You are on page 1of 30

1

Schaal voor Attitude en vaardigheden


Meting

Naam: ........................................................................……………………………………………………

Klas/groep/afdeling: .....................................................…………………………………………….....

Naam beoordelaar: ………………………………………………………………………………………………

Schooljaar:…………………………………………

VKW-VVKSO SAM-schaal 2005


2
GEOBSERVEERD GEDRAG: symptomen of indicaties voor de sterkte van attitudes
(voorstel van criteria in onderstaande schema’s)

Observatiegegevens Niveau: onvoldoende, matig, goed of zeer


goed

Initiatief

Inzet en doorzettings-
vermogen

Discipline en stiptheid

Uiterlijke verzorging

Omgaan met stress

Flexibiliteit

Creativiteit en
innoveren

Zorg voor mens,


middelen en milieu

Persoonlijke planning
en werkorganisatie

Kwaliteitszorg en
resultaat-gerichtheid

VKW-VVKSO SAM-schaal 2005


3
Werkmethodiek

Sociale houding

Leiderschap

Overtuigen –
Assertiviteit

Communiceren

Leergierigheid en
interesse

Analyse

Synthese

VKW-VVKSO SAM-schaal 2005


4

SCHAAL VOOR METING VAN ATTITUDES EN VAARDIGHEDEN


1. PERSOONLIJKE ATTITUDES EN VAARDIGHEDEN
1.1 Initiatief
1.2 Inzet en doorzettingsvermogen
1.3 Discipline en stiptheid
1.4 Uiterlijke verzorging
1.5 Omgaan met stress
1.6 Flexibiliteit
1.7 Creativiteit & innoveren
2. ORGANISATORISCHE ATTITUDES EN VAARDIGHEDEN
2.1 Zorg voor mensen, middelen en milieu
2.2 Persoonlijke planning en werkorganisatie
2.3. Kwaliteitszorg en resultaatgerichtheid
2.4. Werkmethodiek
3. SOCIALE ATTITUDES EN VAARDIGHEDEN
3.1 Sociale houding
3.2 Leiderschap
3.3 Overtuigen - assertiviteit
3.4 Communiceren
4. COGNITIEVE ATTITUDES EN VAARDIGHEDEN
4.1 Leergierigheid en interesse
4.2 Analyse
4.3. Synthese

VKW-VVKSO SAM-schaal 2005


5
1. PERSOONLIJKE ATTITUDES EN VAARDIGHEDEN

1.1. Initiatief
Zelfstandig werken, het zetten van de eerste stap tot of ten behoeve van iets

Onvoldoende Matig Goed Zeer goed

Ziet geen werk en neemt geen Ziet enkel werk als de Ziet werk, maar moet Ziet werk en pakt het spontaan
initiatief. verantwoordelijke in de buurt is en aangepord worden om het aan te aan.
neemt dan initiatief. pakken.

Is alleen gericht op die zaken, Voert soms opdrachten uit die hij/zij Voert alle opdrachten op Voert spontaan kwaliteitsvol
opdrachten die hij/zij graag doet. niet graag doet. aanwijzing kwaliteitsvol uit, toont opdrachten uit, ook al liggen ze
meestal inzet. hem niet goed.

Wacht af tot anderen actie Onderneemt enkel actie wanneer er Onderneemt spontaan actie bij Onderneemt spontaan actie bij
ondernemen en doet zelf niets. gezegd wordt wat hij/zij moet doen of toewijzing van taken die bij het taken, ook al horen ze niet strikt
als de verantwoordelijke in de buurt is. omschreven takenpakket horen. genomen bij het omschreven
takenpakket.

Ziet geen problemen, problemen Constateert problemen, maar blijft er Ziet problemen en meldt ze. Ziet problemen en pakt ze
worden bijgevolg niet ge. passief bij. spontaan aan indien mogelijk.

Meldt niet wanneer een taak is Meldt zelden wanneer een taak is Meldt spontaan wanneer een Meldt spontaan wanneer een taak
afgerond. afgerond. taak is afgerond. Ziet werk, is afgerond en vraagt spontaan
maar moet aangepord worden naar extra taken.
om het aan te pakken Is alleen
gericht op die zaken,
opdrachten die hij/zij graag
doet

Onderneemt enkel actie


wanneer er gezegd wordt wat
hij/zij moet doen of als de
verantwoordelijke in de buurt is.
Ziet problemen en meldt ze.

VKW-VVKSO SAM-schaal 2005


6
1.2. Inzet en doorzettingsvermogen
Inzet: inspanning, aanwending van beschikbare krachten; doorzetting: volhardendheid, kracht om door te zetten

Onvoldoende Matig Goed Zeer goed

Werkafbakening/taakopvatting is Werkafbakening/taakopvatting Goede werkafbakening/taak Uitstekende werkafbake-


slecht: weigert werk op te nemen. Doet is eerder minimaal. Neemt weinig opvatting: doet wat nodig is. Doet ning/taakopvatting. Stelt zich
zelf zo weinig mogelijk. werk op en doet nooit extra werk. extra werk als dat gevraagd wordt. verantwoordelijk op. Doet
spontaan meer dan gevraagd.

Uitgesproken traag werktempo bij Het werktempo is matig. Houdt Goed werktempo, maakt zinvol Werkt hard. Houdt er een stevig
opdrachten, taken of projecten. Verprutst zich zeer wisselend bezig. Heeft gebruik van de normale tijd om een werktempo op na.
zijn/haar tijd door te dromen, te kletsen, regelmatig aanmoediging nodig om taak af te werken, een opdracht te
… door te zetten. doen.

