dus of het hun leur leur leurs
zelfstandig naamwoord waar het bij hoort mannelijk, vrouwelijk of meervoud is.
mijn hond = mon chien – le chien is mannelijk
zijn zus = sa soeur – la soeur is vrouwelijk 33 Regarde le schéma. Bekijk het schema hierboven.

Werk samen met een klasgenoot. Welke zinnen over het bezittelijk voornaamwoord kloppen met dit
Attention 3 Wil je meer uitleg over wat een bezittelijk voornaamwoord precies is? Achter in je boek
schema? Kies wat juist is.
vind je handige uitleg over alle grammaticaonderdelen.
… a Er zijn nog meer bezittelijke voornaamwoorden: ons / onze – jullie / uw – hun.
… b Net als bij het enkelvoud moet je bij het meervoud naar het zelfstandig naamwoord kijken om de
goede vorm te kiezen.
31 Remplis. Vul de goede vorm in. Kijk naar het schema hierboven.
… c Het woord voor ons / onze zijn notre en in het meervoud nos.
… d Het woord voor uw / jullie zijn votre en in het meervoud vos.
a Gabriel zegt: « Mon oncle est professeur de surf. » (Mijn)
… e Je gebruikt bij vrouwelijke woorden die beginnen met een klinker of een stomme h ook ma – ta – sa.
… f Het woord voor hun is in het enkelvoud leur en in het meervoud leurs.
b Hamed zegt: « Mes chats sont mignons. » (Mijn)
… g Er is geen verschil tussen mannelijk en vrouwelijk bij notre, votre en leur.

c Aïcha zegt: « Ma chambre est jolie. » (Mijn)


34 Remplis les trous. Vul in.

a Dans notre ferme (onze boerderij) il y a des chèvres.


d Een vraag aan Hamed: Ta grand-mère a quel âge ? (Jouw)
b Nos chèvres (onze geiten) sont jolies. Elles sont drôles aussi.
e Een vraag aan Emma: Ton chien s’appelle Caramel ? (Jouw)
c Leur maison (hun huis) est grande.
f Een vraag aan Aïcha: Tes frères sont sympathiques ? (Jouw)
d Et leur jardin (hun tuin) est grand aussi.
32 Remplis les trous. Vul in.

a Noteer de goede vorm.


e Leurs chats (hun katten) sont dans le jardin.

1 Mon (Mijn) village est petit. f Comment est votre maison (jullie huis) ? Elle est jolie ?

2 Ma (Mijn) maison et mon (mijn) jardin sont très grands.


g Vos enfants (jullie kinderen) ont leur (hun) propre chambre ?
3 Comment sont tes (jouw) parents ? Ils sont sympathiques ?

4 Et ta soeur (jouw zus) ? Elle est sympathique aussi ? Meer oefenen? Ga naar de grammaticatrainer in het online lesmateriaal.

5 Elle habite dans un appartement avec ses frères (haar broers), sa soeur (haar

zus) et son chien (haar hond).

76 2 MaGaZiNE / BiENVENUE CHEZ NOUs ! sOiXaNTE-sEiZE sOiXaNTE-DiX-sEPT THÈME 2 / C’EsT Ma faMillE ! 77


ÉCRIRE | PARLER SORTIE

35 C’est à toi ? Is dat van jou? Zeg wat van jou is. Gebruik mon, ma en mes. 38 In deze leçon heb je kennisgemaakt met Gabriel, Aïcha, Hamed en Emma. Met wie van hen zou je willen
ruilen? Waarom?
Werk in groepjes van vier. Jullie maken om de beurt een goede zin met mon / ma / mes en een
zelfstandig naamwoord.

Voorbeeld: C’est mon chien.


Controleer elkaar. Eén leerling houdt de score bij.
Kun je ook in het Frans uitleggen waarom? Noteer drie Franse woorden die je hiervoor nodig hebt.

36 C’est à toi ? Is dat van jou? Zeg wat van jou is. Gebruik mon, ma en mes.

Werk in groepjes van vier. Vraag je docent om het schema.


Maak zoveel mogelijk goede zinnen met de woorden uit het schema.

Voorbeeld: Mon père voudrait danser. Of: Ma cousine a 14 ans.


Controleer elkaar. Eén leerling houdt de score bij.

37 Interview. Werk met een klasgenoot en stel elkaar vragen over je familie en hoe je woont.

Kijk op bladzijde 73 en lees de vragen bij het interview met Emma.

1 Bedenk vijf vragen. Begin je vragen met tu, tu as, tu voudrais, tu es of met ton / ta / tes. Schrijf ze in
de tabel.
2 Stel nu je klasgenoot de vragen. Noteer ook zijn of haar antwoord.

questions réponses
1 Tu … ? 1

Tu t’appelles comment ? Je m’appelle …

2 Tu … ? 2

Tu habites où ? J’habite à …

3 Tu as … ? 3

Tu as des frères et des soeurs ? Oui, j’ai … / Non, je suis enfant


unique.

4 Tu voudrais … ? 4

Tu voudrais étudier / être Oui, je voudrais … / Non, je


professeur / être danseuse / avoir voudrais être…
une soeur ?
5 Ton / ta / tes … ? / Tu … 5

Eigen vraag. Eigen antwoord.

78 2 MaGaZiNE / BiENVENUE CHEZ NOUs ! sOiXaNTE-DiX-HUiT sOiXaNTE-DiX-NEUf THÈME 2 / C’EsT Ma faMillE ! 79


PAGE FLEX POINT DE VUE 1
Kies uit de volgende opdrachten om extra te oefenen met wat je in deze leçon of eerder geleerd hebt.

A RAPPEL
Remplis les trous. Vul in.
ÉVALUATION
1 Laat zien wat je allemaal geleerd hebt. Bereid je voor:
a Noteer de goede vorm.
• Oefen en leer nog een keer de woorden, de expressions en de grammatica van leçon 1 en 2.
1 Mon (Mijn) prénom est Chantal. • Gebruik hiervoor de Pages panorama en de online woordtrainer en grammaticatrainer.
2 Maak online de Test jezelf en ontdek waar je staat. C’est à toi !
2 Ma (Mijn) fille s’appelle Mila et notre (onze) nom de famille est Lestang.
3 Heb je de Test jezelf gemaakt? Vul dan nu het schema ‘Dit kan ik’ in. Zet op elke rij één vinkje.
3 Comment est votre (jullie) maison ? Grande ou petite ?

4 Et ta (jouw) maison est au centre-ville ? Dit kan ik

5 Elle habite à la campagne avec ses (haar) deux chiens et son (haar) père. □ Ik ken bijna alle woorden uit de □ Ik ken woorden over families en □ Ik ken voldoende woorden om
Top 20. woningen en kan ze gebruiken in families te beschrijven en te
b Vertaal de zinnen. zinnen. vertellen hoe ze wonen.
1 Dat is hun huis. C’est leur maison. □ Ik kan eenvoudige vragen bij een □ Ik kan de meeste vragen bij een □ Ik kan de opdrachten met een
2 Zijn appartement is klein. Son appartement est petit. tekst goed beantwoorden. tekst goed beantwoorden. goed maken.

3 Uw kinderen zijn in de tuin. Vos enfants sont dans le jardin. □ Ik kan de vormen van het □ Ik kan in zinnen het goede □ Ik kan goede zinnen maken met
bezittelijk voornaamwoord zoals bezittelijk voornaamwoord het bezittelijk voornaamwoord
B EXTRA mon-ma-mes meestal goed invullen. erin.
Écoute les messages whatsapp. Qui parle ? Luister naar de appberichtjes die Hamed, Emma, Gabriel en invullen.

Aïcha hebben ingesproken.


Wat zeggen ze? Verbind het appberichtje met de juiste zin.

Message 1 A Ik speel volleybal met mijn vrienden. KIOSQUE


Message 2 B Mijn kamer is erg groot. Kies je eigen leeskaart bij je docent of in de online
leeromgeving van Bravoure. Je vindt er vast een die
Message 3 C Wij zijn met vier kinderen.
past bij wat jij leuk vindt. Bij elke leeskaart horen
Message 4 D De katten zijn heel schattig. een paar opdrachten. Kies zoveel kaarten als je zelf
wilt!
C BRAVO | BRAVOURE Schrijf op welke kaart(en) je gemaakt hebt.
Maak de Bravo- of de Bravoure-opdracht.

Quatre camarades de classe. Vier klasgenoten. Kijk nog eens naar het schema van exercice 25 op
bladzijde 71. Maak zo’n zelfde schema voor twee klasgenoten. Noteer in het Frans hun leeftijd, van wie
ze fan zijn, hun woonplaats en nog iets bijzonders over hun huis of woonplaats. Werk op een apart vel
papier.

Qui sont tes camarades de classe ? Wie zijn jouw klasgenoten? Kijk nog eens naar het schema van
exercice 25 op bladzijde 71. Maak zo’n zelfde schema waarin je in het Frans informatie geeft over vier
klasgenoten. Bijvoorbeeld hun leeftijd, van wie ze fan zijn, hun woonplaats, iets bijzonders over hun huis
of woonplaats, huisdieren, wat ze willen worden, het beroep van hun ouders ... Geef zoveel mogelijk
informatie! Werk op een apart vel papier.

D Oefen met de woordtrainer of de grammaticatrainer.

E Maak de DELF-opdracht.

80 2 MaGaZiNE / BiENVENUE CHEZ NOUs ! QUaTRE-ViNGTs QUaTRE-ViNGT-UN THÈME 2 / C’EsT Ma faMillE ! 81


3 STUDIO
REGARDER | ÉCOUTER
L’ANNIVERSAIRE DE TIMÉO

PARLONS !

Il a les yeux bruns.

1 2 3 4

A B C D
Il a les cheveux noirs. Il a les yeux bruns. Elle a les cheveux Il a les cheveux
Wat je leert blonds. bruns.
• Je herkent de woorden en de werkwoorden om iemand te beschrijven.
• Je kunt vertellen hoe iemand eruitziet.
• Je begrijpt een video over een ontmoeting tijdens een feestje.
40 Coucou ! Regarde. Bekijk de familiestamboom en kies in de zinnen het juiste woord.
• Je begrijpt de grote lijn van een videoclip.

VOCABULAIRE

39 Vocabulaire. In de zoekplaat bij Parlons ! heb je geoefend met de beschrijving van personen.
Combineer de vier portretfoto’s met de juiste beschrijving. Noteer de letter bij de zin achter het cijfer.

a De ouders van Léon hebben samen drie / vijf kinderen.

b De zus van Léon is getrouwd met Clément. Léon heeft dus een zwager / schoonzus.

c De broer van Léon is getrouwd met Camille, dat is dus de zwager / schoonzus van Léon.

d De ouders van Léon zijn niet meer bij elkaar, de moeder heeft een vriend. Deze vriend heeft ook een
zoon / een dochter / een zoon en een dochter.

41 Traduis. Vertaal de woorden en de zinnen.

a Le beau-frère de zwager/schoonbroer
b La belle-soeur de schoonzus
c Le demi-frère de stiefbroer of halfbroer
d La demi-soeur de stiefzus of halfzus
e Les parents de Léon sont mariés ? Zijn de ouders van Léon getrouwd?
f Non, ils sont divorcés. Nee, zij zijn gescheiden.

82 3 sTUDiO / l’aNNiVERsaiRE DE TiMÉO QUaTRE-ViNGT-DEUX QUaTRE-ViNGT-TROis THÈME 2 / C’EsT Ma faMillE ! 83


42 Les ados et le chien se présentent ! Lis les textes. De jongeren en de hond stellen zich voor. c Comment est Timéo ? e Comment est Voyou ?
{ A Il est sportif et intelligent. { A Voyou est noir.
a Lees de teksten.
{ B Il est mignon et grand. { B Voyou est un golden retriever.
{ C Il est cool et sympa. { C Voyou a dix ans.

d Qui est Pierre Gasly ?


{ A Pierre Gasly est un pilote de Formule 1.
{ B Pierre Gasly est un Néerlandais.
{ C Pierre Gasly est un chanteur.

46 Un texto. Mila stuurt een appje naar Lucie. Wat bedoelt ze hiermee?
Salut, je suis Timéo. Bonjour, je Coucou, je suis Bonjour, moi, c’est Ouah ouah ! Je suis
Aujourd’hui, j’ai 15 m’appelle Marc ! Je Mila. Je suis une Lucie, la copine de Voyou, le chien de
L’anniversaire de Timéo était cool ! Et euh, Timéo
ans ! Youpie ! C’est suis le demi-frère de copine de Timéo. Ce Mila. Je suis à la Mila. Je suis grand,
aussi ! Il est … mignon, hahah!
mon anniversaire ! Timéo. Mon amie soir : c’est la fête fête de Timéo ! mais très gentil.
s’appelle Evy. de l’anniversaire de
Timéo !

Mila vond het maar een beetje gek dat Timéo tegen haar zei dat ze
b Vul de zinnen aan.
mignonne was. Daar maakt ze nu een grapje over.
1 Timéo is de halfbroer / stiefbroer van Marc.
Lis les textos. Lees de berichtjes die Marc en Timéo elkaar sturen na het feest en maak de Bravo-
2 Evy is de vriendin van Marc.
opdracht en/of de Bravoure-opdracht.
3 Lucie en Mila zijn vriendinnen .

4 Voyou is de hond van Mila.


Timéo
Mila est vraiment cool et elle est mignonne
43 Traduis. Wat betekenen de dikgedrukte woorden? Kies de juiste betekenis. Elle a les cheveux noirs et les yeux bruns !

a C’est le 12 septembre : aujourd’hui j’ai quinze ans ! vandaag / volgende week Marc
Oui, Mila est géniale ! Lucie est aussi très
b Youpie c’est mon anniversaire aujourd’hui ! mijn geboorte / mijn verjaardag sympa ! Avec les cheveux blonds et les
yeux bleus !
c Je suis à la fête de Timéo ! het dorp / het feest
Les cheveux blonds ? Mais elle a les
cheveux roux !
REGARDER | ÉCOUTER
Peut-être je suis fasciné par ses yeux
44 Regarde la vidéo et choisis. Bekijk de video en kies wat juist is. Lees voor je gaat kijken de zinnen a tot
en met d door.

a Lucie et Mila sont dans la cuisine / la chambre / le jardin. 47 Traduis. Vertaal.


La fille a les cheveux blonds et elle a les yeux bleus !
b Lucie donne un magazine / une chanson comme cadeau à Timéo.

c Mila et Timéo sont dans la cuisine / la chambre / le jardin.


les cheveux het haar
d Mila a un chat / un chien qui s’appelle Voyou.
les yeux de ogen
blonds blond
45 Lis les questions et réponds. Lees de vragen en geef antwoord. Je kunt de video zo vaak bekijken als je
wilt.
bleus blauw
a Marc est comment ? b Mila a quel âge ?
a heeft
{ A Il a les cheveux blonds et les yeux bleus. { A Elle a 16 ans. Elle a les cheveux blonds et les yeux bleus. Zij heeft blond haar en blauwe ogen.
{ B Il a les cheveux bruns et les yeux bleus. { B Elle a 15 ans.
{ C Il a les cheveux noirs et les yeux bleus. { C Elle a 14 ans.

84 3 sTUDiO / l’aNNiVERsaiRE DE TiMÉO QUaTRE-ViNGT-QUaTRE QUaTRE-ViNGT-CiNQ THÈME 2 / C’EsT Ma faMillE ! 85


48 Remplis. Vul in. 50 Lis le texte et souligne les formes d’avoir. Lees en beluister de tekst en onderstreep de vormen van avoir.

a Hoe ziet Lucie eruit? Vul aan wat je weet over haar ogen en haar.

cheveux roux yeux bleus


Lucie a les et les .
Programme France 2
b Hoe zeg je dat iemand aardig is?
20h05
Il / Elle est sympa. C’est quoi cette famille ?!
c Werk samen met een klasgenoot. Bespreek met elkaar het verschil tussen joli, sympa, drôle en Bastien a 13 ans. Il habite avec sa famille à
mignon. Paris. Il a six demi-frères et soeurs. Ensemble
ils ont huit parents ! Les enfants ont une idée :
d Beschrijf mondeling aan je klasgenoot een vriend of vriendin: vertel over het haar en de ogen en habiter ensemble dans une maison. Mais il y a
gebruik woorden uit exercice 48c. un problème : les parents !
Film comique
GRAMMAIRE Teïlo Azaïs joue le
rôle de Bastien.

49 Le verbe avoir. Het werkwoord hebben.

a Traduis. Vertaal. Lees de zinnen. Wat betekenen de dikgedrukte woorden? Noteer de vertaling. 51 Pose des questions. Stel vragen aan Teïlo Azaïs, de acteur
die Bastien speelt in C’est quoi cette famille ?!
1 J’ai les yeux bleus. ik heb Maak de zinnen af. Vul de juiste vormen van avoir in.
2 Tu as un frère ? heb jij
3 Il a les cheveux noirs. hij heeft a Hoe oud ben je? Tu as quel âge ?

4 On a du succès. men heeft / wij hebben b Heb je een broer? Tu as un frère ?

5 Elle a une copine. zij heeft c Heeft hij ook een rol in de film? Il a aussi un rôle dans le film ?
6 Nous avons un jardin. wij hebben
7 Vous avez un chien. jullie hebben / u heeft d Hebben jullie een hond? Vous avez un chien ?

8 Ils ont deux mères et deux pères. zij hebben e En jouw ouders, hebben zij een huis in Parijs? Et tes parents, ils ont une maison à Paris ?

9 Elles ont un chat. zij (vr.) hebben f Hebben wij alle informatie? Nous avons toutes les informations ?
b Werk samen met een klasgenoot. Controleer of je de betekenis van de zinnen bij a weet. Geef om de
beurt de betekenis van een zin, de ander controleert of die betekenis klopt. 52 Complète les phrases par les verbes. Maak de zinnen af door de juiste vormen van avoir of être in te vullen.

c Écoute et prononce. Luister naar het rijtje en spreek daarna zelf de werkwoordsvormen hardop uit. a Je suis / J’ai une chambre.
1 Wat valt je op aan de uitspraak van tu as – il a – elle a?
b Je suis / J’ai douze ans.
Je spreekt ze allemaal hetzelfde uit. c Tu es / as une maison ? LE SAVIEZ-VOUS ?
2 Wat is er bijzonder aan de uitspraak van nous avons – vous avez – ils ont – elles ont?
In het Frans kun je naa
d Hamed (12 ans) est / a un grand-père. r iemands leeftijd vra
De woorden worden met elkaar verbonden: je hoort een z als je ze Tu as quel âge ? of Vou
s avez quel âge ? Je ant
gen met
woord
e Il est / a une chèvre. begint dan altijd met
J’ai + je leeftijd. En dat
verbindt. Nederlandstaligen een
beetje gek. Toch?
is voor
f Il est / a les cheveux bruns.
avoir hebben
j’ai ik heb g Aïcha est / a un poster dans sa chambre.
tu as jij hebt h Elle est / a nerveuse.
il a / elle a / on a hij heeft / zij heeft / men heeft (wij hebben)
nous avons wij hebben
vous avez jullie hebben / u heeft
ils ont / elles ont zij hebben (m/v)

86 3 sTUDiO / l’aNNiVERsaiRE DE TiMÉO QUaTRE-ViNGT-siX QUaTRE-ViNGT-sEPT THÈME 2 / C’EsT Ma faMillE ! 87


53 Il et elle. Lees de zinnen: wie of wat wordt bedoeld met il en elle? 56 Comment écrire en français ? Vul de zinnen in het Frans aan. Geef ook antwoord op de vraag.

a Onderstreep het woord of de woorden waar il of elle naar verwijst. a 1 Heb jij een zus? Tu as une soeur  ? eigen antwoord
1 Ahh … Timéo est trop cool ! Il a quel âge ?
2 Heb je een halfzus of stiefzus? Tu as une (demi-)soeur  ? eigen antwoord
2 Lucie est la copine de Mila. Elle est sympa.
3 Heb jij een broer? Tu as un frère  ? eigen antwoord
3 Timéo a une chambre. Elle est grande.
4 Heb je een (half)broer? Tu as un (demi-)frère  ? eigen antwoord
4 Mila a un jardin. Il est grand.
5 Heb je een vriend? Tu as un copain / ami  ? eigen antwoord
b Wat valt je op bij zin 3 en 4?
6 Heb je een vriendin? Tu as une copine / amie  ? eigen antwoord
Il en elle kunnen ook verwijzen naar een ding. b Kies één persoon uit en vul de zinnen aan.
1 Comment il / elle s’appelle ?
Lucie, elle est sympa. La maison, elle est petite. ▶ persoonlijke voornaamwoorden voor personen en dingen
Il / Elle s’appelle + eigen antwoord .
personen  kun je vervangen door:  voorbeeldzin de persoon is /  betekenis
de personen zijn 2 Il / Elle a quel âge ?
Timéo il Il est cool. mannelijk enkelvoud Timéo.
Hij is cool.
Il / Elle a + eigen antwoord ans.
Lucie elle Elle est sympa. vrouwelijk enkelvoud Lucie. 3 Il / Elle a des cheveux de quelle couleur ?
Zij is sympathiek.
Marc et Timéo ils Ils sont demi- mannelijk meervoud Marc et Timéo. Elle a les cheveux + eigen antwoord .
frères. Zij zijn halfbroers.
4 Il / Elle a des yeux de quelle couleur ?
Mila et Lucie elles Elles sont copines. vrouwelijk meervoud Mila en Lucie.
Zij zijn vriendinnen. Il / Elle a les yeux + eigen antwoord .

Attention ! Il, elle, ils en elles kunnen niet alleen naar personen verwijzen, maar ook naar dingen. Het 57 Comment décrire Lucie en français ? Kun je Lucie in het Frans beschrijven?
is dus belangrijk om te weten of een woord mannelijk of vrouwelijk is! Schrijf drie zinnen op in het Frans.

Elle a des cheveux roux. Elle a les yeux bleus.


54 Il / elle / ils / elles. Vul in. Kies il, elle, ils of elles.
Elle est sympa / cool. Elle est jolie. Elle est grande.
a Le lit est petit. Mais il / elle est confortable.

b La maison est à Bordeaux. Il / Elle est grande. SORTIE


c Les demi-frères aiment la Formule 1. Ils / Elles ont un abonnement pour le magazine Grand Prix.
58 Hoe ziet jouw familiestamboom eruit in het Frans? Maak een tekening zoals op bladzijde 83.
d Les chiens Voyou et Caramel sont dans le jardin. Ils / Elles sont drôles.

e Les grand-mères sont au restaurant. Ils / Elles sont amies.

f Les maisons sont grandes. Ils / Elles sont à la campagne.

55 Il / elle / ils / elles. Vul in. Kies il, elle, ils of elles.
Schrijf het juiste woord op.

a Le chien est très grand. Mais il est sympa.

b La maison est à la campagne. Elle est jolie.

c Voyou et Caramel ont les yeux noirs. Ils sont chouettes.

d Lucie et sa soeur ont les yeux bleus. Elles sont cool.

88 3 sTUDiO / l’aNNiVERsaiRE DE TiMÉO QUaTRE-ViNGT-HUiT QUaTRE-ViNGT-NEUf THÈME 2 / C’EsT Ma faMillE ! 89


PAGE FLEX 4 PAROLES
PARLER
C’EST QUI ?
Kies uit de volgende opdrachten om extra te oefenen met wat je in deze leçon of eerder geleerd hebt.

A RAPPEL PARLONS !
1 Remplis les trous. Vul de juiste vorm van het werkwoord être in. J’ai les yeux bruns comme mon frère.
a L’anniversaire de Timéo, c’ est aujourd’hui !

b Lucie et Mila sont à l’anniversaire de Timéo.

c Timéo est dans le jardin de sa maison.

d Vous êtes aussi à la fête de Timéo ?


