You are on page 1of 8
VERENIGING “ORDE DER VERDRAAGZAMEN’ Kon. Goedgekeurd de. 28 februari 1958, nr. 58 - © GEVESTIGD TE 'S-GRAVENHAGE Secretareat: Suitenrustplein 21, Voorburg, Tel. 728315 - Giro no. 469874 tn.v. de Penningm. der “ODV”, DEN HAAG Zondaggroep I, 2 december 1962 Goedenmorgen, vrienden. Wij zijm hier bij clkaar om cen klein beetje na te denken over wijdings en dat kun je natuurlijk in duizend-en-één richting zoeken. Je kunt het zoeken in de richting van het onderricht, van de incantatic, van de pre- dikatic. Nu moet ik u cerlik zeggon, dat dat voor nij altijd een grote vraag is, waar men wijding vindt. Want het hele leven van de mens en ook van de geest vindt eigenlijk zijn wijding in een innerlijk contact met het Hogero. Waar je dat contact vindt, dat is nooit te bepalen, Je kunt in een plechtstatige kerk zijn met cen ruisend orgel, een schitterend koor, waar con predikant mooie woorden dondert van de kansel. Maar wat blijft er ten slotte van over, als je naar huis gaat? Alleen maar het gevoel . van verlichting, dat je aan een kerkelijke plicht hebt voldaan. . Je kunt soms ook zo heel cenvoudig praten over simpele dingen} of je kunt alleen eens zitten en denkon.....en ineens is dat gevoel van wij- ding or wol. Daarom hoop ik, dat u het niet erg vindt, als ik dat gevoel van wijding deze keer niet ga zcekon in de mooie woorden of in de dichter- lijkheid; dat is ook iets, dat altijd erg veel indruk pleegt te maken. ‘Als u zockt naar een geestolike waarheid, moet eigenlik de vorm op aichzelf minder belangrijk zijn, want cen geestelijke waarheid, een contact met het Hegere, een besef van cen goddelijke werkelijkheid ligt overal. Wanncer je naar buiten kijkt en jo ziot de zon, dan kan die zon beter pre~ ken dan enige mens; en cen vogel, die 2o'n bectje 2it te kwinkeleren in een lage vlucht, weet cen mens ‘soms veol dioper in de ziel te grijpen en veel dichter bij de waarheid te brengen dan alle kunstmiddelen der rheto- rica ooit klaarspelen. Wat is dan eigenlik wijding? Natuurlik, het is in zekere zin de wijs- heid, die ons is overgeleverd. We vinden het in de Evangelién, we vinden het in goddelijke wetten, maar we vinden het net zo goed ‘alleen in onszelf. Een vriend van mij, die cen studie maakt van ‘de mens maar ook van bepaalde inwidingsprincipes, heeft het eens zo uitgedrukts wwanneer je in jezelf rustig bent, wanneor je in jezelf voor een kort ogenblik wil zoeken naar waarheid en naar oneindigheid, dan spreekt er iets; en dat is de wijding. En dan is de mens als een kathedraal, wear in de stilte, in de bezonkenheid, in de verschaalde geuren van wierook en lang gesproken woorden, ineens ergens God staat te midden van de leegtes want wij zijn leog." We donken, dat we vol zijn met onze gedachten en ons streven en onze plan- nen, maar als je het goed nagaat, is dat cigenlik maar weinig. We menen mu wel, dat we onze task hebben, onze plicht en onze kennis, maar zijn die werkeljk wel zo groot? Is dat niet zo iets als een gothisch ornament, : waarmee een pilaar is versierd of cen klein altear, veracholen in een 2ij- 21/53 beuk van dnze kathedraal? God in de tempel van je wezen. Ik vond dat een mooi beeld. a Maar als ik dan zo denk aan de mons, ontdek ik ook dat hi in ain eigen kathedraal heel veel altaren opricht. Hicr staat Jesus, daar staat d2 Meester en daar een lieve overgegane on clders staat sociaal aanzien en aijn eigen belangrijeheid, zijn eigen "ik" misschien; alles op een altear, Die dingen zijn dood; leven kunnen ae alleen door de godde~ lijke adem. Wenneer ik dus moct proberen