Werkt alleen door onder dwang. Geeft Geeft vrij snel op. Geeft niet op vooraleer er een Geeft nooit op, bijt zich vast in
snel op. bevredigende oplossing is. een probleem.

Is zeer snel afgeleid, is niet alert, zelfs Laat zich afleiden, is niet zo alert bij Blijft meestal alert, ook bij relatief Heeft een uitstekende inzet en
niet bij werk dat niet langdurig is. het werk, zeker niet als het een langdurige opdrachten, taken of sturing, ook bij langdurige
relatief langdurige taak is. projecten. opdrachten.

Slaagt er niet in routinetaken tot een De aandacht verslapt snel bij het Het uitvoeren van routinetaken Routinetaken worden perfect
goed einde te brengen. uitvoeren van routinetaken. verloopt goed. afgewerkt.

Samenwerking is voor hem/haar werk Van samenwerking is nauwelijks Goede samenwerking met Uitstekende samenwerking. Is
doorschuiven naar medeleerlingen. sprake. Is afhankelijk van de groep. anderen. Zet zich niet alleen in stimulerend voor anderen.
Kopieert huiswerk. Werkt tegen in de Zet zich niet in voor de groep. voor zijn eigen werk, maar ook voor
groep. de groep.

VKW-VVKSO SAM-schaal 2005


7
1.3. Discipline & stiptheid
Discipline: gehoorzaamheid aan voorschriften en bevelen; stiptheid: nauwgezetheid, precisie

Onvoldoende Matig Goed Zeer goed

Is vaak afwezig en verwittigt niet. Is af en toe afwezig en verwittigt Is zelden afwezig en verwittigt Verwittigt altijd bij afwezigheid.
zelden. meestal.

Komt nogal eens te laat. Komt slechts af en toe te laat. Komt altijd op tijd. Is uitermate stipt op alle vlakken.

Levert de gevraagde taak, bewijsstukken Heeft altijd extra push nodig om Levert zaken op tijd in. Taken zijn Levert sommige taken voor de
niet in. Stelt altijd zaken uit. zaken in te leveren. Zonder stipt op tijd klaar. deadline af.
aanmaning, haalt hij/zij deadline
niet.

Aanvaardt moeilijk regels en procedures. Past regels en procedures enkel op Heeft oor voor regels en Kan regels en afspraken correct
Werkt ze tegen of voert ze gewoon niet aanwijzing toe. procedures. interpreteren volgens de situatie
uit. Doet nogal eens waar hij/zij zin in en past ze spontaan toe.
heeft.

Doet geen suggesties. Doet suggesties die het zichzelf Doet suggesties om het werk te Doet suggesties over werkwijze
makkelijker maken. verbeteren. en samenwerking om het werk te
laten renderen.

VKW-VVKSO SAM-schaal 2005


8
1.4 Uiterlijke verzorging
Kledij en haartooi, hygiëne, fitte indruk

Onvoldoende Matig Goed Zeer goed

Voorkomen is niet verzorgd. Is soms eerder onverzorgd. Besteedt aandacht aan voorkomen Is steeds verzorgd.
en verzorging.

Maakt een alles behalve fitte indruk. Maakt soms een minder fitte Maakt meestal een fitte indruk. Heeft altijd een fitte indruk.
indruk. Heeft een dynamische
uitstraling.

Kledij en haartooi beantwoorden niet aan Voldoet soms aan de norm. Gepaste en verzorgde kledij. Weet zich op eigen initiatief
de school/bedrijfscultuur. gepast te kleden.

Besteedt zelden aandacht aan hygiëne: Besteedt soms aandacht aan Besteedt meestal aandacht aan Besteedt spontaan de nodige
handen wassen, kleding, andere hygiëne. aandacht aan hygiëne.
hygiëne.
voorzorgen.

VKW-VVKSO SAM-schaal 2005


9
1.5. Omgaan met stress
psychische spanning, druk
Situaties en indicaties: bij tegenslagen, teleurstellingen, tegenkantingen of als er onvoorziene situaties opduiken;
kan niet relativeren; kan geen hoofdzaken van details meer onderscheiden.

Onvoldoende Matig Goed Zeer goed

Geraakt in paniek bij toegenomen tijds- Kan een gewone hoeveelheid stress Kan een verhoogde druk weerstaan Steekt spontaan een tandje bij
/werkdruk. aan (horende bij het dagdagelijkse en steekt eventueel een tandje bij. verhoogde druk.
leven).

Vertoont psychosomatische klachten in Wordt onrustig in stress situaties, Blijft meestal effectief en rustig Blijft efficiënt en vindingrijk,
gewone werk- of klassituatie. doch dit kan sterk wisselen. creatief en gemotiveerd werken
functioneren onder tijdsdruk (b.v.
bij toenemende werkdruk en
bij examens, tegen een deadline
zelfs in vervelende situaties.
van een project) of in een
onrustige, drukke omgeving.

Reageert op communicatief en Probeert er het beste van te maken Blijft aangenaam in stress-situaties. Kan een trekker, motivator zijn
gedragsmatig vlak prikkelbaar (b.v. naar de prestaties toe. t.a.v. anderen die het door stress
woordenwisselingen, conflicten) in geval niet meer zien zitten. Kalmeert
van stresserende situaties. anderen.

Prestaties gaan onder stress zienderogen Kan onder stress relativeren indien Kan onder stress zichzelf Relativeert hindernissen en kan
achteruit. derden op hem in kunnen praten. relativeren en behoudt het verschil goed prioriteiten leggen.
tussen hoofd- en bijzaken (b.v. bij
complexe taken)

VKW-VVKSO SAM-schaal 2005


10
1.6. Flexibiliteit
buigzaamheid, vermogen om zich makkelijk aan te passen

Onvoldoende Matig Goed Zeer goed

Weigert het werktempo te verhogen Verhoogt, na een uitdrukkelijke Verhoogt, op aanwijzen, het Verhoogt spontaan het
indien de omstandigheden dat vragen. opmerking, het werktempo indien werktempo indien de werktempo indien de
de omstandigheden dat vragen. omstandigheden dat vragen. omstandigheden dat vragen.