Wat je leert
e Non, nous sommes au centre-ville ! • Je spreekt de Franse ‘r’ uit zoals Fransen dat doen.
• Je stelt jezelf en je familie voor.
2 Écoute : avoir ou être ? Luister goed. Hoor je een vorm van avoir of een vorm van être? Zet een • Je begrijpt de beschrijving van een persoon en raadt wie het is.
kruisje. Schrijf het werkwoord ook op.

avoir être avoir être


VOCABULAIRE
a ○ ○ est d ○ sont ○

b ○ ○ sommes e ○ ○ êtes 59 La famille se présente. Deze familie stelt zichzelf voor aan familie die overzee woont. Ieder vertelt iets
over zichzelf en zegt soms ook iets over de relatie met een ander familielid.
c ○ ont ○ f ○ ont ○

Prononciation. Oefen extra met de uitspraak van de vormen van avoir en être.

B EXTRA

Bekijk de video in de online leeromgeving en maak de opdrachten.

C BRAVO | BRAVOURE
Maak de Bravo- of de Bravoure-opdracht.

Enregistre-toi. Neem jezelf op terwijl je Frans spreekt.


Maak een geluidsopname met je telefoon. Stel vragen als een interviewer en beantwoord ze ook zelf.
Stel bijvoorbeeld de vragen uit exercice 56.
Luister jezelf terug en schrijf op wat goed ging (TOP) en wat nog beter kan (TIP).

Enregistre-toi. Neem jezelf op terwijl je Frans spreekt.


Maak een geluidsopname met je telefoon. Vertel over Lucie. Gebruik de zinnen van exercice 57 en
verzin er zelf nog wat bij.
Luister jezelf terug en schrijf op wat goed ging (TOP) en wat nog beter kan (TIP).

D Oefen met de woordtrainer en de grammaticatrainer. Welke zinnen zouden de familieleden kunnen gebruiken als ze zichzelf (of elkaar) voorstellen? Trek een
lijn tussen de zinnen en de foto. Er blijven vijf zinnen over.
E Maak de DELF-opdracht.

90 3 sTUDiO / l’aNNiVERsaiRE DE TiMÉO QUaTRE-ViNGT-DiX QUaTRE-ViNGT-ONZE THÈME 2 / C’EsT Ma faMillE ! 91


PARLER
POINT DE VUE 2
60 Compare. Vergelijk jouw haarkleur en oogkleur met die van anderen. Maak hele zinnen. Vergelijk jouw
uiterlijk met dat van …

a een familielid.

Eigen antwoord; voorbeeld: J’ai les yeux bruns comme ma mère. ÉVALUATION
b een docent op school.
1 Laat zien wat je allemaal geleerd hebt. Bereid je voor:
Eigen antwoord; voorbeeld: J’ai les yeux bleus comme madame Jacadi. • Oefen en leer nog een keer de woorden, de expressions en de grammatica van leçon 1 en 2.
• Gebruik hiervoor de Pages panorama en de online woordtrainer en grammaticatrainer.
c een klasgenoot.
2 Maak online de Test jezelf en ontdek waar je staat. C’est à toi !
Eigen antwoord; voorbeeld: J’ai les cheveux blonds comme Levi. 3 Heb je de Test jezelf gemaakt? Vul dan nu het schema ‘Dit kan ik’ in. Zet in elke rij één vinkje.

61 Le portrait de famille. Het familieportret. Speel je rol! In Paroles ga je spelen met het Frans. Je zult Dit kan ik
merken dat je er goed Frans door leert spreken.
□ Ik kan eenvoudige vragen bij een □ Ik kan de meeste vragen bij een □ Ik kan alle vragen bij een video
In groepjes bereid je een videoportret voor. Gebruik een foto van je eigen familie of van een beroemde
video over een verjaardag goed video over een verjaardag goed over een verjaardag goed
familie en verdeel de rollen. Bedenk de zinnen die je kunt gebruiken en oefen eerst. beantwoorden. beantwoorden. beantwoorden.
Uiteindelijk zorg je ervoor dat het portret klaar is om te verzenden. Bijvoorbeeld als video of audiobericht
in whatsapp. □ Ik kan mezelf voorstellen en □ Ik kan mezelf en mijn □ Ik kan uitgebreid iets over mijn
Je docent geeft je een instructie en een werkblad. beschrijven als ik woorden en familieleden in een paar zinnen familieleden vertellen en ze
zinnen opzoek. voorstellen en beschrijven als ik beschrijven.
Bonne chance !
geoefend heb.

62 Le spectacle. De uitvoering. Bij het presenteren van het portrait de famille raden de andere leerlingen □ Ik ken het rijtje van het werkwoord □ Ik ken het werkwoord avoir □ Ik kan het werkwoord avoir
welke familie jullie zijn. avoir bijna helemaal. (= hebben). gebruiken in zinnen.

Volg de instructies van je docent voor de presentatie van jullie videoportret. □ Ik ken het verschil tussen il/elle/ □ Ik kan il/elle/ils en elles invullen □ Ik kan in plaats van namen
ils en elles maar doe nog niet alle in zinnen. of woorden il/elle/ils en elles
zinnen goed. gebruiken in zinnen.
SORTIE

63 Vul het schema ‘Dit kan ik’ in. Zet in elke rij één vinkje.
ACTUALITÉS
Dit kan ik Vraag je docent naar de actuele opdracht en maak die opdracht alleen, in een groepje of met de klas.

□ Ik kan mezelf en mijn familieleden □ Ik kan mezelf en familieleden □ Ik kan ook meer over familieleden
nog niet zo goed voorstellen. voorstellen. vertellen.

□ Ik spreek de -r nog uit als een □ Ik kan de Franse -r uitspreken □ Ik kan verschillende letters en
Nederlandse -r. zoals de Fransen dat doen. woorden op zijn Frans uitspreken
zoals de -r en as.

□ Ik vind samenwerken met anderen □ Ik kan goed samenwerken bij het □ Ik kan bij het samenwerken
soms lastig. maken van een presentatie. dingen leren van anderen.

92 4 PaROlEs / C’EsT QUi ? QUaTRE-ViNGT-DOUZE QUaTRE-ViNGT-TREiZE THÈME 2 / C’EsT Ma faMillE ! 93


LIRE
KEUZE CULTURE TU CONNAIS NOS FÊTES ?

PARLONS !
Salut ! Je suis Loïc. J’ai quatorze ans et j’habite à Concarneau, en
... de toi. Bretagne. Tu connais les fêtes françaises ?

Loïc

Wat je leert Tu connais nos fêtes ?


• Je leest korte teksten over Franse feestdagen.
• Je onderzoekt welke gebruiken bij deze feestdagen horen. Miam, les crêpes !
Le 2 février, c’est la fête de La Chandeleur. Il y a des crêpes au menu !
Et pas seulement à la maison ou dans les cantines scolaires, mais
VOCABULAIRE dans tous les restaurants et toutes les brasseries. On fête le retour
de la lumière après l’hiver. Manger des crêpes le 2 février est une
tradition en France. Une crêpe est ronde et jaune, comme le soleil.
64 Lis les phrases et choisis le bon mot. Kies het goede woord.
C’est une bonne fête, je trouve !
a Ce soir / lit, nous allons au restaurant avec notre famille.
Les crêpes
b Mon cousine / cousin Omar, le fils de ma tante Malika, vient aussi. Il a quatorze ans, comme moi.

c Mes grands-parents sont ensemble / chez moi pour mon anniversaire. C’est chouette.
La fête nationale
d C’est la fête et nous avons un bon livre / gâteau, miam !
Le 14 juillet, c’est la fête nationale. On célèbre la Révolution de 1789.
e Oh, il est super, ton cadeau / chat pour mon anniversaire ! Merci beaucoup ! Il y a un défilé militaire aux Champs-Elysées à Paris. On regarde le
défilé à la télévision. Dans les villages et les villes, il y a des bals
65 Tu connais les fêtes françaises ? Ken je de Franse feestdagen en tradities? populaires, c’est amusant ! Le soir, il y a un grand feu d’artifice. C’est
Bekijk de afbeeldingen over feestdagen en tradities in Frankrijk. Zet een kruisje bij de feesten die je génial !
kent.
Le feu d’artifice

Joyeux Noël !
À Noël nous sommes ensemble chez mes grands-parents avec notre
famille. Notre famille, c’est dix personnes : papi et mamie, nous quatre,
mon oncle, ma tante et mes cousins. Dans la maison il y a un grand
□ La fête des Rois – □ La Chandeleur – □ Le carnaval □ Noël – arbre de Noël très joli. Le 24 décembre, nous avons un grand dîner à 9
le 6 janvier le 2 février le 25 décembre heures du soir. C’est super, mais aussi un peu long. J’aime le dessert :
nous avons toujours une bûche de Noël, c’est la tradition. Elle est très
bon, avec de la glace et du chocolat, miam !
La bûche de Noël

AIDE
seulement alleen juillet juli
□ La Saint-Valentin – □ La fête de la musique – □ La fête nationale – □ La Saint-Sylvestre – la lumière het licht on célèbre we vieren (men viert)
le 14 février le 21 juin le 14 juillet le 31 décembre l’hiver (m) de winter Noël kerstmis
le soleil de zon

94 KEUZE / CUlTURE / TU CONNais NOs fÊTEs ? QUaTRE-ViNGT-QUaTORZE QUaTRE-ViNGT-QUiNZE THÈME 2 / C’EsT Ma faMillE ! 95
66 Lis le texte Tu connais nos fêtes ? à la page 95. Lees de tekst. Zijn de zinnen waar (vrai) of niet waar (faux)? RECHERCHER

vrai faux
68 Recherches. Complète le calendrier. Zoek en vind. Maak de kalender compleet.
a Loïc is dol op pannenkoeken. ○ ○
a Kijk nog eens terug naar de afbeeldingen en woorden van exercice 65. Vul daarmee de kalender in.
b Loïc gaat de stad in om naar de militaire parade kijken. ○ ○
b Op internet vind je informatie waarmee je de kalender helemaal compleet kunt maken. Ga online naar
c Loïc houdt niet van vuurwerk. ○ ○
parisinfo.com en typ bij rechercher: fêtes françaises et parisiennes.
d Loïc vindt het kerstdiner leuk, maar wel lang duren. ○ ○

Datum Nederlandse naam Franse naam


67 Lis le texte et réponds aux questions. Lees de tekst en beantwoord de vragen.

a Op welke datum is het feest dat La Chandeleur heet?


1 januari Nieuwjaarsdag le jour de l’an
Op 2 februari, 39 dagen na Kerstmis. 6 januari Driekoningen la fête des Rois

b Waarom vindt Loïc dit een fijn feest? 2 februari Maria Lichtmis la Chandeleur
Omdat ze in Frankrijk dan altijd crêpes / pannenkoeken eten. 14 februari Valentijnsdag la Saint-Valentin
c Wat voor feestdag is 14 juli?
februari / maart carnaval le carnaval
De nationale feestdag.
d Wat gebeurt er op die dag? Noem drie dingen.
maart / april Pasen Pâques
Er is een militaire parade in Parijs, er zijn bals / er wordt gedanst op 1 mei Dag van de Arbeid la fête du Travail
straat en ’s avonds is er vuurwerk. 21 juni Feest van de muziek la fête de la musique

e Op welke dag viert Loïc Kerst met een feestelijke maaltijd?


14 juli Nationale feestdag la fête nationale
24 december, dat is kerstavond – en niet op eerste kerstdag.
f Wie zijn ‘papi et mamie’ denk je?
25 december Kerstmis Noël

opa en oma 31 december oudjaar la Saint-Sylvestre

c Welk feest lijkt jou het leukst? Maak een


LE SAVIEZ-VOUS ? mindmap over je favoriete feest. Werk op een LE SAVIEZ-VOUS ?
C’est du gâteau ! Dat zeg apart vel papier. Zet de Franse naam in het In Frankrijk is elke dag
gen Fransen als iets hee van het jaar vernoemd
makkelijk is. Letterlijk l midden. Schrijf alles wat je weet over dit feest een heilige. Alle mense naar
: Het is taart! n met de naam van die
Le français, c’est du gât erbij. Zoek op internet naar meer informatie. Je heilige – of een naam
eau ! die erop lijkt – zijn die
Wat zeggen wij? En wa beetje jarig. Bonne fêt dag een
t zeggen de Engelsen? mag ook tekenen en plakken. e ! zeggen Fransen dan
.

SORTIE

69 Une carte pour Loïc. Op 16 december is Loïc jarig. Wat schrijf jij op de verjaardagskaart voor Loïc?

Bijvoorbeeld: Bon anniversaire ! Ciao, je naam

96 KEUZE / CUlTURE / TU CONNais NOs fÊTEs ? QUaTRE-ViNGT-sEiZE QUaTRE-ViNGT-DiX-sEPT THÈME 2 / C’EsT Ma faMillE ! 97
REGARDER | ÉCOUTER
KEUZE FICHE X TU AIMES CHANTER ?
Une audition à Paris
Le film La famille Bélier parle d’une famille sourde. La mère, le
père et le frère sont sourds. La fille, Paula, est l’interprète pour
PARLONS ! sa mère, son père et son frère. Elle parle avec des gestes.

… de la famille Bélier. Paula aime chanter. Elle a une audition à Paris devant un jury.
Son professeur de musique joue du piano. Sa famille et son
copain sont dans la salle.

AIDE
sourd(e) doof
l’interprète (m of v) de tolk
Wat je leert le geste het gebaar
• Je herkent woorden die rijmen, ook al worden ze verschillend geschreven.
• Je begrijpt stukjes uit een songtekst en kunt die meezingen.
• Je ontdekt dat liedjes helpen bij het onthouden van woorden en dat ze je uitspraak beter maken. 72 Lis le texte Une audition à Paris. Lees de tekst en
beantwoord de vragen.

a Wie gaat er auditie doen?


VOCABULAIRE
Paula
70 Regarde les images. Choisis la phrase correcte. Bekijk de plaatjes en lees de Franse zinnen eronder. b Wie zijn er bij de auditie aanwezig?
Noteer het nummer van de zin bij het juiste plaatje.
Haar familie en haar vriend.
c Welke bijzondere rol heeft Paula in haar gezin?

Ze is de tolk voor haar dove familieleden.


73 Regarde la vidéo de l’audition. Kijk naar de video over de auditie.

a Luister nog een keer naar het refrein en lees mee.

A Je vous aime. 3 B Je pars. 1 C Je vole. 2

1 Ik vertrek.
2 Ik vlieg.
3 Ik hou van jullie.

71 Ça rime ? Rijmt dat?


Schrijf de woorden onder het goede rijmwoord. Let op, niet alles rijmt! Je houdt vijf woorden over.
Veel van deze woorden hoor je in het lied dat je straks gaat luisteren.
alcool – anniversaire – bizarre – ce soir – comment – dans – école – excellent – gare – idole – isolé –
mère – moi – parle – père – regarde – treize

b Welke woorden rijmen op elkaar? Geef die dezelfde kleur.


cher (=beste, lieve) je pars je vole sans (= zonder)
c Tegen wie spreekt Paula?
LE SAVIEZ-VOUS ?
anniversaire bizarre alcool comment Louane is een Franse
Tegen haar ouders: mes chers parents.
mère ce soir école dans zangeres en actrice. Ze
kreeg voor haar rol in
La
père gare idole excellent famille Bélier de César
voor jong talent. De Cés
ar
is te vergelijken met een
Oscar.

98 KEUZE / fiCHE X / TU aiMEs CHaNTER ? QUaTRE-ViNGT-DiX-HUiT QUaTRE-ViNGT-DiX-NEUf THÈME 2 / C’EsT Ma faMillE ! 99


PRONONCER
FINALE OH LA LA, LES FAMILLES !
74 La liaison. Écoute et répète.

Als een woord eindigt op een ‘s’ en het volgende woord begint met een klinker of een stomme h, dan
verbind je die woorden met elkaar. Je hoort dan een /z/. Dat heet la liaison. Je hebt dat al geleerd bij
ils [/z/] ont. Je hoort het ook in het refrein bij je vous aime en bij sans alcool.

Luister naar de uitspraak en zeg na. Markeer de woorden waar je een liaison maakt.
Kies jouw finaleopdracht en noteer je eerste ideeën.
je vous aime les écoles mes soeurs
UNE PAGE FAN
ils ont les soirs mes amis
Je maakt een pagina van een fansite over een personage van een
ils sont leurs enfants vos enfants
Nederlandse serie die ook in Frankrijk te zien is.

Mes notes
SORTIE

75 Hoe beeldt Paula je vole en je vous aime uit in gebarentaal? Laat het zien aan een klasgenoot.
Zijn er nog meer woorden van het refrein die je in gebarentaal kunt laten zien? Check bij een klasgenoot
of het gebaar duidelijk is.

UN VLOG POUR UN ÉCHANGE D’ADOS

Met je familie doe je mee aan een internationale versie van het
programma Puberruil. Als voorbereiding maak je een vlog van jouw
of een andere familie.

Mes notes

UNE BANDE D’ANNONCE

Je maakt met een groepje de bande annonce voor een nieuwe


Netflix-serie over een familie. Jullie bedenken minimaal zes
personages en stellen ze voor in een videoportret.

Mes notes

Meer informatie en tips over de opdrachten vind je op het werkblad in de online leeromgeving.

Dit kan ik na thema 2:

… Ik kan mijn familie voorstellen en ik begrijp het als iemand zijn of haar familie voorstelt.
… Ik kan vertellen hoe oud ik ben en verstaan hoe oud iemand is.
… Ik kan beschrijven waar ik woon en ik begrijp het als iemand beschrijft waar hij of zij woont.
… KEUZE Ik ken de Franse feestdagen en de gebruiken die daarbij horen.
… KEUZE Ik begrijp stukjes uit een songtekst en kan die meezingen.

100 KEUZE / fiCHE X / TU aiMEs CHaNTER ? CENT CENT UN THÈME 2 / C’EsT Ma faMillE ! 101
PAGES PANORAMA
Frans voorbeeldzin Nederlands
la campagne La famille habite à la campagne. het platteland
la maison La maison de Chloé est dans le centre-ville. het huis, de woning
grand Fabian est le grand frère de ma copine. groot
petit Jules est le petit frère de mon copain. klein
VOCABULAIRE ET EXPRESSIONS beaucoup Dans le centre-ville, il y a beaucoup de veel
restaurants.
Je leert al deze woorden Frans – Nederlands én Nederlands – Frans. Dan begrijp je ze als je iets leest of hoort le salon La télé est dans le salon. de huiskamer
en je kunt ze zelf gebruiken als je Frans spreekt of schrijft. Belangrijke woorden kom je vaker tegen, zo leer je ze la chambre La chambre de mes parents est à l’étage. de (slaap)kamer
extra goed. Er staat een icoontje bij: le lit Le lit est confortable. het bed
Lees ook de voorbeeldzinnen: zo zie je hoe je de woorden gebruikt. la salle de bains Mon père chante dans la salle de bains. de badkamer
la télévision Ma famille aime regarder la télévision ensemble. de televisie

1 VOCA la ville J’adore la ville de Bordeaux ! de stad


le village Le village est typiquement français. het dorp
Top 20
le centre-ville Le centre-ville est superbe ! het stadscentrum
Frans voorbeeldzin Nederlands dans L’appartement est dans le centre-ville. in
le frère Le frère de Layla aime Olympique Marseille. de broer pratique Le supermarché est grand, c’est pratique. praktisch
la soeur La soeur de Luc joue au foot. de zus
il y a Il y a un café dans le village. er is, er zijn
le père Le père de Paul chante dans le spectacle de la de vader
avec Je suis ici avec ma soeur. met
ville.
pour Le cadeau est pour mon ami. voor, om te
la mère La mère de Maya danse au studio. de moeder
idéal L’appartement est idéal pour cinq personnes. ideaal
les parents (m) Les parents de Marc ont quel âge ? de ouders
mais La ville est grande, mais pas jolie. maar
le grand-père Le grand-père de Ramon a du talent ! de opa
la grand-mère La grand-mère de Selma joue du piano. de oma
2 MAGAZINE
le copain Le copain de Léo a quinze ans. de vriend
la copine La copine de Marc s’appelle Mila. de vriendin
l’animal (m) Benji est l’animal de la famille. het dier Frans voorbeeldzin Nederlands
l’enfant (m) Ma mère est l’enfant de ma grand-mère. het kind
le chien J’aime bien le chien, c’est un chihuahua. de hond
l’ami (m) Paul est l’ami de Pipa. de vriend
le chat Le chat et moi, nous sommes toujours ensemble. de kat
l’amie (v) Pipa est l’amie de Paul. de vriendin
le fils Lucas est le fils de monsieur Legrand. de zoon
la fille Lisa est la fille de monsieur Legrand. de dochter le professeur, la professeur Le professeur de français est drôle. de leraar, de lerares
la maison La maison est calme, elle est à la campagne. het huis, de woning l’école (v) L’école de Sainte-Marie est dans le village. de school

le jardin Voici le jardin, avec un trampoline pour les enfants ! de tuin l’oncle (m) Son oncle est professeur de surf. de oom
la chambre La chambre des filles est jolie. de kamer grand Le jardin est grand, et il y a un trampoline. groot
la cuisine La cuisine est très professionnelle ! de keuken petit Mon frère est petit : il a quatre ans. klein
la ville Paris, c’est la ville de la tour Eiffel. de stad jouer au volley Gabriel aime jouer au volley. volleyballen
le village Le petit village est près de Bordeaux. het dorp la plage Il joue au volley à la plage. het strand

la chèvre La chèvre est dans le jardin. de geit


le chat Oh là là ! Le chat est dans la cuisine. de kat
la ferme Hamed habite dans une ferme. de boerderij
beaucoup Il y a beaucoup de chats à la ferme. veel
le match Isaac regarde le match de football. de wedstrijd

il voudrait, elle voudrait Aïcha ? Elle voudrait être avocate. hij / zij zou graag willen
mignon Hamed a trois chats mignons. schattig, lief
joli Le jardin est joli et il y a un trampoline. leuk, mooi
l’immeuble (m) Ma copine habite dans un immeuble. het flatgebouw
l’appartement (m) L’appartement est dans un immeuble à Paris. het appartement

102 PaGEs PaNORaMa / VOCaBUlaiRE-EXPREssiONs-GRaMMaiRE CENT DEUX CENT TROis THÈME 2 / C’EsT Ma faMillE ! 103
3 STUDIO
GRAMMAIRE
Frans voorbeeldzin Nederlands
la famille Voilà la famille de Timéo. de familie, het gezin 2 MAGAZINE
le demi-frère Marc est le demi-frère de Timéo. de halfbroer, de stiefbroer
la demi-soeur Sa demi-soeur est petite, elle a trois ans. de halfzus, de stiefzus
Mon chien Caramel ▶ het bezittelijk voornaamwoord
le beau-frère Mon beau-frère est le mari de ma soeur. de schoonbroer, de zwager
la belle-soeur Ma belle-soeur est la femme de mon frère. de schoonzus Het woord na mijn / jouw / zijn / haar is:
l’anniversaire Mes félicitations ! Bon anniversaire ! de verjaardag mannelijk enkelvoud vrouwelijk enkelvoud meervoud
Bon anniversaire ! Tu as quinze ans aujourd’hui ? Bon anniversaire ! Gefeliciteerd met je verjaardag! (of vrouwelijk enkelvoud met een
la fête Où est la fête ? het feest klinker of stomme h)
sympa, sympathique Le prof est très sympa ! aardig mijn mon chien ma chambre mes parents
Voyou, le chien labrador est joli. leuk (er leuk uitzien) mon amie
joli
mon horloge
les cheveux (m) Ils ont les cheveux bruns. het haar jouw ton chat ta maison tes soeurs
les yeux (m) Elle a les yeux bleus comme son père. de ogen ton amie
blond Il est blond, il a les cheveux blonds. blond ton hôtel
noir Le T-shirt est noir. zwart zijn / haar son père sa mère ses frères
bleu Le jean G-star est bleu. blauw son amie
son histoire
ici La fête est ici, dans le jardin ! hier
l’âge Tu as quel âge ? de leeftijd
Attention 1 Een stomme is een h die er wel staat maar die je in het Frans niet uitspreekt.
où ? Marc, il est où ? waar?
la question C’est une question importante. de vraag
drôle Le chien Voyou est drôle. grappig Attention 2 Een bezittelijk voornaamwoord hoort altijd bij een zelfstandig naamwoord. Kijk dus of het
zelfstandig naamwoord waar het bij hoort mannelijk, vrouwelijk of meervoud is.
Expressions – iemand beschrijven mijn hond = mon chien – le chien is mannelijk
Il / Elle est comment ? Hoe ziet hij / zij eruit? zijn zus = sa soeur – la soeur is vrouwelijk
Mon frère a les yeux bleus / noirs / gris / verts. Mijn broer heeft blauwe / zwarte / grijze / groene ogen.
Ma soeur a les cheveux blonds / noirs / bruns / roux. Mijn zus heeft blond / zwart / bruin / rood haar. Attention 3 Wil je meer uitleg over wat een bezittelijk voornaamwoord precies is? Achter in je boek vind
Il est sympa / cool / intelligent / mignon. Hij is aardig / cool / intelligent / lief, schattig. je handige uitleg over alle grammaticaonderdelen.
Elle est sympa / cool / intelligente / mignonne. Zij is aardig / cool / intelligent / lief, schattig.
Il est marié / divorcé. Hij is getrouwd / gescheiden.
Leur maison en Guinée ▶ het bezittelijk voornaamwoord (vervolg)
4 PAROLES Het woord na mijn / jouw / zijn / haar is:
mannelijk enkelvoud vrouwelijk enkelvoud meervoud
Frans voorbeeldzin Nederlands vrouwelijk enkelvoud met klinker
la photo Voici une photo de notre famille ! de foto of stomme h
le portrait C’est un portrait de mes frères. het portret mijn mon ma mes
les grands-parents Voilà le portrait de mes grands-parents. de grootouders jouw ton ta tes
les parents Les parents de Marc sont mariés. de ouders zijn / haar son sa ses
qui ? C’est qui ? wie? ons / onze notre notre nos
jullie / uw votre votre vos
le cousin Mon cousin est le fils de ma tante. de neef
hun leur leur leurs
la cousine La cousine de Gabriel s’appelle Gabriella. de nicht
comme Je chante comme mon père. zoals
nous habitons Nous habitons à la campagne. wij wonen
3 STUDIO
le secret Quelle famille ? C’est un secret ! het geheim

