You are on page 1of 39

91 5

Infectieziektebestrijding
Jan Hendrik Richardus en Aura Timen

5.1 Inleiding – 93
5.2 Transmissie van micro-organismen – 95
5.2.1 Transmissiecyclus – 95
5.2.2 Epidemiologische begrippen – 95
5.2.3 Overdracht – 96
5.2.4 Basaal reproductiegetal R0 – 96

5.3 Primaire preventie – 96


5.3.1 Hygiëne – 96
5.3.2 Immunisatie en vaccinatie – 98
5.3.3 Gezondheidsbevordering – 101

5.4 Secundaire preventie – 101


5.4.1 Preparedness – 101
5.4.2 Surveillance – 102
5.4.3 Screening – 102
5.4.4 Bron- en contactopsporing – 102
5.4.5 Bestrijding in lage- en middeninkomenslanden – 103

5.5 Antimicrobiële resistentie (ABR) – 103


5.5.1 Ontstaan ABR – 103
5.5.2 Wereldwijde bedreigingen – 104
5.5.3 Maatregelen en richtlijnen – 104

5.6 Wet publieke gezondheid – 104


Literatuur – 105

© Bohn Stafleu van Loghum is een imprint van Springer Media B.V., onderdeel van Springer Nature 2021
K. Stronks en A. Burdorf (Red.), Leerboek volksgezondheid en gezondheidszorg,
https://doi.org/10.1007/978-90-368-2624-2_5
92 J. H. Richardus en A. Timen

Kernbegrippen
5 Infectieziekten worden veroorzaakt door virussen, bacteriën, parasieten, schimmels
en prionen. Door overdracht hiervan, aangeduid als transmissie, onderscheiden
infectieziekten zich van alle andere, niet-overdraagbare aandoeningen.
5 Primaire preventie richt zich voornamelijk op het voorkómen van overdracht vanuit een
bron naar een gastheer of op het voorkómen dat potentiële gastheren vatbaar zijn voor
pathogenen.
5 Secundaire preventie van infectieziekten omvat bestrijding van uitbraken en verdere
verspreiding van infectieziekten in de bevolking.

5
Theorieën en methoden
5 Het basaal reproductiegetal R0 bepaalt of, en hoe snel, een micro-organisme (en de
daardoor veroorzaakte ziekte) zich kan verspreiden in een bevolking.
5 Als voldoende personen in een bevolking immuun zijn voor een bepaald
micro-organisme, door ofwel een natuurlijke infectie of door vaccinatie, worden de
resterende niet-immune personen in die bevolking daardoor beschermd, omdat het
micro-organisme zich niet kan verspreiden (R0 < 1). Dit heet groepsimmuniteit.
5 Hygiëne, immunisatie & vaccinatie, en gezondheidsbevordering zijn de belangrijkste
vormen van primaire preventie bij infectiezieken.
5 Belangrijke methoden in secundaire preventie van infectieziekten zijn preparedness,
surveillance, screening, en bron- en contactopsporing.

Feiten
5 Infectieziekten zijn nog steeds een belangrijke oorzaak van sterfte in de wereld. De
bestrijding van infectieziekten in lage- en middeninkomenslanden is belangrijk, ook voor
de bescherming van Nederland tegen infectieziekten.
5 Hygiënemaatregelen, zoals waterzuivering en riolering, hebben de grootste bijdrage
geleverd aan het terugdringen van ziektelast door infectieziekten in de bevolking.
5 Vaccinatie is een van de meest succesvolle preventieve maatregelen ooit, maar weerstand
ertegen neemt toe.
5 Antimicrobiële resistentie is een toenemend probleem wereldwijd en is een ernstige
bedreiging voor de volksgezondheid.
5 De Wet publieke gezondheid geeft het wettelijke kader voor de bestrijding van
infectieziekten in Nederland.
Infectieziektebestrijding
93 5
5.1 Inleiding
Daarmee begon de containmentfase, om
verdere verspreiding van het virus zo veel
Casus 5.1 mogelijk in te dammen.
De verspreiding van het virus in Nederland
Op 31 december 2019 meldde China ging echter zo snel dat overgegaan werd
aan de Wereld Gezondheidsorganisatie op de zogenoemde mitigatiefase. Daarbij
(WHO) een cluster van pneumonie met wordt de opmars van het virus zo veel
onbekende oorzaak in Wuhan. Na een mogelijk vertraagd, om te voorkomen
week werd bekend dat het om een dat zich een scherpe piek ontwikkelt in
nieuw coronavirus ging, aangeduid als het aantal besmettingen en patiënten
SARS-CoV-2. De ziekte werd COVID-19 (aangeduid als flattening the curve).
genoemd. Scholen en kinderdagverblijven werden
Aanvankelijk leken alle patiënten te gesloten, en ook de horeca, sauna’s en
lijden aan een onbegrepen pneumonie sportgelegenheden, en er mocht geen
waarvoor opname in een ziekenhuis nodig bezoek meer zijn in verpleeghuizen
was. De gevallen werden in verband en kleinschalige woonvoorzieningen
gebracht met een handel in levende voor ouderen. Mensen moesten zo veel
dieren (wet market) in Wuhan en er werd mogelijk thuis werken, behalve mensen
daarom gezocht naar een dierlijke bron in vitale beroepen. De piek van de
voor de humane infectie. Snel werd epidemie was eind maart, met ruim
duidelijk dat de infectie ook overgedragen zeshonderd ziekenhuisopnamen per dag
wordt van mens op mens. Eind januari ten gevolge van COVID-19.
werden er importgevallen gerapporteerd Door middel van mathematische
in Zuid-Korea, Japan, Thailand, Singapore simulatiemodellen berekende het RIVM
en Italië. Op 21 februari berichtte Italië hoe de epidemie zich over Nederland zou
over een snel groeiend aantal patiënten uitbreiden zonder mitigatiemaatregelen
in Noord-Italië in gebieden met veel en wat het mogelijke effect zou zijn
wintersporters. van de verschillende maatregelen. De
Reeds op 28 januari 2020 werd de ziekte belangrijkste uitkomstmaat was het
in Nederland meldingsplichtig in de aantal ic-bedden als beperkende factor
categorie A onder de Wet publieke in de zorg. De piek in ic-opnamen werd
gezondheid (Wpg). Dit betekent dat bereikt in de eerste week van april en nam
bij vermoeden van de infectie deze onder de genomen maatregelen weer
onmiddellijk aan de Gemeentelijke af. Een andere maat voor de ernst van
Gezondheidsdienst (GGD) moet worden de epidemie was het reproductiegetal
gemeld. In Nederland werd op 27 februari R0. In februari en maart was de waarde
de eerste patiënt bevestigd (besmet in van R0 omstreeks 2, een indicator dat de
Italië) en op 5 maart het eerste overlijden epidemie zich uitbreidde. Na de genomen
aan COVID-19. Waarschijnlijk speelden maatregelen zakte de R0 onder de waarde
de veelvuldige contacten tijdens het 1, een indicator dat de epidemie afnam.
carnaval in de zuidelijke provincies een Op 6 mei werd begonnen met het
aanjagende rol in de verdere verspreiding versoepelen van de maatregelen,
van de infecties. In Noord-Brabant, met de waaronder het weer openen van
eerste uitbraken, kwamen er adviezen om basisscholen. Dit is de aanpassing of
thuis te werken en afstand te bewaren. adaptatiefase, met als doel de transmissie
Grote evenementen werden afgelast. van het virus maximaal onder controle
94 J. H. Richardus en A. Timen

Desondanks blijven infectieziekten een


te houden, de zorg toegankelijk te belangrijke bedreiging voor de volksgezond-
houden, en de kwetsbaren te beschermen. heid. In de eenentwintigste eeuw zijn allerlei
In juni en juli volgde verdere opheffing ‘oude’ ziekteverwekkers, zoals die van de pest,
van maatregelen, maar bleven algemene in delen van de wereld nog steeds aanwezig en
richtlijnen van kracht, zoals anderhalve vormen ‘oude’ ziekten zoals tuberculose (tbc)
meter afstand bewaren, handhygiëne en en malaria nog steeds een grote uitdaging.
een verplichting tot het dragen van een Daarnaast zijn nieuwe ziekten opgekomen,
mondkapje in het openbaar vervoer. Er aangeduid als emerging infectious diseases,
kwam testcapaciteit beschikbaar voor zoals hiv/aids, ebola, zika, dengue, SARS en
Middle East Respiratory Syndrome (MERS)
5 iedere burger met klachten die wijzen op
en het nieuwe coronavirus SARS-CoV-2. Ook
een mogelijke SARS-CoV-2-virusinfectie.
De SARS-CoV-2-virusuitbraak was een vormt griep een blijvende bedreiging, doordat
pandemie van ongekende omvang in de het influenzavirus zich voortdurend aanpast
hedendaagse geschiedenis. De gehele en bij tijd en wijle een pandemie veroor-
wereld werd zwaar getroffen in de eerste zaakt. Ten slotte hangt antimicrobiële resis-
golf. Het laat niet alleen diepe sporen na bij tentie (AMR) als een zwaard van Damocles
de mensen die door de ziekte zijn getroffen boven ons hoofd. Het betreft vooral bacteriële
en overleden. Ook economisch was de klap infecties, vaak in het ziekenhuis opgelopen
immens, wat nog steeds gevoeld wordt. (nosocomiaal), zoals methicillineresistente
Nederland en de wereld zullen niet meer Staphylococcus aureus (MRSA) en multiresis-
hetzelfde worden als vóór 2020. tente Mycobacterium tuberculosis.
Een groot deel van de nieuw opkomende
ziekten zijn zoönosen. De ziekteverwekkers
Infectieziekten worden veroorzaakt door worden vanuit een dierlijk reservoir overge-
virussen, bacteriën, parasieten, schimmels en dragen op de mens. Micro-organismen maken
prionen. Door overdracht, ofwel transmis- geen onderscheid tussen de humane en vete-
sie, onderscheiden infectieziekten zich van rinaire geneeskunde en samenwerking tussen
alle andere, niet-overdraagbare aandoenin- beide disciplines is essentieel; het zogenoemde
gen. Infectieziekten zijn in de hele wereld One Health-principe.
tot halverwege de 20e eeuw een belangrijke Infectieziektebestrijding omvat alle acti-
doodsoorzaak geweest. Sinds 1950 is de sterfte viteiten die tot doel hebben om infectieziek-
eraan wereldwijd sterk afgenomen. In hoge- ten te voorkomen, vroegtijdig te signaleren
inkomenslanden heeft deze ontwikkeling zich en in te dammen. Hiervoor bestaan nationaal
eerder en sneller voltrokken dan in lage- en en internationaal allerlei wettelijke kaders
middeninkomenslanden (zie 7 H. 2). en richtlijnen. Infectieziektebestrijding vindt
veelal programmatisch plaats op popula-
Kernbegrip tieniveau als onderdeel van de openbare
gezondheidszorg (zie 7 H. 3). Maar ook in de
Infectieziekten
curatieve gezondheidszorg heeft de bestrijding
5 worden veroorzaakt door virussen,
van infectieziekten een hoge prioriteit.
bacteriën, parasieten, schimmels en
In dit hoofdstuk bespreken wij de ver-
prionen;
schillende onderdelen van de infectieziek-
5 en door overdracht hiervan,
tebestrijding. 7 Paragraaf 5.2 behandelt de
aangeduid als transmissie,
transmissiecyclus. Maatregelen op het terrein
onderscheiden infectieziekten zich
van primaire en secundaire preventie komen
van alle andere, niet-overdraagbare
aan de orde in respectievelijk 7 par. 5.3 en 5.4.
aandoeningen.
7 Paragraaf 5.5 behandelt het probleem van
Infectieziektebestrijding
95 5
primaire preventie secundaire preventie
sanitatie en vectorbestrijding hygiëne en vaccinatie postexpositie-
voorlichting profylaxe

reservoir:
– mens bron besmetting infectie ziekte
– dier
– milieu

surveillance
contact
screening
bron- en
contactonderzoek
isolatie
extern milieu intern milieu

. Figuur 5.1 Schematische weergave van de transmissiecyclus bij infectieziekten en aangrijpingspunten voor
primaire en secundaire preventie. (Bron: Richardus, Rotterdam, 2020)

antimicrobiële resistentie. Het hoofdstuk sluit vanuit een bron naar een gastheer. Secundaire
af (7 par. 5.6) met een korte schets van het preventie richt zich vooral op het voorkomen
wettelijk kader voor infectieziektebestrijding dat besmette gastheren zelf ziek worden en/of
in Nederland. het pathogeen verder verspreiden.

Feit
Infectieziekten zijn nog steeds een 5.2.2 Epidemiologische begrippen
belangrijke oorzaak van sterfte in de
wereld. De bestrijding van infectieziekten De ziekteverwekker kan zich in een mens, dier
in lage- en middeninkomenslanden is of in de omgeving bevinden (externe milieu)
belangrijk, ook voor de bescherming van en de bron vormen waarmee een mens of
Nederland tegen infectieziekten. dier in contact komt (blootstelling of expo-
sitie genoemd). Zodoende kan een besmet-
ting optreden waarbij de ziekteverwekker de
gelegenheid krijgt zich te vermenigvuldigen
5.2 Transmissie van in het lichaam (interne milieu). Of een infec-
micro-organismen tie wel of niet tot ziekte leidt, hangt af van de
aard van het pathogeen en van de immunolo-
5.2.1 Transmissiecyclus gische reactie van de gastheer. De mate waarin
een infectie met ziektebeelden optreedt, wordt
Om te kunnen overleven, moet een patho- de attack rate genoemd. Deze is per ziekte
geen (ziekteverwekker) vanuit een bron verschillend. Expositie aan het rabiësvirus bij-
(externe milieu) een vatbare persoon of dier voorbeeld (hondsdolheid), leidt heel vaak tot
binnenkomen (interne milieu) en zich ver- ziekte en bij ziekte vrijwel altijd tot de dood.
menigvuldigen in deze nieuwe gastheer. De Bij andere infectieziekten, bijvoorbeeld polio,
overdracht van een ziekteverwekker van een leidt ‘slechts’ één van de tweehonderd infecties
bron of huidige gastheer naar een volgende tot irreversibele verlammingsverschijnselen.
gastheer wordt de transmissiecyclus genoemd Bij polio leidt daarvan zonder behandeling
(. fig. 5.1). Primaire preventie richt zich voor- ongeveer 5–10 % tot de dood. De duur tussen
namelijk op het voorkómen van overdracht de besmetting en de eerste ziekteverschijnselen
96 J. H. Richardus en A. Timen

wordt de incubatietijd genoemd. Zowel per- te bestrijden. . Figuur 5.2 laat ter illustratie de
sonen met een subklinische als een klinische ontwikkeling van de R0 zien voor de SARS-
infectie kunnen de ziekteverwekker uitschei- CoV-2-virusuitbraak in 2020.
den en anderen besmetten.
Theorieën en methoden
R0
5.2.3 Overdracht Het basaal reproductiegetal R0 bepaalt of,
en hoe snel, een micro-organisme (en de
Een ziekteverwekker kan op verschillende daardoor veroorzaakte ziekte) zich kan
manieren het lichaam binnenkomen (porte verspreiden in een bevolking.
d’entrée) en verlaten (porte d’exit): via luchtwe-
5 gen, maag-darmkanaal, mucosa, conjunctiva,
wonden enz. De transmissiecyclus kan direct
van een huidige naar toekomstige gastheer 5.3 Primaire preventie
zijn, of indirect, via intermediaire gastheren of
vectoren. Voorbeelden van directe transmis- Primaire preventie in de infectieziektebestrij-
sie zijn aanraking, zoenen, geslachtsgemeen- ding betekent het voorkómen van overdracht
schap, ander contact (geboorte, medische vanuit een bron naar een gastheer, of voorkó-
ingrepen, borstvoeding enz.), druppelinfectie men dat potentiële gastheren vatbaar zijn voor
(hoesten en niezen), bloedtransfusie en via pathogenen. De belangrijkste vormen van pri-
de placenta. Indirect contact verloopt op ver- maire preventie zijn hygiëne, immunisatie &
schillende manieren: (1) vehicle-borne (bijv. vaccinatie en gezondheidsbevordering.
besmet voedsel, water, handdoeken, gereed-
schap); (2) vector-borne (insecten, dieren); (3) Kernbegrip
air-borne lange afstand door de lucht (bijv.
Primaire preventie
stof); (4) parenteraal (bijv. besmette injectie-
Primaire preventie richt zich voornamelijk
naalden).
op het voorkómen van overdracht vanuit
een bron naar een gastheer of op het
voorkómen dat potentiële gastheren
5.2.4 Basaal reproductiegetal R0 vatbaar zijn voor pathogenen.

