You are on page 1of 8

samenvattingsopdracht met de kenmerkende zinnen

naam Sedat

ik werk samen met Alleen

Gebruik je boek Memo, Hoofdstuk 3

tijdvak Grieken en Romeinen

dit tijdvak duurt van 3.000 v. Christus tot 500 n.c.

het icoon dat bij dit


tijdvak hoort is
(zoek dit op internet
en kopieer en plak het
in de ruimte hiernaast)

Ga naar bladzijde 71, de Afsluiting


Hier vind je een overzicht van wat je moet kennen en kunnen van dit tijdvak. Je ziet 2 zinnen staan:
A Verspreiding van de Griekse-Romeinse cultuur en confrontatie met de Germaanse cultuur
B Het christendom in het Romeinse Rijk: van verboden tot enige toegestane godsdienst

Deze zinnen noemen we de Kenmerkende zinnen (afgekort met KZ). In deze opdracht ga je van elke kenmerkende zin uitzoeken wat het
allerbelangrijkste is om te weten over wat er in dit tijdvak is gebeurd. Dit doe je door het maken van de onderstaande vragen. Je moet daarvoor
ook de teksten gebruiken van het Memo boek. Er zijn 11 opdrachten.
KZ A Verspreiding van de Griekse-Romeinse cultuur en confrontatie met de Germaanse cultuur

1 Schrijf van de onderstaande begrippen de betekenis op die bij deze KZ horen, lees daarvoor H3 paragraaf 1 t/m 5.

Romeinse Rijk= Het rijk van de Romeinen

grootgrondbezitters= Mensen die veel grond bezitten en macht en rijkdom hebben

beroepsleger= Een leger die op zoek was naar soldaten

burgerrecht= Het recht dat burger hebben om hun mening te uiten

keizer= Iemand die over het volk/land heerst

2 Rome kon van een stadstaat uitgroeien tot een groot Romeins Rijk. Hoe kregen ze dit voor elkaar? Leg dit in ten minste zes
zinnen uit en noem vier verklaringen.

De twee broers Romulus en Remus hadden hun oom gedood.


Ze bewezen iets aan hun opa.
Ze mochten als dank een stad stichten dat Rome heet.
Er kwamen daar veel mensen wonen.
De boeren konden nauwelijks rond komen.
De boeren wilden naar de stad maar Rome was te klein.
Dus moesten ze uitbreiden.

3 Het leven in het Romeinse Rijk was niet voor iedereen een leven van luxe. Geef van elke groep die hieronder staat of ze een
goed, minder goed of slecht leven hadden in het Romeinse rijk en leg uit waarom.

Geen groepen aangegeven.


4 Bekijk de afbeelding hieronder (het staat ook in Memo blz 64). Leg uit waarom dit goed bij het begrip romanisering past.
Dit past goed bij romanisering omdat: Omdat de Romen dit gebouw veroverden

5 Noem nog drie voorbeelden van het overnemen van de Romeinse manier van leven door Germanen.

Het schrift
Hun rijk
Hun gedrag

KZ B Het christendom in het Romeinse Rijk: van verboden tot enige toegestane godsdienst

6 Schrijf drie begrippen én de betekenis op die bij deze KZ horen.

begrip 1= Jodendom het geloven in een god

begrip 2= Christendom hetzelfde als het jodendom


begrip 3= Monotheïsme het geloven in een god

7 Leg kort uit waar christenen in geloven.

In God.

8 Hiernaast zie je een afbeelding van keizer Constantijn.


Leg uit waarom Constantijn voor de christenen een belangrijke
Romeinse keizer is.
Omdat hij het christendom tot stadsstaat benoemden

9 Waarom hadden de voorgangers van keizer Constantijn wel een probleem met het christendom?
Omdat ze niet in het christendom geloofden
10 Zoek een afbeelding op internet dat jullie heel goed vinden passen bij de Grieks-Romeinse cultuur. Kopieer en plak de
afbeelding hieronder.
11 Leg uit waarom jullie voor deze afbeelding hebben gekozen.

Het past bij de griekse cultuur omdat de romeinen dit gebouw hadde ingenomen

Ook deze opdracht heb je af! Vergeet niet om je opdracht via Classroom in te leveren.

You might also like