Professional Documents
Culture Documents
S40 Owners Manual MY07 NL Tp8952
S40 Owners Manual MY07 NL Tp8952
Wij hopen dat u jarenlang rijplezier van uw Volvo zult hebben. Bij
het ontwerp hebben veiligheid en comfort van u en uw mede-
passagiers vooropgestaan. Een Volvo is een van de veiligste au-
to’s ter wereld. Uw Volvo is ook ontworpen om aan alle gelden-
de veiligheidsvoorschriften en milieueisen te voldoen.
Om nog meer plezier van uw auto te hebben, raden wij u aan om
vertrouwd te raken met de uitrusting, de instructies en de on-
derhoudsinformatie in dit instructieboekje.
Inhoud
00 01 02
Airbags (SRS) .................................... 16 Overzicht auto’s met het stuur rechts 38
Airbag (SRS) activeren/deactiveren... 19 Bedieningspaneel op
SIPS-airbags (zij-airbags).................. 21 bestuurdersportier .............................40
Opblaasgordijn (IC-systeem)............. 23 Instrumentenpaneel ...........................41
WHIPS-systeem................................ 24 Controle- en waarschuwingslampjes.42
Activering van de Informatiedisplay ...............................46
veiligheidssystemen .......................... 26 Elektrische aansluiting en schakelaars
Crash mode....................................... 27 in middenconsole ..............................47
Kinderen en veiligheid ....................... 28 Verlichtingspaneel..............................48
Linker stuurhendel .............................50
Rechter stuurhendel ..........................52
Cruisecontrol (optie) ..........................54
Toetsenset op stuurwiel (optie) ..........55
Stuurwielafstelling, alarmlichten ........56
Handrem, elektrische aansluiting.......57
Elektrisch bedienbare zijruiten...........58
Achteruitkijkspiegel en
buitenspiegels....................................60
Elektrisch bedienbaar
schuifdak (optie).................................64
Persoonlijke instellingen.....................66
2
Inhoud
03 04 05
Interieurverlichting .............................84 Keyless Drive (optie) .......................... 98
Handmatige klimaatregeling met Opbergmogelijkheden in Vergrendelen en ontgrendelen......... 101
airconditioning, A/C........................... 72 passagiersruimte ...............................86 Kinderslot ........................................ 104
Elektronische klimaatregeling, ECC Achterbank.........................................88
(optie) ................................................ 74 Alarm (optie) .................................... 105
Bagageruimte ....................................90
Luchtverdeling................................... 77
Standverwarming op brandstof
(optie) ................................................ 78
3
Inhoud
06 07 08
Tanken ............................................. 112 Bandenspanning ............................. 152 Lakschade herstellen.......................171
Motor starten................................... 113 Gevarendriehoek en reservewiel ..... 154 Roestwering.....................................172
Contact- en stuurslot....................... 114 Wielen verwisselen.......................... 156
Keyless Drive ................................... 115 Provisorische bandenreparatie ....... 158
Handgeschakelde versnellingsbak .. 116
Automatische versnellingsbak......... 118
Vierwielaandrijving........................... 121
Remsysteem.................................... 122
Stabiliteits- en tractieregelsysteem . 124
Parkeerhulp (optie)........................... 126
BLIS, Blind Spot Information System
(optie)............................................... 128
Slepen en bergen ............................ 131
Starten met hulpaccu ..................... 133
Rijden met een aanhanger............... 134
Trekhaak .......................................... 136
Afneembare trekhaak ...................... 138
Lading vervoeren ............................. 143
Lichtbundel aanpassen .................. 144
4
Inhoud
09 10 11
Onderhoud ...................................... 177 Audiofuncties ...................................205 Maten en gewichten ........................ 229
Motorkap en motorruimte ............... 178 Radiofuncties ...................................207 Motorspecificaties ........................... 230
Dieselolie ......................................... 179 Cd-functies ......................................211 Motorolie.......................................... 232
Oliën en vloeistoffen........................ 180 Menusysteem – audiosysteem ........213 Vloeistoffen en smeermiddelen ....... 236
Wisserbladen................................... 185 Telefoonfuncties (optie) ....................214 Brandstof......................................... 238
Accu ................................................ 186 Menusysteem – telefoon..................221 Katalysator....................................... 241
Gloeilampen vervangen................... 188 Elektrisch systeem........................... 242
Zekeringen ...................................... 194
5
Inleiding
Inleiding
Instructieboekje N.B.
Een goede manier om vertrouwd te raken met De uitrusting van de auto’s van Volvo hangt
uw nieuwe auto is om het instructieboekje te af van de verschillende behoeften op de di-
lezen, idealiter voordat u uw eerste rit maakt. verse markten en de landelijke en/of regio-
Zo maakt u kennis met nieuwe functies, krijgt nale wet- en regelgeving.
u tips voor hoe u het beste in verschillende si-
tuaties met de auto kunt omgaan en leert u De specificaties, constructiegegevens en af-
hoe u optimaal gebruik kunt maken van alle beeldingen in dit instructieboekje zijn niet bin-
mogelijkheden die de auto biedt. Besteed ook dend. We behouden ons het recht voor om
aandacht aan de veiligheidsinstructies in het zonder voorafgaande mededeling wijzigingen
boekje: aan te brengen.
© Volvo Car Corporation
WAARSCHUWING
Waarschuwingsteksten geven aan dat er
gevaar voor persoonlijk letsel bestaat, als u
de instructies niet opvolgt.
BELANGRIJK
“Belangrijk!”-teksten geven aan dat het ge-
vaar bestaat dat de auto beschadigd raakt
als u de instructies niet opvolgt.
6
Introduktion
Milieubeleid van
Volvo Car Corporation
Zorg voor het milieu, veiligheid en kwaliteit zijn Alle Volvo-modellen hebben een milieuverkla- meen een geringere uitstoot van het broeikas-
de drie kernwaarden van Volvo Car Corpora- ring (EPI of Environmental Product Informa- gas kooldioxide op.
tion die van invloed zijn op alle activiteiten. We tion), waarin u zelf de milieu-impact van de
U als bestuurder kunt uw steentje bijdragen
zijn ervan overtuigd dat onze klanten onze verschillende modellen en motoren gedurende
aan een verlaging van het brandstofverbruik.
zorg voor het milieu delen. de totale levenscyclus kunt vergelijken.
Lees voor meer informatie de tekst onder het
Uw Volvo voldoet aan strenge internationale Lees meer op: www.volvocars.com/EPI. kopje Spaar het milieu op pagina 9.
milieueisen en is bovendien geproduceerd in
een fabriek die zeer schoon is en efficiënt met Brandstofverbruik
hulpbronnen omgaat. De meeste eenheden De auto’s van Volvo zijn concurrerend in hun
binnen de Volvo Car Corporation zijn gecertifi- klasse wat het brandstofverbruik betreft. Een
ceerd voor de milieunorm ISO 14001, hetgeen lager brandstofverbruik levert over het alge-
tot verbeteringen op milieugebied leidt.
7
Inleiding
Efficiënte uitlaatgasreiniging Schone lucht in passagiersruimte weg naar een gezonder milieu in de passa-
giersruimte.
Uw Volvo is gebouwd volgens het concept Het interieurfilter zorgt dat stofdeeltjes en pol-
Het Öko-Tex-label stelt regels aan bijvoor-
Schoon aan binnen- en buitenkant – een len niet via de luchtinlaatopening in de passa-
beeld de veiligheidsgordels, de vloerbekleding
concept dat een schone passagiersruimte giersruimte kunnen dringen.
en de gebruikte garens en stoffen. De leren
combineert met een uitermate efficiënt uitlaat- Een geavanceerd luchtreinigingssysteem, bekledingsvarianten zijn chroomvrij gelooid
gasreinigingssysteem. In veel gevallen liggen IAQS2 (Interior Air Quality System), zorgt er- met plantaardige stoffen en voldoen aan de
de uitlaatgasemissies ver onder de geldende voor dat de lucht die de passagiersruimte bin- gestelde certificeringseisen.
normen. nenkomt schoner is dan de lucht buiten in het
Op de radiateur zit bovendien PremAir®1, een verkeer. Erkende Volvo-werkplaatsen en het
speciale laag die schadelijk laaghangend ozon milieu
Het systeem bestaat uit een elektronische
kan omzetten in zuivere zuurstof wanneer het sensor en een koolstoffilter. De binnenkomen- Met regelmatig onderhoud kunt u de voor-
ozon langs de radiateur stroomt. Hoeveel de lucht wordt continu gecontroleerd en als waarden scheppen voor een lange levensduur
ozon er wordt omgezet hangt af van het ozon- het gehalte aan schadelijke gassen zoals kool- en een laag brandstofverbruik van de auto en
gehalte van de buitenlucht. monoxide te hoog oploopt, wordt de luchtin- op die manier bijdragen aan een schoner mi-
laat gesloten. Iets dergelijks kan zich voor- lieu. Wanneer u de reparaties en het onder-
doen in bijvoorbeeld druk verkeer, files of tun- houd aan de auto toevertrouwd aan de werk-
nels. plaatsen van Volvo, wordt de auto een onder-
Het koolstoffilter zorgt ervoor dat stikstofoxi- deel van ons systeem. We stellen duidelijke
den, laaghangend ozon en koolwaterstoffen milieu-eisen aan de outillage van onze werk-
niet binnendringen. plaatsen om te voorkomen dat er schadelijke
stoffen vrijkomen in het milieu. Het personeel
Textielnorm in de werkplaatsen van Volvo beschikt over de
Het interieur van een Volvo werd dusdanig kennis en het gereedschap om optimale zorg
vormgegeven dat het gezellig en comfortabel voor het milieu te kunnen garanderen.
is – ook voor mensen met contactallergieën of
astma. Alle stoelhoezen en bekledingsstoffen
zijn getest op stoffen en emissies die schade-
lijk zijn voor de gezondheid en allergische
reacties kunnen veroorzaken. Dit betekent dat
alle stoffen voldoen aan de eisen van de tex-
1
Optie op vijfcilindermotoren. tielnorm Öko-Tex 1003 – een enorme stap op
PremAir ® is een gedeponeerd handelsmerk 2
Optie
van de Engelhard Corporation. 3 Op www.oekotex.com vindt u meer informatie
8
Introduktion
9
Veiligheidsgordels ..................................................................................... 12
Airbagsysteem .......................................................................................... 15
Airbags (SRS) ............................................................................................ 16
Airbag (SRS) activeren/deactiveren........................................................... 19
SIPS-airbags (zij-airbags)..........................................................................21
Opblaasgordijn (IC-systeem).....................................................................23
WHIPS-systeem ........................................................................................24
Activering van de
veiligheidssystemen .................................................................................. 26
Crash mode...............................................................................................27
Kinderen en veiligheid ...............................................................................28
10
VEILIGHEID
01
01 Veiligheid
01 Veiligheidsgordels
12
01 Veiligheid
Veiligheidsgordels 01
13
01 Veiligheid
01 Veiligheidsgordels
14
01 Veiligheid
Airbagsysteem 01
WAARSCHUWING
Als het waarschuwingslampje voor het air-
bagsysteem blijft branden of tijdens het rij-
1
Het airbagsysteem wordt continu gecontro- den kortstondig oplicht, betekent dit dat het
leerd door de regeleenheid. Het waarschu- airbagsysteem niet naar behoren werkt. Het
wingslampje op het instrumentenpaneel gaat lampje kan ook duiden op een storing in de
branden, wanneer u de contactsleutel naar gordelspanners, het SIPS-, het SRS- of het
IC-systeem. Neem zo spoedig mogelijk
stand I, II of III draait. Het lampje dooft na ca.
contact op met een erkende Volvo-
zeven seconden, wanneer de regeleenheid werkplaats.
heeft vastgesteld dat het airbagsysteem1
geen storingen vertoont.
15
01 Veiligheid
01 Airbags (SRS)
WAARSCHUWING
Om de kans op letsel bij activering van de
airbags te beperken, moeten de passagiers
zo rechtop mogelijk zitten met hun voeten
op de vloer en hun rug tegen de rugleuning.
De veiligheidsgordel moet goed vastzitten.
WAARSCHUWING
Zet nooit een kind in een kinderzitje op de
passagiersstoel als de airbag (SRS) is geac-
tiveerd.1
Laat kinderen nooit voor de passagierstoel
zitten of staan. Personen die kleiner zijn dan
1,40 m mogen nooit op de passagiersstoel
Uw auto heeft behalve de veiligheidsgordels Als aanvulling op de veiligheidsgordel van de plaatsnemen, als de airbag (SRS) geacti-
ook een airbag (SRS, Supplemental Restraint passagiersstoel heeft uw auto ook een passa- veerd is.
System) in het stuurwiel. De airbag zit opge- giersairbag (SRS, Supplemental Restraint Het niet opvolgen van de bovenstaande
vouwen in het midden van het stuurwiel. Het System). De airbag aan de passagierszijde1 zit aanbevelingen kan levensgevaarlijke situa-
stuurwiel is voorzien van het opschrift SRS opgevouwen in een ruimte boven het dash- ties opleveren voor uw kind.
AIRBAG. boardkastje. Het paneel is voorzien van het
1 Zie
pagina 19 voor informatie over een geacti-
opschrift SRS AIRBAG.
veerde/gedeactiveerde airbag (SRS).
WAARSCHUWING
De veiligheidsgordel en de airbag werken
samen. Als de veiligheidsgordel niet of on-
juist wordt gebruikt, kan de bescherming
die de airbag bij een aanrijding biedt afne-
men waardoor u als klant ernstig letsel kunt 1 Niet
alle auto’s hebben een airbag (SRS) aan
oplopen. de passagierszijde. Dit is afhankelijk van de
vraag of de airbag besteld werd tijdens het
verkoopproces.
16
01 Veiligheid
Airbags (SRS) 01
SRS-systeem N.B.
De reactie van de sensoren hangt af van de
ernst van de aanrijding en van het feit of de
veiligheidsgordel aan de bestuurderszijde
of de passagierszijde vooraan wordt gedra-
gen of niet. Het kan dan ook zijn dat er bij
ongelukken slechts één (of geen enkele) van
de airbags wordt opgeblazen. Het SRS-
systeem registreert de botskracht waaraan
de auto blootstaat en stemt de activering
van een of meerdere airbags daarop af.
N.B.
SRS-systeem, auto met het stuur links SRS-systeem, auto met het stuur rechts De airbags werken dusdanig dat de capaci-
teit ervan wordt afgestemd op de bots-
Het systeem bestaat uit airbags en sensoren. kracht waaraan de auto blootstaat.
WAARSCHUWING
Bij een voldoende krachtige aanrijding reage-
ren de sensoren, waarna de airbag wordt op- Reparaties mogen alleen door een erkende
geblazen. Daarbij wordt de airbag warm. Om Volvo-werkplaats worden uitgevoerd.
de klap op te vangen loopt de airbag leeg Ingrepen in het SRS-systeem kunnen sto-
ringen in de werking veroorzaken en leiden
wanneer de inzittende de airbag raakt. Daarbij tot ernstig letsel.
treedt er rookvorming in de auto op. Dit is vol-
komen normaal. Het totale verloop, van het
opblazen tot het leeglopen van de airbag,
neemt enkele tienden van een seconde in be-
slag.
17
01 Veiligheid
01 Airbags (SRS)
WAARSCHUWING
Verricht nooit zelf werkzaamheden aan de
onderdelen van het SRS-systeem in het
stuurwiel of op het paneel boven het dash-
boardkastje.
Plaats geen voorwerpen of accessoires op
of in de buurt van het SRS AIRBAG-paneel
(boven het dashboardkastje) of binnen de
actieradius van de airbag.
18
01 Veiligheid
WAARSCHUWING
Geactiveerde airbag (passagierszijde):
vervoer kinderen nooit in een kinderzitje of
op een verhogingskussen op de passa-
giersstoel als de airbag geactiveerd is. Laat
evenmin personen die kleiner zijn dan
1,40 m op deze stoel plaatsnemen.
Gedeactiveerde airbag (passagiersstoel):
Laat personen die groter zijn dan 1,40 m
Hiermee wordt aangeduid dat de airbag (SRS) Schakelaar voor PACOS (Passenger Airbag Cut nooit plaatsnemen op de passagiersstoel
aan de passagierszijde gedeactiveerd is. Off Switch). wanneer de airbag aan de passagierszijde
gedeactiveerd is.
De airbag (SRS) aan de passagierszijde voorin De schakelaar zit aan de passagierszijde aan
kan gedeactiveerd worden met een schake- Het niet opvolgen van de bovenstaande
de zijkant van het dashboard en u kunt erbij
aanbevelingen kan levensgevaarlijke situa-
laar. Dit is bijvoorbeeld noodzakelijk als daar door het portier aan die kant te openen. Con- ties opleveren.
een kind in een kinderzitje moet zitten. troleer of de schakelaar in de gewenste stand
staat. Volvo adviseert aan de contactsleutel te
Aanduiding gebruiken om de stand te wijzigen. (U kunt
Een tekstmelding op het plafondpaneel geeft ook andere voorwerpen gebruiken die qua
aan dat de airbag (SRS) aan de passagierszij- vorm op een sleutel lijken.)
de is gedeactiveerd.
19
01 Veiligheid
WAARSCHUWING
Laat geen passagier op de passagiersstoel
plaatsnemen, als het waarschuwingslampje
voor het airbagsysteem op het instrumen-
tenpaneel oplicht terwijl de tekst op het pla-
fondpaneel aangeeft dat de airbag (SRS)
aan die kant gedeactiveerd is. Het duidt op
een ernstige storing. Bezoek onmiddellijk
een erkende Volvo-werkplaats.
20
01 Veiligheid
SIPS-airbags (zij-airbags) 01
SIPS-airbags (zij-airbags)
WAARSCHUWING
Leg geen voorwerpen tussen de stoelen en
de portierpanelen, omdat dit gebied binnen
de actieradius van de SIPS-airbag ligt.
WAARSCHUWING
Gebruik alleen stoelhoezen van Volvo of
stoelhoezen die door Volvo goedgekeurd
zijn. Andere stoelhoezen kunnen de werking
van de SIPS-airbags hinderen.
Kinderzitjes en SIPS-airbags
Een SIPS-airbag heeft wat kinderzitjes betreft
geen negatieve gevolgen voor de bescher-
mende functies van de auto.
Positie van de SIPS-airbags. Opgeblazen SIPS-airbag.
Het is mogelijk een kinderzitje/
Een groot deel van de botskracht wordt door verhogingskussen op de voorstoel te plaat-
het SIPS-systeem (Side Impact Protection
WAARSCHUWING
sen, als de auto aan de passagierszijde niet is
System) over balken, stijlen, vloer, dak en an- De SIPS-airbags vormen een aanvulling op uitgerust met een geactiveerde1 airbag.
dere delen van de carrosserie verspreid. De het SIPS-systeem. Draag altijd een veilig-
SIPS-airbags aan de bestuurders- en de pas- heidsgordel.
sagierszijde beschermen de borstkas en vor-
men een belangrijk onderdeel van het SIPS- WAARSCHUWING
systeem. De SIPS-airbags zijn aangebracht in
Reparaties mogen alleen door een erkende
de frames van de rugleuning van de voorstoe- Volvo-werkplaats worden uitgevoerd.
len.
Ingrepen in het SIPS-systeem kunnen sto-
ringen in de werking en ernstig letsel ver-
oorzaken.
1 Zie
pagina 19 voor informatie over een geacti-
veerde/gedeactiveerde airbag (SRS).
21
01 Veiligheid
01 SIPS-airbags (zij-airbags)
SIPS-airbags
Bestuurderszijde Passagierszijde
22
01 Veiligheid
Opblaasgordijn (IC-systeem) 01
Eigenschappen
23
01 Veiligheid
01 WHIPS-systeem
24
01 Veiligheid
WHIPS-systeem 01
Juiste zithouding
WAARSCHUWING
Voor optimale bescherming moeten de be-
Als de stoel heeft blootgestaan aan grote
stuurder en de voorpassagier zo veel mogelijk
krachten zoals bij een aanrijding van achte-
in het midden van de stoel plaatsnemen en de ren, moet u het WHIPS-systeem laten con-
afstand tussen het hoofd en de hoofdsteun zo troleren in een erkende Volvo-werkplaats.
klein mogelijk houden. Het WHIPS-systeem kan een deel van zijn
Zorg dat u de werking van het WHIPS- beschermende eigenschappen hebben ver-
loren, zelfs als de stoel ogenschijnlijk intact
systeem niet beïnvloedt is.
Neem contact op met een erkende Volvo-
werkplaats om het systeem te laten contro-
leren, ook na een lichte aanrijding van ach-
teren.
WAARSCHUWING
Als u een van de ruggedeelten van de ach-
terbank hebt neergeklapt, moet u de voor-
stoel aan dezelfde kant naar voren schuiven
zodat de rugleuning van de stoel niet tegen
het neergeklapte ruggedeelte van de ach-
terbank aankomt.
WAARSCHUWING
Plaats geen koffer of iets dergelijks tussen
het zitgedeelte van de achterbank en de
rugleuning van de voorstoelen. Let erop dat
u de werking van het WHIPS-systeem niet
beïnvloedt.
25
01 Veiligheid
Systeem Activering
Gordelspanners Bij een frontale botsing en/of aanrijding in de zij en/of kantelen.
Airbags (SRS) Bij een frontale botsing1.
SIPS-airbags Bij een aanrijding in de zij1.
Opblaasgordijn (IC-systeem) Bij een aanrijding in de zij1.
WHIPS-systeem Bij aanrijdingen van achteren.
1
Het is mogelijk dat de airbags niet worden opgeblazen, ondanks dat de carrosserie van de auto danig vervormd raakt. Enkele factoren zoals de stijfheid en het
gewicht van het lichaam waarmee de auto in botsing komt, de snelheid van de auto, de hoek waaronder de botsing plaatsvindt e.d. zijn van invloed op de wijze van
activering van de verschillende veiligheidssystemen op de auto.
26
01 Veiligheid
Crash mode 01
Auto verzetten
Als de melding NORMAL MODE wordt weer-
gegeven nadat de CRASH MODE is gereset,
Als de auto betrokken is geweest bij een aan-
mag de auto voorzichtig uit de huidige, ge-
rijding, kan de tekst CRASH MODE ZIE
vaarlijke positie worden verreden. Verrijd de
HANDLEIDING op het informatiedisplay ver-
auto niet verder dan nodig.
schijnen. Dit betekent dat de functionaliteit
van de auto is verminderd. Crash mode is een
veiligheidsfunctie die in werking treedt wan- WAARSCHUWING
neer de aanrijding een belangrijke functie in de Probeer nooit zelf de auto te repareren of de
auto, bijvoorbeeld brandstofleidingen, senso- elektronische onderdelen te resetten nadat
ren voor een van de veiligheidssystemen of de auto in de CRASH MODE heeft gestaan.
het remsysteem, kan hebben beschadigd. Dit kan aanleiding geven tot letsel of een
slechte functie van de auto. Laat de auto al-
tijd in een erkende Volvo-werkplaats con-
Auto proberen te starten troleren en naar de NORMAL MODE
Controleer eerst of er geen brandstof uit de resetten nadat CRASH MODE is versche-
auto is gelopen. Er mag geen brandstofgeur nen.
aanwezig zijn.
27
01 Veiligheid
01 Kinderen en veiligheid
N.B.
De wettelijke bepalingen voor het vervoer
van kinderen in de auto verschillen van land
tot land. Ga na welke regels er in uw land
van kracht zijn.
