Professional Documents
Culture Documents
Frans: Havo Vwo
Frans: Havo Vwo
Erika Welgraven
Auteurs
Eline Faes
Ilona de Putter
Kiki Schuringa
Leontien Schul
Jimy Wiggers
Je mag dit boek houden. Je mag in dit boek schrijven Je hebt ook toegang tot
Handig als naslagwerk. en aantekeningen maken. de online leeromgeving.
FRANS 1A HAVO V WO
Release 1.0
FRANS
601746-01
1A HAVO V WO
NAAM EN KLAS
FRANS VOOR DE ONDERBOUW
A1 EN A1+
HAVO⁄ VWO
EINDREDACTIE
Erika Welgraven
AUTEURS
Eline Faes
Ilona de Putter
Kiki Schuringa
Leontien Schul
Jimy Wiggers
www.Bravoure-malmberg.nl
Malmberg, 's-Hertogenbosch
PARLONS !
2 3
Leerstofoverzicht
DEEL A DEEL B
INTRODUCTION 6 THÈME 1 16 THÈME 2 58 THÈME 3 108 THÈME 4 THÈME 5 PROJET
C'est à toi ! C’est moi ! C’est ma famille ! C’est mon jour de chance ! C’est mon style ! C’est les vacances ! C’est Cassis !
Leerdoelen Leerdoelen Leerdoelen Leerdoelen Leerdoelen Leerdoelen Wat je doet
• Je ontdekt hoe Bravoure in • Je kunt iemand begroeten en • Je kunt jouw familie voorstellen. • Je kunt vertellen over je dag. • Je kunt vertellen over jouw • Je kunt zeggen hoe jouw ideale • Alles wat je het afgelopen jaar
elkaar zit. met elkaar kennismaken. • Je kunt vertellen hoe oud je • Je kunt vertellen over school en kledingstijl en smaak. reis eruitziet. geleerd hebt, pas je toe in een
• Je kunt iemand begroeten en • Je kunt iets over jezelf bent. hobby’s. • Je kunt je mening geven over • Je kunt zeggen wat je meestal project over een Franse stad.
complimenten geven. vertellen. • Je kunt beschrijven waar je • Je kunt zeggen wat je wel en kleding. doet in jouw vakantie en waar • Je werkt in groepsverband aan
• Je kunt iemand een compliment woont. niet leuk vindt. • Je kunt kleding kopen in een je naartoe gaat. een opdracht en speelt daarna
geven. (online) winkel. • Je kunt (online) een artikel met de hele klas het finalespel.
uitzoeken, bestellen en
afrekenen.
Grammatica - werkwoorden Grammatica - werkwoorden Grammatica - werkwoorden Grammatica - werkwoorden Grammatica - werkwoorden
•Être • Avoir • Faire • Pouvoir en vouloir • Aller
• Regelmatige werkwoorden op • Regelmatige werkwoorden op • Futur proche
-er -er
Grammatica – overige Grammatica – overige Grammatica – overige Grammatica – overige Grammatica – overige
onderwerpen onderwerpen onderwerpen onderwerpen onderwerpen
• Lidwoord • Persoonlijk voornaamwoord • Ontkenning • Bijvoeglijk naamwoord - vorm • à / de + lidwoord
• Persoonlijk voornaamwoord • Bezittelijk voornaamwoord
FINALE Kies in elk thema een van de drie opdrachten FINALE Kies in elk thema een van de drie opdrachten
Je maakt een affiche over een Je maakt een page fan, een flyer Je maakt een affiche of een Je maakt een cahier de mode, Je maakt een brochure, schrijft
talent, laat je eigen talent zien of voor een uitwisseling of een roman-photo over jouw ideale dag, een reclamevideo of een rap over een chanson, of maakt een
je gaat een uitdaging aan. trailer voor een serie over een of een vlog over je hobby. mode. puzzelopdracht voor een jeu
familie. d'évasion.
Online Online
De opdrachten, video en audio, woord- en grammaticatrainers, test jezelfs, werkbladen, De opdrachten, video en audio, woord- en grammaticatrainers, test jezelfs, werkbladen, actuele
actuele opdrachten en leeskaarten. opdrachten en leeskaarten.
« C’est parti ! »
DÉPART 8
FINALE 15
EN LIGNE (ONLINE)
• Alle opdrachten uit het boek
• Alle video’s en luisterfragmenten bij de
opdrachten
SALUT ! PARLONS !
Je m’appelle …
ÉCOUTER
1 À Schiphol. Écoute. Luister naar de mensen die elkaar op vliegveld Schiphol begroeten. Ze komen uit
allerlei landen en spreken verschillende talen.
a Herken je de talen? Herken je het Frans? Trek een lijn van het nummer naar de juiste taal.
a Trek lijnen van de naam naar de woonplaats.
1 A Nederlands: Twents
A Nathan 1 Rotterdam
2 B Arabisch
B Mariam 2 Maastricht
3 C Engels
C Marc 3 Groningen
4 D Frans
D Layla 4 Utrecht
5 E Nederlands
6 F Italiaans
b Lees de zinnen bij de foto’s van de jongeren. Hoe schrijf je in het Frans ‘Ik heet’?
7
Je m’appelle …
c Bekijk het wereldkaartje. Hoe komt het dat de meisjes soms Frans spreken?
b Écoute encore une fois. Luister nog een keer naar de Franse begroetingen en lees mee. Wat denk je
dat ze betekenen? Noteer de betekenis. Layla: Moeder komt uit Marokko en dat land hoorde vroeger bij Frankrijk.
Mariam:Moeder komt uit Senegal in Afrika en ook dat land hoorde vroeger
bij Frankrijk.
d Welke vragen stelt Nathan aan het einde?
Excellent !
Très bien !
Pas mal !
5 Bonjour ! Goedendag.
Welke andere Franse woorden naast bonjour ken je? Je weet meer dan je denkt, want in het Nederlands
gebruiken we ook Franse woorden. Bedenk er minstens drie. Wissel je woorden uit met je klasgenoot.
ÉCOUTER
6 Écoute la chanson en néerlandais. Luister naar het Nederlandse liedje. Er komen ook Franse woorden in
voor.
a Markeer de Franse woorden die je in het liedje hoort. Er blijven twee woorden over.
Het Nederlandse woord ooievaar klinkt een beetje als au revoir in het Frans.
SORTIE
9 Kijk nog eens naar exercice 6. Welke drie Franse woorden wil je onthouden om te gebruiken als je op
vakantie in Frankrijk bent?
a Kijk onder aan de bladzijden van je boek en schrijf de getallen voluit op. a Wat valt je op als je de zinnen leest die zeggen wat je moet doen?
b Werk samen met je klasgenoot. Steek een aantal vingers op. Je klasgenoot noemt hardop in het
réponds
antwoord
Frans het aantal vingers. Wissel een paar keer van rol.
DÉPART 18
1 VOCA VOCABULAIRE 20
2 MAGAZINE LIRE 26
Point de vue 1 35
4 PAROLES PARLER 42
Point de vue 2 45
KEUZE FICHE X 50
FINALE 51
PAGES PANORAMA 52
EN LIGNE (ONLINE)
• Keuzelezen in de Kiosque
• Grammaticatrainer
• Woordtrainer
• Alle opdrachten uit het boek
• Alle video’s en luisterfragmenten bij de
opdrachten
« C’est simple
comme bonjour ! »
16 THÈME 1 / C’EsT Moi ! 17
2 Mini-quiz. Lis les questions et regarde la vidéo Pokémon Gnakry. Puis réponds aux questions. Lees de
DÉPART PARLONS ! vragen van de miniquiz. Bekijk de video van Pokémon Gnakry en doe daarna de quiz.
... Le cadeau !
UN INCROYABLE a Waar
{ A
speelt deze video zich af?
in Afrika
e Wat is de reactie van de jury op hun optreden?
Er zijn meerdere antwoorden mogelijk.
TALENT ! { B
{ C
in Frankrijk
in Zwitserland
Le jury est ...
A très positif
B très négatif
b Uit hoeveel leden bestaat de jury?
C très enthousiaste
{ A deux
D neutre
{ B trois
Wat je doet
{ C quatre f De jury bestaat uit:
• Je maakt kennis met het danstalent van de
{ A un homme et deux femmes
groep Pokémon Gnakry. c Uit welk seizoen is dit een fragment?
{ B une femme et deux hommes
{ A saison un
{ C deux femmes et deux hommes
{ B saison deux
{ C saison trois
1 Réponds aux questions. Beantwoord de vragen. Je mag je telefoon of een ander device gebruiken om
iets op te zoeken. d Uit hoeveel dansers bestaat de groep?
{ A cinq danseurs
a Naar welke talentenshows kijk jij graag en waarom?
{ B six danseurs
Eigen antwoord. { C sept danseurs
3 Regarde la fin de la vidéo encore une fois. Bekijk het eind van de video nog een keer. Net zoals in
b In Nederland hebben we Holland’s Got Talent. Hoe heet dit programma in Frankrijk, België en Afrika? Nederland kun je vaak meedoen aan een quizvraag.
Verbind het land met het programma.
a Wat kun je winnen als je deelneemt aan de quiz?
C Mali 3 #303*71#
D Burkina Faso
SORTIE
4 Voor welk soort talent heb jij de meeste bewondering? Voor sporters, zangers, dansers of voor heel
andere talenten? Noem een voorbeeld.
onze douze treize quatorze quinze seize dix-sept dix-huit dix-neuf vingt
PARLONS !
salut hoi
monsieur meneer
Wat je leert
merci bedankt
• Je kent de woorden om iemand te begroeten. ça va bien het gaat goed
• Je stelt jezelf voor.
• Je kunt je naam spellen en zo het Franse alfabet gebruiken.
oui ja
6 Déchiffre les mots. Ontcijfer de woorden en noteer ze.
Schrijf de betekenis ernaast. A = 1, B = 2, C = 3 enzovoort.
a 13 – 15 – 14 – 19 – 9 – 5 – 21 – 18 monsieur meneer
bonjour salut ça va ? très bien ça va
b 2 – 15 – 14 – 10 – 15 – 21 – 18 bonjour hallo
c 5 – 24 – 3 – 21 – 19 – 5 – 26 13 – 15 – 9 excusez-moi sorry / pardon
7 Les accents ? Accenten, wat zijn dat? Voorbeeld: très.
Lees de woorden van de Top 20 en noteer alle woorden met een bijzonder teken erop of eraan.
au revoir merci bonsoir s'il vous plaît voilà !
très ça va voilà
le prénom le garçon s’il vous plaît
8 Forme des couples. Welke woorden of woordgroepen horen bij elkaar? Schrijf de woordparen op.
bonjour au revoir
excusez-moi le garçon la fille la dame le monsieur bonjour
voilà !
le prénom
l’homme
le prénom le nom
s'il vous plaît non
oui non
au revoir le nom
le garçon la fille
le garçon la femme
la fille oui la femme l’homme
voilà ! s’il vous plaît
l’homme (m) la femme le prénom le nom (de famille) oui / non
9 Remplis les chiffres. Maak de reeks compleet. Noteer steeds één getal op de schrijflijn.
e Alexandre et Chloé sont à l’école / au supermarché. C’est au collège Saint-Coeur. prénom surnom
A Gaspard 1 L’excité
11 On dit quoi quand ? Wanneer gebruik je onderstaande Franse woorden?
B Anne-Claire 2 Alex
a Lees de woorden en schrijf ze in de juiste kolom.
au revoir – bonjour – ça va – je m’appelle – merci – moi, c’est – salut – s’il vous plaît – très bien C Rémi 3 AC-DC2
D Alexandra 4 Gaspacho
begroeten afscheid nemen vragen en bedanken voorstellen als je om iets
antwoorden vraagt
hoe het gaat ÉCOUTER | PARLER
REGARDER | ÉCOUTER N O P Q R S T U V W X Y Z
12 Regarde la vidéo Bonjour ! et réponds aux questions. Bekijk de video Bonjour ! en beantwoord de
vragen. b Luister nog eens en probeer nu voor jezelf op te schrijven hoe die letters uitgesproken worden.
Tip: lees altijd eerst de vragen voordat je een video bekijkt.
b De meeste jongeren zeggen Salut of Bonjour, maar één meisje begint op een andere manier. Wat zegt zij? bonjour bonsoir salut coucou
a Luister naar fragment 1. Je hoort de letters van het alfabet. Zeg ze na in het Frans.
Salut ! Je m’appelle Rémi. Mon surnom, c’est L’excité !
Je suis au collège Massillon à Clermont-Ferrand. b Luister naar fragment 2. Er worden drie namen gespeld. Zeg elke letter na en schrijf de namen op.
B EXTRA
1 Écoute les jeunes. Luister in de online leeromgeving naar het gesprek van de jongeren en lees mee.
Comment tu t’appelles ?
Comment ça va ?
C Oefen met de woorden uit deze les in de online woordtrainer of gebruik de Pages panorama (blz 52).
b Coche. Kruis in de tabel aan welke woorden je (her)kent en schrijf de betekenis erachter.
Tu habites où ?
J’habite à Saint-Marcel. AIDE
Tu es à la télévision. C’est comment ? il y a er is, er zijn
« La danse, c’est C’est super ! Tout le monde me dit ‘bonjour’. anglais Engels
une façon de parler. » adore (adorer) is dol op (dol zijn op)
bonne chance veel succes
« Jouer du piano
« Être acrobate, et chanter …
TEXTE 3
c’est formidable ! » super ! »
Prénom : Mohammed Prénom : Nathan BIENVENUE SUR LE SITE
Talent : l’acrobatie
Ce garçon s’appelle Mohammed Sylla. Il a dix-huit
Talent : la musique
Nathan Laface est un garçon de quatorze ans. Il
OFFICIEL DE KIDS UNITED
ans. Il habite à Conakry, en Guinée en Afrique. Il est habite à Neuchâtel, en Suisse. Il est Suisse et il NOUVELLE GÉNÉRATION !
Guinéen et il parle français. Il est acrobate. Il est parle français. Il aime jouer du piano. Son talent ?
élastique comme du chewing-gum. Il est très sportif. Il Chanter ! Nathan chante pour Kids United. Ilyana (15), Gloria (13), Valentina (11), Nathan (14)
fait aussi du sport : il joue au basket. et Dylan (16) sont un groupe de cinq chanteurs :
Kids United Nouvelle Génération. Ils chantent des
chansons sur la paix et l’espoir.
AIDE
Elle a commencé à danser ze begon met dansen un chien een hond
l’âge (m) de leeftijd la Suisse Zwitserland
comme du chewing-gum als kauwgum
26 Écris. Schrijf op hoe oud de jongeren in tekst 1 zijn. Noteer de leeftijd eerst in woorden en daarna met
een getal.
c Emma a seize ans .( 16 jaar) 29 Écoute et lis texte 2, l’interview Emma Greset et son chien Joy à la page 29. Luister naar tekst 2 op
bladzijde 29 en lees mee.
vrai faux
27 Regarde texte 2, Emma Greset et son chien Joy à la page 29. Bekijk tekst 2 op bladzijde 29 en maak de 1 Emma doet mee aan een talentenshow. ○ ○
opdrachten. Je leest de tekst nog niet!
2 Er doen alleen Fransen mee aan het programma. ○ ○
a Regarde le texte. Wat voor soort tekst is dit?
3 Emma vindt het leuk om op tv te zijn. ○ ○
een interview / een portret / een roman
4 Joy is dol op zingen. ○ ○
b Wat kun jij al vragen aan Emma? Verbind de vraag met het juiste antwoord.
5 De interviewer vindt Emma en Joy fantastisch. ○ ○
A Tu as quel âge ? 1 Je m’appelle Emma. 6 De interviewer wenst ze succes voor de finale. ○ ○
B Tu es Française ? 2 J’ai seize ans.
C Tu habites où ? 3 J’habite à Saint-Marcel en France. b Et encore ... ? Wat kom je nog meer te weten over Joy en Emma? Noteer minimaal drie dingen in het
Frans.
D Quel est ton talent ? 4 Oui, je suis Française.
30 Tu es ...? Jij bent ...? Het werkwoord zijn (= être) wordt heel vaak gebruikt. Zo ook in het interview met 32 Regarde la photo de Kids United à la page 29 et lis texte 3. Bekijk de foto van Kids United op bladzijde
Emma: 29 en lees tekst 3.
nous sommes wij zijn Dat zie je op het plaatje, maar het staat ook in de tekst.
e Wat zou le site officiel betekenen?
vous êtes jullie zijn / u bent
De officiële website.
ils sont / elles sont zij zijn (m/v)
33 Parle de Kids United. Vertel in het Frans wat je weet over de jongeren van Kids United (jongen/meisje,
naam, leeftijd). Werk samen met een klasgenoot en vertel om de beurt over een van hen.
31 Cherche. Zoek in tekst 2 op bladzijde 29.
a Welke vormen van het werkwoord être vind je? Onderstreep ze in de tekst. Vertaal daarna de zinnen. SORTIE
1 Je suis Emma. Ik ben Emma 34 Écris sur la bannière. Schrijf op het spandoek een aanmoediging voor Emma en Joy. Maak de zinnen af
2 Tu es Française ? Ben jij / Jij bent Française? met een van de volgende woorden, of verzin zelf iets.
cool – formidables – fantastiques – incroyables – talentueux – spéciales
3 C’est un chien. Het is een hond. Emma et Joy, vous êtes ...
4 Nous sommes toujours ensemble. Wij zijn altijd samen. Emma et Joy sont ...
Ga naar de online leeromgeving om extra te oefenen met het werkwoord être in de grammaticatrainer.
A RAPPEL
Grammaire. Complète. Grammatica. Vul het gesprekje aan. Gebruik il of elle en de juiste vorm van het
ÉVALUATION
werkwoord être. 1 Laat zien wat je allemaal geleerd hebt. Bereid je voor:
• Oefen en leer nog een keer de woorden, de expressions en de grammatica van leçon 1 en 2.
Bravoure présente Valentina.
• Gebruik hiervoor de Pages panorama en de online woordtrainer en grammaticatrainer.
Elle a 11 ans. Valentinaest une fille. 2 Maak online de Test jezelf en ontdek waar je staat. C’est à toi !
3 Heb je de Test jezelf gemaakt? Vul dan nu het schema ‘Dit kan ik’ in. Zet in elke rij één vinkje.
« Valentina, tu es française ? » « Oui, je suis française ! »
Dit kan ik
Et Bravoure présente aussi Dylan.
□ Ik kan eenvoudige vragen □ Ik kan veel informatie uit een □ Ik begrijp een tekst en snap
B EXTRA beantwoorden over een tekst. tekst begrijpen. meestal ook nog wat details.
Réponds aux questions. Kies een van de jongeren uit tekst 1 op bladzijde 28 en geef in het Frans
antwoord op de vragen. Maak zinnen. De antwoorden vind je in de tekst. □ Ik ken het rijtje van het werkwoord □ Ik ken het werkwoord être (= zijn). □ Ik kan het werkwoord être
être bijna helemaal. gebruiken in zinnen.
Comment il / elle s’appelle ?
Elle s’appelle Chléa / Emma.
Il s’appelle Mohammed / Nathan.
C’est un garçon ou une fille ?
C’est une fille / un garçon. KIOSQUE
Kies je eigen leeskaart bij je docent of in de online
leeromgeving van Bravoure. Je vindt er vast een die
Il / Elle a quel âge ?
Elle a 15 ans / 16 ans. Il a 18 ans / 14 ans. past bij wat jij leuk vindt. Bij elke leeskaart horen
Il / Elle habite où ?
Elle habite à Montréal. / Saint-Marcel. een paar opdrachten. Kies zoveel kaarten als je zelf
wilt!
Il habite à Conackry. / Neuchâtel. Schrijf op welke kaart(en) je gemaakt hebt.
E Maak de DELF-opdracht.