wijding te vinden, aou ik eigen+ lijk de echo ervan in de mens mocten wakker rocpon. Je leeft en denkt op je eigen manier en dat is heel begrijpelijk. Zoals vroeger de mensen hun kerken gebouwd hebben ook op hun eigen wijze, zoals cen Seder geloof op zijn cigen manier. Wij zin individuen, wij hebben onze eigen mogelijkheid, onze eigen taak. Om nu wijding. te. boredken moet er ergens in ons allen iets zijn, dat gelij is: God. Wat zijn tempels, ale er geen God in leeft? Wat zijn mensen, als in hen niet ergens cen goddelijk antwoord is.op de vele vragen, die ze aan het leven. stellen? Hier begin jedan te zocken, Het, wordt een speurtocht door alle: de- jen van het leven, door alle mogelijkheden van het menselijk bestaan.. Waar vind ik wijding? En dan kan ik daar maar één antwoord op, geven: Overal waar con vegrip is voor het contact met elkaar on met God, daar kan wijding, 2ijn. En waar dat begrip niet bestaat, waar holle menselijke frasen regeren, daat, is alleen het lege, predikende geweld. En dus zogk ik op mijn manier en ben ik op het ogenblik gebonden,aan het woord. Wet ken ik u laten zien van min werkelik wezen, van mijn wer- kelike yaerheid? Ik kan alleen maar wat woorden uitzenden via ecn voer- tuig. Bn wat ik u dus vertel, is het resultaat van cen spourtocht, waar- mee ik heb geprobeerd God te. vingen in de mens en in het contact mot’ de mens. Ik hoop dus, dat u me vergeeft, als, mijn woorden dan. wat onvolledig zine . _Allereerst: waar ik ook. ga, op de wereld, tussen de sterron, ‘vind ik ergens een heimwee. En het vreomde is, het is een onbestemd, cen vaag heimwee, want je weet eigenlijk nict waarheen je zou willen’ terugkeren, Tk geloof, dat het het heimwee is naar de directe verbondenkeid net het leven, Dat heimwee op zichzelf kun je wegpraton. Je kunt zoggen, dat het leven zoveel eist en dat je toch zo belangrik bent. Soms ontdek je dat de mens hot heimwee verliest in cen andere mens; maar ook dan is het cen gezamenlijk heimvee. Dan denken die twee. mensen er nict eens meer aan, maar in hen blijkt toch orgons de honger naar’ het onbestemde te bestaan. Dan.vind ik eon oude epreuk, die velgens mij de-oorzaak van dat heim- wee weergeoft: Wi, dic kwamen uit de vervulling, wij zijn uitgegean, zoekend naar bewustaiin door alle tijden en sferen, Leven na leven wente]t de trap. .Bn waar wij gaan,in henel of in helle sferon steeds weer op het pad, 7 voelen wij, hoe. nog de. volheid ons ontbreekt, waaruit we eens iin voortgokonen. Dat is het eerste punt; een onvervuldheid, En het heinwee zelf brengt dan het ogenblik, dat ik zou willen noemen: de herinnering, Want wanncor wij God qntmoeten op onze manier, dan is dat niet cen directe: ontmocting net een goddelijke werkelikheid. Ik vraag’mij trouwens af, of een mens en zeker een geest in de vorm kennende sferen ook in staat zou zijn cen goddelijke werkelijkheia zonder meer te verdragen. Neen, het is meer een illusie, eon benadering, con va~ ge herinnering, zoals cen grijsaard terugdenkt aan de dagen van zijn jouga en daarbij onwillekeurig het schone, het lichte ziet, maar niet moer be- grijpt, wat er allemaal mee verbonden was 21/54 Je denkt terug aan die oneindigheid.....en dan, ja, dan moet je het Koninkrijk Gods eigenlijk terugvinden. "In het Huis.nins Vaders zijn vele woningen." Ach, het is zo begrijpelijk. Wi zijn allemaal verschillend. We hebben ellemaal con eigen dael, een eigen kracht, een eigen stem en toch horen wij in het “Huis des Vaders". Wij zim deel van God. In de Schepper zijn wi ellen verbonden. Uit Zin on- eindige liefdekracht