28
01 Veiligheid
Kinderen en veiligheid 01
29
01 Veiligheid
01 Kinderen en veiligheid
<10 kg Achterstevoren gemonteerd kinderzitje, Achterstevoren gemonteerd kinderzitje, Achterstevoren gemonteerd kinderzitje,
(tot 9 maanden) te bevestigen met veiligheidsgordel en te bevestigen met veiligheidsgordel, te bevestigen met veiligheidsgordel,
bevestigingsband. Gebruik een veilig- steun en bevestigingsband. steun en bevestigingsband.
heidskussen tussen het kinderzitje en L2: Typegoedkeuringsnr. E5 03135 L2: Typegoedkeuringsnr. E5 03135
het dashboard.
L2: Typegoedkeuringsnr. E5 03135
9–18 kg Achterstevoren gemonteerd kinderzitje, Achterstevoren gemonteerd kinderzitje, Achterstevoren gemonteerd kinderzitje,
(9–36 maanden) te bevestigen met veiligheidsgordel en te bevestigen met veiligheidsgordel, te bevestigen met veiligheidsgordel,
bevestigingsband. Gebruik een veilig- steun en bevestigingsband. steun en bevestigingsband.
heidskussen tussen het kinderzitje en L2: Typegoedkeuringsnr. E5 03135 L2: Typegoedkeuringsnr. E5 03135
het dashboard.
L2: Typegoedkeuringsnr. E5 03135
15–36 kg Gordelkussen met of zonder Gordelkussen met of zonder Gordelkussen met of zonder
(3–12 jaar) rugleuning. rugleuning. rugleuning.
L2: Typegoedkeuringsnr. E5 03139 L2: Typegoedkeuringsnr. E5 03139 L2: Typegoedkeuringsnr. E5 03139
Geïntegreerd kinderzitje3.
L2: Typegoedkeuringsnr. E5 03168
1
Zie pagina 19 voor informatie over een geactiveerde/gedeactiveerde airbag (SRS).
2L:
Geschikt voor speciale kinderzitjes (zie overzicht onder genoemde typegoedkeuring). Kinderzitjes kunnen bestemd zijn voor één bepaald merk auto, voor een
beperkte groep merken, semi-universeel of universeel zijn.
3
Optie.
30
01 Veiligheid
Kinderen en veiligheid 01
WAARSCHUWING
Zet nooit een kind in een kinderzitje op de
passagiersstoel als de airbag (SRS) is geac-
tiveerd.
Personen kleiner dan 1,40 m mogen nooit
op de passagiersstoel plaatsnemen als de
airbag (SRS) geactiveerd is.1
Het niet opvolgen van de bovenstaande
aanbevelingen kan levensgevaarlijke situa-
ties opleveren voor uw kind.
1
Zie pagina 19 voor informatie over een
geactiveerde/gedeactiveerde airbag (SRS).
Zorg dat:
• het kinderzitje in de vergrendelde stand
staat
31
01 Veiligheid
01 Kinderen en veiligheid
WAARSCHUWING
Reparatie of vervanging dient alleen te wor-
den uitgevoerd door een erkende Volvo-
werkplaats. Verricht zelf geen wijzigingen in – Trek aan de handgreep (1).
of aanpassingen aan het geïntegreerde kin-
derzitje. – Duw het kussen zo ver omlaag dat het
vastklikt (2).
Als een geïntegreerd kinderzitje aan grote
krachten heeft blootgestaan zoals tijdens
een aanrijding, moet u het geïntegreerde N.B.
kinderzitje in zijn geheel vervangen. Ook al Let erop dat u het geïntegreerde kinderzitje
ziet het geïntegreerde kinderzitje er intact eerst moet inklappen voordat u de rugge-
uit, kunnen er toch beschermende eigen- deelten van de achterbank voorover kunt
schappen verloren zijn gegaan. Het geïnte- klappen.
greerde kinderzitje moet ook worden
vervangen als het erg versleten is.
32
01 Veiligheid
Kinderen en veiligheid 01
33
Overzicht auto’s met het stuur links..........................................................36
Overzicht auto’s met het stuur rechts .......................................................38
Bedieningspaneel op
bestuurdersportier ....................................................................................40
Instrumentenpaneel .................................................................................. 41
Controle- en waarschuwingslampjes ........................................................42
Informatiedisplay....................................................................................... 46
Elektrische aansluiting en schakelaars in middenconsole ........................47
Verlichtingspaneel .....................................................................................48
Linker stuurhendel.....................................................................................50
Rechter stuurhendel.................................................................................. 52
Cruisecontrol (optie).................................................................................. 54
Toetsenset op stuurwiel (optie)..................................................................55
Stuurwielafstelling, alarmlichten................................................................56
Handrem, elektrische aansluiting..............................................................57
Elektrisch bedienbare zijruiten ..................................................................58
Achteruitkijkspiegel en
buitenspiegels ...........................................................................................60
Elektrisch bedienbaar
schuifdak (optie) ........................................................................................64
Persoonlijke instellingen............................................................................ 66
34
INSTRUMENTEN, SCHAKELAARS EN BEDIENING
02
02 Instrumenten, schakelaars en bediening
02
36
02 Instrumenten, schakelaars en bediening
37
02 Instrumenten, schakelaars en bediening
02
38
02 Instrumenten, schakelaars en bediening
39
02 Instrumenten, schakelaars en bediening
Bedieningspaneel op bestuurdersportier
Bedieningspaneel op
bestuurdersportier
02
40
02 Instrumenten, schakelaars en bediening
Instrumentenpaneel
02
41
02 Instrumenten, schakelaars en bediening
Controle- en waarschuwingslampjes
Functietest, lampjes Lampjes in het midden van het – Lees de informatie op het informatiedis-
dashboard play.
02 Alle controle- en waarschuwingslampjes1
gaan branden wanneer u de contactsleutel – Verhelp het probleem aan de hand van de
aanwijzingen of neem contact op met een
voor het starten naar stand II draait. De wer-
erkende Volvo-werkplaats.
king van de lampjes wordt dan gecontroleerd.
Alle lampjes moeten weer uitgaan als de mo- Als er een afwijking is in een van
tor is aangeslagen, behalve het lampje voor de de systemen in de auto, gaat het
handrem. Dit gaat pas uit, als de auto van de gele informatielampje branden
handrem wordt gehaald. en verschijnt er tekst op het dis-
play. U verwijdert het bericht met
Als de motor niet binnen behulp van de knop READ (zie pagina 46). Het
vijf seconden aanslaat, gaan alle bericht verdwijnt automatisch na twee minu-
lampjes uit, behalve het lampje ten.
voor storingen in het uitlaatgas-
reinigingssysteem van de auto Het oranje informatielampje kan ook gaan
en dat voor een lage oliedruk. branden in combinatie met andere lampjes.
Afhankelijk van de uitrusting van
de auto is het mogelijk dat bepaalde lampjes Het rode waarschuwingslampje N.B.
geen functie hebben. gaat branden, wanneer er een Wanneer de tekst TIJD VOOR
storing is geregistreerd die de REG. SERVICE verschijnt, kunt u het waar-
veiligheid en/of de rijeigen- schuwingslampje laten doven en de tekst
schappen van de auto kan beïn- verwijderen met een druk op knop READ.
vloeden. Er verschijnt tegelijkertijd een verkla- Dit gebeurt automatisch als u twee minuten
rende tekst op het informatiedisplay. Het niets doet.
waarschuwingslampje brandt en de tekst is
zichtbaar totdat de storing is verholpen. Het
waarschuwingslampje kan ook gaan branden
in combinatie met andere lampjes.
1 Bijbepaalde motortypes is het lampje voor – Stop op een veilige plek. Rijd niet verder
een lage oliedruk niet in gebruik! Er verschijnt met de auto.
in plaats daarvan een displaytekst (zie
pagina 180).
42
02 Instrumenten, schakelaars en bediening
Controle- en waarschuwingslampjes
Controlelampjes, linkerzijde – Breng de auto op een veilige plaats tot 7. Laag peil in brandstoftank
stilstand en zet de motor af. Wanneer dit lampje gaat branden,
– Start de motor opnieuw. zit er bij benzinemodellen nog 02
– Als het lampje echter blijft branden, moet ca. 8 liter en bij dieselmodellen
u de auto naar een erkende Volvo-werk- nog ca. 7 liter brandstof in de
plaats rijden om het ABS-systeem te laten tank.
controleren.
3. Mistachterlicht
Dit lampje brandt wanneer u het
mistachterlicht hebt ingescha-
keld.
43
02 Instrumenten, schakelaars en bediening
Controle- en waarschuwingslampjes
44
02 Instrumenten, schakelaars en bediening
Controle- en waarschuwingslampjes
Lage snelheid
Als de auto met een snelheid van
• Breng de auto op een veilige plaats tot maximaal 7 km/h rijdt, gaat het in-
stilstand en zet de motor af. formatielampje branden en ver-
schijnt een van de volgende mel-
• Start de motor opnieuw.
dingen op het display:
• Rijd verder als beide lampjes uitgaan. BESTUURDERSPORTIER OPEN,
• Als de lampjes echter blijven branden, moet PASSAGIERSPORTIER OPEN,
u het peil in het remvloeistofreservoir con- ACHTERPORTIER LINKS OPEN,
troleren (zie pagina 183). MOTORKAP OPEN of
• Als de lampjes blijven branden ondanks dat ACHTERPORTIER RECHTS OPEN. Breng
het peil van de remvloeistof in orde is, moet de auto op een veilige plaats tot stilstand en
u de auto uiterst voorzichtig naar een er- sluit het portier of het kofferdeksel dat open is.
kende Volvo-werkplaats rijden om het rem-
systeem te laten controleren. Hoge snelheid
• Als het peil lager is dan het MIN-streepje Als de auto sneller rijdt dan
van het remvloeistofreservoir dient u niet 7 km/h, gaat het lampje branden
verder te rijden met de auto. Laat de auto en wordt tegelijkertijd een van de
naar een erkende Volvo-werkplaats slepen meldingen uit de vorige alinea op
om het remsysteem te laten controleren. het display weergegeven.
WAARSCHUWING
Als de waarschuwingslampjes voor het
remsysteem en ABS tegelijkertijd branden,
bestaat het gevaar dat de achtertrein bij
krachtig remmen gaat slippen. 1 Alleen auto’s met alarm
45
02 Instrumenten, schakelaars en bediening
Informatiedisplay
N.B.
Als er een waarschuwingsmelding ver-
schijnt als de boordcomputer wordt ge-
bruikt, moet u de melding lezen (druk op de
knop READ) voordat u de eerdere activiteit
kunt hervatten.
Melding Betekenis
STOP AUTO Z.S.M. Breng de auto op veilige wijze tot stilstand en zet de motor af. Grote kans op schade.
ZET MOTOR UIT Breng de auto op veilige wijze tot stilstand en zet de motor af. Grote kans op schade.
SERVICE SPOED Laat de auto onmiddellijk nakijken door een erkende Volvo-werkplaats.
ZIE HANDLEIDING Lees het instructieboekje.
SERVICE VEREIST Laat de auto zo spoedig mogelijk nakijken door een erkende Volvo-werkplaats.
TIJD VOOR REG. SERVICE Het is tijd voor een servicebeurt bij een erkende Volvo-werkplaats. Het moment hangt af van de
afgelegde afstand, het aantal maanden dat sinds de laatste servicebeurt is verstreken en het aantal
draaiuren van de motor.
CONTROLEER OLIEPEIL Controleer het oliepeil. De melding verschijnt om de 10.000 km (bepaalde motortypes). Zie
pagina 181 voor informatie over het controleren van het oliepeil.
ROETFILTER VOL – ZIE HANDLEIDING Het roetfilter van dieselmodellen is aan regeneratie toe (zie pagina 113).
STC/DSTC SPIN CONTROL UIT Er gelden beperkingen voor het stabiliteits- en tractieregelsysteem (zie pagina 125 voor meer
varianten).
46
02 Instrumenten, schakelaars en bediening
WAARSCHUWING
Laat de plug altijd in de aansluiting zitten als
u deze niet gebruikt.
47
02 Instrumenten, schakelaars en bediening
Verlichtingspaneel
Koplamphoogteverstelling Koplampen
Door de belading van de auto wordt de hoog-
02
te van de koplampen gewijzigd, zodat u tege- Automatisch dimlicht (bepaalde
moetkomend verkeer kunt verblinden. U kunt landen)
dat voorkomen door de koplamphoogte bij te Het dimlicht gaat automatisch aan, wanneer u
stellen. de contactsleutel naar stand II draait, behalve
– Draai de contactsleutel naar stand II. wanneer de verlichtingsdraaiknop (2) in de
middelste stand staat. U kunt het automati-
– Draai de verlichtingsdraaiknop (2) naar
sche dimlicht zo nodig in een erkende Volvo-
een van de eindstanden.
werkplaats buiten werking laten stellen.
– Draai het duimwiel (1) omhoog of omlaag
om de koplampen hoger of lager af te
Automatisch dimlicht, groot licht
stellen.
– Draai de contactsleutel naar stand II.
Auto’s met Bi-Xenonkoplampen1 zijn uitgerust
– U schakelt het dimlicht in door de
met automatische koplamphoogteverstelling,
verlichtingsdraaiknop (2) helemaal rechts-
zodat het duimwiel (1) ontbreekt.
Stand Betekenis om te draaien.
Stadslichten voor en verlichting – U schakelt het groot licht in door de linker
Automatisch/uitgeschakeld achter stuurhendel tot in de eindstand naar het
dimlicht. Alleen grootlichtsig- stuur toe te halen en de hendel weer los te
nalen. U kunt de stadslichten/parkeerlichten vóór en
de achterlichten altijd inschakelen, ongeacht laten (zie pagina 50).
Stadslichten/parkeerlichten vóór/
de stand van de contactsleutel. De verlichting wordt automatisch uitgescha-
achterlichten
keld, wanneer u de contactsleutel naar stand I
Automatisch dimlicht. In deze – Draai de verlichtingsdraaiknop (2) naar de of 0 draait.
stand werken het groot licht en de middelste stand.
grootlichtsignalen. Met de contactsleutel in stand II staan de Instrumentenverlichting
stadslichten/parkeerlichten vóór, de achter- De instrumentenverlichting brandt, wanneer
lichten en de kentekenplaatverlichting altijd de contactsleutel in stand II staat en de
aan. verlichtingsdraaiknop (2) in een van de eind-
standen. De verlichting wordt bij daglicht au-
tomatisch gedimd en valt bij donker handma-
1 Optie
tig te regelen.
48
02 Instrumenten, schakelaars en bediening
Verlichtingspaneel
49
02 Instrumenten, schakelaars en bediening
Linker stuurhendel
Standen stuurhendel worden of veert automatisch terug bij het te- laten doen na vergrendeling van de auto. De
rugdraaien van het stuurwiel. inschakelduur bedraagt 30 seconden1, maar
02 is te wijzigen in 60 of 90 seconden (zie
Korte serie knippersignalen pagina 67).
– Haal de stuurhendel omhoog of omlaag – Neem de sleutel uit het contactslot.
naar stand (1) en laat de hendel vervol-
gens los. – Haal de stuurhendel tot in de eindstand (4)
naar het stuurwiel toe en laat de hendel
De richtingaanwijzers lichten driemaal op los.
waarna de stuurhendel terugveert naar de uit-
gangspositie. – Stap uit de auto en vergrendel het portier.
50
02 Instrumenten, schakelaars en bediening
Linker stuurhendel
51
02 Instrumenten, schakelaars en bediening
Rechter stuurhendel
52
02 Instrumenten, schakelaars en bediening
Rechter stuurhendel
53
02 Instrumenten, schakelaars en bediening
Cruisecontrol (optie)
Tijdelijk uitschakelen
– Druk op 0 om de cruisecontrol tijdelijk uit
te schakelen. Op het instrumentenpaneel
verschijnt CRUISE. De eerder ingestelde
snelheid blijft na een tijdelijke uitschake-
ling in het geheugen opgeslagen.
De cruisecontrol wordt bovendien tijdelijk uit-
De bedieningsorganen voor de cruisecontrol – U kunt de snelheid verhogen of verlagen geschakeld, als:
vindt u links op het stuurwiel. door de knop + of — in te drukken. De • u het rempedaal of koppelingspedaal be-
snelheid die de auto heeft op het moment dient;
Gewenste snelheid instellen: dat u de knop loslaat, zal vervolgens wor-
• de snelheid heuvelop lager wordt dan 25–
– Druk op de knop CRUISE. Op het instru- den geprogrammeerd.
30 km/h1;
mentenpaneel verschijnt de tekst Een korte druk (minder dan een halve secon-
• u de keuzehendel in stand N zet;
CRUISE. de) op + of — komt overeen met een snelheids-
wijziging van 1 mph of 1,6 km/h1. • als de wielen de neiging hebben te gaan
– Druk op + of — om de snelheid van de auto
slippen of blokkeren;
vast te zetten. Op het instrumentenpaneel
verschijnt CRUISE-ON. • een tijdelijke snelheidsverhoging langer dan
een minuut heeft geduurd.
De cruisecontrol kan niet worden ingescha-
keld bij snelheden lager dan 30 km/h of hoger
dan 200 km/h.
54
02 Instrumenten, schakelaars en bediening
Uitschakelen
– Druk op CRUISE om de cruisecontrol uit
te schakelen. CRUISE ON verdwijnt van
het instrumentenpaneel.
55
02 Instrumenten, schakelaars en bediening
Stuurwielafstelling, alarmlichten
Stuurwielafstelling Alarmlichten
WAARSCHUWING
02 Stel het stuurwiel af, voordat u gaat rijden.
Doe dit nooit tijdens het rijden. Controleer
voordat u wegrijdt, of het stuurwiel in de ge-
kozen stand geblokkeerd staat.
U kunt het stuurwiel zowel in de hoogte als in Gebruik de alarmlichten (alle richtingaanwij-
de lengte verstellen. zers knipperen), wanneer u de auto noodge-
dwongen tot stilstand moet brengen op een
– Trek de hendel naar u toe om het stuur vrij plaats waar deze gevaar of hinder voor het
te maken. verkeer kan opleveren. Druk op de knop om
– Zet het stuurwiel vervolgens in de ge- de functie te activeren.
wenste stand.
– Duw de hendel vervolgens terug om het N.B.
stuurwiel in de nieuwe stand te blokkeren. De regels voor het gebruik van de alarmlich-
Als dit moeite kost, kunt u lichtjes op het ten verschillen van land tot land.
stuurwiel drukken en tegelijkertijd de hen-
del naar terugduwen.
56
02 Instrumenten, schakelaars en bediening
Handrem lossen
– Trap het rempedaal stevig in.
– Trek de handremhendel iets omhoog, druk
de knop in, duw de handrem omlaag en U kunt de elektrische aansluiting voor verschil-
De handremhendel zit tussen de voorstoelen.
laat de knop weer los. lende accessoires gebruiken, zoals een mobie-
N.B. le telefoon of koelbox. De aansluiting is be-
doeld om 12 V af te nemen. De maximale
Het brandende waarschuwingslampje op stroomsterkte is 10 A. De contactsleutel moet
het instrumentenpaneel geeft alleen aan dát
ten minste in stand I staan, anders geeft de
u de handrem hebt aangetrokken maar niet
hoe hard! aansluiting geen stroom.
WAARSCHUWING
Handrem aanzetten
Laat de plug altijd in de aansluiting zitten als
– Trap het rempedaal stevig in.
u deze niet gebruikt.
– Trek de handremhendel stevig tot in de
eindstand omhoog. Aansteker (optie)
– Laat het rempedaal los en controleer of de Druk op de aansteker om deze te activeren.
auto volledig stilstaat. Wanneer de aansteker heet genoeg is, veert de
knop automatisch uit. Gebruik het roodgloeien-
– Als de auto wegrolt dient u de handrem-
de deel om bijvoorbeeld een sigaret mee aan te
hendel strakker aan te trekken.
steken.
57
02 Instrumenten, schakelaars en bediening
58
02 Instrumenten, schakelaars en bediening
Passagiersstoel, voorin
59
02 Instrumenten, schakelaars en bediening
Achteruitkijkspiegel en buitenspiegels
60
02 Instrumenten, schakelaars en bediening
Achteruitkijkspiegel en buitenspiegels
61
02 Instrumenten, schakelaars en bediening
Achteruitkijkspiegel en buitenspiegels
62
02 Instrumenten, schakelaars en bediening
Achteruitkijkspiegel en buitenspiegels
63
02 Instrumenten, schakelaars en bediening
Schuifstand
Automatische bediening
– Trek de knop voorbij het
weerstandspunt (2) in de achterste
eindstand (1) of voorbij het
weerstandspunt (3) in de voorste
eindstand (4) en laat hem vervolgens los.
Het schuifdak opent of sluit volledig.
Handmatige bediening
Openen:
De bedieningsknoppen voor het schuifdak zit- 1. Openen, automatisch – Trek de knop achteruit naar het
ten aan het plafond. U kunt het schuifdak kan 2. Openen, handmatig weerstandspunt (2). Het schuifdak schuift
in twee standen openen: 3. Sluiten, handmatig steeds verder open zolang u de knop in
deze stand vasthoudt.
A. Ventilatiestand, achterkant omhoog 4. Sluiten, automatisch
Sluiten:
B. Schuifstand, achteruit/vooruit 5. Openen, ventilatiestand
– Duw de knop vooruit naar het
6. Sluiten, ventilatiestand weerstandspunt (3). Het schuifdak schuift
De contactsleutel moet daarbij in stand I of II
staan. steeds verder dicht zolang u de knop in
Ventilatiestand deze stand vasthoudt.
WAARSCHUWING Openen:
– Duw de achterkant van de knop (5) om- WAARSCHUWING
Als er kinderen in de auto zitten: hoog. De beveiliging tegen overbelasting van het
Verbreek bij het verlaten van de auto de
Sluiten: schuifdak werkt alleen bij automatisch slui-
stroomtoevoer naar het schuifdak door de
– Trek de achterkant van de knop (6) om- ten, niet bij handmatig sluiten.
contactsleutel uit te nemen.
laag.
64
02 Instrumenten, schakelaars en bediening
WAARSCHUWING
– Houd de vergrendelingsknop twee secon-
den ingedrukt. Het schuifdak en de zijrui- De beveiliging tegen overbelasting van het
schuifdak werkt alleen bij automatisch slui-
ten sluiten. De portieren worden
ten, niet bij handmatig sluiten.
vergrendeld.
Let er bij het sluiten van het schuifdak op
Als u het sluiten moet onderbreken: dat kinderen niet met hun handen bekneld
– Druk nogmaals op de kunnen raken.
vergrendelingsknop.
WAARSCHUWING
Zorg ervoor dat kinderen of andere inzitten-
den niet met hun handen bekneld raken,
wanneer u het schuifdak met de afstands-
bediening sluit. Bedien het schuifdak alleen
onder toezicht.
65
02 Instrumenten, schakelaars en bediening
Persoonlijke instellingen
66
02 Instrumenten, schakelaars en bediening
Persoonlijke instellingen
67
Algemene informatie over de
klimaatregeling .........................................................................................70
Handmatige klimaatregeling met airconditioning, A/C..............................72
Elektronische klimaatregeling, ECC (optie) ............................................... 74
Luchtverdeling...........................................................................................77
Standverwarming op brandstof
(optie) ........................................................................................................ 78
68
KLIMAATREGELING
03
03 Klimaatregeling
70
03 Klimaatregeling
N.B.
Dek de sensoren niet met kleding of andere
voorwerpen af.
Zijruiten en schuifdak
Voor een goede werking van de airconditio-
ning moet u de zijruiten en een eventueel
schuifdak gesloten houden.