Expressions – voorstellen en beschrijven avoir hebben


C’est qui ? Wie is het / dat? j’ai ik heb
Je me présente. Ik stel me voor. tu as jij hebt
Je présente ma famille / mon frère. Ik stel mijn familie / mijn broer voor. il a / elle a / on a hij heeft / zij heeft / men heeft (wij hebben)
J’ai les cheveux bruns / noirs / blonds comme ma soeur / Ik heb bruin / zwart / blond haar zoals mijn zus / nous avons wij hebben
mon frère / mon père. mijn broer / mijn vader. vous avez jullie hebben / u heeft
ils ont / elles ont zij hebben (m/v)



104 PaGEs PaNORaMa / VOCaBUlaiRE-EXPREssiONs-GRaMMaiRE CENT QUaTRE CENT CiNQ THÈME 2 / C’EsT Ma faMillE ! 105
Lucie, elle est sympa. La maison, elle est petite. ▶ persoonlijke voornaamwoorden voor personen en dingen
CHECKLIST
personen  kun je vervangen door:  voorbeeldzin de persoon is /  betekenis
de personen zijn BEN IK KLAAR VOOR DE TOETS?
Timéo il Il est cool. mannelijk enkelvoud Hij is cool.
□ Ik ken de woorden van leçon 1 tot en met 4.
Lucie elle Elle est sympa. vrouwelijk enkelvoud Zij is sympathiek.
Marc et Timéo ils Ils sont demi-frères. mannelijk meervoud Zij zijn halfbroers.
□ Ik heb de woorden geleerd met de Pages panorama.
Mila et Lucie elles Elles sont copines. vrouwelijk meervoud Zij zijn vriendinnen. □ Ik heb geoefend met de online woordtrainer.
□ Ik heb geoefend met een ander online programma, namelijk:

Attention ! Il, elle, ils en elles kunnen niet alleen naar personen verwijzen, maar ook naar dingen. Het is
dus belangrijk om te weten of een woord mannelijk of vrouwelijk is! □ Ik kan de grammatica van leçon 3 en 4 gebruiken in zinnen.
□ Ik heb de grammatica geleerd met de Pages panorama.
dingen kun je vervangen  voorbeeldzin het ding is / betekenis □ Ik heb geoefend met de online grammaticatrainer.
door:  de dingen zijn □ Ik kan de expressions gebruiken in een gesprek of als ik iets opschrijf.
le jardin il Il est petit.  mannelijk enkelvoud Hij is klein. □ Ik kan mijzelf en mijn familie voorstellen.
la maison elle Elle est jolie vrouwelijk enkelvoud Het is leuk / mooi.  □ Ik kan gesprekken over het thema van dit hoofdstuk begrijpen.
les cheveux  ils Ils sont noirs. mannelijk meervoud Ze zijn zwart. □ Ik kan een advertentie begrijpen waarin een huis omschreven wordt en mijn eigen huis beschrijven.
les chambres elles Elles sont grandes. vrouwelijk meervoud Ze zijn groot.  □ Ik heb de Test jezelfs online gemaakt.
□ Ik heb de Finale-opdracht met een voldoende afgerond.
□ Ik heb de volgende extra’s gedaan:
□ Ik heb enkele leeskaarten uit de Kiosque gelezen.
□ Ik heb zelf geoefend met de Pages Flex.
□ Ik heb geoefend met de uitspraaktrainer.

106 PaGEs PaNORaMa / VOCaBUlaiRE-EXPREssiONs-GRaMMaiRE CENT siX CENT sEPT THÈME 2 / C’EsT Ma faMillE ! 107
THÈME 3 Wat je leert in dit thema:
• Je kunt vertellen over je dag.
• Je kunt vertellen over school en hobby’s.
• Je kunt zeggen wat je wel en niet leuk vindt.

KEUZE • Eten in de middagpauze op Franse scholen.


• Indruk maken op je vrienden met coole foto’s.

Je maakt een affiche of een roman-photo over jouw


ideale dag, of een vlog over je hobby.

DÉPART 110

1 VOCA VOCABULAIRE 112

2 MAGAZINE LIRE 120

Point de vue 1 131

3 STUDIO REGARDER | ÉCOUTER 132

4 PAROLES PARLER 141

Point de vue 2 144

KEUZE CULTURE RECHERCHER 145

KEUZE FICHE X 149

FINALE 154

PAGES PANORAMA 155

EN LIGNE (ONLINE)
• Keuzelezen in de Kiosque
• Grammaticatrainer
• Woordtrainer
• Alle opdrachten uit het boek
• Alle video’s en luisterfragmenten bij de
opdrachten

« Ne rêve pas ta vie,


vis tes rêves. »
108 THÈME 3 / C’EsT Mon jour dE CHanCE !
2 Regarde et écoute la vidéo une deuxième fois. Kijk en luister nog een keer van het begin tot 2.39. Let
DÉPART PARLONS ! goed op wanneer de volgende woorden voorbijkomen. Wat betekenen ze? Maak er een eenvoudige
… de ton sport préféré. tekening van.
CYPRIEN :
mon voisin mon stylo ma trousse
TÉLÉPORTATION ! Degene die naast je zit Tekening van mijn pen Tekening van een
in de klas. Betekenis is (openstaande) etui
Wat je doet letterlijk ‘mijn buurman’.
• Je maakt kennis met de vlogger Cyprien en
je ontdekt hoe hij tegen school aankijkt.
Tekening van twee
leerlingen.

1 Regarde la vidéo et réponds aux questions. Bekijk de video en beantwoord de vragen.


3 Regarde jusqu’à la fin. Kijk en luister verder tot het einde. Kruis de zinnen aan die je hoort.
a Vóór het kijken: als jij aan school denkt, welke dingen vind jij dan irritant?
… écrire soleil avec sa calculatrice
Eigen antwoord … dessiner un chat
… faire des trous dans une gomme
… écouter de la musique
… discuter avec mon voisin
b Bekijk de video tot 2:20 en noteer daarna wat je allemaal hebt zien gebeuren. Herken je dingen die je
zelf ook had opgeschreven bij 1a? 4 Ton opinion. Wat vind jij?

punt breekt af, inkt vloeit uit, a Kies welke woorden je bij Cyprien vindt horen:
drôle – sérieux – créatif – mignon – sympa – triste – nerveux – joli – personnel – original
lijmstift is op, papier kreukt tijdens
b Kijk jij wel eens naar een vlog? Wanneer vind je een vlog leuk om naar te kijken? Kies wat jij belangrijk
het gummen, hij grijpt in een vindt.
kauwgom, zijn buurman probeert … originalité
… humour
te voorkomen dat hij afkijkt, hij … musique
loopt de verkeerde les binnen, … effets spéciaux
… costumes
hij kauwt op de pen van … pratique
iemand anders, (zijn puntenslijper … personnel

gaat open in zijn etui), hij prikt zich aan zijn passer, (de leraar
veegt het bord slecht uit), de tijd gaat langzaam, hij krijgt inkt op zijn SORTIE

vingers, zijn vingers stinken als hij de inkt eraf haalt, hij probeert geen 5 Lâche un comm’. Cyprien zegt aan het einde van de video: « Lâche un comm’ ». Wat voor comment zou
beurt te krijgen maar krijgt die toch, hij verheugt zich op een les die niet jij achterlaten? Schrijf het in het Frans.

doorgaat, maar die dan toch doorgaat. Eigen antwoord.


c Bekijk het vervolg van de video, van 2:20 tot en met 2:39. Noem twee dingen waar Cyprien vroeger
op school blij van werd.

Le professeur est absent, on va regarder un film, (il y a une manifestation).

110 dÉParT / CYPrIEn : TÉLÉPorTaTIon ! CEnT dIX CEnT onZE THÈME 3 / C’EsT Mon jour dE CHanCE ! 111
1 VOCA À QUI EST LE SAC ?
VOCABULAIRE
6 a Les mots que je reconnais. Welke woorden herken je uit het Engels? Onderstreep ze.

l’anglais – les maths – l’histoire – la géo – faire du sport – la musique – le portable – préféré – la télé –
vidéo – guitare

b Relie. Trek een lijn van de tijd naar het Franse woord dat erbij past.
PARLONS !
A 1 le soir
Tu aimes faire du sport ?
B 2 le jour

C 3 le matin

D 4 l’après-midi

Wat je leert
• Je kent belangrijke woorden die met school en vrijetijd te maken hebben en kunt die woorden ook zelf
gebruiken.
• Je kent de dagen van de week en begrijpt een gesprek over schoolspullen.
• Je beschrijft wat er in je tas zit.

7 Mes activités aujourd’hui. Hier besteed ik vandaag tijd aan. Kijk naar de afbeeldingen en vul het Franse
woord in de puzzel in. Vul daarna de letters bij het juiste nummer in en los de puzzel op.

faire du sport regarder (la télé) jouer aux jeux vidéo jouer de la guitare la musique

1 2 3 4 5 6

aimer préferé mon sport préféré le portable faire les devoirs

l’anglais les maths l’ÉPS la géo l’histoire

Oefen de nieuwe woorden met de online woordtrainer of gebruik de Pages panorama vanaf bladzijde 155.
le jour le matin l’après-midi le soir rentrer

1 4 00

112 1 VoCa / À QuI EsT LE saC ? CEnT douZE CEnT TrEIZE THÈME 3 / C’EsT Mon jour dE CHanCE ! 113
À qui est le sac ?
VOCABULAIRE

8 Lis les phrases et choisis le bon mot. Lees de zinnen en kies het woord dat het beste in de zin past.

a Yara, tu as le ticket / le portable pour le film de ce soir ?


Des sacs bleus, noirs, grands, sportifs, petits, jolis … Notre reporter Yara est curieuse : elle aime regarder :
b « Le film, c’est samedi ! » « Eh …? Je regarde dans mon agenda / stylo. » « Qu’est-ce qu’il y a dans ton sac ? »

SAC 1
c Dimanche / Jeudi, je suis au collège.

d Mon livre de géo et mon atlas dans mon sac à dos / appartement ? Impossible !
« Voici mon sac. Il y a mes livres, mon agenda, mon portable, ma trousse avec
e Le prof a un stylo matin / rouge pour corriger les fautes. mes stylos, et … de la musique ! De la musique ? Oui ! La musique est très
importante pour moi. Je joue de la guitare et j’aime beaucoup chanter en
f La batterie de ma tablette est à 3% ! Où est le chargeur / la guitare ?
classe. Je suis prof d’anglais et dans mes cours on chante beaucoup.
Ah, et ça ? C’est une boîte d’Orangina. J’aime boire ça !
9 Tu connais les jours de la semaine ? Ken je de dagen van de week?
L’essentiel ? De la musique bien sûr et mon stylo rouge pour corriger les
In het weekoverzicht staan de eerste drie letters van elke dag. In het rijtje eronder staan de dagen voluit fautes dans les tests ! »
in het Frans. Noteer de Nederlandse betekenissen.

OCTOBRE
SAC 2
LUN MAR MER JEU VEN SAM DIM « Aujourd’hui, c’est lundi. Je vais au collège, à Dinan. Je prends le bus avec mes
3 4 5 6 7 8 9 copains. Dans mon sac à dos, il y a : un croissant, un pain au chocolat et des
week-end chips, miam. Il y a aussi mes livres de géo et de maths, mes cahiers, eh … et mes
crayons. J’aime dessiner.
L’essentiel ? Mon portable. Comment survivre à un jour sans portable ? »
mardi dinsdag
jeudi donderdag
LE SAVIEZ-VOUS ?
samedi zaterdag SAC 3
Bijna alle dagen van de
week eindigen in het
mercredi woensdag op di. Di betekent ‘dag’
en komt uit het Latijn
Frans Le jeudi et le vendredi, j’aime aller à l’école parce que j’ai ÉPS.
de taal waaruit het Fra . Dat is
L’EPS est ma matière préférée. J’ai un grand sac de sport pour mes
lundi maandag juist met di. Weet jij we
ns is ontstaan. Eén dag
begint
baskets, mon t-shirt de sport et d’autres affaires. Ma professeure
lke dat is?
dimanche zondag d’EPS est sympa, elle fait du rugby et elle est super cool ! Le
vendredi après-midi, après les cours, je vais à l’école de musique.
vendredi vrijdag Je joue du saxophone.
L’essentiel ? Après le sport … du déodorant !
10 Trouve les mots et complète les phrases. Traduis les mots en néerlandais. Maak de zin compleet met
het woord dat door elkaar gehusseld is. Schrijf daarna de Nederlandse betekenis erachter.

a Dans mon sac, il y a un agenda, un stylo et des (s i l r e v). livres boeken SAC 4
b Histoire, c’est lundi, mardi, (r e e m i c r d) ou jeudi ? mercredi woensdag « Tu veux regarder dans mon sac ? Bon, d’accord, il y a mon portable, ma tablette,
des stylos, du chewing-gum, mon porte-monnaie. Il est grand, mon porte-monnaie,
c J’aime beaucoup l’EPS, c’est ma matière (p r f é é é e r). préférée lievelings c’est très pratique ! Dans mon porte-monnaie, j’ai des photos de mon fils. Ah, il
y a aussi deux tickets de cinéma. Je vais souvent au cinéma. J’adore les films
d Zut alors, 6% ! Où est le (h e r a u c r g) de mon portable ? chargeur oplader romantiques. Et toi, Yara, tu aimes les films de détective ?
L’essentiel ? C’est facile : je suis prof d’informatique, donc un chargeur et bien sûr
e (h ’ d r o a j u u i u), je prends le bus de huit heures. aujourd’hui vandaag des écouteurs ! »

11 À qui est le sac ? Van wie is de tas?


AIDE
In je schooltas zitten je schoolspullen. En wat nog meer? Waaraan herkent iemand jouw schooltas?
curieuse nieuwsgierig sans zonder
Eigen antwoord. je prends ik neem souvent vaak
le cahier het schrift les écouteurs de oordopjes/oortjes
survivre overleven

114 1 VoCa / À QuI EsT LE saC ? CEnT QuaTorZE CEnT QuInZE THÈME 3 / C’EsT Mon jour dE CHanCE ! 115
LIRE 14 Prononciation. De uitspraak van werkwoordsvormen.

a Onderstreep in de tekst À qui est le sac ? alle vormen van het werkwoord aimer. Het zijn er zes.
12 Regarde les sacs, les textes et les photos à la page 115. Bekijk de tassen, de teksten en de foto’s en
beantwoord de vragen. b Luister naar de zinnen met vormen van aimer en lees mee. Let op de onderstreepte woorden.

a Zijn al deze tassen van leerlingen, denk je? Waarom wel of niet? La prof d’Axelle aime faire du rugby.
Tu aimes aussi le rugby ?
Nee, het zijn ook tassen van volwassenen (4 en misschien 1) omdat er Alain aime jouer de la guitare.
dingen in de tassen zitten die leerlingen niet meenemen. c Wat is je opgevallen? Vul aan:
il aime je spreekt de e wel / niet uit
tu aimes je spreekt es wel / niet uit.
b Wat voor soort dingen staan er steeds bij L’essentiel?
jouer je spreekt er van het hele werkwoord uit als de ‘e’ in zee / café / mee ...
Dingen die onmisbaar / heel belangrijk zijn, dingen die de eigenaar van de
15 À toi de prononcer. Nu jij. Oefen met je klasgenoot de uitspraak van de zinnen. Let goed op de de
tas echt nodig heeft. werkwoordsvormen. Luister naar het voorbeeld en help elkaar.
c Welke tas hoort bij wie? Schrijf het juiste nummer bij de foto.
a Tu aimes jouer du saxophone ? – Non j’aime jouer de la guitare.

b On va danser ? – Oui, tu danses bien !

c Tu regardes des séries sur Netflix ? – Oui, j’adore regarder la télé.

d Il chante en français ! – Oui, il chante très bien.

ÉCOUTER

Alain, sac numéro: 1 Ghada, sac numéro: 4


16 Écoute le message de madame Kazroux. Luister naar de oproep van mevrouw Kazroux, docent
informatica. Kies de juiste antwoorden.

a Madame Kazroux heeft een rugzak gevonden van een leerling uit klas 1b / 2b / 6b.

b Madame Kazroux zoekt naar een naam op de tas / in de agenda / op de boeken / op het etui / op de
schriften.

c Wat zit er in de tas? Kies de juiste antwoorden.


… agenda … mobiele telefoon
… boeken … foto’s
Raphael, sac numéro: 2 Axelle, sac numéro: 3 … potlood … papier
… boterhammen … etui
13 Réponds aux questions. Geef antwoord op de vragen. … tablet … pennen
… oplader
a Explique. Leg uit door welk woord of voorwerp je wist dat de tas bij deze persoon hoort.
d De tas is van Paul / Amir / Saïd.
Alain bijvoorbeeld: guitare, prof, musique
e Hoe komt madame Kazroux erachter van welke leerling de tas is?
Ghada bijvoorbeeld: prof, tablette, informatique
Raphael bijvoorbeeld: portable, copains De telefoon gaat, Paul en Amir bellen. Dat zijn vrienden van Saïd.
Axelle bijvoorbeeld: sport, deodorant Daardoor weet Ghada dat de tas van Saïd is.
b Quel jour ? Op welke dag / dagen …

heeft Axelle gymnastiek? donderdag en vrijdag


neemt Raphael de bus? maandag
b Et ton sac ? Op welke van de vier tassen lijkt jouw schooltas het meest? Waarom?

Eigen antwoord

116 1 VoCa / À QuI EsT LE saC ? CEnT sEIZE CEnT dIX-sEPT THÈME 3 / C’EsT Mon jour dE CHanCE ! 117
PARLER
PAGE FLEX
17 Qu’est-ce qu’il y a dans ton sac ? Wat zit er in jouw tas?
Werk in tweetallen. Noem minimaal vijf dingen die vandaag in je tas zitten. Laat het voorwerp zien als je
Kies uit de volgende opdrachten om extra te oefenen met wat je in deze leçon of eerder geleerd hebt.
het noemt.
Dans mon sac, il y a …
A RAPPEL

Bijvoorbeeld: Dans mon sac, il y a un livre, des cahiers, une tablette, un Maak zeven kaartjes. Schrijf op de voorkant de namen van de dagen van de week in het Frans. Schrijf op
de achterkant de namen van de dagen van de week in het Nederlands. Oefen met de kaartjes totdat je
portable, un chargeur et une trousse. de namen kunt dromen.

B EXTRA
18 Qu’est-ce qu’il y a dans ton sac ? Wat zit er in jouw tas? Fais un schéma. Maak een schema. Kijk in de tekst À qui est le sac ? op bladzijde 115. Noteer de woor-
Beschrijf je tas (bijvoorbeeld merk, kleur, groot, klein) en noem minimaal acht dingen die vandaag in je den uit de tekst in de juiste kolom. Schrijf er ook lidwoorden bij waar dat kan.
tas zitten. Vertel over elk voorwerp iets meer. Laat het voorwerp zien als je erover vertelt. Maak zinnen
als: schoolspullen vakken hobby’s
Mijn tas is … zwart / klein / groot / mooi …
Het is een … rugzak / Eastpak / …
les livres l’anglais la musique
In mijn tas … een potlood / een boek / …
C BRAVO | BRAVOURE
Het potlood is… wit / rood / …
Maak de Bravo- of de Bravoure-opdracht.
Tip: kijk ook nog eens in de tekst op bladzijde 115!

Complète l’agenda de Mila. Bekijk de agenda van Mila. Vul de agenda aan. Gebruik de Franse woorden.
Bijvoorbeeld: Mon sac est noir. C’est un sac à dos, un sac à dos Eastpack.
3 juli gitaar spelen 6 juli voetbalwedstrijd
Mon sac est grand. Dans mon sac, il y a un livre, une tablette, un portable, 4 juli gamen met Nathan 7/8 juli feest van Timéo
un chargeur, une trousse, un agenda, un stylo et un crayon. Le livre est pour
JUILLET
histoire. Le crayon est blanc. Le chargeur est pratique. Ma trousse est
LUN MAR MER JEU VEN SAM DIM
grise. 2 3 4 5 6 7 8

jouer de la jouer aux anniversaire match de week-end


guitare jeux vidéo de Timéo foot fête de Timéo
SORTIE avec Nathan

19 Ma semaine. Noteer de dagen van de week in de juiste volgorde. Begin met maandag. Schrijf daarna bij Non, parce que je dois... Nee, omdat ik moet …. Je vriend(in) wil afspreken maar jouw agenda is vol.
minimaal drie dagen in de week een activiteit die je op die dag doet.
a Bedenk drie activiteiten die je maandag en dinsdag in je agenda hebt staan.
Bijvoorbeeld: mercredi – jouer de la guitare
jeudi – samedi – mercredi – lundi – mardi – dimanche –vendredi LUN MAR
Je mag een (online) woordenboek gebruiken. 9 10

lundi mardi mercredi jeudi vendredi samedi dimanche 16:00 jouer du piano 15:30 eigen antwoord
Eigen Eigen Eigen Eigen Eigen Eigen Eigen
19:00 eigen antwoord 18:45 eigen antwoord
antwoord. antwoord. antwoord. antwoord. antwoord. antwoord. antwoord.

b Maak het gesprek af en leg uit waarom je niet kunt afspreken op maandag of dinsdag.

Lundi ? – eigen antwoord.


Ah non, lundi je dois

Mardi alors ? – Non, mardi, je dois eigen antwoord.

Oefen de nieuwe woorden met de online woordtrainer of gebruik de Pages panorama vanaf bladzijde 155. D Oefen met de woorden uit deze les in de online woordtrainer.