brengt Hij het Al voort. En zict, door 2ijn liefde houdt EW al instand-en slechts wie Zin liefde erkent en belecft, weer- spicgeld ziende Zin liefde in alle dingon, hij herkent iets van de Vader Die hem heeft uitgezonden en hem 2cgt: "Keer terug." Ja, dat zit erin, Dan vind je elders weer (laat ons vandaag als het kan een beetje in de buurt van het Christendom blijven) de gelijkenis van de Verloren Zoon. We hebben ons erfdeel opgovraagd. Het erfdecl van het scheppend be~ wustaijn. We zijn uitgegaan uit het Vaderhuis en de“Vader heeft ons Zin zegen neegegeven en alles, waarop we recht hebben. Mear nu moeten we zelf de wog ‘vinden. En zelfs in den vreemdo, in de roes van het leven met al zijn ontstellende schoonheid, maar ook met 2ijn~afgrond~diepe wanhoop soms vlijft ergens de herinnering aan thuis bestaan. Het is alloen maar zo ver- velend, dat wij meestal eerst tot God on tot de werkelijkheid willen terug- keren, wanneer we in de goot liggen. was 2wijnenhceder en at de drab der awijnen, Nu kunnén wij niet zege gen, dat wij misschten allemaal 2wijnenhoeders zijn (dat zou een heel geknor worden), maar we kunnen toch wel zeggen, dat wij ook vaak de drab der zwij~ nen eten, want cen groot gedeelte van je leven, van je bestaan is eigen- lyk efhankeljk geworden van op zichzelf onbelangrijke en. vaak waardoloze dingon. Het beetje-werk dat je hebt en de erkenning dic je van je buur- nan krijgt, de idee ven grootheid of bolangrijkheid die nog in je leeft, de manier’waarop je ecn ander op 2ijn plaats kunt zetten enz., jin vaak be- langrijker dan de werkelijkheid: de verbondenheid met'alle dingen, die in God leeft. - Maar juist als je dan ontdekt, hoe onbevredigend het levén is, wil je terugkeren; en die terugkcer is altijd een lange weg. Wij kunnen niet zeggen dat we zo eens eventjes terugkoren, dat we ergens God weer ontmoe- ten. Neen, we gaan nét als de Verloren Zoon (neem me niet kwalijk, het is een echt predikentenvoorbeeld) terug naar huis. En ja, je hebt misschien een enkele korst brood en je komt nog niet helenaal om van gebrek, maar je moet rusten; je bent soms doodmoo in het leven. En juist als je 20 @oodmoe bent, dan komt de hetinnering terug aan het Vaderhuis. Je kunt Het niet omschrijven, je weet het nict precies meer, hoc het is, maar je voelt het weer even: het is de kracht, die je 20 dadelijk weer doct voorte gaan op het levenspad. Kijk, dan heb ik het idee, dat dat wijding is. Wat wij wijding noemen, is alleen maar cen herinnering aan icts, dat was cn het docl waarheen we gaan; want in deze beide leeft de kracht, waaruit je bent voortgekomen. En dan zoek je verder in de mons on vraag jc: Waar vindt hij zijn wij ding? Tk moet zeggen, dat ik den tot ontstellonde ontdekkingen kon. Want de meeste kerken, waar je dan toch de meeste widing zou verwachten, bezitten die nict. Je zou de wijding verwachten in het gebed, maar meest- al vind ik het daar niet. Waarom? Ach, u weet het, in de tempels staan de mensen te sneken en af te wachton, of God dat ene wonder doet, wat ze 20 graag zouden willen; of God eens eventjes alles in orde zal maken En als ze dat niet doen - zoals ze in de moderne tijd een gezang zingen en naar cen predikatie zitten te luisteren - och, dan zitten ze zich eigens lik afte vragen, of dominee nou vroeg genoegaou uitscheiden, zodat 2ij de ‘rein van 12.10 in plaats van die ven 12.30 zouden kunnen halen Of ze zitten ondertussen crover na te denken, of tante Hulalie wel op tid de koffie opgezet zou hebben, Ik bedoel, daar zit geen wijding in. 21/55 Dan zie je ocn’nensbidden. En