36 Lis les phrases et choisis le mot correct. Lees de zinnen en kies het woord dat past. Schrijf op wat de
gekozen woorden betekenen.
vrai faux
39 Regarde la vidéo encore une fois. Bekijk de video nog een keer en schrijf in het schema zoveel mogelijk
dingen op die je weet over de deelnemers en het jurylid.
A B C
Mila Timéo Nathan
1 La fille chante une chanson. C dansje / liedje komt uit Nice komt uit Parijs komt uit Lille,
2 Le garçon adore danser. B is dol op / heeft een hekel aan houdt van zingen en houdt van dansen Noord-Frankrijk
3 Il aime le rap. A of B heeft een hekel aan / houdt van kan het goed is met ouders en beste werkt in de muziek
4 Le garçon a une question. A of B een prijs / een vraag is nerveus voor de vriend houdt van dansen
wedstrijd is 16 jaar (op rap)
5 Il travaille dans la musique. A of B houdt van / werkt
zingt lied van haar wint de wedsrijd houdt van rap
6 Elle a gagné le concours. C heeft gewonnen / heeft verloren
idool, Louane is 20 jaar
7 Félicitations ! C gefeliciteerd / hoera
is 16 jaar
8 Ha, ha ! Il est drôle. B belangrijk / grappig
Il en elle voor personen Als een zelfstandig naamwoord in het meervoud staat, dan vervang je le, la of l’ door les. Het zelfstandig
Voor een jongen of een man gebruik je het persoonlijk voornaamwoord il. naamwoord krijgt in het meervoud een -s.
Voor een meisje of vrouw gebruik je het persoonlijk voornaamwoord elle.
les + ...s
Voici mon ami. Il s’appelle Dris. Hij heet Dris. le garçon de jongen les garçons de jongens
Voici mon amie. Elle s’appelle Coralie. Zij heet Coralie. l’enfant het kind les enfants de kinderen
Voici mes amis Dris et Coralie. Ils sont au camping. Zij zijn op de camping. la femme de vrouw les femmes de vrouwen
Voici mes copines Cora et Mimi. Elles sont à la terrasse. Zij zijn op het terras.
Attention ! De woorden le, la, l’ en les betekenen dus de of het.
Attention 1 Als er zowel jongens als meisjes zijn, dan
gebruik je ils. Elles gebruik je als het alleen
om meisjes gaat. LE SAVIEZ-VOUS ? un
un garçon een jongen
une
une fille een meisje
Attention 2 Deze regels gelden ook voor dieren. un ami een vriend une amie een vriendin
Als genderneutrale var
iant van il en elle kun un soir een avond une chanson een liedje
gebruiken, en als meerv je iel
oudsvorm iels. Je spreek
uit als i-jel. t het
De woorden un of une betekenen dus een.
42 Combine. Maak goede combinaties.
Meer oefenen? Ga naar de grammaticatrainer in de online leeromgeving. 4 la prof de lerares une prof een lerares
5 la chanson het liedje une chanson een liedje
46 Qui est ton voisin / ta voisine ? Noteer de informatie over de klasgenoot die naast je zit.
B EXTRA
Il s’appelle eigen antwoord Elle s’appelle eigen antwoord
Il habite à eigen antwoord Elle habite à eigen antwoord Bekijk de video in de online leeromgeving en maak de opdrachten.
Il aime chanter / jouer au foot / danser / … Elle aime chanter / jouer au foot / danser / … Cherche l’intrus. Welk woord past niet bij het lidwoord?
48 Héro ou zéro. Wat vind jij van de winnaar in de video Un concours de talents? Hoeveel punten geef je
A Excusez-moi ! 1 Ik ben fan van Louane.
hem op een schaal van 0 tot 20?
B Je suis fan de Louane. 2 Jij zingt heel goed.
Eigen antwoord.
C Merci beaucoup. 3 Sorry!
D Zut ! 4 Sh*t!
E Maak de DELF-opdracht.
PARLONS !
Wat je leert
• Je kunt jezelf voorstellen en zeggen hoe het met je gaat.
• Je vertelt wat je van iets vindt.
VOCABULAIRE
49 Regarde les images et réponds aux questions. Bekijk het stripverhaaltje van Inès, die meedoet aan een
talentenshow. Beantwoord de vragen.
a Hoe voelt Inès zich? Beschrijf het per tekening. Le jury est triste. Le jury est enthousiaste.
Je suis
Ça va bien,
nerveuse...
je suis
contente !
PARLER
52 Candidat ou présentateur – prépare ton rôle. Je oefent je rol als kandidaat of presentator van een
talentenshow. Hoe stel je je voor? Kies een Franse naam.
C’est
génial !
a Verdeel de rollen:
Bravo !
Super !
• de presentator die vragen stelt aan de deelnemer
• de deelnemer die zichzelf voorstelt (één of twee leerlingen)
b Wat zegt de presentator tegen het publiek en welke vragen stelt hij of zij aan de deelnemers?
c Hoe antwoordt de deelnemer? Hoe stelt die zich voor? Oefen het met elkaar.
1 2 3
b Bedenk welke woorden je wilt gebruiken voor een positieve of negatieve beoordeling, maak samen
een spiekbriefje. Kijk naar exercice 51.
c Spreek met de andere juryleden af wie wat zegt bij een positieve en negatieve beoordeling. Oefen het ÉVALUATION
mondeling.
1 Laat zien wat je allemaal geleerd hebt. Bereid je voor:
• Oefen en leer nog een keer de woorden, de expressions en de grammatica van leçon 1 en 2.
54 Jouez la scène. Laat met je groep zien wat je geoefend hebt.
• Gebruik hiervoor de Pages panorama en de online woordtrainer en grammaticatrainer.
• De presentator begroet iedereen en stelt vragen aan de deelnemer(s). 2 Maak online de Test jezelf en ontdek waar je staat. C’est à toi !
• De deelnemers stellen zich voor. 3 Heb je de Test jezelf gemaakt? Vul dan nu het schema ‘Dit kan ik’ in. Zet in elke rij één vinkje.
• De presentator kondigt daarna de deelnemer(s) aan met Voici ... (naam/namen).
Dit kan ik
55 Le jeu du jury. Het juryspel. Bekijk fragmenten van optredens in talentenshows. Geef je oordeel over de
optredens. □ Ik kan eenvoudige vragen bij een □ Ik kan de meeste vragen bij een □ Ik kan alle vragen bij een video
video over een talentenshow goed video over een talentenshow goed over een talentenshow goed
• De presentator vraagt de jury om commentaar. beantwoorden. beantwoorden. beantwoorden.
• De juryleden leveren om de beurt hun commentaar en geven punten (tussen 0 en 20 punten).
• De presentator bedankt het jurylid en herhaalt het aantal toegekende punten. □ Ik kan mezelf voorstellen. □ Ik kan mezelf en iemand anders □ Ik kan mezelf en iemand anders
in een paar zinnen voorstellen. uitgebreid voorstellen.
SORTIE □ Ik ken de Franse woorden voor de, □ Ik kan lidwoorden invullen □ Ik kan zinnen maken die in het
het en een. in zinnen en woorden in het enkelvoud of meervoud staan.
meervoud zetten.
56 Vul het schema ‘Dit kan ik’ in. Zet in elke rij één vinkje.
□ Ik ken het verschil tussen il/elle/ □ Ik kan il/elle/ils en elles invullen □ Ik kan in plaats van namen il/elle/
ils en elles. in zinnen. ils en elles gebruiken.
Dit kan ik
□ Ik kan iemand begroeten óf ik kan □ Ik kan iemand begroeten én □ Ik kan iemand begroeten, mezelf
mezelf voorstellen. mezelf voorstellen. voorstellen en nog iets meer over
mezelf vertellen.
ACTUALITÉS
Vraag je docent naar de actuele opdracht en maak die opdracht alleen, in een groepje of met de klas.
□ Ik kan een compliment geven □ Ik kan uit mijn hoofd wat □ Ik kan allerlei complimenten
als ik eerst opzoek hoe je iets complimenten geven. geven en ik begrijp het als ik een
aardigs in het Frans zegt. compliment krijg.
□ Ik kan zeggen dat ik iets (niet □ Ik kan duidelijk maken dat ik iets □ Ik kan op drie manieren zeggen
zo) goed vind als ik eerst opzoek (niet zo) goed vind. dat ik iets (niet zo) goed vind.
welke woorden ik kan gebruiken.
60 Lis texte 2, Les talents de la cuisine à la page 49 pour faire une infographie. Lees tekst 2 op
bladzijde 49. Maak een infographic over een van de jonge talenten.
57 Typiquement français. Als je denkt aan Frankrijk, wat is voor jou dan typisch Frans? Ken je een Franse
streek of stad? Hoe groot denk je dat Frankrijk is vergeleken met Nederland? Gebruik eventueel de
kaart op bladzijde 48.
a Remplis.
de Alpen.
b Choisis. Kies het juiste antwoord. Gebruik tekst 1 op bladzijde 48 of zoek het antwoord op internet.
61 Présente ton jeune talent. Laat in je groepje jouw infographic zien. Vertel zo veel mogelijk over jouw
58 Impressionnant ? Hoe indrukwekkend is Frankrijk? Bekijk de video en noteer wat jij indrukwekkend vindt.
jeune talent, het liefst in het Frans.
SORTIE
62 Bij welk van de talenten uit deze les zou je het liefst een kijkje nemen? Leg uit waarom.
46 KEUZE / CULTURE / LEs TALENTs GoURMANDs QUARANTE-siX QUARANTE-sEPT THÈME 1 / C’EsT Moi ! 47
TEXTE 1 TEXTE 2
Glacier | Nouvelle-Aquitaine
Voici Éléonore. Sa passion ? Les glaces ! Éléonore a vingt ans et
Dans le sud, il y a Tu connais la mer elle habite à Hendaye, juste à côté de la plage. Elle travaille chez
des montagnes Méditerranée ? un glacier et elle adore ça. « Mon rêve ? Avoir mon propre glacier et
aussi : les Pyrénées. C’est beau ! faire des glaces de toutes les couleurs et de tous les parfums. Ma
glace préférée, c’est une coupe exotique avec beaucoup de chantilly !
À Hendaye, il y a beaucoup de terrasses et j’aime regarder les jeunes
Nombre d’habitants Superficie Hymne Devise
surfer sur l’océan Atlantique. ».
67 200 000 550.000 km2 la Marseillaise Liberté, Égalité, Fraternité
AIDE
le fromage de chèvre de geitenkaas la chantilly de slagroom
un rêve een droom manger eten
On parle aussi français en Afrique et en le coq Marianne le drapeau tricolore : un glacier een ijswinkel
Amérique du Sud, par exemple à la Martinique bleu, blanc, rouge
et en Guyane. Noteer hier woorden die je hebt opgezocht en vul de woordenlijst aan.
AIDE
le pays het land la capitale de hoofdstad
l’hexagone (m) de zeshoek plusieurs verschillende
les gens de mensen le drapeau de vlag
48 KEUZE / CULTURE / LEs TALENTs GoURMANDs QUARANTE-HUiT QUARANTE-NEUF THÈME 1 / C’EsT Moi ! 49
KEUZE FICHE X JEU DE MOTS ET DE SIGNES FINALE TOUT LE MONDE A DU TALENT
PARLONS !
Je maakt een affiche d’un talent: een poster over een talentvol
iemand uit een Franstalig land.
Mes notes
Wat je leert
• Je leert de woorden uit het introductiethema en thema 1.
• Je durft gebaren te gebruiken om duidelijk te maken wat je bedoelt.
63 Regarde les signes. Kijk naar de gebaren waarmee de woorden worden uitgebeeld.
TOUT LE MONDE A DU TALENT
a Regarde le premier mot. Kijk naar het eerste woord dat wordt uitgebeeld: au revoir. Vond je het
duidelijk? Hoe zou jij het doen? Je stelt jezelf voor en laat een eigen talent zien: waar ben je goed in?
Welk trucje kun jij goed?
b Regarde les mots suivants et note les numéros. Kijk naar de volgende woorden die worden uitgebeeld.
Schrijf de nummers die je hoort op de goede plaats. Mes notes
le chien jouer du piano
le piano un peu
oui merci
ensemble aimer
MON TALENT EN FRANÇAIS
1 au revoir regarder
64 Le jeu en deux équipes. De klas wordt in twee teams verdeeld voor een woordraadspel. Mes notes
a Le but. Het doel.
Raad in één minuut zo veel mogelijk uitgebeelde Franse woorden. Welk team raadt de meeste woorden?
50 KEUZE / FiCHE X / JEU DE MoTs ET DE siGNEs CiNQUANTE CiNQUANTE ET UN THÈME 1 / C’EsT Moi ! 51
PAGES PANORAMA
Frans voorbeeldzin Nederlands
je m’appelle Je m’appelle Cléa. ik heet
il s’appelle Il s’appelle Léon. hij heet
elle s’appelle Elle s’appelle Élodie. zij heet
le prénom Son prénom est Christine. de voornaam
VOCABULAIRE ET EXPRESSIONS le surnom Son surnom est Cricri. de bijnaam
le la l’
4 PAROLES
le garçon de jongen la femme de vrouw l’ami de vriend
le sport de sport la baguette het stokbrood l’hôtel het hotel
Frans voorbeeldzin Nederlands le talent het talent la chanson het liedje l’école de school
content – contente Tu es content, Hugo ? blij, tevreden
Tu es contente, Emma ?
Attention ! Als een zelfstandig naamwoord begint met een klinker of een stomme h, dan gebruik je in
triste Je suis triste. verdrietig
horrible C’est horrible ! verschrikkelijk plaats van le of la het lidwoord l’.
c’est nul Le spectacle ? C’est nul ! het is waardeloos
chouette C’est chouette tof, leuk Als een zelfstandig naamwoord in het meervoud staat, dan vervang je le, la of l’ door les. Het zelfstandig
naamwoord krijgt in het meervoud een -s.
nerveux – nerveuse L’homme est nerveux, la femme est nerveuse. nerveus
heureux – heureuse Le prof est heureux, la prof est heureuse. gelukkig les + ...s
superbe Le match est superbe ! geweldig le garçon de jongen les garçons de jongens
fantastique La performance est fantastique ! fantastisch l’enfant het kind les enfants de kinderen
vraiment excellent Ce clip est vraiment excellent ! echt geweldig la femme de vrouw les femmes de vrouwen
DÉPART 60
1 VOCA VOCABULAIRE 62
2 MAGAZINE LIRE 69
Point de vue 1 81
KEUZE FICHE X 98
FINALE 101
EN LIGNE (ONLINE)
• Keuzelezen in de Kiosque
• Grammaticatrainer
• Woordtrainer
• Alle opdrachten uit het boek
• Alle video’s en luisterfragmenten bij de
opdrachten
Wat je doet
• Je bekijkt een trailer van een film over een
bijzondere familie.
1 Quel film ? Welke film of serie over een familie heb jij gezien?
a Noteer de titel en vertel iets over de gezinsleden. Schrijf ook op waar en hoe ze wonen en leg uit wat
deze familie bijzonder maakt.
2 Regarde la bande annonce. Bekijk de trailer van C’est quoi cette famille ?!
a Zet het geluid uit. Kruis aan wat er allemaal te zien is bij deze famille. SORTIE
een bruiloft
kattenkwaad
ouders
een schommel 4 La photo de l’affiche. Explique ! Leg uit waarom de foto op de filmposter goed bij de film past.
kinderen
een schema
een hond
het platteland
Je ziet de kinderen uit de samengestelde gezinnen en alle ouderparen
een jongen op rolschaatsen
de stad Parijs die erbij horen. Daar gaat de film over.
een kat
een geïrriteerd pubermeisje
b Regarde encore une fois. Bekijk de trailer nu met geluid. Kruis aan welke Franse woorden en
uitdrukkingen je hoort. Lees ze eerst even door.
Je mag de trailer vaker beluisteren als dat nodig is!
Je m’appelle Bastien.
habiter
Je m’appelle Julia.
un père
quatre papas
une mère
quatre mamans
une copie
Je t’aime.
bonjour
le football
C’est quoi cette famille ?
60 DÉPaRT / C’EsT QUOi CETTE faMillE ?! sOiXaNTE sOiXaNTE ET UN THÈME 2 / C’EsT Ma faMillE ! 61
1 VOCA TU AIMES MA MAISON ?
VOCABULAIRE
5 Avec qui ? Met wie woon jij samen?
le frère la soeur
Wat je leert le père la mère
• Je herkent belangrijke woorden die met familie en wonen te maken hebben en kunt die woorden
ook zelf gebruiken.
le grand-père la grand-mère
• Je vertelt over je familie en je woning, bijvoorbeeld in een bericht op sociale media. le copain la copine
le fils la fille
7 Trouve les phrases. Vind de zinnen. Schrijf in de vakjes de Franse zin. Je hebt twee aanwijzingen: de
Nederlandse zin en de gegeven letters van de Franse zin.
le frère la soeur le père la mère les parents
a Dat is de moeder. Zij heet Yasmine.
C’ESTLAMÈREELLES’APPELLEYASMINE
le fils la fille le grand-père la grand-mère le copain b Mijn oma Lina houdt van voetbal.
Let op: nu zijn ook de Franse woorden gehusseld.
GRAND-MÈRELINALEFOOTAIMEMA
la copine l'animal le chien le chat la maison c Het dorp van mijn familie is klein.
AGLEVILLEDEMAFAMILLEESTPITET
d Maak nu zelf een husselzin voor een klasgenoot. Gebruik woorden uit de Top 20. Maak ook de juiste
la chambre le jardin la cuisine la ville le village vakjes zwart. Oefen even op een kladblaadje.
Oefen de nieuwe woorden met de online woordtrainer of gebruik de Pages panorama vanaf bladzijde 102.
Bonjour, je m’appelle Hugo ! J’habite à Gerberoy avec Marie et les enfants, Yasmine et Neylan. Et le chat Monchou et le
chien Voyou ! J’aime la maison. Le jardin est idéal pour jouer au foot. Il y a aussi un trampoline. Le village de Gerberoy
VOCABULAIRE est calme. Mais à cinq kilomètres, il y a un supermarché, un café et un restaurant. C’est idéal pour les vacances !
b Teken op een apart blaadje jouw woning en met wie je daar woont. Schrijf de zinnen van a erbij en alle
namen.
Maison de Chloé
c Je mag een vakantiehuis kiezen. Wat voor huis zou dat zijn?
Coucou ! Je suis Chloé. J’habite avec Lilia à Bordeaux. Nous sommes les
Eigen antwoord. mamans de Jacques, Julie et Joséphine. Pikachu, le chihuahua a dix ans, mais
il aime jouer et il est encore très drôle.
L’appartement est petit, mais pratique ! L’appartement est dans le centre-
ville de Bordeaux. Il y a beaucoup de cafés, de restaurants et de musées. Le
supermarché est à trois minutes.
LIRE C’est un appartement idéal pour un week-end à Bordeaux.
AIDE
l’échange de maison de huizenruil à garder om op te passen
échanger ruilen le jeu vidéo de videogame
gratuitement gratis
a Hugo en Marie hebben twee / drie kinderen en een hond / een kat / een hond en een kat.
Eigen antwoord.
b Chloé en Lilia hebben geen / een zoon en twee / drie dochters en een kat / een hond.
a Lees de advertenties nog een keer en kruis aan welke zin bij welke woning past.
18 Welke drie Franse # (mots-dièse) wil je gebruiken om jouw (droom)huis aan te prijzen voor een
14 Lis les phrases et choisis le mot. Lees de zinnen en kies het woord dat het beste in de zin past.
huizenruil?
a J’habite dans une maison avec la famille / le village.
# eigen antwoord
b Neylan est la mère / le frère de Yasmine.
# eigen antwoord
c Chloé et Lilia sont les parents / la ville de Jacques, Julie et Joséphine.
# eigen antwoord
d Je joue au foot dans la salle de bains / le jardin.
e Le lit est dans la chambre / le village. Oefen de nieuwe woorden met de online woordtrainer of gebruik de Pages panorama vanaf bladzijde 102.
drôle = grappig d
joue au foot = speelt voetbal c
grande = groot b
petit = klein a
A RAPPEL PARLONS !