118 1 VoCa / À QuI EsT LE saC ? CEnT dIX-HuIT CEnT dIX-nEuF THÈME 3 / C’EsT Mon jour dE CHanCE ! 119
2 MAGAZINE RECHERCHÉ : JURY !
LIRE
22 Choisis la bonne catégorie. Zet de woorden in de tabel waar jij ze het best vindt passen. Schrijf in iedere
kolom zelf ook twee dingen op.

l’entraînement – le match – regarder la télé – jouer aux jeux vidéo – les devoirs – faire la cuisine –
travailler – ÉPS – rentrer – bavarder – anglais – le cours

PARLONS ! tous les jours une, deux ou trois fois par semaine
... de ton sac à dos. regarder la télé l’entraînement
jouer aux jeux vidéo le match
les devoirs regarder la télé
rentrer jouer aux jeux vidéo
bavarder les devoirs
Wat je leert faire la cuisine travailler
• Je begrijpt korte teksten waarin jongeren over hun vrije tijd vertellen.
• Je vertelt en schrijft wat je zoal doet op een dag. Eigen antwoord ÉPS
• Je kunt veelvoorkomende werkwoorden gebruiken in eenvoudige zinnen.
Eigen antwoord anglais
le cours
VOCABULAIRE
Eigen antwoord
20 Lis les mots et écoute les fragments. Lees de woorden en luister naar de fragmenten. Eigen antwoord
Wat hoort bij elkaar? De woorden komen terug in Recherché: jury !
gagner – dessiner – jouer au tennis – bavarder – chanter – parler anglais – regarder un film – jouer de la
guitare LIRE

fragment 1
jouer au tennis 23 Le jury. Lis texte 1 à la page 122. De jury zoekt een nieuw jurylid voor een vlogwedstrijd. Lees tekst 1.

fragment 2
gagner Welke kwaliteiten moet je hebben om kans te maken het nieuwe jurylid te worden?

fragment 3
chanter Grappig zijn, creatief zijn, zelf filmpjes maken of fotograferen.
fragment 4
bavarder
fragment 5
jouer de la guitare
fragment 6
parler anglais 24 Regarde les titres et les photos de texte 2 à la page 123. Bekijk de kopjes en de foto’s van tekst 2 op
bladzijde 123.
fragment 7
dessiner
a Wie doet welke activiteit?
fragment 8
regarder un film
1 faire du sport Idriss
21 Lis les phrases et choisis le mot correct. Lees de zinnen en kies het juiste woord. 2 jouer à un jeu vidéo Thomas
a Tu as un crayon ? Je vais adorer / dessiner un joli portrait de ma grand-mère. 3 vendre des sacs Leila
b Nous avons un entraînement / un cours pour le match de samedi. b Lees de kopjes en beantwoord de vragen.

c J’aime rentrer / bavarder avec mes copines sur la terrasse. 1 Thomas Bij welk woord uit het kopje hoort de foto? le jeu
d Mon petit frère est toujours libre / drôle le mercredi après-midi. 2 Leila Wat post zij op Instagram? foto’s van haar tassen
e Qui est ton libre / meilleur copain ? 3 Idriss Welke sport doet hij? freerunning
f Un stylo / Les devoirs de français sont faciles !

g Mon match / équipe de hockey est formidable : nous sommes les champions !

120 2 MaGaZInE / rECHErCHÉ : jurY ! CEnT VInGT CEnT VInGT ET un THÈME 3 / C’EsT Mon jour dE CHanCE ! 121
Qui
TEXTE 2
TEXTE 1

Leila – Mes sacs sur Insta

Bonjour, je suis Leila, j’ai quinze ans. J’aime


rire et bavarder avec mes copines, mais

est le meilleur candidat ? je suis aussi sérieuse.


Je fais mes propres sacs. Quand je rentre
de l’école, je regarde des vidéos sur mon
Voici trois élèves. Qui est le meilleur candidat pour portable. Tous les jours à 16 heures, je
être membre du jury ? poste une vidéo sur Insta pour vendre mes
sacs. Je gagne un peu d’argent comme ça.
Je voudrais avoir ma propre boutique.
Thomas – L’humour et le jeu

Salut, je suis Thomas et j’ai quatorze ans. J’ai Le samedi, ma soeur


beaucoup de passions ! Je regarde des comiques Noah et moi travaillons
à la télé et sur YouTube : j’aime rire . J’aime dans la boutique de ma
lire des bandes dessinées aussi. J’aime Astérix mère. Nous aimons
et Tintin, mais ma BD préférée est Naruto, parce beaucoup !
que c’est un manga très drôle. J’aime beaucoup Je joue aussi au tennis.
les mangas. Deux fois par semaine,
j’ai un entraînement et
Je dessine aussi, style manga, dans mon cahier. le dimanche je fais de
Tous les jours je joue aux jeux vidéo avec mes la compétition.
copains. Notre jeu préféré est Overwatch. Nous
avons une équipe fantastique, on joue toujours
TEXTE 3
ensemble.
Je voudrais
dessiner un héros
pour le jeu !

Idriss – Je vole

Salut, je m’appelle Idriss. J’ai seize ans. J’aime les


aventures et je suis créatif. Ma passion absolue, c’est
le parkour. Je pratique ce sport quand je suis libre : le
matin, l’après-midi et le soir. C’est super cool parce
qu’on peut faire du parkour partout et c’est gratuit. Mon
meilleur copain fait du parkour aussi. Je suis heureux
quand je fais ce sport, j’adore ça ! Vous aimez aussi ?

Je suis aussi sérieux : j’aime le calme et je joue de la


guitare. J’ai ma propre guitare et j’apprends à jouer moi-
AIDE même avec des vidéos YouTube. Les profs sur YouTube
jouent très bien : leurs cours et leurs vlogs sont
la bande dessinée / la BD de strip, het stripverhaal rire lachen
intéressants.
lle héros de held vendre verkopen
membre du jury het jurylid partout overal

122 2 MaGaZInE / rECHErCHÉ : jurY ! CEnT VInGT-dEuX CEnT VInGT-TroIs THÈME 3 / C’EsT Mon jour dE CHanCE ! 123
25 Lis les textes et cherche les fautes. Lees de volgende teksten over de jongeren en streep door wat niet 27 Lis l’annonce. Lees tekst 3 op bladzijde 122. Gebruik eventueel een woordenboek of een goede
klopt. Gebruik tekst 2 op bladzijde 123. Vul in elke kolom nog iets aan. vertaalsite.

a Voor wie van de leerlingen is deze advertentie interessant?


Thomas Leila Idriss
Heeft gevoel voor humor. Houdt graag serieuze gesprekken Doet aan freerunning wanneer hij Voor Idriss
Leest graag strips. met vriendinnen. maar kan.
Houdt van manga’s tekenen. Is creatief. Houdt van tekenen
b Hoe laat wordt er afgesproken?
Gamet het liefst in zijn eentje. Verkoopt haar kleren via Instagram Houdt van muziek. Zoek op: RDV (rendez-vous) en à partir de.
Houdt van voetballen met vrienden. Werkt in de winkel van haar vader.
Sport twee keer in de week.
Gebruikt YouTube voor zijn hobby.
Al zijn vrienden doen ook aan
Elkaar ontmoeten / afspraak vanaf 10 uur
Is veertien jaar. freerunnen.
Kletst graag met c Hoe laat begint het echt?
Kijkt graag naar Houdt van Zoek op: départ.
vriendinnen, verkoopt vertrek 10.30 / 11.00
komieken op tv. gitaarspelen.
zelfgemaakte tassen
Is zestien jaar. d Le parkour est un état d’esprit betekent dat freerunning een mentaliteit, een manier van denken is.
en werkt in de winkel Wat denk je dat daarmee bedoeld wordt?
van haar moeder. Dat freerunners geen obstakels zien, maar mogelijkheden. Dat
26 Un bon membre du jury. Zouden ze goede juryleden zijn? Geef voor elke leerling twee argumenten.
freerunners zich niet laten tegenhouden. Het leven is een
hindernisbaan of parcours, maar kijk naar de mogelijkheden.
Thomas Leila Idriss

Il a de l’humour. Elle est créative : elle Il est créatif. e Noteer de betekenis van de opgezochte woorden:
fait des sacs. 1 un rendez-vous (RDV) een afspraak / een onmoeting
2 à partir de vanaf
Il est créatif : il aime Elle poste des vidéos Il regarde souvent des 3 le départ het vertrek
dessiner. sur Insta. vlogs sur YouTube. 4 l’état d’esprit de mentaliteit

ÉCOUTER

28 Interview sur les loisirs. Interview over hobby’s. Thomas, Leila en Idriss worden op de schoolradio
geïnterviewd over hun hobby’s. Luister en kies de juiste antwoorden.

a Wat tekent Thomas behalve manga’s nog meer?


dieren / portretten van familie

b Welke tekening vindt de verslaggever het mooist?


de tekening van de stripheld / de tekening van de kat

c Wat vindt Leila haar leukste hobby?


meedoen aan tennistoernooien / haar eigen tassen ontwerpen en verkopen

d Hoeveel verdient Leila daarmee?


10 / 20 euro per week?

e Wat voor muziek speelt Idriss?


rustige muziek / filmmuziek

124 2 MaGaZInE / rECHErCHÉ : jurY ! CEnT VInGT-QuaTrE CEnT VInGT-CInQ THÈME 3 / C’EsT Mon jour dE CHanCE ! 125
29 Trouve les mots. Ontcijfer de woorden en maak daarna de zin af. Kies drie kwaliteiten die bij jou 32 Les verbes français. Veel Franse werkwoorden eindigen op -er.
passen.
a Kijk in de Pages panorama van Thema 3 en schrijf vijf van die werkwoorden op.
ianigrlo – poftsir – fitaréc – ithapqymsue – fcait
Bijvoorbeeld: aimer, rentrer, bavarder, adorer, regarder, jouer
original – sportif – créatif – sympathique – actif chanter
je chante ik zing
Je suis un bon candidat ! Un bon candidat est eigen antwoord , eigen antwoord et tu chantes jij zingt
il / elle chante hij / zij zingt
eigen antwoord . on chante men zingt, we zingen
nous chantons wij zingen
30 Tes qualités pour être un bon membre du jury. Welke kwaliteiten maken dat jij een goed jurylid zou zijn? vous chantez jullie zingen / u zingt
Schrijf ze op het aanmeldingskaartje. Kijk nog eens naar de oproep voor een jurylid op bladzijde 122. Je ils / elles chantent zij zingen
kunt ook de vrouwelijke vormen gebruiken.

b Kijk naar het schema met de vervoeging van het werkwoord chanter. Leg aan een klasgenoot uit hoe
Cher jury, de werkwoordsvormen gemaakt worden. Gebruik in je uitleg het woord ‘stam’.

Je m’appelle eigen antwoord . Het eerste niet-vette deel is de stam. Die vind je door -er van het
eigen antwoord, bijvoorbeeld: je suis créative,
Je suis un bon candidat, parce que werkwoord af te halen. Achter de stam komen verschillende letters. Bij je
j’ai de l’humour et j’aime faire des photos. Of: je fais des vidéos en je suis komt er een -e bij tu -es, enzovoort.
très sportif. J’aime le foot. c Luister naar de uitspraak van de werkwoordsvormen. Welke vormen klinken precies hetzelfde?

De vormen die horen bij je, tu, il, elle, on, ils, elles.
GRAMMAIRE d Vul in het schema de juiste vormen in. Vertaal de vormen ook.

31 Regarde et écoute le verbe. Kijk en luister naar het werkwoord in deze zinnen. jouer spelen habiter wonen

je joue habite
a Wat is het verschil tussen de je-vorm en de tu-vorm? En wat is de overeenkomst? ik speel ik woon
j’

tu joues tu habites jij woont


jij speelt
Tu regardes souvent des vidéos sur YouTube ? – Oui, je regarde des vidéos tous les jours.
Tu joues du piano ? – Non, je joue de la guitare.
Tu travailles le samedi ? – ui, je travaille dans le magasin de ma mère. il / elle / on joue
hij / zij / men il / elle / on
hij / zij / men
speelt, we spelen habite woont, we wonen
De je-vorm eindigt op een -e en de tu-vorm op -es.
Ze hebben dezelfde stam. nous jouons wij spelen nous habitons wij wonen
De je-vorm en de tu-vorm klinken hetzelfde. vous jouez jullie spelen, u vous habitez jullie wonen, u
b Lees de zinnen over de kandidaat-juryleden. Herken je de werkwoorden? Onderstreep het onderwerp speelt woont
en de persoonsvorm. Kijk zo nodig in de Begrippenlijst grammatica achter in je boek.
ils / elles jouent zij spelen zij wonen
ils / elles

Thomas habitent
Je regarde des comiques à la télé.
Je joue aux jeux vidéo avec mes copains.
On joue toujours ensemble.
LE SAVIEZ-VOUS ?
Leila Werkwoordsvormen me
t on zijn een beetje vre
Tous les jours, je poste une vidéo. Bijvoorbeeld on joue: emd.
de werkwoordsvorm is
het enkelvoud en toch in
Je gagne un peu d’argent. bedoelen Fransen er me
personen mee. er
Le samedi, nous travaillons dans la boutique.
On joue au foot ? beteke
nt: Gaan we voetballen
Soms vertaal je on ook ?
Idriss met ‘men’.

J’aime les aventures.


Les profs jouent très bien.
Vous aimez aussi ?

126 2 MaGaZInE / rECHErCHÉ : jurY ! CEnT VInGT-sIX CEnT VInGT-sEPT THÈME 3 / C’EsT Mon jour dE CHanCE ! 127
33 Remplis la bonne forme. Vul de juiste vorm van het werkwoord in. 36 Choisis la bonne forme. Kies de juiste vorm.

a rentrer Le mardi, je rentre à 15 heures. a Je regarde / regarder un film tous les jours.

b regarder Le soir, nous regardons la télé. b J’aime regarde / regarder des vidéos sur YouTube.

c chanter Tu chantes souvent ? c Tu dessines / dessiner des mangas ?

d bavarder Elle bavarde avec ses copines. d Tu voudrais dessines / dessiner un héros pour le jeu ?

e travailler Le samedi, Leila et sa soeur travaillent dans le magasin de leur mère. e Ma soeur joue / jouer dans sa chambre.

f aimer Ils aiment le basket. f On peut joue / jouer de la guitare partout.

g adorer Mes frères adorent les jeux vidéo.


ÉCRIRE | PARLER
34 Quelle réponse ? Welk antwoord geef je?

Geef antwoord alsof je Thomas, Leila of Idriss bent. 37 Vous aimez les dictées ? Oui, nous aimons les dictées ! Hoera, dictee!
Je krijgt een opdracht van je docent. Je werkt op een los blaadje.
a Thomas, tu dessines des mangas ? – Oui, je dessine des mangas.
38 Le jeu de la moustache. Speel het spel met de snor (en de dobbelstenen) en maak Franse zinnen. Je
b Thomas, tu joues aux jeux vidéo ? – Oui, je joue aux jeux vidéo (avec mes copains).
docent legt je uit hoe het spel werkt.
c Leila, tu travailles le samedi ? – Oui, je travaille le samedi.

d Idriss, tu joues de la guitare ? – Oui, je joue de la guitare.

Geef je eigen antwoord.

e Tu habites où ? – J’habite à (eigen woonplaats).


f Tu t’appelles comment ? – Je m’appelle (eigen naam).

g Tu parles anglais ? – Oui, je parle anglais.

Geef antwoord namens meneer Legrand en namens Marie en Eugénie.

h Monsieur Legrand, vous habitez à Bruxelles ? – Oui, j’habite à Bruxelles.


i Marie et Eugénie, vous aimez danser ? – Oui, nous aimons danser !

35 Questions et réponses. Vragen en antwoorden. Noteer of kies de goede vorm van de werkwoorden.

a habiter Vous habitez où ? – Nous habitons à Dunkerque.


SORTIE
b parler Tu parles français ? – Oui, bien sûr, je parle / j’parle français.

39 Des verbes bizarres. Gekke werkwoorden.


c aimer Qu’est-ce que tu aimes ? – Je aime / J’aime danser.
Zigzaguer en blabater …
Wat zouden deze werkwoorden betekenen?
d regarder Vous regardez souvent des films ? – Oui, nous regardons
toujours un film le samedi. Zigzaggen en babbelen
Ken je iemand die goed kan zigzaguer of blablater?
e aimer Vous aimez le sport ? – Oui, nous aimons beaucoup le foot
et le tennis. Eigen antwoord.
Kun je deze twee werkwoorden vervoegen? En uitspreken?

je zigzague, tu zigzagues, il zigzague, nous zigzaguons, vous zigzaguez,


ils zigzaguent; je blablate, tu blablates, il blablate, nous blablatons, vous
blablatez, ils blablatent
128 2 MaGaZInE / rECHErCHÉ : jurY ! CEnT VInGT-HuIT CEnT VInGT-nEuF THÈME 3 / C’EsT Mon jour dE CHanCE ! 129
PAGE FLEX POINT DE VUE 1
Kies uit de volgende opdrachten om extra te oefenen met wat je in deze leçon of eerder geleerd hebt.

A RAPPEL
Les nombres 1-10. De getallen 1-10. Ken je de getallen nog?
ÉVALUATION
1 Laat zien wat je allemaal geleerd hebt. Bereid je voor:
a Schrijf het getal op. b Schrijf het getal voluit in het Frans.
• Oefen en leer nog een keer de woorden, de expressions en de grammatica van leçon 1 en 2.
quatre = 4 2 = deux • Gebruik hiervoor de Pages panorama en de online woordtrainer en grammaticatrainer.
2 Maak online de Test jezelf en ontdek waar je staat. C’est à toi !
huit = 8 9 = neuf 3 Heb je de Test jezelf gemaakt? Vul dan nu het schema ‘Dit kan ik’ in. Zet in elke rij één vinkje.
six = 6 3 = trois
c Schrijf nu je telefoonnummer en dat van een klasgenoot op in het Frans. Dit kan ik

□ Ik ken nog te weinig woorden □ Ik kan vertellen wat er in mijn □ Ik kan vertellen wat er in
om te vertellen wat er in mijn schooltas zit. mijn schooltas zit en enkele
schooltas zit. voorwerpen beschrijven.

B EXTRA □ Ik kan aan de hand van foto’s bij □ Ik kan de titel en foto’s gebruiken □ Ik kan de titel, foto’s en
Qui gagne ? Wie wint? een tekst het onderwerp van een om het onderwerp van een tekst tussenkoppen gebruiken om meer
tekst raden. te herkennen. te weten te komen over een tekst.
a Lees nog een keer tekst 2 Qui est le meilleur candidat ? op bladzijde 123.
□ Ik kan bijna alle vormen van de □ Ik kan de goede vormen □ Ik kan zelf zinnen maken en
b Lees nu het juryrapport over het nieuwe jurylid. Kun jij raden wie het nieuwe jurylid wordt? Vul zijn of werkwoorden op -er maken. opschrijven van allerlei de werkwoorden op -er goed
haar naam in bij het rapport. werkwoorden op -er. schrijven.

Chers élèves, nous avons trois candidats formidables et intéressants. Ils ont des loisirs très divers. Les
candidats sont tous créatifs et sympathiques. Ce n’est donc pas facile ! Mais, selon nous, le meilleur
candidat pour le jury est un garçon très original. Il a des talents variés : il est sportif et musicien. Il aime KIOSQUE
l’aventure et il est libre d’esprit.
Kies je eigen leeskaart bij je docent of in de online
Nos félicitations sont pour … Idriss leeromgeving van Bravoure. Je vindt er vast een die past
bij wat jij leuk vindt. Bij elke leeskaart horen een paar
C BRAVO | BRAVOURE
opdrachten. Kies zoveel kaarten als je zelf wilt!
Maak de Bravo- of de Bravoure-opdracht.
Schrijf op welke kaart(en) je gemaakt hebt.

Écoute les fragments. Luister naar de geluiden en bedenk er een werkwoord (Bravo) of zin (Bravoure) bij.

a bavarder / parler – Ils / Elles bavardent / parlent.


b gagner – Ils gagnent le match.
c jouer à un jeu vidéo – II / Elle joue à un jeu vidéo.
d jouer au basket – II / Elle joue au basket.
e travailler dans un magasin – Il / Elle travaille dans un magasin.
f chanter – Il / Elle chante.

D Oefen met de woordtrainer en de grammaticatrainer.

E Maak de DELF-opdracht.

130 2 MaGaZInE / rECHErCHÉ : jurY ! CEnT TrEnTE CEnT TrEnTE ET un THÈME 3 / C’EsT Mon jour dE CHanCE ! 131
3 STUDIO
REGARDER | ÉCOUTER
HISTOIRE ULTRAMODERNE
42 Complète les phrases. Maak de zinnen compleet. Trek lijnen.

PARLONS !

Tu aimes danser ?

A B C

1 2 3
Wat je leert parce que c’est mon parce que j’aime bien me parce que je fais un
sport préféré. promener avec notre labrador. vlog.
• Je begrijpt een gesprek over het maken van een afspraak.
• Je kent (werk)woorden die je gebruikt voor hobby’s, schoolvakken en wanneer je over je dag vertelt.
• Je vertelt wat jij wel of niet leuk vindt om te doen, of je vertelt over andere mensen.
43 Qu’est-ce qu’il y a dans ton agenda ? Wat staat er in jouw agenda? Beantwoord de vragen.

a Is jouw agenda ook zo vol? Schrijf in het Nederlands drie activiteiten op die je na schooltijd doet.
VOCABULAIRE
Eigen antwoord, bijvoorbeeld: training, gamen, muziekles, afspreken met
40 Lis les phrases et choisis la bonne traduction. Lees de zinnen en kies de juiste betekenis van het vrienden
dikgedrukte woord. Er blijft één woord over.
b Heb je thuis ook taken? Schrijf in het Nederlands op welke taken dat zijn.
Deze woorden hoor je in de video die je straks gaat bekijken.
Kies uit: presentatie – geschiedenis – pianolessen – morgen – de training – afspraak Eigen antwoord, bijvoorbeeld: hond uitlaten, koken, vaatwasser inruimen
a Aujourd’hui, c’est lundi. Donc demain, c’est mardi. morgen
b On prend rendez-vous samedi à 16 heures, d’accord ? afspraak REGARDER | ÉCOUTER

c Je vais filmer l’entraînement de tennis pour mon vlog. de training 44 Studio Bravoure ! Regarde la vidéo Histoire ultramoderne. Bekijk de video en beantwoord de vragen.
Lucie, Mila en Nathan hebben een probleem. Lees de vragen eerst door.
d J’adore mes cours de piano parce que j’ai un bon prof. pianolessen
a Où sont Lucie, Mila et Nathan ? d Lucie bedenkt de oplossing. Wat is haar idee?
e Je n’aime pas faire ma présentation d’anglais. presentatie { à la maison { Aan monsieur Varin vragen of de
{ au collège presentatie op een andere dag mag.
41 Lis les phrases et choisis le bon mot. Lees de zinnen en kies het woord dat het beste in de zin past. { dans le jardin { Om dit weekend met z’n drieën bij Nathan
de presentatie te maken.
a Ma soeur fait souvent des pizzas et des tartes, elle aime faire la cuisine / promener le chien. b Lucie, Mila et Nathan parlent de …
{ Om hun activiteiten te filmen als vlog en
{ leur présentation
b Elle fait la cuisine le samedi ou le dimanche, parce que c’est le jour / le week-end. dat te laten zien als presentatie.
{ l’anniversaire de monsieur Varin
c Le dimanche soir, elle fait du foot / ses devoirs : elle fait des exercices d’anglais. { de leur sport préféré

d Elle est quand / toujours nerveuse pour une présentation. c Wat is het probleem van Lucie, Mila en
Nathan ?
e Arnaud joue d’un instrument de musique : il joue du piano / il joue aux jeux vidéo.
{ Ze hebben hun opdracht voor Engels niet
f On veut regarder un film / dessiner à la télé ensemble. op tijd af.
{ Ze hebben de spullen voor hun presentatie
thuis laten liggen.
{ Ze kunnen geen afspraak maken omdat ze
zo druk zijn.