Optrekken
Wanneer u volgas optrekt, wordt de aircondi-
tioning tijdelijk uitgeschakeld. De temperatuur
kan dan korte tijd iets oplopen.
71
03 Klimaatregeling
Bedieningspaneel
03
72
03 Klimaatregeling
73
03 Klimaatregeling
Bedieningspaneel
03
74
03 Klimaatregeling
75
03 Klimaatregeling
Bij het uitschakelen van de ontwaseming her- 7 en 8. Elektrisch verwarmde 10. Temperatuurknop
vat de klimaatregeling de voorgaande instel- voorstoelen Met deze knop kunt u de
lingen. (optie in bepaalde landen) temperatuur aan de bestuur-
5. Luchtverdeling ders- en passagierszijde on-
Doe het volgende om de
afhankelijk van elkaar wor-
Door op de knoppen voor de voorstoel te verwarmen:
den instellen.
luchtverdeling te drukken,
03 –Hoog verwarmingsniveau
kunt u de luchtstroom naar Met een druk op de knop,
Eenmaal op de knop druk-
wens verdelen over de rui- ken – beide lampjes bran- activeert u slechts één zijde geactiveerd.
ten, de passagiersruimte en den. Wanneer u de knop nogmaals indrukt, acti-
de vloer. veert u de andere zijde. Bij een derde keer in-
– Laag verwarmingsniveau
drukken zijn beide zijden weer geactiveerd.
Een symbool op het display boven het bedie- Een tweede keer op de knop drukken –
ningspaneel van de klimaatregeling en een één lampje brandt. Het lampje in de knop en het display boven
brandend lampje in de bijbehorende knop ge- – Verwarming uit het klimaatregelingspaneel geven aan welke
ven aan welke functie u hebt geselecteerd. Een derde keer op de knop drukken – zijde actief is.
Zie de tabel op pagina 77. geen van de lampjes brandt. Bij het starten van de motor wordt de laatst
9. Elektrische achterruit- en verrichte instelling hervat.
6. A/C – Aan/Uit (ON/OFF)
buitenspiegelverwarming
ON: De airconditioning staat
Gebruik de elektrische ver- N.B.
aan. De airconditioning
warming om de achterruit en
wordt automatisch gere- Let erop dat de passagiersruimte niet snel-
de buitenspiegels snel te ler warm of koud wordt, wanneer u een ho-
geld. De binnenkomende
ontwasemen en te ont- ger of lagere temperatuur kiest dan de
lucht wordt dan automa-
dooien. gewenste.
tisch afgekoeld en van vocht
ontdaan. Met één druk op de knop
schakelt u de gelijktijdige verwarming van de
OFF: De airconditioning staat uit.
achterruit en de buitenspiegels in. Een bran-
Bij het activeren van ontwasemingsfunctie dend lampje in de knop geeft aan dat de func-
wordt automatisch ook de airconditioning in- tie actief is. De verwarming van de buitenspie-
geschakeld (uit te schakelen met de knop AC). gels wordt na ca. 6 minuten automatisch uit-
geschakeld; die van de achterruit na ca.
12 minuten.
76
03 Klimaatregeling
Luchtverdeling
Luchtstroom naar de ruiten Om een comfortabel Lucht naar de vloer. Er Om warme lucht naar
en uit de blaasmonden van klimaat te verkrijgen bij komt een bepaalde de voeten te sturen.
het dashboard. warm en droog weer. hoeveelheid lucht uit de
blaasmonden in het
dashboard en op de
ruiten.
77
03 Klimaatregeling
78
03 Klimaatregeling
Standverwarming meteen uitscha- TIMER AM en PM instellen bij het verlaten van de auto de sleutel uit het
kelen Om veiligheidsredenen kunt u uitsluitend tij- contact neemt.
– Gebruik het duimwiel (B) om den voor het komende etmaal programmeren Klok/timer
naar DIRECTE START te gaan. en dus niet voor meerdere dagen tegelijk.
Als u na het instellen van de timer(s) van de
– Druk op de knop RESET (C) om een van – Ga met het duimwiel naar TIMER. verwarming de klok van de auto bijstelt, wor-
de opties AAN of UIT te selecteren. den alle timerinstellingen geannuleerd.
– Druk kort op de knop RESET zodat de 03
– Kies voor UIT. uuraanduiding gaat knipperen. Hulpverwarming (diesel)
– Gebruik het duimwiel om het gewenste (bepaalde landen)
N.B. tijdstip in uren aan te geven.
Het is mogelijk de motor starten en weg te – Druk kort op de knop RESET, zodat de Bij koud weer kan hulpverwarming nodig zijn
rijden, terwijl de standverwarming nog aan- minuutaanduiding gaat knipperen. om de passagiersruimte voldoende te verwar-
staat. men.
– Gebruik het duimwiel om het gewenste
tijdstip in minuten aan te geven. De hulpverwarming wordt automatisch inge-
Accu en brandstof schakeld wanneer er extra warmte nodig is als
– Druk kort op de knop RESET om de
Als de accu onvoldoende opgeladen is of als instelling te bevestigen. de motor loopt. Deze wordt automatisch uit-
het brandstofpeil te laag is, wordt de stand- geschakeld wanneer het voldoende warm is of
– Druk op de knop RESET om de timer te
verwarming automatisch uitgeschakeld. Er activeren. Wanneer u TIMER AM hebt in- wanneer de motor wordt uitgezet.
verschijnt dan een melding op het informatie- gesteld, kunt u een tweede uitschakeltijd
display. Bevestig deze melding door op de programmeren onder TIMER PM door aan
knop READ (A) te drukken. het duimwiel te draaien. U stelt de andere
uitschakeltijd op dezelfde manier in als bij
BELANGRIJK TIMER AM.
79
Voorstoelen ...............................................................................................82
Interieurverlichting.....................................................................................84
Opbergmogelijkheden in
passagiersruimte....................................................................................... 86
Achterbank................................................................................................88
Bagageruimte............................................................................................90
80
INTERIEUR
04
04 Interieur
Voorstoelen
Zithouding 5. Hellingshoek rugleuning wijzigen, aan de – Schuif de stoel zo ver mogelijk naar achte-
knop draaien. ren.
6. Hendel voor elektrisch bedienbare stoe- – Zet de rugleuning rechtop (90 graden).
len (optie).
– Trek de pallen aan de achterzijde van de
WAARSCHUWING rugleuning tijdens het omklappen naar vo-
ren.
Stel de stand van de bestuurdersstoel in
voordat u gaat rijden en nooit tijdens het rij- – Duw de stoel zo ver naar voren dat de
den. hoofdsteun onder het dashboardkastje
“vast” komt te zitten.
Controleer of de stoel in zijn stand vergren-
deld staat. Vloermatten (optie)
04
Volvo biedt vloermatten die speciaal voor de
Rugleuning voorstoel omklappen
auto vervaardigd zijn.
(optie)
WAARSCHUWING
Zorg dat de vloermat voor de bestuurders-
De bestuurders- en passagiersstoel kunnen stoel goed in de bevestigingsklemmen op
worden ingesteld voor een optimale zit- en de vloer vastzit om te voorkomen dat de
rijhouding. mat kan gaan glijden en achter of onder de
1. Vooruit/achteruit, de hendel omhoogtillen pedalen blijft haken.
om de juiste afstand tot het stuurwiel en
de pedalen in te stellen. Controleer of de
stoel na het afstellen in de nieuwe stand
geblokkeerd staat.
2. Voorkant zitting hoger/lager zetten, om-
hoog-/omlaagpompen (optie passa-
gierszijde).
3. Stoel hoger/lager zetten, omhoog-/om-
laagpompen (optie passagierszijde). De rugleuning van de passagiersstoel kan
4. Lendensteun wijzigen 1, aan de knop worden omgeklapt om ruimte te maken voor
draaien (optie passagierszijde). lange lading.
1
Geldt ook voor elektrisch bedienbare stoelen.
82
04 Interieur
Voorstoelen
Elektrisch bedienbare voorstoel het contact uit te schakelen en enige tijd te het loslaten van de knop wordt de instelling
(optie) wachten voordat u de stoel opnieuw probeert van de stoel onmiddellijk beëindigd.
te verstellen. U kunt slechts één verstelfunctie
van de stoel tegelijk activeren. Noodstop
Als de stoel per ongeluk in beweging komt,
Geheugenfunctie kunt u op een willekeurige knop drukken om
de stoel tot stilstand te brengen.
WAARSCHUWING
Beknellingsgevaar! Laat kinderen niet met
de knoppen spelen. 04
Zorg dat er geen voorwerpen voor, achter
of onder de stoel liggen tijdens het verstel-
len.
Zorg er tevens voor dat geen van de passa-
giers op de achterbank bekneld kan raken.
Tot enige tijd nadat u het portier met de af- Geheugen van transpondersleutel
standsbediening hebt ontgrendeld blijft het De instellingen van de bestuurdersstoel wor-
mogelijk de stoel te verstellen ook al steekt er den vastgelegd, wanneer u de auto met de
geen sleutel in het contactslot. Het is altijd Knoppen voor geheugenfunctie transpondersleutel vergrendelt. Een volgende
mogelijk de stoel te verstellen, wanneer de keer dat u de auto met dezelfde transponder-
contactsleutel in stand I of II staat. Instelling vastleggen sleutel ontgrendelt, neemt de bestuurders-
1. Voorkant zitting omhoog/omlaag – Verstel de stoel. stoel bij het openen van het bestuurderspor-
2. Stoel vooruit/achteruit – Houd knop M ingedrukt, terwijl u knop 1, 2 tier de positie in die bij de vastgelegde instel-
of 3 indrukt. lingen hoort.
3. Stoel omhoog/omlaag
4. Hellingshoek rugleuning Stoel in vastgelegde stand zetten N.B.
Er wordt een beveiliging tegen overbelasting Houd een van de geheugenknoppen 1 – 3 in-
geactiveerd, als een van de stoelen wordt ge- Het sleutelgeheugen werkt onafhankelijk
gedrukt, totdat de stoel tot stilstand komt. Bij van de geheugenfunctie van de stoel.
blokkeerd. Wanneer dit het geval is, dient u
83
04 Interieur
Interieurverlichting
84
04 Interieur
Interieurverlichting
Make-upspiegel1
04
85
04 Interieur
Opbergmogelijkheden in passagiersruimte
04
86
04 Interieur
Opbergmogelijkheden in passagiersruimte
Opbergmogelijkheden Dashboardkastje
1. Opbergvak (ook aan de voorkant van de
zittingen van de voorstoelen)
2. Vak in portierpaneel
3. Parkeerkaarthouder
4. Kledinghaak (alleen voor de lichtere kle-
dingstukken)
5. Dashboardkastje
6. Afvalbak (accessoire)
7. Opbergvak (bijvoorbeeld voor cd’s) en 04
bekerhouders1
8. Flessenhouder (optie)
9. Opbergvakken en bekerhouders
BELANGRIJK 1. Ontgrendelen
2. Vergrendelen
Het afvalbakje (6) mag niet worden beves-
tigd, als er een handset aan de rechterkant Hier kunt u het instructieboekje en kaarten op-
van de middenconsole bevestigd is. bergen. Er zijn ook houders voor munten, pen-
nen en tankkaarten. Het dashboardkastje kan
handmatig worden vergrendeld met behulp
WAARSCHUWING van het afneembare sleutelblad in de af-
Zorg dat er geen harde, scherpe of zware standsbediening. Zie pagina 96 voor meer in-
voorwerpen in de weg liggen of uitsteken formatie over de sleutel.
om te voorkomen dat ze verwondingen ver-
oorzaken bij een krachtige remmanoeuvre.
Maak grote en zware voorwerpen altijd vast
met een van de veiligheidsgordels of een
bagageband.
1 Opbergvak op bepaalde markten
87
04 Interieur
Achterbank
04 N.B.
Bij het omklappen van de achterbank moet
u het kapje op de 12V-aansluiting verwijde-
ren en in het dashboardkastje leggen om te
voorkomen dat het kapje een afdruk in de
bekleding achterlaat.
Alle hoofdsteunen van de achterbank kunt u in
de hoogte afstellen op de lengte van de pas- BELANGRIJK – Hang de veiligheidsgordel op voordat u de
sagier. Zorg dat de bovenkant van de hoofd- ruggedeelten omklapt of rechtop zet.
steun halverwege de achterkant van het hoofd De hoofdsteunen kunnen beschadigd ra-
ken, als u ze voor het inladen niet verwijdert. – Til de achterkant van het zitgedeelte (1) op
komt te zitten. Trek de hoofdsteun zo ver om- om de zitgedeelten naar voren te klappen.
Ook de middelste hoofdsteun moet bij het
hoog als nodig is. Als u de hoofdsteun lager vervoer van zware lading verwijderd wor-
wilt zetten, moet u de pal achter de rechter den.
poot indrukken terwijl u de hoofdsteun om-
laagduwt. Om de hoofdsteun te verwijderen
moet u ook de pal achter de rechter poot in-
drukken en de hoofdsteun omhoog lostrek-
ken.
88
04 Interieur
Achterbank
Flessenhouder (optie)
N.B.
De rode markering mag niet langer zicht-
baar zijn, wanneer het ruggedeelte weer
rechtop staat. Het ruggedeelte staat niet
geblokkeerd, als de rode markering wel
zichtbaar is.
WAARSCHUWING
04
Vergeet niet de gordel weer te verwijderen
nadat u de ruggedeelten rechtop hebt
gezet.
89
04 Interieur
Bagageruimte
04
90
04 Interieur
04
91
Afstandsbediening met sleutelblad........................................................... 94
Keyless Drive (optie).................................................................................. 98
Vergrendelen en ontgrendelen ................................................................ 101
Kinderslot ................................................................................................ 104
Alarm (optie) ............................................................................................ 105
92
SLOTEN EN ALARM
05
05 Sloten en alarm
94
05 Sloten en alarm
95
05 Sloten en alarm
Sleutelblad
05
1. Vergrendelpunten voor afstandsbediening, Zie pagina 102 voor informatie over de norma-
zonder Private Locking geactiveerd. le manier van vergrendelen van het dash-
2. Vergrendelpunten voor afstandsbedie- boardkastje.
ning, met Private Locking geactiveerd.
Private Locking1
Private Locking: Draai het sleutelblad
180 graden rechtsom. Daarna kan het kof-
ferdeksel evenmin worden geopend vanaf de
transpondersleutel (er verschijnt een melding
op het informatiedisplay).
1 Bepaalde markten
96
05 Sloten en alarm
Batterij in afstandsbediening bijna Batterij in afstandsbediening – Werk de batterij los (2) en vervang deze.
leeg Kom niet met uw vingers aan de polen van
de batterij of de contactvlakken.
Wanneer de batterij bijna leeg is zodat de af-
– Plaats de afdekking terug en schroef deze
standsbediening niet langer optimaal functio-
vast.
neert, begint het informatiesymbool te bran-
den en verschijnt de melding EXTERNE – Duw het sleutelblad weer op zijn plaats.
ACCU LAGE SPANNING op het display. Zorg dat de oude batterij op milieuvriendelijke
wijze wordt afgevoerd.
05
vervangen
97
05 Sloten en alarm
Vergrendelings- en startsysteem
zonder sleutel
05
Met het Keyless Drive-systeem kunt u zonder De twee afstandsbedieningen van de auto on- Dit betekent dat u de afstandsbediening bij u
een sleutel te gebruiken de auto ontgrendelen, dersteunen de Keyless-functie. U kunt er meer moet dragen om een portier te openen. Wan-
starten en vergrendelen. U hoeft de afstands- bijbestellen. Het systeem kan tot zes af- neer u aan de ene kant van de auto staat, is
bediening alleen in een binnenzak of tas bij u standsbedieningen met Keyless-functie han- het niet mogelijk om met de afstandsbedie-
te dragen. teren. ning een portier aan de andere kant te ope-
nen.
Het systeem maakt het eenvoudiger om de
auto te openen wanneer u bijvoorbeeld met Afstandsbediening binnen een straal De grijs gearceerde gebieden op de afbeel-
boodschappentassen in de ene hand en uw van 1,5 m rond de auto ding geven het dekkingsgebied van de systee-
kind aan de andere hand staat. U hoeft dan Om een portier of het kofferdeksel te kunnen mantennes aan.
niet langer de afstandsbediening erbij te ne- openen moet een afstandsbediening zich bin-
nen een straal van maximaal 1,5 m rond de Als iemand bij het verlaten van de auto een af-
men of op te zoeken.
portierhandgrepen of het kofferdeksel bevin- standsbediening met Keyless-functie mee-
den. neemt, verschijnt er een waarschuwingsmel-
98
05 Sloten en alarm
99
05 Sloten en alarm
100
05 Sloten en alarm
Vergrendelen en ontgrendelen
101
05 Sloten en alarm
Vergrendelen en ontgrendelen
Auto van de binnenzijde vergrendelen/ indrukt, sluiten ook alle zijruiten en een Dashboardkastje vergrendelen
ontgrendelen eventueel schuifdak.
Alle portieren zijn wel te vergrendelen met de
vergrendelingsknoppen.
Portieren openen
Als de portieren van de binnenzijde vergren-
deld zijn:
– Trek tweemaal aan de handgreep om de
portieren te ontgrendelen, waarna u ze
kunt openen.
05
U kunt het dashboardkastje alleen vergrende-
Met de vergrendelingsknop bij de portierhand- len/ontgrendelen met het afneembare sleutel-
greep kunt u de portieren en het kofferdeksel blad van de afstandsbediening.
tegelijkertijd vergrendelen of ontgrendelen.
• Ontgrendel het dashboardkastje (1) door
de sleutel een kwartslag (90 graden) links-
Ontgrendelen om te draaien. Het sleutelgat staat verticaal
– Druk op het bovenste gedeelte van de wanneer het kastje ontgrendeld is.
vergrendelingsknop. Als u de knop lang • Vergrendel het dashboardkastje (2) door de
indrukt, worden ook alle zijruiten geopend. sleutel een kwartslag (90 graden) rechtsom
U kunt de portieren niet ontgrendelen door de te draaien. Het sleutelgat staat horizontaal
vergrendelingsknop omhoog te trekken. wanneer het kastje vergrendeld is.
Vergrendelen
– Druk op het onderste gedeelte van de
vergrendelingsknop. Als u de knop lang
102
05 Sloten en alarm
Vergrendelen en ontgrendelen
05
1. Sensoren deactiveren en Safelock-functie
2. Geen functie
Safelock-functie en eventuele alarm-
sensoren tijdelijk deactiveren
Als u de portieren van de buitenzijde wilt ver-
grendelen terwijl er iemand in de auto achter-
blijft, kunt u de Safelock-functie deactiveren.
– Steek de sleutel in het contactslot, draai
deze naar stand II en vervolgens terug
naar stand I of 0.
– Druk op de knop (1).
Als de auto is uitgerust met alarm stelt u ook
de bewegings- en niveausensoren buiten wer-
king (zie pagina 106).
103
05 Sloten en alarm
Kinderslot
104
05 Sloten en alarm
Alarm (optie)
105
05 Sloten en alarm
Alarm (optie)
1. Sensoren uitschakelen
106
05 Sloten en alarm
Alarm (optie)
Portieren testen
– Activeer het alarm.
– Wacht 30 seconden.
– Ontgrendel de auto met de sleutel aan de
bestuurderszijde.
– Open een van de portieren. Er moet nu
een sirene afgaan en tegelijkertijd moeten
alle richtingaanwijzers knipperen.
– Deactiveer het alarm door de auto via de
afstandsbediening te ontgrendelen.
107
Algemene informatie ............................................................................... 110
Tanken ..................................................................................................... 112
Motor starten .......................................................................................... 113
Contact- en stuurslot .............................................................................. 114
Keyless Drive........................................................................................... 115
Handgeschakelde versnellingsbak.......................................................... 116
Automatische versnellingsbak ................................................................ 118
Vierwielaandrijving .................................................................................. 121
Remsysteem ........................................................................................... 122
Stabiliteits- en tractieregelsysteem......................................................... 124
Parkeerhulp (optie) .................................................................................. 126
BLIS, Blind Spot Information System (optie)........................................... 128
Slepen en bergen .................................................................................... 131
Starten met hulpaccu ............................................................................. 133
Rijden met een aanhanger ...................................................................... 134
Trekhaak .................................................................................................. 136
Afneembare trekhaak .............................................................................. 138
Lading vervoeren..................................................................................... 143
Lichtbundel aanpassen .......................................................................... 144
108
STARTEN EN RIJDEN
06
06 Starten en rijden
Algemene informatie
110
06 Starten en rijden
Algemene informatie
111
06 Starten en rijden
Tanken
112
06 Starten en rijden
Motor starten
113
06 Starten en rijden
Contact- en stuurslot
HANDLEIDING op het display van het instru- Contact- en stuurslot Als de sleutel tussen twee standen in staat
mentenpaneel. kan er een tikkend geluid te horen zijn. Draai
U start de regeneratie van het filter door met de sleutel in dat geval eerst naar stand II en
0 – Blokkeerstand daarna terug om het geluid te laten verdwij-
de auto op een secundaire weg of op een Het stuurslot blokkeert het
snelweg te rijden totdat de motor voldoende nen.
stuurwiel, wanneer u de
op temperatuur is gekomen. Daarna rijdt u sleutel uit het contactslot Bij een geactiveerd stuurslot
nog ca. 20 minuten verder. neemt. Als de voorwielen dusdanig staan dat het
Na afloop van de regeneratie verdwijnt de stuurslot belast wordt, kan er een waarschu-
melding automatisch. I – Radiostand wing op het informatiedisplay verschijnen met
Sommige onderdelen van de melding dat de motor niet kan worden ge-
het elektrische systeem kun- start.
BELANGRIJK
nen worden ingeschakeld. – Neem in dat geval de sleutel uit en draai
Als het filter helemaal met deeltjes gevuld Het elektrische systeem van aan het stuurwiel, zodat het stuurslot op-
is, kan het onbruikbaar worden. De motor de motor is echter uitge- geheven wordt.
start dan moeilijk en de kans bestaat dat het schakeld.
filter moet worden vervangen. – Houd het stuurwiel in dezelfde stand vast
terwijl u de sleutel weer in het contactslot
II – Rijstand steekt en een nieuwe startpoging doet.
Gebruik bij koud weer de standverwarming De stand waarin de contact-
(optie), zodat de motor sneller op temperatuur sleutel tijdens het rijden WAARSCHUWING
komt. staat. Het elektrische sys- Neem de contactsleutel nooit tijdens het rij-
06
Contactsleutels en elektronische teem van de auto is inge- den of het slepen uit het contactslot. U
startblokkering schakeld. loopt anders het gevaar dat het stuurslot
wordt geactiveerd, waardoor de auto onbe-
Laat de contactsleutel nooit samen met ande- stuurbaar wordt.
re sleutels of metalen voorwerpen aan dezelf- III – Startstand
de sleutelbos hangen. Als u dat wel doet, kan De startmotor wordt inge-
WAARSCHUWING
de elektronische startblokkering per ongeluk schakeld. Wanneer u nadat
worden geactiveerd. de motor is aangeslagen de Neem bij het verlaten van de auto altijd de
sleutel loslaat, veert deze contactsleutel uit het contactslot. Dit geldt
automatisch terug in de rij- in het bijzonder wanneer er kinderen in de
stand. auto achterblijven.
Zorg dat het stuurslot actief is, wanneer u de
auto verlaat. Zo beperkt u de kans op diefstal.
114
06 Starten en rijden
Keyless Drive
Benzinemotor
– Druk op de startknop en draai deze naar
stand III.
Dieselmotor
– Draai eerst de startknop naar stand II en
wacht totdat het dieselcontrolelampje op
het instrumentenpaneel (zie pagina 43) is
gedoofd.