Tu connaîs les mots? Ken je de woorden van de Top 20 al? Il y a du wifi ?
a Kijk één minuut naar de Top 20 op bladzijde 62. Schrijf daarna in twee minuten zoveel mogelijk
woorden uit de Top 20 op een blaadje. Gebruik je telefoon om de tijd bij te houden. Hoeveel woorden
weet je nog?
B EXTRA
1 Écoute la famille. Luister naar de familie van Hugo die zich voorstelt.
Wat je leert
a Ils s’appellent comment ? Hoe heten ze? Kies de namen van de familieleden uit het lijstje. • Je begrijpt woorden en zinnen die gaan over wonen.
• Je stelt vragen over families en woonsituaties en kunt vragen hierover beantwoorden.
• Je kunt uitgebreidere zinnen maken om iets te vertellen over families.
A Le père s’appelle 1 Yasmine
A 1 la campagne
b Écoute encore une fois. Luister nog een keer en kies de juiste woorden.
1 Hugo is de vader / grootvader van Yasmine en Neylan.
2 De familie heeft een / twee huisdieren: een hond / een kat / kippen.
3 In de tuin spelen ze voetbal / basketbal.
4 In haar kamer danst / werkt Yasmine.
B 2 la ville
2 Trouve les phrases. Vind de zin. De woorden zijn gehusseld en ze staan tegen elkaar. Schrijf de Fran-
se zin in de hokjes.
LEC’ESTILPÈRES’APPELLEILHUGO
C 3 l’appartement
D 4 le village
CHATJARDINCHIENLEDANSETLESONTLE
E 5 l’hôpital
d Il s’appelle / Il voudrait habiter à Paris. Paris est formidable ! d Aïcha houdt niet van sport. ○ ○
e Aïcha habite aussi / dans la grande ville française : Paris. e De oma van Hamed woont ook bij hem. ○ ○
f Hamed heeft honden en katten. ○ ○
f Aïcha habite dans un immeuble / une maison de douze étages.
g Emma is enig kind. ○ ○
g Il y a un grand chien / lit dans la chambre ? Oui ! 200×200 cm.
h Emma heeft een groot huis met een grote tuin. ○ ○
21 Choisis le bon groupe. In welke groep past het woord?
25 Remplis. Vul aan.
a Lees de woorden en schrijf ze in de juiste kolom in de tabel. Je houdt één woord over.
le basket – la psychologue – le café – la danse – l’avocate – le volleyball – la ferme – la campagne – le Lees tekst 1 nog eens door. Schrijf over elke jongere drie nieuwe dingen op in het Nederlands die niet
professeur de surf – la mosquée – l’immeuble – le foot – l’hôpital voorkomen in exercice 24.
13 jaar 12 jaar
Pierrefonds / dorp / La Réunion Hamrounia / dorp / Tunesië
le café la psychologue le basket Zusje Anna Geiten
la ferme l’avocate la danse Hij wil surfleraar worden, net als zijn Deelt kamer met broer Idriss
la mosquée le professeur de surf le volleyball oom Kleine slaapkamer
l’immeuble le foot Grote tuin Wil automonteur worden
l’hôpital Vlak bij het strand
Aïcha Emma
b Eén woord past in geen enkele groep, welk woord is dat? 14 jaar 15 jaar
la campagne Parijs / Frankrijk Kourou / kleine stad / Guyane
22 Imagine-toi ! Stel je voor … Waar zou jij willen wonen? Kies!
Fan van Aya Nakumura Haar hond heet Caramel
In een flat in Parijs / op een tropisch eiland zoals île de la Réunion / in een dorpje op het platteland van
Wil advocaat worden Wil psycholoog worden, net als haar
Tunesië / in een moderne stad in Guyana in Zuid-Amerika. Woont achter het Stade de France moeder
Grote tuin
LIRE
23 Lis les titres et regarde les photos de texte 1 et 2 aux pages 72 et 73. Lees de kopjes en bekijk de
foto’s bij tekst 1 en 2 op bladzijde 72 en 73.
b Lees de kopjes. Over welke dingen vertellen deze jongeren? Kies wat juist is.
familie / toekomst / klimaat / hobby / kamer / school / woonplaats / huisdieren
70 2 MaGaZiNE / BiENVENUE CHEZ NOUs ! sOiXaNTE-DiX sOiXaNTE ET ONZE THÈME 2 / C’EsT Ma faMillE ! 71
TEXTE 1 TEXTE 2
n o u s
en France ?
chez
Eh non, mais je parle français. J’habite en Guyane, en
Amérique du Sud. Mon père travaille au centre spatial
de Kourou et ma mère est psychologue à l’hôpital.
AIDE
bienvenue welkom souvent vaak derrière achter
un requin een haai près dicht bij le garagiste de automonteur
une dent de requin een haaientand
Ze hebben allebei een grote tuin. Of: ze spreken beiden Frans, maar wonen
J’aime beaucoup ma chambre. Il y a une dent de
niet in Frankrijk. Of: ze willen allebei hetzelfde worden als een familielid. requin. Je voudrais être professeur de surf, comme
mon oncle. Mais il y a des requins : c’est dangereux
b Als Aïcha een weekje met Emma mag ruilen, zou ze dan blij zijn? Leg je antwoord uit. de faire du surf. Je joue au volley avec mes copains
sur la plage.
Ja / Nee: ze wil een eigen kamer en Emma heeft die.
c Als Emma met Aïcha ruilt, zou zij dan ook blij zijn? Leg je antwoord uit.
a In het appje gebruikt Gabriel een paar keer het Franse woord voor mijn. Lees het appje nogmaals en
Ja, Emma is enig kind. Dat vindt ze jammer. Aïcha heeft een zusje. Of: nee, vul de juiste Franse woorden in.
Emma wil liever een broer dan een zus. 1 (mijn) ma chambre de kamer = la chambre
d Wat zou Hamed leuk vinden als hij met Aïcha kon ruilen?
2 (mijn) mon oncle de oom = l’oncle (m)
Aïcha woont vlak bij het Stade de France en Hamed houdt van voetbal. 3 (mijn) mes copains de vrienden = les copains
27 Regarde texte 3, le ticket à la page 73. Bekijk tekst 3, het ticket op bladzijde 73. b Kijk naar de verschillende woorden voor mijn in het Frans. Waar komen die verschillen door, denk je?
a Wie spelen er tegen elkaar? De Franse vorm van mijn is anders voor mannelijke en vrouwelijke woorden,
Frankrijk speelt tegen Italië. én voor meervoud. Mon gebruik je voor mannelijke woorden en woorden die
b Om wat voor sport gaat het in de wedstrijd? beginnen met een klinker of een stomme h, ma voor vrouwelijke woorden
Rugby en mes voor woorden in het meervoud.
c Wat voor soort wedstrijd is het? c Bekijk het voorbeeld. Kijk ook naar a en probeer de andere woorden in te vullen.
Misschien niet: ze houdt meer van basketbal. 1 Over Aïcha kun je zeggen: Sa chambre est petite. Haar kamer is klein.
2 Over Gabriel: Sa soeur s’appelle Anna. Zijn zus heet Anna.
ÉCOUTER
3 Over Aïcha: Sa soeur s’appelle Maryam. Haar zus heet Maryam.
4 Over Hamed: Il habite dans une ferme avec ses parents. zijn ouders
28 Écoute les messages whatsapp. Réponds aux questions. Luister naar de appberichtjes die de jongeren
hebben ingesproken en beantwoord de vragen. 5 Over Emma: Ses parents ont une grande maison. haar ouders
a Message 1. Waarom is het gevaarlijk om te surfen waar Gabriel woont? 6 Over Hamed: Il aime regarder la télévision avec son père. zijn vader
Er zijn haaien. 7 Over Emma: Son père travaille au centre spatial. haar vader
b Message 2. Wat vindt Aïcha van haar kamer? b Wat valt op als je zin 1 en 2 vergelijkt?
Hij is klein, maar leuk/mooi. Dat ‘sa’ zowel ‘haar’ als ‘zijn’ kan betekenen.
c Message 3. Wat vindt Hamed leuk aan de geiten?
Ze zijn grappig.
d Message 4. Waarom is het handig dat Emma een grote kamer heeft?
Het woord na mijn / jouw / zijn / haar is: 1 Dit is mijn kamer. C’est ma chambre.
mannelijk enkelvoud
(of vrouwelijk enkelvoud met
vrouwelijk enkelvoud meervoud 2 Mijn broer is 16 jaar. Mon frère a 16 ans.
een klinker of stomme h) 3 Haar kinderen zijn in de tuin. Ses enfants sont dans le jardin.
mijn mon chien ma chambre mes parents
mon amie
Leur maison en Guinée ▶ het bezittelijk voornaamwoord (vervolg)
mon horloge
jouw ton chat ta maison tes soeurs Het woord na mijn / jouw / zijn / haar is:
ton amie mannelijk enkelvoud vrouwelijk enkelvoud meervoud
ton hôtel vrouwelijk enkelvoud met klinker
zijn / haar son père sa mère ses frères of stomme h
son amie mijn mon ma mes
son histoire jouw ton ta tes
zijn / haar son sa ses
Attention 1 Een stomme is een h die er wel staat maar die je in het Frans niet uitspreekt. ons / onze notre notre nos
jullie / uw votre votre vos
Attention 2 Een bezittelijk voornaamwoord hoort altijd bij een zelfstandig naamwoord. Kijk dus of het hun leur leur leurs
zelfstandig naamwoord waar het bij hoort mannelijk, vrouwelijk of meervoud is.
mijn hond = mon chien – le chien is mannelijk
zijn zus = sa soeur – la soeur is vrouwelijk 33 Regarde le schéma. Bekijk het schema hierboven.
Werk samen met een klasgenoot. Welke zinnen over het bezittelijk voornaamwoord kloppen met dit
Attention 3 Wil je meer uitleg over wat een bezittelijk voornaamwoord precies is? Achter in je boek
schema? Kies wat juist is.
vind je handige uitleg over alle grammaticaonderdelen.
a Er zijn nog meer bezittelijke voornaamwoorden: ons / onze – jullie / uw – hun.
b Net als bij het enkelvoud moet je bij het meervoud naar het zelfstandig naamwoord kijken om de
goede vorm te kiezen.
31 Remplis. Vul de goede vorm in. Kijk naar het schema hierboven.
c Het woord voor ons / onze zijn notre en in het meervoud nos.
d Het woord voor uw / jullie zijn votre en in het meervoud vos.
a Gabriel zegt: « Mon oncle est professeur de surf. » (Mijn)
e Je gebruikt bij vrouwelijke woorden die beginnen met een klinker of een stomme h ook ma – ta – sa.
f Het woord voor hun is in het enkelvoud leur en in het meervoud leurs.
b Hamed zegt: « Mes chats sont mignons. » (Mijn)
g Er is geen verschil tussen mannelijk en vrouwelijk bij notre, votre en leur.
1 Mon (Mijn) village est petit. f Comment est votre maison (jullie huis) ? Elle est jolie ?
4 Et ta soeur (jouw zus) ? Elle est sympathique aussi ? Meer oefenen? Ga naar de grammaticatrainer in het online lesmateriaal.
5 Elle habite dans un appartement avec ses frères (haar broers), sa soeur (haar
35 C’est à toi ? Is dat van jou? Zeg wat van jou is. Gebruik mon, ma en mes. 38 In deze leçon heb je kennisgemaakt met Gabriel, Aïcha, Hamed en Emma. Met wie van hen zou je willen
ruilen? Waarom?
Werk in groepjes van vier. Jullie maken om de beurt een goede zin met mon / ma / mes en een
zelfstandig naamwoord.
36 C’est à toi ? Is dat van jou? Zeg wat van jou is. Gebruik mon, ma en mes.
37 Interview. Werk met een klasgenoot en stel elkaar vragen over je familie en hoe je woont.
1 Bedenk vijf vragen. Begin je vragen met tu, tu as, tu voudrais, tu es of met ton / ta / tes. Schrijf ze in
de tabel.
2 Stel nu je klasgenoot de vragen. Noteer ook zijn of haar antwoord.
questions réponses
1 Tu … ? 1
2 Tu … ? 2
Tu habites où ? J’habite à …
3 Tu as … ? 3
4 Tu voudrais … ? 4
A RAPPEL
Remplis les trous. Vul in.
ÉVALUATION
1 Laat zien wat je allemaal geleerd hebt. Bereid je voor:
a Noteer de goede vorm.
• Oefen en leer nog een keer de woorden, de expressions en de grammatica van leçon 1 en 2.
1 Mon (Mijn) prénom est Chantal. • Gebruik hiervoor de Pages panorama en de online woordtrainer en grammaticatrainer.
2 Maak online de Test jezelf en ontdek waar je staat. C’est à toi !
2 Ma (Mijn) fille s’appelle Mila et notre (onze) nom de famille est Lestang.
3 Heb je de Test jezelf gemaakt? Vul dan nu het schema ‘Dit kan ik’ in. Zet op elke rij één vinkje.
3 Comment est votre (jullie) maison ? Grande ou petite ?
5 Elle habite à la campagne avec ses (haar) deux chiens et son (haar) père. □ Ik ken bijna alle woorden uit de □ Ik ken woorden over families en □ Ik ken voldoende woorden om
Top 20. woningen en kan ze gebruiken in families te beschrijven en te
b Vertaal de zinnen. zinnen. vertellen hoe ze wonen.
1 Dat is hun huis. C’est leur maison. □ Ik kan eenvoudige vragen bij een □ Ik kan de meeste vragen bij een □ Ik kan de opdrachten met een
2 Zijn appartement is klein. Son appartement est petit. tekst goed beantwoorden. tekst goed beantwoorden. goed maken.
3 Uw kinderen zijn in de tuin. Vos enfants sont dans le jardin. □ Ik kan de vormen van het □ Ik kan in zinnen het goede □ Ik kan goede zinnen maken met
bezittelijk voornaamwoord zoals bezittelijk voornaamwoord het bezittelijk voornaamwoord
B EXTRA mon-ma-mes meestal goed invullen. erin.
Écoute les messages whatsapp. Qui parle ? Luister naar de appberichtjes die Hamed, Emma, Gabriel en invullen.
Quatre camarades de classe. Vier klasgenoten. Kijk nog eens naar het schema van exercice 25 op
bladzijde 71. Maak zo’n zelfde schema voor twee klasgenoten. Noteer in het Frans hun leeftijd, van wie
ze fan zijn, hun woonplaats en nog iets bijzonders over hun huis of woonplaats. Werk op een apart vel
papier.
Qui sont tes camarades de classe ? Wie zijn jouw klasgenoten? Kijk nog eens naar het schema van
exercice 25 op bladzijde 71. Maak zo’n zelfde schema waarin je in het Frans informatie geeft over vier
klasgenoten. Bijvoorbeeld hun leeftijd, van wie ze fan zijn, hun woonplaats, iets bijzonders over hun huis
of woonplaats, huisdieren, wat ze willen worden, het beroep van hun ouders ... Geef zoveel mogelijk
informatie! Werk op een apart vel papier.
E Maak de DELF-opdracht.
PARLONS !
1 2 3 4
A B C D
Il a les cheveux noirs. Il a les yeux bruns. Elle a les cheveux Il a les cheveux
Wat je leert blonds. bruns.
• Je herkent de woorden en de werkwoorden om iemand te beschrijven.
• Je kunt vertellen hoe iemand eruitziet.
• Je begrijpt een video over een ontmoeting tijdens een feestje.
40 Coucou ! Regarde. Bekijk de familiestamboom en kies in de zinnen het juiste woord.
• Je begrijpt de grote lijn van een videoclip.
VOCABULAIRE
39 Vocabulaire. In de zoekplaat bij Parlons ! heb je geoefend met de beschrijving van personen.
Combineer de vier portretfoto’s met de juiste beschrijving. Noteer de letter bij de zin achter het cijfer.
b De zus van Léon is getrouwd met Clément. Léon heeft dus een zwager / schoonzus.
c De broer van Léon is getrouwd met Camille, dat is dus de zwager / schoonzus van Léon.
d De ouders van Léon zijn niet meer bij elkaar, de moeder heeft een vriend. Deze vriend heeft ook een
zoon / een dochter / een zoon en een dochter.
a Le beau-frère de zwager/schoonbroer
b La belle-soeur de schoonzus
c Le demi-frère de stiefbroer of halfbroer
d La demi-soeur de stiefzus of halfzus
e Les parents de Léon sont mariés ? Zijn de ouders van Léon getrouwd?
f Non, ils sont divorcés. Nee, zij zijn gescheiden.
46 Un texto. Mila stuurt een appje naar Lucie. Wat bedoelt ze hiermee?
Salut, je suis Timéo. Bonjour, je Coucou, je suis Bonjour, moi, c’est Ouah ouah ! Je suis
Aujourd’hui, j’ai 15 m’appelle Marc ! Je Mila. Je suis une Lucie, la copine de Voyou, le chien de
L’anniversaire de Timéo était cool ! Et euh, Timéo
ans ! Youpie ! C’est suis le demi-frère de copine de Timéo. Ce Mila. Je suis à la Mila. Je suis grand,
aussi ! Il est … mignon, hahah!
mon anniversaire ! Timéo. Mon amie soir : c’est la fête fête de Timéo ! mais très gentil.
s’appelle Evy. de l’anniversaire de
Timéo !
Mila vond het maar een beetje gek dat Timéo tegen haar zei dat ze
b Vul de zinnen aan.
mignonne was. Daar maakt ze nu een grapje over.
1 Timéo is de halfbroer / stiefbroer van Marc.
Lis les textos. Lees de berichtjes die Marc en Timéo elkaar sturen na het feest en maak de Bravo-
2 Evy is de vriendin van Marc.
opdracht en/of de Bravoure-opdracht.
3 Lucie en Mila zijn vriendinnen .
a C’est le 12 septembre : aujourd’hui j’ai quinze ans ! vandaag / volgende week Marc
Oui, Mila est géniale ! Lucie est aussi très
b Youpie c’est mon anniversaire aujourd’hui ! mijn geboorte / mijn verjaardag sympa ! Avec les cheveux blonds et les
yeux bleus !
c Je suis à la fête de Timéo ! het dorp / het feest
Les cheveux blonds ? Mais elle a les
cheveux roux !
REGARDER | ÉCOUTER
Peut-être je suis fasciné par ses yeux
44 Regarde la vidéo et choisis. Bekijk de video en kies wat juist is. Lees voor je gaat kijken de zinnen a tot
en met d door.
a Hoe ziet Lucie eruit? Vul aan wat je weet over haar ogen en haar.
a Traduis. Vertaal. Lees de zinnen. Wat betekenen de dikgedrukte woorden? Noteer de vertaling. 51 Pose des questions. Stel vragen aan Teïlo Azaïs, de acteur
die Bastien speelt in C’est quoi cette famille ?!
1 J’ai les yeux bleus. ik heb Maak de zinnen af. Vul de juiste vormen van avoir in.
2 Tu as un frère ? heb jij
3 Il a les cheveux noirs. hij heeft a Hoe oud ben je? Tu as quel âge ?
5 Elle a une copine. zij heeft c Heeft hij ook een rol in de film? Il a aussi un rôle dans le film ?
6 Nous avons un jardin. wij hebben
7 Vous avez un chien. jullie hebben / u heeft d Hebben jullie een hond? Vous avez un chien ?
8 Ils ont deux mères et deux pères. zij hebben e En jouw ouders, hebben zij een huis in Parijs? Et tes parents, ils ont une maison à Paris ?
9 Elles ont un chat. zij (vr.) hebben f Hebben wij alle informatie? Nous avons toutes les informations ?
b Werk samen met een klasgenoot. Controleer of je de betekenis van de zinnen bij a weet. Geef om de
beurt de betekenis van een zin, de ander controleert of die betekenis klopt. 52 Complète les phrases par les verbes. Maak de zinnen af door de juiste vormen van avoir of être in te vullen.
c Écoute et prononce. Luister naar het rijtje en spreek daarna zelf de werkwoordsvormen hardop uit. a Je suis / J’ai une chambre.