Weigert op aangeven van de leraar/chef Kiest, op expliciete vraag voor een Kiest een andere werkaanpak op Zoekt spontaan zelf een andere
een andere werkaanpak indien de andere aangegeven werkaanpak, aangeven, indien de gekozen werkaanpak indien blijkt dat de
gekozen werkaanpak niet geschikt is. indien de gekozen werkaanpak niet werkaanpak niet geschikt is. gekozen werkaanpak niet
geschikt is. geschikt is.

Weigert om een taak uit te voeren die Voert, na nadrukkelijk verzoek, een Voert op vraag een taak uit die Neemt, na het afwerken van de
normaal niet tot het takenpakket behoort. taak uit die normaal niet tot het normaal niet tot het takenpakket basistaken, zelf gepast initiatief
takenpakket behoort. behoort. tot uitvoering van taken die
normaal niet tot het takenpakket
behoren.

Raakt helemaal overstuur bij wijziging Neemt de wijziging van een Neemt de wijziging van een Blijft rustig zelfstandig werken bij
van een opdracht en kan niet meer verder opdracht aan, maar heeft veel opdracht aan, maar heeft iemand wijziging van opdracht. Zoekt
werken. sturing nodig om verder te werken. nodig om vragen te kunnen stellen. het zelf uit.

Sluit zich helemaal van de anderen en van Stelt zich open voor anderen, maar Stelt zich open voor anderen en Stelt zich spontaan open voor
andermans ideeën af. Houdt koppig aan heeft wat tijd nodig om andermans hun ideeën op vraag van de leraar. anderen en hun ideeën.
het eigen idee vast. ideeën te aanvaarden.

Blijft halsstarrig vasthouden aan eigen Luister naar suggesties voor Staat op aanwijzing open voor Staat open voor alternatieve
principes, methodes en werkwijzen. alternatieve methodes en alternatieve methoden en methoden en werkwijzen.
Kan op geen enkele wijze ‘in beweging’ werkwijzen, maar past ze niet toe. werkwijzen.
gebracht worden.

VKW-VVKSO SAM-schaal 2005


11
1.7. Creativiteit & innoveren

Onvoldoende Matig Goed Zeer goed

Nieuwe dingen jagen angst aan. Wil zich Nieuwe dingen laten hem eerder Geeft veranderingen een kans. Nieuwigheden zijn voor hem
niet aanpassen aan nieuwe dingen. onverschillig. Vindt bij opdrachten Zoekt zelf oplossingen bij unieke kansen. Hoe vager de
Blokkeert bij vage opdrachten. die afwijken van het modale, enkel opdrachten die afwijken van het opdracht, hoe liever. Denkt graag
oplos-singen op aanwijzing. modale. breed over de oplossing na. Doet
liefst opdrachten met niet te veel
uitleg, en zonder voorbeeld.

Wil altijd een zeer concreet voorbeeld Bekijkt voorbeeld en maakt een Probeert te achterhalen wat Zoekt spontaan een ander
nabootsen. Voelt zich veilig daarbij. variatie op het voorbeeld. bedoeling achter voorbeeld is en voorbeeld met dezelfde
maakt een alternatief. functionaliteit. Probeert
verschillende variaties uit om
uiteindelijk het beste alternatief
te kiezen.

Combineert niet: geen ideeën of Probeert materialen/ideeën te Probeert vrij succesvol verschillende Nieuwe combinaties laten hem
materialen of werkvormen. combineren, als ze goed bij elkaar materialen/ideeën te combineren. toe volledig nieuwe dingen te
aansluiten. doen.

Inspiratie is er niet. Gaat op zoek naar inspiratie, maar Probeert over taak te spreken met Zoekt inspiratie voor de taak in
niet te ver (collega’s, omgeving) meerdere mensen/te bekijken uit een andere context (internet…),
meerdere invalshoeken. hij/zij neemt hiervoor veel tijd.

VKW-VVKSO SAM-schaal 2005


12
2. ORGANISATORISCHE ATTITUDES EN VAARDIGHEDEN
2.1 Zorg voor mensen, middelen en milieu
Gaat ook over het vermijden van verspilling en het efficiënt gebruik van materiaal.

Onvoldoende Matig Goed Zeer goed

Brengt zichzelf of anderen in gevaar. Doet geen roekeloze zaken. Verwittigt de verantwoorde-lijke Heeft risicobewustzijn, kan risico’s
Maakt oneigenlijk gebruik van dingen. indien anderen zich bv. in het spel inschatten. Wijst anderen op
Vliegt er bij gebruik van roekeloos gedragen. risicogedrag.
vrijetijdsaccomodatie roekeloos in.

Verspilt of vernielt materiaal, papier, Deponeert afval in de daartoe Heeft oog voor recyclage en Doet voorstellen inzake
gereedschap, grondstoffen, tijd, energie, ... bestemde vuilnisbakken. sorteert afval. afvalverwijdering en recyclage.
Gooit afval zomaar weg en sorteert niet.

Springt onzorgvuldig en onverantwoord Springt zorgvuldig om met het Doet extra inspanningen om Doet suggesties om nog
om met het ter beschikking gestelde materiaal, boeken, papier, bewust met het gebruik van efficiënter met het ter beschikking
materiaal. schriften, pennen, … grondstoffen, materiaal, papier om gestelde materiaal om te
te springen. springen. Probeert de gebruikte
hoeveelheid van het materiaal te
beperken.