– Draai de startknop vervolgens naar
stand III.
Met het Keyless drive-systeem kunt u zonder Als de batterij in de afstandsbediening leeg is,
een sleutel te gebruiken de auto ontgrendelen, werkt de Keyless drive-functie niet. Start de
starten en vergrendelen (zie pagina 98). motor in dat geval door de afstandsbediening
als startknop te gebruiken. 06
De startknop van het contactslot werkt op de-
zelfde manier als een contactsleutel. U kunt – Duw de pal op de startknop in en trek de
de motor alleen starten, wanneer een van de startknop uit het contactslot.
afstandsbedieningen van de auto in de passa- – Steek de afstandsbediening in het con-
giersruimte of de bagageruimte ligt. tactslot en start op dezelfde manier als bij
het gebruik van de startknop.
115
06 Starten en rijden
Handgeschakelde versnellingsbak
116
06 Starten en rijden
Handgeschakelde versnellingsbak
Schakel de achteruitversnelling alleen in, wan- Trap het koppelingspedaal tijdens het schake- Schakel de achteruitversnelling alleen in, wan-
neer de auto stilstaat. len altijd zo ver mogelijk in. Haal uw voet na neer de auto stilstaat. Duw de versnellings-
het schakelen weer van het koppelingspedaal pook omlaag en haal deze naar links om de 06
N.B. af. Houd u aan het aangegeven schakelpa- achteruitversnelling in te schakelen.
troon. Om het brandstofverbruik zo laag mo-
De achteruitversnelling wordt elektronisch
geblokkeerd, als de auto sneller rijdt dan gelijk te houden moet u zo veel mogelijk ge-
20 km/h. bruik maken van de hoogste versnellingen.
1 Bepaalde markten
117
06 Starten en rijden
Automatische versnellingsbak
118
06 Starten en rijden
Automatische versnellingsbak
In bepaalde gevallen moet u de auto kunnen U kunt de hendel altijd ongehinderd heen en
verzetten, wanneer er niet in gereden kan wor- weer halen tussen de stand N en D. Om de P – Parkeerstand
den zoals bij een lege accu. Doe het volgende hendel in een van de overige standen te zet- Selecteer stand P, wanneer u de motor start
om de auto in dat geval te verzetten: ten, moet u een blokkering opheffen door op of de auto parkeert. 06
de blokkeerknop op de keuzehendel te druk-
– Er zit een dekplaatje onder het paneel met
P-R-N-D op de keuzehendel. Open het ken.
BELANGRIJK
aan de achterzijde. Wanneer u de blokkeerknop indrukt, kunt u de
De auto moet stilstaan wanneer u de hendel
– Steek het sleutelblad van de afstandsbe- hendel heen en weer halen tussen de verschil- in stand P zet.
diening zo ver mogelijk in de opening lende schakelstanden.
omlaag.
– Houd het sleutelblad ingedrukt, terwijl u N.B.
de keuzehendel uit stand P haalt. U moet het rempedaal bedienen om de keu-
zehendel uit stand P te kunnen halen.
119
06 Starten en rijden
Automatische versnellingsbak
In stand P is de versnellingsbak mechanisch Handmatige schakelstanden digd. Wanneer de bestuurder toch probeert
geblokkeerd. Trek bij het parkeren altijd de een dergelijke kick-down uit te voeren,
Om van de automatische rijstand D naar een
handrem aan. gebeurt er niets. De auto blijft in de oor-
handmatige stand over te schakelen, moet u spronkelijke versnelling rijden.
de keuzehendel in stand M zetten. Om van
R – Achteruitrijstand • Om schokken en afslaan van de motor te
stand M naar de automatische rijstand D over
De auto moet stilstaan wanneer u de hendel in voorkomen, schakelt Geartronic automa-
te schakelen, moet u de keuzehendel in
stand R zet. tisch terug als de bestuurder langzamer
stand D zetten. gaat rijden dan wat voor de gekozen ver-
snelling gepast is.
N – Neutraalstand Tijdens het rijden
Stand N is de vrijstand. In deze stand kunt u W – Winter
De handmatige schakelstanden kunnen op elk
de motor starten en er is geen versnelling in- moment tijdens het rijden ingeschakeld wor- Druk op de knop W om het
geschakeld. Trek de handrem aan, wanneer den. De ingeschakelde versnelling is geblok- winter W in- en uitschake-
de auto stilstaat en de keuzehendel in stand N keerd totdat u een andere versnelling kiest. len. Wanneer het winterpro-
staat. gramma ingeschakeld is,
Als u de keuzehendel naar de – (min) beweegt, brandt het symbool W op
D – Rijstand schakelt de versnellingsbak automatisch een het instrumentenpaneel.
Stand D is de normale rijstand. De versnel- versnelling terug en wordt er tegelijkertijd op
de motor afgeremd als u het gaspedaal los- Wanneer het winterprogramma ingeschakeld
lingsbak schakelt automatisch op en terug is, start de versnellingsbak in een hogere ver-
tussen de versnellingen afhankelijk van de laat. Als u de keuzehendel naar de + (plus) be-
weegt, schakelt de versnellingsbak een ver- snelling om op gladde wegen gemakkelijker te
06 stand van het gaspedaal en de snelheid. Zorg
snelling op. kunnen wegrijden en worden de lagere ver-
ervoor dat de auto stilstaat, voordat u de keu- snellingen alleen geactiveerd bij kick-down.
zehendel vanuit stand R in stand D zet. De geselecteerde versnelling wordt op het in-
strumentenpaneel weergegeven (zie U kunt het programma W altijd inschakelen
pagina 41). ongeacht de stand van de keuzehendel. Het
programma werkt echter alleen, wanneer de
N.B. keuzehendel in stand D staat.
120
06 Starten en rijden
Vierwielaandrijving
121
06 Starten en rijden
Remsysteem
Rembekrachtiging stug aanvoelen. U moet harder op het pedaal Om de remmen niet overmatig te belasten,
trappen om de normale remkracht te verkrij- kunt u tijdens het afdalen beter terugschake-
Als de auto rolt of wordt gesleept met een uit-
gen. len dan het rempedaal gebruiken. Gebruik de-
geschakelde motor, moet u ongeveer vijfmaal
zelfde versnelling die u zou gebruiken wan-
zoveel druk uitoefenen op het rempedaal als
Vocht kan de remeigenschappen neer u een helling oprijdt. Op die manier kunt u
wanneer de motor loopt. Als u bij het starten
beïnvloeden beter op de motor afremmen en hoeft u de
van de motor op het rempedaal trapt, kan het
Door opspattend water (bij hevige regenval, in rem slechts korte tijd te gebruiken.
rempedaal iets omlaagkomen. Dit is volkomen
waterplassen of tijdens een wasbeurt) worden Let erop dat u de remmen nog meer belast,
normaal omdat de rembekrachtiging geacti-
de onderdelen van het remsysteem nat. Daar- wanneer u met een aanhanger rijdt.
veerd wordt. Bij een auto met EBA (Emergen-
cy Brake Assistance) kan dit nog duidelijker te door kunnen de wrijvingseigenschappen van
de remblokken gewijzigd worden, zodat u een Antiblokkeerremsysteem (ABS)
merken zijn.
bepaalde verlenging van de aanspreekduur Het ABS (Anti-lock Braking System)
van de remmen kunt merken. voorkomt dat de wielen tijdens het
WAARSCHUWING
Trap zo nu en dan lichtjes op het rempedaal, remmen geblokkeerd raken.
De rembekrachtiging werkt alleen, als de Zo blijft de auto bestuurbaar, waar-
motor loopt. als u lange afstanden in de regen of sneeuw-
modder aflegt. Doe dit ook bij zeer vochtig of door het bijv. makkelijker is om obstakels te
koud weer. Op die manier verwarmt u de rem- ontwijken.
N.B. blokken waardoor het vocht verdampt. Deze Wanneer u na het starten van de motor weg-
Als geremd moet worden met een uitge- procedure is ook aan te raden voordat u de rijdt en een snelheid van ca. 20 km/h hebt be-
06 schakelde motor, trap dan eenmaal hard en auto voor langere tijd in dergelijke weersom- reikt, gaat er een korte zelftest van het ABS
resoluut op het rempedaal – dus niet pom- standigheden parkeert. van start. Dit kunt u zowel horen als voelen
pen. aan de pulsaties in het rempedaal.
Als de remmen zwaar belast worden
De remmen van de auto worden zwaar belast, Om het ABS maximaal te benutten:
Remkringen
wanneer u in de bergen of op wegen met ver- – Trap zo hard mogelijk op het rempedaal
Het nevenstaande symbool licht op,
gelijkbare niveauverschillen rijdt; zelfs als u (er zijn pulsaties voelbaar).
wanneer er een remkring defect is.
niet bijzonder hard op het rempedaal trapt. – Stuur de auto in de rijrichting en blijf druk
Als er een storing in een van de rem- op het rempedaal uitoefenen.
Omdat de snelheid in dergelijke omstandighe-
kringen optreedt, is remmen nog
den vaak laag is, worden de remmen niet even Aarzel niet om op een terrein zonder verkeer te
steeds mogelijk. U moet het rempedaal echter
goed gekoeld als bij snelle ritten op vlakke we- testen hoe het ABS in verschillende weersom-
verder intrappen en het pedaal kan minder
gen. standigheden reageert.
122
06 Starten en rijden
Remsysteem
123
06 Starten en rijden
Stabiliteits- en tractieregelsysteem
124
06 Starten en rijden
Stabiliteits- en tractieregelsysteem
Bediening Meldingen op informatiedisplay • een knipperend lampje geeft aan dat het
– Draai aan het duimwiel (A) totdat het menu STC/DSTC op dat moment ingrijpt.
TRACTIECONTROLE TIJDELIJK UIT bete-
STC/ DSTC verschijnt. kent dat de functie van de regeling tijdelijk be- • een lampje dat twee seconden brandt geeft
DSTC AAN betekent dat de werking van het perkt is wegens een te hoge remtemperatuur. aan dat de systeemtest bij het starten van
systeem ongewijzigd is. de motor loopt.
De regeling wordt automatisch opnieuw inge- • een lampje dat na het starten van de motor
DSTC SPIN CONTROL UIT betekent dat er schakeld, wanneer de remmen weer zijn afge- of tijdens het rijden oplicht duidt op een
beperkingen gelden voor de werking van het koeld. storing in het STC/DSTC-systeem.
systeem.
ANTI-SKID SERVICE VEREIST betekent dat • een lampje dat na uitschakeling continu
– Houd RESET (B) ingedrukt totdat het de regeling door een storing werd uitgescha- blijft branden herinnert u eraan dat er be-
menu STC/ DSTC wordt gewijzigd. keld. perkingen gelden voor het STC/DSTC.
Het lampje brandt tegelijkertijd om u eraan
– Breng de auto op een veilige plaats tot
te herinneren dat er beperkingen voor het sys- stilstand en zet de motor af.
teem gelden. De beperkingen voor de werking
Als de melding een volgende keer dat u motor
van het systeem blijven van kracht totdat u de
start opnieuw verschijnt, moet u de auto naar
motor een volgende keer opnieuw start.
een erkende Volvo-werkplaats rijden.
WAARSCHUWING Lampjes op instrumentenpaneel
Er kunnen wijzigingen optreden in de rijei-
06
genschappen van de auto, als de werking DSTC-systeem
van het systeem wordt beperkt.
N.B. Informatie
DSTC AAN verschijnt enkele seconden op
het display en het lampje brandt iedere
keer dat u de motor start. Lees de melding op het informatiedisplay, als
de lampjes en gelijktijdig oplichten.
Als alleen het lampje oplicht, betekent dat
het volgende:
125
06 Starten en rijden
Parkeerhulp (optie)
126
06 Starten en rijden
Parkeerhulp (optie)
Sensoren schoonmaken
WAARSCHUWING
Door bepaalde geluidsbronnen kan het sys-
teem ten onrechte waarschuwingssignalen
afgeven. Voorbeelden van dergelijke ge-
luidsbronnen zijn onder meer claxons, natte
banden op asfaltwegen, luchtdrukremmen
en uitlaten van motorfietsen. Sneeuw en ijs
op de sensoren kunnen ook ten onrechte
aanleiding geven tot waarschuwingssigna-
len.
Activeren/deactiveren
U kunt de parkeerhulp uitschakelen met de
knop EXIT op het schakelaarpaneel (zie
pagina 66). De melding Parkeerhulp inactief
Enter = activeren verschijnt dan op het au- Sensoren voor parkeerhulp
diodisplay. De parkeerhulp is vervolgens op-
nieuw te activeren met een druk op de knop De sensoren werken alleen naar behoren,
ENTER op het bedieningspaneel. Op het dis- wanneer u ze regelmatig schoonmaakt met
play verschijnt dan de melding Parkeerhulp water en autoshampoo. 06
actief Exit = deactiveren.
127
06 Starten en rijden
128
06 Starten en rijden
Daglicht en donker
Bij daglicht reageert het systeem op de con-
touren van omringende voertuigen. Het sys-
129
06 Starten en rijden
Systeemmeldingen BLIS
Displaymelding Systeemstatus
130
06 Starten en rijden
Slepen en bergen
Probeer de motor nooit aan te slepen De snelheidslimiet voor het wegslepen van Bergen
een auto met automatische versnellingsbak is De toelaatbare maximumsnelheid voor het
Gebruik een hulpaccu als de accu leeg is en
80 km/h. U mag de auto over een afstand van bergen van modellen met een automatische
de motor niet wil starten. Probeer de auto niet
maximaal 80 km verslepen. Sleep de auto al- versnellingsbak is 80 km/h (met geheven
te starten door hem te slepen.
tijd met de voorkant van de auto in de vooras). De maximaal toelaatbare afstand be-
rijrichting. draagt 80 km. Berg de auto altijd zo dat de
BELANGRIJK wielen in de rijrichting draaien.
De katalysator kan beschadigd raken als u WAARSCHUWING
de auto probeert aan te slepen. Het stuurslot blijft in de stand staan die het Sleepoog
had toen de spanning werd verbroken. Het
stuurslot moet worden opgeheven, voordat
Slepen
u de auto sleept.
Controleer voordat u de auto gaat slepen wat De contactsleutel moet in stand II staan.
de toegestane maximumsnelheid is voor sle- Neem de contactsleutel nooit tijdens het rij-
pen. den of slepen uit het contactslot.
– Draai de sleutel in het contactslot naar
stand II en hef het stuurslot op, zodat de WAARSCHUWING
auto bestuurbaar is (zie pagina 114).
De rembekrachtiging en de stuurbekrachti-
– Laat de sleutel tijdens het slepen in ging werken niet wanneer de motor uitge-
stand II staan. schakeld is. U moet ongeveer vijfmaal zo 06
hard op het rempedaal trappen en de auto
Automatische versnellingsbak: stuurt aanzienlijk zwaarder dan normaal.
– Zet de keuzehendel in stand N.
131
06 Starten en rijden
Slepen en bergen
BELANGRIJK
Het sleepoog is alleen bedoeld voor het sle-
pen over de weg en niet geschikt voor ber-
ging wanneer de auto bijvoorbeeld in een
sloot is gereden. Roep professionele hulp in
voor berging.
06
132
06 Starten en rijden
Starten met een hulpaccu afzetten. Zorg ervoor dat de auto’s elkaar
niet raken. WAARSCHUWING
– Sluit de rode startkabel aan tussen de Accu’s kunnen een zeer explosief knalgas
pluspool (1+) van de hulpaccu en de produceren. Een enkele vonk, veroorzaakt
pluspool (2+) van de lege accu. door een onjuiste aansluiting van de start-
kabels, is voldoende om de accu tot ont-
– Sluit de ene klem van de zwarte kabel aan ploffing te brengen.
op de minpool (3–) van de hulpaccu. Accu’s bevatten tevens zwavelzuur dat ern-
– Sluit de andere klem van de zwarte kabel stige chemische brandwonden kan veroor-
aan op het massapunt (4–) dat op bij de zaken. Als u accuzuur in uw ogen krijgt of
linker veerpoot zit. op uw huid of kleren morst, moet u ze on-
middellijk met grote hoeveelheden water
– Start de motor van de “hulpauto”. Laat de spoelen.
motor enkele minuten draaien op een toe-
rental dat iets hoger ligt dan normaal, Neem onmiddellijk contact op met een arts,
als u accuzuur in uw ogen krijgt.
1500 omw/min.
– Start de motor van de auto met de lege
accu.
Als de accu leeg is, kunt de stroom van een
losse accu of van de accu in een andere auto – Verwijder de startkabels. Verwijder eerst
gebruiken. Controleer altijd of de klemmen de zwarte kabel en daarna de rode. Zorg
dat geen van de klemmen aan de zwarte
van de startkabels goed vastzitten en of er 06
startkabel contact kan maken met de
geen vonken kunnen ontstaan tijdens de start-
pluspool van de accu of met de klem die
poging.
op de rode startkabel is aangesloten.
Als u een hulpaccu gebruikt bij het starten ad-
viseren wij u de volgende stappen aan te hou- BELANGRIJK
den om explosiegevaar te voorkomen:
Raak de aansluitingen niet aan tijdens de
– Draai de contactsleutel naar stand 0. startpoging. Er bestaat namelijk gevaar
– Zorg dat de hulpaccu een spanning van voor vonkvorming.
12 volt levert.
– Als de hulpaccu zich in een andere auto
bevindt, moet u de motor van die auto
133
06 Starten en rijden
Algemene informatie • Rijd niet met een zware aanhanger, wan- Aanhangergewichten
neer de auto nog helemaal nieuw is. Wacht
Het laadvermogen is afhankelijk van de extra Zie pagina 229 voor informatie over de toe-
hiermee totdat de auto ten minste
accessoires die op de auto gemonteerd zijn, 1000 kilometer heeft gereden. laatbare aanhangergewichten.
zoals een trekhaak, lastdragers, skibox e.d. • Bij het afdalen op lange en steile hellingen
alsmede van het totaalgewicht van de inzitten- worden de remmen veel zwaarder belast
WAARSCHUWING
den en kogeldruk. Het laadvermogen van de dan normaal. Schakel dan terug naar een Houd u aan de opgegeven aanbevelingen
auto moet tevens worden verminderd met het lagere versnelling en pas uw snelheid aan. voor het aanhangergewicht. De aanhanger
gewicht van het aantal inzittenden. • Bij het gebruik van een aanhanger wordt de en de auto kunnen anders moeilijk bestuur-
motor zwaarder belast dan normaal. baar worden tijdens uitwijk- en remma-
Als de trekhaak in een erkende Volvo-werk- noeuvres.
plaats wordt gemonteerd, is de auto bij aanle- • Wanneer de auto bij warm weer zwaar
vering voorzien van de benodigde randuitrus- belast wordt, kunnen de motor en de ver-
ting voor het gebruik van een aanhanger. snellingsbak oververhit raken. Als de tem- N.B.
peratuurmeter voor de koelvloeistof op het De aangegeven maximaal toelaatbare aan-
• De trekhaak van de auto moet van een instrumentenpaneel tot in het rode gebied
goedgekeurd type zijn. hangergewichten zijn door Volvo bepaald.
uitslaat, moet u de auto stoppen en de Let erop dat er op grond van de wetgeving
• Bij montage achteraf moet u contact opne- motor enkele minuten stationair laten voor motorvoertuigen in uw land verdere
men met uw Volvo-dealer om te controle- draaien. De automatische versnellingsbak beperkingen van het aanhangergewicht en
ren of uw auto van de nodige uitrusting is reageert met een ingebouwde beveiligings- de snelheid kunnen gelden. Het is boven-
voorzien om met een aanhanger te kunnen functie. Zie de melding op het informatie- dien mogelijk dat de trekhaak gespecifi-
06 rijden. display. Bij oververhitting kan de ceerd is voor hogere gewichten dan het
airconditioning zichzelf tijdelijk uitschake- maximaal toelaatbare aanhangergewicht
• Verdeel de lading in de aanhanger dusda-
len. van de auto.
nig dat de druk op de trekhaak de maxima-
le kogeldruk niet overschrijdt. • Rijd om veiligheidsredenen niet sneller dan
• Verhoog de bandenspanning tot de aanbe- 80 km/h, ook al staat de wetgeving in be-
volen druk voor maximale belading. Zie paalde landen een hogere snelheid toe.
pagina 153 voor de positie van de banden- • Zet de keuzehendel in de parkeerstand P,
spanningstabel. wanneer u een automaat met aanhanger
• Maak de trekhaak regelmatig schoon en vet parkeert. Gebruik altijd de handrem. Ge-
de1 kogel regelmatig in. bruik wielblokken, als u een auto met aan-
hanger op een steile helling parkeert.
1 Geldtniet voor de trekhaak bij gebruik van
een kogelsegment met trillingsdemper.
134
06 Starten en rijden
Steile hellingen
• Kies bij het omhoog rijden op steile hellin-
gen of in langzaam rijdend verkeer de juiste
handmatige lage versnellingsstand. Zo
voorkomt u dat de versnellingsbak opscha-
kelt en houdt u de versnellingsbakolie koel.
06
• Schakel geen hogere, handmatige versnel-
ling in dan de motor “aankan”. Rijden in
hoge versnellingen is niet altijd zuinig.
• Vermijd hellingen met een percentage van
meer dan 15% bij het gebruik van een
aanhanger.
135
06 Starten en rijden
Trekhaak
Trekhaken Aanhangerkabel
U moet de kogel regelmatig schoonmaken en
met vet insmeren. Wanneer u een trekhaak
met trillingsdemper gebruikt, hoeft de kogel
niet te worden ingevet.
Als de auto is uitgerust met een afneembare
trekhaak, moeten de montagevoorschriften
voor het monteren van het kogelsegment
zorgvuldig worden opgevolgd (zie
pagina 138).
WAARSCHUWING
Let erop dat u de veiligheidskabel van de
aanhanger aan de daarvoor bestemde be-
vestiging vastmaakt.
Als de trekhaak van de auto een 13-polig elek-
WAARSCHUWING trisch contact heeft en de aanhanger een
7-polig contact, hebt u een adapter nodig. Ge-
Let op het volgende als uw auto is uitgerust
06 met de afneembare trekhaak van Volvo: bruik een door Volvo goedgekeurde adapter-
kabel. Zorg dat de kabel niet over de grond
Volg de montagevoorschriften voor het ko-
sleept.
gelsegment nauwkeurig op.
Zorg dat het kogelsegment met de sleutel
vergrendeld is voordat u begint te rijden.
Controleer of het controlevenster groen van
kleur is.
N.B.
Neem na gebruik altijd het kogelsegment
los. Bewaar het in de bagageruimte.
136
06 Starten en rijden
Trekhaak
Specificaties
06
A B C D E F G H I J K
Vaste of afneembare 1060 90 964 482 40 141 497 150 113 100 140
trekhaak
1 Langsligger
2 Middelpunt kogel
137
06 Starten en rijden
Afneembare trekhaak
Kogelsegment monteren
– Verwijder de beschermkap. – Controleer of het mechanisme in de ont- – Controleer of het controlevenster (3) rood
grendelde stand staat door de sleutel van kleur is. Als het venster niet rood van
rechtsom te draaien. kleur is, moet u (1) indrukken en de borg-
knop linksom (2) draaien totdat u een klik
06
hoort.
138
06 Starten en rijden
Afneembare trekhaak
– Breng het kogelsegment aan en duw het – Controleer of het controlevenster groen – Draai de sleutel linksom in de vergrendel-
naar binnen totdat u een klik hoort. van kleur is. de stand. Neem de sleutel uit het slot.