Het vermogen van een infectieziekte zich van


persoon tot persoon te verspreiden wordt Theorieën en methoden
uitgedrukt als het basaal reproductiegetal R0.
Bepalende factoren hiervoor zijn: de waar- Primaire preventie
schijnlijkheid van transmissie tussen een geïn- Hygiëne, immunisatie & vaccinatie,
fecteerde en vatbare persoon; de frequentie en gezondheidsbevordering zijn de
van contacten in de populatie; de duur dat belangrijkste vormen van primaire
een geïnfecteerd persoon besmettelijk blijft; preventie bij infectiezieken.
en de proportie van de populatie die door
natuurlijke infectie of vaccinatie) al immuun
is tegen de ziekteverwekker. Als R0 < 1, dat wil
5.3.1 Hygiëne
zeggen dat één geïnfecteerd persoon gemid-
deld minder dan één andere persoon besmet,
Hygiëne in onze maatschappij
zal de verspreiding van de ziekte uiteindelijk
stoppen. Als R0 > 1, zal de ziekte zich versprei- Wij kunnen ons nauwelijks meer voorstel-
den in de populatie. Hoe hoger de waarde len hoe slecht de hygiënische situatie in
van R0, des te moeilijker is het een epidemie Nederland was tot aan het midden van de
Infectieziektebestrijding
97 5
aantal per dag 600

400

200

0
17 feb. 24 feb. 02 mrt. 09 mrt. 16 mrt. 23 mrt. 30 mrt. 06 apr. 13 apr. 20 apr. 27 apr. 04 mei 11 mei

3
effectieve R0

0
17 feb. 24 feb. 02 mrt. 09 mrt. 16 mrt. 23 mrt. 30 mrt. 06 apr. 13 apr. 20 apr. 27 apr. 04 mei 11 mei

verwacht op basis van rapportagevertraging


opnamedatum ziekenhuis, geïnfecteerd in Nederland
opnamedatum ziekenhuis, geïnfecteerd buiten Nederland
eerste ziektedag (90 % gerapporteerd, 10 % geschat)
onzekerheidsmarge
basaal reproductiegetal R0

. Figuur 5.2 Epidemiologische curve van COVID-19 in Nederland in 2020 tussen 17 februari en 11 mei. In de
bovenste grafiek is in blauw het aantal meldingen van ziekenhuisopname naar opnamedatum weergegeven. In
rood is het aantal ziekenhuisopnames naar eerste ziektedag weergegeven. De onderste grafiek is het reproduc-
tiegetal R0. Het aantal (secundaire) besmettingen per geval reflecteert de toename en afname van de rode curve
in de bovenste grafiek. (Bron: Afdeling Modellering (RIVM), met dank aan prof. dr. J. Wallinga)

negentiende eeuw. De grachten waren open verantwoordelijkheid nam voor de hygiëni-


riolen en afval lag in grote stinkende hopen sche omstandigheden in het land. Uiteinde-
in de straten. Er was overal ongedierte, zoals lijk leidde dit tot wetgeving, maatregelen en
ratten, vlooien en luizen. De sterfte aan infec- instituties, die de basis werden voor onze hui-
tieziekten, vooral onder zuigelingen en kin- dige publieke gezondheidszorg (zie 7 H. 3).
deren, was schrikbarend (zie 7 H. 2). In Voorzieningen als drinkwaterleidingen, water-
Europa ontstond in de negentiende eeuw een zuivering en riolering zijn een heel belang-
beweging van hygiënisten (sanitary move- rijk onderdeel daarvan. Tussen 1850 en 1950
ment). Zij wilden dat de overheid meer daalde het aantal sterftegevallen in Nederland
98 J. H. Richardus en A. Timen

van ongeveer 30 naar 10 per 1.000 van de Feit


bevolking per jaar, grotendeels door de afname Hygiënemaatregelen, zoals waterzuivering
van sterfte aan infectieziekten. Tegenwoordig en riolering, hebben de grootste bijdrage
zijn wij ons nauwelijks meer bewust van de geleverd aan het terugdringen van sterfte
onschatbare waarde van hygiënemaatregelen door infectieziekten in de bevolking.
voor onze gezondheid. Feit blijft dat ze een
grotere invloed hebben gehad op het terug-
dringen van de ziektelast in onze bevolking
dan de klinische geneeskunde [1]. In veel lage- 5.3.2 Immunisatie en vaccinatie
en middeninkomenslanden zijn hygiënemaa-
tregelen overigens minder vanzelfsprekend. Werking vaccins
5 De WHO heeft een groot programma opge- Immunisatie is het verkrijgen van afweer
steld onder het acroniem WASH, dat staat voor tegen een bepaalde ziekteverwekker. Het kan
(veilig drink)water, sanitatie en hygiëne. Het actief plaatsvinden, door middel van toedie-
doel hiervan is door verbetering van de hygi- ning van vaccins – vaccinatie, inenting, als-
enische omstandigheden onder andere kinder- ook passief, door middel van toediening van
sterfte vanwege diarree en ziektelast vanwege kant-en-klare antistoffen. Door het injecteren,
parasitaire worminfecties terug te dringen. oraal innemen of inhaleren van entstoffen
(vaccins) wordt het afweersysteem (de B-cel-
Handhygiëne len) aangezet tot het aanmaken van antistof-
Hygiëne is niet alleen cruciaal voor het fen (humorale immuniteit) en/of het ‘trainen’
bestrijden van infectieziekten op bevolkings- van specifieke afweercellen (T-cellen) in het
niveau, maar ook in de zorg. Reeds in 1847 herkennen en opruimen van het micro-orga-
toonde de arts Ignaz Semmelweis in Wenen nisme (cellulaire immuniteit). De meeste vac-
aan dat sterfte aan kraamvrouwenkoorts van cins wekken ook immunologisch geheugen op
omstreeks 20 % tot bijna nul kon worden door memory-cellen die de ziekteverwekker
teruggebracht als iemand die een zwangere kunnen herkennen gedurende een lange peri-
vrouw ging onderzoeken eerst zijn handen ode, soms levenslang. Vaccinatie werkt dus op
waste met bleekwater. Er waren toen nog geen dezelfde manier als een natuurlijke infectie,
handschoenen. Handhygiëne is nog steeds zonder dat er sprake is van de nadelige effec-
de hoeksteen van de infectiepreventie in zor- ten van een doorgemaakte infectie. Voor meer
ginstellingen. Hoewel wij meestal veronder- informatie over vaccins verwijzen we naar
stellen dat zorgverleners keurig hun handen 7 www.cdc.gov/vaccines/vpd/vpd-vac-basics.
wassen wanneer dat nodig is, wees onderzoek html.
uit dat dit in slechts 40 % van de voorgeschre-
ven momenten het geval is. Handhygiëne is Werkzaamheid van vaccins
een complexe aangelegenheid waarbij alleen De werkzaamheid van vaccins wordt uit-
voorlichting zeker niet voldoende is. Tegen- gedrukt door middel van twee begrippen:
woordige interventies om handhygiëne te ver- vaccinefficacy en vaccineffectiviteit. De vac-
beteren in zorginstellingen worden gebaseerd cinefficacy wordt berekend in ‘randomised
op wetenschappelijke theorieën over gedrags- controlled trials’ (RCT’s) onder ideale omstan-
verandering (zie 7 H. 4) [2]. Een voorbeeld digheden, als het percentage waarmee het
daarvan is het programma ‘Heel gewoon, risico van een infectie wordt verminderd in
Handen schoon’, dat pedagogisch medewer- gevaccineerde personen ten opzichte van niet-
kers stimuleert vaker de handen te wassen op gevaccineerde personen. De vaccineffectivi-
de juiste momenten, zodat kinderen op kin- teit wordt berekend wanneer het vaccin in de
derdagverblijven minder maag-, darm- en praktijk toegediend wordt als vermindering
luchtweginfecties oplopen [3].
Infectieziektebestrijding
99 5
van ofwel het aantal geïnfecteerde personen, 0 en 14 jaar aangeboden. Het RIVM is verant-
ofwel het aantal complicaties of ziekenhuisop- woordelijk voor de organisatie van het RVP.
names. De vaccins worden geproduceerd door farma-
ceutische bedrijven. Deze bedrijven hebben
Groepsimmuniteit geen invloed op de inhoud van het RVP. De
Wanneer een groot deel van de bevolking jeugdarts en jeugdverpleegkundige van con-
gevaccineerd is en het vaccin voldoende effec- sultatiebureaus, de Centra voor Jeugd en Gezin
tief is, zullen ook niet-gevaccineerde personen en de GGD’en geven de vaccinaties, waar-
hierdoor beschermd worden. Dit fenomeen bij het RIVM alle vaccinaties registreert voor
heet groepsimmuniteit (of kudde-immuni- surveillancedoeleinden. . Figuur 5.3 geeft een
teit). Als de effectiviteit van het vaccin daalt schema van het RVP (2019).
en/of het percentage gevaccineerde personen Er worden voortdurend nieuwe vaccina-
in een bevolking (de zogenoemde vaccina- ties aan het Rijksvaccinatieprogramma toege-
tiegraad) te laag is, stijgt de kans op infecties voegd. Eind 2019 is gestart met het vaccineren
bij de ongevaccineerden. De vaccinatiegraad van zwangere vrouwen tegen kinkhoest, zodat
die nodig is om groepsimmuniteit te berei- kinderen vanaf de geboorte beschermd zijn
ken, is afhankelijk van het reproductie getal tegen deze ziekte. In 2020 is ook begonnen
(R0). Hoe hoger het reproductiegetal, hoe met de meningokokken ACWY-vaccinatie
hoger de benodigde vaccinatiegraad. Zo is bij voor jongeren in het jaar dat zij 14 wor-
een reproductiegetal van 6–7 in het geval van den. In 2021 wordt het humaan papillo-
difterie, een vaccinatiegraad van 85 % nodig mavirus (HPV) papillomavirus-vaccin ook
om groepsimmuniteit te bereiken. Voor maze- beschikbaar voor jongens (nu alleen voor
len, met een reproductiegetal van 12–19 is de meisjes van 12/13 jaar). Het vaccin beschermt
benodigde vaccinatiegraad zelfs 95 %. hen tegen penis-, anus-, mond-, en keelkan-
ker.
Theorieën en methoden
Weerstand tegen vaccinatie
Groepsimmuniteit
Als voldoende personen in een bevolking Twijfel over de zinvolheid van vaccina-
immuun zijn voor een bepaald micro- ties (hesitancy) werd in 2019 door de WHO
organisme, door ofwel een natuurlijke bestempeld als een van de tien grootste bedrei-
infectie of door vaccinatie, worden de gingen voor de volksgezondheid wereld-
resterende niet-immune personen in wijd. In Nederland is er in de afgelopen jaren
die bevolking daardoor beschermd, een dalende trend in de vaccinatiegraad. Deze
omdat het micro-organisme zich niet kan daling is het meest uitgesproken voor het
verspreiden (R0 < 1). Dit heet groepsim- HPV-vaccin. Hetzelfde beeld wordt ook elders
muniteit. in Europa en in de wereld gezien. De twijfel
en zelfs weerstand tegen vaccinatie omvat een
breed scala aan gevoelens en opvattingen over
Vaccinatieprogramma’s vaccins, variërend van de behoefte van ouders
in Nederland aan extra uitleg over werkzaamheid en bijwer-
kingen, kritische houding tegen bepaalde vac-
Het Rijksvaccinatieprogramma (RVP) in
cins (deels vaccineren), tot volledige afwijzing
Nederland valt onder de verantwoordelijk-
van vaccinaties [4].
heid van het ministerie van Volksgezondheid,
De redenen hiervoor zijn afhankelijk van
Welzijn en Sport. De minister bepaalt welke
het type vaccin en de context van vaccina-
vaccinaties kinderen krijgen aangeboden, op
tieprogramma’s in het betreffende land. De
basis van een advies van de Gezondheidsraad.
meest genoemde zijn de bezorgdheid over de
Het RVP wordt gratis aan alle kinderen tussen
5
100
J. H. Richardus en A. Timen

. Figuur 5.3 Schema van het Rijksvaccinatieprogramma 2019. Naast het RVP zijn er ook vaccinatieprogramma’s voor bijzondere risicogroepen in de bevolking. Een
voorbeeld hiervan is influenzavaccinatie voor mensen van 60 jaar en ouder, en voor volwassenen en kinderen met een medische indicatie. Deze ‘griepprik’ wordt ver-
strekt door de huisartsen. Voor medische beroepsgroepen is er vaccinatie beschikbaar tegen virale hepatitis B (HBV). Dit vaccin is ook gratis beschikbaar voor mannen
die seks hebben met mannen (MSM) en voor sekswerkers. Ten slotte zijn er in Nederland reizigerspoli’s waar tegen betaling vaccinaties verkregen kunnen worden voor
reizen naar het buitenland. In het najaar van 2020 werd de vaccinatie tegen pneumokokken voor ouderen ingevoerd door middel van het 23-valente kapselpolysachari-
devaccin. (Bron: 7 www.rivm.nl)
Infectieziektebestrijding
101 5
veiligheid van vaccins, de verwachte lage kans 5.4 Secundaire preventie
op het oplopen van een ziekte en de inschat-
ting van de ernst van de ziekten waartegen Secundaire preventie in de infectieziektebe-
gevaccineerd wordt. Ook blijkt dat ouders de strijding omvat alle activiteiten en interventies
informatie gebrekkig vinden op basis waarvan die gericht zijn op het voorkómen van ziekte-
zij een beslissing moeten nemen over het vac- verspreiding in de bevolking. Het doel is het
cineren van hun kinderen. Sommige landen onderbreken van een transmissiecyclus in een
hebben verplichte vaccinaties ingevoerd bevolking (zie 7 casus 5.1). Hieronder vallen
om de vaccinatiegraad te bevorderen. In zaken als preparedness (voorbereid zijn op uit-
Nederland worden vaccins op een vrijwillige braken), surveillance op het vóórkomen van
basis aangeboden en werkt het RIVM samen infectieziekten in de bevolking, vroege opspo-
met de vaccinerende instanties om het ver- ring (screening) van infectieziekten, het uit-
trouwen van de ouders in het RVP te bevor- voeren van bron- en contactopsporing, het
deren. Meer informatie staat op de volgende geven van post-expositie-profylaxe aan geïn-
website: 7 https://rijksvaccinatieprogramma.nl/ fecteerden of potentieel geïnfecteerden (zoals
vaccinaties/twijfels. contacten van patiënten), en het opleggen van
maatregelen zoals (thuis)quarantaine (isola-
Feit tie). Dergelijke maatregelen kunnen genomen
Vaccinatie is een van de meest succesvolle worden voor de algemene bevolking, of voor
preventieve maatregelen ooit, maar specifieke doelgroepen en settings, zoals zie-
weerstand ertegen neemt toe. kenhuizen en verpleeginstellingen.