132 3 sTudIo / HIsToIrE uLTraModErnE CEnT TrEnTE-dEuX CEnT TrEnTE-TroIs THÈME 3 / C’EsT Mon jour dE CHanCE ! 133
45 Regarde la vidéo encore une fois. Kijk de video nog een keer. Welke woorden hoor je in de video? 47 L’opinion de Monsieur Varin. De mening van meneer Varin. Lees de beoordeling van meneer Varin en
Onderstreep ze. beantwoord de vragen.

au collège loisirs à la maison


présentation jouer au tennis promener le chien
histoire jouer au foot faire une pizza
anglais jouer du piano faire la cuisine
prof dessiner faire les devoirs
agenda faire un vlog regarder la télé

46 Regarde la vidéo encore une fois et réponds aux questions. Bekijk de video nog een keer en beantwoord
de vragen.

a De vrienden praten over hun docent geschiedenis, Monsieur Varin. Wat vinden ze van Monsieur Varin?
Kies drie antwoorden.
… grappig
… aardig
… serieus
… goede docent
… modern
… zenuwachtig

b Op welke dag hebben Lucie, Mila en Nathan hun presentatie?


{ maandag
{ woensdag
{ donderdag
a Past het cijfer bij het commentaar van Monsieur Varin? Leg uit waarom je het cijfer wel of niet
c Wat weet je over Mila en Lucie en het vak geschiedenis?
passend vindt.
{ Mila is goed in geschiedenis en het is Lucie haar lievelingsvak.
{ Mila is slecht in geschiedenis, maar Lucie vindt het een heel leuk vak. Hij geeft een 5,5, dat is net voldoende. Hij zegt positieve dingen over
{ Mila is slecht in geschiedenis, en Lucie houdt ook niet van het vak.
de vlog en hij heeft een compliment voor iedereen. Maar hij vindt de
d Wat moet Lucie elke vrijdag doen?
{ de hond uitlaten
presentatie lang en niet passend bij het onderwerp. Dat is voor hem
{ piano spelen en koken belangrijk. Een 5,5 is best laag als hij ook zoveel complimenten geeft.
{ huiswerk maken
b Monsieur Varin had niet verwacht dat dit groepje leerlingen een filmpje zou inleveren. Waaruit blijkt dat?
e Wie maakt er een vlog?
{ Mila
Hij zegt dat ze normaal veel kletsen in de les. Dus hij had verwacht dat
{ Lucie ze de presentatie gewoon zouden doen.
{ Nathan

f Denk je dat monsieur Varin net zo enthousiast is


over de presentatie als Nathan? Leg uit waarom wel
of niet. LE SAVIEZ-VOUS ?
Eigen antwoord. In Frankrijk is een 10 gee
n goed cijfer. Op veel
scholen krijgen leerlin
gen een cijfer tussen 1
Wat voor cijfer heb je en 20.
als je 12 sur 20 krijgt?

134 3 sTudIo / HIsToIrE uLTraModErnE CEnT TrEnTE-QuaTrE CEnT TrEnTE-CInQ THÈME 3 / C’EsT Mon jour dE CHanCE ! 135
GRAMMAIRE 50 Remplis. Vul de juiste vorm van het werkwoord faire in.

48 Le verbe faire. Het werkwoord doen / maken. Lees samen de Franse zinnen en de Nederlandse
a Tu fais une pizza pour moi, demain ?

betekenis.
Je fais mes devoirs. Ik maak mijn huiswerk.
b Aline fait de la danse moderne.

Elle fait la cuisine. Zij kookt.


c Nous faisons du basket pendant le cours d’EPS.
a Wat betekenen de uitdrukkingen?

faire la cuisine = koken d Vous faites une tarte? Miam !

e À toi maintenant. Maak nu zelf drie zinnen met faire.


faire les devoirs = huiswerk maken / doen Kies uit: un sandwich / une photo / une vidéo / un selfie / du shopping / du sport of bedenk zelf
b Bespreek wat de zinnen betekenen en schrijf de betekenis op. Soms zijn er meer betekenissen iets. Gebruik steeds een ander onderwerp. Schrijf eerst de Franse zin op en noteer de Nederlandse
mogelijk. betekenis erachter.

1 Vous faites du basket ? Doen jullie aan basketbal ? / 1 Eigen antwoord, bijvoorbeeld: On fait un selfie.
Doet u aan basketbal? We maken een selfie. Men maakt een selfie.
2 Adèle fait de la musique. Adèle maakt muziek. 2 Eigen antwoord, bijvoorbeeld: Vous faites une vidéo ?
3 Eden et Ayoub font l’exercice. Eden en Ayoub maken de oefening / Maken jullie / maakt u een video?
opdracht. 3 Eigen antwoord, bijvoorbeeld: Ma copine fait du shopping.
4 Je fais du sport. Ik sport. / Ik doe aan sport. Mijn vriendin winkelt / shopt.
5 Hana et Florine font du hockey. Hana en Florine doen aan hockey. / 51 Réponds. Geef antwoord op de vraag en maak een hele zin. Welke vorm van faire moet je gebruiken?
hockeyen. Let op het onderwerp. Kijk eerst naar het voorbeeld:

6 On fait un dessin. We maken een tekening. / Men maakt een a Vous faites la cuisine, madame ? Oui, je fais la cuisine.
tekening. b Tu fais du badminton ? Oui, je fais du badminton.
7 Nous faisons un vlog. Wij maken een vlog.
c Vous faites de la musique, Luc et Ali ? Oui, nous faisons / on fait de la musique.
49 Écoute et lis. Luister en lees mee.
d Vos parents font du golf ? Oui, ils font du golf.
Faire doen / maken
je fais ik doe / maak
52 Conversation texto. Lees het whatsapp-gesprek.
tu fais
il fait
jij doet / maakt
hij doet / maakt LE SAVIEZ-VOUS ? Nathan appt Mila. Hij heeft zin om te gamen.
elle fait zij doet / maakt Faire betekent doen of
maken, maar je vertaa
on fait men doet / maakt, we doen / maken faire niet altijd met een lt
vorm van doen of ma Nathan
ken.
nous faisons wij doen / maken Bijvoorbeeld: Je fais du
tennis betekent ‘Ik ten
nis’.
coucou
LE SAVIEZ-VOUS ?
vous faites jullie doen / maken, u doet / maakt
Mila
ils font zij doen / maken Ook in Frankrijk gebrui
slu ! ken jongeren veel
elles font zij doen / maken afkortingen als ze een
tu veux jouer à minecraft ensemble ? texto sturen. Letters die
uitspreekt, laten ze we je niet
non je ne peux pas
g.
Wat betekenen slu en
D’ac in de appjes van
en Mila? Nathan
a Wat valt je op aan de uitspraak van je fais, tu fais, il fait, elle fait en on fait ? ah …

Je spreekt ze allemaal hetzelfde uit, je spreekt de laatste letter niet uit. j’ai un entraînement

ah oui, tu fais du tennis le jeudi soir.


Demain ?
b Wat valt je nog meer op aan de uitspraak?
je ne sais pas. Je n’aime pas minecraft.
Je spreekt nergens de laatste letter uit en de eerste s van faisons Ce n’est pas cool.

spreek je uit als een z. De ai in faisons klinkt als een stomme e. Tu n’aimes pas ?? Bizarre ! D’ac. Bon
entraînement !

AIDE
Tu veux ... ? Wil je ...?
Je peux Ik kan ... 

136 3 sTudIo / HIsToIrE uLTraModErnE CEnT TrEnTE-sIX CEnT TrEnTE-sEPT THÈME 3 / C’EsT Mon jour dE CHanCE ! 137
54 Complète le dialogue. Welk werkwoord past in het gesprek? Er blijven drie vormen over.
a Hoe zegt Mila dat ze morgen niet kan? Je ne peux pas.
Kies uit : ai – as – es – fais – faisons –fait – faites – font – n’est pas – ne faisons pas – ne vais pas –
b Wat betekent ne .. pas in deze zin? Niet sommes – suis

c Mila en Nathan gebruiken nog een keer ne … pas en drie keer n’… pas. Onderstreep die woordjes in
de zinnen en kijk steeds waar de persoonsvorm staat.
1 Idriss Je suis à la ferme de mon oncle.

d Vul de regel aan:


2 Nadine Qu’est-ce que tu fais à sa ferme ?

Ne of n’ staat voor de persoonsvorm en pas staat achter de persoonsvorm.


3 Idriss Moi et mon frère, nous sommes en vacances. Nous ne faisons pas
beaucoup !
e Ne verandert in n’ voor een klinker of stomme h .
4 Nadine Ah, chouette ! Moi, je ne vais pas en vacances. J’ai des
f Waar zet je ne … pas in deze zin: C’est cool.
cours de dessin. Tu es à la campagne avec toute la famille ?
Tip: Kijk hoe Mila haar mening geeft over Minecraft.
5 Idriss Non, ma famille n’est pas à la campagne.
C’est cool. Ce n’est pas cool .
Dis, Nadine, qu’est-ce que vous faites ce week-end ?
Ce n’est pas cool ! ▶ Ontkennende zinnen
6 Nadine Ce week-end ? Frank et moi, nous faisons notre vlog.
Je sais. Je ne sais pas. Ik weet het niet.
C’est original. Ce n’est pas original. Dat is niet origineel. Wil je meer oefenen of meer weten? Oefen de met grammaticatrainer.
Je veux jouer au foot. Je ne veux pas jouer au foot. Ik wil niet voetballen.

Als je een zin met niet (of geen) wilt maken, gebruik je ne / n’… pas. PARLER
De persoonsvorm komt tussen ne / n’ … pas.
ne / n’ + persoonsvorm + pas
55 Ton jour préféré. Hoe ziet jouw ideale dag eruit? Vertel je klasgenoot vijf dingen over je ideale dag.

Wat doe je op die dag? Met wie of waar doe je dat? En wat doe je zeker niet? Zou je uitslapen (faire la
53 Complète le dialogue. Maak het gesprek tussen Mila en Virginie compleet. grasse matinée) of sporten? En zou je huiswerk maken op je ideale dag? Gebruik eventueel foto’s die op
Zet de woorden tussen haakjes in de juiste volgorde. je telefoon hebt staan. Raconte !
Un jour idéal pour moi .…/ À mon jour idéal …
Mila is op de tennisclub en praat met Virginie, haar clubgenootje.

a Virginie Salut, Mila, ça va ?


Je fais la grasse matinée et je fais du sport avec mes amis. Je ne vais pas
b Mila Bonsoir Virginie, non, ça ne va pas … j’ai beaucoup de devoirs. Toi aussi ? à l’école et je ne fais pas mes devoirs. Je fais une pizza dans notre cuisine
c Virginie Non, je (n’ – pas – ai)n’ai pas de devoirs aujourd’hui. Super, non ? et je regarde un film sur Netflix. Je ne parle pas avec ma soeur.
Mais, on est au club de tennis … on fait du sport ici, on (pas / parle / ne)

ne parle pas de l’école !

d Mila Tu (joue – pas – ne) ne joues pas avec Géraldine aujourd’hui ?

e Virginie Non, elle (ne – pas – peux) ne peut pas jouer ce soir. SORTIE
f Mila Écoute, je (pas – veux – ne) ne veux pas faire de présentation
d’histoire. Lucie, Nathan et moi, on fait un vlog et on montre le vlog en classe. 56 Moi, je n’aime pas ! Schrijf drie zinnen op over dingen die je niet leuk vindt.

g Virginie Donc, vous (faites – pas – ne) ne faites pas de présentation en Eigen antwoord. Je n’aime pas faire les devoirs, je n’aime pas le foot, je
classe ? Waouh ! bonne idée !
n’aime pas l’histoire, enzovoort.
h Mila Je veux filmer l’entraînement pour le vlog. Ce (pas – n’ – est) n’est pas
un problème pour toi ?
i Virginie Non, pas du tout !

138 3 sTudIo / HIsToIrE uLTraModErnE CEnT TrEnTE-HuIT CEnT TrEnTE-nEuF THÈME 3 / C’EsT Mon jour dE CHanCE ! 139
PAGE FLEX 4 PAROLES
PARLER
LE COUP DE FIL
Kies uit de volgende opdrachten om extra te oefenen met wat je in deze leçon of eerder geleerd hebt.

PARLONS !
A RAPPEL
Rappel : complète. Herhaling: vul de zinnen aan met de juiste vorm van het werkwoord. ... des choses que tu n’aimes pas.
a être Je suis la soeur de Virginie.

b avoir Tu as quel âge ?

c avoir Tes soeurs, elles ont du talent !

d faire font
Oui, elles des vlogs super.

e être Vous êtes au club de tennis, monsieur et madame ?


Wat je leert
f faire Mais non, nous faisons du golf.
• Je voert een telefoongesprek om een afspraak te maken met een klasgenoot.
• Je legt uit waarom je niet kunt en zegt sorry.
B EXTRA
• Je vertelt wat je op welke dagen van de week doet.
Bekijk het filmpje in de online leeromgeving en maak de opdrachten.

C BRAVO | BRAVOURE VOCABULAIRE


Maak de Bravo- of de Bravoure-opdracht.
57 Choisis le bon mot. Kies het woord dat het beste in de zin past. Deze woorden komen voor in het
Trouve les mots. Zet de letters in de goede volgorde en noteer het woord. Schrijf ook de Nederlandse telefoongesprek dat je gaat beluisteren.
vertaling erachter.
a C’est nul, les devoirs de maths ! Je ne veux / suis pas faire mes devoirs !

a TIBHREA habiter wonen b Un entraînement tous les jours ? Ce n’est pas possible / libre !

c À Noël, on bavarde / mange un bon dessert.


b GARRREED regarder kijken (naar)
d J’ai 18 sur 20 en anglais : ce n’est pas difficile / facile, l’anglais.
c RELAPR parler praten e C’est nul / chouette de regarder un film ensemble !

d ACEHRTN chanter zingen f À quelle heure on prend rendez-vous / décide pour les devoirs d’histoire ? À 16.00 heures ?

Le bon mot. Het juiste woord. Welk woord past in de zin? 58 Tu as envie de jouer au basket ? Heb jij zin om te basketballen?

a Bertrand aime beaucoup la musique, il … . d J’ai un animal, c’est un … . a Noteer de betekenis van de vier zinnen.
{ A joue au jeux vidéo { A lit
1 Je ne peux pas jouer. Je n’ai pas le temps de jouer.
{ B joue de la guitare { B fils
{ C joue au foot { C chien Ik kan niet spelen. Ik heb geen tijd om te spelen.
b Léonie est à la plage … ses amis. e L’anglais ? C’est très … ! 2 Je ne veux pas jouer. Je n’ai pas envie de jouer.
{ A beaucoup { A petit
{ B avec { B facile
Ik wil niet spelen. Ik heb geen zin om te spelen.
{ C mais { C content b Schrijf drie activiteiten op waar jij zin in hebt. Maak een zin.

c Félicitations ! Vous … le concours ! J’ai envie de rentrer, je veux bavarder avec mes copines, j’ai envie de jouer
{ A gagnez
{ B travaillez
au foot avec mes copains, je veux chanter, enzovoort.
{ C habitez

D Oefen met de woordtrainer en de grammaticatrainer.

E Maak de DELF-opdracht.

140 3 sTudIo / HIsToIrE uLTraModErnE CEnT QuaranTE CEnT QuaranTE ET un THÈME 3 / C’EsT Mon jour dE CHanCE ! 141
60 Trouve la bonne fin de phrase. Welk einde van de zin is logisch?
Allô ?
a Je peux prendre rendez-vous samedi après-midi? – Je regrette, c’est possible / ce n’est pas possible.
Sandrine téléphone à Luca pour prendre un rendez-vous.
b On va jouer au foot demain ? – Chouette, ça ne va pas / ça va pour moi.
Sandrine Allô, Luca ?
c Tu peux faire de la musique pour nous demain matin ? – Je suis désolé, je peux / je ne peux pas.
Luca Allô, salut Sandrine, ça va ?
Sandrine Oui, ça va. Et toi ? d Tu veux manger une pizza chez moi, ce soir ? – Chouette, je n’ai pas le temps / à ce soir !
Luca Ça va bien. Écoute, tu as envie de regarder un film ensemble ?
e On peut jouer aux jeux vidéo mercredi soir ? – Je suis désolé, ce n’est pas possible / c’est possible.
Sandrine Oui, chouette, quel jour ?
Luca Tu peux samedi à huit heures ? f Tu as envie de regarder un film vendredi soir ? – Génial, à vendredi soir ! / je n’ai pas envie.
Sandrine Ah non, je regrette, je ne peux pas. Je dîne chez mes grands-parents.
Luca Alors, tu as le temps vendredi à quatre heures, peut-être ?
Sandrine Ah non, je suis désolée, ça ne va pas, je fais du shopping avec Katy. ÉCRIRE
Luca Hmm, voyons, tu as le temps mercredi à sept heures ?
Sandrine Ah non, je suis désolée, ce n’est pas possible. J’ai un entraînement de hockey. 61 Mon agenda.
Luca Eh ben, dis donc, ce n’est pas facile de prendre un rendez-vous avec toi ! Tu peux quel jour
Je krijgt van je docent een werkblad met een agenda. Vul de gearceerde vakjes in met activiteiten.
alors ?
Sandrine Je peux lundi soir.
Luca Top, d’accord, à lundi ! PARLER

62 Le coup de fil : tu peux prendre rendez-vous ? Het telefoongesprek: kun je een afspraak maken?

Tu as envie de regarder
Tu peux samedi
à huit heures ?
a Bedenk iets dat je samen met een vriend of vriendin wilt gaan doen. Eigen antwoord.
un film ensemble ? Vendredi à Ah non,
...
quatre heures, je regrette, je
peut-être ? ne peux pas Tu peux quel
Oui, chouette ! jour alors ?
Quel jour ?
Ah non, je
b Hoe kun je iemand uitnodigen om dat te gaan doen? Maak voor jezelf een spiekbriefje met drie
Je peux
suis désolée,
ça ne va pas. lundi soir. verschillende manieren. Kijk nog eens naar exercice 58, 59 en 60.

Tu as envie de … / Tu as le temps de … / Tu veux … / Tu peux …


Mercredi
à sept heures ?
Ah non, je suis désolée, Top, d'accord,
ce n’est pas possible. à lundi !
c Schrijf op de andere kant van het spiekbriefje drie manieren waarop je kunt zeggen dat je niet kunt.

59 Écoute la conversation. Luister naar het telefoongesprek Allô ? en lees mee.


Je ne peux pas, je suis désolé(e). / Ça ne va pas. / Je regrette, ce n’est
a Wat zegt Sandrine als ze de telefoon opneemt? Allô ? (Dat is de standaard manier voor Fransen om
pas possible.
de telefoon op te nemen.) d Je belt op om een afspraak te maken. Doe voorstellen voor dagdelen en tijdstippen. Als je niet kunt,
verontschuldig je je en zeg je waarom je niet kunt. Begin het gesprek op een nette manier en sluit het
b Op welke drie manieren zegt ze dat ze niet kan?
ook netjes af. Gebruik de agenda die je hebt ingevuld.
Je ne peux pas.
Ça ne va pas. SORTIE

Ce n’est pas possible. 63 Vul het schema ‘Dit kan ik’ in. Zet in elke rij één vinkje.
c Wat zegt Sandrine om zich te verontschuldigen? Noteer twee dingen.
Dit kan ik
Je regrette.
□ Ik kan een telefoongesprek □ Ik kan een telefoongesprek □ Ik kan een telefoongesprek
Je suis désolée. beginnen óf afsluiten. beginnen en afsluiten. beginnen, afsluiten en iets
vragen/zeggen.
d Welke drie tijdstippen en dagen heeft Luca voorgesteld?

Zaterdag om 8 uur, vrijdag om 4 uur, woensdag om 7 uur. □ Ik spreek de laatste letters van
de werkwoorden op -er meestal
□ Ik kan de laatste letters van
de werkwoorden op -er goed
□ Ik kan de onregelmatige
werkwoorden en de werkwoorden
goed uit. uitspreken. op -er goed uitspreken.
e Op welke dag spreken ze uiteindelijk af? Maandag(avond).
□ Ik kan een afspraak maken. □ Ik kan een afspraak maken □ Ik kan een afspraak maken en
f Hoe sluit Luca het gesprek af? Ze zegt: à lundi ! (tot maandag!). en zeggen dat ik wel/niet kan vertellen waarom ik wel/niet naar
komen. een afspraak kan komen.

142 4 ParoLEs / LE CouP dE FIL CEnT QuaranTE-dEuX CEnT QuaranTE-TroIs THÈME 3 / C’EsT Mon jour dE CHanCE ! 143
POINT DE VUE 2 KEUZE CULTURE LA PAUSE DÉJEUNER

PARLONS !
ÉVALUATION ... des choses à manger.
1 Laat zien wat je allemaal geleerd hebt. Bereid je voor:
• Oefen en leer nog een keer de woorden, de expressions en de grammatica van leçon 1 en 2.
• Gebruik hiervoor de Pages panorama en de online woordtrainer en grammaticatrainer.
2 Maak online de Test jezelf en ontdek waar je staat. C’est à toi !
3 Heb je de Test jezelf gemaakt? Vul dan nu het schema ‘Dit kan ik’ in. Zet in elke rij één vinkje.

Dit kan ik
Wat je leert
□ Ik kan eenvoudige vragen bij een □ Ik kan de meeste vragen bij een □ Ik kan alle vragen bij een video • Je leest over het eten in de middagpauze op Franse scholen.
video over een schoolopdracht video over een schoolopdracht over een schoolopdracht goed • Je begrijpt een schoolmenu en kunt er iets naar je eigen smaak uit kiezen.
goed beantwoorden. goed beantwoorden. beantwoorden. • Je zoekt informatie op websites van scholen.

□ Ik kan een paar dingen noemen □ Ik kan vertellen wat ik leuk vind □ Ik kan uitgebreid vertellen wat ik
die ik leuk vind om op een dag te om op een dag te doen. leuk vind om op een dag te doen.
doen. VOCABULAIRE

□ Ik ken het rijtje van het werkwoord □ Ik ken het werkwoord faire (= □ Ik kan het werkwoord faire
faire bijna helemaal. doen, maken). gebruiken in zinnen. 64 La pause déjeuner. De lunchpauze.

a Welke woorden horen daarbij voor jou? Kies.


□ Ik kan eenvoudige zinnen □ Ik kan zinnen ontkennend maken □ Ik kan alle zinnen ontkennend
ontkennend maken met ne … met ne/n’ … pas. maken, ook zinnen met c’est of • jouer – bavarder – manger – rentrer – faire les devoirs – faire la cuisine
pas. j’habite. • matin – après-midi – soir
• sandwich – dessert – salade – pizza – frites – soupe – fruit – spaghettis
• jardin – cuisine – restaurant – cantine – école

b Qu’est-ce que tu fais pendant la pause déjeuner ? Schrijf twee dingen op.
ACTUALITÉS bijvoorbeeld: je mange (un sandwich)
Je fais mes devoirs, je et je
Vraag je docent naar de actuele opdracht en maak die opdracht alleen, in een groepje of met de klas.
bijvoorbeeld: bavarde (avec mes copains).
65 La pause déjeuner en France. Lis les phrases et regarde les photos. Lees de zinnen en bekijk de foto’s
op de volgende bladzijde.

a Welke foto past bij het dikgedrukte woord? Noteer het nummer van de zin bij de foto. Je houdt één
nummer over.
1 Pendant la pause déjeuner, on mange à la cantine.
2 J’entre dans la cantine et je prends un plateau.
3 Comme entrée, nous avons une soupe de tomates. Pas mal !
4 Aujourd’hui il y a mon plat préféré au menu, c’est des frites avec du poulet. Miam !
5 Après on a le choix : un yaourt ou du camembert.
6 C’est un fromage français.
7 Comme dessert, il y a une glace à la vanille ou une salade de fruits.



144 PoInT dE VuE 2 CEnT QuaranTE-QuaTrE CEnT QuaranTE-CInQ THÈME 3 / C’EsT Mon jour dE CHanCE ! 145
LIRE

C o ll èg e F r a n ç o i s V ill on   :
«  m e ill eu r q u ’à l a m a i s on   »
A 2 B 6 C 4
Bonjour Stéphane, tu nous montres votre Qu’est-ce que vous avez au menu aujourd’hui ?
cantine ? Je vais regarder. Comme entrée, nous avons
Oui, bien sûr, c’est chouette à la cantine, une salade de tomates et comme plat des
j’aime bien manger au restaurant de l’école. spaghettis avec une sauce bolognaise.
Ensuite du fromage, c’est du gouda
aujourd’hui et un gâteau au chocolat comme
dessert. Pas mal !