1 Wat valt je op aan de uitspraak van tu as – il a – elle a?
b Je suis / J’ai douze ans.
Je spreekt ze allemaal hetzelfde uit. c Tu es / as une maison ? LE SAVIEZ-VOUS ?
2 Wat is er bijzonder aan de uitspraak van nous avons – vous avez – ils ont – elles ont?
In het Frans kun je naa
d Hamed (12 ans) est / a un grand-père. r iemands leeftijd vra
De woorden worden met elkaar verbonden: je hoort een z als je ze Tu as quel âge ? of Vou
s avez quel âge ? Je ant
gen met
woord
e Il est / a une chèvre. begint dan altijd met
J’ai + je leeftijd. En dat
verbindt. Nederlandstaligen een
beetje gek. Toch?
is voor
f Il est / a les cheveux bruns.
avoir hebben
j’ai ik heb g Aïcha est / a un poster dans sa chambre.
tu as jij hebt h Elle est / a nerveuse.
il a / elle a / on a hij heeft / zij heeft / men heeft (wij hebben)
nous avons wij hebben
vous avez jullie hebben / u heeft
ils ont / elles ont zij hebben (m/v)
a Onderstreep het woord of de woorden waar il of elle naar verwijst. a 1 Heb jij een zus? Tu as une soeur ? eigen antwoord
1 Ahh … Timéo est trop cool ! Il a quel âge ?
2 Heb je een halfzus of stiefzus? Tu as une (demi-)soeur ? eigen antwoord
2 Lucie est la copine de Mila. Elle est sympa.
3 Heb jij een broer? Tu as un frère ? eigen antwoord
3 Timéo a une chambre. Elle est grande.
4 Heb je een (half)broer? Tu as un (demi-)frère ? eigen antwoord
4 Mila a un jardin. Il est grand.
5 Heb je een vriend? Tu as un copain / ami ? eigen antwoord
b Wat valt je op bij zin 3 en 4?
6 Heb je een vriendin? Tu as une copine / amie ? eigen antwoord
Il en elle kunnen ook verwijzen naar een ding. b Kies één persoon uit en vul de zinnen aan.
1 Comment il / elle s’appelle ?
Lucie, elle est sympa. La maison, elle est petite. ▶ persoonlijke voornaamwoorden voor personen en dingen
Il / Elle s’appelle + eigen antwoord .
personen kun je vervangen door: voorbeeldzin de persoon is / betekenis
de personen zijn 2 Il / Elle a quel âge ?
Timéo il Il est cool. mannelijk enkelvoud Timéo.
Hij is cool.
Il / Elle a + eigen antwoord ans.
Lucie elle Elle est sympa. vrouwelijk enkelvoud Lucie. 3 Il / Elle a des cheveux de quelle couleur ?
Zij is sympathiek.
Marc et Timéo ils Ils sont demi- mannelijk meervoud Marc et Timéo. Elle a les cheveux + eigen antwoord .
frères. Zij zijn halfbroers.
4 Il / Elle a des yeux de quelle couleur ?
Mila et Lucie elles Elles sont copines. vrouwelijk meervoud Mila en Lucie.
Zij zijn vriendinnen. Il / Elle a les yeux + eigen antwoord .
Attention ! Il, elle, ils en elles kunnen niet alleen naar personen verwijzen, maar ook naar dingen. Het 57 Comment décrire Lucie en français ? Kun je Lucie in het Frans beschrijven?
is dus belangrijk om te weten of een woord mannelijk of vrouwelijk is! Schrijf drie zinnen op in het Frans.
55 Il / elle / ils / elles. Vul in. Kies il, elle, ils of elles.
Schrijf het juiste woord op.
A RAPPEL PARLONS !
1 Remplis les trous. Vul de juiste vorm van het werkwoord être in. J’ai les yeux bruns comme mon frère.
a L’anniversaire de Timéo, c’ est aujourd’hui !
b ○ ○ sommes e ○ ○ êtes 59 La famille se présente. Deze familie stelt zichzelf voor aan familie die overzee woont. Ieder vertelt iets
over zichzelf en zegt soms ook iets over de relatie met een ander familielid.
c ○ ont ○ f ○ ont ○
Prononciation. Oefen extra met de uitspraak van de vormen van avoir en être.
B EXTRA
C BRAVO | BRAVOURE
Maak de Bravo- of de Bravoure-opdracht.
D Oefen met de woordtrainer en de grammaticatrainer. Welke zinnen zouden de familieleden kunnen gebruiken als ze zichzelf (of elkaar) voorstellen? Trek een
lijn tussen de zinnen en de foto. Er blijven vijf zinnen over.
E Maak de DELF-opdracht.
a een familielid.
Eigen antwoord; voorbeeld: J’ai les yeux bruns comme ma mère. ÉVALUATION
b een docent op school.
1 Laat zien wat je allemaal geleerd hebt. Bereid je voor:
Eigen antwoord; voorbeeld: J’ai les yeux bleus comme madame Jacadi. • Oefen en leer nog een keer de woorden, de expressions en de grammatica van leçon 1 en 2.
• Gebruik hiervoor de Pages panorama en de online woordtrainer en grammaticatrainer.
c een klasgenoot.
2 Maak online de Test jezelf en ontdek waar je staat. C’est à toi !
Eigen antwoord; voorbeeld: J’ai les cheveux blonds comme Levi. 3 Heb je de Test jezelf gemaakt? Vul dan nu het schema ‘Dit kan ik’ in. Zet in elke rij één vinkje.
61 Le portrait de famille. Het familieportret. Speel je rol! In Paroles ga je spelen met het Frans. Je zult Dit kan ik
merken dat je er goed Frans door leert spreken.
□ Ik kan eenvoudige vragen bij een □ Ik kan de meeste vragen bij een □ Ik kan alle vragen bij een video
In groepjes bereid je een videoportret voor. Gebruik een foto van je eigen familie of van een beroemde
video over een verjaardag goed video over een verjaardag goed over een verjaardag goed
familie en verdeel de rollen. Bedenk de zinnen die je kunt gebruiken en oefen eerst. beantwoorden. beantwoorden. beantwoorden.
Uiteindelijk zorg je ervoor dat het portret klaar is om te verzenden. Bijvoorbeeld als video of audiobericht
in whatsapp. □ Ik kan mezelf voorstellen en □ Ik kan mezelf en mijn □ Ik kan uitgebreid iets over mijn
Je docent geeft je een instructie en een werkblad. beschrijven als ik woorden en familieleden in een paar zinnen familieleden vertellen en ze
zinnen opzoek. voorstellen en beschrijven als ik beschrijven.
Bonne chance !
geoefend heb.
62 Le spectacle. De uitvoering. Bij het presenteren van het portrait de famille raden de andere leerlingen □ Ik ken het rijtje van het werkwoord □ Ik ken het werkwoord avoir □ Ik kan het werkwoord avoir
welke familie jullie zijn. avoir bijna helemaal. (= hebben). gebruiken in zinnen.
Volg de instructies van je docent voor de presentatie van jullie videoportret. □ Ik ken het verschil tussen il/elle/ □ Ik kan il/elle/ils en elles invullen □ Ik kan in plaats van namen
ils en elles maar doe nog niet alle in zinnen. of woorden il/elle/ils en elles
zinnen goed. gebruiken in zinnen.
SORTIE
63 Vul het schema ‘Dit kan ik’ in. Zet in elke rij één vinkje.
ACTUALITÉS
Dit kan ik Vraag je docent naar de actuele opdracht en maak die opdracht alleen, in een groepje of met de klas.
□ Ik kan mezelf en mijn familieleden □ Ik kan mezelf en familieleden □ Ik kan ook meer over familieleden
nog niet zo goed voorstellen. voorstellen. vertellen.
□ Ik spreek de -r nog uit als een □ Ik kan de Franse -r uitspreken □ Ik kan verschillende letters en
Nederlandse -r. zoals de Fransen dat doen. woorden op zijn Frans uitspreken
zoals de -r en as.
□ Ik vind samenwerken met anderen □ Ik kan goed samenwerken bij het □ Ik kan bij het samenwerken
soms lastig. maken van een presentatie. dingen leren van anderen.
PARLONS !
Salut ! Je suis Loïc. J’ai quatorze ans et j’habite à Concarneau, en
... de toi. Bretagne. Tu connais les fêtes françaises ?
Loïc
c Mes grands-parents sont ensemble / chez moi pour mon anniversaire. C’est chouette.
La fête nationale
d C’est la fête et nous avons un bon livre / gâteau, miam !
Le 14 juillet, c’est la fête nationale. On célèbre la Révolution de 1789.
e Oh, il est super, ton cadeau / chat pour mon anniversaire ! Merci beaucoup ! Il y a un défilé militaire aux Champs-Elysées à Paris. On regarde le
défilé à la télévision. Dans les villages et les villes, il y a des bals
65 Tu connais les fêtes françaises ? Ken je de Franse feestdagen en tradities? populaires, c’est amusant ! Le soir, il y a un grand feu d’artifice. C’est
Bekijk de afbeeldingen over feestdagen en tradities in Frankrijk. Zet een kruisje bij de feesten die je génial !
kent.
Le feu d’artifice
Joyeux Noël !
À Noël nous sommes ensemble chez mes grands-parents avec notre
famille. Notre famille, c’est dix personnes : papi et mamie, nous quatre,
mon oncle, ma tante et mes cousins. Dans la maison il y a un grand
□ La fête des Rois – □ La Chandeleur – □ Le carnaval □ Noël – arbre de Noël très joli. Le 24 décembre, nous avons un grand dîner à 9
le 6 janvier le 2 février le 25 décembre heures du soir. C’est super, mais aussi un peu long. J’aime le dessert :
nous avons toujours une bûche de Noël, c’est la tradition. Elle est très
bon, avec de la glace et du chocolat, miam !
La bûche de Noël
AIDE
seulement alleen juillet juli
□ La Saint-Valentin – □ La fête de la musique – □ La fête nationale – □ La Saint-Sylvestre – la lumière het licht on célèbre we vieren (men viert)
le 14 février le 21 juin le 14 juillet le 31 décembre l’hiver (m) de winter Noël kerstmis
le soleil de zon
94 KEUZE / CUlTURE / TU CONNais NOs fÊTEs ? QUaTRE-ViNGT-QUaTORZE QUaTRE-ViNGT-QUiNZE THÈME 2 / C’EsT Ma faMillE ! 95
66 Lis le texte Tu connais nos fêtes ? à la page 95. Lees de tekst. Zijn de zinnen waar (vrai) of niet waar (faux)? RECHERCHER
vrai faux
68 Recherches. Complète le calendrier. Zoek en vind. Maak de kalender compleet.
a Loïc is dol op pannenkoeken. ○ ○
a Kijk nog eens terug naar de afbeeldingen en woorden van exercice 65. Vul daarmee de kalender in.
b Loïc gaat de stad in om naar de militaire parade kijken. ○ ○
b Op internet vind je informatie waarmee je de kalender helemaal compleet kunt maken. Ga online naar
c Loïc houdt niet van vuurwerk. ○ ○
parisinfo.com en typ bij rechercher: fêtes françaises et parisiennes.
d Loïc vindt het kerstdiner leuk, maar wel lang duren. ○ ○
b Waarom vindt Loïc dit een fijn feest? 2 februari Maria Lichtmis la Chandeleur
Omdat ze in Frankrijk dan altijd crêpes / pannenkoeken eten. 14 februari Valentijnsdag la Saint-Valentin
c Wat voor feestdag is 14 juli?
februari / maart carnaval le carnaval
De nationale feestdag.
d Wat gebeurt er op die dag? Noem drie dingen.
maart / april Pasen Pâques
Er is een militaire parade in Parijs, er zijn bals / er wordt gedanst op 1 mei Dag van de Arbeid la fête du Travail
straat en ’s avonds is er vuurwerk. 21 juni Feest van de muziek la fête de la musique
SORTIE
69 Une carte pour Loïc. Op 16 december is Loïc jarig. Wat schrijf jij op de verjaardagskaart voor Loïc?
96 KEUZE / CUlTURE / TU CONNais NOs fÊTEs ? QUaTRE-ViNGT-sEiZE QUaTRE-ViNGT-DiX-sEPT THÈME 2 / C’EsT Ma faMillE ! 97
REGARDER | ÉCOUTER
KEUZE FICHE X TU AIMES CHANTER ?
Une audition à Paris
Le film La famille Bélier parle d’une famille sourde. La mère, le
père et le frère sont sourds. La fille, Paula, est l’interprète pour
PARLONS ! sa mère, son père et son frère. Elle parle avec des gestes.
… de la famille Bélier. Paula aime chanter. Elle a une audition à Paris devant un jury.
Son professeur de musique joue du piano. Sa famille et son
copain sont dans la salle.
AIDE
sourd(e) doof
l’interprète (m of v) de tolk
Wat je leert le geste het gebaar
• Je herkent woorden die rijmen, ook al worden ze verschillend geschreven.
• Je begrijpt stukjes uit een songtekst en kunt die meezingen.
• Je ontdekt dat liedjes helpen bij het onthouden van woorden en dat ze je uitspraak beter maken. 72 Lis le texte Une audition à Paris. Lees de tekst en
beantwoord de vragen.
1 Ik vertrek.
2 Ik vlieg.
3 Ik hou van jullie.
Als een woord eindigt op een ‘s’ en het volgende woord begint met een klinker of een stomme h, dan
verbind je die woorden met elkaar. Je hoort dan een /z/. Dat heet la liaison. Je hebt dat al geleerd bij
ils [/z/] ont. Je hoort het ook in het refrein bij je vous aime en bij sans alcool.
Luister naar de uitspraak en zeg na. Markeer de woorden waar je een liaison maakt.
Kies jouw finaleopdracht en noteer je eerste ideeën.
je vous aime les écoles mes soeurs
UNE PAGE FAN
ils ont les soirs mes amis
Je maakt een pagina van een fansite over een personage van een
ils sont leurs enfants vos enfants
Nederlandse serie die ook in Frankrijk te zien is.
Mes notes
SORTIE
75 Hoe beeldt Paula je vole en je vous aime uit in gebarentaal? Laat het zien aan een klasgenoot.
Zijn er nog meer woorden van het refrein die je in gebarentaal kunt laten zien? Check bij een klasgenoot
of het gebaar duidelijk is.
Met je familie doe je mee aan een internationale versie van het
programma Puberruil. Als voorbereiding maak je een vlog van jouw
of een andere familie.
Mes notes
Mes notes
Meer informatie en tips over de opdrachten vind je op het werkblad in de online leeromgeving.
Ik kan mijn familie voorstellen en ik begrijp het als iemand zijn of haar familie voorstelt.
Ik kan vertellen hoe oud ik ben en verstaan hoe oud iemand is.
Ik kan beschrijven waar ik woon en ik begrijp het als iemand beschrijft waar hij of zij woont.
KEUZE Ik ken de Franse feestdagen en de gebruiken die daarbij horen.
KEUZE Ik begrijp stukjes uit een songtekst en kan die meezingen.
100 KEUZE / fiCHE X / TU aiMEs CHaNTER ? CENT CENT UN THÈME 2 / C’EsT Ma faMillE ! 101
PAGES PANORAMA
Frans voorbeeldzin Nederlands
la campagne La famille habite à la campagne. het platteland
la maison La maison de Chloé est dans le centre-ville. het huis, de woning
grand Fabian est le grand frère de ma copine. groot
petit Jules est le petit frère de mon copain. klein
VOCABULAIRE ET EXPRESSIONS beaucoup Dans le centre-ville, il y a beaucoup de veel
restaurants.
Je leert al deze woorden Frans – Nederlands én Nederlands – Frans. Dan begrijp je ze als je iets leest of hoort le salon La télé est dans le salon. de huiskamer
en je kunt ze zelf gebruiken als je Frans spreekt of schrijft. Belangrijke woorden kom je vaker tegen, zo leer je ze la chambre La chambre de mes parents est à l’étage. de (slaap)kamer
extra goed. Er staat een icoontje bij: le lit Le lit est confortable. het bed
Lees ook de voorbeeldzinnen: zo zie je hoe je de woorden gebruikt. la salle de bains Mon père chante dans la salle de bains. de badkamer
la télévision Ma famille aime regarder la télévision ensemble. de televisie
le jardin Voici le jardin, avec un trampoline pour les enfants ! de tuin l’oncle (m) Son oncle est professeur de surf. de oom
la chambre La chambre des filles est jolie. de kamer grand Le jardin est grand, et il y a un trampoline. groot
la cuisine La cuisine est très professionnelle ! de keuken petit Mon frère est petit : il a quatre ans. klein
la ville Paris, c’est la ville de la tour Eiffel. de stad jouer au volley Gabriel aime jouer au volley. volleyballen
le village Le petit village est près de Bordeaux. het dorp la plage Il joue au volley à la plage. het strand
il voudrait, elle voudrait Aïcha ? Elle voudrait être avocate. hij / zij zou graag willen
mignon Hamed a trois chats mignons. schattig, lief
joli Le jardin est joli et il y a un trampoline. leuk, mooi
l’immeuble (m) Ma copine habite dans un immeuble. het flatgebouw
l’appartement (m) L’appartement est dans un immeuble à Paris. het appartement
102 PaGEs PaNORaMa / VOCaBUlaiRE-EXPREssiONs-GRaMMaiRE CENT DEUX CENT TROis THÈME 2 / C’EsT Ma faMillE ! 103
3 STUDIO
GRAMMAIRE
Frans voorbeeldzin Nederlands
la famille Voilà la famille de Timéo. de familie, het gezin 2 MAGAZINE
le demi-frère Marc est le demi-frère de Timéo. de halfbroer, de stiefbroer
la demi-soeur Sa demi-soeur est petite, elle a trois ans. de halfzus, de stiefzus
Mon chien Caramel ▶ het bezittelijk voornaamwoord
le beau-frère Mon beau-frère est le mari de ma soeur. de schoonbroer, de zwager
la belle-soeur Ma belle-soeur est la femme de mon frère. de schoonzus Het woord na mijn / jouw / zijn / haar is:
l’anniversaire Mes félicitations ! Bon anniversaire ! de verjaardag mannelijk enkelvoud vrouwelijk enkelvoud meervoud
Bon anniversaire ! Tu as quinze ans aujourd’hui ? Bon anniversaire ! Gefeliciteerd met je verjaardag! (of vrouwelijk enkelvoud met een
la fête Où est la fête ? het feest klinker of stomme h)
sympa, sympathique Le prof est très sympa ! aardig mijn mon chien ma chambre mes parents
Voyou, le chien labrador est joli. leuk (er leuk uitzien) mon amie
joli
mon horloge
les cheveux (m) Ils ont les cheveux bruns. het haar jouw ton chat ta maison tes soeurs
les yeux (m) Elle a les yeux bleus comme son père. de ogen ton amie
blond Il est blond, il a les cheveux blonds. blond ton hôtel
noir Le T-shirt est noir. zwart zijn / haar son père sa mère ses frères
bleu Le jean G-star est bleu. blauw son amie
son histoire
ici La fête est ici, dans le jardin ! hier
l’âge Tu as quel âge ? de leeftijd
Attention 1 Een stomme is een h die er wel staat maar die je in het Frans niet uitspreekt.
où ? Marc, il est où ? waar?
la question C’est une question importante. de vraag
drôle Le chien Voyou est drôle. grappig Attention 2 Een bezittelijk voornaamwoord hoort altijd bij een zelfstandig naamwoord. Kijk dus of het
zelfstandig naamwoord waar het bij hoort mannelijk, vrouwelijk of meervoud is.
