Professional Documents
Culture Documents
De Hindoestanen
De Hindoestanen
Vak: Geschiedenis
Leerkracht: M.Plet
Klas: 4B
Datum: 8-7-2022
Groepsleden:
Rania Dayala
Kadisha Diko
Xamiër Ghafoerkhan
Qymora Graanoogst
Geselle van Glaanenweygel
Leon Zichem
Voorwoord
Voor u ligt het verslag over de hindoestanen. Dit verslag is geschreven in het kader van het vak
Geschiedenis, in opdracht van onze leerkracht M. Plet. Onze verwachtingen hiervoor waren:
beter geïnformeerd te zijn over de hindoestanen.Wij willen als eerst onze juf bedanken voor deze
leerrijke opdracht, onze familie en het internet voor de hulpvaardige informatie en als laatst onze
groepsleden voor de bijdrage die zij hebben geleverd. Na onderzoek hebben wij dit verslag in
elkaar gezet.
1
Inhoudsopgave
Voorwoord 1
Inhoudsopgave 2
Immigratie , cultuur en godsdienst 3
Reden voor immigratie
De werving 4
De contract periode 6
Contractarbeiders worden kleinlandbouwers 8
De inburgering in suriname 9
Interview 11
2
Immigratie , cultuur en godsdienst
Immigratie
Immigratie is het vestigen in een ander land of gebied.
Een immigrant wenst zich voor langere tijd in het land te vestigen.
De immigranten over wie wij het zullen hebben zijn de Hindostanen afkomstig uit Brits-Indië..
Contractarbeiders die na hun contractperiode in Suriname wilden blijven konden een nieuw
contract sluiten.
Cultuur
Er was eerst sprake van een kastenstelsel. Een kaste was een gesloten beroepsgroep met eigen
religieuze en sociale gebruiken en een sociale status. In Suriname konden de kasten geen
gesloten groepen blijven, omdat er maar een klein aantal leden waren en moesten zij specifieke
gedragsregels van de eigen kaste laten vallen of aanpassen.
De talen die worden gesproken zijn Urdu (Moslims) en Hindi (Hindoes).
In Suriname wordt er tegenwoordig Sarnami gesproken, Dat is een eigen gegroeide spreektaal uit
verschillende streektalen.
Godsdienst
Hindoestanen → Godsdienst bij de hindoestanen in is de Hindoeisme. Heilig boek bij de
Hindoestanen wordt Bhagavad-Gita genoemd en de kerkdiensten die gedaan worden
worden wordt katha’s genoemd. Hun gebedshuis wordt tempel of mandir genoemd. Er zijn
twee stromingen binnen de Hindoeïsme nl. Sanatan Dharm en Arya Samaj. Nieuwjaarsfeest
van de Hindoestanen is Holi Phagwa, een kleurfeest. Nog een bekende feestdag is Diwali,
waarbij de overwinning van het goede op kwade wordt gevierd.
Moslims → Godsdienst bij de Moslims is de Islam. Heilig boek bij de Moslims wordt Koran
genoemd. Er zijn twee stromingen binnen de Islam nl. Soennieten en sjiieten. De grootste
Moslim-feest is Id-Ul-Fitr op de eerste dag na Ramadan (vaste maand). De kern van de
Islam zijn de 5 zuilen/hoofdplichten nl.:
- De shahadat: geloofsbelijdenis uitspreken.
- De salat: dagelijks 5 keer midden met het gezicht naar Mekka gericht.
- De saum: vasten gedurende maand Ramadan.
- De zakaat: een deel van het inkomen afstaan aan de armen.
- De hadj: indien mogelijk, minstens een keer een bedevaart naar Mekka maken.
3
Reden voor immigratie
Armoede in eigen land.
Sociaal benarde situaties: onmin met de familie, het verbod buiten de eigen kaste te trouwen,
schaamte bij ongehuwde zwangerschap, de onderworpen positie van ongetrouwde vrouwen en
weduwen.
De werving
De Vrouwen leverden de hoogste premies op, want vrouwen waren veel minder geneigd om te
emigreren en in het Tractaat was bepaald dat het aantal vrouwen bijna de helft van het aantal
mannen moest zijn.
