Professional Documents
Culture Documents
Rapporten Van de Commissie in Nederlandsch-Indië Voor Oudheidkundig Onderzoek Op Java en Madoera ... 1912 1912alternatieve Titel
Rapporten Van de Commissie in Nederlandsch-Indië Voor Oudheidkundig Onderzoek Op Java en Madoera ... 1912 1912alternatieve Titel
VAN DE
COMMISSIE IN NEDERLANDSCH-INDIË
VOOR
OUDHEIDKUNDIG ONDERZOEK
OP
JAVA en MADOERA
1912.
Uitgegeven door
HET
BATAVIA. ’sGbAVENHAGE.
19 13.
RAPPORTEN
VAN DE
COMMISSIE IN NEDERLANDSCH-INDIË
VOOR
OUDHEIDKUNDIG ONDERZOEK
OP
JAVA en JVVADOERA
1912.
Uitgegeven door
HET
((BIBLIOTHEEK J
BATAVIA.
’S GkAVENHAGE.
19 13.
INHOUD.
Blz.
in I
Inleiding (Oudheidkundig Onderzoek 1912)
J.
Eur. 84
Benige opmerkingen betreffende de Tjandi Selagrya, door
1. van
Jochim 90
Beelden door E. F.
te Djokjakarta,
E. A. Sell 193
het door
op Diëng-plateau,
door
Opgave der Hindoe-oudheden inde residentie Baujoemas,
122
E. A. Sell
201
Inhoudsopgave der inventarisatie van Banjoemas en Pekalongan. .
LIJST DER PLATEN.
2. Noorderpoort te 1267).
Djedong (foto
872 en
1519).
en 1522).
17. Beeldjes van Yajrapani en van Yajrasattva (foto 1529, 1528 en 467).
18. Beeldjes van Prajnaparamita, van Cunda en van Marïcï (foto 1530, 1531
en 1532).
19. Beeldjes van Kuvera, vaneen Bodhisattva en vaneen Buddha (foto 472,
466 en 875).
20.
Noordgevel van Tjandi Selagriya.
In het eerste
nieuwen vorm,
d. w. z. zonder de driemaandelijksche verslagen.
J
het is daar nader terug
rekenschap gegeven ), zoodat onnoodig nog op
te komen.
ingericht kunnen worden, als wij ons hadden voorgesteld en als naar
wij hopen
het geval
in volgende jareu (zij het wellicht ook nog
niet het eerstvolgende)
behoort overzicht te
zal zijn. Als eerste en voornaamste artikel namelijk een
hebbende werk-
fungeeren van de gedurende het afgeloopen jaar plaats gehad
dat zonder in
zaamheden op oudheidkundig gebied, een overzicht, bijzonder-
het het
schappelijke resultaten van het onderzoek, zoowel als van practisch op
in Maart trad
bijna het geheele jaar werd met onvolledig personeel gewerkt;
anders in zijn plaats kwam, terwijl ook de Heer Leydie Melville eenigen tijd
is de gelden bij de
Immers een
algeheele reorganisatie aanstaande, waarvoor
onder der
begroeting van 1913 reeds gevoteerd zijn
a
) en waarbij opheffing
wachten.
II
zal onthouden: de resultaten van het onderzoek in dit opzicht zullen uit den aard
kunnen worden.
der zaak beter later aan de hand vaneen vakman gewaardeerd
van het oudheidkundig onderzoek in 1912 inden trant van het bovenbedoelde,
Nu het eerst sinds jaren een Rapport verschijnt zonder één der
voor
bekende oudheidkundige inventarissen van den Heer J. Knebel, voegt een enkel
de
inde Chineesche kerkte Goenoengsari (Weltevreden), Verzameling teJog-
mate met den aard van dergelijk inventarisatie werk vertrouwd is, zal tevens dui-
gewaardeerde werkzaamheid.
vakgenooten zeer
de verschillende in
Wat het conserveeringswerk betreft, geven
personeel) te Grissee en
op
het Diëng-plateau.
welke in het
daartegen werd opgedragen aan den Heer Leydie Melville, gevaar
deze den
sloot den boom, welke, onmiddellijk naast de
gapura gegroeid, op
Oud-Javaanseh model
te doen omkappen. Aangezien deze
gapura geheel volgens
tevens
gebouwd is, werd ter gelegenheid van deze conserveeringsmaatregelen
5.