Expressions – iemand beschrijven mijn hond = mon chien – le chien is mannelijk
Il / Elle est comment ? Hoe ziet hij / zij eruit? zijn zus = sa soeur – la soeur is vrouwelijk
Mon frère a les yeux bleus / noirs / gris / verts. Mijn broer heeft blauwe / zwarte / grijze / groene ogen.
Ma soeur a les cheveux blonds / noirs / bruns / roux. Mijn zus heeft blond / zwart / bruin / rood haar. Attention 3 Wil je meer uitleg over wat een bezittelijk voornaamwoord precies is? Achter in je boek vind
Il est sympa / cool / intelligent / mignon. Hij is aardig / cool / intelligent / lief, schattig. je handige uitleg over alle grammaticaonderdelen.
Elle est sympa / cool / intelligente / mignonne. Zij is aardig / cool / intelligent / lief, schattig.
Il est marié / divorcé. Hij is getrouwd / gescheiden.
Leur maison en Guinée ▶ het bezittelijk voornaamwoord (vervolg)
4 PAROLES Het woord na mijn / jouw / zijn / haar is:
mannelijk enkelvoud vrouwelijk enkelvoud meervoud
Frans voorbeeldzin Nederlands vrouwelijk enkelvoud met klinker
la photo Voici une photo de notre famille ! de foto of stomme h
le portrait C’est un portrait de mes frères. het portret mijn mon ma mes
les grands-parents Voilà le portrait de mes grands-parents. de grootouders jouw ton ta tes
les parents Les parents de Marc sont mariés. de ouders zijn / haar son sa ses
qui ? C’est qui ? wie? ons / onze notre notre nos
jullie / uw votre votre vos
le cousin Mon cousin est le fils de ma tante. de neef
hun leur leur leurs
la cousine La cousine de Gabriel s’appelle Gabriella. de nicht
comme Je chante comme mon père. zoals
nous habitons Nous habitons à la campagne. wij wonen
3 STUDIO
le secret Quelle famille ? C’est un secret ! het geheim
104 PaGEs PaNORaMa / VOCaBUlaiRE-EXPREssiONs-GRaMMaiRE CENT QUaTRE CENT CiNQ THÈME 2 / C’EsT Ma faMillE ! 105
Lucie, elle est sympa. La maison, elle est petite. ▶ persoonlijke voornaamwoorden voor personen en dingen
CHECKLIST
personen kun je vervangen door: voorbeeldzin de persoon is / betekenis
de personen zijn BEN IK KLAAR VOOR DE TOETS?
Timéo il Il est cool. mannelijk enkelvoud Hij is cool.
□ Ik ken de woorden van leçon 1 tot en met 4.
Lucie elle Elle est sympa. vrouwelijk enkelvoud Zij is sympathiek.
Marc et Timéo ils Ils sont demi-frères. mannelijk meervoud Zij zijn halfbroers.
□ Ik heb de woorden geleerd met de Pages panorama.
Mila et Lucie elles Elles sont copines. vrouwelijk meervoud Zij zijn vriendinnen. □ Ik heb geoefend met de online woordtrainer.
□ Ik heb geoefend met een ander online programma, namelijk:
Attention ! Il, elle, ils en elles kunnen niet alleen naar personen verwijzen, maar ook naar dingen. Het is
dus belangrijk om te weten of een woord mannelijk of vrouwelijk is! □ Ik kan de grammatica van leçon 3 en 4 gebruiken in zinnen.
□ Ik heb de grammatica geleerd met de Pages panorama.
dingen kun je vervangen voorbeeldzin het ding is / betekenis □ Ik heb geoefend met de online grammaticatrainer.
door: de dingen zijn □ Ik kan de expressions gebruiken in een gesprek of als ik iets opschrijf.
le jardin il Il est petit. mannelijk enkelvoud Hij is klein. □ Ik kan mijzelf en mijn familie voorstellen.
la maison elle Elle est jolie vrouwelijk enkelvoud Het is leuk / mooi. □ Ik kan gesprekken over het thema van dit hoofdstuk begrijpen.
les cheveux ils Ils sont noirs. mannelijk meervoud Ze zijn zwart. □ Ik kan een advertentie begrijpen waarin een huis omschreven wordt en mijn eigen huis beschrijven.
les chambres elles Elles sont grandes. vrouwelijk meervoud Ze zijn groot. □ Ik heb de Test jezelfs online gemaakt.
□ Ik heb de Finale-opdracht met een voldoende afgerond.
□ Ik heb de volgende extra’s gedaan:
□ Ik heb enkele leeskaarten uit de Kiosque gelezen.
□ Ik heb zelf geoefend met de Pages Flex.
□ Ik heb geoefend met de uitspraaktrainer.
106 PaGEs PaNORaMa / VOCaBUlaiRE-EXPREssiONs-GRaMMaiRE CENT siX CENT sEPT THÈME 2 / C’EsT Ma faMillE ! 107
THÈME 3 Wat je leert in dit thema:
• Je kunt vertellen over je dag.
• Je kunt vertellen over school en hobby’s.
• Je kunt zeggen wat je wel en niet leuk vindt.
DÉPART 110
FINALE 154
EN LIGNE (ONLINE)
• Keuzelezen in de Kiosque
• Grammaticatrainer
• Woordtrainer
• Alle opdrachten uit het boek
• Alle video’s en luisterfragmenten bij de
opdrachten
punt breekt af, inkt vloeit uit, a Kies welke woorden je bij Cyprien vindt horen:
drôle – sérieux – créatif – mignon – sympa – triste – nerveux – joli – personnel – original
lijmstift is op, papier kreukt tijdens
b Kijk jij wel eens naar een vlog? Wanneer vind je een vlog leuk om naar te kijken? Kies wat jij belangrijk
het gummen, hij grijpt in een vindt.
kauwgom, zijn buurman probeert
originalité
humour
te voorkomen dat hij afkijkt, hij
musique
loopt de verkeerde les binnen,
effets spéciaux
costumes
hij kauwt op de pen van
pratique
iemand anders, (zijn puntenslijper
personnel
gaat open in zijn etui), hij prikt zich aan zijn passer, (de leraar
veegt het bord slecht uit), de tijd gaat langzaam, hij krijgt inkt op zijn SORTIE
vingers, zijn vingers stinken als hij de inkt eraf haalt, hij probeert geen 5 Lâche un comm’. Cyprien zegt aan het einde van de video: « Lâche un comm’ ». Wat voor comment zou
beurt te krijgen maar krijgt die toch, hij verheugt zich op een les die niet jij achterlaten? Schrijf het in het Frans.
110 dÉParT / CYPrIEn : TÉLÉPorTaTIon ! CEnT dIX CEnT onZE THÈME 3 / C’EsT Mon jour dE CHanCE ! 111
1 VOCA À QUI EST LE SAC ?
VOCABULAIRE
6 a Les mots que je reconnais. Welke woorden herken je uit het Engels? Onderstreep ze.
l’anglais – les maths – l’histoire – la géo – faire du sport – la musique – le portable – préféré – la télé –
vidéo – guitare
b Relie. Trek een lijn van de tijd naar het Franse woord dat erbij past.
PARLONS !
A 1 le soir
Tu aimes faire du sport ?
B 2 le jour
C 3 le matin
D 4 l’après-midi
Wat je leert
• Je kent belangrijke woorden die met school en vrijetijd te maken hebben en kunt die woorden ook zelf
gebruiken.
• Je kent de dagen van de week en begrijpt een gesprek over schoolspullen.
• Je beschrijft wat er in je tas zit.
7 Mes activités aujourd’hui. Hier besteed ik vandaag tijd aan. Kijk naar de afbeeldingen en vul het Franse
woord in de puzzel in. Vul daarna de letters bij het juiste nummer in en los de puzzel op.
faire du sport regarder (la télé) jouer aux jeux vidéo jouer de la guitare la musique
1 2 3 4 5 6
Oefen de nieuwe woorden met de online woordtrainer of gebruik de Pages panorama vanaf bladzijde 155.
le jour le matin l’après-midi le soir rentrer
1 4 00
112 1 VoCa / À QuI EsT LE saC ? CEnT douZE CEnT TrEIZE THÈME 3 / C’EsT Mon jour dE CHanCE ! 113
À qui est le sac ?
VOCABULAIRE
8 Lis les phrases et choisis le bon mot. Lees de zinnen en kies het woord dat het beste in de zin past.
SAC 1
c Dimanche / Jeudi, je suis au collège.
d Mon livre de géo et mon atlas dans mon sac à dos / appartement ? Impossible !
« Voici mon sac. Il y a mes livres, mon agenda, mon portable, ma trousse avec
e Le prof a un stylo matin / rouge pour corriger les fautes. mes stylos, et … de la musique ! De la musique ? Oui ! La musique est très
importante pour moi. Je joue de la guitare et j’aime beaucoup chanter en
f La batterie de ma tablette est à 3% ! Où est le chargeur / la guitare ?
classe. Je suis prof d’anglais et dans mes cours on chante beaucoup.
Ah, et ça ? C’est une boîte d’Orangina. J’aime boire ça !
9 Tu connais les jours de la semaine ? Ken je de dagen van de week?
L’essentiel ? De la musique bien sûr et mon stylo rouge pour corriger les
In het weekoverzicht staan de eerste drie letters van elke dag. In het rijtje eronder staan de dagen voluit fautes dans les tests ! »
in het Frans. Noteer de Nederlandse betekenissen.
OCTOBRE
SAC 2
LUN MAR MER JEU VEN SAM DIM « Aujourd’hui, c’est lundi. Je vais au collège, à Dinan. Je prends le bus avec mes
3 4 5 6 7 8 9 copains. Dans mon sac à dos, il y a : un croissant, un pain au chocolat et des
week-end chips, miam. Il y a aussi mes livres de géo et de maths, mes cahiers, eh … et mes
crayons. J’aime dessiner.
L’essentiel ? Mon portable. Comment survivre à un jour sans portable ? »
mardi dinsdag
jeudi donderdag
LE SAVIEZ-VOUS ?
samedi zaterdag SAC 3
Bijna alle dagen van de
week eindigen in het
mercredi woensdag op di. Di betekent ‘dag’
en komt uit het Latijn
Frans Le jeudi et le vendredi, j’aime aller à l’école parce que j’ai ÉPS.
de taal waaruit het Fra . Dat is
L’EPS est ma matière préférée. J’ai un grand sac de sport pour mes
lundi maandag juist met di. Weet jij we
ns is ontstaan. Eén dag
begint
baskets, mon t-shirt de sport et d’autres affaires. Ma professeure
lke dat is?
dimanche zondag d’EPS est sympa, elle fait du rugby et elle est super cool ! Le
vendredi après-midi, après les cours, je vais à l’école de musique.
vendredi vrijdag Je joue du saxophone.
L’essentiel ? Après le sport … du déodorant !
10 Trouve les mots et complète les phrases. Traduis les mots en néerlandais. Maak de zin compleet met
het woord dat door elkaar gehusseld is. Schrijf daarna de Nederlandse betekenis erachter.
a Dans mon sac, il y a un agenda, un stylo et des (s i l r e v). livres boeken SAC 4
b Histoire, c’est lundi, mardi, (r e e m i c r d) ou jeudi ? mercredi woensdag « Tu veux regarder dans mon sac ? Bon, d’accord, il y a mon portable, ma tablette,
des stylos, du chewing-gum, mon porte-monnaie. Il est grand, mon porte-monnaie,
c J’aime beaucoup l’EPS, c’est ma matière (p r f é é é e r). préférée lievelings c’est très pratique ! Dans mon porte-monnaie, j’ai des photos de mon fils. Ah, il
y a aussi deux tickets de cinéma. Je vais souvent au cinéma. J’adore les films
d Zut alors, 6% ! Où est le (h e r a u c r g) de mon portable ? chargeur oplader romantiques. Et toi, Yara, tu aimes les films de détective ?
L’essentiel ? C’est facile : je suis prof d’informatique, donc un chargeur et bien sûr
e (h ’ d r o a j u u i u), je prends le bus de huit heures. aujourd’hui vandaag des écouteurs ! »
114 1 VoCa / À QuI EsT LE saC ? CEnT QuaTorZE CEnT QuInZE THÈME 3 / C’EsT Mon jour dE CHanCE ! 115
LIRE 14 Prononciation. De uitspraak van werkwoordsvormen.
a Onderstreep in de tekst À qui est le sac ? alle vormen van het werkwoord aimer. Het zijn er zes.
12 Regarde les sacs, les textes et les photos à la page 115. Bekijk de tassen, de teksten en de foto’s en
beantwoord de vragen. b Luister naar de zinnen met vormen van aimer en lees mee. Let op de onderstreepte woorden.
a Zijn al deze tassen van leerlingen, denk je? Waarom wel of niet? La prof d’Axelle aime faire du rugby.
Tu aimes aussi le rugby ?
Nee, het zijn ook tassen van volwassenen (4 en misschien 1) omdat er Alain aime jouer de la guitare.
dingen in de tassen zitten die leerlingen niet meenemen. c Wat is je opgevallen? Vul aan:
il aime je spreekt de e wel / niet uit
tu aimes je spreekt es wel / niet uit.
b Wat voor soort dingen staan er steeds bij L’essentiel?
jouer je spreekt er van het hele werkwoord uit als de ‘e’ in zee / café / mee ...
Dingen die onmisbaar / heel belangrijk zijn, dingen die de eigenaar van de
15 À toi de prononcer. Nu jij. Oefen met je klasgenoot de uitspraak van de zinnen. Let goed op de de
tas echt nodig heeft. werkwoordsvormen. Luister naar het voorbeeld en help elkaar.
c Welke tas hoort bij wie? Schrijf het juiste nummer bij de foto.
a Tu aimes jouer du saxophone ? – Non j’aime jouer de la guitare.
ÉCOUTER
a Madame Kazroux heeft een rugzak gevonden van een leerling uit klas 1b / 2b / 6b.
b Madame Kazroux zoekt naar een naam op de tas / in de agenda / op de boeken / op het etui / op de
schriften.
Eigen antwoord
116 1 VoCa / À QuI EsT LE saC ? CEnT sEIZE CEnT dIX-sEPT THÈME 3 / C’EsT Mon jour dE CHanCE ! 117
PARLER
PAGE FLEX
17 Qu’est-ce qu’il y a dans ton sac ? Wat zit er in jouw tas?
Werk in tweetallen. Noem minimaal vijf dingen die vandaag in je tas zitten. Laat het voorwerp zien als je
Kies uit de volgende opdrachten om extra te oefenen met wat je in deze leçon of eerder geleerd hebt.
het noemt.
Dans mon sac, il y a …
A RAPPEL
Bijvoorbeeld: Dans mon sac, il y a un livre, des cahiers, une tablette, un Maak zeven kaartjes. Schrijf op de voorkant de namen van de dagen van de week in het Frans. Schrijf op
de achterkant de namen van de dagen van de week in het Nederlands. Oefen met de kaartjes totdat je
portable, un chargeur et une trousse. de namen kunt dromen.
B EXTRA
18 Qu’est-ce qu’il y a dans ton sac ? Wat zit er in jouw tas? Fais un schéma. Maak een schema. Kijk in de tekst À qui est le sac ? op bladzijde 115. Noteer de woor-
Beschrijf je tas (bijvoorbeeld merk, kleur, groot, klein) en noem minimaal acht dingen die vandaag in je den uit de tekst in de juiste kolom. Schrijf er ook lidwoorden bij waar dat kan.
tas zitten. Vertel over elk voorwerp iets meer. Laat het voorwerp zien als je erover vertelt. Maak zinnen
als: schoolspullen vakken hobby’s
Mijn tas is … zwart / klein / groot / mooi …
Het is een … rugzak / Eastpak / …
les livres l’anglais la musique
In mijn tas … een potlood / een boek / …
C BRAVO | BRAVOURE
Het potlood is… wit / rood / …
Maak de Bravo- of de Bravoure-opdracht.
Tip: kijk ook nog eens in de tekst op bladzijde 115!
Complète l’agenda de Mila. Bekijk de agenda van Mila. Vul de agenda aan. Gebruik de Franse woorden.
Bijvoorbeeld: Mon sac est noir. C’est un sac à dos, un sac à dos Eastpack.
3 juli gitaar spelen 6 juli voetbalwedstrijd
Mon sac est grand. Dans mon sac, il y a un livre, une tablette, un portable, 4 juli gamen met Nathan 7/8 juli feest van Timéo
un chargeur, une trousse, un agenda, un stylo et un crayon. Le livre est pour
JUILLET
histoire. Le crayon est blanc. Le chargeur est pratique. Ma trousse est
LUN MAR MER JEU VEN SAM DIM
grise. 2 3 4 5 6 7 8
19 Ma semaine. Noteer de dagen van de week in de juiste volgorde. Begin met maandag. Schrijf daarna bij Non, parce que je dois... Nee, omdat ik moet …. Je vriend(in) wil afspreken maar jouw agenda is vol.
minimaal drie dagen in de week een activiteit die je op die dag doet.
a Bedenk drie activiteiten die je maandag en dinsdag in je agenda hebt staan.
Bijvoorbeeld: mercredi – jouer de la guitare
jeudi – samedi – mercredi – lundi – mardi – dimanche –vendredi LUN MAR
Je mag een (online) woordenboek gebruiken. 9 10
lundi mardi mercredi jeudi vendredi samedi dimanche 16:00 jouer du piano 15:30 eigen antwoord
Eigen Eigen Eigen Eigen Eigen Eigen Eigen
19:00 eigen antwoord 18:45 eigen antwoord
antwoord. antwoord. antwoord. antwoord. antwoord. antwoord. antwoord.
b Maak het gesprek af en leg uit waarom je niet kunt afspreken op maandag of dinsdag.
Oefen de nieuwe woorden met de online woordtrainer of gebruik de Pages panorama vanaf bladzijde 155. D Oefen met de woorden uit deze les in de online woordtrainer.
118 1 VoCa / À QuI EsT LE saC ? CEnT dIX-HuIT CEnT dIX-nEuF THÈME 3 / C’EsT Mon jour dE CHanCE ! 119
2 MAGAZINE RECHERCHÉ : JURY !
LIRE
22 Choisis la bonne catégorie. Zet de woorden in de tabel waar jij ze het best vindt passen. Schrijf in iedere
kolom zelf ook twee dingen op.
l’entraînement – le match – regarder la télé – jouer aux jeux vidéo – les devoirs – faire la cuisine –
travailler – ÉPS – rentrer – bavarder – anglais – le cours
PARLONS ! tous les jours une, deux ou trois fois par semaine
... de ton sac à dos. regarder la télé l’entraînement
jouer aux jeux vidéo le match
les devoirs regarder la télé
rentrer jouer aux jeux vidéo
bavarder les devoirs
Wat je leert faire la cuisine travailler
• Je begrijpt korte teksten waarin jongeren over hun vrije tijd vertellen.
• Je vertelt en schrijft wat je zoal doet op een dag. Eigen antwoord ÉPS
• Je kunt veelvoorkomende werkwoorden gebruiken in eenvoudige zinnen.