D 7 E 5 F 3 Tu aimes manger à la cantine ?


Oui, je pense que le menu est meilleur qu’à
la maison !
b Noteer de betekenis van de dikgedrukte woorden.
Tu donnes quelle note à la cantine ?
1 de lunchpauze Euh … je donne 16/20 (seize sur vingt).
2 een dienblad
Pourquoi ?
3 voorgerecht Mais parce que c’est bon !
4 gerecht
5 een yoghurtje AIDE
6 een kaas meilleur beter
pourquoi waarom
7 een toetje / nagerecht bon lekker
c Van welk eten ontbreekt een afbeelding? Kies er een uit, teken het in het vierkant hierboven en schrijf
de naam erbij.

Kip, fruitsalade 67 Lis l’interview et note. Lees het interview en noteer het menu van Stéphane:

REGARDER entrée
tomatensalade
plat
spaghetti bolognese
66 Regarde la première minute de la vidéo et réponds aux questions. Bekijk de eerste minuut van de video
en beantwoord de vragen.
fromage
gouda
a Welke dingen zijn anders dan bij jou op school? dessert
chocoladetaart
Lijkt eerder op zelfbedieningsrestaurant, er is een kok, geen
boterhammen uit zakje, warm eten.

b Zet in de juiste volgorde: manger et bavarder – composer/choisir son menu – prendre un plateau –
chercher une place à la cantine

prendre un plateau – composer / choisir son menu – chercher une place


à la cantine – manger et bavarder

146 KEuZE / CuLTurE / La PausE dÉjEunEr CEnT QuaranTE-sIX CEnT QuaranTE-sEPT THÈME 3 / C’EsT Mon jour dE CHanCE ! 147
RECHERCHER
KEUZE FICHE X UNE IMAGE QUI CARTONNE
68 Recherche. Zoek online met de zoekterm menu scolaire naar Franse schoolmenu’s.

a Zoek vijf stuks groente en vier stuks fruit op de menu’s. Noteer de Franse naam en de betekenis.

Eigen antwoord, bijvoorbeeld: chou blanc – witte kool, carottes – wortels, PARLONS !

concombre – komkommer, betteraves – bietjes, haricots verts – Regarde ma photo !


sperziebonen
pomme – appel, banane – banaan, orange – sinaasappel, ananas – ananas
b Welke school heeft jouw favoriete dessert? Op welke dag is dat?

Eigen antwoord, bijvoorbeeld: mousse au chocolat (mardi), crème dessert


vanille ( jeudi)
Wat je leert
c Op welke school zou jij het liefst lunchen? Welk menu kies je daar en waarom?
• Je begrijpt Franstalige tips over hoe je een goede foto kunt maken met je mobiele telefoon.
Eigen antwoord. • Je begrijpt een vlog waarin een fotostrip wordt gebruikt.

VOCABULAIRE
d Kies een dag en vul jouw favoriete menu in.
LE SAVIEZ-VOUS ? 70 Devine. Raad wat de dikgedrukte woorden betekenen en schrijf de betekenis op.
Fransen houden van afk
Gebruik je kennis van het Nederlands, het Engels of een andere taal. Deze woorden helpen je bij het
ortingen: bon app’ !
Betekent niet ‘leuke app begrijpen van de teksten en de video’s.
’, maar Bon appétit !
Smakelijk eten!
a Comment faire une photo créative et originale ? creatief
b Un beau décor est très important. décor / achtergrond
c Et il y a beaucoup de filtres et d’applis. filters
d Fais attention à la position horizontale de ton portable ... horizontaal
e … ou choisis la position verticale pour faire ta photo. verticaal

e Versier je menukaart met enkele mooie tekeningen.


f Les photos et les dessins, ce sont des images. afbeeldingen
71 Choisis. Kies de juiste betekenis van de dikgedrukte woorden.
SORTIE a Je veux faire une bonne photo. Quel sujet est intéressant ? filter / onderwerp

b Ouf, c’est difficile. Je ne sais pas … Tu as un conseil pour moi ? een tip / een foto
69 Et les élèves français ? Wat zouden Franse scholieren van onze lunch vinden?
c Une belle image d’une plage tropicale ou d’un animal ? een mooie afbeelding /
Eigen antwoord. een mobiele telefoon

d Pour faire une bonne photo, j’utilise le filtre sépia. woon ik / gebruik ik

e Et je respecte la règle des lignes horizontales et verticales. lijnen / potloden

148 KEuZE / CuLTurE / La PausE dÉjEunEr CEnT QuaranTE-HuIT CEnT QuaranTE-nEuF THÈME 3 / C’EsT Mon jour dE CHanCE ! 149
4 conseils pour faire
LIRE

72 Toi, tu filmes ou tu fais des photos avec ton portable ? Maak jij filmpjes of foto’s met je mobiele
telefoon? Noteer je antwoorden. une image qui cartonne
1
a Waarvan maak jij filmpjes en foto’s met je telefoon?
La composition est importante. Place le sujet sur les lignes
Eigen antwoord. horizontales ou verticales et ne place pas le sujet au centre.

b Welke filters of apps gebruik je om beelden te bewerken?

Eigen antwoord.

c Wanneer vind je een foto of filmpje van iemand anders leuk?

Eigen antwoord.

73 Comment faire une image qui cartonne ? Hoe maak je van jouw foto’s een groot succes?
Lees de vier tips op de volgende bladzijde en bekijk de afbeeldingen. Bespreek samen wat de vier tips
inhouden. Welke tips zijn ook bruikbaar bij het maken van een filmpje? Maak aantekeningen.
2 Utilise une perspective créative. Regarde les exemples.

Tip 1 Let op de compositie: het onderwerp moet niet in het midden


maar op de horizontale of verticale lijnen.
Eigen antwoord: Lastig voor video, want het beeld beweegt, dus dit is
meer voor foto’s.
Tip 2 Gebruik een origineel perspectief.
Eigen antwoord: Dat kan ook bij video, maar niet de hele tijd, want dat
wordt heel druk. Je kunt wel eens een deel van het filmpje vanuit een
ander perspectief filmen.
3 Choisis un décor intéressant.

Tip 3 Kies een mooie achtergrond.


Eigen antwoord: Dat geldt ook voor video, want je wilt dingen mooi in
beeld brengen.
Tip 4 Gebruik een filter of een app om je foto of filmpje te verbeteren.
Eigen antwoord: Geldt ook voor video, want om een filmpje leuk te maken,
moet je het vaak bewerken en beelden verbeteren. Of er tekst bij zetten.

4 Utilise une appli avec des filtres, par exemple sépia, clarendon,
noir et blanc, lark … Les effets :

150 KEuZE / FICHE X / unE IMaGE QuI CarTonnE CEnT CInQuanTE CEnT CInQuanTE ET un THÈME 3 / C’EsT Mon jour dE CHanCE ! 151
REGARDER b Bekijk de afbeeldingen. Bedenk bij vier afbeeldingen een Franse tekst die zou passen in een
spreekballon van een roman-photo. Kijk naar het voorbeeld. Het kan heel kort zijn! Gebruik eventueel
74 Regarde le roman-photo. Bekijk de video. Kijk zo vaak als je wilt en zet de video eventueel stil om de de zinnen van de Expressions van de Pages panorama. Kies een thema, bijvoorbeeld zinnetjes die
tekstballonnen te lezen. zouden passen bij een schooldag, je hobby, vrienden, familie, je huisdier of iets anders.

a Vertel in maximaal drie zinnen waar deze roman-photo over gaat.

Een meisje wil knoflook snijden, maar dat wordt een bloedbad.

b Deze video is een roman-photo. Snap je waar dit woord vandaan komt? Leg uit wat het verschil is met
een vlog.

Het is een verhaal (roman) dat verteld wordt via foto’s (photos). Er is
geen bewegend beeld, zoals in een vlog.
Bijvoorbeeld bij 1: Je suis nul en maths !
c Hoe weet je dat het filmpje niet zo serieus is?
Bijvoorbeeld bij 3: Ah oui !
Korine maakt gebruik van teksten als pow, en de foto’s zijn heel Bijvoorbeeld bij 4: Hahaaa, c’est drôle !
overdreven – ze gebruikt sterke gezichtsuitdrukkingen en de muziek is Bijvoorbeeld bij 6: Maman, non, je ne veux pas !
grappig.
76 À toi maintenant ! En nu jij. Maak twee grappige foto’s van elkaar waarin je laat zien dat je de tips uit
deze Fiche X kunt toepassen. Bedenk welke actie je wilt fotograferen, waar, en wat je tekst bij de foto
d Stel je gaat in de Finale zelf een roman-photo maken. Welke ideeën heb je hier gekregen? wordt.

Eigen antwoord, bijvoorbeeld: muziek / grapjes / tekstjes in ballonnen, De foto’s moeten voldoen aan de volgende eisen:
– Je laat zien dat je een aantal van de tips uit
maar ook wolkjes en andere dingen. En dat het niet zoveel tekst hoeft te exercice 73 kunt toepassen.
zijn. – Je gebruikt een duidelijke gezichtsuitdrukking.
– Je gebruikt humor.
– Het onderwerp van de foto is een activiteit die
je dagelijks doet.
75 Les émotions. Emoties. In de video zag je dat er gebruik gemaakt werd van foto’s met sterke emoties.
– Noteer bij elke foto één Frans zinnetje of een
a Kijk naar de emoticons. Combineer de emoticons met de bijpassende emotie. Franse uitroep.

A 1 triste

SORTIE
B 2 sérieux

77 Top ! Ouf ! Welke tekst zou je willen gebruiken in een fotostrip? Zet je favoriete teksten in de ballonnen.
C 3 heureux

D 4 nerveux

152 KEuZE / FICHE X / unE IMaGE QuI CarTonnE CEnT CInQuanTE-dEuX CEnT CInQuanTE-TroIs THÈME 3 / C’EsT Mon jour dE CHanCE ! 153
FINALE C’EST MON JOUR DE CHANCE ! PAGES PANORAMA

VOCABULAIRE ET EXPRESSIONS
Kies jouw finaleopdracht en noteer je eerste ideeën. Je leert al deze woorden Frans – Nederlands én Nederlands – Frans. Dan begrijp je ze als je iets leest of hoort
en je kunt ze zelf gebruiken als je Frans spreekt of schrijft. Belangrijke woorden kom je vaker tegen, zo leer je ze
UNE AFFICHE DE TES ACTIVITÉS extra goed. Er staat een icoontje bij:
Lees ook de voorbeeldzinnen: zo zie je hoe je de woorden gebruikt.
Je maakt een affiche met een tijdlijn waarin je laat zien wat je zoal
in een week doet. Kies passende foto’s en schrijf goede Franse
1 VOCA
zinnen en woorden op.
Top 20
Mes notes
Frans voorbeeldzin Nederlands
les loisirs de vrije tijd, de hobby’s
faire du sport Ce soir, je vais faire du sport. sporten
UN ROMAN-PHOTO DE TON JOUR DE CHANCE regarder (la télé) Ma grand-mère aime regarder la télé. (tv) kijken
jouer aux jeux vidéo Ma soeur joue aux jeux vidéo. videospellen spelen / gamen
Je maakt een fotostrip waarin je laat zien hoe jouw geluksdag jouer de la guitare Ton frère joue de la guitare ? gitaar spelen
eruitziet. Je maakt zelf de foto’s en voegt teksten toe waarin je la musique Ils écoutent de la musique rap. de muziek
vertelt wat je op je geluksdag doet. aimer Vous aimez le tennis ? houden van

Mes notes préféré


mon sport préféré
Mon animal préféré, c’est le chien.
Mon sport préféré, c’est le rugby.
lievelings-
mijn lievelingssport
le portable Mon portable est très important ! de mobiele telefoon
faire les devoirs Je n’aime pas faire les devoirs. huiswerk maken

au collège op de middelbare school


UN VLOG SUR UN HOBBY
l’anglais (m) Ma prof d’anglais est super sympa. Engels
les maths Je suis nul en maths. wiskunde
Je maakt met een groepje een vlog over een van jullie hobby’s. Kies
l’EPS (v) L’EPS est vraiment cool. gym, gymnastiek
voor een battle, een tuto of een défi. Bedenk samen wat je wilt laten
la géo La géo est difficile. aardrijkskunde
zien en welke gesprekjes de hoofdpersonen van de vlog voeren. En
l’histoire (v) Les cours d’histoire sont très intéressants. geschiedenis
jullie maken natuurlijk zelf de opnames.
le jour La fête nationale, c’est quel jour ? C’est le14 juillet. de dag
Mes notes l’après-midi (m) L’après-midi, on joue du piano. de middag (‘s middags)
le matin Le matin, elle travaille à la ferme. de ochtend (‘s ochtends)
le soir Le soir, il joue au foot. de avond (‘s avonds)
rentrer On rentre à 20 heures. thuiskomen

Meer informatie en tips over de opdrachten vind je op het werkblad in de online leeromgeving.

Dit kan ik na thema 3:

… Ik kan zeggen hoe mijn dagen eruitzien en ik begrijp het wanneer iemand zijn dag of week beschrijft.
… Ik kan vertellen wat ik leuk vind en wat niet: ik beschrijf sporten, muziek of andere activiteiten.
… Ik kan het begrijpen als iemand vertelt wat hij leuk vindt en wat niet.
… KEuZE Ik weet hoe het eraan toegaat in de middagpauze op Franse scholen.
… KEuZE Ik weet hoe ik indruk kan maken op mijn vrienden met coole foto’s.



154 FInaLE / C’EsT Mon jour dE CHanCE ! CEnT CInQuanTE-QuaTrE CEnT CInQuanTE-CInQ THÈME 3 / C’EsT Mon jour dE CHanCE ! 155
Frans voorbeeldzin Nederlands Expressions – vragen wat iemand leuk vindt en vertellen wat je leuk vindt
le livre Voilà le livre de français. het boek Qu’est ce que tu aimes faire ? Wat vind je leuk om te doen?
le stylo Il cherche le stylo bleu. de pen J’aime jouer au tennis / au foot / au piano. Ik hou van tennissen / voetballen / pianospelen.
la trousse La trousse de mon copain est dans le sac. het etui Quel est ton sport / jeu / instrument préféré ? Wat is je lievelingssport / -spel / -instrument?
le crayon Le crayon est dans la trousse. het potlood Mon sport / jeu / instrument préféré c’est le ... Mijn lievelingssport / -spel / -instrument is …
le sac (à dos) Dans le sac, il y a des livres. de tas (de rugzak)
aujourd’hui C’est lundi aujourd’hui. vandaag
3 STUDIO
je vais Je vais au collège en bus. ik ga
le cours Le cours de maths ? Génial ! de les
la matière Quelle est ta matière préférée ? het schoolvak Frans voorbeeldzin Nederlands
jouer de la guitare Tu aimes jouer de la guitare ? gitaar spelen la semaine prochaine La semaine prochaine, il y a un concours. (de) volgende week
le rendez-vous Nous avons rendez-vous à 8 heures. de afspraak
la tablette J’ai la tablette de mon père. de tablet commencer (je commence) Les cours commencent lundi. beginnen (ik begin)
le portable C’est le portable de Frédérique ? de mobiele telefoon demain Demain, j’ai un entraînement de basket. morgen
le chargeur Où est le chargeur de la tablette ? de oplader toujours Je suis toujours nerveuse pour une présentation. altijd
le ticket Ils ont un ticket pour le film. het kaartje
jouer au tennis Ils jouent au tennis. tennissen
qu’est-ce que ? Qu’est-ce qu’il y a dans ton sac ? wat ...?
promener le chien Je vais promener le chien. de hond uitlaten (met de hond
aimer (j’aime) J’aime ma famille. houden van (ik houd van) wandelen)
J’adore chanter. dol zijn op (ik ben dol op) faire la cuisine Mon grand-père fait la cuisine. koken
adorer (j’adore)
faire les devoirs Elle n’aime pas faire les devoirs le week-end. huiswerk maken
d’accord Lundi, à 15 heures ? D’accord ! oké
bien sûr C’est vrai ? Bien sûr ! natuurlijk filmer Qu’est-ce que vous filmez ? filmen
facile C’est une question facile. makkelijk le cours de piano Où est le cours de piano de Clarisse ? de pianoles
les jours de la semaine de dagen van de week jouer du piano Mes frères aiment jouer du piano. piano spelen
lundi Lundi, ils ont une fête. maandag faire un vlog Tu fais un vlog ? een vlog maken
mardi Mardi, c’est l’anniversaire de mon frère. dinsdag montrer Il montre son meilleur dessin. laten zien
mercredi Mercredi, on joue un match. woensdag le week-end J’adore le week-end parce qu’on est libre. het weekend
jeudi Jeudi, on a un cours d’EPS. donderdag attends ! Attends ! Je prends mon sac à dos. wacht!
vendredi Vendredi soir, je vais au cinéma. vrijdag Tu voudrais regarder le film d’horreur ? de film (be)kijken
regarder le film
samedi Samedi, je suis au camping. zaterdag
c’est fini Et voilà : c’est fini ! het is klaar
dimanche Dimanche, on est libre. zondag
la présentation Je fais une présentation avec mon meilleur ami. de presentatie
l’histoire (v) Ma matière préférée, c’est histoire. (de) geschiedenis
2 MAGAZINE
Expressions – vragen stellen en zeggen wat je vindt

Frans voorbeeldzin Nederlands Ça veut dire quoi ? Wat wil dat zeggen? Wat betekent dat?
bavarder J’aime bavarder avec mes copines. kletsen Je suis nul en … Ik ben slecht in ...
gagner Il gagne toujours, c’est un champion ! winnen / verdienen Je ne comprends pas. Ik begrijp het niet.
décider Le jury décide qui gagne. besluiten Je n’aime pas ... Ik houd niet van …
rentrer Je rentre à 15 heures. thuiskomen
Je ne veux pas ... Ik wil niet …
travailler Il aime travailler dans le magasin. werken
Ce n’est pas mal. Dat is niet gek.
l’entraînement (m) J’ai un entraînement le lundi. de training
le match Il a gagné le match de tennis. de wedstrijd
l’équipe (v) L’équipe a deux entraînements. het team
parce que J’aime l’anglais, parce que c’est facile. omdat
la passion Le footbal, c’est ma passion. iets wat je heel leuk vindt

l’argent (m) Je gagne de l’argent. het geld


meilleur Mon meilleur ami joue du piano. beste, beter
libre Je suis libre quand je danse. vrij
le dessin C’est un joli dessin ! de tekening, het tekenen
dessiner Lou aime dessiner des mangas. tekenen

tous les jours Je regarde la télé tous les jours. iedere dag
une fois par semaine J’ai ÉPS une fois par semaine. een keer per week
à 16 heures À 16 heures, j’ai ÉPS. om 4 uur
on peut On peut jouer ensemble ? we kunnen
l’élève (m/v) L’élève a 18 sur 20. Bravo ! de leerling

156 PaGEs PanoraMa / VoCaBuLaIrE-EXPrEssIons-GraMMaIrE CEnT CInQuanTE-sIX CEnT CInQuanTE-sEPT THÈME 3 / C’EsT Mon jour dE CHanCE ! 157
4 PAROLES
GRAMMAIRE
Frans voorbeeldzin Nederlands
passer un coup de fil Je passe un coup de fil à Mo. (even) bellen 2 MAGAZINE
avoir envie de J’ai envie de regarder un film. zin hebben om
avoir le temps de Tu as le temps de jouer demain ? tijd hebben om jouer spelen
je suis désolé(e) Je suis désolé(e), je n’aime pas ton dessin. het spijt me je joue ik speel
je regrette Je regrette, je ne suis pas libre. het spijt me tu joues jij speelt
possible Ce n’est pas possible ! mogelijk il / elle / on joue hij / zij / men speelt, we spelen
difficile Les maths, c’est difficile ! moeilijk nous jouons wij spelen
J’adore l’anglais, c’est facile ! makkelijk vous jouez jullie spelen, u speelt
facile
ils / elles jouent zij spelen
je veux Je veux faire mon vlog. ik wil
je peux Je peux faire la cuisine aujourd’hui. ik kan
habiter wonen
chouette Chouette ! Il ya des frites au menu ! leuk j’habite ik woon
à demain! D’accord ! À demain ! tot morgen! tu habites jij woont
à dimanche ! À dimanche ? Non, impossible ! tot zondag! il / elle / on habite hij / zij / men woont, we wonen
mercredi matin On prend le bus mercredi matin ? woensdagochtend nous habitons wij wonen
samedi soir Tu as envie de regarder un film samedi soir ? zaterdagavond vous habitez jullie wonen, u woont
ils / elles habitent zij wonen
manger Vous mangez souvent des frites ? eten
prendre rendez-vous On peut prendre rendez-vous ? een afspraak maken
téléphoner Je vais te téléphoner ! telefoneren, opbellen. 3 STUDIO
Allô ? Allô Luc, c’est Lucie, ça va ? hallo? (aan de telefoon)
d’accord D’accord. À ce soir ! oké faire doen / maken
je fais ik doe / maak
Expressions – een afspraak maken tu fais jij doet / maakt
prendre rendez vous een afspraak maken il / elle fait hij / zij doet / maakt
Allô ? – Allô, c’est Lucie ! Als je de telefoon opneemt en als je belt. on fait men doet / maakt, we doen / maken
Tu as envie de jouer aux jeux vidéo ? Heb je zin om te gamen? nous faisons wij doen / maken
Oui, mais je n’ai pas le temps. Ja, maar ik heb geen tijd. vous faites jullie doen / maken, u doet / maakt
Je regrette, c’est impossible. Het spijt me dat is onmogelijk. ils / elles font zij doen / maken
Je suis désolé(e), ça ne va pas. Het spijt me, dat gaat niet.
Dimanche à huit heures ? Zondag om acht uur?
Oui, d’ac ! À dimanche ! Ja, oké! Tot zondag. Ce n’est pas cool ! ▶ Ontkennende zinnen

Je sais. Je ne sais pas. Ik weet het niet.


C’est original. Ce n’est pas original. Dat is niet origineel.
Je veux jouer au foot. Je ne veux pas jouer au foot. Ik wil niet voetballen.

Als je een zin met niet (of geen) wilt maken, gebruik je ne / n’… pas.
De persoonsvorm komt tussen ne / n’ … pas.
ne / n’ + persoonsvorm + pas

158 PaGEs PanoraMa / VoCaBuLaIrE-EXPrEssIons-GraMMaIrE CEnT CInQuanTE-HuIT CEnT CInQuanTE-nEuF THÈME 3 / C’EsT Mon jour dE CHanCE ! 159
CHECKLIST Naslag
BEN IK KLAAR VOOR DE TOETS?
□ Ik ken de woorden van leçon 2 tot en met 4.
INSTRUCTIES
□ Ik heb de woorden geleerd met de Pages panorama.
□ Ik heb geoefend met de online woordtrainer. Bij de opdrachten staat in het Frans én in het Nederlands uitgelegd wat je moet doen.
□ Ik heb geoefend met een ander online programma, namelijk: Hier vind je de meest voorkomende Franse instructies in Bravoure bij elkaar.