Werk- of praktijksituatie: Werk- of praktijksituatie: Werk- of praktijksituatie: Werk- of praktijksituatie:

Draagt geen individuele bescherming. Draagt of gebruikt op aanwijzing Draagt of gebruikt meestal de Draagt spontaan de individuele
Kleding of haartooi beantwoorden niet meestal de individuele individuele beschermings- beschermingsmiddelen en heeft
aan de veiligheidsvoorschriften. beschermingsmiddelen. middelen; de kleding beantwoordt oog voor veiligheid.
aan de veiligheidsvoorschriften.

VKW-VVKSO SAM-schaal 2005


13
Heeft geen oor naar de essentiële De veiligheidsinstructies worden De veiligheidsinstructies worden Veiligheidsinstructies worden
veiligheidsinstructies. op aanwijzing nageleefd zolang dit nageleefd, veilige werkmethodiek, spontaan nageleefd. Doet
niet teveel moeite kost. Herkent bij potentieel gevaar wordt het suggesties voor
gevaarlijke situaties maar nodige gedaan. Meldt bijna- veiligheidsprocedures. Is actief
ondergaat ze soms nog met het idee ongevallen en onveilige situaties gericht op veiligheid.
dat er wel niets zal mislopen. aan de verantwoordelijke.

Ruimt het materiaal in klas/praktijklokaal Houdt het materiaal in Ruimt het materiaal in Stelt afspraken voor om het
en in ateliers nooit op. klas/praktijklokaal en in ateliers klas/praktijklokaal en in ateliers materiaal in klas/praktijklokaal en
meestal opgeruimd. goed op. in ateliers op te ruimen.

VKW-VVKSO SAM-schaal 2005


14
2.2 Persoonlijke planning en werkorganisatie
systematische regeling, organisatie van werkplan, tijdsbeheer en materiële werkorganisatie

Onvoldoende Matig Goed Zeer goed

Heeft zelden agenda, werkschema’s of Heeft agenda of werkschema Gebruikt agenda, planning en Gebruikt spontaan agenda om
werkplanning bij. steeds bij, maar gebruikt het niet werkschema’s. Maakt goed taken te plannen. Maakt zelf
om te plannen. Maakt al eens gebruik van checklists, to-do- werkschema’s en planning op
gebruik van checklists, to-do- lijstjes… Werkt af en toe een langere termijn.
lijstjes… stappenplan uit i.f.v. het behalen
van bepaalde resultaten.

Heeft totaal geen planning. Werkt planmatig, maar verliest de Voert de planning uit en houdt de Managet en plant zijn/haar tijd
timing uit het oog. Werkt bv. te timing goed in het oog en stuurt i.f.v. prioriteiten, hoofdzaken,
lang aan x zodat te weinig tijd over zijn planning tijdig bij. deadlines en resultaten (b.v. bij
is voor Y. examens, projecten, grote taken,
enz.)

Alle taken, prioritaire en niet-prioritaire, Kan op aanwijzing verschil maken Maakt bij dreigend tijdsgebrek zelf Maakt zelf systematisch een
zijn ‘één grote pot nat. tussen prioritaire en niet-prioritaire een onderscheid tussen prioritaire onderscheid tussen prioritaire en
taken. en niet-prioritaire taken. niet-prioritaire taken

VKW-VVKSO SAM-schaal 2005


15

Voert belangrijke of dringende taken Voert belangrijke of dringende Voert belangrijke of dringende Pakt spontaan de belangrijkste of
zelden uit. taken te laat uit. taken tijdig op aanwijzing uit. dringendste taken aan. Kan
verschillende taken tegelijk
organiseren.

Kent het verschil niet tussen een grote Kan een grote opdracht, door de Kan op aanwijzing een grote Kan een grote opdracht
opdracht en opgesplitste deeltaken. leraar in stapsgewijze deeltaken opdracht in stapsgewijze deeltaken zelfstandig in stapsgewijze
opgesplitst, uitvoeren. opsplitsen en uitvoeren. deeltaken opsplitsen en
uitvoeren.

Verliest materiaal en uitrusting. Zijn Draagt onder toezicht zorg voor Draagt zorg voor materiaal en Materiaal is verzorgd.
materiaal is onverzorgd. materiaal en uitrusting. Vindt uitrusting. Vindt eigen dingen altijd Onderhoudt spontaan materiaal
eigen dingen meestal terug. terug. en uitrusting volgens de
voorschriften.

Zijn boekentas, lessenaar Heeft meestal orde in zijn Heeft steeds orde in zijn boekentas Anderen kunnen gemakkelijk hun
of werkplek is chaotisch. boekentas en op zijn werkplek. en op zijn werkplek. weg vinden op zijn werkplek of
planning en zijn dingen
terugvinden.

VKW-VVKSO SAM-schaal 2005


16
2.3. Kwaliteitszorg en resultaatgerichtheid
zorg en nauwkeurigheid die besteed wordt aan het eigen handelen in functie van het resultaat en specifieke doelen

Onvoldoende Matig Goed Zeer goed

Is snel tevreden met wat hij/zij doet. Legt de lat zodanig dat ze haalbaar Evalueert kwalitatief zijn eigen Is zeer veeleisend inzake het
Evalueert zijn taken, opdrachten, aanpak, blijkt (geen uitdagende handelen en oplossingen; wanneer behalen van kwaliteitsvolle
enz. niet. Is vrij onverschillig t.a.v. het doelstellingen), behaalt af en toe ze niet voldoen aan de gestelde resultaten (b.v. bij een project,
stellen van kwaliteitseisen aan zijn/haar het nodige resultaat. criteria, dan zoekt hij/zij meestal een presentatie).
eigen werk. verder.