Kernbegrip
Secundaire preventie
5.3.3 Gezondheidsbevordering Secundaire preventie omvat bestrijding
van uitbraken en verdere verspreiding van
Er is in de infectieziektebestrijding altijd veel infectieziekten in de bevolking.
nadruk geweest op een biomedische bena-
dering, bijvoorbeeld in de vorm van vaccin-
ontwikkeling. Echter, infectieziekten hebben Theorieën en methoden
vaak met ons gedrag en onze gewoonten te Secundaire preventie
maken, zoals seksueel overdraagbare aandoe- Belangrijke methoden in de bestrijding
ningen (soa). Binnen de infectieziektebestrij- van uitbraken en verdere verspreiding van
ding is gezondheidsbevordering op grond infectieziekten (secundaire preventie) zijn
van gedragswetenschappelijke theorieën en preparedness, surveillance, screening, en
inzichten steeds belangrijker (zie 7 H. 4). bron- en contactopsporing.
Een voorbeeld is de motiverende gespreks-
voering (zie 7 H. 4) door sociaal verpleegkun-
digen van de Centra Seksuele Gezondheid
(Sense). Het doel is cliënten intrinsiek te moti- 5.4.1 Preparedness
veren tot gedragsverandering ten aanzien van
hun seksuele gedrag en partnerwaarschuwing. Preparedness, ofwel preparatie, is de capa-
eHealth wordt ook intensief ingezet in de soa- citeit van een land om crises die als gevolg
en hiv-bestrijding. Voorbeelden zijn de web- van infectieziekten ontstaan effectief aan te
sites 7 Man tot Man en 7 Sense. pakken, te zorgen voor het herstel van de
102 J. H. Richardus en A. Timen

systemen na afloop, en de lessen uit de eva- per jaar; de meesten van hen afkomstig uit
luatie te bestendigen voor de toekomst. In landen waar tbc nog veel voorkomt, veelal in
Nederland ligt de verantwoordelijkheid voor Afrika en Azië. Circa 20 % van deze patiënten
preparatie bij de veiligheidsregio’s. Het RIVM wordt actief opgespoord (1) door screening
is belast met de coördinatie van preparatie van personen met een verhoogd risico, zoals
en het up-to-date houden van de nationale asielzoekers, immigranten en nieuwe gede-
plannen. Internationaal is het RIVM het aan- tineerden uit hoogrisicolanden, en (2) in het
spreekpunt voor de WHO. Er wordt samenge- kader van het contactonderzoek van personen
werkt met andere landen om de preparatie te die contact hebben gehad met een besmet-
versterken volgens onder meer de Internatio- telijke tbc-patiënt. De GGD’en voeren deze
nal Health Regulations (IHR). screening uit door middel van een thorax-
5 foto, een tuberculine-huidtest (mantouxtest)
en een IGRA-test (interferon gamma release
5.4.2 Surveillance assay). Wanneer bij iemand een actieve of een
latente tbc-infectie wordt aangetoond, volgt
Surveillance is de systematische verzameling een gerichte behandeling met tuberculostatica.
van gegevens om de lokale, regionale, landelijke Voor hepatitis B (veroorzaakt door het
en internationale bestrijding van infectieziekten hepatitis B-virus) zijn er regionale opspo-
te ondersteunen. Surveillance geeft de moge- ringsprogramma’s onder personen die zijn
lijkheid om trends in de incidentie van infec- geboren in endemische landen. Ze worden
tieziekten te bewaken, stijging in de incidentie gecoördineerd door de GGD. In 2019 is er
te identificeren (verheffingen) en het effect van een opsporingsprogramma gestart naar chro-
interventies te evalueren. Een apart onderdeel nische Q-koorts. Q-koorts is een zoönose
is de early warning, waarbij signalen vanuit ver- veroorzaakt door Coxiella burnetii. Geiten
schillende bronnen (bijvoorbeeld casuïstiek van en schapen zijn de belangrijkste bronnen.
de GGD, signalen in de media, vragen van bur- In Nederland is er tussen 2007 en 2011 een
gers) worden geanalyseerd voor vroege signale- omvangrijke uitbraak van Q-koorts geweest,
ring van infectieziekten. Een voorbeeld hiervan voornamelijk veroorzaakt door geiten. In
is een lokale uitbraak van mazelen op Urk in het Q-koorts-opsporingsprogramma proberen
het voorjaar van 2019, waarbij de vragen vanuit huisartsen en het RIVM chronische geval-
kindercentra en inwoners de aanleiding waren len te vinden en deze door te verwijzen voor
voor verdere diagnostiek en het vaststellen van behandeling. De screening vindt plaats door
de oorzaak van de uitbraak. serologisch onderzoek.

5.4.3 Screening 5.4.4 Bron- en contactopsporing

Screening is het vroegtijdig opsporen van Bron- en contactopsporing is het vroegtij-


infectieziekten. Voor sommige ziekten zijn dig opsporen van infecties onder personen
er nationale screeningsprogramma’s (tbc) of die in contact zijn geweest met een patiënt.
regionale programma’s (hepatitis B, chroni- Bij iedere melding van een patiënt met een
sche Q-koorts). Een tbc-infectie wordt voor- infectieziekte gaat de GGD zorgvuldig na hoe
namelijk veroorzaakt door Mycobacterium en door wie deze patiënt besmet is geraakt,
tuberculosis en wordt van mens op mens over- bijvoorbeeld door een andere zieke persoon
gedragen, voornamelijk door hoesten of nie- in de omgeving of door dieren. Wanneer de
zen door patiënten met open tbc. In de laatste bron gevonden wordt, geeft de GGD advies
twee decennia is het aantal tbc-patiënten in over hygiëne, isolatie en behandeling. In het
Nederland gedaald tot ongeveer achthonderd geval van dierlijke bronnen wordt contact
Infectieziektebestrijding
103 5
opgenomen met de Nederlandse Voedsel en 5.5 Antimicrobiële resistentie
Waren Autoriteit (NVWA), die verantwoor- (ABR)
delijk is voor veterinaire maatregelen. De GGD
brengt ook alle contacten in kaart en gaat na 5.5.1 Ontstaan ABR
of er sprake is van een blootstelling met risico
op transmissie. Afhankelijk van de ziekte en Antimicrobiële resistentie is een groot en toe-
het type overdracht adviseert de GGD maat- nemend probleem bij de behandeling van
regelen voor de contacten, zoals onderzoek patiënten met infectieziekten. Elke introduc-
om een besmetting aan te tonen, post-expo- tie van antibiotica in de klinische praktijk
sitie (chemo)profylaxe, hygiënische adviezen, wordt steevast gevolgd door ontwikkeling van
monitoring, quarantaine of immunisatie. resistentie. Zo werd in 1940 penicilline geïn-
troduceerd voor klinisch gebruik, en steeg
vervolgens binnen tien jaar de resistentie van
5.4.5 Bestrijding in lage- en Staphylococcus aureus in ziekenhuizen naar
middeninkomenslanden meer dan 50 %. Eind jaren 1950 werd een
semisynthetische penicilline geproduceerd die
In lage- en middeninkomenslanden vindt bestand was tegen de werking van penicilli-
grootschalige bestrijding plaats van belang- nase: meticilline, gevolgd door vergelijkbare
rijke infectieziekten zoals hiv/aids, tbc, en middelen als cloxacilline en flucloxacilline.
malaria, alsook van een groot aantal zogehe- Ook hierbij werden al snel resistente stammen
ten neglected tropical diseases, zoals oncho- gevonden (Methicillin-resistant Staphylococ-
cerciasis (rivierblindheid), schistosomiasis, cus aureus (MRSA)), maar pas in de jaren
lymfatische filariasis, leishmaniasis, lepra en 1980 was er sprake van een sterke toename
slaapziekte. Het doel van die bestrijding is de van meticilline-resistente S. aureus-stammen
ziekten tot een bepaalde prevalentie of inci- in ziekenhuizen wereldwijd.
dentie terug te dringen, dan wel eliminatie Een ander voorbeeld is de resistentieont-
(geen nieuwe ziektegevallen meer) of zelfs wikkeling tegen de fluorochinolonen. Na de
eradicatie (ziekteverwekker komt niet meer introductie werden deze in korte tijd de mid-
voor). Voor veel van deze ziekten is geen delen van voorkeur voor de behandeling van
werkzaam vaccin beschikbaar. Daarom zijn infecties als gonorroe, buiktyfus, legionellose,
andere preventieve interventies nodig, zoals gecompliceerde urineweginfecties en vele
Preventive Chemotherapy and Transmission andere gramnegatieve infecties. Al snel wer-
Control (PCT). Hierbij wordt preventieve den toenemende resistentiepercentages gerap-
behandeling aangeboden aan de gehele bevol- porteerd voor deze middelen in verschillende
king waar een ziekte voorkomt, of aan contac- pathogenen, met grote geografische verschil-
ten van patiënten met verhoogd risico op het len.
verkrijgen van de ziekte. Omdat veel ziekten
worden overgedragen door vectoren (zoals Feit
vliegen, muggen en slakken), is vectorbestrij- Antimicrobiële resistentie is een
ding een belangrijk onderdeel van de infec- toenemend probleem wereldwijd en
tieziektebestrijding in deze landen. Hetzelfde is een ernstige bedreiging voor de
geldt voor gerichte voorlichtingsprogramma’s volksgezondheid.
en het verspreiden van eenvoudige bescher-
mingsmiddelen aan de bevolking, zoals mus-
kietennetten bij malaria.
104 J. H. Richardus en A. Timen

5.5.2 Wereldwijde bedreigingen belangrijke dreiging voor de volksgezond-


heid, doordat de behandelmogelijkheden van
In Nederland is de opkomst van MRSA in zie- infecties door deze zeer resistente bacteriën
kenhuizen afgewend door het zogenoemde uitermate beperkt zijn. Sinds 1 juli 2019 is een
search en destroy-beleid: strikte isolatie bij meldingsplicht (groep C) voor het aantreffen
opname van patiënten met een verhoogd van CPE in de Wet publieke gezondheid opge-
risico op MRSA (bijvoorbeeld een recente nomen.
opname in een buitenlands ziekenhuis), scree-
ning op dragerschap (bijvoorbeeld bewoners
van varkenshouderijen) en indien positief, 5.5.3 Maatregelen en richtlijnen
eradicatie van het dragerschap door gericht
5 behandeling met desinfectantia, zo nodig in Het Programma ABR heeft als doel verdere
combinatie met antibiotica. Ervaringen in resistentie in Nederland te voorkomen en de
andere landen, zoals het Verenigd Koninkrijk gevolgen van resistentie zo veel mogelijk terug
en Frankrijk, laten zien dat door aanscherping te dringen. Dit programma valt onder de ver-
van het infectiepreventiebeleid in ziekenhui- antwoordelijkheid van het RIVM. Een belang-
zen de prevalentie van MRSA sterk verlaagd rijk onderdeel hiervan is het realiseren van
kan worden. meer samenhang tussen de publieke gezond-
Ziekenhuis-MRSA-stammen hebben zich heidszorg, de eerste lijn, de tweede lijn en de
nooit op grote schaal verspreid buiten gezond- langdurige zorg. Er zijn in Nederland tien
heidszorginstellingen. Na het jaar 2000 zijn regionale netwerken voor ABR ingericht die
er echter andere MRSA-stammen ontstaan onder andere de informatie-uitwisseling tus-
die zich wel in de open populatie versprei- sen de zorgverleners in de regio moeten ver-
den, de zogenaamde community-acquired beteren.
MRSA. Ook hier is de verspreiding in
Nederland beperkt gebleven, in tegenstel-
ling tot in veel andere landen. De verklaring 5.6 Wet publieke gezondheid
hiervoor is waarschijnlijk het zeer restrictieve
gebruik van antibiotica in de humane gezond- Het wettelijke kader voor de bestrijding
heidszorg in Nederland. Daarentegen is de van infectieziekten is vastgelegd in de Wet
prevalentie van MRSA in de veterinaire sector, publieke gezondheid (Wpg) (zie ook 7 H. 3,
met name bij varkens, heel hoog en als gevolg 7 par. 3.4.1). De Wpg legt de verantwoor-
daarvan is de kans op MRSA-dragerschap delijkheid voor de infectieziektebestrijding
sterk verhoogd bij mensen die beroepsmatig primair bij de gemeenten. De GGD is de advi-
met vee in contact komen. De kans op over- serende organisatie voor de burgemeester. De
dracht van mens op mens is bij deze stam- gemeenten zijn verenigd in 25 veiligheidsre-
men (life-stock-associated (LA-MRSA)) echter gio’s, die afspraken maken over de aanpak van
beperkt, waardoor er nog geen sprake is van rampen en crises. In het geval van landelijke
grootschalige verspreiding in de populatie. dreigingen of uitbraken neemt de minister van
Extended Spectrum Beta-Lactamases VWS deels de verantwoordelijkheid op zich,
(ESBL)-bacteriën zijn onderdeel van de bij- maar de lokale uitvoering van de infectieziek-
zonder resistente micro-organismen (BRMO). tebestrijding blijft gemeentelijke verantwoor-
Beheersing van de ESBL-problematiek is delijkheid. De GGD’en en alle andere partijen
veel moeilijker dan bij MRSA, omdat eradi- in het veld werken bij een landelijke uitbraak
catie van dragerschap niet mogelijk is. Het- samen aan de bestrijding met het RIVM.
zelfde geldt voor carbapenemaseproducerende
Enterobacteriaceae (CPE). CPE vormen een
Infectieziektebestrijding
105 5
Feit 5 B2: ziekten waarbij alleen een verbod van
De Wet publieke gezondheid (Wpg) geeft beroepsuitoefening kan worden opgelegd
het wettelijke kader voor de bestrijding aan patiënten. Dit geldt voor bijvoorbeeld
van infectieziekten in Nederland. hepatitiden en sommige vormen van
gastro-enteritis.
5 C: ziekten waarbij maatregelen nodig zijn
Hoeksteen van de Wpg is de meldingsplicht om verdere verspreiding te voorkomen,
(zie 7 Praktijk H. 2). De meldingsplicht legt maar zonder een dwingend karakter.
vast welke ziekten gemeld moeten worden,
wanneer en door wie, en welke (dwang)maat- > Online verder studeren
regelen genomen kunnen worden ten aanzien 5 Oefenvragen
van patiënt en contacten. De meldingsplich-
tige ziekten zijn verdeeld in categorieën (A,
B1, B2, C): Literatuur
5 A: ziekten die de grootste bedreiging vor-
men voor de volksgezondheid, zoals polio, 1. Mackenbach JP. Sanitation: pragmatism works.
BMJ. 2007;334:s17.
SARS, MERS, pokken en hemorragische 2. Erasmus V, Daha TJ, Brug H, Richardus JH, Behrendt
koortsen. Deze moeten direct bij vermoe- MD, Vos MC, Van Beeck EF. Systematic review
den worden gemeld. Patiënten met deze of studies on compliance with hand hygiene
aandoeningen kunnen, als dat nodig is, in guidelines in hospital care. Infect Control Hosp
dwangisolatie worden geplaatst, en kun- Epidemiol. 2010;31(3):283–94.
3. 7 https://www.rivm.nl/heel-gewoon-handen-
nen bovendien verplicht worden lichaams- schoon-verbetering-handhygiene-op-kinderdag-
materiaal af te staan voor diagnostiek. De verblijven.
wet voorziet niet in de mogelijkheid van 4. Karafillakis E, Larson HJ, Consortium A. The
dwangbehandeling. Ook voor contacten benefit of the doubt or doubts over benefits? A
van deze patiënten gelden verplichtende systematic literature review of perceived risks
of vaccines in European populations. Vaccine.
maatregelen, zoals quarantaine of monito- 2017;35(37):4840–50.
ring van hun gezondheidstoestand. Tot nu
toe zijn deze dwangmaatregelen nog nooit Websites
toegepast voor een A-ziekte in Nederland 7 https://www.who.int/news-room/fact-sheets/detail/
en werkten patiënten en contacten altijd rabies.
vrijwillig mee aan de isolatie en monito- 7 https://www.who.int/news-room/fact-sheets/detail/
poliomyelitis.
ring. De lijst met A-ziekten wordt aan-
7 https://rijksvaccinatieprogramma.nl/over-het-pro-
gepast zodra zich een nieuwe dreiging gramma.
voordoet, zoals bij ebola en COVID-19. 7 https://www.who.int/immunization/global_vaccine_
5 B1: ziekten die een ernstige bedreiging action_plan/en/.
vormen , maar waarbij dwangmaatregelen 7 https://www.gavi.org/.
7 https://www.who.int/water_sanitation_health/en/.
alleen kunnen worden toegepast voor de
7 https://www.rivm.nl/over-lchv.
patiënt en niet voor de contacten. Dit geldt 7 https://interventies.loketgezondleven.nl/leefstijlin-
bijvoorbeeld voor tbc. In Nederland wor- terventies/interventies-zoeken/1401129.
den jaarlijks twee tot drie patiënten met 7 https://mantotman.nl/nl/alles-over-mannenseks/hiv-
tbc gedwongen opgenomen en geïsoleerd. en-soas/testen-en-behandelen/behandeling-en-
partnerwaarschuwing.
7 https://sense.info/nl/.
106 J. H. Richardus en A. Timen