Het werkterrein van subagenten en wervers was overigens niet in de eerste plaats Calcutta en
omgeving, maar voornamelijk de United Provinces (Uttar Pradesh) en West-Bihar, in de Ganges
Vlakte. Subdepots bevonden zich o.a in de steden Benares,Allahabad, Basti, Gorakhpur,
Faizabad, Patna en Muzaffarpur.
4
Het voornaamste motief om te emigreren was om de armoede in hun eigen land te ontvluchten!'
Maar allerlei andere omstandigheden speelden een rol, ze zochten voor meer vrijheid dat dat wat
ze in hadden, het verbod buiten de eigen kasten te trouwen, schaamte bij ongehuwde
zwangerschap, de onderworpen positie van ongetrouwde vrouwen en weduwen. Ongeveer de
helft van de vrouwen die naar Suriname emigreerden, was ongetrouwd.
De gang van zaken bij de werving was in het Tractaat geregeld. Toezicht op naleving van de
voorschriften werd in Calcutta uitgeoefend door een Britse ambtenaar, de protector of emigrants
en in Suriname door de Britse consul die als protector of immigrants diende. Ook moest de
protector of emigrants checken als de arbeiders de verbintenis vrijwillig aangingen en op de
hoogte waren van de bepalingen van het contract.De werkelijkheid was minder mooi dan de
bepalingen die het Tractaat aangaven, dit was so omdat 1 de wervers werden betaald per arbeider
en wilden uiteraard zoveel mogelijk geld maken hierdoor was 'voorlichting' over de toekomst in
Suriname veel te rooskleurig 2 meeste arbeiders waren analfabeet dus het was te betwijfelen of
de aangeworven arbeiders de inhoud van hun contract goed kenden. De arbeiders sloten
overigens niet een contract met een bepaalde plantage, maar met het Surinaamse gouvernement.
Een beruchte bepaling in het contract was dat contractbreuk als misdrijf strafbaar werd gesteld.
Na een verblijf in het subdepot werden de aspirant-emigranten per trein naar het hoofddepot aan
de kade in Calcutta vervoerd. De wachttijd in het hoofddepot variërend van één dag tot een half
jaar. In dit depot werden de contractarbeiders medisch gekeurd.
In 1916 kwam een einde aan de emigratie, in mei 1916, kwam het laatste emigrantenschip uit
Brits-Indië, het stoomschip Dewa, bij Paramaribo aan. Naar Suriname werden van 1873 tot 1916
in total 64 zeereizen gemaakt. Ruim 34 000 contractarbeiders werden daarbij vervoerd.
Bij alle reizen ging het om schepen van Britse rederijen, tot 1907 voornamelijk zeilschepen,
daarna uitsluitend stoomschepen. De zeilschepen deden er ongeveer drie maanden over, de
stoomschepen de helft van die tijd.
Hoewel in het Tractaat de reis naar Suriname verre van comfortabel. De temperatuur in de
benauwde ruimten tussen de dekken liep vaak hoog op. Soms braken onder de opeengepakte
mensen besmettelijke ziekten uit. Slechts drie schepen brachten alle opvarenden levend
naar Suriname. Toch was op alle schepen een arts aanwezig en was er op het bovendek een
ruimte als hospitaal ingericht. In 1916 vaardigde de Brits-Indische regering een algemeen verbod
uit op het werven van contractarbeiders. Surinaamse Hindostanen stuurden in 1920 een delegatie
naar Brits-Indië om opheffing van het verbod te bepleiten. De delegatie leden, onder wie de
hoofdtolk Sital Persad en de koopman Lutchmon Singh, slaagden er wel in een onderhoud te
hebben met Gandhi, maar bereikten verder niets.
5
De contract periode
Op 5 juni 1873 kwam de Lalla Rookh aan de anker van fort nieuw-Amsterdam. De eerste schip
met Brits-Indische immigranten.
De immigranten gingen te werk op verschillende plantages. Die waren de Resolutie, Alliance,
Hooijland, Zoelen en Alkmaar. De agent-generaal was belast met de leiding van het immigratie
departement.