Onnauwkeurig of slordig: maakt fouten Maakt af en toe fouten. Nauwkeurigheid en snelheid Kan op een snelle en
die gemakkelijk vermeden kunnen gaan al eens samen, maar niet nauwkeurige manier
worden. altijd. kwaliteitsvol resultaten behalen.

Ziet eigen fouten niet. Erkent eigen verbeterpunten. Ziet zelf eigen verbeterpunten. Stimuleert door voorbeeldgedrag
Trekt lessen uit de fouten die hij Leert dagelijks bij, maakt fout anderen tot het leveren van
herhaaldelijk maakte. maar één keer. prestaties (zowel kwantitatief als
kwalitatief).

Controleert zijn werk niet, anderen Is van goede wil, maar doet geen Controleert zijn werk zelf, kijkt Controle is een onderdeel van
moeten het op essentiële zaken bijsturen. proef op de som, controleert zijn zelf na. kwaliteitsvol werken. Dit wordt
werk enkel op aanwijzing. spontaan gedaan.

Maakt meer fouten dan gemiddeld. Maakt een gemiddeld aantal Maakt weinig fouten. Werkt foutloos.
fouten; slordigheidsfouten komen
nog veel voor.

Ziet geen fouten of onvolledigheden in Ontdekt al eens fouten of Ziet fouten of onvolledigheden in Onderzoekt spontaan
beschikbare informatie. onvolledigheden in beschikbare beschikbare informatie. beschikbare informatie op
informatie. fouten of onvolledigheden.

VKW-VVKSO SAM-schaal 2005


17
2.4. Werkmethodiek
Op microniveau, in een specifieke taak; handelen volgens een efficiënt en effectief stappenplan

Onvoldoende Matig Goed Zeer goed

Aanvaardt zelden opdrachten, is koppig Aanvaardt opdrachten: wat/ tegen Vraagt opdrachten: wat/ tegen Gaat zelf na en bepaalt zelf wat
en opstandig. wanneer. wanneer. hij moet doen en tegen wanneer.

Heeft lak aan methodieken en Zoekt naar een goede Volgt werkmethodieken Zoekt, vindt en volgt goede
procedures. Veroorzaakt wanorde en werkmethodiek. Behoudt het zelfstandig op. Maakt zelf een werkmethodes.
chaos. overzicht als anderen daarbij schema om het overzicht te
helpen. bewaren.

Werkt impulsief, zonder werkwijze, zonder Is zich bewust van alternatieve Kiest een doordachte werkwijze in Kiest de meest geschikte
planning, wordt door de omstandigheden werkwijzen, maar weegt ze functie van het gevraagde werkwijze in functie van het
gedomineerd. meestal niet af tegen elkaar. resultaat. Leert bij; past zijn gevraagde resultaat.
toekomstige werkwijze aan.

Verzint oplossingen zonder vooraf in Probeert al eens vooraf in te Kiest praktische oplossingen. Komt met originele oplossingen
schatten of ze wel werken. schatten of mogelijke oplossingen voor de proppen.
wel werken.

VKW-VVKSO SAM-schaal 2005


18
Gebruikt de informatie niet. Maakt gebruik van de zichtbaar Zoekt waar nodig informatie en Legt informatie en
aanwezige informatie en hulp om een probleem op te lossen, hulpmiddelen die hem verder
hulpmiddelen. bespreekt problemen met collega’s. helpen vooraf klaar.
Heeft oog voor informatie en
hulpmiddelen die de anderen
nodig hebben, los van zijn eigen
noden.

VKW-VVKSO SAM-schaal 2005


19
3. SOCIALE ATTITUDES EN VAARDIGHEDEN
3.1. Sociale houding
bijdragen tot een goed samenwerkingsverband en een aangename, stimulerende leef- en werkgemeenschap,
inlevingsvermogen

Onvoldoende Matig Goed Zeer goed

Is een eenzaat. Heeft weinig contact Heeft alleen contact binnen een Heeft contact met veel andere Heeft ook een goed contact met
met anderen. klein vriendengroepje. Heeft geen
leerlingen van zijn leeftijd en leerlingen die jonger of ouder zijn
goed contact met
leraars/begeleiders. eventueel met enkele en met meerdere
leraars/begeleiders. leraars/begeleiders.

Is onbeleefd of zelfs onbeschoft. Doet weinig moeite om vriendelijk Volgt de essentiële regels van Is op een natuurlijke manier
of beleefd te zijn.
vriendelijkheid en beleefdheid. vriendelijk en beleefd.

Trekt zich weinig aan van anderen. Kan hulp vragen aan anderen. Heeft een persoonlijke inbreng in de Heeft impact op de groep, kan
Reageert op basis van verdenkingen in Valt niet positief of negatief op,
groep, passend bij zijn eigen overtuigen. Kan ingaan tegen de
plaats van feiten. maar heeft eigenlijk weinig inbreng
in de groep. persoonlijkheid en capaciteiten. groep. Vat kritiek constructief op,
Komt in de meeste situaties op voor ook al wordt die tactloos
zijn mening. Kan fouten toegeven. gegeven. Geeft zelf constructieve
kritiek.

Geeft geregeld aanleiding tot conflicten. Kan zich handhaven in de groep, Wil ruzie bijleggen, zet hiervoor Bemiddelt bij conflicten in de
Schrijft moeilijkheden in zijn sociale maar wordt afgeschrikt door
actief stappen. groep, werkt aan een compromis.
contacten altijd toe aan de anderen. conflictsituaties. Laat ruzie
overgaan.