oude Majapahit. Dit laatste is afgebeeld op plaat
dit in
De het Diëng-plateau bestonden gedurende jaar
maatregelen op
het terrein,
het tot stand brengen vaneen behoorlijke afwatering van waarop
seizoen slechts ten deele droogvoets te bereiken was en het spreekt van-
droge
is bevredi-
nadeelig moest werken. Daarin nu op voorloopig zeer
wen hoogst
ook den duur blijken
gende wijze voorzien ; wanneer de
genomen maatregelen op
te komen.
om aan den bouwvalligen toestand van enkele dier gebouwen tegemoet
aantreft. Door de
dus als men
dat b.v. ook op
den Diëng en Gedoug Sanga
bevestigd.
Van de
werd de aandacht verschillende details van de versiering.
gevestigd op
teeke-
Rimbi inde afdeeling Djombang werden een paar voorloopige
Tjandi
Wat
reliefreeks geheel gefotografeerd. er van
verder de
ningen gemaakt en
andere stukken.
plaat 11 en 12
gegeven,
zoodat de belangstellende voorloopige gelegenheid
zal
gereed en bestaat het voornemen,
zoodra het bouwkundig personeel zijn
de zullen de resultaten
werk zal er een van
langen adem zijn; na beëindiging
in 1911.
door genoemden heer in begin 1912 afgeleverd en opgenomen Rapport
dit de
satiewerk voort te zetten, tengevolge van welke opdracht aan Rapport
inde Bovenlanden
Een korte inventaris van de oudheden Padangsche
het
door ondergeteekende is te vinden in het Oudheidkundig Verslag over
tweede kwartaal.
met uitzon-
zonder dat de resultaten daarvan tot publicatie aanleiding gaven,
de beschreven steenen in
oorkonde van 1188. Ook had een
opname plaats van
welke is te verwachten de
de Padangsche Bovenlanden, van een publicatie van
Dr. J. L. A.
hand van Prof. Kern. De epigrafische nalatenschap van wijlen
Brandes werd voor den druk gereed gemaakt. Yan buitengewoon belang voor
als het
in Qaka 1208 zoowel den Javaanschen honing Krtanagara
gedateerd en
in Museum zijn
Van de verdere fotografische opnamen genoemd er een
paar
9 twee spuier-
opvallend door zijn forsche behandeling en fraaie versiering; plaat
onbekende
10 een vanwege
den opvallenden hoofdtooi opgenomen kop van
herkomst
3
merkwaardig Buddhahoofd
uit Rawapoeloe *).
) en een
Het Museum te
Jogjakarta, deze fraaie en overzichtelijke verza-
de de Midden-Javaansche
Het blijft dus een centrum voor bestudeering van
komende beeld-
kunst, waarheen ook in het vervolg daarvoor in aanmerking
Deze heeft
Oost-Java de stichting van zulk een centrum mogelijk gemaakt.
zal zij het beste aan haar doel blijven voldoen, indien zij ter plaatse gevestigd
andere
Het bestaan van musea inde onmiddellijke nabijheid der tempels en
6 dat
vaarding van dit geschenk beslist ), hetgeen echter niet wegneemt, wij
3) no. 312.
4) no. 324.
hulde te brengen
achten hier ter plaatse den schenker openlijk
het onzen plicht
bewezen dienst.
voor zijn aan
de wetenschap
met de
Op het Oudheidkundig Bureau werd een aanvaug gemaakt samen-
archief werd de
Het oudheidkundig geregeld en
en Preanger Regentschappen.
der cliché
thoden tot het vervaardigen van
abklatschen. De verzameling s
door de honderdtal
belangrijke vermeerdering schenking vaneen
onderging een
Ten slotte werd een Korte Gids voor den Boro-Budur samengesteld.
kregen. nog
opgesteld.
N. J. Krom.
De Buddhistische Bronzen
IN HET
MUSEUM TE BATAVIA
DOOR
Dr. N. J. KROM.