7 https://www.who.int/neglected_diseases/preven-
tive_chemotherapy/information/en/.
7 https://www.rivm.nl/antibioticaresistentie/nationale-
aanpak-antibioticaresistentie.
7 https://lci.rivm.nl/richtlijnen/brmo.

Aanbevolen literatuur
Van Dissel J, Van Everdingen J, Te Hennepe M, Van
Steenbergen J, Van de Graaf A. (2020). Help, ik
ben 7 besmet! cahier 1. Den Haag: Stichting
Biowetenschappen en Maatschappij.
Mackenbach J. Ziekte in Nederland. Gezondheid
5 tussen politiek en biologie. Amsterdam: Elsevier
Gezondheidszorg; 2010.
Van den Kerkhof H, Van Steenbergen J, redactie.
Infectieziektebestrijding. Den Haag: Boom Lemma
uitgevers; 2013.
107 6

Screening
Harry de Koning

6.1 Inleiding – 109


6.2 Theorie van screening – 109
6.2.1 Algemene principes – 109
6.2.2 Screeningstest en testeigenschappen – 111

6.3 Voor- en nadelen van screening – 114


6.3.1 Criteria voor besluitvorming – 114
6.3.2 Overdiagnostiek en overbehandeling – 116
6.3.3 Beoordelingskader voor het aanbieden van een
screeningsprogramma – 121
6.3.4 Screeningsprogramma’s naar kanker in Nederland – 123

6.4 Screening naar diverse aandoeningen:


wel of niet? – 124
6.5 Uitdagingen voor de toekomst – 126
6.5.1 Samenhang van preventie en behandeling – 126
6.5.2 Welke bewijskracht is nodig voor screening? – 127
6.5.3 Risicostratificatie, individualisering en hulplijnen/
beslissingsinstrumenten – 127

Literatuur – 128

© Bohn Stafleu van Loghum is een imprint van Springer Media B.V., onderdeel van Springer Nature 2021
K. Stronks en A. Burdorf (Red.), Leerboek volksgezondheid en gezondheidszorg,
https://doi.org/10.1007/978-90-368-2624-2_6
108 H. de Koning

Kernbegrippen
5 Screening: bij screening worden gezonde personen getest op voorstadia of vroege stadia van
een ziekte zonder dat de persoon al klachten of symptomen heeft die in relatie staan tot deze
ziekte. Bij een goed functionerend screeningsprogramma zullen gemiddeld vroegere stadia
van de ziekte worden ontdekt dan in de kliniek of huisartsenpraktijk worden gediagnosticeerd.
5 Sensitiviteit en specificiteit: hoe sensitiever of gevoeliger een test is, des te beter zal
deze in staat zijn mensen te identificeren die (een preklinisch stadium van) een ziekte
hebben; de specificiteit van een test geeft de mate aan waarin een test mensen die (een
preklinisch stadium van) de ziekte niet hebben, deze ook als zodanig aanwijst, zodat ze
geen overbodig vervolgonderzoek hoeven te ondergaan. Het optimum tussen verwijzen
of niet verwijzen van gescreende personen hangt mede af van de relatieve ernst van een
fout-positieve testuitslag (hoeveel schade ondervindt iemand daarvan?) in vergelijking
met een fout-negatieve testuitslag (hoe erg is het om iemand met de ziekte te missen?).
6 5 Overdiagnostiek en -behandeling: het via screening eerder ontdekken en behandelen van
ziekte, die anders nooit tijdens het leven tot symptomen (en dus diagnose) zou hebben
geleid. Dit is een van de belangrijkste nadelen van screening.

Theorieën en methoden
5 Het natuurlijk beloop van de ziekte, de eigenschappen van de screeningstest en
de behandelmogelijkheden in het eerder ontdekte stadium bepalen de verwachte
gezondheidswinst voor de populatie of groep patiënten; deze karakteristieken bepalen
tegelijkertijd ook de verwachte nadelen van screening.
5 Grootschalig gerandomiseerd onderzoek bij proefpersonen die wel of niet de
screeningstest hebben ondergaan, levert het bewijs voor hoeveel gezondheidswinst
eerdere ontdekking en behandeling kan bewerkstelligen. Het verschil tussen aantallen en
stadia van ziekten in bevolkingsonderzoek versus gediagnosticeerde ziekten in de kliniek
geeft een goede indicatie van de vervroeging en het preklinisch detecteerbare stadium.
5 De nut-risicoverhouding is de verhouding tussen gezondheidswinst en neveneffecten van
een screeningsprogramma. Deze verhouding moet voldoende gunstig zijn om invoering
van screening te overwegen, en er moet ook een redelijke verhouding zijn tussen de kosten
en effecten.

Feiten
5 Grootschalige trials op het gebied van borstkanker, prostaatkanker, darmkanker en
longkanker hebben aangetoond dat door screening de ziekte aanzienlijk vroegtijdiger kan
worden ontdekt, en de sterfte kan verlagen.
5 Bij veel van de Nederlandse bevolkingsonderzoeken naar kanker is de specificiteit meer dan
90 %; de sensitiviteit varieert veelal tussen de 60 en 90 %. In Nederland en veel Europese landen
zijn drie kankerscreeningsprogramma’s geïmplementeerd, waarbij de voordelen aantoonbaar
opwegen tegen de nadelen (baarmoederhalskanker, borstkanker en darmkanker).
5 In de Verenigde Staten geeft de United States Preventive Services Task Force (USPSTF)
aanbevelingen over screening op vele ziekten die een gunstige nut-risicoverhouding
kennen. De afweging van de nut-risicoverhouding is vaak delicaat, en deze afweging
van voor- en nadelen op individueel en populatieniveau, zoals nationale commissies die
maken, kan dan ook verschillend uitpakken.
Screening
109 6
6.1 Inleiding erop gespitst ziekten in een zo vroeg mogelijk
stadium bij hun patiënten te onderkennen.
Primaire preventie beoogt het ontstaan van Bij veel patiënten wordt daarom niet alleen
een ziekte te voorkomen, maar dat is niet gerichte diagnostiek gedaan naar aanlei-
altijd mogelijk. Secundaire preventie, ofwel ding van hun klachten, maar wordt tevens de
screening, is erop gericht aandoeningen in bloeddruk of de bloedglucosewaarde gemeten,
een vroeg stadium te ontdekken, zodat een of misschien het prostaatspecifieke antigeen
vroege behandeling mogelijk is en een verer- (PSA) bepaald om daarmee in een vroeg sta-
gering van de ziekte kan worden voorkomen. dium respectievelijk hypertensie, diabetes en
Een andere term die ongeveer hetzelfde bete- prostaatkanker op te sporen.
kent is ‘systematische vroege opsporing’. Dit Als het goed is, brengt een dergelijke
hoofdstuk behandelt de theorie van screening screeningstest een scheiding aan tussen per-
(7 par. 6.2). 7 Paragraaf 6.3 geeft de informatie sonen die verder moeten worden onderzocht
die nodig is om een goede afweging te maken vanwege de hoge kans op de aandoening
wat betreft het al dan niet aanbieden van een waarop wordt gescreend (de test-positieven)
bepaald screeningsprogramma, gevolgd door en personen die niet verder hoeven te wor-
toepassing op een aantal ziekten (7 par. 6.4). den onderzocht (de test-negatieven). Scree-
De theorie wordt vooral geïllustreerd aan de nen betekent letterlijk ‘zeven’. Een deel van de
hand van kanker-screeningsprogramma’s, maar gescreende groep met het hoge risico zal bij
geldt in dezelfde mate ook voor andere ziek- nadere diagnostiek de ziekte al onder de leden
ten. Het hoofdstuk sluit af met een bespreking blijken te hebben zonder hier (in principe)
van enkele discussiepunten en uitdagingen symptomen of klachten van te ondervinden.
voor de toekomst rond screening (7 par. 6.5). De stelregel is dat de behandeling erdoor kan
worden vervroegd, waardoor deze effectiever
Kernbegrip is dan bij een ontdekking van de ziekte in een
Screening later stadium. De persoon leeft langer en/of
Bij screening worden gezonde personen ondervindt minder nadelige gevolgen van de
getest op voorstadia of vroege stadia ziekte dan in de situatie zonder screening.
van een ziekte zonder dat de persoon Als screening in een gestructureerd pro-
al klachten of symptomen heeft die in gramma actief wordt aangeboden aan grote
relatie staan tot deze ziekte. Bij een groepen mensen in de bevolking, spreken
goed functionerend screenings- we van bevolkingsonderzoek. In Nederland
programma worden gemiddeld vroegere bestaat de Wet op het bevolkingsonderzoek
stadia van de ziekte ontdekt dan in de (Wbo). Deze wet is bedoeld om mensen te
kliniek of huisartsenpraktijk worden beschermen tegen bevolkingsonderzoeken die
gediagnosticeerd. een gevaar kunnen vormen voor de lichame-
lijke en/of geestelijke gezondheid. Bevolkings-
onderzoeken waarbij gebruik wordt gemaakt
van ioniserende straling, bevolkingsonderzoe-
6.2 Theorie van screening ken naar kanker en bevolkingsonderzoeken
naar ernstige ziekten of afwijkingen waar-
6.2.1 Algemene principes voor geen behandeling of preventie mogelijk
is, zijn in Nederland vergunningplichtig. De
Vrijwel ongemerkt wordt zowel in de eerste- minister van Volksgezondheid, Welzijn en
lijnsgezondheidszorg als in het ziekenhuis op Sport kan alleen op voorspraak van een spe-
grote schaal screening bedreven, hoewel het ciaal hiervoor ingestelde commissie van de
vaak niet zo wordt benoemd. Veel artsen zijn Gezondheidsraad vergunningen verlenen
voor dergelijk bevolkingsonderzoek.
110 H. de Koning

100 %

90 %
Tx: grootte niet
80 % beoordeelbaar
T4: alle afmetingen
70 %
met ingroei in
borstwand en/of huid
60 % T3: groter dan 50 mm

50 % T2: 20–50 mm
T1c+R: 10–20 mm en
40 % kleiner dan 20 mm
waarvan de exacte
grootte onbekend is
30 %
T1b: 5–10 mm
20 % T1a: 0–5 mm

6 10 %
T0: geen bewijs van
primaire tumor

0%
scr-det interval nooit
45.841
24.724 14.072 7.045

. Figuur 6.1 Stadiumverdelingen borstkanker naar detectiemethode. Tumorstadiumverdeling bij diagnose in


2006-2011 van invasieve screen-gedetecteerde borstkankers (scr-det) en intervalkankers (interval) bij vervolgon-
derzoeken en invasieve borstkankers van nooit-gescreende vrouwen (nooit), en totaal. Indeling naar oncologi-
sche classificatie op basis van röntgenfoto. (Bron: LETB, 2019)