Eigen antwoord anglais
le cours
VOCABULAIRE
Eigen antwoord
20 Lis les mots et écoute les fragments. Lees de woorden en luister naar de fragmenten. Eigen antwoord
Wat hoort bij elkaar? De woorden komen terug in Recherché: jury !
gagner – dessiner – jouer au tennis – bavarder – chanter – parler anglais – regarder un film – jouer de la
guitare LIRE
fragment 1
jouer au tennis 23 Le jury. Lis texte 1 à la page 122. De jury zoekt een nieuw jurylid voor een vlogwedstrijd. Lees tekst 1.
fragment 2
gagner Welke kwaliteiten moet je hebben om kans te maken het nieuwe jurylid te worden?
fragment 3
chanter Grappig zijn, creatief zijn, zelf filmpjes maken of fotograferen.
fragment 4
bavarder
fragment 5
jouer de la guitare
fragment 6
parler anglais 24 Regarde les titres et les photos de texte 2 à la page 123. Bekijk de kopjes en de foto’s van tekst 2 op
bladzijde 123.
fragment 7
dessiner
a Wie doet welke activiteit?
fragment 8
regarder un film
1 faire du sport Idriss
21 Lis les phrases et choisis le mot correct. Lees de zinnen en kies het juiste woord. 2 jouer à un jeu vidéo Thomas
a Tu as un crayon ? Je vais adorer / dessiner un joli portrait de ma grand-mère. 3 vendre des sacs Leila
b Nous avons un entraînement / un cours pour le match de samedi. b Lees de kopjes en beantwoord de vragen.
c J’aime rentrer / bavarder avec mes copines sur la terrasse. 1 Thomas Bij welk woord uit het kopje hoort de foto? le jeu
d Mon petit frère est toujours libre / drôle le mercredi après-midi. 2 Leila Wat post zij op Instagram? foto’s van haar tassen
e Qui est ton libre / meilleur copain ? 3 Idriss Welke sport doet hij? freerunning
f Un stylo / Les devoirs de français sont faciles !
g Mon match / équipe de hockey est formidable : nous sommes les champions !
120 2 MaGaZInE / rECHErCHÉ : jurY ! CEnT VInGT CEnT VInGT ET un THÈME 3 / C’EsT Mon jour dE CHanCE ! 121
Qui
TEXTE 2
TEXTE 1
Idriss – Je vole
122 2 MaGaZInE / rECHErCHÉ : jurY ! CEnT VInGT-dEuX CEnT VInGT-TroIs THÈME 3 / C’EsT Mon jour dE CHanCE ! 123
25 Lis les textes et cherche les fautes. Lees de volgende teksten over de jongeren en streep door wat niet 27 Lis l’annonce. Lees tekst 3 op bladzijde 122. Gebruik eventueel een woordenboek of een goede
klopt. Gebruik tekst 2 op bladzijde 123. Vul in elke kolom nog iets aan. vertaalsite.
Il a de l’humour. Elle est créative : elle Il est créatif. e Noteer de betekenis van de opgezochte woorden:
fait des sacs. 1 un rendez-vous (RDV) een afspraak / een onmoeting
2 à partir de vanaf
Il est créatif : il aime Elle poste des vidéos Il regarde souvent des 3 le départ het vertrek
dessiner. sur Insta. vlogs sur YouTube. 4 l’état d’esprit de mentaliteit
ÉCOUTER
28 Interview sur les loisirs. Interview over hobby’s. Thomas, Leila en Idriss worden op de schoolradio
geïnterviewd over hun hobby’s. Luister en kies de juiste antwoorden.
124 2 MaGaZInE / rECHErCHÉ : jurY ! CEnT VInGT-QuaTrE CEnT VInGT-CInQ THÈME 3 / C’EsT Mon jour dE CHanCE ! 125
29 Trouve les mots. Ontcijfer de woorden en maak daarna de zin af. Kies drie kwaliteiten die bij jou 32 Les verbes français. Veel Franse werkwoorden eindigen op -er.
passen.
a Kijk in de Pages panorama van Thema 3 en schrijf vijf van die werkwoorden op.
ianigrlo – poftsir – fitaréc – ithapqymsue – fcait
Bijvoorbeeld: aimer, rentrer, bavarder, adorer, regarder, jouer
original – sportif – créatif – sympathique – actif chanter
je chante ik zing
Je suis un bon candidat ! Un bon candidat est eigen antwoord , eigen antwoord et tu chantes jij zingt
il / elle chante hij / zij zingt
eigen antwoord . on chante men zingt, we zingen
nous chantons wij zingen
30 Tes qualités pour être un bon membre du jury. Welke kwaliteiten maken dat jij een goed jurylid zou zijn? vous chantez jullie zingen / u zingt
Schrijf ze op het aanmeldingskaartje. Kijk nog eens naar de oproep voor een jurylid op bladzijde 122. Je ils / elles chantent zij zingen
kunt ook de vrouwelijke vormen gebruiken.
b Kijk naar het schema met de vervoeging van het werkwoord chanter. Leg aan een klasgenoot uit hoe
Cher jury, de werkwoordsvormen gemaakt worden. Gebruik in je uitleg het woord ‘stam’.
Je m’appelle eigen antwoord . Het eerste niet-vette deel is de stam. Die vind je door -er van het
eigen antwoord, bijvoorbeeld: je suis créative,
Je suis un bon candidat, parce que werkwoord af te halen. Achter de stam komen verschillende letters. Bij je
j’ai de l’humour et j’aime faire des photos. Of: je fais des vidéos en je suis komt er een -e bij tu -es, enzovoort.
très sportif. J’aime le foot. c Luister naar de uitspraak van de werkwoordsvormen. Welke vormen klinken precies hetzelfde?
De vormen die horen bij je, tu, il, elle, on, ils, elles.
GRAMMAIRE d Vul in het schema de juiste vormen in. Vertaal de vormen ook.
31 Regarde et écoute le verbe. Kijk en luister naar het werkwoord in deze zinnen. jouer spelen habiter wonen
je joue habite
a Wat is het verschil tussen de je-vorm en de tu-vorm? En wat is de overeenkomst? ik speel ik woon
j’
Thomas habitent
Je regarde des comiques à la télé.
Je joue aux jeux vidéo avec mes copains.
On joue toujours ensemble.
LE SAVIEZ-VOUS ?
Leila Werkwoordsvormen me
t on zijn een beetje vre
Tous les jours, je poste une vidéo. Bijvoorbeeld on joue: emd.
de werkwoordsvorm is
het enkelvoud en toch in
Je gagne un peu d’argent. bedoelen Fransen er me
personen mee. er
Le samedi, nous travaillons dans la boutique.
On joue au foot ? beteke
nt: Gaan we voetballen
Soms vertaal je on ook ?
Idriss met ‘men’.
126 2 MaGaZInE / rECHErCHÉ : jurY ! CEnT VInGT-sIX CEnT VInGT-sEPT THÈME 3 / C’EsT Mon jour dE CHanCE ! 127
33 Remplis la bonne forme. Vul de juiste vorm van het werkwoord in. 36 Choisis la bonne forme. Kies de juiste vorm.
a rentrer Le mardi, je rentre à 15 heures. a Je regarde / regarder un film tous les jours.
b regarder Le soir, nous regardons la télé. b J’aime regarde / regarder des vidéos sur YouTube.
d bavarder Elle bavarde avec ses copines. d Tu voudrais dessines / dessiner un héros pour le jeu ?
e travailler Le samedi, Leila et sa soeur travaillent dans le magasin de leur mère. e Ma soeur joue / jouer dans sa chambre.
Geef antwoord alsof je Thomas, Leila of Idriss bent. 37 Vous aimez les dictées ? Oui, nous aimons les dictées ! Hoera, dictee!
Je krijgt een opdracht van je docent. Je werkt op een los blaadje.
a Thomas, tu dessines des mangas ? – Oui, je dessine des mangas.
38 Le jeu de la moustache. Speel het spel met de snor (en de dobbelstenen) en maak Franse zinnen. Je
b Thomas, tu joues aux jeux vidéo ? – Oui, je joue aux jeux vidéo (avec mes copains).
docent legt je uit hoe het spel werkt.
c Leila, tu travailles le samedi ? – Oui, je travaille le samedi.
35 Questions et réponses. Vragen en antwoorden. Noteer of kies de goede vorm van de werkwoorden.
A RAPPEL
Les nombres 1-10. De getallen 1-10. Ken je de getallen nog?
ÉVALUATION
1 Laat zien wat je allemaal geleerd hebt. Bereid je voor:
a Schrijf het getal op. b Schrijf het getal voluit in het Frans.
• Oefen en leer nog een keer de woorden, de expressions en de grammatica van leçon 1 en 2.
quatre = 4 2 = deux • Gebruik hiervoor de Pages panorama en de online woordtrainer en grammaticatrainer.
2 Maak online de Test jezelf en ontdek waar je staat. C’est à toi !
huit = 8 9 = neuf 3 Heb je de Test jezelf gemaakt? Vul dan nu het schema ‘Dit kan ik’ in. Zet in elke rij één vinkje.
six = 6 3 = trois
c Schrijf nu je telefoonnummer en dat van een klasgenoot op in het Frans. Dit kan ik
□ Ik ken nog te weinig woorden □ Ik kan vertellen wat er in mijn □ Ik kan vertellen wat er in
om te vertellen wat er in mijn schooltas zit. mijn schooltas zit en enkele
schooltas zit. voorwerpen beschrijven.
B EXTRA □ Ik kan aan de hand van foto’s bij □ Ik kan de titel en foto’s gebruiken □ Ik kan de titel, foto’s en
Qui gagne ? Wie wint? een tekst het onderwerp van een om het onderwerp van een tekst tussenkoppen gebruiken om meer
tekst raden. te herkennen. te weten te komen over een tekst.
a Lees nog een keer tekst 2 Qui est le meilleur candidat ? op bladzijde 123.
□ Ik kan bijna alle vormen van de □ Ik kan de goede vormen □ Ik kan zelf zinnen maken en
b Lees nu het juryrapport over het nieuwe jurylid. Kun jij raden wie het nieuwe jurylid wordt? Vul zijn of werkwoorden op -er maken. opschrijven van allerlei de werkwoorden op -er goed
haar naam in bij het rapport. werkwoorden op -er. schrijven.
Chers élèves, nous avons trois candidats formidables et intéressants. Ils ont des loisirs très divers. Les
candidats sont tous créatifs et sympathiques. Ce n’est donc pas facile ! Mais, selon nous, le meilleur
candidat pour le jury est un garçon très original. Il a des talents variés : il est sportif et musicien. Il aime KIOSQUE
l’aventure et il est libre d’esprit.
Kies je eigen leeskaart bij je docent of in de online
Nos félicitations sont pour … Idriss leeromgeving van Bravoure. Je vindt er vast een die past
bij wat jij leuk vindt. Bij elke leeskaart horen een paar
C BRAVO | BRAVOURE
opdrachten. Kies zoveel kaarten als je zelf wilt!
Maak de Bravo- of de Bravoure-opdracht.
Schrijf op welke kaart(en) je gemaakt hebt.
Écoute les fragments. Luister naar de geluiden en bedenk er een werkwoord (Bravo) of zin (Bravoure) bij.
E Maak de DELF-opdracht.
130 2 MaGaZInE / rECHErCHÉ : jurY ! CEnT TrEnTE CEnT TrEnTE ET un THÈME 3 / C’EsT Mon jour dE CHanCE ! 131
3 STUDIO
REGARDER | ÉCOUTER
HISTOIRE ULTRAMODERNE
42 Complète les phrases. Maak de zinnen compleet. Trek lijnen.
PARLONS !
Tu aimes danser ?
A B C
1 2 3
Wat je leert parce que c’est mon parce que j’aime bien me parce que je fais un
sport préféré. promener avec notre labrador. vlog.
• Je begrijpt een gesprek over het maken van een afspraak.
• Je kent (werk)woorden die je gebruikt voor hobby’s, schoolvakken en wanneer je over je dag vertelt.
• Je vertelt wat jij wel of niet leuk vindt om te doen, of je vertelt over andere mensen.
43 Qu’est-ce qu’il y a dans ton agenda ? Wat staat er in jouw agenda? Beantwoord de vragen.
a Is jouw agenda ook zo vol? Schrijf in het Nederlands drie activiteiten op die je na schooltijd doet.
VOCABULAIRE
Eigen antwoord, bijvoorbeeld: training, gamen, muziekles, afspreken met
40 Lis les phrases et choisis la bonne traduction. Lees de zinnen en kies de juiste betekenis van het vrienden
dikgedrukte woord. Er blijft één woord over.
b Heb je thuis ook taken? Schrijf in het Nederlands op welke taken dat zijn.
Deze woorden hoor je in de video die je straks gaat bekijken.
Kies uit: presentatie – geschiedenis – pianolessen – morgen – de training – afspraak Eigen antwoord, bijvoorbeeld: hond uitlaten, koken, vaatwasser inruimen
a Aujourd’hui, c’est lundi. Donc demain, c’est mardi. morgen
b On prend rendez-vous samedi à 16 heures, d’accord ? afspraak REGARDER | ÉCOUTER
c Je vais filmer l’entraînement de tennis pour mon vlog. de training 44 Studio Bravoure ! Regarde la vidéo Histoire ultramoderne. Bekijk de video en beantwoord de vragen.
Lucie, Mila en Nathan hebben een probleem. Lees de vragen eerst door.
d J’adore mes cours de piano parce que j’ai un bon prof. pianolessen
a Où sont Lucie, Mila et Nathan ? d Lucie bedenkt de oplossing. Wat is haar idee?
e Je n’aime pas faire ma présentation d’anglais. presentatie { à la maison { Aan monsieur Varin vragen of de
{ au collège presentatie op een andere dag mag.
41 Lis les phrases et choisis le bon mot. Lees de zinnen en kies het woord dat het beste in de zin past. { dans le jardin { Om dit weekend met z’n drieën bij Nathan
de presentatie te maken.
a Ma soeur fait souvent des pizzas et des tartes, elle aime faire la cuisine / promener le chien. b Lucie, Mila et Nathan parlent de …
{ Om hun activiteiten te filmen als vlog en
{ leur présentation
b Elle fait la cuisine le samedi ou le dimanche, parce que c’est le jour / le week-end. dat te laten zien als presentatie.
{ l’anniversaire de monsieur Varin
c Le dimanche soir, elle fait du foot / ses devoirs : elle fait des exercices d’anglais. { de leur sport préféré
d Elle est quand / toujours nerveuse pour une présentation. c Wat is het probleem van Lucie, Mila en
Nathan ?
e Arnaud joue d’un instrument de musique : il joue du piano / il joue aux jeux vidéo.
{ Ze hebben hun opdracht voor Engels niet
f On veut regarder un film / dessiner à la télé ensemble. op tijd af.
{ Ze hebben de spullen voor hun presentatie
thuis laten liggen.
{ Ze kunnen geen afspraak maken omdat ze
zo druk zijn.
132 3 sTudIo / HIsToIrE uLTraModErnE CEnT TrEnTE-dEuX CEnT TrEnTE-TroIs THÈME 3 / C’EsT Mon jour dE CHanCE ! 133
45 Regarde la vidéo encore une fois. Kijk de video nog een keer. Welke woorden hoor je in de video? 47 L’opinion de Monsieur Varin. De mening van meneer Varin. Lees de beoordeling van meneer Varin en
Onderstreep ze. beantwoord de vragen.
46 Regarde la vidéo encore une fois et réponds aux questions. Bekijk de video nog een keer en beantwoord
de vragen.
a De vrienden praten over hun docent geschiedenis, Monsieur Varin. Wat vinden ze van Monsieur Varin?
Kies drie antwoorden.
grappig
aardig
serieus
goede docent
modern
zenuwachtig
134 3 sTudIo / HIsToIrE uLTraModErnE CEnT TrEnTE-QuaTrE CEnT TrEnTE-CInQ THÈME 3 / C’EsT Mon jour dE CHanCE ! 135
GRAMMAIRE 50 Remplis. Vul de juiste vorm van het werkwoord faire in.
48 Le verbe faire. Het werkwoord doen / maken. Lees samen de Franse zinnen en de Nederlandse
a Tu fais une pizza pour moi, demain ?
betekenis.
Je fais mes devoirs. Ik maak mijn huiswerk.
b Aline fait de la danse moderne.
1 Vous faites du basket ? Doen jullie aan basketbal ? / 1 Eigen antwoord, bijvoorbeeld: On fait un selfie.
Doet u aan basketbal? We maken een selfie. Men maakt een selfie.
2 Adèle fait de la musique. Adèle maakt muziek. 2 Eigen antwoord, bijvoorbeeld: Vous faites une vidéo ?
3 Eden et Ayoub font l’exercice. Eden en Ayoub maken de oefening / Maken jullie / maakt u een video?
opdracht. 3 Eigen antwoord, bijvoorbeeld: Ma copine fait du shopping.
4 Je fais du sport. Ik sport. / Ik doe aan sport. Mijn vriendin winkelt / shopt.
5 Hana et Florine font du hockey. Hana en Florine doen aan hockey. / 51 Réponds. Geef antwoord op de vraag en maak een hele zin. Welke vorm van faire moet je gebruiken?
hockeyen. Let op het onderwerp. Kijk eerst naar het voorbeeld:
6 On fait un dessin. We maken een tekening. / Men maakt een a Vous faites la cuisine, madame ? Oui, je fais la cuisine.
tekening. b Tu fais du badminton ? Oui, je fais du badminton.
7 Nous faisons un vlog. Wij maken een vlog.
c Vous faites de la musique, Luc et Ali ? Oui, nous faisons / on fait de la musique.
49 Écoute et lis. Luister en lees mee.
d Vos parents font du golf ? Oui, ils font du golf.
Faire doen / maken
je fais ik doe / maak
52 Conversation texto. Lees het whatsapp-gesprek.
tu fais
il fait
jij doet / maakt
hij doet / maakt LE SAVIEZ-VOUS ? Nathan appt Mila. Hij heeft zin om te gamen.
elle fait zij doet / maakt Faire betekent doen of
maken, maar je vertaa
on fait men doet / maakt, we doen / maken faire niet altijd met een lt
vorm van doen of ma Nathan
ken.
nous faisons wij doen / maken Bijvoorbeeld: Je fais du
tennis betekent ‘Ik ten
nis’.
coucou
LE SAVIEZ-VOUS ?
vous faites jullie doen / maken, u doet / maakt
Mila
ils font zij doen / maken Ook in Frankrijk gebrui
slu ! ken jongeren veel
elles font zij doen / maken afkortingen als ze een
tu veux jouer à minecraft ensemble ? texto sturen. Letters die
uitspreekt, laten ze we je niet
non je ne peux pas
g.
Wat betekenen slu en
D’ac in de appjes van
en Mila? Nathan
a Wat valt je op aan de uitspraak van je fais, tu fais, il fait, elle fait en on fait ? ah …
Je spreekt ze allemaal hetzelfde uit, je spreekt de laatste letter niet uit. j’ai un entraînement
spreek je uit als een z. De ai in faisons klinkt als een stomme e. Tu n’aimes pas ?? Bizarre ! D’ac. Bon
entraînement !
AIDE
Tu veux ... ? Wil je ...?
Je peux Ik kan ...
136 3 sTudIo / HIsToIrE uLTraModErnE CEnT TrEnTE-sIX CEnT TrEnTE-sEPT THÈME 3 / C’EsT Mon jour dE CHanCE ! 137
54 Complète le dialogue. Welk werkwoord past in het gesprek? Er blijven drie vormen over.
a Hoe zegt Mila dat ze morgen niet kan? Je ne peux pas.
Kies uit : ai – as – es – fais – faisons –fait – faites – font – n’est pas – ne faisons pas – ne vais pas –
b Wat betekent ne .. pas in deze zin? Niet sommes – suis
c Mila en Nathan gebruiken nog een keer ne … pas en drie keer n’… pas. Onderstreep die woordjes in
de zinnen en kijk steeds waar de persoonsvorm staat.
1 Idriss Je suis à la ferme de mon oncle.
Als je een zin met niet (of geen) wilt maken, gebruik je ne / n’… pas. PARLER
De persoonsvorm komt tussen ne / n’ … pas.
ne / n’ + persoonsvorm + pas
55 Ton jour préféré. Hoe ziet jouw ideale dag eruit? Vertel je klasgenoot vijf dingen over je ideale dag.
Wat doe je op die dag? Met wie of waar doe je dat? En wat doe je zeker niet? Zou je uitslapen (faire la
53 Complète le dialogue. Maak het gesprek tussen Mila en Virginie compleet. grasse matinée) of sporten? En zou je huiswerk maken op je ideale dag? Gebruik eventueel foto’s die op
Zet de woorden tussen haakjes in de juiste volgorde. je telefoon hebt staan. Raconte !