INLEIDING.
vruchtbaar te maken
dhistische iconografie der laatste jaren heeft opgeleverd,
kon zich
gevallen had plaats gehad. Vijf en twintig jaar geleden men er
op
De kennis de door de
men na dien tijd niet gezorgd bij te blijven. van
stellino-en en afbeeldingen heeft juist in die laatste vijf en twintig jaien een
°
O
het Bataviaasch
ongekende vlucht genomen,
maar inde vervolgcatalogussen van
waarin sprake
Museum blijkt daar weinig van. Ook afzonderlijke artikelen, is
J
slechts heel enkele ). De
van Buddhistische voorstellingen te Batavia, zijn er
1
Rapport 1912.
2
in collectie te vinden
uit het Indisch Buddhisme bekende types onze terug
de Indische in aanmer-
de I’lnde welke voor het vaststellen van vormen
was,
kwam. Ook de verdere litteratuur hebben wij zooveel bet ons mogelijk
king
Waar echter de
gegevens
omtrent de na 1887 inde verzameling opgenomen
in aanmerking kwamen.
voorstellingen
zal men hier niet besproken vinden; het zijn die, welke door mijn voorganger
C. M. daaruit afgezonderd
als conservator dezer verzameling, den Heer Pleyte,
maken, waar het zulke lichtverplaatsbare voorwerpen als bronsjes gold, bij
tot
welke de laatste vindplaats zelden de oorspronkelijke is, zoodat een poging
zulk een scheiding geen practisch belang zou hebben noch resultaten opleveren,
te
de steenen beelden en zijn dus evenals deze
gemakkelijk en onmiddelijk
teeken tusschen
aan een uitwas boven
op
het hoofd, usnïsa genaamd en aan een
door
de wenkbrauwen onderaan het voorhoofd, de ürna, gewoonlijk weergegeven
andere beelden, eindelijk speciaal bij de kleine bronsjes wel eens geheel
Qiva- en
deze is de meerderheid de
Wat de wijze van zitten betreft, bij groote
het zitten
Buddha-houding, vajrasana of padmasana genoemd, op
gewone
bovenstaande behandelen.
naar groepen
toen hij onder den Bodhi-boom vóór het bereiken van zijn
Qakyamuni aannam
haar te Tot
Buddhaschap de aarde aanraakte om tot getuige roepen.
een wer-
de rechterknie, waarop
de pols steunt; dikwijls ook hangt de
gehouden van
is het die
echter met den naar buiten. Van de dhyani-Buddha’s Aksobhya,
rug
zouden
dat alle in deze houding voorkomende Buddha’s Aksobhya genoemd
moeten worden; integendeel, het ligt voor de hand, dat men juist l
f
akyamuni
4
1
Budur ).
de twee boven
Bovenop usnïsa schijven en een knop, naar
kleiner wordende.
Notulen 1886 2.
p.
Geen tïrna.
afgebroken.
zichtbaar.
Verhand. 21
p. 64, no. 71.
of glorie.
toeloopt.
Geen ürna.
gebroken zonnescherm.
Zeer afgesleten.
Geen ürna.
glorie.
Zeer geschonden.
voetstuk.
(goud).
achterstuk of
selen ; geen glorie.
Geen ürna.
(goud).
Notulen 1872 p. 2.
Geen ürna.
(goud).
Notulen 1874 p. 86
Geen ürna.
(goud).
of glorie.
Kringvormige ürna.
(zilver).
Not. als voren.
onzichtbaar omknellen en het is dan ook een feit, dat een enkele
voorwerp
soort
Het is dan ook zeer wel mogelijk, dat deze houding een vajra-
als nooit
wat meteen verklaren waarom zij elders bij de regel
houdinij is, zou
attribuut voerende Buddha’s zoo zeldzaam is. Op Java heeft men, gelijk
eenig
niet Buddha een vajra inde hand
hieronder blijken zal, geschroomd aan een
19.7.
556. Afk. Jogjakarta. Hoog
de boven-
Rond lotuskussen met vierkant voetstuk, waarvan
is het beeld
versierden knop; het achterstuk vrij ver van
inden
af en dit laatste heeft nog een afzonderlijke glorie
den linkerschouder.
Afhangende slip op
556.
Ongeveer gelijk aan
achterstuk
goud, voetstuk,
en
beeld de glorie van
(het en
achter-
Rond lotuskussen, vierkant voetstuk en afgebroken
glorie.
de usnisa.