06
139
06 Starten en rijden
Afneembare trekhaak
N.B. N.B.
Controleer of het kogelsegment vastzit door De veiligheidskabel van de aanhanger moet
06 het omhoog, omlaag en naar achteren te aan de bevestiging van de trekhaak worden
trekken. Als het kogelsegment niet goed zit, vastgemaakt.
moet u het verwijderen en het opnieuw
monteren zoals eerder werd beschreven.
140
06 Starten en rijden
Afneembare trekhaak
Kogelsegment verwijderen
– Steek de sleutel in het slot en draai deze – Druk de vergrendelingsknop (1) in en draai – Draai de vergrendelingsknop volledig om-
rechtsom in de ontgrendelde stand. deze linksom (2) totdat u een klik hoort. laag totdat deze niet verder kan. Houd de
knop in deze stand vast terwijl u het
kogelsegment schuin naar achteren toe
06
omhoogtrekt.
141
06 Starten en rijden
Afneembare trekhaak
06
142
06 Starten en rijden
Lading vervoeren
143
06 Starten en rijden
Lichtbundel aanpassen
Juiste lichtbundel voor rechts- of Koplampen met halogeenlampen Koplampen met Bi-Xenonlampen
linksrijdend verkeer
De hendel van de koplamp moet in stand (A) De hendel van de koplamp moet in stand (A)
A. Lichtbundel voor linksrijdend verkeer. staan bij linksrijdend verkeer en in stand (B) bij staan bij linksrijdend verkeer en in stand (B) bij
B. Lichtbundel voor rechtsrijdend verkeer. rechtsrijdend verkeer. rechtsrijdend verkeer.
06 U kunt de lichtbundel van de koplampen aan-
passen om te voorkomen dat u tegenliggers WAARSCHUWING
verblindt. Bij de juiste lichtbundel wordt ook Als de auto is voorzien van Bi-Xenonkop-
de berm beter verlicht. lampen, moet u de lamp door een erkende
Volvo-werkplaats laten vervangen. Omdat
de Bi-Xenonkoplampen voorzien zijn van
een ontstekingsgedeelte dat een hoge
spanning opwekt, dient u er voorzichtig
mee om te gaan.
144
06 Starten en rijden
06
145
Algemene informatie ............................................................................... 148
Bandenspanning ..................................................................................... 152
Gevarendriehoek en reservewiel ............................................................. 154
Wielen verwisselen.................................................................................. 156
Provisorische bandenreparatie ............................................................... 158
146
WIELEN EN BANDEN
07
07 Wielen en banden
Algemene informatie
148
07 Wielen en banden
Algemene informatie
Gelijkmatige slijtage en onderhoud Bewaar de wielen hangend of liggend. Laat ze Banden met “spikes”
nooit rechtop staan. Winterbanden met “spikes” moeten de eerste
500–1000 km rustig worden ingereden, zodat
Banden met slijtage-indicatoren de “spikes” hun positie in kunnen nemen. Zo
Slijtage-indicatoren zijn smalle ophogingen gaan de banden en vooral de “spikes” langer
die dwars op het profiel van de band staan. De mee.
letters TWI (Tread Wear Indicator) op de zij-
kant van de band geven aan dat een band is
uitgerust met slijtage-indicatoren. De indicato-
N.B.
ren zijn duidelijk zichtbaar, wanneer een band
dusdanig versleten is dat slechts 1,6 mm van De wettelijke bepalingen voor het gebruik
het profiel over is. Vervang de banden dan zo van banden met “spikes” verschillen van
spoedig mogelijk. Let erop dat een band met land tot land.
een gering profiel zeer weinig grip op het weg-
dek heeft bij regen of sneeuw. Profieldiepte
Winterbanden Ritten bij ijs, sneeuw(modder) en lage tempe-
Slijtage-indicatoren
raturen vergen meer van de banden dan zo-
Volvo adviseert winterbanden met bepaalde
De juiste bandenspanning levert gelijkmatige merse ritten. Daarom wordt er een minimale
afmetingen. Deze staan in een bandenspan-
slijtage op (zie pagina 153). Voor optimale profieldiepte van vier mm voor winterbanden
ningstabel (zie pagina 152 voor de positie). De
rijeigenschappen en een gelijkmatige ban- geadviseerd.
bandenmaat is afhankelijk van de motorva-
denslijtage wordt geadviseerd de banden van
riant. Gebruik winterbanden altijd op alle vier
tijd tot tijd van voor naar achter of omgekeerd Sneeuwkettingen
de wielen.
te verwisselen (nooit van links naar rechts of Het gebruik van sneeuwkettingen is alleen
omgekeerd). Verwissel de banden de eerste toegestaan op de voorwielen. Dit geldt ook 07
keer van voor naar achter (of omgekeerd) na
N.B.
voor modellen met voorwielaandrijving.
5000 km en daarna om de 10.000 km. Mon- Neem contact op met een Volvo-dealer
Rijd nooit sneller dan 50 km/h met sneeuwket-
teer de banden met het diepste profiel altijd voor advies over de beste soort velgen en
banden. tingen. Rijd evenmin op sneeuwvrije wegen,
op de achteras om het gevaar voor slippen te
omdat zowel de sneeuwkettingen als de ban-
verminderen. Neem contact op met een er-
den daardoor overmatig slijten. Maak nooit
kende Volvo-werkplaats als u niet zeker bent
gebruik van sneeuwkettingen met zogeheten
van de profieldiepte.
149
07 Wielen en banden
Algemene informatie
snelsluitingen, omdat de ruimte tussen de en aluminium velgen. Haal de wielmoeren aan Afsluitbare wielmoeren
schijfremmen en de wielen te gering is. met 90 Nm. Controleer het aanhaalmoment Afsluitbare wielmoeren zijn te gebruiken op
met een momentsleutel. zowel aluminium als stalen velgen. Als u stalen
BELANGRIJK velgen met afsluitbare wielmoeren combineert
BELANGRIJK met wieldoppen, moet u de afsluitbare wiel-
Gebruik originele sneeuwkettingen van Vol- moeren op het tapeind bevestigen dat het
vo of vergelijkbare sneeuwkettingen die zijn U moet de wielmoeren aanhalen met dichtst bij het ventiel zit. U kunt de wieldop
afgestemd op het model en de band- en 90 Nm. Als u ze te strak aanhaalt, kan de
velgafmetingen. Vraag een erkende Volvo- anders niet op het wiel aanbrengen.
boutverbinding beschadigd raken.
werkplaats om advies. Compact reservewiel “Temporary
Stalen velgen, korte wielmoer (1) spare”
Velgen en wielmoeren Stalen velgen worden normaal gesproken U mag het compacte reservewiel1 alleen ge-
vastgezet met het korte type wielmoer, hoewel bruiken gedurende de korte tijd die nodig is
voor stalen velgen ook het lange type gebruikt om het normale wiel te repareren of te vervan-
mag worden. gen. Gebruik zo spoedig mogelijk weer een
normaal wiel. Het rijgedrag van de auto kan
WAARSCHUWING zich wijzigen bij het gebruik van een compact
reservewiel.
Gebruik nooit het korte type moer voor alu-
minium velgen. Het wiel kan losraken. Rijd nooit sneller dan 80 km/h bij gebruik van
een compact reservewiel.
Aluminium velgen, lange wielmoer (2)
Gebruik alleen het lange type wielmoer voor BELANGRIJK
aluminium velgen. Het lange type is duidelijk
Rijd nooit met meer dan één compact reser-
07 te herkennen aan de draaiende, conische vewiel (Temporary Spare) tegelijk.
drukring.
Korte (1) en lange (2) wielmoer
N.B.
Gebruik alleen velgen die getest en goedge-
keurd zijn door Volvo en deel uitmaken van de Dit type mag ook voor stalen velgen worden
gebruikt.
originele accessoires van Volvo. Er bestaan
verschillende soorten wielmoeren voor stalen 1 Bepaalde varianten en markten
150
07 Wielen en banden
Algemene informatie
151
07 Wielen en banden
Bandenspanning
152
07 Wielen en banden
Bandenspanning
Bandenspanningstabel
153
07 Wielen en banden
Gevarendriehoek en reservewiel
Gevarendriehoek
Volg de geldende bepalingen voor het gebruik De gevarendriehoek is met behulp van twee
clips aan de binnenkant van het kofferdeksel
van een gevarendriehoek 1. Zet de gevaren- gemonteerd.
driehoek op een passend punt achter de auto
op om achteropkomend verkeer tijdig te waar-
schuwen.
– Haal de houder met de gevarendriehoek
los die met klittenband vastzit. Neem de
07 gevarendriehoek uit de houder.
– Klap de steunpoten van de gevarendrie-
hoek uit.
Zorg dat de houder met de gevarendriehoek
na gebruik stevig in de bagageruimte vastzit.
1 Bepaalde markten
154
07 Wielen en banden
Gevarendriehoek en reservewiel
Reservewiel en krik
Originele krik – Verwijder de krik met de slinger en de – Plaats de krik (1) in de rechter opening (6).
Gebruik de originele krik1 alleen voor het ver- wielmoersleutel. Bevestig het reservewiel (7) in de linker
wisselen van banden. Houd de schroef van de opening (8).
krik altijd goed ingevet. Reservewiel en krik, positie in
kofferbak:
U vindt het reservewiel met krik en wielmoer-
– Draai de krik (1) voor de helft omlaag. De
sleutel onder de vloer in de bagageruimte.
aanduiding op de ring (2) moet in het 07
verlengde van de aanduiding op de arm (3)
Reservewiel erbij nemen liggen om de krik liggend in de bevestiging
– Pak de vloermat aan de achterzijde beet te kunnen aanbrengen.
en klap deze naar voren toe op.
– Klap de slinger (4) in en leg de wielmoer-
– Haal het reservewiel los en til het naar sleutel (5) boven op de krik.
buiten.
1 Bepaalde varianten en markten
155
07 Wielen en banden
Wielen verwisselen
Wielen demonteren
Zet een gevarendriehoek op, als u langs een – Auto’s met stalen velgen hebben afneem- – Er zitten twee kriksteunpunten aan weers-
drukke weg een wiel moet vervangen. Zorg er- bare wieldoppen. Wrik de wieldop los met zijden van de auto. Draai de voet van de
voor dat de auto en de krik op een stevige en het uiteinde van een wielmoersleutel of krik met de slinger zo ver omlaag dat de
horizontale ondergrond staan. trek hem met de hand los. voet plat tegen de grond aankomt. Con-
– Draai de wielmoeren ½–1 slag linksom los troleer of de krik goed aan het kriksteun-
– Neem het reservewiel, de krik en de wiel- punt bevestigd is (zie afbeelding) en zorg
moersleutel erbij die onder de mat in de met de wielmoersleutel.
dat de voet recht onder het krikpunt zit.
bagageruimte liggen.
– Breng de auto zo ver omhoog dat het wiel
07 – Haal de handrem aan en schakel de eerste van de grond komt. Verwijder de wielmoe-
versnelling in of zet de keuzehendel in ren en til het wiel eraf.
stand P, als de auto een automatische
versnellingsbak heeft.
– Plaats wielblokken voor en achter de wie-
len die op de grond blijven staan. Gebruik
grote houten blokken of grote stenen.
156
07 Wielen en banden
Wielen verwisselen
Wielen monteren
– Reinig de contactvlakken op het wiel en
de naaf.
– Breng het wiel aan. Draai de wielmoeren
vast.
– Breng de auto zo ver omlaag dat de wielen
niet meer ongehinderd kunnen draaien.
– Draai de wielmoeren kruiselings vast. Het
is belangrijk dat u de wielmoeren stevig
aanhaalt. Haal ze aan met 90 Nm. Contro-
leer het aanhaalmoment met een moment-
sleutel.
– Breng de wieldop (stalen velgen) aan.
WAARSCHUWING
Kruip nooit onder de auto als deze op de
krik staat.
Laat eventuele passagiers uit de auto stap-
pen, voordat u de auto opkrikt.
Geef eventuele passagiers te kennen dat ze
dusdanig moeten gaan staan dat de auto en
liever nog een vangrail tussen hen en het
verkeer op de weg zit. 07
157
07 Wielen en banden
Provisorische bandenreparatie
Algemene informatie
Auto’s die niet zijn uitgerust met een reserve- Provisorische bandenreparatieset De houdbaarheidsdatum staat aan de voor-
wiel, zijn in plaats daarvan voorzien van een De bandenreparatieset1 is alleen bedoeld voor kant van de compressor (zie afbeelding op
bandenreparatieset. De reparatieset is zowel tijdelijke noodreparaties, waarmee de auto pagina 163).
te gebruiken om een lek te dichten als de ban- nog 200 km of naar de dichtstbijzijnde Volvo- Zie pagina 163 voor informatie over het ver-
denspanning tijdelijk te corrigeren. De ban- werkplaats gereden kan worden. Het afdicht- vangen van de spuitbus.
denreparatieset bestaat uit een elektrische middel dicht banden met een lek in het loop-
07 luchtcompressor en een geïntegreerde spuit- vlak effectief af. N.B.
bus met afdichtmiddel.
De spuitbus met het afdichtmiddel mag niet De bandenreparatieset is uitsluitend be-
N.B. meer worden gebruikt na het verstrijken van doeld voor het afdichten van banden met
de houdbaarheidsdatum of het gebruik van de een lek in het loopvlak.
De krik is optioneel op auto’s uitgerust met bandenreparatieset.
de bandenreparatieset.
De bandenreparatieset leent zich minder goed
1 Bepaalde
voor banden met een gat in het zijvlak.
varianten en markten
158
07 Wielen en banden
Provisorische bandenreparatie
WAARSCHUWING
Het afdichtmiddel kan bij direct huidcontact
irritatie veroorzaken. Was bij huidcontact
het getroffen gebied onmiddellijk schoon
met water en zeep.
159
07 Wielen en banden
Provisorische bandenreparatie
Oppompen
Zet een gevarendriehoek op, als u een wiel – Start de compressor door de knop (2) in pressor daarna afkoelen, omdat de kans
langs een drukke weg moet oppompen. stand I te zetten. op oververhitting aanwezig is.
– Zorg dat de oranje knop (2) in stand 0 – Pomp de band op tot de druk die op de – Met de compressor kunt u voorwerpen
staat en haal de kabel (5) en de bandenspanningstabel staat aangegeven. oppompen met een inhoud tot 50 liter.
luchtslang (4) uit het zijvak (3) erbij. – Schakel de compressor uit door de
– Draai de ventielaansluiting van de luchts- knop (2) in stand 0 te zetten. Koppel de WAARSCHUWING
07 lang zo ver mogelijk op het ventiel van de luchtslang en de kabel los. Plaats het Het inademen van uitlaatgassen kan le-
band. ventieldopje terug. vensgevaarlijk zijn. Laat de motor nooit
– Sluit de kabel (5) op een van de 12 V- – Leg de kabel (5) en de luchtslang (4) in het draaien in ruimten die zijn afgesloten of on-
aansluitingen in de auto aan. zijvak (3) terug. voldoende geventileerd zijn.
160
07 Wielen en banden
Provisorische bandenreparatie
Zet een gevarendriehoek op, als u een wiel – Maak de veiligheidspal (6) los en draai het spanningsverhoging van maximaal 4 bar
langs een drukke weg moet repareren. oranje gedeelte (7) 90 graden tot in de voordoen terwijl het afdichtmiddel naar
verticale stand, totdat u een klik hoort. binnen wordt gepompt. Na ca. een minuut
– Haal de sticker (1) met de toelaatbare daalt de spanning en geeft de manometer
maximumsnelheid uit de bandenreparatie- – Start de motor. De auto moet in een goed
geventileerde ruimte staan. een nauwkeuriger bandenspanning aan.
set en bevestig deze op het stuurwiel waar
de bestuurder hem duidelijk kan zien. – Pomp de band op tot een spanning van
WAARSCHUWING 1,8 tot 3,5 bar. Als de spanning na tien 07
– Zorg dat de oranje knop (2) in stand 0 minuten pompen nog geen 1,8 bar heeft
staat en haal de kabel (5) en de Het inademen van uitlaatgassen kan le- bereikt, moet u de compressor uitschake-
luchtslang (4) uit het zijvak (3) erbij. vensgevaarlijk zijn. Laat de motor nooit len om oververhitting te voorkomen.
– Draai de ventielaansluiting van de luchts- draaien in ruimten die zijn afgesloten of on-
lang zo ver mogelijk op het ventiel van de voldoende geventileerd zijn.
band.
– Start de compressor door de knop (2) in
– Sluit de kabel (5) op een 12V-aansluiting in stand I te zetten. Er zal zich een tijdelijke
de auto aan.
161
07 Wielen en banden
Provisorische bandenreparatie
162
07 Wielen en banden
Provisorische bandenreparatie
De spuitbus met het afdichtmiddel mag niet – Draai de spuitbus (6) los en verwijder
meer worden gebruikt na het verstrijken van
WAARSCHUWING deze.
de houdbaarheidsdatum (zie datumsticker (1)) Zorg dat de compressor niet aangesloten is – Controleer of de verzegeling (7) van de
of het gebruik van de bandenreparatieset. Na op de 12V-aansluiting bij het vervangen van nieuwe spuitbus intact is. Draai de spuit-
gebruik moet u de spuitbus (6) met houder (8) de spuitbus. bus vast.
en luchtslang (10) vervangen. – Plaats de behuizing (3) terug. Controleer
Spuitbus vervangen voordat de of u de behuizing op de juiste manier
U kunt de vervanging in een erkende Volvo- 07
houdbaarheidsdatum verstreken is vastzit en draai deze met de boutjes (2)
werkplaats laten uitvoeren of dit zelf doen vol-
– Draai de twee boutjes (2) op de oranje aan.
gens de instructies.
behuizing (3) los. – Breng de snelheidssticker (4) en een nieu-
– Verwijder de snelheidssticker (4) en de we datumsticker (1) op de bandenrepara-
BELANGRIJK datumsticker (1) en ontgrendel de tieset aan.
Lees de veiligheidsvoorschriften aan de on- veiligheidspal (5). Haal de behuizing (3) los
Behandel de vervangen spuitbus als klein
derkant van de spuitbus. en verwijder deze.
chemisch afval (KCA).
163
07 Wielen en banden
Provisorische bandenreparatie
164
07 Wielen en banden
07
165
Schoonmaken ......................................................................................... 168
Lakschade herstellen .............................................................................. 171
Roestwering ............................................................................................ 172
166
VERZORGING
08
08 Verzorging
Schoonmaken
168
08 Verzorging
Schoonmaken
169
08 Verzorging
Schoonmaken
170
08 Verzorging
Lakschade herstellen
Lak Steenslagplekken en krassen wijdering van het vuil de ontbrekende lak aan
te brengen.
De lak vormt een belangrijk onderdeel van de
roestwering van de auto en moet daarom re-
Als de steenslagplek wel tot op het
gelmatig worden gecontroleerd. Om roestvor-
blanke plaatwerk is doorgedrongen
ming te voorkomen moet u lakschade meteen
herstellen. De meest voorkomende soorten – Plak een stuk afplaktape over het bescha-
digde gebied heen. Trek de tape weer van
lakschade zijn bijvoorbeeld steenslagplekken,
de lak af om zo veel mogelijk lakresten te
krassen en plekjes op de spatbordranden en
verwijderen.
portieren.
– Roer de grondlak (primer) zorgvuldig om
en breng deze met een fijn kwastje of een
Kleurcode
lucifer aan. Breng de lak met een kwastje
aan, wanneer de primer droog is.
– Krassen kunt u op dezelfde manier her-
stellen, maar dek ter bescherming de on-
beschadigde lak rond de kras af.
Vóór het herstel van lakschade moet u de auto
– Pets na enkele dagen de herstelde lak op.
schoonmaken en goed laten drogen. Zorg er
Gebruik daarvoor een zachte doek met
bovendien voor dat de auto warmer is dan een geringe hoeveelheid schuurpasta.
15 °C.
Benodigdheden
Typeplaatje • Grondlak (primer) in een bus
Het is belangrijk dat u de juiste lakkleur ge- • Lak in een bus of een lakstift
bruikt. De code voor de autolak (1) staat op • Kwastje
het typeplaatje (zie pagina 228). • Afplaktape
Steenslagplekken en krassen 08
Als de steenslagplek niet tot op het blanke
plaatwerk is doorgedrongen en er nog een in-
tacte laklaag over is, volstaat het om na ver-
171
08 Verzorging
Roestwering
Controleren en onderhouden
Uw auto heeft in de fabriek een uiterst grondi-
ge en complete roestwerende behandeling
ondergaan. De carrosserie bestaat ten dele uit
gegalvaniseerd plaatwerk. Het onderstel is
voorzien van een slijtvaste bodembescher-
ming. In de balken, holten en gesloten profie-
len werd een dunne, doordringende roestwe-
rende vloeistof gespoten.
U kunt de roestwering van de auto als volgt
onderhouden:
• Houd de auto schoon. Spoel het onderstel
af. Houd bij gebruik van een hogedrukreini-
ger de spuitkop ten minste 30 cm van
gelakte onderdelen af.
• Controleer de roestwering regelmatig en
werk deze zo nodig bij.
De roestwering van de auto hoeft normaal ge-
sproken pas na ca. 12 jaar te worden nabe-
handeld. Laat de auto daarna om de drie jaar
een nabehandeling ondergaan. Neem contact
op met een erkende Volvo-werkplaats, als de
auto een nabehandeling nodig heeft.
08
172
08 Verzorging
08
173
Volvo Service........................................................................................... 176
Onderhoud .............................................................................................. 177
Motorkap en motorruimte ....................................................................... 178
Dieselolie................................................................................................. 179
Oliën en vloeistoffen................................................................................ 180
Wisserbladen .......................................................................................... 185
Accu ........................................................................................................ 186
Gloeilampen vervangen........................................................................... 188
Zekeringen .............................................................................................. 194
174
ONDERHOUD EN SERVICE
09
09 Onderhoud en service
09 Volvo Service
Serviceprogramma van Volvo elektronische apparatuur. Neem daarom altijd formatie kan gegevens bevatten (maar niet uit-
contact op met een erkende Volvo-werk- sluitend) als de rijsnelheid, het gebruik van het
Voordat de auto de fabriek verliet, werd deze
plaats, voordat u servicewerkzaamheden aan rem- of gaspedaal en de stuuruitslag. De
uitvoerig getest. De auto werd nogmaals ge-
het elektrische systeem laat uitvoeren. laatstgenoemde informatie kan voor een be-
controleerd naar de normen van Volvo Car
grensde tijd tijdens het rijden, tijdens een aan-
Corporation, net voordat de auto aan u werd Installatie van accessoires
rijding of bij een bijna-ongeluk worden vastge-
geleverd. Een verkeerde aansluiting en montage van ac- legd. Volvo Car Corporation zal de opgesla-
Om de verkeersveiligheid, bedrijfszekerheid cessoires kan een nadelige invloed hebben op gen informatie niet zonder uw toestemming
en betrouwbaarheid van uw Volvo op een de werking van de elektronische systemen vrijgeven. Volvo Car Corporation kan echter
hoog peil te houden, moet u de voorschriften van de auto. Bepaalde accessoires werken al- op last van de nationale wetgeving gedwon-
van het Serviceprogramma van Volvo opvol- leen, wanneer de bijbehorende software in de gen worden om bepaalde informatie te ver-
gen zoals die omschreven staan in het Servi- elektronische systemen van de auto wordt ge- strekken. Voor de rest geldt dat alleen Volvo
ce- en garantieboekje van Volvo. Laat service- laden. Neem daarom altijd contact op met een Car Corporation en de erkende Volvo-
en reparatiewerkzaamheden door een erken- erkende Volvo-werkplaats, voordat u acces- werkplaatsen de informatie kunnen uitlezen en
de Volvo-werkplaats uitvoeren. Volvo- soires monteert die in verbinding staan met of gebruiken.
werkplaatsen beschikken over het personeel, van invloed zijn op het elektrische systeem.