Casus 6.1 gedeelte van hen de ziekte in een


veel vroeger stadium te ontdekken,
De arts ziet patiënten vaak in een (te) laat met in essentie effectievere en vaak
stadium van de ziekte op zijn spreekuur minder ingrijpende behandelingen.
verschijnen, namelijk op het moment . Figuur 6.1 laat de grote verschillen in
dat de ziekte tot klachten of symptomen stadiumverdeling zien tussen vrouwen
heeft geleid. Op dat moment stelt hij die nooit aan het bevolkingsonderzoek
of zij de beste behandeling voor. In het naar borstkanker hebben deelgenomen
geval van kanker kan deze bestaan uit en bij wie de borstkanker via klachten
uitgebreide chirurgie, radiotherapie of werd ontdekt, vrouwen die via screening
intensieve chemotherapie. Bij hart- en met röntgenfoto’s gediagnosticeerd
vaatziekten kunnen dit bloeddruk- zijn met borstkanker, en vrouwen in de
verlagende middelen zijn, of ingrijpendere tussengroep die wel gescreend zijn, maar
interventies om grotendeels verstopte niet als ‘verdacht’ zijn doorverwezen
kransslagaderen te omzeilen of weer en waarbij toch in het interval tussen
voor bloed toegankelijk te maken, twee geplande bevolkingsonderzoeken
via zogenoemde ‘stents’. Bij diverse borstkanker wordt ontdekt, veelal
ziekten is de ontwikkeling ervan toch via dan ontstane klachten en
eerder te ontdekken. Screeningspro- symptomen. De tweede maar ook de
gramma’s nodigen, op uniforme wijze laatstgenoemde groep vrouwen wordt
en systematisch, grote groepen gezonde in een beduidend ongunstiger stadium
personen uit een screeningstest te ontdekt dan degenen die via screening
ondergaan, om zodoende bij een gediagnosticeerd zijn.
Screening
111 6
vroege opsporing/secundaire preventie

klachten diagnose
start behandeling

ernstige gevolgen
DETECTEERBAAR

eerdere diagnose en handelingsopties

TEST ernstige gevolgen

. Figuur 6.2 Theorie van screening: eerder opsporen met een test betekent vervroeging van de diagnose
en behandeling, waardoor (mogelijk) minder ernstige gevolgen optreden en/of langer leven mogelijk is. De
blauwe balk geeft aan gedurende welke periode de ziekte met een screeningstest detecteerbaar is, voorafgaand
aan het normale moment van de diagnose. Aan de rechterzijde is de verhouding weergegeven tussen hoeveel
personen tot aan het overlijden ernstige gevolgen van de ziekte ondervinden (rood) en de theoretische situatie
na effectieve screening. In dat laatste geval verwachten we minder ernstige gevolgen en/of langer leven. (Bron:
De Koning, 2009)

In . fig. 6.2 is de theorie van screening weer- Aan de andere kant van het spectrum ligt
gegeven [1]. Uitgangspunt is dat gedurende bijvoorbeeld prostaatkanker of baarmoeder-
een bepaalde periode vóór klinische diagnose halskanker. Met de huidige testen kunnen
de ziekte reeds detecteerbaar kan zijn met een deze ziekten mogelijk tien jaar voor klinische
test. Dit stadium wordt het preklinisch detec- diagnose al opgemerkt worden. Het relatieve
teerbare stadium genoemd. De duur ervan verschil tussen aantallen en stadia van ziek-
is afhankelijk van de ziekte en van de test, en ten die via het bevolkingsonderzoek ontdekt
kan bijvoorbeeld ook afhangen van leeftijd of zijn versus ziekten die in de kliniek naar aan-
geslacht. Een gevoeligere test kan de ziekte leiding van klachten ontdekt zijn, geeft een
vaak in een vroeger stadium detecteren. De goede indicatie van de vervroeging en het pre-
mate van diagnosevervroeging door screening klinisch detecteerbare stadium. Grootschalig
wordt dus bepaald door de screeningstest zelf gerandomiseerd onderzoek bij proefpersonen
(hoeveel eerder in het natuurlijk beloop kan die wel of niet de screeningstest ondergaan,
de test een afwijking vaststellen?) en door de levert meestal het bewijs voor hoeveel gezond-
ziekte. Snelgroeiende tumoren, of zich snel heidswinst eerdere ontdekking en behande-
ontwikkelende ziekten, zullen niet gemak- ling kan bewerkstelligen.
kelijk in een vroeg stadium ontdekt kun-
nen worden, ook al is de test nauwkeurig. De
mate waarin gezondheidswinst verwacht mag 6.2.2 Screeningstest en
worden van eerdere ontdekking en behan- testeigenschappen
deling hangt vervolgens ook samen met het
natuurlijk beloop van de ziekte, en de thera- Zowel bij de afweging van beleidsmakers om
piemogelijkheden. Een extreem voorbeeld is een screeningsprogramma aan te bieden aan
kanker van de alvleesklier. Hiervoor is nog de bevolking als bij de afweging van indivi-
geen goede screeningstest beschikbaar, maar duele deelnemers om in te gaan op een uit-
ook bij een eventuele vroege aanwijzing voor nodiging voor screening, speelt een groot
kanker is de primaire therapie, chirurgie, nog aantal factoren een rol. Meestal vraagt men
steeds zeer ingrijpend en niet zonder risico’s.
112 H. de Koning

. Tabel 6.1 Relatie tussen testuitslag en de aanwezigheid van de aandoening, met de daaruit af te
leiden testeigenschappen

aandoening in werkelijkheid

testuitslag aanwezig afwezig totaal

afwijkend = positief A (terecht-positief) B (fout-positief) A + B (test-positief)


normaal = negatief C (fout-negatief) D (terecht-negatief) C + D (test-negatief)
totaal A + C (aandoening) B + D (geen aandoening) A + B + C + D (totale
populatie)

De symbolen A, B, C, D staan voor aantallen personen.


Prevalentie = (A + C)/(A + B + C + D).
Sensitiviteit = A/(A + C).
6 Specificiteit = D/(B + D).
Positief voorspellende waarde = A/(A + B).
Negatief voorspellende waarde = D/(C + D).
Fractie vervolgonderzoek of test-positieven = (A + B)/(A + B + C + D).

zich als eerste af: hoe goed kan de screenings- beschreven aan de hand van de sensitiviteit,
test onderscheid maken tussen mensen die de specificiteit en de positief en negatief voor-
de ziekte waarschijnlijk wel en mensen die de spellende waarde van de test (. tab. 6.1).
ziekte waarschijnlijk niet hebben? Een goede
screeningstest onderscheidt personen die ver-
der moeten worden onderzocht vanwege de Kernbegrip
hoge kans op de aandoening waarop wordt Testeigenschappen
gescreend (de test-positieven) en personen Sensitiviteit en specificiteit: hoe sensitiever
die niet verder hoeven te worden onderzocht of gevoeliger een test is, des te beter zal
(de test-negatieven). Screening heeft dan ook deze in staat zijn mensen te identificeren
alleen zin als de screeningstest van redelijk die (een preklinisch stadium van) een
goede kwaliteit is. Feilloze screeningstests, ziekte hebben. De specificiteit van een
waarmee de diagnose direct wordt gesteld bij test geeft de mate aan waarin deze
alleen de zieke personen, zijn er helaas niet. mensen die (een preklinisch stadium van)
De kwaliteit van een test wordt afgeme- de ziekte niet hebben, ook als zodanig
ten aan de betrouwbaarheid en de validiteit. aanwijst, zodat ze geen overbodig
Bij een goede betrouwbaarheid leidt herhaald vervolgonderzoek hoeven te ondergaan.
testen tot eenzelfde uitslag (test-hertestbe- Het optimum tussen verwijzen of niet
trouwbaarheid) en leiden meer beoordelin- verwijzen van gescreende personen
gen van dezelfde test door één beoordelaar hangt mede af van de relatieve ernst van
(intrabeoordelaarsbetrouwbaarheid) of door een fout-positieve testuitslag (hoeveel
verscheidene beoordelaars (interbeoordelaars- schade ondervindt iemand daarvan?)
betrouwbaarheid) tot dezelfde uitslag. De vali- in vergelijking met een fout-negatieve
diteit van een test geeft aan in welke mate de testuitslag (hoe erg is het om iemand met
test werkelijk een bepaalde ziekte of een voor- de ziekte te missen?).
stadium daarvan kan aantonen, en ook juist
de afwezigheid van de ziekte goed kan aan-
tonen. De validiteit van een test kan worden
Screening
113 6
1,0

1,00
0,8
0,95

0,6
sensitiviteit
0,90

0,85
0,4
0,80
0,00 0,05 0,10 0,15 0,20
0,2

0,0
0,0 0,2 0,4 0,6 0,8 1,0
1-specificiteit
‘Artificial Intelligence System’
gemiddelde eerste radioloog
gemiddelde tweede radioloog
consensus radiologen

. Figuur 6.3 Het verband tussen sensitiviteit en specificiteit, weergegeven in een ROC-curve. De test betreft
een 'Artificial Intelligence (AI) System' en de onafhankelijke beoordelingen van twee radiologen, en hun oordeel
na consensus, op 25.717 mammogrammen (borstfoto’s), waarvan 274 daadwerkelijk borstkanker bevatten. De
kromme lijn (de ROC-curve van de AI-test) verbindt de punten behorend bij telkens één afkappunt van de test.
Het onderscheidend vermogen van een test is des te beter naarmate de curve de linker bovenhoek van het
diagram (waar de sensitiviteit en specificiteit beide 100% zijn) dichter nadert. Een diagonale lijn geeft de slechtst
denkbare screeningstest weer, dat wil zeggen: een test die geen enkel onderscheidend vermogen heeft bij een
bepaald afkappunt. Op die lijn worden bijvoorbeeld 10 positieven geclassificeerd uit 100 zieken, maar ook 10
positieven uit 100 gezonden. Het AI-systeem bereikt een Area Under the Curve (AUC) van 0,966. De afzonderlijke
radiologen, en zeker na consensus, bereiken gemiddeld test-karakteristieken die nog dichter bij een ideale situa-
tie liggen. (Bron: McKinney et al., 2020)

Het kiezen van een goed afkappunt tussen aanleiding van klachten, omdat in het laatste
een positieve en een negatieve testuitslag luis- geval de a-priorikans op aanwezigheid van
tert nauw. Zo zal de radioloog bij afwijkingen de ziekte groter is. Dit heeft grote invloed
op een mammogram moeten bepalen wat op de positief voorspellende waarde van de
als een ‘positieve’ uitslag (verhoogde kans op testuitslag.
aanwezigheid van de ziekte) en wat als een Bij een screeningstest die een continue
‘negatieve’ uitslag (kleine kans op aanwezig- meetwaarde oplevert, zoals de serumbepaling
heid van de ziekte) wordt aangemerkt. Ver- van het PSA, is er een continuüm van moge-
schillende radiologen zullen dat verschillend lijkheden om een scheidslijn aan te brengen
doen, bijvoorbeeld omdat de ene radioloog tussen ‘positief ’ en ‘negatief ’. Elk afkappunt
een kans van 1 % op borstkanker al veel vindt heeft zijn eigen sensitiviteit en specificiteit.
(en verwijzing gerechtvaardigd acht), terwijl Hoe hoger de PSA-waarde als afkappunt, des
de andere de grens bijvoorbeeld impliciet op te lager zal de sensitiviteit zijn en des te hoger
5 % legt. De afkapwaarde is bij screening ook de specificiteit. Met andere woorden: er
anders dan bij een diagnostische test naar zullen meer fout-negatieven en minder
114 H. de Koning

fout-positieven worden gevonden. Door allerlei ten en symptomen zich melden voor diagnos-
mogelijke afkappunten en de daarbij beho- tiek en behandeling. Het is een benadering,
rende sensitiviteit en specificiteit in een figuur omdat deze groep intervalkankers ook tumo-
weer te geven, de zogenoemde ROC-curve ren omvat die bij de vorige test nog niet aan-
(ROC = receiver operating characteristic) wezig waren (snel groeiende tumoren, en dus
(. fig. 6.3), wordt de keuze van een geschikte eigenlijk niet gemist), maar daarentegen ont-
combinatie van sensitiviteit en specificiteit breken er langzaam groeiende tumoren die
vergemakkelijkt. De figuur illustreert dit voor wel gemist zijn maar gewoon bij de volgende
de beoordeling van röntgenfoto’s van de bor- screening ontdekt worden.
sten, zowel met een automatisch systeem
als met de beoordeling(en) door getrainde
screeningsradiologen [2]. 6.3 Voor- en nadelen van
Hoe lager het afkappunt voor verdere ver- screening
6 wijzing, des te hoger de sensitiviteit, maar des
te lager de specificiteit. Waar het optimum 6.3.1 Criteria voor besluitvorming
ligt, zal onder meer afhangen van de relatieve
ernst van een fout-positieve testuitslag (hoe- In 1968 formuleerden Wilson en Jungner [3]
veel schade ondervindt iemand daarvan?) in voor het eerst een aantal inmiddels beroemd
vergelijking met die van een fout-negatieve geworden criteria voor besluitvorming over
testuitslag (hoe erg is het om iemand met de de invoering van een bevolkingsonderzoek.
ziekte te missen?). Er zijn duidelijke inter- Daarbij was er veel aandacht voor de omvang
nationale verschillen, die ook te maken heb- van het volksgezondheidsprobleem waarop
ben met de juridische consequenties van het gescreend zou (moeten) worden en voor de
missen van ziekte door een professional. Er testeigenschappen. In welke mate vormt de
is dus geen minimale of optimale waarde te ziekte een volksgezondheidsprobleem? Is er
geven voor deze testkarakteristieken. Bij veel een algemeen aanvaarde behandelwijze van
van de Nederlandse bevolkingsonderzoeken de ziekte? Is er een herkenbaar latent stadium
is de specificiteit meer dan 90 %, waardoor van de ziekte? Hoe aanvaardbaar is de test
het aantal fout-positieven relatief klein is ten voor de bevolking? Wat is er bekend over het
opzichte van terecht-negatieven. De sensitivi- natuurlijk beloop van de ziekte? Hoewel deze
teit varieert tussen de 60 % en 90 %, waardoor criteria een belangrijke rol hebben gespeeld bij
de meeste personen met de aandoening inder- beslissingen over de invoering van screening
daad worden opgespoord. in de gezondheidszorg, moeten ze inmid-
De sensitiviteit van een screeningstest kan dels als onvoldoende en onvolledig worden
meestal niet rechtstreeks worden bepaald. beschouwd. In 7 par. 6.2.2 hebben we bijvoor-
Dit zou namelijk vereisen dat alle personen beeld de relativiteit laten zien van de testei-
met een negatieve screeningstestuitslag toch genschappen en de afhankelijkheid van waar
verder diagnostisch worden onderzocht op het afkappunt van de test wordt gelegd; bij het
de aanwezigheid van de gezochte ziekte of beoordelen van mammogrammen door een
afwijking. De sensitiviteit bij kankerscreening radioloog of van het colon door een endosco-
wordt daarom geschat op basis van het aan- pist worden individuele keuzes gemaakt. Ook
tal kankers dat in een bepaalde periode na was het criterium over ‘het natuurlijk beloop
de screening wordt gediagnosticeerd (‘inter- van de ziekte’ vaag geformuleerd, waardoor
valkankers’), als een benadering van bij niet altijd duidelijk is hoe dit criterium moet
screening gemiste afwijkingen. In . fig. 6.3 worden toegepast. Bovendien was er te wei-
is die periode op twaalf maanden gezet. Der- nig aandacht voor de nadelen van screening.
gelijke schattingen vereisen goede registraties Verschillende groepen in de wereld heb-
bij alle instellingen waar personen met klach- ben in recentere jaren getracht tot betere
Screening
115 6
. Tabel 6.2 Belangrijkste voor- en nadelen
zijn in het voorafgaande geschetst. Soms is
van screening door screening een lichtere of minder mutile-
rende primaire behandeling mogelijk en soms
voordelen kan ook de diagnostiek efficiënter zijn dan in
– minder ongunstige uitkomsten van de ziekte, de klinische praktijk.
en daardoor winst in gezondheid Screening kent ook ongunstige effec-
– minder behandelingen voor vergevorderde
ten. Zo zijn er fout-positieven: iemand
stadia van de ziekte wordt doorgestuurd vanwege een ongunstige
screeningsuitslag, maar blijkt geen ziekte te
– minder intensieve of mutilerende primaire
behandelingen van de ziekte hebben. Dit brengt een periode van onzeker-
heid en mogelijk angst met zich mee. Ook het
– efficiëntere diagnostiek (grotere proportie
terecht-positieve uitslagen in vergelijking tot
feit dat bij een effectieve test bij een belang-
diagnostische tests bij patiënten die zich in de rijk deel van de populatie de diagnose eerder
kliniek presenteren) wordt gesteld, kent nadelen. Deze mensen
nadelen
weten dan namelijk eerder en dus over een
langere periode dat ze de ziekte hebben. Daar-
– bijwerkingen en risico’s van de screeningstest
naast zullen ze mogelijk ook over een langere
en vervolgdiagnostiek
periode de bijwerkingen van behandeling of
– ongerustheid en onnodige vervolgdiagnostiek aanvullend vervolgonderzoek, zoals surveil-
bij fout-positieven
lance na een ontdekte poliep, ondervinden.
– nadelige effecten van het eerder vinden van Het is eenvoudig voor te stellen dat alleen al
de ziekte of verhoogd risico (eerder op de de diagnosestelling van bijvoorbeeld kanker
hoogte van de ziekte, over een langere peri-
ode vervolgonderzoek (surveillance), over een
een enorme impact heeft op iemands kwali-
langere periode bijwerkingen van de primaire teit van leven. Voor een gedeelte van de groep
behandeling) staat er bovendien helemaal geen winst tegen-
– nadelige effecten van meer ziekten vinden, over deze vroege ontdekking. Er zullen zelfs
ook die nooit tot klachten hadden geleid personen zijn bij wie anders nooit de diagnose
(overdiagnose en overbehandeling) dan wel gesteld zou zijn, omdat ze nog in die vervroe-
niet-significante nevenbevindingen gingsfase aan een andere ziekte overlijden.
– onterechte geruststelling door deelname Dergelijke personen worden dan in feite over-
aan screening (doktersbezoek uitstellen bij behandeld. Ook aan de screening en vervolg-
klachten later, bij gunstige uitslag ongezond diagnostiek zelf kunnen risico’s kleven, en de
gedrag intensiveren of weer oppakken)
screening kan leiden tot de onbedoelde detec-
Dit algemene schema dient voor specifieke tie van andere, misschien niet behandelbare,
bevolkingsonderzoeken te worden gekwanti- aandoeningen. Ten slotte kan er onterechte
ficeerd. geruststelling ontstaan doordat personen na
Zie ook voor verdere info: 7 https://www.rivm.
nl/bevolkingsonderzoeken-en-screeningen.
een gunstige screeningsuitslag ten onrechte
een bezoek aan de arts uitstellen bij klachten
omdat ze menen zekerheid aan de screenings-
omvangrijke criteria te komen, en de criteria uitslag te kunnen ontlenen. Indien er een rela-
zijn verruimd dan wel aangescherpt (zie ook tie is tussen ongezond gedrag en de ziekte,
7 par. 6.3.3). zou een negatieve screeningsuitslag zelfs het
Het doel van criteria voor besluitvorming ongezonde gedrag kunnen versterken. Als
is te bepalen of er een goede balans is tussen de balans wordt opgemaakt, zal bij een goed
positieve en negatieve gezondheidseffecten screeningsprogramma veelal blijken dat het
van screening. . Tabel 6.2 geeft een overzicht leidt tot grote voordelen voor een beperkt
van de voor- en nadelen van screening. De aantal personen in de vorm van een langer
voordelen in termen van gezondheidswinst leven en/of een betere kwaliteit van leven, en
116 H. de Koning