Spitse knop op
als 560.
Overigens
Notulen 1887 p.
36.
7.7.
Hoog
8
glorie.
Geen urna.
jakarta. 16.
Hoog
Usnlsa met
spitsen knop.
Geen urna.
nescherm.
Spitse usnïsa.
Notulen 1886 p.
36.
Geen urna.
de is
Langzaam toeloopende usnlsa, waarvan knop afgebroken.
Geen ürna.
(zilver).
welke dus wel een enkele maal bedoeld kan zijn. Bij het eerste nummer,
Kringvormige ürna.
dhistische geloofsbelijdenis.
eener glorie.
den linkerschouder.
Slip over
of glorie.
10
worde door
De houding der meditatie, dhydni-mudrd, vertegenwoordigd
een viertal bronsjes; een vijfde, no. 584a, is van Achter-Indisch model en stellig
schoot veelal de
elkaar met den
rug
naar beneden inden gelegd, terwijl
elkander raken.
duimtoppen
gende slip.
uitsteeksel, de is
waaraan glorie bevestigd geweest.
omhoog wordt geheven met den naar achteren en de vingers naar boven
rug
11
houdend.
9.7.
eener
ring als glorie.
Geen ürna.
derstuk.
üsnisa met
kegelvormigen knop.
heeft, doch die hand zelf ontbreekt, niet te is welk dier beide houdin-
zeggen
dat het met meer waarschijnlijkheid aan de vara-mudra zou moeten worden
12
nasambhava.
Het
zonderlinge no. 578, van welke echtheid ik allerminst overtuigd
ben, wordt hier slechts genoemd, omdat een bepaald bewijs van valschheid
nog ontbreekt.
het bovengedeelte is
waarvan afgebroken.
achterstuk of glorie.
Geen ürna.
Geen ürna.
Van de de die de
ahhaya-nwdra, houding afwezigheid van vrees aanduidt
beneden
opgeheven, terwijl de derde vinger binnenwaarts gebogen is; de duim
is
afgebroken.
Lotuskussen
op rechthoekig onderstuk; de voeten rusten
achter de glorie is
aan een ring bevestigd, waardoor blijkbaar
gestoken.
duidelijk; de Catalogus brengt deze mudra dan ook in verband met de hieronder
digd.
Geen ürna.
of
glorie.
glorie.
14.2.
stuk bevestigd is
geweest.
het
het lichaam de rechter iets boven de linker, de manier iemand,
houdt, op van
ons
ons niet boven allen twijfel verheven.
Geen ürna.
is.
edel metaal is, elf van de negentien exemplaren, die de verzameling rijk
15
houdt. Nu is het opmerkelijk, dat van de staande Buddha’s onzer collectie niet
bedoeld is.
wellicht een andere Buddha bedoeld is, zullen wede staande Buddha’s een-
nog
heeft No. 597a de slip van het kleed inde linkerhand; No. 59(3// vertoont
Hoog 11.
(goud).
Hoofd los.
randje.
Hoog 10.5.
189 II
2) pag-. no. 1, cf. pl. 2, en pag. 209 no. 12.
16
breekt.
bedekt, onderen
Het kleed, dat heide schouders hangt van
breed uit.
aan weerszijden
(goud).
monnikskleed.
Zeer doorzichtig
rechterhand niet toelaat iets anders te constateeren dan dat deze waarschijnlijk
in vitarka-mudra is.
Hoog 14.
Rond lotuskussen; op
den
rug
de
sporen eener afgebroken
glorie.
Spitstoeloopende usnïsa.
losse te zijn
Op de usnïsa schijnt een knop aanwezig
uit-
geweest, die er met achterlating eener diepe opening
gebrokeu is.
Geen ürna.
17
gen kleedslip.
de
Langwerpige knop op usnlsa.
Geen ürna.
(goud).
(goud).
Ylamachtige spits op
de usnlsa.
Rapport 1912. 2
18
glorie.
Geen ürna.
Hoog 8.5.
(goud).
Besoeki. 10.5.
res. Hoog
het zonnescherm is
van weggebroken. Ringvormige glorie
Geen ürna.
hals
sporen
vaneen
ring als glorie.
Geen ürna.
9.5.