Bij fort nieuw Amsterdam kwam de arts aan boord om te controleren of er besmettelijke ziekten
waren. Zo ja gingen ze in quarantaine. Als de immigranten niet ziek waren gingen ze naar
Paramaribo. Daar checkte de arts weer hun gezondheidstoestand. De zieken werden gebracht
naar het ziekenhuis en de rest naar een depot.
Wie een belangrijke rol speelt bij de communicatie tussen de immigranten en de koloniale
overheid waren de tolken.
Zij waren de immigranten die Engels konden spreken.
In het depot werd men geregistreerd en vervolgens verhuurd aan de plantages die naar
arbeidskrachten hadden gevraagd.
Gezinnen bleven bij elkaar.
In 1879 werd de medische zorg verbeterd. De planters moesten hiervoor wel belasting betalen. In
1891 maakte de protector of immigrants te Calcutta een inspectie reis naar Suriname. Hij was
zeer te vrede met medische zorg.
Rechtspositie van de poenale sanctie , was het zwakste punt van de arbeiders.
Poenale sanctie: overtredingen van de bepalingen van het contract.
6
Die leiden tot geldboete of gevangenisstraf.
Na de klacht van de Britse consul werden de strafmaten en welke overtredingen verboden waren
duidelijker omschreven.
Voor werkweigering was maximaal zes weken gevangenisstraf en ƒ 25 boete. Voor desertie twee
maanden en ƒ 50.
De werkgevers konden de politie ook hierbij betrekken voor misdrijven.
De contractarbeiders sloten een contract met het gouvernement. Dat contract had een looptijd
van vijf jaren. Ze waren verplicht te werken voor 313 dagen per jaar.
Zes dagen per week, zeven uur per dag voor veldwerk en 10 uur per dag voor werk in de
suikerfabriek.
De lonen :
Een man kreeg cent 60, een vrouw en jongens beneden 16 jaar kregen
cent 40.
Behalve dagwerk was er ook takelwerk. Takelwerk was werk die maar voor een dag duurde.
Vele mensen vonden dat de contractarbeiders te laag verdiende. Het was zeker zwaarder voor de
mensen met gezinnen om hiervan te leven.
Ondanks de lage lonen sparden immigranten toch wel. Door zuinig leven en hard te werken.
De werkgever was verplichte zorgen voor huisvesting en medische zorg. Eerst bleven arbeiders
in de tot slaaf gemaakte woningen en daarna werden speciale contract arbeiders woningen
gemaakt.
Maar die waren nog steeds niet van het /de beste kwaliteit. De medische zorg was alleen gratis
als de ziekte of het ongeval niet aan eigen wangedrag te wijten was.
Het was niet gratis voor de ongehuwden.
Bovendien een bepaalde opzichter als iemand ziek was of niet.
Conflicten met directeuren en opzichters van plantages kwamen heel vaak voor.
Door de cultuur-en de taalbarrière heerste een wederzijdse onbegrip waardoor de conflicten
sneller escaleerden.
In 1874 kwamen immigranten in opstand.
Ze stichten brand in brand en zelfs moord deed zich voor.
En zo gingen jaren lang de opstanden door.
7
In 1804 op zoelen en zorg en hoop werden opstanden geleid door Mathura en Ramjanee. Hier
kwamen militairen in actie en vielen doden.
In 1902 was een loon conflict. Deze staking werd geleid door Raygroo. Dit leidde tot een
bloedbad te Mariënburg.
De overheid had hierdoor in 1893 een cursus voor de ambtenaren om Hindoestaans te leren.
Maar dat ging een jaar later al niet door.
Arbeiders die na hun contractperiode in Suriname wilde blijven konden een nieuw contract
sluiten voor een of meer jaar. Ze kregen dan nog eens een premie van 20 gulden per
gecontracteerd jaar. Ook konden ex-contractanten als vrije arbeiders of als zelfstandige boeren in
Suriname blijven. Het Surinaamse gouvernement wilde zoveel mogelijk arbeiders na afloop van
hun contract in Suriname houden, omdat de overheid vindt dat de kolonie allen tot bloei zou
komen als er naast de grote landbouw, de plantages, ook kleine landbouw zou ontstaan.