. Tabel 6.3 Het aantal vrouwen dat voor- en


bevolkingsonderzoek naar 7 borstkanker in
nadelen van bevolkingsonderzoek naar borst- Nederland. Jaarlijks overlijden nu naar schat-
kanker ondervindt in Nederland. (Bron: Lande- ting 1.000 vrouwen minder aan borstkanker
lijk Evaluatie Team voor bevolkingsonderzoek dankzij dit programma. Tegenover deze vrou-
naar Borstkanker, 2019) [5] wen die ‘gered’ worden door het bevolkings-
voordelen aantal onderzoek, staan vrouwen die van deelname
vrouwena aan het bevolkingsonderzoek last ondervin-
– vrouwen die ten gevolge van 1.000 den; zo zijn er 18.000 vrouwen die met een
screening niet aan borstkanker fout-positieve uitslag worden doorverwezen,
overlijden met alle vervelende gevolgen van dien. Toch
– aantal levensjaren dat deze 16.000 weegt dat laatste, wanneer een en ander wordt
vrouwen winnen (ongeveer uitgedrukt in voor kwaliteit van leven gecorri-
16 jaar per vrouw) geerde levensjaren (quality-adjusted life years
6 – vrouwen die ten gevolge van 1.050 of QALY’s, zie 7 par. 2.3.3) lang niet op tegen
screening niet behandeld hoeven het eerste. In een infographic (visuele presen-
te worden wegens uitzaaiingen tatie van honderd Nederlandse vrouwen in
– aantal levensjaren mét uitzaaiin- 2.500 een screeningssituatie en klinische situatie)
gen dat hierdoor wordt vermeden zijn de belangrijkste voor- en nadelen van bij-
– vrouwen die ten gevolge van 500 voorbeeld borstkankerscreening in Nederland
screening een borstsparende weergegeven, ter overweging voor een vrouw
behandeling kunnen ondergaan die wil beslissen over deelname (. fig. 6.4).
nadelen . Figuur 6.5 geeft de geschatte borstkanker-
sterftereductie als gevolg van screening weer
– vrouwen die ten gevolge van de nihil
stralingsblootstelling overlijden [4].
– vrouwen die met een fout- 18.000
positieve testuitslag worden
doorverwezen 6.3.2 Overdiagnostiek en
– vrouwen die ten gevolge van 7.000
overbehandeling
screening eerder de diagnose
‘borstkanker’ krijgen Deze paragraaf beschrijft nog wat in meer
– vrouwen die ten gevolge van 375
detail de risico’s van overdiagnostiek en over-
screening de diagnose ‘borst- behandeling. De vervroeging van de diagnose
kanker’ krijgen, terwijl de ziekte die bij screening optreedt (. fig. 6.1), brengt
anders nooit tot klachten had niet alleen met zich mee dat voorstadia van
geleid (overdiagnostiek) ziekten worden gevonden die later onherroe-
– vrouwen die ten gevolge van nihil pelijk tot klachten en ongunstige uitkomsten
screening onterecht gerustge- zouden hebben geleid. Er worden ook ziek-
steld zijn
ten gevonden die nooit verder tot ontwikke-
aUit een totale groep van 1 miljoen gescreende ling zouden zijn gekomen doordat de patiënt
vrouwen per jaar, in leeftijd 50–74. in die ‘vervroegingsfase’ aan een andere ziekte
overlijdt. Tevens worden ziekten gevonden
die spontaan zouden zijn genezen of die zich
beperkte nadelen voor een grotere groep per-
zo langzaam ontwikkelen dat ze nooit tot ern-
sonen. De meeste deelnemers zullen geen
stige klachten zouden hebben geleid. Overdi-
beduidende voor- of nadelen ondervinden.
agnostiek en daarmee overbehandeling is een
In . tab. 6.3 wordt dit nader geïllus-
van de belangrijke nadelen van screening.
treerd met de frequentie van het optreden
van voordelige en nadelige gevolgen van het
Screening
117 6

. Figuur 6.4 Infographics van de belangrijkste voor- en nadelen van borstkankerscreening in Nederland.
(Bron: RIVM)
118 H. de Koning

. Figuur 6.4 (vervolg)


Screening
119 6

Allgood PC, 2008, CC


John LE, 2017, CC
John LE, 2017, C
Massat NJ 2015 CC
Massat NJ 2015 CC
Moss S, 2015, RCT
Otto S, 2012, CC
Paap E, 2014, CC
Andersson I, 1988, RCT
Andersson I, 1997, RCT
Heinävaara S, 2016, CC
Hofvind S, 2013, C
Olsen AH, 2007, C
Olsen AH, 2013, C
Tabar L, 2003, C
Tabar L, 2011, RCT West-Europa
Weedon-Fekjaer H, 2014, C Noord-Europa
Palli D, 1986, CC Zuid-Europa
Puliti D, 2012, (50–59) C

0,2 0,4 0,6 0,8 1 1,2 1,4

. Figuur 6.5 De geschatte borstkankersterftereductie (en 95 % betrouwbaarheidsintervallen) als gevolg van


screening in Europese landen. (Bron: Zielonke et al., 2020) [4]

Kernbegrip gaan ontdekken (zie . fig. 6.2). . Figuur 6.6b


Overdiagnostiek en -behandeling geeft de situatie in 2002 aan, nadat het bevol-
Overdiagnostiek en -behandeling kingsonderzoek al meer dan tien jaar wordt
betekent: het via screening eerder uitgevoerd. In de figuur is te zien dat bij
ontdekken en behandelen van ziekte 75–80-jarigen nu minder borstkanker wordt
die anders nooit tijdens het leven vastgesteld dan het geval zou zijn geweest
tot symptomen (en dus diagnose) zonder een bevolkingsonderzoek. Dat is
zou hebben geleid. Dit is een van de logisch, omdat een groot aantal tumoren als
belangrijkste nadelen van screening. gevolg van de screening eerder is ontdekt
(voor het 75e jaar). Dat beeld wordt bevestigd
in . fig. 6.6c, nog weer van 8 jaar later. Van
Overdiagnostiek is vaak ook een belangrijk overdiagnostiek is alleen sprake wanneer de
kritiekpunt van degenen die menen dat een extra incidentie op jongere leeftijden groter
bepaalde vorm van screening niet moet wor- is dan de verminderde incidentie op hogere
den aangeboden. Soms is dat terecht, maar leeftijden. Op deze manier bepaald, blijkt dat
soms berust dit ook op een onjuist begrip in Nederland bij het bevolkingsonderzoek
van overdiagnostiek. . Figuur 6.6a toont als naar borstkanker in 9 % van de bij screening
voorbeeld de extra ontdekte borstkankers ontdekte borstkankers overdiagnostiek plaats-
in de eerste jaren na de start van het bevol- vindt. Dit is minder dan de situatie in de eer-
kingsonderzoek op deze ziekte in Nederland ste tijdsperiode deed vermoeden.
(1992). Deze extra gevallen berusten slechts De mate van overdiagnostiek hangt samen
in geringe mate op overdiagnostiek, omdat het met kenmerken van de ziekte. Hoe langer de
vooral gaat om het ontdekken van borstkan- preklinische screen-detecteerbare fase (zie
kers uit de prevalente gevallen, waarmee we . fig. 6.2), hoe meer ziekte met een gevoelige
bedoelen dat we bij start een heel groot deel test ontdekt zal worden, en hoe meer ziekte
van die preklinisch reeds detecteerbare ziektes vroegtijdig wordt ontdekt. Dat betekent dus
120 H. de Koning

verwachte en geobserveerde borstkankerincidentie in Nederland in 1992


500

incidentie/100.000 levensjaren
450
400
350
300
250
200
150 verwachte incidentie
100 landelijk bevolkingsonderzoek
geobserveerde incidentie
50
0

85–100
35–39

40–44

45–49

50–54

55–59

60–64

65–69

70–74

75–79

80–84
0–34

a
leeftijdsgroep (jaren)
6 verwachte en geobserveerde borstkankerincidentie in Nederland in 2002
500
incidentie/100.000 levensjaren

450
400
350
300
250
200
150 verwachte incidentie
100 landelijk bevolkingsonderzoek
geobserveerde incidentie
50
0
85–100
35–39

40–44

45–49

50–54

55–59

60–64

65–69

70–74

75–79

80–84
0–34

leeftijdsgroep (jaren)
geobserveerde incidentie in Nederland in 2010
450
incidentie per 100.000 levensjaren

400
350
300
250
200
150
100
50

c 0 45 50 55 60 65 70 75 80 85
leeftijd

. Figuur 6.6 a Borstkankerincidentie naar leeftijd in Nederland, in de situatie met en zonder bevolkingson-
derzoek in 1992. b Borstkankerincidentie naar leeftijd in Nederland, in de situatie met en zonder bevolkingson-
derzoek in 2002. c idem, in 2010. Verwachte borstkankerincidentie – naar leeftijd – zonder (stippellijn) en met
(doorgetrokken lijn) landelijk bevolkingsonderzoek naar borstkanker in Nederland. Tevens – in driehoeken – de
daadwerkelijk geobserveerde incidentie. In figuur a wordt de situatie in het jaar 1992 weergegeven, enkele jaren
na de start van het bevolkingsonderzoek, waarbij nog maar 47% is uitgenodigd (eerste screening voor 77% van
de vrouwen). Figuur b weerspiegelt het jaar 2002, wanneer 96% van de doelgroep uitgenodigd is (nog maar
24% betreft dan een eerste screening; 76% is een vervolgscreening van vrouwen die reeds eenmaal of meer-
malen gescreend zijn). Figuur c is de stabiele situatie in het jaar 2010 weergegeven op basis van cijfers van de
Nederlandse Kankerregistratie. (Bron: De Koning et al., 2016; De Gelder et al., 2011) [6, 7]
Screening
121 6
meer gezondheidswinst als de therapie effec- 6.3.3 Beoordelingskader voor
tief is. Er kan dan echter ook relatief veel het aanbieden van een
overdiagnostiek plaatsvinden. De kans om screeningsprogramma
na ontdekking aan iets anders te overlijden
(waarbij zonder screening deze diagnose nooit Bij voorkeur wordt screening toegepast voor
gesteld zou zijn geweest), is nu eenmaal groter relatief vaak voorkomende ziekten, omdat
als de test veel eerder deze ziekte oppikt. Een daarmee veel gezondheidswinst kan worden
verwachte grote gezondheidswinst bij scree- bereikt en de verhouding tussen de kosten
ning gaat derhalve veelal ook vaak gepaard en de opbrengsten relatief gunstig is. Er dient
met een grote mate van overdiagnose. De eer- wel een goede en acceptabele test voorhan-
dere diagnose ‘kanker’ kan op zichzelf een den te zijn en er moet voldoende capaciteit
negatief effect hebben. Daarnaast kan overdi- en expertise zijn om patiënten met dergelijke
agnostiek tot overbehandeling leiden. Of over- vroeg vastgestelde ziekten te behandelen. De
behandeling optreedt, hangt sterk af van de belangrijkste criteria zoals die nu gelden voor
klinische richtlijnen. Zo is er in bepaalde sta- besluitvorming over screening, zijn weerge-
dia van ductaal carcinoma in situ (DCIS), een geven in 7 kader 6.1. Allereerst moet natuur-
voorstadium van borstkanker dat relatief veel lijk de nut-risicoverhouding, dat wil zeggen
bij mammografische screening wordt ontdekt, de verhouding tussen gezondheidswinst en
een tendens om niet meteen te behandelen, neveneffecten, gunstig zijn. Er moet een
maar vrouwen met regelmatige mammografi- omvangrijke gezondheidswinst zijn, bijvoor-
sche controle in de gaten te houden. Dit is ook beeld in termen van gewonnen levensjaren.
bij prostaatkanker, door middel van actieve Bij andere dan potentieel fatale ziekten kan
surveillance, het geval. de gezondheidswinst tot uitdrukking komen
Het is goed te beseffen dat bij screening op in een verbetering van de cognitieve, moto-
baarmoederhalskanker of darmkanker wordt rische en/of sociaal-emotionele ontwikke-
gezocht naar niet-invasieve voorstadia. In ling (zoals in het geval van screening op een
deze gevallen kan behandeling, zoals het weg- taalachterstand in de jeugdgezondheidszorg,
halen van poliepen bij darmkanker, of bij CIN of – verplichte – screening op kindermishan-
II-III bij baarmoederhalskanker, daadwer- deling op de EHBO), of in een belangrijke
kelijk de invasieve ziekte voorkomen, en is er vergroting van handelingsopties of het eerder
dus sprake van het voorkómen van incidentie. kunnen voorbereiden op de uitkomst (zoals
In deze gevallen is er ogenschijnlijk dus geen in het geval van prenatale screening op het
sprake van overdiagnose en overbehandeling. syndroom van Down). Deze effecten moeten
Er worden immers als gevolg van de screening eenduidig zijn vastgesteld, liefst in gerando-
uiteindelijk minder diagnoses vastgesteld. miseerd onderzoek. Ook moet de ongunstige
Maar, omdat een deel van dergelijke vroeg neveneffecten beperkt blijven. De mate van
ontdekte laesies nooit zou zijn doorgegroeid diagnosevervroeging, overdiagnostiek en
tot een klinisch relevant stadium, kunnen ook neveneffecten moet bekend zijn. Het effect
in deze gevallen wel degelijk overdiagnose en hiervan in termen van voor kwaliteit van
overbehandeling optreden. leven gecorrigeerde levensjaren moet beperkt
zijn.
122 H. de Koning