Ongunstige rijomstandigheden
het speciale gereedschap en de servicehand- Vastlegging van voertuiggegevens
boeken waardoor zij u een zo hoog mogelijke Controleer het oliepeil vaker bij lange ritten:
servicekwaliteit kunnen garanderen. Het is mogelijk dat er één of meer computers
op uw Volvo zitten die gedetailleerde informa- • met een caravan of aanhanger achter de
auto
tie kunnen vastleggen. Deze informatie is be-
BELANGRIJK stemd voor onderzoek ter verbetering van de • in bergachtig gebied
Voor de geldigheid van de garantie is het veiligheid en voor het opsporen van storingen • op hoge snelheden
van belang dat u het Service- en garantie- in de autosystemen. De informatie kan gege- • bij temperaturen lager dan –30 °C of hoger
boekje van Volvo controleert en de aanwij- vens bevatten over zaken als het gebruik van dan +40 °C
zingen opvolgt. de veiligheidsgordel door de bestuurder en de Controleer het oliepeil eveneens vaker bij kor-
passagier(s), gegevens over de werking van te ritten (over afstanden kleiner dan 10 km) bij
Speciale servicewerkzaamheden verschillende autosystemen en -modules en lage temperaturen (onder +5 °C).
informatie over de status van de motor, gas-
Bepaalde servicewerkzaamheden aan het In dergelijke omstandigheden kunnen de olie-
klep, besturing, remmen en andere systemen.
elektrisch systeem van de auto kunnen alleen temperatuur en het olieverbruik abnormaal
De informatie kan tevens gegevens bevatten
worden uitgevoerd met speciaal ontwikkelde toenemen.
over de rijstijl van de bestuurder. Dergelijke in-
176
09 Onderhoud en service
Onderhoud 09
WAARSCHUWING WAARSCHUWING
Het ontstekingssysteem wekt zeer hoge Let erop dat de koelventilator tot enige tijd
spanningen op. De spanning van het ont- na het afzetten van de motor nog automa-
stekingssysteem is levensgevaarlijk. Zet tisch kan aanslaan.
daarom altijd de auto van het contact bij
werkzaamheden in de motorruimte. Laat het schoonmaken van de motor altijd
over aan een werkplaats. Als de motor heet
Raak bougies of bobine niet aan, wanneer is, bestaat er gevaar voor brand.
het contact aanstaat of als de motor warm
is.
177
09 Onderhoud en service
09 Motorkap en motorruimte
Motorkap openen
178
09 Onderhoud en service
Dieselolie 09
179
09 Onderhoud en service
09 Oliën en vloeistoffen
Sticker voor oliekwaliteit in Olie verversen en oliefilter vervangen Volvo adviseert olieproducten van
motorruimte . Houd voor het verversen van de
olie en het vervangen van het oliefilter de inter-
vallen aan die staan aangegeven in het
Service- en garantieboekje.
BELANGRIJK
Om aan vereisten voor de gespecificeerde
service-intervallen te voldoen worden alle
motoren in de fabriek gevuld met een spe-
ciaal aangepaste, synthetische motorolie.
De oliesoort werd met grote zorg geselec-
teerd lettend op de levensduur van de mo-
tor, de startgewilligheid, het
brandstofverbruik en de milieu-impact.
Om de aanbevolen service-intervallen aan
Peilstok, benzinemotoren te kunnen houden dient u een goedgekeur-
de motoroliesoort te gebruiken. Gebruik al-
leen een oliesoort van de voorgeschreven
BELANGRIJK kwaliteit (zie sticker in motorruimte) en dat
Gebruik altijd olie van de aanbevolen kwali- zowel bij het bijvullen als verversen van olie.
teit (zie sticker in motorruime). Controleer Een negatieve invloed op de levensduur van
het oliepeil vaak en ververs de olie regelma- de motor, de startgewilligheid, het brand-
tig. De motor raakt beschadigd, wanneer u stofverbruik en de milieu-impact is anders
olie gebruikt van minder goede kwaliteit dan niet uitgesloten.
wordt voorgeschreven of wanneer u met Volvo Car Corporation wijst alle garantie-
een te laag oliepeil rondrijdt. claims af bij gebruik van een motorolie die
niet voldoet aan de voorgeschreven kwali-
Het is toegestaan een oliesoort te gebruiken teits- en viscositeitseisen.
met een hogere kwaliteit dan aangegeven.
Voor ritten onder ongunstige omstandighe- Volvo hanteert uiteenlopende systemen om te
den adviseert Volvo u een oliesoort te gebrui- waarschuwen voor een laag oliepeil of een
ken met een hogere kwaliteit dan de sticker in lage oliedruk. Bij de modellen die zijn voorzien
Peilstok, dieselmotoren
de motorruimte vermeldt (zie pagina 232). van een oliedruksensor wordt gebruik
180
09 Onderhoud en service
Oliën en vloeistoffen 09
gemaakt van een waarschuwingslampje voor Peil controleren Oliepeil controleren bij een warme
de oliedruk. Bij modellen met een olieniveau- motor:
sensor wordt gewaarschuwd met een waar- – Parkeer de auto op een vlakke onder-
schuwingslampje midden op het instrumen- grond, zet de motor af en wacht ten
tenpaneel en met displayteksten. Op bepaal- minste 10–15 minuten zodat de olie naar
de modellen zijn beide systemen aanwezig. het carter terug kan lopen.
Neem voor meer informatie contact op met
een erkende Volvo-dealer. – Veeg de peilstok schoon, voordat u gaat
meten.
Bij een nieuwe auto is het belangrijk om het
– Controleer het oliepeil met de peilstok. De
oliepeil te controleren, voordat de olie voor de olie moet tussen het MIN- en MAX-
eerste keer volgens schema moet worden ver- streepje staan.
verst. Het Service- en garantieboekje geeft
Als de olie dichter bij het MIN-streepje ligt,
aan bij welke kilometerstand u de olie moet
kunt u eerst 0,5 liter olie bijvullen. Vul bij totdat
verversen.
de olie dichter bij het MAX-streepje dan bij het
Volvo adviseert u het oliepeil om de 2500 km MIN-streepje op de peilstok ligt. Zie
te controleren. De beste meting wordt verkre- pagina 232–233 voor de aan te houden
gen bij een koude motor vóór de start. Meteen De olie moet binnen het gemarkeerde gebied op
de peilstok staan. hoeveelheid.
na het afzetten van de motor krijgt u een ver-
keerd resultaat. De peilstok geeft dan een te Oliepeil controleren bij een koude WAARSCHUWING
laag peil aan, omdat de olie geen tijd heeft ge- motor: Mors geen olie op het hete uitlaatspruitstuk,
had om terug te lopen naar het oliecarter.
– Veeg de peilstok schoon, voordat u gaat omdat er gevaar voor brand bestaat.
meten.
– Controleer het oliepeil met de peilstok. De
olie moet tussen het MIN- en MAX-
BELANGRIJK
streepje staan. Vul niet meer olie bij dan tot aan het MAX-
– Als de olie dichter bij het MIN-streepje ligt, streepje. Het olieverbruik kan toenemen, als
kunt u eerst 0,5 liter olie bijvullen. Vul bij u te veel olie in de motor giet.
totdat de olie dichter bij het MAX-streepje
dan bij het MIN-streepje op de peilstok
ligt. Zie pagina 232–233 voor de aan te
houden hoeveelheid.
181
09 Onderhoud en service
09 Oliën en vloeistoffen
182
09 Onderhoud en service
Oliën en vloeistoffen 09
De motor mag alleen draaien met een goed Wanneer u vaak met uw auto in de bergen of
gevuld koelsysteem. De temperaturen kun- in landen met een tropisch klimaat en een
nen plaatselijk hoog oplopen, wat schade hoge relatieve luchtvochtigheidsgraad rijdt,
(scheurvorming) aan de cilinderkop kan ver- 1 Positie
verschilt op auto’s met het stuur links
oorzaken. en rechts.
183
09 Onderhoud en service
09 Oliën en vloeistoffen
Stuurbekrachtigingsvloeistof
controleren en bijvullen
N.B.
Controleer tijdens iedere servicebeurt ook
het vloeistofpeil.
184
09 Onderhoud en service
Wisserbladen 09
N.B.
De wisserbladen zijn niet allebei even lang.
Het blad aan de bestuurderszijde is langer
dan dat aan de passagierszijde.
185
09 Onderhoud en service
09 Accu
WAARSCHUWING
Accu’s kunnen het zeer explosieve knalgas
produceren. Een enkele vonk, veroorzaakt
door een onjuiste aansluiting van de start-
kabels, is voldoende om de accu tot ont-
ploffing te brengen, en zo schade aan de
auto en letsel te veroorzaken. De accu
bevat ook zwavelzuur, wat ernstige corro-
sieve verwondingen door etsing kan veroor-
zaken. Als u accuzuur in de ogen krijgt, of
op uw huid of uw kleren morst, moet u met-
een met grote hoeveelheden water spoelen.
Neem onmiddellijk contact op met een arts,
als u accuzuur in de ogen krijgt.
Er kunnen twee soorten accu’s op de auto zitten.
De soorten zijn volledig uitwisselbaar. Om de accu in optimale staat te houden: N.B.
• Controleer regelmatig of het accuvloeistof- Hoe vaker de accu ontladen raakt, des te
De rijomstandigheden, de rijstijl, het aantal
peil in orde is (A) en vul nooit meer bij dan minder lang gaat de accu mee.
startpogingen, de weersomstandigheden e.d. tot aan het peilstreepje.
zijn van invloed op de levensduur en de wer-
king van de accu. • Controleer alle cellen. Verwijder de celdop-
pen (of het deksel) met een schroeven-
draaier.
BELANGRIJK • Vul zo nodig bij met gedestilleerd water tot
Gebruik altijd gedestilleerd of gedeïoni- aan het MAX-streepje.
seerd water (accuwater). • Breng de celdoppen (of het deksel) op de
juiste manier weer aan.
N.B.
Zamel oude accu’s op een milieuvriendelij-
ke manier in, omdat ze lood bevatten.
186
09 Onderhoud en service
Accu 09
187
09 Onderhoud en service
09 Gloeilampen vervangen
188
09 Onderhoud en service
Gloeilampen vervangen 09
Afdekking en gloeilamp vervangen Nieuwe gloeilamp aanbrengen – Haal het lamphuis in zijn geheel los.
– Haal het lamphuis in zijn geheel los. – Breng de nieuwe gloeilamp aan. De lamp – Linker koplamp:
kan slechts op één manier worden aange- Draai de lamphouder linksom.
– Haal de borgklemmen opzij en verwijder Rechter koplamp:
afdekking. bracht.
Draai de lamphouder rechtsom.
– Koppel de connector van de gloeilamp – Duw de veerklem omhoog en iets naar
rechts, zodat deze in positie vastklikt. – Trek de lamphouder naar buiten toe en
los. vervang de gloeilamp.
– Maak de veerklem los waarmee de gloei- – Duw de connector in positie terug.
– Plaats de lamphouder terug. De lamphou-
lamp vastzit. Duw de klem eerst naar links – Plaats de kunststof afdekking terug. der kan slechts op één manier worden
zodat hij loskomt en haal de klem vervol- – Plaats het lamphuis terug. teruggeplaatst.
gens schuin naar buiten toe omlaag.
– Plaats het lamphuis terug.
– Trek de gloeilamp eruit.
– Plaats het lamphuis terug.
189
09 Onderhoud en service
09 Gloeilampen vervangen
– Draai de lamphouder linksom en verwijder – Draai de gloeilamp linksom, trek hem naar
– Trek de lamphouder met een tang naar deze. buiten en vervang de gloeilamp.
buiten. Trek de lamphouder niet aan de – Verwijder de gloeilamp uit de lamphouder – Plaats de lamphouder terug. De lamphou-
kabel naar buiten. door de lamp in te drukken en tegelijkertijd der kan slechts op één manier worden
– Vervang de gloeilamp. linksom te draaien. aangebracht.
– Duw de lamphouder terug. De lamphou- – Breng een nieuwe gloeilamp in de lamp-
der kan slechts op één manier worden houder aan en plaats de lamphouder in
teruggeplaatst. het lamphuis terug.
190
09 Onderhoud en service
Gloeilampen vervangen 09
N.B.
Als de foutmelding STORING LAMPJE/
CONTROLEER REMLICHT niet verdwijnt
nadat de kapotte gloeilamp is vervangen,
dient u een erkende Volvo-werkplaats te
bezoeken.
191
09 Onderhoud en service
09 Gloeilampen vervangen
– Schakel alle lichten uit en draai de con- De instapverlichting vindt u onder het dash-
Lamphouder tactsleutel naar stand 0. board aan de bestuurders- en passagierszij-
1. Remlicht – Draai het boutje los met een schroeven- de.
2. Achterlicht/parkeerlicht draaier. – Steek een schroevendraaier achter het
3. Richtingaanwijzer – Haal voorzichtig het complete lamphuis lamphuis en verdraai deze iets, zodat de
los en trek het naar buiten. Draai de con- lens loskomt.
4. Mistachterlicht (één zijde)
nector linksom en trek de gloeilamp naar – Verwijder de kapotte gloeilamp.
5. Achteruitrijlicht buiten.
– Breng een nieuwe gloeilamp aan.
– Vervang de gloeilamp.
– Plaats de lens terug.
– Sluit de connector aan en draai deze
rechtsom.
– Plaats het complete lamphuis terug en
draai het boutje vast.
192
09 Onderhoud en service
Gloeilampen vervangen 09
193
09 Onderhoud en service
09 Zekeringen
194
09 Onderhoud en service
Zekeringen 09
Relais- en zekeringenkastje in
motorruimte
Het zekeringenkastje biedt plaats aan 36 ze- Aan de binnenkant van het deksel zit een spe-
keringen. Let erop dat u een doorgebrande ciale trekker waarmee u de zekeringen ge-
zekering altijd vervangt door een nieuwe zeke- makkelijker kunt verwijderen en aanbrengen.
ring met dezelfde kleur en hetzelfde ampera-
ge.
• 19 —36 zijn van type “MiniFuse”.
• 7—18 zijn van het type “JCASE” en moeten
worden vervangen door een erkende
Volvo-werkplaats.
• 1—6 zijn van het type “Midi Fuse” en
moeten worden vervangen door een erken-
de Volvo-werkplaats.
195
09 Onderhoud en service
09 Zekeringen
196
09 Onderhoud en service
Zekeringen 09
197
09 Onderhoud en service
09 Zekeringen
Relais- en zekeringenkastje in
passagiersruimte
Er is plaats voor 50 zekeringen. De zekeringen ca. één cm in te duwen en deze vervol- – Trek de middelste pen volledig uit de
zitten onder het dashboardkastje. Er is tevens gens naar buiten te trekken. bevestigingsclips, zet de bekleding met de
plaats voor een aantal reservezekeringen. In – Draai beide vleugelbouten (terwijl u het bevestigingsclips vast en duw de losse
het relais- en zekeringenkastje in de motor- zekeringenkastje vasthoudt) (2) linksom pen weer in de bevestigingsclips. De be-
ruimte vindt u een speciale trekker waarmee u totdat ze los zijn. vestigingsclips zetten dan uit, waardoor
de zekeringen kunt vervangen (zie de bekleding vast komt te zitten.
– Klap het zekeringenkastje (3) tot halverwe-
pagina 195). ge omlaag. Trek het zo ver in de richting
van de stoel dat het niet verder kan. Klap
Zekering vervangen het vervolgens volledig omlaag. Het zeke-
– Verwijder de interieurbekleding die het ze- ringenkastje kan in zijn geheel losgehaakt
keringenkastje afdekt door eerst de mid- worden.
delste pen in de bevestigingsclips (1) – Sluit het zekeringenkastje in omgekeerde
volgorde.
198
09 Onderhoud en service
Zekeringen 09
199
09 Onderhoud en service
09 Zekeringen
58. Groot licht rechts, relaisspoel verstralers............................. 7,5 A 83. Voeding voorportier, linkerzijde ............................................ 25 A
59. Groot licht, links .................................................................. 7,5 A 84. Elektrisch bedienbare passagiersstoel ................................. 25 A
60. Stoelverwarming bestuurderszijde ....................................... 15 A 85. Elektrisch bedienbare bestuurdersstoel ............................... 25 A
61. Stoelverwarming passagierszijde ......................................... 15 A 86. Interieurverlichting, bagageruimteverlichting,
62. Schuifdak ............................................................................ 20 A elektrisch bedienbare stoelen, brandstofmeter (1.8F) ............. 5 A
63. Voeding achterportier, rechterzijde....................................... 20 A
64. Audiosysteem, RTI (optie) ......................................................5 A
65. Infotainment ...........................................................................5 A
66. Regeleenheid voor Infotainment (ICM), klimaatregeling ........ 10 A
67. Reservepositie .......................................................................... -
68. Cruisecontrol ......................................................................... 5 A
69. Klimaatregeling, regensensor .................................................5 A
70. Reservepositie .......................................................................... -
71. Reservepositie .......................................................................... -
72. Reservepositie .......................................................................... -
73. Schuifdak, console voor interieurverlichting (OHC),
gordelwaarschuwing achterin, autodimfunctie spiegel............5 A
74. Relais brandstofpomp .......................................................... 15 A
75. Reservepositie .......................................................................... -
76. Reservepositie .......................................................................... -
77. Elektrische aansluiting bagageruimte,
regeleenheid accessoires (AEM) ........................................... 15 A
78. Reservepositie .......................................................................... -
79. Achteruitrijlicht .......................................................................5 A
80. Reservepositie .......................................................................... -
81. Voeding achterportier, linkerzijde ......................................... 20 A
82. Voeding voorportier, rechterzijde ......................................... 25 A
200
09 Onderhoud en service
09
201
Algemene informatie ...............................................................................204
Audiofuncties ..........................................................................................205
Radiofuncties ..........................................................................................207
Cd-functies ............................................................................................. 211
Menusysteem – audiosysteem................................................................ 213
Telefoonfuncties (optie) ........................................................................... 214
Menusysteem – telefoon .........................................................................221
202
INFOTAINMENT
10
10 Infotainment
Algemene informatie
204
10 Infotainment
Audiofuncties
Bediening audiofuncties Geluidsbron kiezen Soms wijkt het volume waarop de externe ge-
luidsbron (AUX) wordt weergegeven af van dat
Bij herhaalde malen indrukken van AM/FM
van de interne geluidsbronnen. Als de geluids- 10
loopt u de standen FM1, FM2 en AM door. Bij
sterkte van de externe geluidsbron te hoog is,
herhaalde malen indrukken van MODE loopt u
kan de geluidskwaliteit verslechteren. U kunt
de standen CD en AUX door.
dat tegengaan door het ingangsvolume van de
AUX1 externe geluidsbron (AUX) aan te passen:
Het is mogelijk een mp3-speler op de AUX- – Zet het audiosysteem in de stand AUX met
ingang aan te sluiten. de knop MODE.
– Druk op MENU en daarna op ENTER.
– Ga naar AUX volume en druk op ENTER.
– Draai aan TUNING of druk op pijl-rechts/
pijl-links van de navigatieknop.
Audio-instellingen
205
10 Infotainment
Audiofuncties
• MIDDEN1 – Niveau voor de middenluid- • Uit – 2-kanaals – Sla de instelling op met ENTER of annu-
spreker. Driekanaals stereoweergave of Pro leer uw keuze met EXIT.
10 Logic II moet zijn ingeschakeld om het Surround-functie activeren/deactiveren Automatische volumeregeling
niveau bij te kunnen regelen (zie – Druk op MENU en daarna op ENTER.
pagina 206). Automatische volumeregeling houdt in dat het
– Ga naar Audio-instellingen en druk op volume van de beluisterde geluidsbron wordt
• SURROUND1 – Niveau voor de zogeheten ENTER.
Ambient Surround Sound. Driekanaals ste- afgestemd op de snelheid van de auto. U hebt
reoweergave of Pro Logic II moet zijn inge- – Ga naar Surround FM/AM/CD/AUX en de keuze uit drie standen 4: Laag, Medium en
schakeld om het niveau bij te kunnen druk op ENTER. Hoog.
regelen (zie pagina 206). – Ga naar Pro Logic II2, 3-kanaals of Uit en
druk op ENTER. Automatische volumeregeling instellen
Subwoofer activeren/deactiveren Equalizer vóór/achter – Druk op MENU en daarna op ENTER.
– Druk op MENU en daarna op ENTER. – Ga naar Audio-instellingen en druk op
Met de equalizer3 kunt u de geluidsweergave
– Ga naar Audio-instellingen en druk op vóór en achter apart bijregelen. ENTER.
ENTER. – Ga naar Automatische volumeregeling
– Ga naar Subwoofer en druk op ENTER. Equalizer bijregelen en druk op ENTER.
Surround – Druk op MENU en daarna op ENTER. – Ga naar Laag, Medium of Hoog en druk
op ENTER.
De Surround-instellingen1 zijn bepa- – Ga naar Audio-instellingen en druk op
lend voor het ruimtelijke effect van ENTER.
de geluidsweergave. De instellingen – Ga naar Equalizer voor of
en de in- en uitschakeling ervan Equalizer achter en druk op ENTER.
moeten voor elk van de geluidsbronnen apart De balken op het display geven het geluidsni-
worden vastgelegd c.q. verricht. veau van de verschillende frequenties aan.
Het Dolby-symbool op het display geeft aan – Stel het niveau bij met TUNING (4) of met
dat Dolby Pro Logic II actief is. De Surround- de pijl-omhoog/pijl-omlaag van de naviga-
functie kent drie verschillende standen: tieknop. Met de pijl-links/pijl-rechts van de
navigatieknop kunt u andere frequenties
• Pro Logic II
kiezen.
• 3-kanaals 2 Niet beschikbaar in de AM- en FM-stand.
1 Premium Sound 3 Bepaalde systeemuitvoeringen 4 Uitgezonderd Performance Sound.
206
10 Infotainment
Radiofuncties
Bediening radiofuncties Handmatig zenders zoeken bank. Deze functie is met name handig in ge-
– Kies de frequentieband met AM/FM (1). bieden waar u de radiozenders en hun fre-
– Stel de frequentie bij door aan de knop quenties niet kent. 10
TUNING (3) te draaien. Automatische vastlegfunctie starten
Het is ook mogelijk een zender vast te leggen – Kies de frequentieband met AM/FM (1).
door lang op de pijl-links of pijl-rechts van de – Houd AUTO (7) ingedrukt, totdat Autom.
navigatieknop te drukken of via de toetsenset opslaan op het display verschijnt.
op het stuurwiel:
Wanneer Autom. opslaan van het display ver-
– Houd de pijl-links of pijl-rechts van de dwijnt, zijn de zenders vastgelegd. De radio
navigatieknop ingedrukt totdat de gewens- gaat over op de automatische stand en de
te frequentie op het display verschijnt. tekst Auto verschijnt op het display. De auto-
Wanneer de frequentiebalk nog op het display matisch vastgelegde voorkeurzenders zijn
staat kunt u verder zoeken door de pijl-links of vervolgens rechtstreeks te kiezen met de
pijl-rechts van de navigatieknop (5) kort in te voorkeurtoetsen (2).
drukken.
Automatische vastlegfunctie beëindigen
Voorkeurzenders vastleggen – Druk op EXIT (6).