Hoog
gebogen.
(gond).
en
middelvinger.
ornament.
(goud).
Hoog 8.5.
Hooge usnïsa.
Voeten afgebroken.
Zeer onduidelijk.
tribuut.
20
]
de wel te onderscheiden is van één in het Leidsch Museum ), waar de
groep
het voorkomen vaneen Bodhisattva heeft; ook de vrouw wijkt te Leiden af',
mudra, bij het eerste exemplaar blauwe lotus, ntpala, naast haar
terwijl een
het tweede
oprijst, welke een boek, met drie knoppen erop, draagt. Bij nummer
1
Afk. 11.5.
(302a Pati, res. Semarang. Hoog
godin.
2
602a Afk. doekoeh Kalibëning, desa Krasak, distr. Kalialang,
de godin 9.6).
In het onderstuk de
gaten voor het thans ontbrekende waar-
gegraveerd.
Buddhistische beeldjes zijn het intusschen in elk geval wel, althans voorstellin-
ook hier den vorm vaneen knobbeltje, een kringetje of een kuiltje. Gewoonlijk
is hun costuum rijk versierd; zij hebben een hooge tiara dragen onder- en
op,
kan blijven.
wege
ruime mate voor. De mudra’s der handen, voorzoover die geen attributen voeren,
zijn deels dezelfde als de bij de Buddha’s beschrevene; alleen zal men de bhümis-
den of naast het beeldje voorgestelde attributen, als lotussen, bidsnoer, boek,
AVALOKITEgVARA.
de meest bekende
Van alle Bodhisattva’s is Avalokitetyvara klaarblijkelijk
scheidenheid dan één der andere Bodhisattva’s of Tara’s voorkomt, een verschijn-
2 3
Mendut te vinden
1910 ’h terwijl hij evenzeer
op
Pawon en ) als te Plaosan )
4
Oost-Java in Tjandi Eveneens zal zich
is en in als Djago j. men
5
met de inscriptie van koning Krtanagara ).
onder
ken bronzen is er één van het eiland Bawean en één van Padang Lawas,
afkomstig: één een vierarmige uit Moesi Oeloe in Palembang (no. 247), de andere
dein het
minder dau drie bekend, de eerste Tijdschrift voor
Ind. Tl. Lnd. Vlkk. van 1909 met de door Prof. Kern ontcijferde inscriptie
en
6
Qaka ).
Zie bv. Foucher in Bulletin de I’Ecole franpaise d Extrême-Orient 1909 pag. 46, 47.
2)
11 links.
keuningsteeken, liet beeldje van zijn geestelijken vader Amitabha vóór in zijn
tooi is.
aanwezig
1. Menschel ij ke vorm.
In dezen vorm komt Avalokitefvara zoowel zittend als staand voor, het
allu gevallen, waarin het constateeren van de haudhouding mogelijk is, gehou-
de rechterknie steunt.
De collectie telt drie beeldjes, zittend Indische wijze. Bij no. 606
op
Oorringen ontbreken.
Yerh. 21 p. 8, no. 9.
Verh. 21 1, no. 1.
p.
als vast.
prabha
is den linkerschouder
zeer breed, terwijl op een slip naar
Verh. 21 3, no. 3.
p.
Van de beeldjes in lalitasana houdt no. 617 inde linkerhand een sten-
gel, uitloopend zoowel inde padma als ineen kuop. Bij no. 618 is het een
is. In vier bij 619, 616, 622 623, is de stengel, die inde
gevallen, no. en
25
teeren valt.
zoodat het al
welke de hoofdtooi respectievelijk afgesleten en geschonden is,
zonnescherm.
als
achter uit het kussen verrijst een nisvormige boog
glorie.
als
blijfselen vaneen ring glorie.
Verh. 21 2, no. 2.
p.
is geweest.
bevestigd
(zilver).
(zilver).
ter
bevestiging ineen voetstuk.
Yerh. 21 5, no. 5.
p.
Zeer afgesleteu.
Hoog 9.
Notulen 1898 2.
p.
ten aangaat. Yan de nos. 650, 628c, 628a en 628, welke alle de rechterhand
Drie exemplaren, nos. 633, 631 en 6285 missen beide armen en daar-
(verguld).
ringvormige glorie.