ja, als je dat dan goed bekikt, dan is het net een kind voor Sinterklaas: "Lieve God, geef ons vrede. Lieve God, geef me cen klein beetje rijkdom. Lieve God, ult u zorgen da wezondheid in orde is. Lieve God, zorg voor mijn kinderen, mijn } @eren, voor de buurman, de buurvrouy. Zorg, dat dq melk nict bederft dat het mozgen mooi weer is. Ach, dan eg iks ‘Waar blijft God eigonlik? En toch, toch méét er in de ‘mens die wijding te vinden zijn. Tu heeft onze. nicuwe wereldleraa> natuurlik ook zijn lessen gegeven. Het vreende is, alg ik naar wijding zock, den vind ik juist bij hen cen lesje, dat ik meteen zou kunnen onderschrijven} det is voor mij, dat is waar, Wat hij zegt, klinkt heel erg ingewikkeld, maar ik zal heb u zo dax delik verklaren. Ei zegt: . Wanneer min ziel antwoordt op de roep der tija, nneer 2ij de kracht ston, die rond hasr ziin, wanneer 2ij uit zich ververkolikt do roop, die in haar left, ontmcet aij de Schepper, waaruit zij is voortgekomen. Want niet in wat ik bon maar in dat, wat ik ontmoct bij ande- ren, leef ik waarlijke Bn niin God spreekt in mij, wonneer ik Zijn invloed niet vor= loochen. Mu moet u begrijpen, dat in bepaalde landen de astrologie eon heel grote rol speelt, Maer dat hij dearop de nadruk legt, is zelfs yoor de ateriing niet 20 dwaas. . Wanneer wij wijding willen hebben en de sterron staan verkeord, dan zijn we prikkelbaar en ain we ashews op hol geslagon, Wat kunnen.we dan doen? We kunnen van alles bereiken. We kunnen ons aan die invloed ont- trekken misschien, maar kunnen we God nog vinden? Erkennen we echter, dat het ook God is, Die spreekt, dat het God is on niet Mars of Venus of de maan, die iets in je tot stend brongt on wij kunnen die dingen in onszelf bevestigen en daarin het volmaakte zoeken, dan apreekt God. Wanneer wij ons in het, leven bezighouden met allo dingen en ve zoeken daarin ergens de bevestiging van de cenheid, de volmaa Goddelijke dat we kennen, zouden we dan cigenlik niet de ware wijding vinden? Je kunt ae wereld zo gemakkclik ontkennon. Er aijn mensen, die de wereld ver van zich afwijzen. "0," roepen ze uit, "doze zondige wereld! Weg met de zinnelijcheid, weg mot de streling der 2innen, wog 1 nictinger van het oog Streel de smaak niet, strooi as op uw voodsel Maar ze‘zetten er niets andere voor in de plaate. U moogt natuurliji het loven sanvaarden en ontkennen wat u wilt, dat zal geen verschil naken, Een mens, die in de volheid van dagon loeft, kan God evengoed ont- ‘nocten als één, die zich pijnigt in duistornis, waar hij geen werkelijke God ontmoet. God 1s overal, in al kracht on alles wat je be Tk deloof het niet. Ja, micechien denkt u, dat ik mm weer zit te kletsen, maar ik pro- beer voor u een beeld op te bouwen van wat voor mij wifding is. Zn dan ont- dek ik, dat ik door de erkenning van alles wat bostaat, cok van mija ed wozen dus, veel dichter bij God ben dan door alle ontkenning. n Eckend voorbecld is de mens, dic zoveel kwaad ontmoette in de wereld, dat hij de hele wereld ontkende; on toen ontdekte hij, dat hijaelf eigonlifk ook nog kwaad was, want hij was niet volmaakt. Hij doodde toen zichzelf on kon weer helemaal ophiewy beginnen, want in. ziin zoeken naar volmeaktheia vond hif God niet. Hij moest nl. niet God zoeken op 2ijn wijze door de vol msaktheid ven 2ija denkbeeld te manifesterex, maar hij noest Cod zocken } door de volmaakte goddelijke waarheid in zijn bestaan te erkennen; cn dat {is een groot verschil- © dingen. Maar heb je het recht, ja, heb je de mrloedt te ontkennen en toch God te ontmoeten? 