Frans Nederlands
□ Ik kan de grammatica van leçon 3 en 4 gebruiken in zinnen. À la page … Op bladzijde …
□ Ik heb de grammatica geleerd met de Pages panorama. Cherche l’intrus. Zoek wat er niet bij hoort.
□ Ik heb geoefend met de online grammaticatrainer. Choisis la bonne forme. Kies de juiste vorm. (bijvoorbeeld van het werkwoord)
□ Ik kan de expressions gebruiken in een gesprek of als ik iets opschrijf. Choisis le mot correct Kies het juiste woord.
□ Ik kan een tekst over iemands hobby’s begrijpen. Choisis la bonne traduction. Kies de juiste vertaling.
□ Ik kan gesprekken over het thema van dit hoofdstuk begrijpen. Combine. Combineer.
□ Ik kan het begrijpen als iemand vertelt over zijn hobby’s. Compare. Vergelijk.
□ Ik heb de Test jezelfs online gemaakt. Complète les phrases. Maak de zinnen compleet.
□ Ik heb de Finale-opdracht met een voldoende afgerond. Dessine. Teken.
□ Ik heb de volgende extra’s gedaan: Devine. Raad.
□ Ik heb enkele leeskaarten uit de Kiosque gelezen. Écoute. Luister.
□ Ik heb zelf geoefend met de Pages Flex. Écris. Schrijf.
□ Ik heb geoefend met de uitspraaktrainer. Encore une fois. Nog een keer.
□ Ik ben klaar voor de hoofdstuktoets, omdat: En français. In het Frans.
En néerlandais. In het Nederlands.
Encercle. Omcirkel.
Explique. Leg uit.
Imagine-toi … Stel je voor dat …
Lis. Lees.
Mets dans le bon ordre. Zet in de juiste volgorde.
Pose des questions. Stel vragen.
Pour discuter. Om te bespreken.
Prononce. Spreek uit.
Regarde. Kijk / Bekijk.
Relie. Verbind.
Remplis les trous. Vul in.
Répète. Herhaal.
Réponds (aux questions). Beantwoord (de vragen).
Souligne. Onderstreep.
Traduis. Vertaal.
Vrai ou faux ? Waar of niet waar?
Recherche. Zoek / Onderzoek.

160 PaGEs PanoraMa / VoCaBuLaIrE-EXPrEssIons-GraMMaIrE CEnT soIXanTE CENT SOIXANTE ET UN 161


Je vraagt waar iemand woont, je vertelt waar je woont
HANDIGE ZINNEN
Tu habites où ? Waar woon je?
J’habite à ... Ik woon in ...
Hoe zeg je ook alweer wat je leuk vindt? Of hoe beschrijf je hoe iemand eruitziet?
Voor allerlei situaties vind je hier de zinnen die je kunt gebruiken in een gesprekje of in een geschreven tekst. Je vertelt waar je van houdt / fan van bent
J’aime (beaucoup) ... Ik houd (erg) van ...
Je begroet iemand
J’adore ... Ik ben dol op ...
Salut ! Coucou ! Hoi! Hallo! (tegen iemand van je eigen leeftijd)
Je suis fan de ... Ik ben fan van ...
Bonjour ! Bonsoir ! Goedendag! Goedenavond!
Mon idole, c’est ... Mijn idool is ...
Bonjour, madame. Goedendag, mevrouw. (tegen iemand die ouder is)
Bonsoir, monsieur. Goedenavond, meneer. (tegen iemand die ouder is)
Je vraagt waar iemand van houdt of goed in is
Qu’est ce que tu aimes faire ? Wat vind je leuk om te doen?
Je neemt afscheid
Tu es fan de qui ? Van wie ben je fan?
Au revoir ! Tot ziens!
Quel est ton jeu / sport / instrument préféré ? Wat is je lievelingssport / -spel / -instrument?
À ce soir ! Tot vanavond!
Et toi ? C’est quoi ton talent ? En jij? Welk talent heb jij?
À demain ! Tot morgen!
À dimanche ! Tot zondag!
Je vertelt wat je graag doet of waar je goed in bent/wilt worden
J’aime jouer au tennis / au foot / au piano. Ik houd van tennissen / voetballen / pianospelen.
Je vraagt hoe het gaat
Mon sport / jeu / instrument préféré c’est le ... Mijn lievelingssport / -spel / -instrument is …
Comment ça va ? Hoe gaat het?
Mon talent, c’est ... Mijn talent is ...
Je voudrais être footballeur / chanteuse. Ik zou voetballer / zangeres willen zijn.
Je zegt hoe het gaat
Ça va. Het gaat (wel).
Je zegt hoe leuk, lekker, geweldig of grappig je iets vindt
Ça va bien. Het gaat goed.
C’est génial ! Het is geweldig, geniaal!
Ça va très bien. Het gaat heel goed.
C’est formidable ! Het is geweldig!
C’est vraiment ouf ! Het is echt supervet!
Je zegt dank je wel
C’est superbe ! Het is prachtig, mooi. (van dingen)
Merci. Bedankt.
C’est chouette ! Dat is tof, leuk.
Merci beaucoup. Heel erg bedankt.
C’est drôle. Dat is grappig.
C’est joli. Het is mooi, leuk.
Je vraagt hoe iemand heet
Ce n’est pas mal. Dat is niet gek.
Comment tu t’appelles ? Hoe heet je?
C’est bon ! Het is lekker! (van eten)

Je zegt hoe je heet


Je zegt dat je iets niet goed of vreemd vindt
Je m’appelle ... Ik heet ...
C’est nul. Dat is niks, slecht.
Je suis ... Ik ben ...
C’est bizarre. Dat is gek.
Mon nom, c’est … Mijn naam is …

Je zegt dat je iets moeilijk of gemakkelijk vindt


Je vraagt wie iemand is
C’est difficile ! Het is moeilijk!
C’est qui ? Wie is het / dat?
C’est facile ! Het is gemakkelijk!

Je stelt jezelf of iemand anders voor


Je vertelt waar je niet goed in bent, waar je niet van houdt, wat je niet wilt
Je me présente. Ik stel me voor.
Je suis nul en … Ik ben slecht in ...
Je présente ma famille / mon frère. Ik stel mijn familie / mijn broer voor.
Je n’aime pas ... Ik houd niet van ...
Je ne veux pas ... Ik wil niet …
Je vraagt hoe oud iemand is, je vertelt hoe oud je bent
Tu as quel âge ? Hoe oud ben je?
Je zegt dat je iets niet snapt of weet
J’ai douze ans. Ik ben twaalf jaar.
Ça veut dire quoi ? Wat wil dat zeggen? Wat betekent dat?
Je ne comprends pas. Ik begrijp het niet.
Je ne sais pas. Ik weet het niet.

162 CENT SOIXANTE-DEUX CENT SOIXANTE-TROIS 163


Je zegt sorry of je wilt iets vragen
GRAMMATICA-OVERZICHT BRAVOURE
Excusez-moi. Sorry / Pardon …
Un Orangina / Une baguette, s’il vous plaît. Een sinas / Een stokbrood alstublieft.

onderwerp Thema 1 Thema 2 Thema 3


Je feliciteert iemand
A Werkwoorden werkwoord être x
Félicitations ! Gefeliciteerd!
werkwoord avoir x
Bon anniversaire ! Gefeliciteerd met je verjaardag!
werkwoord faire x
Voilà ! Alsjeblieft! (als je iets geeft)
regelmatige werkwoorden op -er x
B Overige onderwerpen persoonlijke voornaamwoorden x x
Je vertelt iets over een persoon
lidwoorden x
Il est sympa / cool / intelligent / mignon. Hij is aardig / cool / intelligent / lief, schattig.
het bezittelijk voornaamwoord x
Elle est sympa / cool / intelligente / mignonne. Zij is aardig / cool / intelligent / lief, schattig.
ontkennende zinnen x
Il est marié / divorcé. Hij is getrouwd / gescheiden.

Je vraagt of beschrijft hoe iemand eruitziet


Il / Elle est comment ? Hoe ziet hij / zij eruit? A WERKWOORDEN
Il a les yeux bleus / noirs / gris / verts. Hij heeft blauwe / zwarte / grijze / groene ogen.
▶ Regelmatige werkwoorden
Elle a les cheveux blonds / noirs / bruns / roux. Zij heeft blond / zwart / bruin / rood haar.
Werkwoorden zoals jouer en habiter zijn voorbeelden van regelmatige werkwoorden die eindigen op -er. Deze
Je beschrijft hoe je eruitziet werkwoorden vervoeg je allemaal op dezelfde manier. Je haalt -er van het hele werkwoord af en zet de volgende,
J’ai les cheveux bruns / noirs / blonds comme mon père. Ik heb bruin / zwart / blond haar zoals mijn vader. dikgedrukte uitgangen erachter.

Je maakt een afspraak jouer spelen


Je peux prendre rendez-vous ? Kan ik een afspraak maken? je joue ik speel
On peut prendre rendez vous ? Kunnen we / Zullen we een afspraak maken? tu joues jij speelt
Tu as envie de jouer aux jeux vidéo / jouer au basket / Heb je zin om te gamen / te basketballen / samen een film il / elle / on joue hij / zij / men speelt, wij spelen
regarder un film ensemble ? te kijken? nous jouons wij spelen
Tu veux manger une pizza avec moi, ce soir ? Wil je vanavond een pizza met me eten? vous jouez jullie spelen, u speelt
Oui, d’acc ! À dimanche ! Ja, oké! Tot zondag! ils / elles jouent zij spelen
Je vais te téléphoner ! Ik bel je!
habiter wonen
Je vertelt wanneer je wel of geen tijd hebt j’habite ik woon
Oui, mais je n’ai pas le temps. Ja, maar ik heb geen tijd. tu habites jij woont
Je regrette, c’est impossible. Het spijt me, dat is onmogelijk. il / elle / on habite hij / zij / men woont, wij wonen
Je suis désolé(e), ça ne va pas. Het spijt me, dat gaat niet. nous habitons wij wonen
Dimanche à huit heures ? Zondag om acht uur? vous habitez jullie wonen, u woont
ils / elles habitent zij wonen
Je beantwoordt de telefoon / je belt met iemand
Allô ? / Allô, c’est Lucie ! Hallo? / Hallo, met Lucie! ▶ Onregelmatige werkwoorden

Onregelmatige werkwoorden vervoeg je niet volgens een vaste regel. Je moet ze gewoon uit je hoofd leren.
Je wilt kort en snel reageren
Attends ! Wacht! avoir hebben
Bien sûr ! Natuurlijk! j’ai ik heb
Bravo ! Bravo! Goed gedaan! tu as jij hebt
C’est fini ! Het is klaar, afgelopen. il / elle / on a hij heeft / zij heeft / men heeft (wij hebben)
nous avons wij hebben
vous avez jullie hebben / u heeft
ils / elles ont zij hebben



164 CENT SOIXANTE-QUATRE CENT SOIXANTE-CINQ 165


être zijn ▶ Persoonlijke voornaamwoorden
je suis ik ben
Voor een jongen of een man gebruik je het persoonlijk voornaamwoord il. Voor twee of meer jongens of mannen
tu es jij bent
gebruik je ils.
il est / elle est / on est hij is / zij is / men is (wij zijn)
c’est het is Voor een meisje of vrouw gebruik je het persoonlijk voornaamwoord elle. Voor twee of meer meisjes of vrouwen
nous sommes wij zijn gebruik je elles.
vous êtes jullie zijn / u bent
Voici mon ami. Il s’appelle Dris. Hij heet Dris.
ils sont / elles sont zij zijn (m/v)
Voici mon amie. Elle s’appelle Coralie. Zij heet Coralie.
ce sont het zijn
Voici mes amis Dris et Coralie. Ils sont au camping. Zij zijn op de camping.
Voici mes copines Cora et Mimi. Elles sont à la terrasse. Zij zijn op het terras.
faire doen / maken
je fais ik doe / maak
tu fais jij doet / maakt Attention 1 Als er zowel jongens als meisjes zijn, dan gebruik je ils. Elles gebruik je als het alleen om
il / elle fait / on fait hij / zij doet / maakt meisjes gaat.
on fait men doet / maakt, wij doen / maken Attention 2 Deze regels gelden ook voor dieren.
nous faisons wij doen / maken
vous faites jullie doen / maken, u doet / maakt personen  kun je vervangen de persoon is / voorbeeldzin  betekenis
door:  de personen zijn
ils / elles font zij doen / maken (m/v)
Timéo il mannelijk enkelvoud Il est cool. Hij is cool.
Lucie elle vrouwelijk enkelvoud Elle est sympa. Zij is sympathiek.
Marc et Timéo ils mannelijk meervoud Ils sont demi-frères. Zij zijn halfbroers.
B OVERIGE ONDERWERPEN Mila et Lucie elles vrouwelijk meervoud Elles sont copines. Zij zijn vriendinnen.

▶ Lidwoorden
Attention 3 Als genderneutrale variant van il en elle kun je iel gebruiken, en als meervoudsvorm iels. Je
Franse lidwoorden: le, la, l’, les, un en une. spreekt het uit als i-jel.
Franse zelfstandige naamwoorden zijn mannelijk (le) of vrouwelijk (la).
Il, elle, ils en elles kunnen niet alleen naar personen verwijzen, maar ook naar dingen. Het is dus
le la l’ belangrijk om te weten of een woord mannelijk of vrouwelijk is.
le garçon de jongen la femme de vrouw l’ami de vriend
le sport de sport la baguette het stokbrood l’hôtel het hotel dingen kun je vervangen het ding is / voorbeeldzin betekenis
le talent het talent la chanson het liedje l’école de school door:  de dingen zijn
le jardin il mannelijk enkelvoud Il est petit.  Hij is klein.
la maison elle vrouwelijk enkelvoud Elle est jolie Het is leuk / mooi. 
Attention ! Als een zelfstandig naamwoord begint met een klinker of een stomme h, dan gebruik je in
les cheveux  ils mannelijk meervoud Ils sont noirs. Ze zijn zwart.
plaats van le of la het lidwoord l’.
les chambres elles vrouwelijk meervoud Elles sont grandes. Ze zijn groot. 

Als een zelfstandig naamwoord in het meervoud staat, dan vervang je le, la of l’ door les. Het zelfstandig
naamwoord krijgt in het meervoud een -s:
▶ Ontkennende zinnen
les + ...s Als je een zin met niet (of geen) wilt maken, dan gebruik je ne / n’… pas.
le garçon de jongen les garçons de jongens De persoonsvorm (pv) komt tussen ne / n’ … pas.
l’enfant het kind les enfants de kinderen ne / n’ + pv + pas
la femme de vrouw les femmes de vrouwen
Je sais. Je ne sais pas. Ik weet het niet.
Attention ! De woorden le, la, l’ en les betekenen dus de of het. C’est original. Ce n’est pas original. Dat is niet origineel.
Je veux jouer au foot. Je ne veux pas jouer au foot. Ik wil niet voetballen.
Bij mannelijke zelfstandige naamwoorden gebruik je un, bij vrouwelijke zelfstandige naamwoorden une:

un une
un garçon een jongen une fille een meisje
un ami een vriend une amie een vriendin
un soir een avond une chanson een liedje



166 CENT SOIXANTE-SIX CENT SOIXANTE-SEPT 167


▶ Bezittelijk voornaamwoord
BEGRIPPENLIJST GRAMMATICA
Een bezittelijk voornaamwoord hoort altijd bij een zelfstandig naamwoord. Kijk dus of het zelfstandig naamwoord
waar het bij hoort mannelijk, vrouwelijk of meervoud is.
Wat is ook alweer een persoonlijk voornaamwoord? Hoe vind je de persoonsvorm? In dit overzicht staat een
mijn hond = mon chien – le chien is mannelijk
korte uitleg over de Nederlandse grammatica die je nodig kunt hebben om de Franse grammatica in dit boek
zijn zus = sa soeur – la soeur is vrouwelijk
beter te begrijpen.
Het woord na mijn / jouw / zijn / haar is:
mannelijk enkelvoud vrouwelijk enkelvoud meervoud A WOORDSOORTEN
(of vrouwelijk enkelvoud met een
klinker of stomme h) ▶ Woordsoorten benoemen
mijn mon chien ma chambre mes parents
mon amie
Zinnen zijn opgebouwd uit losse woorden. Woorden met dezelfde kenmerken behoren tot dezelfde woordsoort.
mon horloge Lidwoorden en zelfstandige naamwoorden zijn voorbeelden van woordsoorten.
jouw ton chat ta maison tes soeurs
ton amie ▶ Lidwoord
ton hôtel
Het Nederlands heeft drie lidwoorden: de, het en een.
zijn / haar son père sa mère ses frères
son amie Een lidwoord staat nooit alleen, het hoort bij een zelfstandig naamwoord: de pen, het potlood, een papiertje.
son histoire
ons / onze notre livre notre soeur nos tickets De lidwoorden de en het zijn bepaalde lidwoorden.
jullie / uw votre portable votre chanson vos photos Mag ik nu het potlood even?
hun leur enfant leur fête leurs cousines
Het lidwoord een is een onbepaald lidwoord.
Mag ik even een potlood?

▶ Zelfstandig naamwoord

Zelfstandige naamwoorden zijn woorden voor mensen, dieren, planten, dingen, namen en begrippen: fietsers,
mama, poesje, telefoon, bultjes, Daan, Kerkstraat, wraak, dromen ...

Vaak kun je de, het of een voor een zelfstandig naamwoord zetten: de fietsers, het poesje, een telefoon.

Zelfstandige naamwoorden kun je meestal in het meervoud zetten: mama – mama’s, berichtje - berichtjes,
droom – dromen.

▶ Bijvoeglijk naamwoord

Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een zelfstandig naamwoord. Meestal staat het bijvoeglijk
naamwoord voor een zelfstandig naamwoord, maar soms staat het er ook los van:
De leuke klas, de klas is leuk.

▶ Werkwoord

Werkwoorden zijn woorden zoals bellen, regenen, springen. Ze geven een handeling, een situatie of een
gebeurtenis aan.
Een werkwoord kun je aanpassen:
– aan de persoon die iets doet: hij belt, de kinderen werken;
– aan de tijd: ik werkte, ik moest werken, het heeft gesneeuwd.
Dit noem je vervoegen.

Het hele werkwoord heet ook wel infinitief. Het eindigt op -(e)n.

Werkwoorden staan in de tegenwoordige tijd of in de verleden tijd.

Er zijn regelmatige en onregelmatige werkwoorden. Regelmatige werkwoorden zoals wandelen en werken


vervoeg je volgens een bepaalde regelmaat. Bij onregelmatige werkwoorden – het woord zegt het al – is die
regelmaat er niet. Voorbeelden van onregelmatige werkwoorden zijn hebben en zijn.

168 CENT SOIXANTE-HUIT CENT SOIXANTE-NEUF 169


▶ Voorzetsel ▶ Zinsdeelproef

Voorbeelden van voorzetsels zijn: op, achter, naast, in, gedurende, na. Voor het vinden van een voorzetsel kun je Wat een zinsdeel is, ontdek je met de zinsdeelproef:
het ezelsbruggetje de kast of de vakantie gebruiken. Als je het voor een van deze woorden kunt zetten, dan is • Onderstreep de pv.
het een voorzetsel: • Probeer steeds een woordgroep of een enkel woord voor de pv te zetten.
– op de kast, achter de kast, naast de kast • Kan dit deel voor de pv staan, dan is het een zinsdeel.
– in de vakantie, gedurende de vakantie, na de vakantie
De mentor herkent de leerlingen van de brugklas meteen.
▶ Persoonlijk voornaamwoord De leerlingen van de brugklas herkent de mentor meteen.
Meteen herkent de mentor de leerlingen van de brugklas.
Een persoonlijk voornaamwoord is een woord als ik, jou, hem, jullie en hen. Het verwijst naar een zelfstandig
naamwoord.
Het is handig om tussen de zinsdelen strepen te zetten:
Boris is onze puppy. Hij is nu veertien weken oud.
Boris heeft een nieuw hok gekregen. Het staat in de tuin.
De mentor | herkent | de leerlingen van de brugklas | meteen.

▶ Bezittelijk voornaamwoord
▶ Het werkwoordelijk gezegde
Een bezittelijk voornaamwoord geeft aan van wie iets is. Het staat altijd voor een zelfstandig naamwoord.
Eén van de zinsdelen van een zin heet het werkwoordelijk gezegde (wg). Het werkwoordelijk gezegde is de
mijn etui onze klas
persoonsvorm plus de andere werkwoorden van de zin.
jouw boek jullie foto’s
Als er maar één werkwoord is, zijn de persoonsvorm en het werkwoordelijk gezegde dus gelijk:
wg
▶ Vragend voornaamwoord
Volgende week verhuizen we.
Een vragend voornaamwoord vraagt naar personen of dingen, een tijdstip of een plaats.
Vragende voornaamwoorden zijn: waar, wat, wie, hoe, wanneer, hoeveel, welk(e), wat voor (een). In de volgende zin staan drie werkwoorden. Samen vormen ze het werkwoordelijk gezegde:
zal moeten inpakken.

B ONTLEDEN VAN ZINNEN wg wg wg


Deze week zal ik al mijn spullen moeten inpakken.
▶ Zinsdelen benoemen
Als voor het hele werkwoord (de infinitief) het woordje te staat, dan hoort dat ook bij het gezegde:
Een zin kun je verdelen in zinsdelen. Een zinsdeel bestaat uit één woord, of een paar woorden die bij elkaar
wg wg wg
horen. Elk zinsdeel heeft een bepaalde functie in de zin, bijvoorbeeld die van onderwerp of gezegde.
Gelukkig hoef ik straks niet meer zo ver te fietsen naar school.

▶ Persoonsvorm
▶ Onderwerp
De persoonsvorm (pv) is een vorm van het werkwoord en bestaat meestal uit één woord.
Het onderwerp (o) van de zin zegt wie of wat de handeling van de zin uitvoert. We zeggen ook wel: het is de
De pv kan in het enkelvoud of het meervoud staan:
hoofdrolspeler van de zin.
De docent komt op tijd.
o
De leerlingen komen altijd te laat.
De nieuwe leerling zegt zijn naam.
o
Je vindt de persoonsvorm door de tijd van de zin te veranderen. Het woord dat je verandert, is de persoonsvorm.
Elke ochtend begint de les Nederlands met een dictee.
De leerling komt elke dag te laat.
De leerling kwam elke dag te laat.
Onderwerp en persoonsvorm horen bij elkaar:
• Beide staan in het enkelvoud of in het meervoud.
Iedere leerling gaat daarna aan de slag.
Alle leerlingen gaan daarna aan de slag.

• Onderwerp en pv staan naast elkaar.


Ondertussen loopt de docent langs de banken.