Om de vestiging van zelfstandige klein landbouw te stimuleren was in 1863 bepaald dat na de
staatstoezicht een stuk domeingrond kosteloos in eigendom konden krijgen. Deze bepaling werd
van toepassing verklaard op contractarbeiders, maar voor hen viel wel weg het recht op een
gratis terugkeer. de toegewezen domeingrond was dicht bij de plantages . De bedoeling hiervan
was dat de plantages beschikking zouden krijgen van de reserve arbeidskrachten die in de drukke
tijden op de plantages zouden kunnen werken. Toen de eerste brits-indiërs in 1878 het recht op
terugkeer kregen, leek het dat dit systeem goed zou functioneren, maar in de jaren daarna was het
aantal repatrianten veel hoger. Door mislukkingen bepaalde het gouvernement in 1895 dat het
recht op terugreis zou kunnen blijven al had je domeingrond in eigendom. Alleen het accepteren
van premie van 100 gulden maakte een einde van deze recht.
Een andere maatregel om de arbeiders in Suriname te houden was het stichten van
gouvernements vestigingsplaatsen. Dat waren door de overheid opgekochte, meestal vervallen
8
plantages, die nu in percelen van twee of drie hectare werden verkocht en verpacht voor tien
gulden per hectare aan ex-contractarbeiders uit Brits-Indië.
Het betrof o.a. de plantages Alkmaar, La Rencontre, Paradise, Laarwijk, Nieuw-Waldeck.
Gouvernements Vestigingsplaatsen waren overigens ook geen nieuw verschijnsel: de eerste
waren al meer dan twintig jaar tevoren opgericht ten behoeve van vrijgelaten slaven. De meeste
Hindoestanen waren echter niet erg geïnteresseerd in de vestigingsplaatsen omdat de grond
alleen gepacht kon worden. Zij wilden zo gauw mogelijk zelf grond in eigendom krijgen en
kochten daarom domeingrond of kleine stukjes van plantages. Veel planters hadden liever vrije
arbeiders dan contractarbeiders, omdat de vrije arbeiders naar behoefte aangenomen of ontslagen
konden worden, maar contractarbeiders het hele jaar door betaald moesten worden, ook al was er
nauwelijks werk voor hen.
De planters verkochten daarom graag aan hun voormalige contractarbeiders en klein stukje grond
op voorwaarde dat zij, indien nodig, tijdelijk op de plantage zouden werken.
Door de maatregelen van 1895 steeg het aantal Hindostanen die zich als zelfstandige
kleinlandbouwer vestige snel:. Behalve voor eigen gebruik produceren de kleine boeren ook voor
de verkoop. De belangrijkste handelsgewassen die bestemd waren voor de export zijn cacao en
katoen. Later introduceerden de Hindostaanse boeren een succesvolle nieuwe teelt: rijstbouw.
Door de vestiging van de Hindoestanen werd de kleine landbouw in Suriname steeds
belangrijker. Omstreeks 1900 namen de plantages nog het leeuwendeel van de agrarische
productie voor hun rekening agrarische.. In 1921, vijf jaar na aankomst van het laatste
emigrantenschip uit Brits-Indië, woonden er 30.000 Hindostanen in Suriname. Daarmee
vormden zij na de Creolen de grootste bevolkingsgroep.
De inburgering in suriname
9
voelden de Hindostanen zich vreemdelingen in een vreemd land. Hun sociale status was laag.
Niet alleen de blanken, maar ook de Creolen keken op de 'koelies' neer. Stimulerend voor het
zelfgevoel van de Hindostanen was de Surinaamsche Immigranten Vereniging (SIV), opgericht
in 1910 op initiatief van agent-generaal Van Drimmelen. Leidende figuren in de SIV waren de
tolken Sital Persad en Karamat Ali, en de zakenman Lutchman Singh. Teken van groeiend
Hindoestaans
zelfbewustzijn was dat de SIV in 1922 en nieuwe, Hindoestaanse naam koos waaruit het begrip
immigrant' was verdwenen: Bharat Or Day (Opkomend Hindostan). Zeer belangrijk voor de
inburgering in Suriname was uiteraard de wet van 1927 waarbij alle in Suriname gehore
Hindostanen Nederlands onderdaan werden met alle rechten en plichten van dien. Daarmee
kregen de Hindostanen overigens nauwelijks politieke invloed, want het kiesrecht hield het
aantal Hindostaanse kiesgerechtigden uiterst beperkt. Tot 1948 gold er in Suriname een
capaciteits- en censuskiesrecht. Kiesgerechtigd waren degenen die minstens ULO-onderwijs
genoten hadden of een belastbaar inkomen hadden van minimaal acht honderd gulden per jaar.