1. FM/AM – Frequentieband kiezen
2. Voorkeurtoetsen U kunt per frequentieband tien voorkeurzen- Automatisch vastgelegde voorkeurzen-
3. TUNING – Draaiknop voor het zoeken ders vastleggen. De FM-band heeft twee ge-
ders kiezen
van zenders heugenbanken met voorkeurzenders: FM1 en
Wanneer u de radio in de stand Auto zet, kunt
FM2. U kiest een voorkeurzender met de
4. SCAN – Scannen u gebruik maken van de automatisch vastge-
voorkeurtoetsen (2) of met de toetsenset op
5. Navigatieknop – Zenders zoeken en me- legde voorkeurzenders.
het stuurwiel.
nusysteem gebruiken
– Druk kort op AUTO (7).
6. EXIT – Actieve functie beëindigen Handmatig voorkeurzenders vastleggen
– Stem af op een zender. De tekst Auto verschijnt op het display.
7. AUTO – Automatisch voorkeurszenders
vastleggen – Houd een van de voorkeurtoetsen inge- – Druk op een voorkeurtoets (2).
Zenders zoeken drukt, totdat de melding Zender opgesla- De radio blijft in de automatische stand staan,
gen op het display verschijnt. totdat u de toetsen AUTO (7), EXIT (6) of AM/
Automatisch zenders zoeken FM (1) korte tijd indrukt.
– Kies de frequentieband met AM/FM (1). Automatisch voorkeurzenders
vastleggen
– Druk kort op de pijl-links of pijl-rechts van
Met AUTO (7) kunt u tot tien goed te ontvan-
de navigatieknop (5).
gen radiozenders opzoeken en ze automa-
tisch vastleggen in een aparte geheugen-
207
10 Infotainment
Radiofuncties
Automatisch vastgelegde voorkeurzen- – Druk op een voorkeurtoets en houd deze matype wordt weergegeven op een vooraf be-
ders in andere geheugenbank opslaan ingedrukt, totdat de melding Zender op- paald volume (zie pagina 210). Na afloop van
10 Het is mogelijk een automatisch vastgelegde geslagen op het display verschijnt. de uitzending van het gekozen programma-
voorkeurzender over te brengen naar de ge- De Scan-functie wordt beëindigd waarna u de type geeft de radio de voorgaande geluids-
heugenbanken voor FM of AM. vastgelegde zender als voorkeurzender kunt bron opnieuw weer op het volume dat u daar-
gebruiken. voor had ingesteld.
– Druk kort op de toets AUTO (7).
De tekst Auto verschijnt op het display. RDS-functies De programmafuncties alarm (ALARM),
verkeersinformatie (TP), nieuws (NEWS) en
– Druk op een voorkeurtoets. RDS (Radio Data System) verbindt FM- programmatypes (PTY) worden in volgorde
– Druk op de voorkeurtoets waaraan u de zenders in een netwerk met elkaar. Een FM- van belangrijkheid weergegeven, waarbij geldt
voorkeurzender wilt koppelen en houd de zender in een dergelijk netwerk verstuurt be- dat alarm de hoogste prioriteit geniet en de
toets ingedrukt, totdat de melding Zender paalde informatie, zodat een RDS-radio on- programmatypes de laagste. Zie EON en REG
opgeslagen op het display verschijnt. der meer de volgende mogelijkheden biedt: op pagina 210 voor meer informatie over het
De radio verlaat de automatische stand waar- • Automatisch overschakelen op een beter onderbreken van uitzendingen. U kunt van
na u de vastgelegde voorkeurzender kunt ge- doorkomende zender als de ontvangst in programmafunctie veranderen via het me-
bruiken. een bepaald gebied slecht is. nusysteem (zie pagina 204).
Scannen • Zoeken op programmatype zoals zenders Weergave van onderbroken geluidsbron
die verkeersinformatie of nieuws doorge- hervatten
Met SCAN (4) wordt een frequentieband auto- ven.
matisch doorzocht op goed te ontvangen zen- Druk op EXIT om de weergave van de onder-
ders. Wanneer er een zender is gevonden, • Weergeven van informatieve tekst over het broken geluidsbron te hervatten.
wordt deze ca. acht seconden lang weergege- beluisterde radioprogramma.
Alarm
ven voordat de zoekfunctie wordt voortgezet. Sommige radiozenders maken geen gebruik
De functie wordt gebruikt om de bevolking at-
van RDS of alleen in beperkte mate.
Scan-functie activeren/deactiveren tent te maken op ernstige ongelukken of cala-
– Kies de frequentieband met AM/FM. Programmafuncties miteiten. U kunt de functie alarm niet tijdelijk
onderbreken of deactiveren. De melding
– Druk op SCAN om de functie te activeren. Met de radio in de FM-stand kunt u radiozen-
ALARM! verschijnt op het display, wanneer er
De tekst SCAN verschijnt op het display. ders met een bepaald programmatype zoe-
een alarmmelding wordt verzonden.
Beëindig de functie met een druk op SCAN of ken. Als er een zender met het gewenste pro-
EXIT. grammatype is aangetroffen, kan de radio ver- Verkeersinformatie, TP
volgens op deze zender overschakelen en de Bij activering van deze functie wordt
Gevonden zender als voorkeurzender weergave van de actieve geluidsbron onder- de weergave van de actieve geluids-
vastleggen breken. Als de cd-speler bijvoorbeeld actief is, bron onderbroken voor een uitzen-
Terwijl de functie Scan actief is, kunt u een ge- wordt de weergave daarvan tijdelijk onderbro- ding met verkeersinformatie via het
vonden zender als voorkeurzender vastleggen. ken. De uitzending met het gekozen program- RDS-netwerk van de zender waarop is afge-
208
10 Infotainment
Radiofuncties
stemd. De tekst TP geeft aan dat de functie Nieuws vering van de functie wordt de weergave van
actief is. Als de zender waarop u hebt afge- Bij activering van deze functie wordt de actieve geluidsbron onderbroken voor een
stemd verkeersinformatie kan doorgeven, de weergave van de actieve geluids- uitzending van het gekozen programmatype 10
staat er op het display. bron onderbroken voor een uitzen- via het RDS-netwerk van de zender waarop is
TP activeren/deactiveren ding met nieuws via het RDS-netwerk afgestemd.
– Druk op MENU en daarna op ENTER. van de zender waarop is afgestemd. De tekst PTY activeren/deactiveren
– Ga naar TP en druk op ENTER. NEWS geeft aan dat de functie actief is. – Kies FM1 of FM2 met de toets FM/AM.
TP via beluisterde zender/alle zenders Nieuws activeren/deactiveren – Druk op MENU en daarna op ENTER.
De radio kan de weergave van de actieve ge- – Druk op MENU en daarna op ENTER. – Ga naar PTY en druk op ENTER.
luidsbron onderbreken voor verkeersinforma- – Ga naar Nieuws en druk op ENTER. – Ga naar PTY selecteren en druk op
tie via de (actuele) zender die u beluistert of via Nieuws via beluisterde zender/alle ENTER.
alle zenders. Er verschijnt een lijst met programmatypes:
zenders
– Kies een FM-zender. Actualiteiten, Informatie enz. U activeert de
De radio kan de weergave van de actieve ge-
functie PTY door een programmatype te kie-
– Druk op MENU en daarna op ENTER. luidsbron onderbreken voor een nieuwsuitzen- zen en deactiveert de functie door alle PTY’s
– Ga naar Geav. radio-instellingen en druk ding via de (actuele) zender die u beluistert of te wissen.
op ENTER. via alle zenders.
– U kunt de gewenste programmatypes kie-
– Ga naar TP en druk op ENTER. – Kies een FM-zender. zen of Alle PTY’s wissen.
– Ga naar TP-zender en druk op ENTER. – Druk op MENU en daarna op ENTER.
Een van de meldingen TP van deze zender of PTY zoeken
– Ga naar Geav. radio-instellingen en druk Bij activering van deze functie wordt de gehele
TP van alle zenders verschijnt op het display. op ENTER. frequentieband doorzocht op uitzendingen
– Druk op ENTER. – Ga naar Nieuwszender en druk op van het gekozen programmatype.
TP zoeken activeren/deactiveren ENTER.
– Activeer de functie PTY.
De functie TP zoeken is handig wanneer u tij- Een van de meldingen Nieuws van deze
zender of Nieuws van alle zenders ver- – Druk op MENU en daarna op ENTER.
dens lange ritten een andere geluidsbron dan
de radio beluistert. De functie speurt dan au- schijnt op het display. – Ga naar PTY en druk op ENTER.
tomatisch verschillende RDS-netwerken af op – Ga naar PTY zoeken en druk op ENTER.
– Druk op ENTER.
zoek naar verkeersinformatie. Als de radio een uitzending van een van de
– Druk op MENU en daarna op ENTER. Programmatype, PTY
gekozen programmatypes vindt, verschijnt
– Ga naar Geav. radio-instellingen en druk Met de functie PTY is het mogelijk >| Om te zoeken op het display. Met een druk
op ENTER. verschillende programmatypes te op de pijl-rechts van de navigatieknop wordt
– Ga naar TP en druk op ENTER. kiezen zoals Popmuziek en verder gezocht naar een andere uitzending
Klassieke muziek. Het symbool van een van de gekozen programmatypes.
– Ga naar TP zoeken en druk op ENTER.
PTY geeft aan dat de functie actief is. Bij acti-
209
10 Infotainment
Radiofuncties
Programmatype weergeven tekst PI zoeken Exit = annuleren op het dis- • Afstand1 – Ook onderbreking als de zend-
play. mast van de zender ver weg staat en zijn
Het is mogelijk het programmatype van de
10 signaal storingen vertoont.
zender die u op dat moment beluistert op het AF activeren/deactiveren
display weer te geven. – Druk op MENU en daarna op ENTER. • Uit – Geen onderbreking voor een uitzen-
ding van een bepaald programmatype via
N.B. – Ga naar Geav. radio-instellingen en druk andere zenders.
op ENTER.
Niet alle radiozenders ondersteunen deze EON activeren/deactiveren
– Ga naar AF en druk op ENTER.
functie. – Druk op MENU en daarna op ENTER.
Regionale radioprogramma’s, REG
– Ga naar Geav. radio-instellingen en druk
De functie REG maakt het mogelijk op ENTER.
Weergave activeren/deactiveren
om op een bepaalde zender afge- – Ga naar EON en druk op ENTER.
– Druk op MENU en daarna op ENTER. stemd te blijven ondanks dat het
– Ga naar PTY en druk op ENTER. signaal zwak is. De tekst REG op het – Ga naar Plaatselijk, Afstand of Uit en druk
display geeft aan dat de functie actief is. De op ENTER.
– Ga naar PTY weergeven en druk op
ENTER. functie REG is normaal gesproken uitgescha- RDS-functies resetten
keld.
Radiotekst Met de functie Reset alles kunt u alle fabriek-
REG activeren/deactiveren instellingen voor RDS herstellen.
Sommige RDS-zenders geven informatie door
over de inhoud van de uitzendingen, uitvoe- – Druk op MENU en daarna op ENTER. – Druk op MENU en daarna op ENTER.
rende artiesten e.d. Deze informatie kan op – Ga naar Geav. radio-instellingen en druk – Ga naar Geav. radio-instellingen en druk
het display worden weergegeven. op ENTER. op ENTER.
Radiotekst activeren/deactiveren – Ga naar Regionaal en druk op ENTER. – Ga naar Reset alles en druk op ENTER.
– Druk op MENU en daarna op ENTER. EON (Enhanced Other Networks) Volumeregeling programmatypes
– Ga naar Radiotekst en druk op ENTER. De functie EON is met name handig in stedelij- De onderbrekende uitzendingen van het geko-
Automatische afstemfunctie, AF ke gebieden met een groot aantal regionale zen programmatype worden weergegeven op
radiozenders. Bij activering van de functie is het volume dat voor het programmatype is ge-
Bij activering van de afstemfunctie AF wordt er de afstand tot de zendmast van een radiozen-
automatisch afgestemd op het sterkste sig- kozen. Als u het volume tijdens de onderbre-
der bepalend voor de vraag of de weergave king bijregelt, wordt het nieuwe volume opge-
naal voor een bepaalde radiozender. Soms van de actieve geluidsbron kan worden onder-
moet de radio de gehele FM-band doorzoe- slagen voor de volgende onderbreking.
broken voor uitzendingen van een bepaald
ken om een sterk zendersignaal te vinden. In programmatype.
dat geval valt de radio stil en verschijnt de
• Plaatselijk – Alleen onderbreking wanneer
1 Default/Fabrieksinstelling
de zendmast van de radiozender dichtbij is.
210
10 Infotainment
Cd-functies
Bediening cd-functies Weergave starten (cd-wisselaar) zeerd. Bij het verhogen van het volume wordt
Als er een cd-sleuf met een muziek-cd is geko- er verder gespeeld.
zen, gaat de weergave automatisch van start 10
Muziekbestanden1
wanneer u het audiosysteem inschakelt. Scha-
De cd-speler ondersteunt ook muziekbestan-
kel als dat niet het geval is over op de cd-wis-
den in mp3- en wma-formaat.
selaarstand met MODE en selecteer een cd
met de cijfertoetsen 1–6 of gebruik de pijl- N.B.
omhoog/pijl-omlaag van de navigatieknop.
Sommige muziekbestanden met kopieerbe-
Cd aanbrengen (cd-wisselaar) veiliging kan de speler niet lezen.
– Kies een lege sleuf met de cijfertoetsen
1-6 of met de pijl-omlaag/pijl-omhoog Wanneer u een cd met muziekbestanden in de
van de navigatieknop. speler aanbrengt, wordt een eventuele map-
Op het display staat aangegeven welke sleuf structuur op de cd automatisch geladen. Af-
leeg is. De tekst Disc plaatsen geeft aan dat u hankelijk van de kwaliteit van de cd kan het
een volgende cd kunt aanbrengen. De cd-wis- enige tijd duren voordat de weergave van start
selaar biedt plaats aan zes cd’s. gaat.
1. Navigatieknop – Vooruit-/achteruitspoe- – Steek een cd in de invoeropening van de Navigeren en afspelen
len, nummer selecteren en navigeren in Als er een schijf met muziekbestanden in de
cd-wisselaar.
menusysteem cd-speler zit, kunt u met ENTER de map-
2. Positie in cd-wisselaar kiezen 1 Cd uitwerpen structuur openen. U navigeert op dezelfde
3. Cd aanbrengen en uitwerpen U hebt 12 seconden de tijd om een uitgewor- manier in de mapstructuur als in de menus-
pen cd uit te nemen. Als de cd na afloop van tructuur van het audiosysteem. Muziekbestan-
4. Opening voor het invoeren en uitwerpen
van cd’s deze periode nog in de cd-speler zit, wordt de den worden aangeduid met het symbool en
cd weer ingenomen en verder afgespeeld. mappen met . Met een druk op ENTER
5. MODE – Geluidsbron selecteren (CD of
Met een korte druk op de uitwerptoets (3) kunt gaat het afspelen van de muziekbestanden
AUX 1)
u één enkele cd uitwerpen. van start.
6. TUNING – Draaiknop voor het kiezen
van een nummer Met een lange druk op de uitwerptoets kunt u Wanneer een bepaald muziekbestand helemaal
alle cd’s uitwerpen. Alle cd’s in het magazijn afgespeeld is, worden de overige bestanden in
Weergave starten (cd-speler) dezelfde map weergegeven. Nadat alle bestan-
Een eventuele muziek-cd in de speler wordt worden dan één voor één uitgeworpen. Op het
display verschijnt de tekst Werp uit alles. den in een bepaalde map zijn afgespeeld,
automatisch afgespeeld, wanneer u het audio- wordt er automatisch van map gewisseld.
systeem in de stand CD zet. Steek anders een Pauzeren
cd in de invoeropening en schakel over op de Druk op de pijl-links/pijl-rechts van de naviga-
Wanneer u het volume helemaal omlaagdraait,
stand CD door op MODE te drukken. tieknop, als het display niet breed genoeg is
wordt de weergave van de cd-speler gepau-
1
High Performance en Premium Sound.
211
10 Infotainment
Cd-functies
om de naam van het muziekbestand in zijn ge- – Ga naar Random en druk op ENTER.
heel weer te geven.
N.B.
– Ga naar Enkele disc of Alle discs en druk
10 Bij gebruik van de pijl-links of pijl-rechts op ENTER.
Versneld vooruit-/achteruitspoelen/Van
wordt alleen een nieuw willekeurig nummer Het alternatief Alle discs geldt alleen voor de
nummer en muziekbestand wisselen op de afgespeelde cd geselecteerd. muziek-cd’s die in de cd-wisselaar zitten.
Door kort op de pijl-rechts/pijl-links van de
navigatieknop te drukken kunt u de nummers/ Tijdens het afspelen van een cd met muziek-
Op het display verschijnt een bepaalde mel-
muziekbestanden op een cd doornemen. ding afhankelijk van het type willekeurige af- bestanden:
Door lang op dezelfde toetsen te drukken kunt speelvolgorde dat geselecteerd is: – Druk op MENU en daarna op ENTER.
u nummers/muziekbestanden op een cd ver- – Ga naar Random en druk op ENTER.
sneld vooruit-/achteruitspoelen. U kunt daar- • RANDOM houdt in dat de nummers/mu-
ziekbestanden op slechts een van de mu- – Ga naar Enkele disc of Folder en druk op
voor ook gebruik maken van TUNING (of van ENTER.
de toetsenset op het stuurwiel). ziek-cd’s worden afgespeeld.
Wanneer u een andere cd kiest, wordt de
• RND ALL houdt in dat alle nummers/mu-
Cd doorzoeken ziekbestanden op alle muziek-cd’s in de functie gedeactiveerd.
Bij activering van deze functie worden van ie- cd-speler worden afgespeeld. Disktekst
der nummer/muziekbestand op een cd de eer- Eventuele titelgegevens op de cd kunnen via
ste tien seconden weergegeven. Druk op • RANDOM FOLDER houdt in dat de mu-
ziekbestanden in een willekeurige map op het display worden weergegeven1.
SCAN om de functie te activeren. Beëindig de
functie met EXIT of SCAN om de weergave de gekozen cd worden afgespeeld. Activeren/deactiveren
Activeren/deactiveren (cd-speler) – Start de weergave van een cd.
van het actuele nummer/muziekbestand
voort te zetten. Tijdens het afspelen van een normale muziek- – Druk op MENU en daarna op ENTER.
cd: – Ga naar Tekst disc en druk op ENTER.
Willekeurige afspeelvolgorde
Bij activering van deze functie speelt de speler – Druk op MENU en daarna op ENTER. Cd’s
de nummers/muziekbestanden in willekeurige – Ga naar Random en druk op ENTER. Bij gebruik van cd’s met een slechte kwaliteit
volgorde af. U kunt de willekeurig gekozen Tijdens het afspelen van een cd met muziek- is het mogelijk dat het geluid te wensen over-
nummers/muziekbestanden op de cd op de bestanden: laat of zelfs helemaal uitblijft.
gebruikelijke manier doorbladeren. BELANGRIJK
– Druk op MENU en daarna op ENTER.
– Ga naar Random en druk op ENTER. Speel uitsluitend standaard-cd’s met een dia-
– Ga naar Folder of Disc en druk op ENTER. meter van 12 cm af. Gebruik geen cd’s met
Activeren/deactiveren (cd-wisselaar) een opgeplakt etiket. Door warmteontwikke-
Tijdens het afspelen van een normale muziek- ling in de cd-speler kan het etiket losraken en
cd: schade aan de cd-speler veroorzaken.
– Druk op MENU en daarna op ENTER. 1
Geldt alleen voor de cd-wisselaar.
212
10 Infotainment
Menusysteem – audiosysteem
1 Bepaalde systeemuitvoeringen
213
10 Infotainment
Telefoonfuncties (optie)
10
214
10 Infotainment
Telefoonfuncties (optie)
Onderdelen van het telefoonsysteem • Schakel het systeem uit in gebieden waar Simkaart
met explosieven wordt gewerkt.
• Laat reparatiewerkzaamheden aan het tele- 10
1. Antenne
foonsysteem over aan een erkende Volvo-
werkplaats.
2. Toetsenset op stuurwiel (optie)
Met de toetsenset kunt u de meeste functies Noodoproepen
van het telefoonsysteem regelen (zie Ook zonder een simkaart is het mogelijk het
pagina 216). alarmnummer te bellen. Uw auto moet zich
echter wel binnen het dekkingsgebied van een
3. Microfoon gsm-provider bevinden.
De microfoon voor handsfree bellen is in de
plafondconsole bij de achteruitkijkspiegel Noodoproep doen
geïntegreerd. – Activeer het telefoonsysteem.
– Kies het alarmnummer van het land waarin
4. Bedieningspaneel op middenconsole u zich bevindt (112 binnen de EU).
Via het bedieningspaneel kunt u alle functies – Druk op ENTER. Het telefoonsysteem is alleen te gebruiken in
van het telefoonsysteem (behalve het ge- combinatie met een geldige simkaart (Sub-
spreksvolume) regelen. IDIS
scriber Identity Module). De kaart is verkrijg-
(Intelligent Driver Information System) Met het baar bij verschillende providers. Neem bij pro-
5. Handset (optie) IDIS-systeem kunt u een vertraging inbouwen blemen met de simkaart contact op met de
voor telefoongesprekken en sms-berichten, netwerkprovider.
6. Simkaartlezer zodat u zich op het rijden kunt concentreren.
Inkomende gesprekken en sms-berichten Twee simkaarten
kunnen vijf seconden worden vertraagd, voor-
Algemene informatie Veel netwerkproviders bieden een extra sim-
dat er verbinding tot stand wordt gebracht. De kaart voor hetzelfde telefoonnummer aan. De
• De verkeersveiligheid staat altijd voorop. gemiste gesprekken verschijnen op het dis- extra simkaart kunt u in de auto gebruiken.
• Als u als bestuurder gebruik wilt maken van play. IDIS kan worden uitgeschakeld met me-
de handset, moet u de auto eerst op een nufunctie 5.6.2 (zie pagina 222).
veilige plaats parkeren. Simkaart aanbrengen
– Schakel het telefoonsysteem uit en open
• Schakel het telefoonsysteem uit tijdens het
het dashboardkastje.
tanken.
215
10 Infotainment
Telefoonfuncties (optie)
216
10 Infotainment
Telefoonfuncties (optie)
217
10 Infotainment
Telefoonfuncties (optie)
gesprekspartners worden aangesloten. Alle is ook mogelijk om het geluid van het audio- * Om tweemaal achtereen hetzelfde
lopende gesprekken worden beëindigd bij het systeem bij telefoongesprekken automatisch teken op de toets in te voeren.
10 afsluiten van een conferentiegesprek. uit te zetten (zie menu 5.5.3 op pagina 222). 0 +0@*#&$£/%
Deze mogelijkheid geldt alleen voor het geïn-
– Begin twee telefoongesprekken. # Wisselen tussen hoofdletters en
tegreerde telefoonsysteem van Volvo. kleine letters.
– Druk op MENU.
– Ga naar Koppelen en druk op ENTER. Tekst invoeren
Nummerfuncties
Volume U kunt tekst invoeren met de toetsenset op de
telefoon.
Het telefoonsysteem maakt gebruik van de Laatst gekozen nummers
luidspreker in het bestuurdersportier of van de – Druk op de toets met het teken van uw Het telefoonsysteem slaat automatisch de
middenluidspreker1. keuze: druk eenmaal om het eerste teken laatst gekozen telefoonnummers op.
op de toets in te voeren, tweemaal om het
tweede teken in te voeren enz. (zie tabel). – Druk op ENTER.