Un jour idéal pour moi .…/ À mon jour idéal …
Mila is op de tennisclub en praat met Virginie, haar clubgenootje.
e Virginie Non, elle (ne – pas – peux) ne peut pas jouer ce soir. SORTIE
f Mila Écoute, je (pas – veux – ne) ne veux pas faire de présentation
d’histoire. Lucie, Nathan et moi, on fait un vlog et on montre le vlog en classe. 56 Moi, je n’aime pas ! Schrijf drie zinnen op over dingen die je niet leuk vindt.
g Virginie Donc, vous (faites – pas – ne) ne faites pas de présentation en Eigen antwoord. Je n’aime pas faire les devoirs, je n’aime pas le foot, je
classe ? Waouh ! bonne idée !
n’aime pas l’histoire, enzovoort.
h Mila Je veux filmer l’entraînement pour le vlog. Ce (pas – n’ – est) n’est pas
un problème pour toi ?
i Virginie Non, pas du tout !
138 3 sTudIo / HIsToIrE uLTraModErnE CEnT TrEnTE-HuIT CEnT TrEnTE-nEuF THÈME 3 / C’EsT Mon jour dE CHanCE ! 139
PAGE FLEX 4 PAROLES
PARLER
LE COUP DE FIL
Kies uit de volgende opdrachten om extra te oefenen met wat je in deze leçon of eerder geleerd hebt.
PARLONS !
A RAPPEL
Rappel : complète. Herhaling: vul de zinnen aan met de juiste vorm van het werkwoord. ... des choses que tu n’aimes pas.
a être Je suis la soeur de Virginie.
d faire font
Oui, elles des vlogs super.
a TIBHREA habiter wonen b Un entraînement tous les jours ? Ce n’est pas possible / libre !
d ACEHRTN chanter zingen f À quelle heure on prend rendez-vous / décide pour les devoirs d’histoire ? À 16.00 heures ?
Le bon mot. Het juiste woord. Welk woord past in de zin? 58 Tu as envie de jouer au basket ? Heb jij zin om te basketballen?
a Bertrand aime beaucoup la musique, il … . d J’ai un animal, c’est un … . a Noteer de betekenis van de vier zinnen.
{ A joue au jeux vidéo { A lit
1 Je ne peux pas jouer. Je n’ai pas le temps de jouer.
{ B joue de la guitare { B fils
{ C joue au foot { C chien Ik kan niet spelen. Ik heb geen tijd om te spelen.
b Léonie est à la plage … ses amis. e L’anglais ? C’est très … ! 2 Je ne veux pas jouer. Je n’ai pas envie de jouer.
{ A beaucoup { A petit
{ B avec { B facile
Ik wil niet spelen. Ik heb geen zin om te spelen.
{ C mais { C content b Schrijf drie activiteiten op waar jij zin in hebt. Maak een zin.
c Félicitations ! Vous … le concours ! J’ai envie de rentrer, je veux bavarder avec mes copines, j’ai envie de jouer
{ A gagnez
{ B travaillez
au foot avec mes copains, je veux chanter, enzovoort.
{ C habitez
E Maak de DELF-opdracht.
140 3 sTudIo / HIsToIrE uLTraModErnE CEnT QuaranTE CEnT QuaranTE ET un THÈME 3 / C’EsT Mon jour dE CHanCE ! 141
60 Trouve la bonne fin de phrase. Welk einde van de zin is logisch?
Allô ?
a Je peux prendre rendez-vous samedi après-midi? – Je regrette, c’est possible / ce n’est pas possible.
Sandrine téléphone à Luca pour prendre un rendez-vous.
b On va jouer au foot demain ? – Chouette, ça ne va pas / ça va pour moi.
Sandrine Allô, Luca ?
c Tu peux faire de la musique pour nous demain matin ? – Je suis désolé, je peux / je ne peux pas.
Luca Allô, salut Sandrine, ça va ?
Sandrine Oui, ça va. Et toi ? d Tu veux manger une pizza chez moi, ce soir ? – Chouette, je n’ai pas le temps / à ce soir !
Luca Ça va bien. Écoute, tu as envie de regarder un film ensemble ?
e On peut jouer aux jeux vidéo mercredi soir ? – Je suis désolé, ce n’est pas possible / c’est possible.
Sandrine Oui, chouette, quel jour ?
Luca Tu peux samedi à huit heures ? f Tu as envie de regarder un film vendredi soir ? – Génial, à vendredi soir ! / je n’ai pas envie.
Sandrine Ah non, je regrette, je ne peux pas. Je dîne chez mes grands-parents.
Luca Alors, tu as le temps vendredi à quatre heures, peut-être ?
Sandrine Ah non, je suis désolée, ça ne va pas, je fais du shopping avec Katy. ÉCRIRE
Luca Hmm, voyons, tu as le temps mercredi à sept heures ?
Sandrine Ah non, je suis désolée, ce n’est pas possible. J’ai un entraînement de hockey. 61 Mon agenda.
Luca Eh ben, dis donc, ce n’est pas facile de prendre un rendez-vous avec toi ! Tu peux quel jour
Je krijgt van je docent een werkblad met een agenda. Vul de gearceerde vakjes in met activiteiten.
alors ?
Sandrine Je peux lundi soir.
Luca Top, d’accord, à lundi ! PARLER
62 Le coup de fil : tu peux prendre rendez-vous ? Het telefoongesprek: kun je een afspraak maken?
Tu as envie de regarder
Tu peux samedi
à huit heures ?
a Bedenk iets dat je samen met een vriend of vriendin wilt gaan doen. Eigen antwoord.
un film ensemble ? Vendredi à Ah non,
...
quatre heures, je regrette, je
peut-être ? ne peux pas Tu peux quel
Oui, chouette ! jour alors ?
Quel jour ?
Ah non, je
b Hoe kun je iemand uitnodigen om dat te gaan doen? Maak voor jezelf een spiekbriefje met drie
Je peux
suis désolée,
ça ne va pas. lundi soir. verschillende manieren. Kijk nog eens naar exercice 58, 59 en 60.
Ce n’est pas possible. 63 Vul het schema ‘Dit kan ik’ in. Zet in elke rij één vinkje.
c Wat zegt Sandrine om zich te verontschuldigen? Noteer twee dingen.
Dit kan ik
Je regrette.
□ Ik kan een telefoongesprek □ Ik kan een telefoongesprek □ Ik kan een telefoongesprek
Je suis désolée. beginnen óf afsluiten. beginnen en afsluiten. beginnen, afsluiten en iets
vragen/zeggen.
d Welke drie tijdstippen en dagen heeft Luca voorgesteld?
Zaterdag om 8 uur, vrijdag om 4 uur, woensdag om 7 uur. □ Ik spreek de laatste letters van
de werkwoorden op -er meestal
□ Ik kan de laatste letters van
de werkwoorden op -er goed
□ Ik kan de onregelmatige
werkwoorden en de werkwoorden
goed uit. uitspreken. op -er goed uitspreken.
e Op welke dag spreken ze uiteindelijk af? Maandag(avond).
□ Ik kan een afspraak maken. □ Ik kan een afspraak maken □ Ik kan een afspraak maken en
f Hoe sluit Luca het gesprek af? Ze zegt: à lundi ! (tot maandag!). en zeggen dat ik wel/niet kan vertellen waarom ik wel/niet naar
komen. een afspraak kan komen.
142 4 ParoLEs / LE CouP dE FIL CEnT QuaranTE-dEuX CEnT QuaranTE-TroIs THÈME 3 / C’EsT Mon jour dE CHanCE ! 143
POINT DE VUE 2 KEUZE CULTURE LA PAUSE DÉJEUNER
PARLONS !
ÉVALUATION ... des choses à manger.
1 Laat zien wat je allemaal geleerd hebt. Bereid je voor:
• Oefen en leer nog een keer de woorden, de expressions en de grammatica van leçon 1 en 2.
• Gebruik hiervoor de Pages panorama en de online woordtrainer en grammaticatrainer.
2 Maak online de Test jezelf en ontdek waar je staat. C’est à toi !
3 Heb je de Test jezelf gemaakt? Vul dan nu het schema ‘Dit kan ik’ in. Zet in elke rij één vinkje.
Dit kan ik
Wat je leert
□ Ik kan eenvoudige vragen bij een □ Ik kan de meeste vragen bij een □ Ik kan alle vragen bij een video • Je leest over het eten in de middagpauze op Franse scholen.
video over een schoolopdracht video over een schoolopdracht over een schoolopdracht goed • Je begrijpt een schoolmenu en kunt er iets naar je eigen smaak uit kiezen.
goed beantwoorden. goed beantwoorden. beantwoorden. • Je zoekt informatie op websites van scholen.
□ Ik kan een paar dingen noemen □ Ik kan vertellen wat ik leuk vind □ Ik kan uitgebreid vertellen wat ik
die ik leuk vind om op een dag te om op een dag te doen. leuk vind om op een dag te doen.
doen. VOCABULAIRE
□ Ik ken het rijtje van het werkwoord □ Ik ken het werkwoord faire (= □ Ik kan het werkwoord faire
faire bijna helemaal. doen, maken). gebruiken in zinnen. 64 La pause déjeuner. De lunchpauze.
b Qu’est-ce que tu fais pendant la pause déjeuner ? Schrijf twee dingen op.
ACTUALITÉS bijvoorbeeld: je mange (un sandwich)
Je fais mes devoirs, je et je
Vraag je docent naar de actuele opdracht en maak die opdracht alleen, in een groepje of met de klas.
bijvoorbeeld: bavarde (avec mes copains).
65 La pause déjeuner en France. Lis les phrases et regarde les photos. Lees de zinnen en bekijk de foto’s
op de volgende bladzijde.
a Welke foto past bij het dikgedrukte woord? Noteer het nummer van de zin bij de foto. Je houdt één
nummer over.
1 Pendant la pause déjeuner, on mange à la cantine.
2 J’entre dans la cantine et je prends un plateau.
3 Comme entrée, nous avons une soupe de tomates. Pas mal !
4 Aujourd’hui il y a mon plat préféré au menu, c’est des frites avec du poulet. Miam !
5 Après on a le choix : un yaourt ou du camembert.
6 C’est un fromage français.
7 Comme dessert, il y a une glace à la vanille ou une salade de fruits.
144 PoInT dE VuE 2 CEnT QuaranTE-QuaTrE CEnT QuaranTE-CInQ THÈME 3 / C’EsT Mon jour dE CHanCE ! 145
LIRE
C o ll èg e F r a n ç o i s V ill on :
« m e ill eu r q u ’à l a m a i s on »
A 2 B 6 C 4
Bonjour Stéphane, tu nous montres votre Qu’est-ce que vous avez au menu aujourd’hui ?
cantine ? Je vais regarder. Comme entrée, nous avons
Oui, bien sûr, c’est chouette à la cantine, une salade de tomates et comme plat des
j’aime bien manger au restaurant de l’école. spaghettis avec une sauce bolognaise.
Ensuite du fromage, c’est du gouda
aujourd’hui et un gâteau au chocolat comme
dessert. Pas mal !
Kip, fruitsalade 67 Lis l’interview et note. Lees het interview en noteer het menu van Stéphane:
REGARDER entrée
tomatensalade
plat
spaghetti bolognese
66 Regarde la première minute de la vidéo et réponds aux questions. Bekijk de eerste minuut van de video
en beantwoord de vragen.
fromage
gouda
a Welke dingen zijn anders dan bij jou op school? dessert
chocoladetaart
Lijkt eerder op zelfbedieningsrestaurant, er is een kok, geen
boterhammen uit zakje, warm eten.
b Zet in de juiste volgorde: manger et bavarder – composer/choisir son menu – prendre un plateau –
chercher une place à la cantine
146 KEuZE / CuLTurE / La PausE dÉjEunEr CEnT QuaranTE-sIX CEnT QuaranTE-sEPT THÈME 3 / C’EsT Mon jour dE CHanCE ! 147
RECHERCHER
KEUZE FICHE X UNE IMAGE QUI CARTONNE
68 Recherche. Zoek online met de zoekterm menu scolaire naar Franse schoolmenu’s.
a Zoek vijf stuks groente en vier stuks fruit op de menu’s. Noteer de Franse naam en de betekenis.
Eigen antwoord, bijvoorbeeld: chou blanc – witte kool, carottes – wortels, PARLONS !
VOCABULAIRE
d Kies een dag en vul jouw favoriete menu in.
LE SAVIEZ-VOUS ? 70 Devine. Raad wat de dikgedrukte woorden betekenen en schrijf de betekenis op.
Fransen houden van afk
Gebruik je kennis van het Nederlands, het Engels of een andere taal. Deze woorden helpen je bij het
ortingen: bon app’ !
Betekent niet ‘leuke app begrijpen van de teksten en de video’s.
’, maar Bon appétit !
Smakelijk eten!
a Comment faire une photo créative et originale ? creatief
b Un beau décor est très important. décor / achtergrond
c Et il y a beaucoup de filtres et d’applis. filters
d Fais attention à la position horizontale de ton portable ... horizontaal
e … ou choisis la position verticale pour faire ta photo. verticaal
b Ouf, c’est difficile. Je ne sais pas … Tu as un conseil pour moi ? een tip / een foto
69 Et les élèves français ? Wat zouden Franse scholieren van onze lunch vinden?
c Une belle image d’une plage tropicale ou d’un animal ? een mooie afbeelding /
Eigen antwoord. een mobiele telefoon
d Pour faire une bonne photo, j’utilise le filtre sépia. woon ik / gebruik ik
148 KEuZE / CuLTurE / La PausE dÉjEunEr CEnT QuaranTE-HuIT CEnT QuaranTE-nEuF THÈME 3 / C’EsT Mon jour dE CHanCE ! 149
4 conseils pour faire
LIRE
72 Toi, tu filmes ou tu fais des photos avec ton portable ? Maak jij filmpjes of foto’s met je mobiele
telefoon? Noteer je antwoorden. une image qui cartonne
1
a Waarvan maak jij filmpjes en foto’s met je telefoon?
La composition est importante. Place le sujet sur les lignes
Eigen antwoord. horizontales ou verticales et ne place pas le sujet au centre.
Eigen antwoord.
Eigen antwoord.
73 Comment faire une image qui cartonne ? Hoe maak je van jouw foto’s een groot succes?
Lees de vier tips op de volgende bladzijde en bekijk de afbeeldingen. Bespreek samen wat de vier tips
inhouden. Welke tips zijn ook bruikbaar bij het maken van een filmpje? Maak aantekeningen.
2 Utilise une perspective créative. Regarde les exemples.
4 Utilise une appli avec des filtres, par exemple sépia, clarendon,
noir et blanc, lark … Les effets :
150 KEuZE / FICHE X / unE IMaGE QuI CarTonnE CEnT CInQuanTE CEnT CInQuanTE ET un THÈME 3 / C’EsT Mon jour dE CHanCE ! 151
REGARDER b Bekijk de afbeeldingen. Bedenk bij vier afbeeldingen een Franse tekst die zou passen in een
spreekballon van een roman-photo. Kijk naar het voorbeeld. Het kan heel kort zijn! Gebruik eventueel
74 Regarde le roman-photo. Bekijk de video. Kijk zo vaak als je wilt en zet de video eventueel stil om de de zinnen van de Expressions van de Pages panorama. Kies een thema, bijvoorbeeld zinnetjes die
tekstballonnen te lezen. zouden passen bij een schooldag, je hobby, vrienden, familie, je huisdier of iets anders.
Een meisje wil knoflook snijden, maar dat wordt een bloedbad.
b Deze video is een roman-photo. Snap je waar dit woord vandaan komt? Leg uit wat het verschil is met
een vlog.
Het is een verhaal (roman) dat verteld wordt via foto’s (photos). Er is
geen bewegend beeld, zoals in een vlog.
Bijvoorbeeld bij 1: Je suis nul en maths !
c Hoe weet je dat het filmpje niet zo serieus is?
Bijvoorbeeld bij 3: Ah oui !
Korine maakt gebruik van teksten als pow, en de foto’s zijn heel Bijvoorbeeld bij 4: Hahaaa, c’est drôle !
overdreven – ze gebruikt sterke gezichtsuitdrukkingen en de muziek is Bijvoorbeeld bij 6: Maman, non, je ne veux pas !
grappig.
76 À toi maintenant ! En nu jij. Maak twee grappige foto’s van elkaar waarin je laat zien dat je de tips uit
deze Fiche X kunt toepassen. Bedenk welke actie je wilt fotograferen, waar, en wat je tekst bij de foto
d Stel je gaat in de Finale zelf een roman-photo maken. Welke ideeën heb je hier gekregen? wordt.
Eigen antwoord, bijvoorbeeld: muziek / grapjes / tekstjes in ballonnen, De foto’s moeten voldoen aan de volgende eisen:
– Je laat zien dat je een aantal van de tips uit
maar ook wolkjes en andere dingen. En dat het niet zoveel tekst hoeft te exercice 73 kunt toepassen.
zijn. – Je gebruikt een duidelijke gezichtsuitdrukking.
– Je gebruikt humor.
– Het onderwerp van de foto is een activiteit die
je dagelijks doet.
75 Les émotions. Emoties. In de video zag je dat er gebruik gemaakt werd van foto’s met sterke emoties.
– Noteer bij elke foto één Frans zinnetje of een
a Kijk naar de emoticons. Combineer de emoticons met de bijpassende emotie. Franse uitroep.
A 1 triste
SORTIE
B 2 sérieux
77 Top ! Ouf ! Welke tekst zou je willen gebruiken in een fotostrip? Zet je favoriete teksten in de ballonnen.
C 3 heureux
D 4 nerveux
152 KEuZE / FICHE X / unE IMaGE QuI CarTonnE CEnT CInQuanTE-dEuX CEnT CInQuanTE-TroIs THÈME 3 / C’EsT Mon jour dE CHanCE ! 153
FINALE C’EST MON JOUR DE CHANCE ! PAGES PANORAMA
VOCABULAIRE ET EXPRESSIONS
Kies jouw finaleopdracht en noteer je eerste ideeën. Je leert al deze woorden Frans – Nederlands én Nederlands – Frans. Dan begrijp je ze als je iets leest of hoort
en je kunt ze zelf gebruiken als je Frans spreekt of schrijft. Belangrijke woorden kom je vaker tegen, zo leer je ze
UNE AFFICHE DE TES ACTIVITÉS extra goed. Er staat een icoontje bij:
Lees ook de voorbeeldzinnen: zo zie je hoe je de woorden gebruikt.
Je maakt een affiche met een tijdlijn waarin je laat zien wat je zoal
in een week doet. Kies passende foto’s en schrijf goede Franse
1 VOCA
zinnen en woorden op.
Top 20
Mes notes
Frans voorbeeldzin Nederlands
les loisirs de vrije tijd, de hobby’s
faire du sport Ce soir, je vais faire du sport. sporten
UN ROMAN-PHOTO DE TON JOUR DE CHANCE regarder (la télé) Ma grand-mère aime regarder la télé. (tv) kijken
jouer aux jeux vidéo Ma soeur joue aux jeux vidéo. videospellen spelen / gamen
Je maakt een fotostrip waarin je laat zien hoe jouw geluksdag jouer de la guitare Ton frère joue de la guitare ? gitaar spelen
eruitziet. Je maakt zelf de foto’s en voegt teksten toe waarin je la musique Ils écoutent de la musique rap. de muziek
vertelt wat je op je geluksdag doet. aimer Vous aimez le tennis ? houden van
Meer informatie en tips over de opdrachten vind je op het werkblad in de online leeromgeving.
Ik kan zeggen hoe mijn dagen eruitzien en ik begrijp het wanneer iemand zijn dag of week beschrijft.
Ik kan vertellen wat ik leuk vind en wat niet: ik beschrijf sporten, muziek of andere activiteiten.
Ik kan het begrijpen als iemand vertelt wat hij leuk vindt en wat niet.
KEuZE Ik weet hoe het eraan toegaat in de middagpauze op Franse scholen.
KEuZE Ik weet hoe ik indruk kan maken op mijn vrienden met coole foto’s.