1 21/56 De kracht, die ons bindt met God - laten we daar nu mear cerlijk over zijn, we kunnen dat natuurlijk ontkennen en we kunnen zeggen dat God Iets is, dat ergens ver weg 2it - is toch eigenlik een raadscl. Ale God alleen in cen kerk zit, dan leven we niet buiten een kerk, Waarom ons begrip van wijding dan alleen te verbinden met het exoeptio~ nele cn niet met het normale? Wenneer ik God erken, oals ik nu ben, wanneer ik leef in vreugde, desnoods met alle strelingen der ginnen, met de genictingen van oog en oor, met prikkelingen van smaskpapillen, ae 'vorzadiging van nin wezen, maar ik erken God erin, werkeljk, hob ik dan cigenlik niet veel neer wijéing dan iemand, die er een comedie van naakt? Ja, onze band met God «= ik heb het al willen zeggen - is dan liefae. En dan noeten we die liefde nict verkeerd begrijpen. Heel veel wat de mons liefde noemt, is bezitszucht. Bn heel veel wat de mens lief- de pleegt te noenen is ook - laten we cerlijk zijn - begeerte zonder mecr. Maar werkelijke liefde is toch cen aanvaarding van het bestaan, de aan- vaarding van al het 2ijnde zonder voorbehoud. ‘Als je oon kind liefhebt en je tracht niet alleen naar het kind te bézitten en te vormen naar jezolf en je cigen gestalte, maar je hebt het werkelijk lief, dan besef je det het cen wezen is met een eigen perscon- lijeheid. Je ult het helpen en je zult het behocden; en of “het nu stout is of lief, ach, je houdt er eigenlik evenveel van. En of dat kind nu zijn cigen weg gaat of con kopic is ven jezelf, det naakt niots uit. Wanneer het je kind slecht geat, dan voel je jezclf niet prettig, den zou je willen helpen. En de grootste licfde is soms om dan nict te hel- pen maar om te begrijpen dat kinderen, die ouder worden hun eigen proble- nen mocten oplossen; dat je de tocvlucht moogt zijn, naar dat je niet kunt zijn degeen, dic het leven voor hen-opbouwt. Gods liefde is in alle dingen. We denken altijd dat Gods liefde (de and met God) afhankeljk is van een manier van doen en van formules. Maar cigenlijk is God-overal. Gods licfde is net zo goed bij de hoog-hedli- ge kluizenaar als dij het moisje van de streat. Gods liefde is net 20 goed bij cen krassonde raaf, die door de lucht wiekt als bij de mooiste bldem, die er in de lente kan iin. God is overel en Hij erkent in‘alles het eige- ne} en wij meten dus in hot cigene van ons wezen, van ons zijn God erkonnen. De werkelijke wijding krijg je wanncer je de cenheid beseft van alles wat je bent zonder enig voorbehoud. Hn dan spreekt God en komen er ogen- vlikken van etilte. Sone meditaties, sons dromen, soms inspiraties, ach, wie zal or een naam aan geven? Dan spreekt God tot je. Hij tekent je de anden, die er in je leven bestaan on je plicht. Hi) spiegelt je soms ook de zorgen voor, die komen of de mogelijkheden die je hebt, maar God spreekt. Dan is het genakkoljk uit te roepen: Dat is je onderbewustzijn! Dat is con zekere voorkennis (we spreken dan nog niet eens van paranormale begaafé- heden) dat is de geest. Maar al dic dingen zijn toch maar facetten van God. Als Jozus nu werkeljk al dat onderscheid had gemaakt, dat de door- snee-nens maakt, had hij dan werkelifk kunnen zeggen: "Als ik spreek tot uy dan is dat de Vader, Die tot u spreckt door mij"? Ik geloof het niet. En wanneer wij dus ergens God opzij schuiven om er andere redenen voor in ae plasts te zetten, ja, dan verliezen we dit contact en ook de daaruit voortkomende wijding. Wu is dat nict alleen maar de widing van cen woord of van een sfecr. Neon, het is zelfs de inwijding. In onszelf erkonnen we sonmige geheimen. In onszelf