Ligt dwars, werkt niet samen. Is Houdt alleen rekening met anderen Werkt goed samen met andere Zorgt ervoor dat iemand in de
humeurig, soms agressief. Is nonchalant als hij weet dat de leraar of chef dit
leerlingen. Sluit zich constructief groep opgenomen wordt. Springt
in het naleven van afspraken. Geeft nooit waardeert.
informatie door. Roept weerstand op. aan bij de meerderheid waar nodig. in voor collega’s of voor de
Geeft uitleg aan anderen, helpt. groep. Stelt afspraken voor om
Vangt nieuwe collega’s of leerlingen leerlingen op te vangen na
op indien gevraagd. Maakt ziekte. Organiseert iets buiten
belangrijk nieuws bekend. dienst- of klasverband.

Bedriegt, is oneerlijk. Beseft niet welke Vertelt geen persoonlijke zaken Toont dat hij zich inleeft in anderen, Anderen kunnen spontaan bij
VKW-VVKSO SAM-schaal 2005
20
reacties zijn gedrag uitlokt. Roddelt over verder. Blijft van andermans houdt rekening met hem terecht. Is integer en heeft
persoonlijke zaken. Pest collega’s, valt spullen af. Respecteert de mening verscheidenheid en met iemands een hoog empathisch vermogen.
anderen lastig. Heeft een laag van anderen.
(privé-)achtergrond. Geeft anderen Luistert met belangstelling naar
empathisch vermogen.
kansen, behandelt hen niet wat andere leerlingen
stereotiep. bezighoudt.

VKW-VVKSO SAM-schaal 2005


21
3.2. Leiderschap
houding die erop gericht is het beste uit de medewerkers te halen op korte en langere termijn:
sturen, begeleiden, opvolgen, motiveren (stimuleren en overtuigen), enthousiasmeren

Onvoldoende Matig Goed Zeer goed

Verstopt zich in de groep. Is bekommerd Zorgt dat hij een overzicht heeft op volledige opdracht. Is Neemt Bevordert
om de eigen positie: wil zich voortdurend voldoende taakgericht. Geeft zelf het voorbeeld door goed verantwoordelijkhei organisatorische
beveiligen. te werken. d op voor het verbeteringsprocessen
geheel. Organiseert Neemt
een structuur verantwoordelijkheid op
waarin iedereen aan voor fouten die anderen
bod komt en gemaakt hebben. Legt
coördineert goede
efficiënt. samenwerkingsverbande
Maakt een globale n met andere
planning en is afdelingen/groepen.
flexibel om deze
waar nodig aan te
passen.

Jaagt in leidinggevende positie mensen Kan in een leidinggevende positie rond eenvoudige taken Kan motiveren en Zorgt voor enthousiasme
tegen zichzelf of tegen elkaar in het harnas. samenwerken, b.v. toezicht houden, eenvoudige overtuigen, verkrijgt en bezieling. Geeft
Roept weerstanden op. werkzaamheden organiseren. medewerking. schouderklopjes en deelt
Doorbreekt niet al te succeservaringen. Heeft
grote weerstanden. tijdens groepswerk oog
Vraagt aan zijn voor het taakgerichte
medewerkers aspect en voor het
feedback over het sociale aspect.
eigen functioneren.

Is te nonchalant en laat teveel gebeuren Is besluitvaardig zolang de taak niet wijzigt. Hij beperkt het Neemt besluiten Kan bemiddelen. Kan
zonder ingrijpen, heeft geen overwicht of overleg met medewerkers omdat hij vindt dat dit de nadat hij beslissingen doorvoeren
overzicht. beslissing bemoeilijkt. medewerkers advies ook al zijn de mensen er
Twijfelaar, zeker als anderen iets anders gevraagd heeft. niet gelukkig mee.
voorstellen. Zoekt consensus als Treedt kordaat op waar
het kan. Is waar nodig. Organiseert
nodig besluitvaardig besluitvorming over
en zorgt voor complexe problemen.
duidelijkheid.
Motiveert
beslissingen.

Houdt informatie achter. Geeft informatie door als dat gevraagd wordt door Informeert spontaan Informeert en
VKW-VVKSO SAM-schaal 2005
22
superieuren of medewerkers. Geeft instructies. medewerkers over communiceert over doel,
wat belangrijk is verwachtingen en
voor hun job. Gaat timing. Zorgt ervoor dat
na of de gegeven dit goed en motiverend
informatie of overkomt.
instructie begrepen
is.

Krijgt medewerkers niet aan het werk. Doet veel zelf. Delegeert alleen eenvoudige taken. Delegeert ook Evalueert en volgt waar
moeilijkere taken en mogelijk actief op.
volgt de
gedelegeerde taken
op. Heeft inzicht wie
hij welke taak kan
toevertrouwen.

Treedt niet op bij conflicten en problemen, Plant goed om conflicten en problemen te voorkomen. Tracht conflicten en Bij conflicten en
verliest het stuur bij wijzigingen en problemen in problemen kan hij de
problemen. samenspraak met situatie rechttrekken.
de betrokkenen op
te lossen.

VKW-VVKSO SAM-schaal 2005


23
3.3 Overtuigingskracht – assertiviteit
in staat om voor zichzelf op te komen, zelfbewust, weerbaar; met respect voor anderen

Onvoldoende Matig Goed Zeer goed

Straalt geen zelfvertrouwen uit. Twijfelt dikwijls aan eigen kunnen. Straalt het nodige Kan op zijn/haar eentje een grotere
Schouders naar beneden. Laat zich zelfvertrouwen uit. groep voor zijn/haar (tegengesteld)
door eender wie in de hoek drummen. idee winnen.