Gespreksvolume
– Druk op de 1 om een spatie in te voegen. – Ga naar een van de opgeslagen nummers
U regelt het gespreksvolume
Om tweemaal achtereen hetzelfde teken en druk op ENTER.
met de toetsenset op het
stuurwiel. op de toets in te voeren moet u * drukken
of enige seconden wachten. Telefoonboek
Bij gebruik van de handset Bij kort indrukken van EXIT wist u het laatst Als het telefoonboek contactgegevens bevat
kunt u het gespreksvolume ingevoerde teken. Bij lang indrukken van EXIT over het nummer waar een inkomend gesprek
regelen met een draaiknop wist u alle ingevoerde tekens. vandaan komt, verschijnen gegevens deze op
op de zijkant van de handset. het display. De contactgegevens kunnen op
1 spatie 1 - ? ! , . : " ' ( ) de simkaart en in het telefoongeheugen wor-
Volume audiosysteem 2 abc2äåàæç den vastgelegd.
Tijdens een telefoongesprek wordt het volume 3 def3èé Contactgegevens vastleggen in
van het audiosysteem tijdelijk verlaagd. Na af- 4 ghi4ì telefoonboek
loop van het gesprek speelt het audiosysteem
5 jkl5 – Druk op MENU.
op het oude volume verder. Als u het volume
van het audiosysteem bijregelt tijdens het ge- 6 mno6ñöòØ – Ga naar Telefoonboek en druk op
sprek, speelt het audiosysteem na afloop van 7 pqrs7ß ENTER.
het gesprek op het nieuwe volume verder. Het 8 tuv8üù – Ga naar Nieuwe invoer en druk op
ENTER.
1 Premium Sound 9 wxyz9
218
10 Infotainment
Telefoonfuncties (optie)
– Voer een naam in en druk op ENTER. Contactgegevens verwijderen uit – Ga naar Nummer kiezen en druk op
– Voer een nummer in en druk op ENTER. telefoonboek ENTER.
– Druk op MENU. – Ga naar het cijfer van de toets waaraan u 10
– Ga naar SIM-kaart of Telefoon en druk op
ENTER. – Ga naar Telefoonboek en druk op het telefoonnummer wilt koppelen en druk
ENTER. op ENTER.
Contactgegevens zoeken in
– Ga naar Zoeken naar en druk op ENTER. – Voer de eerste letter in van de post die u
telefoonboek
zoekt en druk vervolgens op ENTER of
Wanneer u op de pijl-omlaag van de navigatie- – Voer de eerste letter in van de post die u druk meteen op ENTER.
knop drukt in plaats van op de toets MENU, zoekt en druk vervolgens op ENTER of
gaat u rechtstreeks naar het menu Zoeken druk meteen op ENTER. – Ga naar de post die u zoekt en druk op
ENTER.
naar. – Ga naar de post die u wilt verwijderen en
druk op ENTER. – Houd EXIT ingedrukt om het menusys-
– Druk op MENU. teem te verlaten.
– Ga naar Telefoonboek en druk op – Ga naar Verwijderen en druk op ENTER.
Verkort kiezen
ENTER. Alle posten wissen
– Houd de gewenste toets van de toetsen-
– Ga naar Zoeken naar en druk op ENTER. – Druk op MENU. set ca. twee seconden lang ingedrukt of
– Voer de eerste letter in van de post die u – Ga naar Telefoonboek en druk op druk kort op de toets gevolgd door
zoekt en druk vervolgens op ENTER of ENTER. ENTER.
druk meteen op ENTER. – Ga naar SIM wissen of Wis telefoon en
– Ga naar de post die u zoekt en druk op druk op ENTER. N.B.
ENTER. Toets zo nodig de telefooncode in. De fa- Na inschakeling van de telefoon duurt het
Kopiëren tussen simkaart en briekscode is 1234. enkele seconden, voordat u gebruik kunt
telefoonboek maken van de functie verkort kiezen.
– Druk op MENU. Verkort kiezen
Aan de cijfertoetsen van de toetsenset (1– 9) Om verkort te kunnen kiezen moet de optie
– Ga naar Telefoonboek en druk op
kunt u een telefoonnummer koppelen van een One-key bell. in het menu Telefoonboek (zie
ENTER.
van de contactgegevens in het telefoonboek. pagina 223) geactiveerd zijn.
– Ga naar Alles kopie en druk op ENTER.
– Ga naar SIM naar tel of Tel naar SIM en
– Druk op MENU. Bellen via telefoonboek
druk op ENTER. – Ga naar Telefoonboek en druk op – Druk op MENU.
ENTER.
– Ga naar Telefoonboek en druk op
– Ga naar One-key bell. en druk op ENTER. ENTER.
219
10 Infotainment
Telefoonfuncties (optie)
Alle posten in het telefoonboek worden weer- Sms (Short Message Service) IMEI-nummer
gegeven. U kunt het aantal weergegeven pos- Om de telefoon te blokkeren moet u het IMEI-
10 ten verkleinen door een deel van de naam van
Sms lezen nummer van de telefoon aan uw netwerkprovi-
de post in te voeren die u zoekt. der doorgeven. Dit nummer is een serienum-
– Druk op MENU.
– Ga naar een post en druk op ENTER. – Ga naar Berichten en druk op ENTER. mer bestaande uit 15 cijfers dat in de telefoon
geprogrammeerd is. Toets *#06# op uw tele-
– Ga naar Lezen en druk op ENTER.
N.B. foon in om het nummer op het display te zien.
– Ga naar het bericht van uw keuze en druk Noteer het nummer en bewaar het op een vei-
Druk op ENTER om te bellen. op ENTER. lige plaats.
De inhoud van het bericht verschijnt op het
Functies tijdens lopende gesprekken display. U krijgt andere opties te zien wanneer
Specificaties
Tijdens een lopend gesprek staan u meerdere u ENTER indrukt. Houd EXIT ingedrukt om Vermogen 2W
functies ter beschikking. Sommige functies het menusysteem te verlaten. Simkaart Klein
zijn alleen te activeren als een gesprek in de Geheugenposities 2551
wacht staat. Schrijven en verzenden
– Druk op MENU. Sms (Short Message Ja
Druk op MENU om het gespreksmenu te ope- Service)
nen en ga naar een van de volgende opties: – Ga naar Berichten en druk op ENTER.
Data/Fax Nee
– Ga naar Opstellen en druk op ENTER.
• Mute/Mute uit – Ruggespraakstand. Dualband (900/1800 MHz) Ja
– Schrijf de tekst en druk op ENTER.
• Wacht/Wacht uit – Lopend gesprek in de 1Het
wacht zetten of hervatten. – Ga naar Menu en druk op ENTER. aantal geheugenposities op de simkaart
verschilt per abonnement.
• Handsfree/Handset – Handsfree of hand- – Voer een telefoonnummer in en druk op
set gebruiken. ENTER.
• Telefoonboek – Telefoonboek weergeven.
• Koppelen – Telefonische vergadering voe-
ren (mogelijk bij aansluiting van minimaal
drie partijen).
• Swap – Wisselen tussen twee gesprekken
(mogelijk bij aansluiting van maximaal drie
partijen).
220
10 Infotainment
Menusysteem – telefoon
221
10 Infotainment
Menusysteem – telefoon
222
10 Infotainment
Menusysteem – telefoon
223
10 Infotainment
Menusysteem – telefoon
224
10 Infotainment
10
225
Type-aanduiding......................................................................................228
Maten en gewichten................................................................................ 229
Motorspecificaties...................................................................................230
Motorolie ................................................................................................. 232
Vloeistoffen en smeermiddelen............................................................... 236
Brandstof ................................................................................................238
Katalysator ..............................................................................................241
Elektrisch systeem ..................................................................................242
226
SPECIFICATIES
11
11 Specificaties
Type-aanduiding
228
11 Specificaties
Maten en gewichten
WAARSCHUWING
Afhankelijk van de belading van de auto en
het zwaartepunt van de lading treden er wij-
zigingen in de rijeigenschappen op.
Alleen China
1. Max. totaalgewicht
2. Max. aanhangergewicht
229
11 Specificaties
Motorspecificaties
230
11 Specificaties
Motorspecificaties
231
11 Specificaties
Motorolie
232
11 Specificaties
Motorolie
233
11 Specificaties
Motorolie
234
11 Specificaties
Motorolie
Motortype
Bij te vullen hoeveelheid Hoeveelheid1
tussen MIN–MAX (liter) (liter)
D5 D5244T8 1,5 6
2.4D D5244T92
1
Inclusief hoeveelheid in filter.
2 België
235
11 Specificaties
Vloeistoffen en smeermiddelen
Hoeveelheid
Vloeistof Systeem Aanbevolen kwaliteit
(liter)
Versnellingsbakolie 1.6 Handgeschakelde vijfversnellingsbak 2,1 Versnellingsbakolie: WSD-M2C200-C
11 1.8 Handgeschakelde vijfversnellingsbak 1,9
1.6D Handgeschakelde vijfversnellingsbak 1,9
1.8F Handgeschakelde vijfversnellingsbak 1,9
2.0 Handgeschakelde vijfversnellingsbak 1,9
2.0D Handgeschakelde vijfversnellingsbak 2,2 Versnellingsbakolie: WSS-M2C200-C3
2.0D Handgeschakelde zesversnellingsbak 1,7 Versnellingsbakolie: WSD-M2C200-C
D5 automatische versnellingsbak 7,75 Versnellingsbakolie: JWS 3309
2.4 Automatische versnellingsbak 7,75 Versnellingsbakolie: JWS 3309
2.4i Handgeschakelde vijfversnellingsbak 2,1 Versnellingsbakolie: MTF 97309-10
2.4i Automatische versnellingsbak 7,75 Versnellingsbakolie: JWS 3309
T5 Handgeschakelde zesversnellingsbak 2,0 Versnellingsbakolie: MTF 97309-10
T5 Automatische versnellingsbak 7,75 Versnellingsbakolie: JWS 3309
BELANGRIJK N.B.
Om schade aan de versnellingsbak te voor- Onder normale rijomstandigheden hoeft de
komen moet u de aanbevolen kwaliteit ver- versnellingsbakolie niet te worden ververst
snellingsbakolie gebruiken en geen zolang de versnellingsbak meegaat. Onder
verschillende merken met elkaar vermen- ongunstige rijomstandigheden moet de olie
gen. Neem contact op met de dichtstbijzijn- mogelijk wel worden ververst (zie
de erkende Volvo-werkplaats voor service, pagina 232).
als er een andere oliesoort werd gebruikt.
236
11 Specificaties
Vloeistoffen en smeermiddelen
Hoeveelheid
Vloeistof Systeem Aanbevolen kwaliteit
(liter)
Koelvloeistof 5-cil. benzine, handgeschakelde versnel- 9,5 Koelvloeistof met corrosiewerende dope aange-
lingsbak lengd met water (zie verpakking). Thermostaat
opent bij: 11
5-cil. benzine automatische versnellingsbak 10,0
benzinemotoren, 90 ºC, dieselmotoren 82 ºC.
5-cil. diesel (D5) 11,0 benzinemotor (1.6) 82 ºC
4-cil. benzine (1.8, 1.8F en 2.0) 7,5 dieselmotor (1.6D) 83 ºC
4-cil. diesel (2.0D) 9,5
4-cil. benzine (1.6) 6,2
4-cil. diesel (1.6D) 7,2
Airconditioning1 180–200 gram Compressorolie PAG
500–600 gram Koudemiddel R134a (HFC134a)
Remvloeistof 0,6 DOT 4+
Stuurbekrachtiging 1–1,2 Stuurbekrachtigingsvloeistof: WSS M2C204-A
of een soortgelijk product met dezelfde specifi-
caties.
Ruitensproeiervloeistof 4-cil. benzine/diesel 4,0 Bij vorst wordt u geadviseerd een door Volvo
5-cil. benzine 6,5 aanbevolen antivries aangelengd met water te
gebruiken.
Brandstoftank Zie pagina 238
1
Het gewicht hangt af van het motortype. Neem contact op met een erkende Volvo-werkplaats voor de juiste gegevens.
237
11 Specificaties
Brandstof
Uitstoot van
Motor Versnellingsbak Verbruik1 kooldioxide
Tankinhoud
liter/100 km liter
(CO2) in g/km
238
11 Specificaties
Brandstof
Uitstoot van
Verbruik Tankinhoud
Motor Versnellingsbak kooldioxide
liter/100 km liter
(CO2) in g/km
1.6D D4164T (EURO3) Handgeschakelde vijfversnellingsbak (MTX75) 4,9 129 52 11
(EURO4)
2.0D D4204T (EURO3) Handgeschakelde zesversnellingsbak (MMT6) 5,6 148
(EURO4) 5,8 154
(EURO3) Handgeschakelde vijfversnellingsbak (M56L2) 5,6 148
(EURO4) 5,6 148
D5 D5244T8 Automatische versnellingsbak (AW55-51) 7,0 184 60
2.4D D5244T9 1 Automatische versnellingsbak (AW55-51) 7,0 184
1
België
239
11 Specificaties
Brandstof
BELANGRIJK
Tank alleen loodvrije benzine om schade
aan te katalysator te voorkomen. Giet nooit
alcohol bij de benzine, omdat het brand-
stofsysteem daardoor schade kan oplopen
en de Volvo-garantie vervalt.
240
11 Specificaties
Katalysator
241
11 Specificaties
Elektrisch systeem
Algemene informatie
12V-systeem met wisselstroomdynamo en
spanningsregelaar. Enkelpolig systeem waar-
bij het chassis en het motorblok als geleiders
worden gebruikt.
11
Accu
Spanning 12 V 12 V 12 V
Koudestartcapaciteit (SAE) 590 A 600 A 1
700 A2
Reservecapaciteit (RC) 100 min. 120 min. 135 min.
Capaciteit (Ah) 60 70 80
1Auto’s met een audiosysteem in de uitvoering High Performance
2
Auto’s met een dieselmotor, Keyless drive, audiosysteem in de uitvoering Premium Sound,
standverwarming op brandstof of RTI.
242
11 Specificaties
Elektrisch systeem
Gloeilampen
243
11 Specificaties
Elektrisch systeem
Typegoedkeuring 1Hierbij
verklaart Delphi dat het gebruikte
afstandsbedieningssysteem afstandsbedieningssysteem in overeen-
stemming is met de essentiële eigenschappen
Land en overige relevante bepalingen zoals
beschreven in de EU-richtlijn
1999/5/EG.
A, B, CY, CZ, 1
11 D, DK, E, EST,
F, FIN, GB, GR,
H, I, IRL, L, LT,
LV, M, NL, P,
PL, S, SK, SLO
IS, LI, N, CH
HR
BR
RC
ETC093LPD0155
244
11 Specificaties
11
245
Alfabetisch register
246
Alfabetisch register
247
Alfabetisch register
248
Alfabetisch register
Interieur Klimaatinstelling L
verlichting ...............................................84 AUTO ..................................................... 74
Lading vervoeren
Interieurfilter ................................................70 Klimaatregeling
algemene informatie ............................ 143
Interior Air Quality System, ECC .................75 algemene informatie .............................. 70
bagageruimte ......................................... 90
Intervalstand ...............................................52 persoonlijke instellingen ........................ 66
laadvermogen ...................................... 143
Klok ............................................................ 41
ISOFIX Lagetonenluidspreker ............................... 205
tijd instellen ........................................... 41
bevestigingssysteem .............................33 Lak
Knalgas ..................................................... 133
K Koelsysteem ............................................. 110
kleurcode ............................................. 171
lakschade en schade herstellen .......... 171
Katalysator ................................................241 Koelvloeistof, controleren en bijvullen ...... 182 Lambdasonde ........................................... 241
bergen ..................................................131 Kofferdeksel Lamphouder
Keyless Drive ..............................................98
rijden met een geopend deksel ........... 110 kentekenplaatverlichting ...................... 192
auto starten ..........................................115 vergrendelen/ontgrendelen ........... 94, 101 positie van gloeilampen ....................... 192
Kick-down Kompas ...................................................... 60 verwijderen .......................................... 191
automatische versnellingsbak ..............118 kalibreren ............................................... 60 Lampjes .................................................... 125
Kinderen Koplampen controlelampjes ..................................... 43
kinderslot .............................................104 aan/uit ................................................... 48 waarschuwingslampjes ......................... 42
kinderzitjes en airbags ...........................28 koplampsproeiers .................................. 52 Leeslampjes ................................................ 84
kinderzitjes en SIPS-airbags ..................21 Koppelingsvloeistof, Leren bekleding, reinigingsvoorschriften .. 170
positie in de auto, tabel ..........................30 controleren en bijvullen ............................ 183
veiligheid ................................................31 Lichtbundel ............................................... 144
Koude start
veiligheidsuitrusting ...............................28 Luchtverdeling ............................................ 77
Kinderzitje automatische versnellingsbak ............. 118
ECC ....................................................... 76
Koudemiddel .............................................. 70
bevestigingssysteem .............................33
monteren ................................................33 Krik ........................................................... 155
Kinderzitje, geïntegreerd .............................31 Kruissnelheidsregeling ............................... 54
Kledinghaak ................................................87
Kleurcode, lak ...........................................171
249
Alfabetisch register
M N P
Maataanduiding ........................................148 “N.B.”-teksten .............................................. 6 PACOS ........................................................ 19
Meldingen op informatiedisplay ..................45 NEWS ....................................................... 209 Parkeerhulp ............................................... 126
Mensysteem Nieuwsuitzending ..................................... 209 sensor voor parkeerhulp ...................... 127
telefoon, overzicht ................................221 Noodoproepen ......................................... 215 Parkeerkaarthouder .................................... 87
Menufuncties Parkeerlichten ............................................. 48
audiosysteem .......................................204
O Parkeerrem ................................................. 57
Menusysteem Olie, zie ook Motorolie
Persoonlijke instellingen ............................. 66
mediaspeler .........................................213 oliedruk .................................................. 44
Approach-verlichting ............................. 67
telefoon, menu-opties ..........................222 Onderhoud
automatische blower afstellen ............... 66
Milieubeleid ...................................................7 eigen onderhoud ................................. 177 automatische vergrendeling .................. 67
Mistlichten roestwering .......................................... 172 Follow-Me-Home-verlichting ................. 67
Ontgrendelen op afstand openen ................................. 67
aan/uit ........................................49, 51, 52
Motor .........................................................178 kofferdeksel ......................................... 101 portieren ontgrendelen .......................... 67
van de binnenzijde .............................. 102 timer recirculatie .................................... 66
Motor starten ............................................113
van de buitenzijde ............................... 101 verlichting auto is ontgrendeld .............. 66
keyless drive ........................................115 zonder sleutel ...................................... 101 verlichting auto is vergrendeld ............... 66
Motorkap ...................................................178 Ontgrendeling PI zoeken .................................................. 210
Motorolie ...................................................180 instellingen ............................................ 66 Poetsen ..................................................... 169
filter ......................................................180 Ontwaseming ............................................. 73 Portieren op afstand openen ...................... 67
hoeveelheden .......................233, 234, 235 Op afstand openen, portieren .................... 67 Private Locking ........................................... 96
oliedruk ..................................................44
Opbergmogelijkheden in passagiersruimte 86 Programmafuncties .................................. 208
oliekwaliteit ..........................................232
rijden onder ongunstige Opbergvak Provisorische bandenreparatie ................. 158
rijomstandigheden ...............................232 achterste zijpanelen .............................. 87 PTY – Programmatype .............................. 209
verversen ..............................................180 cd’s ........................................................ 87
Motorruimte ..............................................178 Opbergvakken ............................................ 86
Motorspecificaties .....................................230
250
Alfabetisch register
R Rijden Schoonmaken
gladde wegen ...................................... 110 automatische wasstraat ....................... 168
Radio
in waterpartijen .................................... 110 leren bekleding .................................... 169
radio-instellingen ..................................207 koelsysteem ........................................ 110 veiligheidsgordels ................................ 170
radiozenders ........................................207 met een aanhanger ............................. 134 wassen, auto ........................................ 168
Radiotekst .................................................210 met een geopend kofferdeksel ............ 110 waterafstotende laag ........................... 169
RDS-functies .............................................208 ongunstige rijomstandigheden ............ 176 Schuifdak .................................................... 64
resetten ................................................211 zuinig ................................................... 110 beveiliging tegen overbelasting ............. 65
Recirculatie .................................................72 Rijden tijdens de winter ............................ 113 sluiten met afstandsbediening ............... 65
ECC ........................................................75 Rijklaar gewicht ........................................ 229 zonnescherm ......................................... 65
REG – Regionale radioprogramma’s ........210 Roestwering ............................................. 172 Serviceprogramma ................................... 176
Regensensor ...............................................53 Roetfilter ............................................. 46, 113 Simkaart .................................................... 215
Reinigen ROETFILTER VOL .................................... 113 SIPS-airbags ............................................... 21
bekleding .............................................169 Ruggedeelte Sleepoog ................................................... 131
Relais- en zekeringenkastje achterbank, omklappen ........................ 88 Slepen ....................................................... 131
in motorruimte ......................................195 Ruitensproeiervloeistof bijvullen ............... 182 Sleutel ......................................................... 94
in passagiersruimte ..............................198 Ruitenwissers afstandsbediening ................................. 94
Remmen sleutelloos vergrendelings-
regensensor ........................................... 53
handrem .................................................57 Ruitenwissers en -sproeiers ....................... 52 en startsysteem ..................................... 98
Remsysteem .....................................122, 183 Sleutelblad .................................................. 95
Remvloeistof, controleren en bijvullen ......183 S vergrendelingspunten ............................ 96
Reservewiel ...............................................155 Safelock-functie ....................................... 103 Smeermiddelen, hoeveelheden ........ 236, 237
“Temporary Spare” ..............................150 alarmsensoren tijdelijk deactiveren ..... 106 Sms
Richtingaanwijzers ......................................50 tijdelijk deactiveren .............................. 103 lezen .................................................... 220
SCAN schrijven ............................................... 220
cd- en muziekbestanden ..................... 212 Snelheidsaanduidingen, banden .............. 148
radiozenders ........................................ 208 Snelheidsmeter ........................................... 41
Schoon aan binnen- en buitenkant .............. 8
251
Alfabetisch register
252
Alfabetisch register
253
Alfabetisch register
W Z
Waarschuwingslampje Zekeringen
stabiliteits- en tractieregelsysteem ......124 algemene informatie ............................ 194
Waarschuwingslampje, airbagsysteem .......15 relais- en zekeringenkastje
Waarschuwingsteksten .................................6 in motorruimte ..................................... 195
relais- en zekeringenkastje
Wassen, auto ............................................168
in passagiersruimte ............................. 198
Waterafstotende laag vervangen ............................................ 194
schoonmaken ......................................169 Zekeringentabel
Whiplash-letsel WHIPS ...............................24 zekeringen in interieur ......................... 199
WHIPS .........................................................24 zekeringen in motorruimte ................... 196
Zenders zoeken ........................................ 207
kinderzitje/verhogingskussen ................24
Wielen Zij-airbags ................................................... 21
demonteren ..........................................156 Zonnescherm, schuifdak ............................ 65
monteren ..............................................157 Zuinig rijden .............................................. 110
velgen ...................................................150
Willekeurige afspeelvolgorde,
cd- en muziekbestanden ..........................212
Winterbanden ............................................149
Wisselgesprek ...........................................217
Wisserbladen
vervangen ............................................185
254
Volvo. for life
Volvo Car Corporation TP 8952 (Dutch), AT 0646, Printed in Sweden, Göteborg 2006, Copyright © 2000-2006 Volvo Car Corporation