kennen we dromen, behocften cn noodzaken, maar 2ijn dic dan niet uit God? We kunnen die dingen nict werkelik gocdpraten. En dan krijgen we het wonderlijke. Wanneer we dat, wat in ons looft, erkeinen als zijnde uit God geboren, als deel van de goddelike liefae, dan vinden we een weg om ook dat te uiten en dan wordt het de ene keor con bezwering, cen incantatie, cen vol- gende keer misschien eenvoudig con hulp aan cen ander verleend on de dorde 21/57 keer is het eigenlik cen tamelik scherpe zakelijke handeling. Maar als het uit ons wezen voortkomt, dan brengt het een vreugdige stilte in dezelf met zich, een soort verbaasd staan over jezelf en de wereld on daerin lijkt het dan, alsof er een zegen op rusts Kk, dat is nu voor mij wijding. Hot klinkt misschien gok om het zo te zeggon. Je bent eraan gewend, dat or heel mooi wordt gepreckt. En ik weot. van tovoren, dat sommigon, die deze woorden horen of onder de ogen krijgen, aullen zeggon:"Nou, nou, wat wordt er weer gekletsti" Maar ie dat eigenlijk niet, ondat zo het essentiéle niet vatten? Misschion past het niet voor hen. Laton we dus rustig verdergaans WG zoeken wijding, wij zoeken inwijding. Wij zocken kracht an inzicht. Ligt det niot in heel ons wozen? Ligt dat aict overal? Ja, dat was het eerste punt voor vandaag. Als ik dus dic gedachten van wijding en het zoeken naar wijding nu ontwikkel, den moet ik ook vordergaan en moct me afvragen, of het niet mogelik is, dat er in de mens cn uit de mens iets goddelijks ait en iets goods voortkomt? Ken de mens niet zelf zijn erfdeel hanteren en het scheppen en heracheppon; in zich de waarheid or- kennon en buiten zich de waarheid opbouwen, zodat hij ashew. Gods woning cok buiten aich bouwt? Maar hij laat aich netuurlije niet, over woningen uite Gods woning! Wanneer Onze Lieve Heer op aarde zou zijn, dan zou HY ook 1j- den onder de woningnood. Maar ik bedocl met Gods woning eigenlijk de har- nonie. Wanncer er een paar mensen gocd voor elkaar zijn, dan hob ik altijé het idee: is een stukje van Gods woning. Wanneer mensen ven cenheid van denken krijgen en daarbij nict elk voor zich spreken, maar als ze die cenhoid vinden en ze geven daaraan uiting, dan ontstean er bandon; en als je dan zegt "je neent ne de woorden uit de mond", dan vind ik dearin ergens een goddelijke kracht. En ik heb 20 het idee, dat wij allon - mons en geest veel te weinig gebruik naken van die kracht. Op het ogonblik dat ik bid, orken ik God. En als ik zeg: "God, geef me de waerheid en de kracht om voort te gaan, om ingewijd te worden in uv werken} dan heb ik gelijk ook, want dat wene ik. Maar moct ik dan ook nict zeggen: "God, wat Gij in mij legt, 2al ik op,de procf stellen, ik zal exec werkon, ik gol het maken tot Uw kracht buiton min wezon’"En als ik zeg: "God, Gij ceuwige Kracht van liefde", moet ik dan ook niet zelf naar bul- ten toe een kracht van licfde zijn?,Dan kan ik tooh niet-kribbig zijn on net cen zeker voorbehoud nijn medeménson van me afduwen on gelijktijdig zog- gont God is liefde - in nijzclf. Wij niin, wanneer we ons ervan bewust worden, deol van het Beuwige, deel van alle elenenten die rond ons ziin. Onze zicl gaat als de wind over de lenden en in de sidderende aardo hervormt ons eigen wezen zijn struc- tuur, beantwoordend aan nicuwe spanningon en nicuwe tijd, ale het ccuwig ruisen van de zee, some stormachtig, some kalm, En in onze gevoclewereld en in het "ik" boetseren wij ashew. de kust van het leven: ons contact net die vaste wereld, waarin we mocten loren en leven, wanneer we op aarde zijn. We boetseren de