Kader 6.1 behaald, moet de zogenoemde kosteneffectivi-


teitsverhouding worden bepaald: de kosten per
Criteria voor de invoering van een quality-adjusted life year (QALY). De nadelen
screeningsprogramma uit . tab. 6.2 worden dan als negatieve correcties
Omvangrijke gezondheidswinst: op gewonnen gezonde levensjaren meegenomen.
5 gewonnen levensjaren Voor curatieve behandelingen worden in Neder-
5 cognitieve, motorische en/of sociaal- land maxima van 80.000 euro per (voor kwaliteit
emotionele verbetering van leven) gewonnen levensjaar als acceptabel
5 vergroting van (be)handelingsopties dan genoemd (zie 7 H. 7). De schattingen van de
wel eerder kunnen voorbereiden op de kosteneffectiviteitsverhouding voor de huidige
uitkomst (bijv. bij zwangerschap) bevolkingsonderzoeken op kanker in Nederland
Effecten moeten eenduidig zijn vastgesteld, liggen daar ver onder, tot ongeveer 35.000 euro
liefst in gerandomiseerd onderzoek. per QALY. Voor screening op borstkanker geldt
6 dat goed georganiseerde screeningsprogramma’s
Geringe mate van ongunstige waarbij de doelgroep systematisch wordt bena-
neveneffecten: derd en geïnformeerd, ook een verkleining van
5 vervroeging, overdiagnostiek en sociaaleconomische gezondheidsverschillen tot
neveneffecten gevolg kan hebben [8].
5 voor kwaliteit van leven gecorrigeerde
levensjaren Theorieën en methoden
Balans tussen gezondheidswinst en 5 Het natuurlijk beloop van de ziekte, de
neveneffecten moet inzichtelijk zijn voor de eigenschappen van de screeningstest,
deelnemers. en de behandelingsmogelijkheden in
het eerder ontdekte stadium bepalen
Redelijke verhouding tussen de kosten en de verwachte gezondheidswinst voor
effecten: de populatie of groep patiënten; deze
5 implementatie leidt niet tot omvangrijke karakteristieken bepalen tegelijkertijd
onbedoelde effecten (ongelijkheid) ook de verwachte nadelen van screening.
5 ontwikkelingen op andere terreinen 5 Grootschalig gerandomiseerd onderzoek
veranderen de afweging op korte termijn bij proefpersonen die wel of niet de
niet screeningstest hebben ondergaan,
(bron: De Koning, 7 2009) [1] levert het bewijs voor hoeveel
gezondheidswinst eerdere ontdekking
en behandeling kan bewerkstelligen.
Er moet ook een redelijke verhouding zijn tus- Het verschil tussen aantallen en stadia
sen de kosten en effecten. Daarnaast dient de van ziekten in bevolkingsonderzoek,
invoering van het programma niet tot omvang- versus in de kliniek gediagnosticeerde
rijke onbedoelde effecten te leiden, zoals een ziekten geeft een goede indicatie van
verdere toename van verschillen in gezondheid de vervroeging en het preklinisch
tussen sociaaleconomische groepen. Ten slotte detecteerbare stadium.
mogen ontwikkelingen op andere terreinen die 5 De nut-risicoverhouding is de
de balans tussen de kosten en effecten op korte verhouding tussen gezondheidswinst
termijn kunnen beïnvloeden, zoals het beschik- en neveneffecten van een screenings-
baar komen van een vaccin of een nieuwe the- programma. Deze verhouding moet
rapie, de afweging niet substantieel veranderen. voldoende gunstig zijn om invoering
Om na te gaan of de kosten en inspanningen van screening te overwegen, en er
die voor het bevolkingsonderzoek nodig zijn, moet ook een redelijke verhouding
opwegen tegen de gezondheidswinst die wordt zijn tussen de kosten en effecten.
Screening
123 6
. Tabel 6.4 Overzicht van enkele kengetallen van drie bevolkingsonderzoeken naar kanker in Neder-
land, in vergelijking met de geschatte kengetallen voor een potentieel screeningsprogramma op pros-
taatkanker. (Bron: 7 RIVM)

baarmoe- borstkanker dikkedarmkanker prostaatkanker


derhalskan- (vrouw) (man en vrouw) (man)
ker (vrouw)

schatting van het aantal 450 2.100 6.200 2.750


kankersterfgevallen per jaar
zonder screening (doelgroep)
geschatte reductie in kanker- 50 40 30 28
sterfte ten gevolge van scree-
ning (in %)
schatting van het uiteindelijke 250 1.000 2.250 (op termijn) 650
aantal voorkómen kankersterf-
gevallen per jaar ten gevolge
van screening
per individu gewonnen 22 16 11 10
levensjaren (per voorkomen
sterfgeval)
test HPV-test/ röntgenfoto vaststellen spoor PSA in bloed
zelftest borsten bloed in ontlas-
ting (FIT)
screeningen per jaar 450.000 1.100.000 1.600.000 215.000
kosten in euro per jaar 29 miljoen 68 miljoen 20 miljoen 7 miljoen
leeftijd doelgroep 30–60 jaar 50–75 jaar 55–75 jaar 55–64
screeningsinterval 5–10 jaar 2 jaar 2 jaar 3 jaar
opkomst screening 60 % 75 % 70 % n.v.t.
verwijscijfer 2,9 % 2,2 % 5,8 % 15 %
detectiecijfer 5,2 per 1.000 6,9 per 1.000 15,4 per 1.000 51 per 1.000
(CIN II+) (AA+)
geschatte kosteneffectiviteit 6.000 3.400 2.200 19.700
(euro per gewonnen levensjaar)

6.3.4 Screeningsprogramma’s het onderzoek. Jaarlijks worden meer dan


naar kanker in Nederland een miljoen mammogrammen beoordeeld.
Kanker van de dikke darm (colon) of endel-
In Nederland kennen we anno 2021 drie bevol- darm (rectum) komt eveneens veel voor. Het
kingsonderzoeken naar kanker. . Tabel 6.4 staat vast dat screening op onzichtbare sporen
geeft een overzicht daarvan. In het bevol- bloed in de ontlasting met de fecal occult blood
kingsonderzoek naar borstkanker wor- test (FOBT) en de daaropvolgende behande-
den vrouwen tussen de 50 en 75 jaar ling de sterfte aan darmkanker met 30 % kun-
tweejaarlijks uitgenodigd om zich te laten nen reduceren. In 2014 is in Nederland een
onderzoeken in een van de ongeveer zestig landelijk programma gestart voor screening
speciale screeningseenheden. Ongeveer 75 % op dikkedarmkanker. Alle personen tussen
van de uitgenodigde vrouwen neemt deel aan 55 en 75 jaar ontvangen bij de uitnodiging
124 H. de Koning

een buisje met daarin een staafje. Met dat de behandeling. Toch zou een landelijk pro-
staafje moet wat ontlasting in het buisje wor- gramma voor screening op prostaatkanker
den gedaan, dat daarna met een ingevuld ant- overwogen kunnen worden, nu gebleken is
woordformulier moet worden opgestuurd. dat een beperkt programma van bijvoorbeeld
De ontlasting wordt daarna in een laborato- drie of vier PSA-tests tussen 55–64 jaar in
rium met een immunochemische FOBT-test kosteneffectiviteit niet verschilt van dat voor
(FIT) op bloedsporen onderzocht. Bij een baarmoederhalskankerscreening, en meer
positieve testuitslag worden deelnemers voor ziektespecifieke sterfte kan voorkomen dan
een diagnostische colonoscopie uitgenodigd. baarmoederhalskanker (zie . tab. 6.4). Deson-
Baarmoederhalskankerscreening is feitelijk danks oordeelde de Gezondheidsraad negatief
het langstlopende programma in Nederland over een bevolkingsonderzoek [9].
(en in de meeste landen in de wereld), maar
heeft veel veranderingen ondergaan in Feiten
6 zowel uitvoering, gebruikte screeningstest, 5 Grootschalige trials op het gebied
screeningsinterval als leeftijd van de uitgeno- van borstkanker, prostaatkanker,
digde vrouwen. Aangezien een infectie met darmkanker en longkanker hebben
HPV (humaan papillomavirus) voorwaarde is aangetoond dat door screening de
voor de mogelijke ontwikkeling van een voor- ziekte aanzienlijk vroegtijdiger kan
stadium van baarmoederhalskanker, wordt worden ontdekt, en de sterfte kan
sinds een aantal jaren gescreend met een HPV- verlagen. Bij veel van de Nederlandse
test (en wordt niet meer gekeken naar cytolo- bevolkingsonderzoeken naar kanker
gische veranderingen in het uitstrijkje). Dit is is de specificiteit meer dan 90 %; de
effectiever en goedkoper. Ook kan met zelfs sensitiviteit varieert veelal tussen de
een tienjaarsinterval worden volstaan als het 60 en 90 %.
uitstrijkje op 50-jarige leeftijd nog negatief is. 5 In Nederland en veel Europese landen
Voor prostaatkanker bestaat in Nederland zijn of worden drie kankerscreenings-
geen bevolkingsonderzoek. Prostaatkanker programma’s geïmplementeerd
komt met jaarlijks 9.500 nieuwe gevallen veel waarbij de voordelen aantoonbaar
voor. Naar schatting 30 % van de patiënten opwegen tegen de nadelen:
overlijdt uiteindelijk aan de ziekte. Eind jaren baarmoederhalskanker, borstkanker
tachtig werd het prostaatspecifieke antigeen en darmkanker. Een beperkt prostaat-
(PSA) ontdekt. Het niveau van dit antigeen in kankerscreeningsprogramma met
het bloed is vaak al tien tot vijftien jaar voor de slechts drie of maximaal vier testen
uiteindelijke klinische diagnose verhoogd. Uit tussen 55 en 64 jaar kent relatief
gerandomiseerde studies is inmiddels gebleken veel nadelen, maar is effectiever en
dat screening op prostaatkanker met de PSA- goedkoper dan baarmoederhalskan-
test van asymptomatische mannen van 55 jaar kerscreening.
en ouder tot een reductie van 30 % of meer
in de prostaatkankersterfte leidt. Daarnaast
zijn er echter ook ongewenste effecten. Onge- 6.4 Screening naar diverse
veer 30–40 % van de tumoren die nu worden aandoeningen: wel of niet?
ontdekt, zou helemaal niet aan het licht zijn
gekomen zonder screening, en de persoon in In de Verenigde Staten is kennis over de effec-
kwestie zou ook nooit aan prostaatkanker zijn tiviteit van preventieve interventies samen-
overleden. Als gevolg van de screening worden gevat in de zogenoemde Clinical Guide to
deze mannen nu geconfronteerd met een kan-
7 Preventive Health Services, opgesteld door de
kerdiagnose, gemiddeld tien tot vijftien jaar U.S. Preventive Services Task Force (USPSTF)U.S.
eerder en met vaak ernstige neveneffecten van preventive services task force (USPSTF).
Screening
125 6
. Tabel 6.5 Te overwegen screeningsprogramma’s met voldoende evidentie (‘zeker’ (A) of ‘waarschijn-
lijk’ (B)) van een positieve nut-risicoverhouding volgens de USPSTF. (Bron: 7 U.S. Preventive Services Task
Force, 2019 [10]

ziekte of aandoening doelgroep graad van bewijs

aneurysma aortae abdominalis man 65–75 ooit gerookt B


alcoholmisbruik 18 jaar en ouder B
asymptomatische bacteriuria zwangere vrouwen B
bloedglucose en diabetes mellitus 40–70 met overgewicht of obesitas B
type 2
BRCA vrouwen met familiegeschiedenis B
chlamydia/gonorroe vrouwen B
depressie volwassenen en adolescenten B
hepatitis B hoogrisico zwangeren B
A
hepatitis C hoog risico/geboren tussen 1945–1965 B
hiv 15–65/zwangeren A
hypertensie volwassenen A
intiem partnergeweld vrouwen van vruchtbare leeftijd B
latente tuberculose volwassenen met verhoogd risico B
longkanker 55–80 met 30 pakjaren B
obesitas 6–18 B
osteoporose vrouwen > 65 jaar of postmenopauzaal B
met verhoogd risico
pre-eclampsie zwangeren B
syfilisinfectie zwangeren en bij hoog risico A
visus kinderen 3–5 jaar oud B
zwangerschapsdiabetes 24 weken B
Rh(D)-incompatibiliteit zwangeren tijdens eerste bezoek verlos- A
kundige