Heeft over niets een eigen mening. Ontwikkelt een eigen mening indien Durft aan om een ander idee te Zelfs waar zijn/haar mening niet
Blijft defensief en vaag. anderen hem een zetje in de goede verdedigen, mits iemand zijn verwacht wordt, wil hij mensen voor
richting geven. mening deelt. zijn/haar idee winnen.

Kan de anderen niet overtuigen. Wordt Heeft het moeilijk om mensen te Durft actie te ondernemen om Overtuigen gebeurt spontaan op
keer op keer zelf overtuigd. overtuigen. Lukt enkel indien die al mensen te overtuigen. basis van weldoordachte argumenten.
enigszins enthousiast zijn.

Behandelt anderen onrechtvaardig. Wil onrechtvaardige situatie Wil onrechtvaardige situatie Wil onrechtvaardige situatie
rechtzetten, als men hem zijn mening rechtzetten. Komt evengoed op rechtzetten, door een algemeen
vraagt. Komt vooral op voor zichzelf. voor een ander. idee/principe te beargumenteren.

Kan zich niet uitdrukken tegenover Heeft last bij het uiten als meerderen Kan zich makkelijk uitdrukken Neemt zelf als eerst contact met
meerderen in de buurt zijn. tegenover meerderen. meerderen.

VKW-VVKSO SAM-schaal 2005


24
3.4 Communiceren
de techniek: de wijze waarop gecommuniceerd wordt
Onvoldoende Matig Goed Zeer goed

Algemeen: Algemeen: Algemeen Algemeen:

Kan gedachten niet duidelijk Heeft moeite met gedachten Kan gedachten onder woorden Brengt makkelijk gedachten onder
onder woorden brengen. duidelijk onder woorden te brengen. woorden.
brengen.

Bijna geen interactie met publiek. Weinig interactie met publiek Wisselende interactie met publiek Goede interactie met het publiek als
het nodig is.

Krijgt vragen niet beantwoord. Krijgt vragen niet altijd Krijgt vragen beantwoord. Anticipeert bepaalde vragen.
beantwoord.

Verwarde lichaamstaal. Heeft het moeilijk met Lichaamstaal in Heeft een uitgesproken lichaamstaal,
lichaamstaal. overeenstemming met het verbale. met een duidelijke parallellisme tussen
lichaamstaal en het verbale.

Kan moeilijk luisteren. Is soms afgeleid bij het luisteren. Luistert in gewone situaties. Luistervaardigheid verslapt niet in
uitzonderlijke omstandigheden.

Mondeling: Mondeling: Mondeling: Mondeling:

Taalgebruik is doorspekt met Een taalgebruik met hier en daar Correct taalgebruik, geen fouten Goed gebruik AN, gebruikt ook niet
dialect. fouten tegen het AN. tegen het AN. courante woorden: uitdrukkingen,
duidelijk goed taalgevoel.

Taalgebruik is niet aangepast aan Taalgebruik is soms onaangepast. Taalgebruik is aangepast Taalgebruik is natuurlijk aangepast.
publiek (formeel/informeel). als gevolg van consequente
aandacht.

VKW-VVKSO SAM-schaal 2005


25
Spreekt onduidelijk, praat Spreekt niet zo duidelijk, hapert af Spreekt duidelijk. Spreekt duidelijk met een natuurlijke
binnensmonds, onzeker, … en toe. intonatie.

Schriftelijk: Schriftelijk: Schriftelijk: Schriftelijk:

Tekst met zowel spellingsfouten, Tekst met hier en daar Maakt weinig of geen Maakt geen spellingsfouten, fouten
fouten tegen woordenschat en spellingsfouten, fouten tegen spellingsfouten, fouten tegen tegen woordenschat en
grammaticafouten. woordenschat en woordenschat en grammaticafouten.
grammaticafouten. grammaticafouten.

Opbouw en structuur van tekst Opbouw en structuur van tekst Sobere opbouw en structuur van Rijkelijke opbouw en visueel
leiden tot onduidelijkheid. geven geen meerwaarde aan de tekst maken de boodschap duidelijke structuur van de tekst
boodschap. duidelijk. maken de boodschap duidelijk.

VKW-VVKSO SAM-schaal 2005


26
4. COGNITIEVE ATTITUDES EN VAARDIGHEDEN

4.1. Leergierigheid en interesse


gerichtheid op leren, zowel op het werk zelf (on the job-leren) als daarbuiten (bijscholing, vervolmaking), belangstelling hebben

Onvoldoende Matig Goed Zeer goed

Heeft een absolute afkeer van Leert met tegenzin omdat het nu eenmaal Leert, maar doet dit enkel Leert spontaan.
leren en leert niet. moet. wanneer dit expliciet gevraagd
wordt.

Heeft absoluut geen Het werk interesseert hem matig. Stelt af Is geïnteresseerd in het werk. Is gepassioneerd door het werk. Wil
interesse voor het werk dat en toe een vraag. Stelt regelmatig vragen. allerlei dingen weten, zoekt naar
hij doet. Stelt nooit vragen.
achtergronden. Stelt veel vragen.

Maakt steeds dezelfde Maakt regelmatig nog dezelfde fouten Maakt zelden nog dezelfde Leert spontaan uit zijn fouten en
fouten. moet hier voortdurend op gewezen worden.
fouten. Verbetert de spontaan maakt ze nooit meer opnieuw.
indien hij ze nog maakt.

Kan onmogelijk zelfstandig Zelfstudie lukt alleen onder strikte Zelfstudie lukt onder enige Heeft voldoende “drive” om aan
studeren. begeleiding.
begeleiding. zelfstudie te doen.

Staat niet open voor Luistert naar suggesties en feedback. Vraagt spontaan suggesties en Vraagt suggesties, feedback en
suggesties en feedback.
feedback. integreert dit spontaan in het
leerproces.