gestalten on vormen, waarin wij de eeuwighcid ontmoe- ten on de sferen, En zo boetseren. wij ook de zether, waarin God spreekt, de levende kracht zelf; en niet-to vergeten hot vuur, dat soma is het vuur van degeerte en hartstocht, soms hot vuur van con gezonden-ziin en soms het vuur, waarmee wij doorzetton, omdat wij iots erkend hebben, wat voor ons noodzakelijk is. ‘Wij ziin deel van de elenenten on die elementen zijn dec) van God. Maar kunnen wij eigenlijk zeggen, dat wij God dicnen, als wij doze elomenten, deze clemontaize krachten in onszelf niet erkonnen? Zr ,moct. in ons een conheid ain, cen samenwerking, zoals in de schepping 20lf; en laten we dan rustig spreken over die oude clementon. Maar is er dan in ons nict het levonsritme, dat moet samcngaan met alles in ons wezen? Met ons den- ken on streven naar buiten toes met ons élan on onze hartstocht zo goed als met onze behoefte on de kust te vormon van ons leven, het contact 21/58 met de mensheid. Dan kuntien we zeggen, dat we hulpeloos aijn on det we niets kunnen. wanneer de aarde beeft, vernietigt 2e soms veclj maar ze vindt haar nicuw evenwicht, indien ons wezen workelijk het evenwicht wil aanvaarden, dat we noeten ervaren. Dan zullen we misschien uiterlijke dingon omgooien dan zal er nisschien cen oorlog ain, maar we vinden’ weer de rust, de ge- dragenheid; we vinden de conheid met God, dic noodzakelijk is. Inwijding, dat is niet alleen maar het wandelon door cen donkere gang of het bestijgen van eindeloze trappen ergens naar een onbekend docl, waar de God der wijzen troont. Inwijding is het voortzetten van het begrip "wij- ding". Het is de herinnering aan God, dic in ons bestaat, onzetten in de daad, in de praktik. Het wil zeggen: slles,wat in ons aan magisch vermo- gen, nagipche kracht, aan geloof, aen ackerhoid rust en sluinert of slaspt, maken tot werkelijkheid. U kunt als mens een wereld boctsoren; en denk niet dat u nachteloos bent. Denk niet det uw frustraties nu ook werkelijk behoeven te bestaan en dat uv machteloosheid een feit is. Denk niet det uw zwakte en uw sterkte uw werkelijk -wezen uitmakens Begrijp, dat u deel bent van het Eeuwige on dat u in het leven al die ingen moet leren samenvoegen tot ocn aaneensluitend geheel. Dan geoft het helenaal niet wat de wereld donkt'en wat de worcld zegt. Het is zelfs niet elangrijk wat do wereld antwoordt. Hot is belongrijk dat u cerlifk uzclf pent. Het is belangrijk dat u uiting gceft aan sllc kracht, die in u leeft en dan kunt u desnoods - zoals de apostelen - op cen gegeven ogenblik be- rield worden en duivelen uitariivon; of zoals de 72, die het Pinksterfeest samen vierden, vele talen sprekens Denk niet dat-u beperkt bont, tot wat u nu bent. En denk niet dat u het voor elkaar kunt-krijgon, wanncer u'elleen nier woorden van gedra- genheid en aanvaarding en goddelike licfde uit uw mond leat rollen tegen iedereen. Daarnee komt u niet vorder. Mear wat leeft er in u? Waarom be- gecrt u zo de nagische kennis? Voclt u sons dat cr in u een magische kracht destaat? Probeer haar dan te gebruiken. Waaron zockt u altijd naar cen hoe~ vast? Kunt u het one gcloof niet aenvaarden en wilt u het andere niet neer erkennen, ondat het u teveel bindt? Keer terug tot uzelf. En wearom leoft ge alleon op deze wie? Misschien ondat u bang bent andere pespottelijk te zijn in de ogon der nensen of te hendelen tegen de gebruiken in? Dat is cigonlijk naar dwaas, want dan bent u zichzelf niet en leeft u niet uv werkelijk wezen. Kunt u werkelijk in de dwaasheid, in de vortekening van uv eigen wozen nog orgens