170 CENT SOIXANTE-DIX CENT SOIXANTE ET ONZE 171


équipe (v) team jardin (m) tuin
WOORDEN THEMA 1-3 FRANS - NEDERLANDS
Excusez-moi Sorry … (als je iets wilt je m’appelle ik heet
vragen) je peux ik kan
A chèvre (v) geit F je suis ik ben
à 16 heures om 4 uur chien (m) hond facile makkelijk je suis désolé(e) het spijt me
à demain ! tot morgen! chouette tof, leuk faire du sport sporten je regrette het spijt me
à dimanche ! tot zondag! cinq vijf faire la cuisine koken je travaille ik werk
adorer dol zijn op collège (m) middelbare school faire les devoirs huiswerk maken je vais ik ga
âge (m) leeftijd comme zoals faire un vlog vlog maken je veux ik wil
aimer houden van commencer beginnen famille (v) familie, gezin jeudi (m) donderdag
Allô ? hallo? (als je de telefoon Comment ça va ? Hoe gaat het? fantastique geweldig, fantastisch j’habite à ik woon in
beantwoordt) Comment tu t’appelles ? Hoe heet je? Félicitations ! Gefeliciteerd! joli (m), jolie (v) leuk, mooi
ami (m) vriend commentaire (m) commentaar, beoordeling femme (v) vrouw jouer au football / jouer au voetballen
amie (v) vriendin content (m), contente (v) blij, tevreden (m) ferme (v) boerderij foot
anglais (m) Engels cool cool fête (v) feest jouer au tennis tennissen
animal (m) dier copain (m) vriend fille (v) dochter, meisje jouer au volley volleyballen
anniversaire (m) verjaardag copine (v) vriendin filmer filmen jouer aux jeux vidéo gamen
appartement (m) appartement cours (m) les fils (m) zoon jouer de la guitare gitaar spelen
après-midi (m) middag, ‘s middags cours de piano pianoles formidable geweldig jouer du piano piano spelen
argent (m) geld cousin (m) neef français (m) Frans jour (m) dag
Attends ! Wacht! cousine (v) nicht Français (m) Fransman, Franse jongen L
au revoir tot ziens crayon (m) potlood Française (v) Française, Franse vrouw of la semaine prochaine volgende week
aujourd’hui vandaag cuisine (v) keuken meisje libre vrij
aussi ook D frère (m) broer lit bed
avec met d’accord oké G livre (m) boek
avoir envie de zin hebben om dans in gagner verdienen, winnen lundi (m) maandag
avoir le temps de tijd hebben om danser dansen garçon (m) jongen M
B décider besluiten génial geweldig madame (v) mevrouw
bavarder kletsen demain morgen géo (v) aardrijkskunde mais maar
beaucoup veel demi-frère (m) halfbroer, stiefbroer grand groot maison (v) huis, woning
beau-frère (m) schoonbroer, zwager demi-soeur (v) halfzus, stiefzus grand-mère (v) oma manger eten
belle-soeur (v) schoonzus dessin (m) tekening grand-père (m) opa mardi (m) dinsdag
bien sûr natuurlijk dessiner tekenen grands-parents (mmv) grootouders match (m) wedstrijd
bienvenue welkom deux twee H maths (mmv) wiskunde
bleu blauw difficile moeilijk habiter wonen matière (v) schoolvak
blond blond dimanche zondag heureux (m), heureuse (v) gelukkig matin (m) ochtend, ’s ochtends
Bon anniversaire ! Gefeliciteerd met je dix tien histoire (v) geschiedenis meilleur beste
verjaardag! dix-huit achttien homme (m) man merci dank je wel
bonjour goedendag dix-neuf negentien horrible verschrikkelijk mercredi (m) woensdag
bonsoir goedenavond dix-sept zeventien huit acht mercredi matin (m) woensdagochtend
C douze twaalf I mère (v) moeder
Ça va ? Hoe gaat het? / Gaat het? drôle grappig ici hier mignon (m), mignonne (v) schattig, lief
Ça va bien. Het gaat goed. E idéal ideaal moi ik (met nadruk)
Ça va. Oké / Goed / Het gaat wel. école (v) school Il chante. Hij zingt. mon sport préféré mijn lievelingssport
campagne (v) platteland élève (m of v) leerling Il fait du sport. Hij sport. monsieur (m) meneer
centre-ville (m) stadscentrum Elle chante. Zij zingt. Il habite. Hij woont. montrer laten zien
c’est … het is … , dat is … Elle danse. Zij danst. Il joue du piano. Hij speelt piano. musique (v) muziek
C’est fini ! Het is klaar! Elle joue au football. / Elle Zij voetbalt. Il s’appelle ... Hij heet ... N
C’est nul ! Het is waardeloos! joue au foot. il voudrait hij zou graag willen nerveux (m), nerveuse (v) nerveus
chambre (v) (slaap)kamer Elle parle français. Zij praat (spreekt) Frans. il y a er is, er zijn neuf negen
chanson (v) liedje Elle s’appelle ... Zij heet … immeuble (m) flatgebouw noir zwart
chanter zingen enfant (m) kind J nom de famille (m) achternaam
chargeur (m) oplader ensemble samen j’adore ik ben dol op non nee
chat (m) kat entraînement (m) training j’aime ik houd van
cheveux (mmv) haar ÉPS (m) gymnastiek, gym

172 CENT SOIXANTE-DOUZE CENT SOIXANTE-TREIZE 173


O six zes
WOORDEN THEMA 1-3 NEDERLANDS - FRANS
on peut we kunnen soeur (v) zus
oncle (m) oom soir (m) avond, ’s avonds
A Engels anglais (m)
onze elf stylo (m) pen
aardig sympa, sympathique er is, er zijn il y a
où ? waar? superbe geweldig, prachtig, mooi
aardrijkskunde géo (v) eten manger
oui ja surnom (m) bijnaam
acht huit etui trousse (v)
P sympa, sympathique aardig, sympathiek
achternaam nom de famille (m) F
parce que omdat T
achttien dix-huit familie famille (v)
parents (mmv) ouders tablette (v) tablet
afspraak rendez-vous (m) fantastisch fantastique
parler praten talent (m) talent
afspraak maken prendre rendez-vous feest fête (v)
passer un coup de fil even (op)bellen téléphoner (op)bellen
alstublieft (als je iets vraagt) s’il vous plaît film (be)kijken regarder un film
passion (v) dat wat je heel leuk vindt télévision, télé (v) televisie
alstublieft! (als je iets geeft) voilà ! filmen filmer
père (m) vader ticket (m) kaartje, ticket
altijd toujours flatgebouw immeuble (m)
petit (m), petite (v) klein toi jij (met nadruk)
appartement appartement (m) foto photo (v)
photo (v) foto toujours altijd
avond, ‘s avonds soir (m) Frans (taal) français (m)
plage (v) strand tous les jours iedere dag
B Fransman, Franse jongen Français (m)
portable (m) mobiele telefoon tout le monde iedereen
badkamer salle de bains (v) Franse vrouw of meisje Française (v)
portrait (m) portret travailler werken
bed lit G
possible mogelijk treize dertien
beginnen commencer Gaat het? Ça va ?
pour voor très bien heel goed
bellen, opbellen téléphoner gamen jouer aux jeux vidéo
pratique praktisch triste verdrietig
besluiten décider Gefeliciteerd met je Bon anniversaire !
préféré lievelings- trois drie
verjaardag!
prendre rendez-vous afspraak maken trousse (v) etui beste meilleur
Gefeliciteerd! Félicitations !
prénom (m) voornaam U bijnaam surnom (m)
geheim secret (m)
présentation (v) presentatie un peu een beetje blauw bleu
geit chèvre (v)
professeur (m of v) leraar, lerares un, une een blij, tevreden content (m), contente (v)
geld argent (m)
promener le chien de hond uitlaten, wandelen une fois par semaine een keer per week blond blond
gelukkig heureux (m), heureuse (v)
met de hond V boek livre (m)
geschiedenis histoire (v)
Q vendredi (m) vrijdag boerderij ferme (v)
geweldig génial, formidable, suberbe,
quatorze veertien village (m) dorp broer frère (m)
fantastique
quatre vier ville (v) stad commentaar, beoordeling commentaire (m)
gitaar spelen jouer de la guitare
qu’est-ce que ? wat … ? vingt twintig C
goed (oké) ça va, bon
question (v) vraag voilà ! alstublieft! (als je iets geeft cool cool
goedenavond bonsoir
qui ? wie? of aanwijst) D
goedendag bonjour
quinze vijftien vraiment echt dag jour (m)
grappig drôle
R vraiment excellent echt geweldig dank je wel merci
groot grand
regarder kijken W dansen danser
grootouders grands-parents (mmv)
regarder la télé tv-kijken week-end (m) weekend dat wat je heel leuk vindt passion (v)
gymnastiek, gym ÉPS (m)
regarder un film een film (be)kijken Y dertien treize
H
rendez-vous (m) afspraak yeux (mmv) ogen dier animal (m)
haar (op je hoofd) cheveux (mmv)
rentrer thuiskomen dinsdag mardi (m)
halfbroer, stiefbroer demi-frère (m)
S dochter fille (v)
halfzus, stiefzus demi-soeur (v)
sac (m) tas doei salut
Hallo? (als je de telefoon Allô ?
sac à dos (m) rugzak dol zijn op adorer beantwoordt)
salle de bains (v) badkamer donderdag jeudi (m) heel goed très bien
salon (m) huiskamer dorp village (m) Het gaat goed. Ça va bien.
salut hoi / hallo / doei drie trois Het gaat wel. Ça va.
samedi (m) zaterdag E het is … , dat is … c’est …
samedi soir (m) zaterdagavond echt vraiment het is klaar c’est fini
secret (m) geheim echt geweldig vraiment excellent het is waardeloos c’est nul
seize zestien een un, une het spijt me je suis désolé(e), je regrette
seize ans zestien jaar een beetje un peu hier ici
sept zeven een keer per week une fois par semaine hij heet il s’appelle
s’il vous plaît alstublieft (als je iets vraagt) elf onze Hij speelt piano. Il joue du piano.

174 CENT SOIXANTE-QUATORZE CENT SOIXANTE-QUINZE 175


Hij sport. Il fait du sport. lievelingssport mon sport préféré S voetballen jouer au football / jouer au
Hij woont. Il habite. M ’s middags après-midi (m) foot
Hij zingt. Il chante. maandag lundi (m) ’s ochtends matin (m) volgende week la semaine prochaine
hij zou graag willen il voudrait maar mais ’s avonds soir (m) volleyballen jouer au volley
Hoe gaat het? Comment ça va ? makkelijk facile samen ensemble voor pour
Hoe gaat het? Ça va ? man homme (m) schattig, lief mignon voornaam prénom (m)
Hoe heet je? Comment tu t’appelles ? meisje fille (v) school école (v) vraag question (v)
hoi salut meneer monsieur (m) schoolvak matière (v) vriend ami, copain (m)
hond chien (m) met avec schoonbroer, zwager beau-frère (m) vriendin amie, copine (v)
(de) hond uitlaten promener le chien mevrouw madame schoonzus belle-soeur (v) vrij libre
houden van aimer middag, ’s middags après-midi (m) slaapkamer chambre (v) vrijdag vendredi (m)
huis maison (v) middelbare school collège (m) sorry … (als je iets wilt excusez-moi vrouw femme (v)
huiskamer salon (m) mobiele telefoon portable (m) vragen) W
huiswerk maken faire les devoirs moeder mère (v) sporten faire du sport waar? où ?
I moeilijk difficile stad ville (v) Wacht! Attends !
ideaal idéal mogelijk possible stadscentrum centre-ville (m) wat … ? qu’est-ce que ?
iedere dag tous les jours mooi, leuk joli (m), jolie (v) strand plage (v) we kunnen on peut
iedereen tout le monde morgen demain sympathiek sympa, sympathique wedstrijd match (m)
ik moi muziek musique (v) T weekend week-end (m)
ik ben je suis natuurlijk bien sûr tablet tablette (v) welkom bienvenue
ik ben dol op j’adore N talent talent (m) werken travailler
ik ga je vais nee non tas sac (m) wie? qui ?
ik heet je m’appelle neef cousin (m) team équipe (v) winnen gagner
ik houd van j’aime negen neuf tekenen desinner wiskunde maths (mmv)
ik kan je peux negentien dix-neuf tekening dessin (m) woensdag mercredi
ik werk je travaille nerveus nerveux (m), nerveuse (v) televisie télévision, télé (v) woensdagochtend mercredi matin
ik wil je veux nicht cousine (v) tennissen jouer au tennis wonen habiter
ik woon in j’habite à O tevreden, blij content (m), contente (v) woning maison (v)
in dans ochtend, ’s ochtends matin (m) thuiskomen rentrer Z
J ogen yeux (mmv) tien dix zaterdag samedi (m)
ja oui oké d’accord / ça va tijd hebben om avoir le temps de zaterdagavond samedi soir (m)
jij (met nadruk) toi om 4 uur à 16 heures tof, leuk chouette zes six
jongen garçon (m) oma grand-mère (v) tot morgen! à demain ! zestien seize
K omdat parce que tot ziens au revoir zestien jaar seize ans
kaartje, ticket ticket (m) ook aussi tot zondag! à dimanche ! zeven sept
kamer chambre (v) oom oncle (m) training entraînement (m) zeventien dix-sept
kat chat (m) opa grand-père (m) tuin jardin (m) zij danst elle danse
keuken cuisine (v) opbellen téléphoner, passer un coup tv-kijken regarder la télé zij heet … elle s’appelle ...
kind enfant (m) de fil twaalf douze Zij praat (spreekt) Frans. Elle parle français.
kijken regarder oplader chargeur (m) twee deux Zij voetbalt. Elle joue au football. / Elle
klein petit (m), petite (v) ouders parents (mmv) twintig vingt joue au foot.

kletsen bavarder P V Zij zingt. Elle chante.

koken faire la cuisine pen stylo (m) vader père (m) zin hebben om avoir envie de

L piano spelen jouer du piano vandaag aujourd’hui zingen chanter

laten zien montrer pianoles cours (m) de piano veel beaucoup zoals comme

leeftijd âge (m) platteland campagne (v) veertien quatorze zondag dimanche (m)

leerling élève (m of v) portret portrait (m) verdienen gagner zoon fils (m)

leraar professeur (m) potlood crayon (m) verdrietig triste zus soeur (v)

lerares professeur (v) prachtig, mooi (van dingen) superbe verjaardag anniversaire (m) zwart noir

les cours (m) praktisch pratique verschrikkelijk horrible


leuk chouette praten parler vier quatre
leuk, mooi joli (m), jolie (v) presentatie présentation (v) vijf cinq
liedje chanson (v) R vijftien quinze
lievelings- préféré rugzak sac à dos (m) vlog maken faire un vlog

176 CENT SOIXANTE-SEIZE CENT SOIXANTE-DIX-SEPT 177


KAART VAN FRANKRIJK WERELDKAART

In de donkerblauwe delen op deze wereldkaart wordt (ook) Frans gesproken.

178 CENT SOIXANTE-DIX-HUIT CENT SOIXANTE-DIX-NEUF 179


COLOFON
Carson: blz. 115 2; Shutterstock, Bricolage: blz. 48 tweede van linksonder;
ONTWERP BINNENWERK Shutterstock, carballo: blz. 147; Shutterstock, Cookie Studio: blz. 43 linksonder;
Shutterstock, Cristi Lucaci: blz. 13a links; Shutterstock, Dasha Music: blz. 94;
Kimmic Concept & Design
Shutterstock, Dean Drobot: blz. 43 rechtonder; Shutterstock, debra hughes:
Crius Group
blz. 94; Shutterstock, Dejan Dundjerski: blz. 101 midden; Shutterstock, Denis
Kuvaev: blz. 6; Shutterstock, Desizned: blz. 82 boven; Shutterstock, digitalskillet:
UITVOERING BINNENWERK blz. 69; Shutterstock, ESB Professional: blz. 48 linksonder; Shutterstock,
Crius Group Evgenia Zhilyakova: blz. 94; Shutterstock, Goncharovaia: blz. 72 midden;
Shutterstock, insta_photos: blz. 73 boven; Shutterstock, Jack Jelly: blz. 146 F;
ONTWERP OMSLAG Shutterstock, Jaren Jai Wicklund: blz. 62 boven; Shutterstock, Jiang Hongyan:
Kimmic Concept & Design blz. 13c rechts; Shutterstock, Jihan Nafiaa Zahri: blz. 13 boven; Shutterstock,
JJFarq: blz. 65 onder; Shutterstock, Krakenimages.com: blz. 72 midden, 120;
Shutterstock, Kzenon: blz. 49 tweede van onder; Shutterstock, LiliGraphie: blz.
BEELD OMSLAG 115 4; Shutterstock, Lucia Fox: blz. 94; Shutterstock, Martial Red: blz. 90;
Toqué Frères Shutterstock, MaryDesy: blz. 94; Shutterstock, Master1305: blz. 26 linksonder;
Shutterstock, Miguel Lifestyle: blz. 141; Shutterstock, Mircea Costina: blz. 95
BUREAUREDACTIE onder; Shutterstock, Monkey Business Images: blz. 9 links, 116 rechtsboven,
Liesbeth van der Hagen 116 linksboven; Shutterstock, Motortion Films: blz. 94 boven; Shutterstock,
Annet Achterkamp-Talsma Mr. Rashad: blz. 94; Shutterstock, mRGB: blz. 151 1 links; Shutterstock,
Nattika: blz. 13a rechts, 13a midden; Shutterstock, New Africa: blz. 13b
midden, 146 E; Shutterstock, NeydtStock: blz. 12; Shutterstock, Nomad_Soul:
NATIVE SPEAKER CHECK
blz. 51 boven; Shutterstock, Passatic: blz. 43 boven, 43 boven, 43 boven;
Lysel Ebbinge - Planchon Shutterstock, Pressmaster: blz. 36 C; Shutterstock, Rawpixel.com: blz. 132;
Shutterstock, ReneGamper: blz. 123 onder; Shutterstock, sabri deniz kizil: blz.
BEELDRESEARCH 94; Shutterstock, Santiago Marquez: blz. 151 2 links; Shutterstock, Sashkin: blz.
Myra Muller 146 A; Shutterstock, Sergey Novikov: blz. 95 tweede van onder; Shutterstock,
Sklo Studio: blz. 116 linksonder; Shutterstock, Soloviova Liudmyla: blz. 101
VIDEO’S STUDIO BRAVOURE onder; Shutterstock, Standret: blz. 36 A; Shutterstock, stockcreations: blz. 146
La Ferpection D; Shutterstock, sylv1rob1: blz. 95 boven; Shutterstock, Tatyana Vyc: blz. 133 C;
Shutterstock, tinka’s: blz. 115 1; Shutterstock, Tobik: blz. 146 C; Shutterstock,
Valentina Proskurina: blz. 146 B; Shutterstock, Venot: blz. 65 rechtsboven;
ILLUSTRATIES Shutterstock, VH-studio: blz. 116 rechtsonder; Shutterstock, Viachaslau
Marjolein Luiken: blz. 3, 20 onder, 21 boven en onder, 21 midden, 33, 42, 52, Govorkov: blz. 123 rechtsmidden; Shutterstock, Viktor Kochetkov: blz. 145;
62 onder, 84, 102, 112, 142 Shutterstock, wavebreakmedia: blz. 91 onder; Shutterstock, Zoriana Zaitseva:
Reclamers: blz. 8, 14, 15, 24 boven, 35, 45, 48 rechtsonder, 63 onder, 68, blz. 49 boven; Shutterstock: blz. 95 tweede van boven; Shutterstock, Art studio
75, 81, 83, 85 boven, 85 onder, 87, 91 onder, 93, 99 midden, 113 onder, G: blz. 113 1; Shutterstock, art-sonik: blz. 113 boven; Shutterstock, AVA Bitter:
122 boven, 129, 148, 153 midden, 179 blz. 69 E; Shutterstock, Bagel Studio: blz. 69 B; Shutterstock, blackpencil: blz.
148; Shutterstock, Chaim Devine: blz. 152; Shutterstock, Cosmic_Design:
FOTO’S blz. 98 middenonder; Shutterstock, cougarsan: blz. 95; Shutterstock, Djent:
Alamy, Allstar Picture Library: blz. 98 boven; Alamy, Iain Masterton: blz. 28 blz. 113 3; Shutterstock, Happy Art: blz. 65; Shutterstock, Jacky Co: blz. 69
linksonder; Alamy, Mauritius Images GmbH: blz. 72 onder; Alamy, SilverScreen: A; Shutterstock, Jacob Lund: blz. 112 boven; Shutterstock, Jambronk: blz.
blz. 61; Alamy, Volodymyr Melnyk: blz. 154 boven; ANP, Bertrand Guay: blz. 99 65; Shutterstock, johavel: blz. 65, 69 D, 69 C, 70 links; Shutterstock, K3Star:
onder; ANP, Joel Saget: blz. 110; ANP, Patrick Harderwijk: blz. 101 boven; Bruno blz. 133, 153 onder; Shutterstock, Kaissa: blz. 129; Shutterstock, majson:
Press, Album RM: blz. 99 boven; Bruno Press, Capital: blz. 87; Getty Images, blz. 70 rechts; Shutterstock, Maksym Drozd: blz. 98 linksonder; Shutterstock,
AleksandarNakic: blz. 108; Getty Images, CasarsaGuru: blz. 49 tweede van Martial Red: blz. 113 6; Shutterstock, Mr. Creative: blz. 113 4; Shutterstock,
boven; Getty Images, Cavan Images: blz. 16; Getty Images, damircudic: blz. 26 Nejham15: blz. 122 onder; Shutterstock, Pensiri: blz. 65; Shutterstock, popicon:
rechtsonder; Getty Images, dmbaker: blz. 122 boven; Getty Images, Edward blz. 61; Shutterstock, Puckung: blz. 65, 65 midden; Shutterstock, Pyty: blz. 9;
Berthelot: blz. 28 rechtsonder, 29 onder; Getty Images, FatCamera: blz. 72 Shutterstock, Rashad Ashur: blz. 113 5; Shutterstock, Ricardo Romero: blz. 122
boven; Getty Images, fStop Images-Antenna: blz. 20 boven; Getty Images, boven, 135; Shutterstock, Serhiy Smirnov: blz. 98 rechtsonder; Shutterstock,
Henrik Sorensen: blz. 9 tweede van rechts; Getty Images, ILiana Mestari: blz. SIM VA: blz. 65; Shutterstock, ThanasStudio: blz. 113 2; Shutterstock, Vladvm:
9 rechts; Getty Images, Jasmin Merdan: blz. 133 A; Getty Images, Johnce/ blz. 65; Shutterstock, VoodooDot: blz. 70 midden; Shutterstock, W4V3: blz.
E+: blz. 9 tweede van links; Getty Images, kali9: blz. 133 B; Getty Images, 65; Shutterstock, WEB-DESIGN: blz. 65; Shutterstock, Zaur Rahimov: blz. 80;
Mark Edward Atkinson/Tracey Lee: blz. 49 onder; Getty Images, master1305: Shutterstock: blz. 105; Getty Images, Nolwenn Le Gouic: blz. 73 onder, 76;
blz. 24 rechtsonder; Getty Images, Monkeybusinessimages: blz. 82 onder; iStockphoto, Rainer Lesniewski: blz. 178, 179; Shutterstock, Africa Studio: blz.
Getty Images, Oliver Rossi: blz. 58; Getty Images, Photodisc: blz. 36 B; Getty 51 onder; Shutterstock, Armin Staudt: blz. 149; Shutterstock, Asier Romero: blz.
Images, shapecharge: blz. 24 linksonder; Getty Images, Ute Grabowsky: blz. 51 midden; Shutterstock, Boyko.Pictures: blz. 48 rechtsonder, 48 rechtsonder,
26 middenonder; Getty Images, VW Pics: blz. 72 onder; l’École Supérieure de 48 rechtsonder; Shutterstock, Chermen Otaraev: blz. 151 4 rechts, 151 2
Ballet du Québec, Anne Dryburgh: blz. 28 linksboven; M6, Guillaume Mirand: rechts; Shutterstock, DavidTB: blz. 36 boven; Shutterstock, HBRH: blz. 42 boven;
blz. 29 boven, 31; M6, Lou Breton: blz. 28 rechtsboven; Shutterstock, Aleksey Shutterstock, Iconaxey: blz. 38; Shutterstock, iconaxey: blz. 55; Shutterstock,
Kurguzov: blz. 115 3; Shutterstock, AlexanderZam: blz. 48 boven; Shutterstock, Jihan Naafia Zahri: blz. 50; Shutterstock, John Warner: blz. 91 boven;
Alina Vaska: blz. 67; Shutterstock, Anetlanda: blz. 153 midden; Shutterstock, Shutterstock, Kasefoto: blz. 26 boven; Shutterstock, MDV Edwards: blz. 123
Anna Om: blz. 11; Shutterstock, Anuta Berg: blz. 96; Shutterstock, Armin Staudt: linksmidden; Shutterstock, Merle: blz. 18; Shutterstock, metamorworks: blz. 154
blz. 151 4 links, 151 3 rechts, 151 3 links; Shutterstock, Balate Dorin: blz. 72 boven; Shutterstock, Nestor Rizhaniak: blz. 46; Shutterstock, nurlankarimov99:
boven; Shutterstock, barmalini: blz. 65 linksboven; Shutterstock, BigMouse: blz. 63 boven; Shutterstock, Oleksiy Rezin: blz. 151 1 rechts; Shutterstock,
blz. 94; Shutterstock, Binh Thanh Bui: blz. 13b links; Shutterstock, Brenda Rasulov: blz. 154 midden; Shutterstock, STEKLO: blz. 154 onder;

ISBN 978 94 020 9213 4


Editie 2022, eerste oplage

Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere
in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet 1912) dient men zich tot de uitgever te wenden.
wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enige andere manier, © Malmberg, ’s-Hertogenbosch
zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Voor zover het maken van Ondanks vele inspanningen is het de uitgever misschien niet gelukt alle rechthebbenden
kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16b Auteurswet 1912 j° het te achterhalen. Wie denkt rechthebbende te zijn, kan zich wenden tot de uitgever.
Besluit van 20 juni 1974, St.b. 351, zoals gewijzigd bij het Besluit van 23 augustus 1985,
St.b. 471, en artikel 17 Auteurswet 1912, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde
vergoedingen te voldoen aan de Stichting Reprorecht (Postbus 3051, 2130 KB Hoofddorp).

180 CENT QUATRE-VINGTS

You might also like