154 FInaLE / C’EsT Mon jour dE CHanCE ! CEnT CInQuanTE-QuaTrE CEnT CInQuanTE-CInQ THÈME 3 / C’EsT Mon jour dE CHanCE ! 155
Frans voorbeeldzin Nederlands Expressions – vragen wat iemand leuk vindt en vertellen wat je leuk vindt
le livre Voilà le livre de français. het boek Qu’est ce que tu aimes faire ? Wat vind je leuk om te doen?
le stylo Il cherche le stylo bleu. de pen J’aime jouer au tennis / au foot / au piano. Ik hou van tennissen / voetballen / pianospelen.
la trousse La trousse de mon copain est dans le sac. het etui Quel est ton sport / jeu / instrument préféré ? Wat is je lievelingssport / -spel / -instrument?
le crayon Le crayon est dans la trousse. het potlood Mon sport / jeu / instrument préféré c’est le ... Mijn lievelingssport / -spel / -instrument is …
le sac (à dos) Dans le sac, il y a des livres. de tas (de rugzak)
aujourd’hui C’est lundi aujourd’hui. vandaag
3 STUDIO
je vais Je vais au collège en bus. ik ga
le cours Le cours de maths ? Génial ! de les
la matière Quelle est ta matière préférée ? het schoolvak Frans voorbeeldzin Nederlands
jouer de la guitare Tu aimes jouer de la guitare ? gitaar spelen la semaine prochaine La semaine prochaine, il y a un concours. (de) volgende week
le rendez-vous Nous avons rendez-vous à 8 heures. de afspraak
la tablette J’ai la tablette de mon père. de tablet commencer (je commence) Les cours commencent lundi. beginnen (ik begin)
le portable C’est le portable de Frédérique ? de mobiele telefoon demain Demain, j’ai un entraînement de basket. morgen
le chargeur Où est le chargeur de la tablette ? de oplader toujours Je suis toujours nerveuse pour une présentation. altijd
le ticket Ils ont un ticket pour le film. het kaartje
jouer au tennis Ils jouent au tennis. tennissen
qu’est-ce que ? Qu’est-ce qu’il y a dans ton sac ? wat ...?
promener le chien Je vais promener le chien. de hond uitlaten (met de hond
aimer (j’aime) J’aime ma famille. houden van (ik houd van) wandelen)
J’adore chanter. dol zijn op (ik ben dol op) faire la cuisine Mon grand-père fait la cuisine. koken
adorer (j’adore)
faire les devoirs Elle n’aime pas faire les devoirs le week-end. huiswerk maken
d’accord Lundi, à 15 heures ? D’accord ! oké
bien sûr C’est vrai ? Bien sûr ! natuurlijk filmer Qu’est-ce que vous filmez ? filmen
facile C’est une question facile. makkelijk le cours de piano Où est le cours de piano de Clarisse ? de pianoles
les jours de la semaine de dagen van de week jouer du piano Mes frères aiment jouer du piano. piano spelen
lundi Lundi, ils ont une fête. maandag faire un vlog Tu fais un vlog ? een vlog maken
mardi Mardi, c’est l’anniversaire de mon frère. dinsdag montrer Il montre son meilleur dessin. laten zien
mercredi Mercredi, on joue un match. woensdag le week-end J’adore le week-end parce qu’on est libre. het weekend
jeudi Jeudi, on a un cours d’EPS. donderdag attends ! Attends ! Je prends mon sac à dos. wacht!
vendredi Vendredi soir, je vais au cinéma. vrijdag Tu voudrais regarder le film d’horreur ? de film (be)kijken
regarder le film
samedi Samedi, je suis au camping. zaterdag
c’est fini Et voilà : c’est fini ! het is klaar
dimanche Dimanche, on est libre. zondag
la présentation Je fais une présentation avec mon meilleur ami. de presentatie
l’histoire (v) Ma matière préférée, c’est histoire. (de) geschiedenis
2 MAGAZINE
Expressions – vragen stellen en zeggen wat je vindt
Frans voorbeeldzin Nederlands Ça veut dire quoi ? Wat wil dat zeggen? Wat betekent dat?
bavarder J’aime bavarder avec mes copines. kletsen Je suis nul en … Ik ben slecht in ...
gagner Il gagne toujours, c’est un champion ! winnen / verdienen Je ne comprends pas. Ik begrijp het niet.
décider Le jury décide qui gagne. besluiten Je n’aime pas ... Ik houd niet van …
rentrer Je rentre à 15 heures. thuiskomen
Je ne veux pas ... Ik wil niet …
travailler Il aime travailler dans le magasin. werken
Ce n’est pas mal. Dat is niet gek.
l’entraînement (m) J’ai un entraînement le lundi. de training
le match Il a gagné le match de tennis. de wedstrijd
l’équipe (v) L’équipe a deux entraînements. het team
parce que J’aime l’anglais, parce que c’est facile. omdat
la passion Le footbal, c’est ma passion. iets wat je heel leuk vindt
tous les jours Je regarde la télé tous les jours. iedere dag
une fois par semaine J’ai ÉPS une fois par semaine. een keer per week
à 16 heures À 16 heures, j’ai ÉPS. om 4 uur
on peut On peut jouer ensemble ? we kunnen
l’élève (m/v) L’élève a 18 sur 20. Bravo ! de leerling
156 PaGEs PanoraMa / VoCaBuLaIrE-EXPrEssIons-GraMMaIrE CEnT CInQuanTE-sIX CEnT CInQuanTE-sEPT THÈME 3 / C’EsT Mon jour dE CHanCE ! 157
4 PAROLES
GRAMMAIRE
Frans voorbeeldzin Nederlands
passer un coup de fil Je passe un coup de fil à Mo. (even) bellen 2 MAGAZINE
avoir envie de J’ai envie de regarder un film. zin hebben om
avoir le temps de Tu as le temps de jouer demain ? tijd hebben om jouer spelen
je suis désolé(e) Je suis désolé(e), je n’aime pas ton dessin. het spijt me je joue ik speel
je regrette Je regrette, je ne suis pas libre. het spijt me tu joues jij speelt
possible Ce n’est pas possible ! mogelijk il / elle / on joue hij / zij / men speelt, we spelen
difficile Les maths, c’est difficile ! moeilijk nous jouons wij spelen
J’adore l’anglais, c’est facile ! makkelijk vous jouez jullie spelen, u speelt
facile
ils / elles jouent zij spelen
je veux Je veux faire mon vlog. ik wil
je peux Je peux faire la cuisine aujourd’hui. ik kan
habiter wonen
chouette Chouette ! Il ya des frites au menu ! leuk j’habite ik woon
à demain! D’accord ! À demain ! tot morgen! tu habites jij woont
à dimanche ! À dimanche ? Non, impossible ! tot zondag! il / elle / on habite hij / zij / men woont, we wonen
mercredi matin On prend le bus mercredi matin ? woensdagochtend nous habitons wij wonen
samedi soir Tu as envie de regarder un film samedi soir ? zaterdagavond vous habitez jullie wonen, u woont
ils / elles habitent zij wonen
manger Vous mangez souvent des frites ? eten
prendre rendez-vous On peut prendre rendez-vous ? een afspraak maken
téléphoner Je vais te téléphoner ! telefoneren, opbellen. 3 STUDIO
Allô ? Allô Luc, c’est Lucie, ça va ? hallo? (aan de telefoon)
d’accord D’accord. À ce soir ! oké faire doen / maken
je fais ik doe / maak
Expressions – een afspraak maken tu fais jij doet / maakt
prendre rendez vous een afspraak maken il / elle fait hij / zij doet / maakt
Allô ? – Allô, c’est Lucie ! Als je de telefoon opneemt en als je belt. on fait men doet / maakt, we doen / maken
Tu as envie de jouer aux jeux vidéo ? Heb je zin om te gamen? nous faisons wij doen / maken
Oui, mais je n’ai pas le temps. Ja, maar ik heb geen tijd. vous faites jullie doen / maken, u doet / maakt
Je regrette, c’est impossible. Het spijt me dat is onmogelijk. ils / elles font zij doen / maken
Je suis désolé(e), ça ne va pas. Het spijt me, dat gaat niet.
Dimanche à huit heures ? Zondag om acht uur?
Oui, d’ac ! À dimanche ! Ja, oké! Tot zondag. Ce n’est pas cool ! ▶ Ontkennende zinnen
Als je een zin met niet (of geen) wilt maken, gebruik je ne / n’… pas.
De persoonsvorm komt tussen ne / n’ … pas.
ne / n’ + persoonsvorm + pas
158 PaGEs PanoraMa / VoCaBuLaIrE-EXPrEssIons-GraMMaIrE CEnT CInQuanTE-HuIT CEnT CInQuanTE-nEuF THÈME 3 / C’EsT Mon jour dE CHanCE ! 159
CHECKLIST Naslag
BEN IK KLAAR VOOR DE TOETS?
□ Ik ken de woorden van leçon 2 tot en met 4.
INSTRUCTIES
□ Ik heb de woorden geleerd met de Pages panorama.
□ Ik heb geoefend met de online woordtrainer. Bij de opdrachten staat in het Frans én in het Nederlands uitgelegd wat je moet doen.
□ Ik heb geoefend met een ander online programma, namelijk: Hier vind je de meest voorkomende Franse instructies in Bravoure bij elkaar.
Frans Nederlands
□ Ik kan de grammatica van leçon 3 en 4 gebruiken in zinnen. À la page … Op bladzijde …
□ Ik heb de grammatica geleerd met de Pages panorama. Cherche l’intrus. Zoek wat er niet bij hoort.
□ Ik heb geoefend met de online grammaticatrainer. Choisis la bonne forme. Kies de juiste vorm. (bijvoorbeeld van het werkwoord)
□ Ik kan de expressions gebruiken in een gesprek of als ik iets opschrijf. Choisis le mot correct Kies het juiste woord.
□ Ik kan een tekst over iemands hobby’s begrijpen. Choisis la bonne traduction. Kies de juiste vertaling.
□ Ik kan gesprekken over het thema van dit hoofdstuk begrijpen. Combine. Combineer.
□ Ik kan het begrijpen als iemand vertelt over zijn hobby’s. Compare. Vergelijk.
□ Ik heb de Test jezelfs online gemaakt. Complète les phrases. Maak de zinnen compleet.
□ Ik heb de Finale-opdracht met een voldoende afgerond. Dessine. Teken.
□ Ik heb de volgende extra’s gedaan: Devine. Raad.
□ Ik heb enkele leeskaarten uit de Kiosque gelezen. Écoute. Luister.
□ Ik heb zelf geoefend met de Pages Flex. Écris. Schrijf.
□ Ik heb geoefend met de uitspraaktrainer. Encore une fois. Nog een keer.
□ Ik ben klaar voor de hoofdstuktoets, omdat: En français. In het Frans.
En néerlandais. In het Nederlands.
Encercle. Omcirkel.
Explique. Leg uit.
Imagine-toi … Stel je voor dat …
Lis. Lees.
Mets dans le bon ordre. Zet in de juiste volgorde.
Pose des questions. Stel vragen.
Pour discuter. Om te bespreken.
Prononce. Spreek uit.
Regarde. Kijk / Bekijk.
Relie. Verbind.
Remplis les trous. Vul in.
Répète. Herhaal.
Réponds (aux questions). Beantwoord (de vragen).
Souligne. Onderstreep.
Traduis. Vertaal.
Vrai ou faux ? Waar of niet waar?
Recherche. Zoek / Onderzoek.
Onregelmatige werkwoorden vervoeg je niet volgens een vaste regel. Je moet ze gewoon uit je hoofd leren.
Je wilt kort en snel reageren
Attends ! Wacht! avoir hebben
Bien sûr ! Natuurlijk! j’ai ik heb
Bravo ! Bravo! Goed gedaan! tu as jij hebt
C’est fini ! Het is klaar, afgelopen. il / elle / on a hij heeft / zij heeft / men heeft (wij hebben)
nous avons wij hebben
vous avez jullie hebben / u heeft
ils / elles ont zij hebben
▶ Lidwoorden
Attention 3 Als genderneutrale variant van il en elle kun je iel gebruiken, en als meervoudsvorm iels. Je
Franse lidwoorden: le, la, l’, les, un en une. spreekt het uit als i-jel.
Franse zelfstandige naamwoorden zijn mannelijk (le) of vrouwelijk (la).
Il, elle, ils en elles kunnen niet alleen naar personen verwijzen, maar ook naar dingen. Het is dus
le la l’ belangrijk om te weten of een woord mannelijk of vrouwelijk is.
le garçon de jongen la femme de vrouw l’ami de vriend
le sport de sport la baguette het stokbrood l’hôtel het hotel dingen kun je vervangen het ding is / voorbeeldzin betekenis
le talent het talent la chanson het liedje l’école de school door: de dingen zijn
le jardin il mannelijk enkelvoud Il est petit. Hij is klein.
la maison elle vrouwelijk enkelvoud Elle est jolie Het is leuk / mooi.
Attention ! Als een zelfstandig naamwoord begint met een klinker of een stomme h, dan gebruik je in
les cheveux ils mannelijk meervoud Ils sont noirs. Ze zijn zwart.
plaats van le of la het lidwoord l’.
les chambres elles vrouwelijk meervoud Elles sont grandes. Ze zijn groot.
Als een zelfstandig naamwoord in het meervoud staat, dan vervang je le, la of l’ door les. Het zelfstandig
naamwoord krijgt in het meervoud een -s:
▶ Ontkennende zinnen
les + ...s Als je een zin met niet (of geen) wilt maken, dan gebruik je ne / n’… pas.
le garçon de jongen les garçons de jongens De persoonsvorm (pv) komt tussen ne / n’ … pas.
l’enfant het kind les enfants de kinderen ne / n’ + pv + pas
la femme de vrouw les femmes de vrouwen
Je sais. Je ne sais pas. Ik weet het niet.
Attention ! De woorden le, la, l’ en les betekenen dus de of het. C’est original. Ce n’est pas original. Dat is niet origineel.
Je veux jouer au foot. Je ne veux pas jouer au foot. Ik wil niet voetballen.
Bij mannelijke zelfstandige naamwoorden gebruik je un, bij vrouwelijke zelfstandige naamwoorden une:
un une
un garçon een jongen une fille een meisje
un ami een vriend une amie een vriendin
un soir een avond une chanson een liedje
▶ Zelfstandig naamwoord
Zelfstandige naamwoorden zijn woorden voor mensen, dieren, planten, dingen, namen en begrippen: fietsers,
mama, poesje, telefoon, bultjes, Daan, Kerkstraat, wraak, dromen ...
Vaak kun je de, het of een voor een zelfstandig naamwoord zetten: de fietsers, het poesje, een telefoon.
Zelfstandige naamwoorden kun je meestal in het meervoud zetten: mama – mama’s, berichtje - berichtjes,
droom – dromen.
▶ Bijvoeglijk naamwoord
Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een zelfstandig naamwoord. Meestal staat het bijvoeglijk
naamwoord voor een zelfstandig naamwoord, maar soms staat het er ook los van:
De leuke klas, de klas is leuk.
▶ Werkwoord
Werkwoorden zijn woorden zoals bellen, regenen, springen. Ze geven een handeling, een situatie of een
gebeurtenis aan.
Een werkwoord kun je aanpassen:
– aan de persoon die iets doet: hij belt, de kinderen werken;
– aan de tijd: ik werkte, ik moest werken, het heeft gesneeuwd.
Dit noem je vervoegen.
Het hele werkwoord heet ook wel infinitief. Het eindigt op -(e)n.
Voorbeelden van voorzetsels zijn: op, achter, naast, in, gedurende, na. Voor het vinden van een voorzetsel kun je Wat een zinsdeel is, ontdek je met de zinsdeelproef:
het ezelsbruggetje de kast of de vakantie gebruiken. Als je het voor een van deze woorden kunt zetten, dan is • Onderstreep de pv.
het een voorzetsel: • Probeer steeds een woordgroep of een enkel woord voor de pv te zetten.
– op de kast, achter de kast, naast de kast • Kan dit deel voor de pv staan, dan is het een zinsdeel.
– in de vakantie, gedurende de vakantie, na de vakantie
De mentor herkent de leerlingen van de brugklas meteen.
▶ Persoonlijk voornaamwoord De leerlingen van de brugklas herkent de mentor meteen.
Meteen herkent de mentor de leerlingen van de brugklas.
Een persoonlijk voornaamwoord is een woord als ik, jou, hem, jullie en hen. Het verwijst naar een zelfstandig
naamwoord.
Het is handig om tussen de zinsdelen strepen te zetten:
Boris is onze puppy. Hij is nu veertien weken oud.
Boris heeft een nieuw hok gekregen. Het staat in de tuin.
De mentor | herkent | de leerlingen van de brugklas | meteen.
▶ Bezittelijk voornaamwoord
▶ Het werkwoordelijk gezegde
Een bezittelijk voornaamwoord geeft aan van wie iets is. Het staat altijd voor een zelfstandig naamwoord.
Eén van de zinsdelen van een zin heet het werkwoordelijk gezegde (wg). Het werkwoordelijk gezegde is de
mijn etui onze klas
persoonsvorm plus de andere werkwoorden van de zin.
jouw boek jullie foto’s
Als er maar één werkwoord is, zijn de persoonsvorm en het werkwoordelijk gezegde dus gelijk:
wg
▶ Vragend voornaamwoord
Volgende week verhuizen we.
Een vragend voornaamwoord vraagt naar personen of dingen, een tijdstip of een plaats.
Vragende voornaamwoorden zijn: waar, wat, wie, hoe, wanneer, hoeveel, welk(e), wat voor (een). In de volgende zin staan drie werkwoorden. Samen vormen ze het werkwoordelijk gezegde:
zal moeten inpakken.
▶ Persoonsvorm
▶ Onderwerp
De persoonsvorm (pv) is een vorm van het werkwoord en bestaat meestal uit één woord.
Het onderwerp (o) van de zin zegt wie of wat de handeling van de zin uitvoert. We zeggen ook wel: het is de
De pv kan in het enkelvoud of het meervoud staan:
hoofdrolspeler van de zin.
De docent komt op tijd.
o
De leerlingen komen altijd te laat.
De nieuwe leerling zegt zijn naam.
o
Je vindt de persoonsvorm door de tijd van de zin te veranderen. Het woord dat je verandert, is de persoonsvorm.
Elke ochtend begint de les Nederlands met een dictee.
De leerling komt elke dag te laat.
De leerling kwam elke dag te laat.
Onderwerp en persoonsvorm horen bij elkaar:
• Beide staan in het enkelvoud of in het meervoud.
Iedere leerling gaat daarna aan de slag.
Alle leerlingen gaan daarna aan de slag.
koken faire la cuisine pen stylo (m) vader père (m) zin hebben om avoir envie de
laten zien montrer pianoles cours (m) de piano veel beaucoup zoals comme
leeftijd âge (m) platteland campagne (v) veertien quatorze zondag dimanche (m)
leerling élève (m of v) portret portrait (m) verdienen gagner zoon fils (m)
leraar professeur (m) potlood crayon (m) verdrietig triste zus soeur (v)
lerares professeur (v) prachtig, mooi (van dingen) superbe verjaardag anniversaire (m) zwart noir
Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere
in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet 1912) dient men zich tot de uitgever te wenden.
wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enige andere manier, © Malmberg, ’s-Hertogenbosch
zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Voor zover het maken van Ondanks vele inspanningen is het de uitgever misschien niet gelukt alle rechthebbenden
kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16b Auteurswet 1912 j° het te achterhalen. Wie denkt rechthebbende te zijn, kan zich wenden tot de uitgever.
Besluit van 20 juni 1974, St.b. 351, zoals gewijzigd bij het Besluit van 23 augustus 1985,
St.b. 471, en artikel 17 Auteurswet 1912, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde
vergoedingen te voldoen aan de Stichting Reprorecht (Postbus 3051, 2130 KB Hoofddorp).