inwijéing vinden? Kunt u God vinden en kunt u wijding vinden? Volgens aij niet. | Het is natuurlik maar, hoe je het bekijkt. Ik weet, dat er mensen zijn, dic wijding alleon kunnen vinden in vols sentiment en oneerlijkheid, omdat 2e ao werkelijke echo der eeuwighoid in zich niét‘willen, niet durven en niet kunnen horen. Ze kunnen het niet verdragen. En ik weet, dat er mensen zijn, die jaren, ja, een heel leven zoeken naar inwijding en bouwstcen na bouvsteen aandragen on tenslotte niet verder komen den anderen, omdat 2¢ aichgelf nict kennen. Niet wat je zou willen zijn on niet wat je dinkt te nocten zijn, maar dat wat je bent. Het is je brug near God, het is jo band met de ccuvigheid. Wanneer je dat begrijpt, ben je cl cen heel eind verder. Alle kracht, alle nagie - zoels dat heet - cn alle niraculeuze krach- ten uit God - on een andere naan to gebruiken - konen voort uit uw werke- lik "ik". Wanneer u dat werkelijke "ik" met een volledige erkenning ven het Hogere en met uw gehele wil richt op onverschillig wat, dan is er de magic, dan is er, het onvornen, dan is er de nanifestatie on de erkenning, waarbij je geestelik en stoffelik, geostelik of stoffelik kont tot iets hogers, lets deters, iets werkelikers. Wijding is nu cenmaal niet iets, waarin je directe leringen moet gaan geven. Maar kan ik tot God gaan? Kan ik de echo, de herinnering van wat eens was, de volmaaktheid, ooit oprocpen zonder lering? Volgens mij niet. En daerom vind ik het ook helensel niet zo gek, dat ik aan het einde van 21/59 Git betoog ook nog enkele punten ga vaststellen on stipuleron. Dat nag inisschien wel? Ja, ik hoop niet dat u denkt: Nou ja, vandasg is het ook maar zozo, h®. Er zijn mensen, dic van goewollen taal houden. Tk kan Ook gezwollen spreken. Zo geawollen, danes en heren, det u cr niet tus- son door kunt komen, Maar ik praat lieverals vriend onder vrienden, Moet w luisteren! Alle iwijding ligt in onezelf en kan slechts in onazelf worden erva- ren als een herinnering van do couwigheid, dic in ons beataat Alle inwijding is het horniouwa werkelijk maken van de ceuvige her- iwnering, die in ons leeft in alle vornen, in alle talon, in alle. gestal- ten, die voor ons toegankelijk zim. Ons wezen, dat met het Bouwigo spreekt on van uit sichzelf de ecuwigheid weer opbouwt, wordt ingewijds het treed? in tot hogere werelden, tot hogere kennis, One wezen, dat de inwijaing Slechts ziet als een gave, dio ons van buiten af wordt gegeven, slaagt niet. ; De kracht van het Goddolike of dg magische kracht, het vermogon om @ingen te leiden, waernaar we sons verlangen,on.soms ook zocken, bestaat niet werkelijk buiton ons. Wij kunnen één-zin het krachten uit de geest. Wij kunnen meester ziin over demonen, mear werkclijk icts boreiken kunnen we alleen, indien ons innerlij nheid met aijn bron erkont en de kracht van deze ziet als het niddel, waarnce hij in de wereld nict slechts. zichzelf near deze kracht tot uiting brongt. Wie in 2ich waar is en waer leeft, vindt niet slechts de wijding voor een kort ogenblik naar de invijding, waarbij je steeds storker door- @ringt, totdat je deseft dat Meestors, ja, zelfs de hoogste krachten van geen belang zijn, omdat ze deol 2ijn van je wezon, omdat er sleohts één waarheid is: God; on dat God voor ons is de licfdo, waaruit wij bestaan, de wet die ons leven vorm geeft on het dool, waarin ons leven de vol- neaktheid kent.en in zichzelf orkent. (Tot zover het verslag. Door cen.storing in het apparaat was het niet mogolijk het laatste gedeclte ook nog te verwerken De redactie. ) 21/60

You might also like