Heeft geen leertraject. Anderen moeten zijn leertraject Stippelt eigen leertraject uit op Stippelt spontaan zijn eigen
uitstippelen en opdragen.
uitdrukkelijke vraag. leertraject uit

VKW-VVKSO SAM-schaal 2005


27
Heeft geen interesse in recent Heeft wel interesse in recent nieuws of Heeft spontane interesse in Volgt recent nieuws of recente
nieuws of recente evoluties. recente evoluties, maar anderen moeten recent nieuws of recente evoluties systematisch op.
hiervan rechtstreeks het voordeel bewijzen. evoluties.

Houdt alle kennis voor zich. Deelt berekend en met mondjesmaat Deelt op uitdrukkelijke vraag de Deelt spontaan kennis met anderen.
zijn/haar kennis. kennis.

VKW-VVKSO SAM-schaal 2005


28
4.2. Analyse
de ontleding in bestanddelen ter nadere beschouwing

Onvoldoende Matig Goed Zeer goed

Onderkent onvoldoende Onderkent problemen, maar Verzamelt systematisch informatie om Herkent in een vroeg stadium dat er
problemen (die zich b.v. kunnen vaak oppervlakkig, en komt het probleem of de deelproblemen op sprake is van een probleem.
voordoen bij het (al dan niet) niet altijd tot de gepaste actie te lossen.
uitvoeren van bepaalde na het onderkennen van de
handelingen (b.v. bij machines)). problemen.

Spoort de oorzaken van fouten Gaat de oorzaken van fouten Stelt logisch en methodisch vast waar Kan fouten systematisch, vanuit diverse
niet of onvoldoende op. na, doch niet systematisch. een fout zit en bepaalt de oorzaak invalshoeken analyseren, opdelen en er
ervan. relevante acties aan verbinden.

Ziet geen of slechts een Ziet een algemeen, Legt verbanden tussen verschillende Gaat spontaan en systematisch op zoek
minimaal verband tussen oppervlakkig verband tussen soorten informatie. naar verbanden tussen verschillende
verschillende soorten informatie. verschillende soorten soorten informatie.
informatie.

Maakt geen analyse van een Maakt een eenzijdige analyse Maakt bij de analyse van een probleem Verzamelt spontaan informatie over de
probleem. van een probleem. in het algemeen een onderscheid tussen achtergronden en oorzaken van een
informatie over de feiten enerzijds en probleem/een situatie en neemt een
interpretaties of veronderstellingen besluit op basis hiervan.
anderzijds.

Kan bij analyse geen Brengt in zijn/haar analyse Analyseert een proces, een taak, een Maakt een duidelijk onderscheid tussen
onderscheid maken tussen slechts matig structuur aan, project, een opdracht, een doelstelling. hoofd- en bijzaken; zoekt eerst de grote
hoofd- en bijzaken. gaat soms te veel in op details lijnen; duikt niet meteen in de details.
en overziet niet altijd de grote
lijnen.

VKW-VVKSO SAM-schaal 2005


29
Maakt een impactanalyse en een analyse
van oorzaak en gevolg.

Definieert oplossingen, overweegt


alternatieven, trekt de juiste conclusies
en documenteert die volledig; anticipeert
op storingen (b.v. in een project, bij het
manipuleren van een machine, enz.).

VKW-VVKSO SAM-schaal 2005


30
4.3. Synthese
verbinding van afzonderlijke, vaak tegengestelde elementen tot een nieuw geheel

Onvoldoende Matig Goed Zeer goed

Kan vanuit diverse componenten, Kan vanuit geanalyseerde Kan op basis van Formuleert een stevig onderbouwde
elementen, samenstellende delen geen informatie tot een oordeel of verzamelde informatie synthese, op basis van veelzijdige informatie.
geheel, geen synthese, geen einddoel synthese komen, doch niet systematisch tot een
bepalen (b.v. bij een vraagstuk, een systematisch. sobere synthese komen.
project).

Kan zeer moeilijk alternatieven Kan soms alternatieven Weegt over het algemeen Toont spontaan een gezond-kritische
afwegen en komt hierdoor niet tot een afwegen en hieruit een alternatieven tegenover ingesteldheid in het redeneren, heeft
conclusie. conclusie formuleren. elkaar af en komt tot alternatieven en komt hierdoor altijd tot
conclusies. conclusies.

Formuleert ongenuanceerde voorstellen Kan op aanwijzing een Formuleert zelf eenzijdig Formuleert spontaan genuanceerde
bij de oplossing van een probleem. genuanceerd voorstel genuanceerde voorstellen voorstellen bij de oplossing van een
Heeft weinig oog voor formuleren bij de oplossing bij de oplossing van een probleem, waarbij alle mogelijke
positieve/negatieve kanten. van een probleem, doch heeft probleem. neveneffecten, nuances of consequenties van
het hiermee vaak moeilijk. standpunten in zijn/haar overwegingen zijn
opgenomen.

Kan moeilijk bij elkaar horende Kan een algemeen standpunt Verzamelt bij elkaar Verzamelt spontaan bij elkaar horende
informatie interpreteren en hieromtrent innemen op basis van de horende informatie in en informatie in en neemt hierover veelzijdige
een algemeen standpunt innemen. gegeven informatie, doch zal neemt hierover een standpunten in.
hierbij meestal hulp nodig algemeen standpunt in.
hebben.

Redeneert logisch,
vertrekkende vanuit
diverse componenten,
neveneffecten,
consequenties.

Motiveert ten gronde het eigen oordeel of de


eigen beslissing.

VKW-VVKSO SAM-schaal 2005

You might also like