Feiten Voor een uitgebreide reeks van preventieve


In de Verenigde Staten geeft de interventies wordt aangegeven welke toe-
USPSTF aanbevelingen over screening passing wordt aanbevolen en wat de over-
op vele ziekten die een gunstige tuigingskracht is van het wetenschappelijke
nut-risicoverhouding kennen. De bewijs dat aan die aanbeveling ten grondslag
afweging van de nut-risicoverhouding ligt. Er wordt aangegeven of een zorgverlener
is vaak delicaat, en deze afweging de betreffende preventieve interventie aan
van voor- en nadelen op individueel zijn patiënt zou moeten aanbieden omdat het
en populatieniveau, zoals nationale zeker (grade A) of zeer waarschijnlijk (grade
commissies die maken, kan dan ook B) is dat dit gezondheidswinst oplevert, dan
verschillend uitpakken. wel dat de interventie alleen in bijzondere
126 H. de Koning

omstandigheden moet worden aangeboden . Tabel 6.6 Screeningsprogramma’s die door


(C), of zelfs moet worden afgeraden (D). In de USPSTF worden ontraden (D) of waarvoor
Nederland bestaat een dergelijke handleiding onvoldoende (I) bewijs voorhanden is om een
nog niet. nut-risicoverhouding te kunnen bepalen. (Bron:
. Tabel 6.5 geeft een overzicht van vormen 7 U.S. Preventive Services Task Force, 2019 [10]
van screening uit de genoemde USPSTF-lijst ziekte of aandoening graad
die in Nederland nog niet of niet systematisch van
worden uitgevoerd. In . tab. 6.6 staan voor- bewijs
beelden van screeningsprogramma’s die door blaaskanker I
de USPSTF worden ontraden (D) of waarvoor
stenose carotisarterie D
onvoldoende bewijs voorhanden is om een
nut-risicoverhouding te kunnen bepalen (I). cognitieve beperking bij ouderen I
Beide tabellen geven hiermee een aardig beeld cariës bij kinderen I
6 van enerzijds de mogelijkheden van screening glaucoom I
en anderzijds de vaak nog ontbrekende
gehoorverlies bij ouderen I
wetenschappelijke evidentie. Wel moet men
zich realiseren dat de adviezen een moment- kanker in mondholtegebied I
opname zijn, waarna additionele evidentie ovariumkanker D
beschikbaar kan komen. Ook is de weging van
spraak- en taalstoornissen 0–5 jaar I
bewijs niet altijd eenvoudig en kan dit door
verschillende commissies anders uitpakken. teelbalkanker D
Zo is in Nederland in een grote trial bewijs schildklierdisfunctie I
gevonden voor de effectiviteit van vroege idiopathische scoliose bij adolescen- I
opsporing van kinderen met een taalstoornis ten
[11], maar bij gebrek aan meer van dergelijke atriumfibrilleren bij volwassenen I
experimenten blijft de afweging lastig.
autisme bij jonge kinderen I
hart- en vaatziekten bij volwassenen I
6.5 Uitdagingen voor de met gemiddeld of hoog risico
toekomst coeliakie I
COPD bij volwassenen D
6.5.1 Samenhang van preventie
zichtverlies bij ouderen I
en behandeling
ouderenmishandeling en misbruik I
van kwetsbaren
Is borstkanker heden ten dage nog wel een
ernstige ziekte? Is de therapie niet dusda- osteoporose bij mannen I
nig aan het verbeteren dat screening weinig alvleesklierkanker D
additionele waarde heeft? De cijfers van de huidkanker I
Landelijke Kankerregistratie (7 www.iknl.nl)
schildklierkanker D
laten zien dat in 2019 bijna 17.000 nieuwe
gevallen van borstkanker zijn vastgesteld, en
dat er in 2018 3.057 vrouwen aan borstkanker worden door het optreden en behandelen van
zijn overleden (7 volksgezondheidenzorg.info). borstkanker vele jaren terug. De huidige sterf-
Men moet zich echter goed realiseren dat de tecijfers zijn dus reeds beïnvloed door verbe-
sterftecijfers van vandaag – zeker bij de ziekte teringen in de behandeling en de invoering
borstkanker, waarbij veel vrouwen ook na vijf van het screeningsprogramma in de afgelo-
jaar nog aan de ziekte overlijden – bepaald pen 25 jaar. Rond 1990 was de cumulatieve
Screening
127 6
kans voor een vrouw van 50 jaar en ouder om ongunstige neveneffecten op andere sterfte-
gedurende haar leven aan borstkanker te over- oorzaken zijn opgetreden in de interventiearm
lijden 4,9 %. Door verbeteringen in de behan- (t.o.v. de controlearm).
deling is dit heden ten dage gedaald tot 3,8 %,
en door een goed functionerend bevolkings-
onderzoek, met daaropvolgende behande- 6.5.3 Risicostratificatie,
ling van vroegere stadia, is dit verder gedaald individualisering
tot 2,9 %. Het illustreert wel hoe moeilijk het en hulplijnen/
soms is effecten van preventie aan te tonen. beslissingsinstrumenten
Dat geldt al helemaal op individueel niveau:
op straat is niet herkenbaar welke borstkan- In de meeste landen beslissen regionale of
kerpatiënten er zonder screening niet meer landelijke commissies over de invoering van
zouden lopen. screeningsprogramma’s, in welke leeftijds-
groepen, met welke testen, en met welke
screeningsintervallen. Dit zijn adviezen voor
6.5.2 Welke bewijskracht is nodig de gemiddelde vrouw of man, waarbij voor
voor screening? een groep personen de nut-risicoverhouding
als acceptabel wordt geacht. Op individueel
Er zijn critici die beweren dat veel vormen niveau kan deze verhouding anders uitpak-
van kankerscreening geen enkel nut hebben. ken, bijvoorbeeld omdat er een hoger dan
Er gaan door screening gewoon meer mensen wel lager risico geldt. Vrouwen met zeer dicht
aan een andere ziekte dood, is dan de rede- borstklierweefsel (ongeveer 8 % van de Neder-
nering, dus zonder overlevingswinst. Dat is landse bevolking) hebben een groter risico op
echter een onjuiste voorstelling van zaken. borstkanker, waarvoor mogelijk frequentere
Uiteraard gaan er, als gevolg van effectieve of eerder gestarte screening een even gunstige
secundaire preventie van kanker, uiteindelijk nut-risicoverhouding zou betekenen. Ook is
meer mensen aan een andere ziekte dood; ook mammografie in hun geval mogelijk minder
aan de gewonnen levensjaren komt immers sensitief, en zou bijvoorbeeld een MRI aan-
ooit een eind. Toch worden er wel degelijk geboden kunnen worden. Ook zijn er sub-
levensjaren gewonnen. ‘Maar in trials zien groepen met een lagere levensverwachting
we vrijwel nooit een gunstig significant effect (bijvoorbeeld vrouwen met het syndroom van
op de totale sterfte’, is dan vaak de volgende Down) die minder baat en dus meer schade
tegenwerping. Dat klopt, omdat dergelijke zouden ondervinden van het screeningspro-
screeningstrials niet groot genoeg zijn om gramma dan voor de gemiddelde vrouw of
dat effect statistisch significant aan te tonen. man geldt. In de toekomst zal in toenemende
In zes grote Zweedse studies werd een reduc- mate sprake moeten zijn van risicostratificatie
tie van 25 % in de sterfte aan borstkanker reeds voor of na de eerste screening, om meer
aangetoond als gevolg van mammografische gepersonaliseerd te kunnen gaan screenen.
screening. Dit zou, gegeven een prevalentie Het is wel goed te beseffen dat dit nog steeds
van rond de 5 %, een daling van 0,94 % in de moet gebeuren in systematische programma’s,
totale sterfte teweeg moeten brengen, maar in plaats van met case-finding, dat wil zeg-
om zo’n kleine procentuele daling significant gen: screening van individuen als ze voor een
aan te kunnen tonen zijn vele honderddui- andere klacht of ziekte bij een hulpverlener
zenden gerandomiseerde vrouwen nodig langskomen. Case-finding leidt namelijk tot
[12]. Omdat dat praktisch ondoenlijk is, wor- ongelijkheid en latere diagnoses en therapie
den deze studies zo opgezet dat ze alleen aan dan programmatische screening, en daarom
kunnen tonen of de sterfte aan borstkanker tot een slechtere nut-risicoverhouding.
kan worden verlaagd, en anderzijds of er geen
128 H. de Koning

Een andere ontwikkeling is die van Literatuur


screening bij groepen met een verhoogd risico
op clusters van meerdere ziekten. Rokers en 1. De Koning HJ. De mysterieuze massa. Oratie
ex-rokers zijn zo’n groep. Naar de vroege uitgesproken dd. 26-06-2009 ter gelegenheid van
de aanvaarding van de leerstoel Evaluatie van
opsporing van longkanker is al decennialang vroegopsporing van ziekten. Rotterdam: Erasmus
onderzoek gedaan. Inmiddels zijn er twee MC; 2009.
grote RCT’s gepubliceerd waarin moderne 2. McKinney SM, Sieniek M, Godbole V, Godwin J,
en gevoelige (met lage stralingsdosis) CT- Antropova N, Ashrafian H, et al. International
technieken worden toegepast voor de perio- evaluation of an AI system for breast cancer
screening. Nature. 2020;577:89–94.
dieke screening van rokers en ex-rokers. In 3. Wilson JMG, Jungner G. Principles and practice of
een Amerikaanse studie onder 55.000 geran- screening for disease. Geneva: WHO; 1968.
domiseerde (ex-)rokers is aangetoond dat de 4. Zielonke N, Gini A, Jansen EEL, Anttila A, Segnan N,
sterfte aan longkanker met ruim 20 % en de Ponti A, et al. on behalf of the EU-TOPIA consortium.
6 sterfte aan alle doodsoorzaken met 7 % was Evidence for reducing cancer specific mortality due
to screening for breast cancer in Europe: a systematic
verlaagd in de gescreende groep ten opzichte review. Eur J Cancer. 2020;127:191–206.
van de niet-gescreende groep [13]. In een 5. Landelijk Evaluatie Team voor bevolkingsonderzoek
grootschalige Nederlandse studie daalde de naar Borstkanker. Landelijke evaluatie van
longkankersterfte met 24 % na screening met bevolkingsonderzoek naar borstkanker in Nederland
een CT-scan [14]. Er zal nu bekeken moeten 2004–2014. Rotterdam/Nijmegen: Erasmus MC/
Radboud UMC; 2019.
worden bij welke risicogroepen longkanker- 6. De Koning HJ, Alagoz O, Schechter CB, Van
screening een redelijke kosteneffectiviteit kan Ravesteyn N. Reply to Koleva-Kolarova et al. The
opleveren. Een goed geselecteerde risico- Breast. 2016;27:182–9.
groep zou dan mogelijk met dezelfde CT-scan 7. De Gelder R, Heijnsdijk EAM, Van Ravesteyn
gescreend kunnen worden op longkanker, NT, Fracheboud J, Draisma G, De Koning HJ.
Interpreting overdiagnosis estimates in population-
COPD, en hart- en vaatziekten. Ook nieuwe based mammography screening. Epidemiol Rev.
technieken als AI (artificial intelligence) en 2011;33:111–21.
bloedmarkers zullen het screeningsveld dras- 8. De Koning HJ. Chapter 4.5 variations in
tisch doen veranderen. Wel moet worden implementation of cancer screening in european
beseft dat alle eerdergenoemde criteria geldig countries. Striving for best practice. In: Wild CP,
Weiderpass E, Stewart BW, redactie. World cancer
blijven alvorens screening aan te kunnen bie- report: cancer research for cancer prevention.
den: aantonen van effectiviteit, een gunstige Lyon, France: International Agency for Research
nut-risicoverhouding en acceptabele kosten- on Cancer; 2020.
effectiviteit. De aanbieders hebben hierbij een 9. 7 https://www.gezondheidsraad.nl/documen-
grote verantwoordelijkheid, maar dat geldt ten/adviezen/2018/11/27/wbo-onderzoek-naar-
screening-op-prostaatkanker.
ook voor de individuele burger. Mogelijk dat 10. 7 https://uspreventiveservicestaskforce.org/
digitale keuzehulpen de voor- en nadelen van uspstf/.
screening voor het individu kunnen verduide- 11. Van Agt HM, Van Der Stege HA, De Ridder-Sluiter
lijken. H, Verhoeven LT, De Koning HJ. A cluster-
randomized trial of screening for language delay
> Online verder studeren in toddlers: effects on school performance and
5 Oefenvragen language development at age 8. Pediatrics.
2007;120(6):1317–25. 7 https://doi.org/10.1542/
peds.2006-3145.
Screening
129 6
12. Heijnsdijk EAM, Csanádi M, Gini A, Ten Haaf K,
Bendes R, Anttila A, et al. All-cause mortality
versus cancer-specific mortality as outcome in
cancer screening trials: a review and modeling
study. Cancer Med. 2019;8(13):6127–38. 7 https://
doi.org/10.1002/cam4.2476.
13. Aberle DR, Adams AM, Berg CD, Black WC, Clapp
JD, Fagerstrom RM, et al. Reduced lung-cancer
mortality with low-dose computed tomographic
screening. N Engl J Med. 2011;365:395–409.
14. De Koning HJ, Van Der Aalst CM, De Jong PA,
Scholten ET, Nackaerts K, Heuvelmans MA, et al.
Reduced lung-cancer mortality with volume CT
screening in a randomized trial. N Engl J Med.
2020;382:503–13.

Websites
7 https://www.rivm.nl/documenten/landelijke-evalua-
tie-van-bevolkingsonderzoek-baarmoederhalskan-
ker-leba-tm-2017.
7 https://www.rivm.nl/nieuws/regiobijeenkomsten-
resultaten-13de-evaluatierapport-letb.
7 https://www.rivm.nl/documenten/letb-resul-
taten-bevolkingsonderzoek-borstkanker-
2019-over-2004-2014.
7 https://www.tweedekamer.nl/kamerstukken/brie-
ven_regering/detail?id=2019D53602.

Aanbevolen literatuur
Davies L, Petitti DB, Martin L, Woo M, Lin JS. Defining,
estimating, and communicating overdiagnosis in
cancer screening. Ann Intern Med. 2018;169(1):
36–43.
Eeles MA, Berg CD, Tobias JS, editors. Cancer
prevention and screening: concepts, principles and
controversies. John Wiley & Sons, Inc. 2018/2019. Print
ISBN: 9781118990872|Online ISBN: 9781118990957.
Gini A, Jansen EEL, Zielonke N, Meester RGS, Senore C,
Anttila A, et al. and EU-TOPIA Consortium. Impact
of colorectal cancer screening on cancer-specific
mortality in Europe: a systematic review. Euro J
Cancer. 2020;127:224–35.
Hanley JA, McNeil BJ. The meaning and use of the area
under a receiver operating characteristic (ROC)
curve. Radiology. 1982;143(1):29–36.
Jansen EEL, Zielonke N, Gini A, Anttila A, Segnan N,
Vokó Z, et al. Effect of organised cervical cancer
screening on cervical cancer mortality in Europe:
a systematic review. Euro J Cancer. 2020;127:207–
23. 7 https://doi.org/10.1016/j.ejca.2019.12.013.
Mukherjee S. The emperor of all maladies. A biography
of cancer. New York: Simon and Schuster; 2011.

You might also like