10
Interview
Op 29 juni 2022 wordt er in het stadhuis van de gemeente Amsterdam een lezing gehouden door
de heer Rajinder Bhagwanbali, een schrijver / wetenschapper die wetenschappelijk onderzoek
heeft gedaan naar het lot van de contractarbeiders.
De lezing is georganiseerd door de heer drs. Eduard Mangal een raadslid van de gemeente
Amsterdam en tevens een oom van Rania Dayala. Wij hebben dan ook getracht de schrijver /
wetenschapper te interviewen voor deze opdracht, maar helaas is dat niet op tijd gelukt.
Omdat de vader van Rania ook diverse boeken heeft gelezen over de geschiedenis van Suriname
in het algemeen, maar ook in het bijzonder over de periode van de contractarbeiders hebben wij
hem een aantal vragen voorgehouden. Hierna volgt een kort verslag van hetgeen hij ons heeft
verteld.
Introductie:
Na de afschaffing van de slavernij en bij het einde van het Staatstoezicht zaten de plantage
eigenaren met hun handen in het haar. Zij wisten niet hoe zij aan goedkope arbeidskrachten
konden komen. Omdat de Engelsen en ook de Fransen er wel in slaagden om goedkope
arbeidskrachten te vinden door middel van contractarbeid, wilden de Nederlanders hiervan ook
profiteren. Dit heeft ertoe geleid dat de nederlandse koning een verdrag heeft gesloten met
Engeland. Dit verdrag maakte het voor nederlander mogelijk om contractarbeiders te halen uit
India, toen een kolonie van Engeland. Dit verdrag werd het “Koelie Tractaat” genoemd.
In feite vormt dit verdrag de basis voor de Hindoestaanse immigratie naar Suriname.
11
Aankomst in Suriname:
Na een lange reis over de Indische Oceaan en langs Afrika werden de de immigranten
uiteindelijk verscheept naar Paramaribo. De meeste contractarbeiders werden opgevangen in het
immigratiedepot, beter bekend als het koeliedepot. Dit depot was gevestigd op de plek waar nu
de standbeelden van Baba en Mai staan. Vervolgens werden ze verdeeld over de verschillende
plantages. Het meest zware werk moest geleverd worden op de suikerplantages.
De contractarbeiders werden opgehaald en tewerkgesteld op de plantages van de eigenaren die
een “bestelling” hadden gedaan voor contractarbeiders. De huisvesting en de medische zorg
waren gratis, want dat had de Britse overheid bedongen voor hun onderdanen. De meeste
contractarbeiders werden ondergebracht in zogenaamde “koelielines”, dit waren vaak niet meer
dan een beetje opgeknapte oude slavenhutjes.
De overgrootopa van Rania is geboren op de plantage Alliance.
12
Hindoestaanse immigratie vandaag de dag:
Veel contractanten zijn in Suriname gebleven en hebben Suriname tot hun land gemaakt. De
contractanten waren eigenlijk Britse staatsburgers, maar hun kinderen en kleinkinderen waren
natuurlijk gewoon Nederlanders en later Surinamers.
Veel over de Hindoestaanse immigratie is nog terug te vinden in de zogenaamde Hindoestaanse
databank. Dit is een database waar alle informatie terug te vinden is over de contractanten die
naar Suriname zijn gekomen. De overheid hield namelijk precies bij waar zij vandaan kwamen,
hoe groot ze waren, wat hun religie was en nog veel meer. Als iemand iets wilt vinden over zijn
of haar eigen overovergrootouders dan kunnen zij dit waarschijnlijk hier vinden door te zoeken
op naam.
Tot zover het verslag.
13