Afk. 17.4.
628. Jogjakarta. Hoog
achter-
Rond lotuskussen met vierkant voetstuk, nisvormig
zichtbaar.
een ringvormige glorie
Kedoe. 6.8.
Hoog
De voeten afgebroken.
(verzilverde ürna).
den zesarmigen
echter steeds met één hoofd met uitzondering van
voorgesteld,
is hij
Halahala, welke driehoofdig is. Ook in zijn hoveumenschelijken vorm
dezen Bodhivattva
bronsjes met de
op
de tempels voorkomende afbeeldingen van
de tjandi’s.
op
de Avalokitetjvara’s van
Den rierarmifjen vorm tretfeu wij aan de monumenten op twee wijzen aan,
dit laatste
Boro-Budur alleen
:
). Op relief 101 van de tweede gaanderij van
1909 p. 47.
28
J
boek, als Boro-Budur ). Deze zelfde wordt teruggevonden
en
op voorstelling
no. 603 c en 603« en de staande no. 626c. Ook deze drie hebben de rechter-
waar deze Bodhisattva een boek vasthoudt, dit steeds een dun of smal boek is,
ook bij no. 626», een staand fragment, waarvan de geheele rechterzijde ont-
links worden inde voorhand de lotus, inde achterband het boek gedragen.
te worden.
gemaakt
bij den Lokamlha gelijk de inscriptie, die het voetstuk voorkomt, hem
, op
noemt, welke van Sunlatra afkomstig is en thans als no. 626d deel uitmaakt
welke afgebroken zijn. Het punt van overeenkomst is intusschen weer het
meerarmige vormen de abhayamudra wel eens meer maar dan altijd naast
voor,
1) Het eenige verschil is, dat op den Mendut los van het beeld een afzonderlijken lotus
op
reliëf 47
alleen is zeldzaam en in dit verband wijzen wij op
van
abhayamudra
hetzelfde tweearmigen Ava-
de tweede gaanderij van Boro-Budnr, waar bij een
de duim en wijsvinger
één die door het aaneengesloten zijn van toppen van
Dekkhan ; is
ook vierarmige vormen voor, en wel inde eigenaardig
ding bij
inde door Foucher
dat de bedoelde voorstelling, ons bekend uit de afbeelding
uitgegeven
achterbanden links het boek en rechts
heetende inde
Lokanatha *), eveneens
de kruik vast.
nog
rechts de
De achterbanden wijken niet af; ze voeren
een Amitabha-beeldje.
naast het hoofd
aksamala, links het boek. De linkervoorhand is opgeheven op
wordt
wijze, terwijl inde rechter een rond voorwerp gehouden
zeer ongewone
tot de tweede op
Boro-Budnr voorkomende vierarmige
Wij gaan
nu over
De voorhanden wijken
het reliëf 100 eveneens van
de tweede gaanderij.
vorm,
is
hier de reeds behandelde voorstellingen af; het merkwaardige
ook niet van
Het is daarom
minder attribuut van de olifantshaak, de ankufa, draagt.
gewone
de linkervoorhand met
de knie, doch de houding is onduidelijk, ligt
steunt op
de
inden schoot. De achterbanden zijn beide omhooggeheven,
een lotusknop
de linker ook hier met de olifantshaak.
naast het hoofd met het bidsnoer,
rechter
de hoofdtooi ook
Een staande vierarmige
is blijkens
valt verder
no. 509; daar van dit beeld echter alle armen afgebroken zijn, er
deze indien
vorm
althans, wat niet zeker uitte maken is, een
Avalokitetjvara
bedoeld is met den later te bespreken achtarmigen gemeen zou hebben.
varamudra links
en padma vertoont, de eerste enkele maal
een
afgewisseld met
de
abhayamudra. De rechterachterhand
draagt de
aksamala, de linker
doorgaans
het dunne boek, de
soms
aiiknya en wellicht eens de
pa^a.
603c. Afk.
Magelang. Hoog 19.
Buddhistische
geloofsbelijdenis.
vlammenrand en zonnescherm.
Verhand. 21 7, no. 7.
p.
blijfselen eener
ringvormige glorie.
Verhand. 21
p. 13, no. 16.
Hoog 21.
In vier stukken.
626c/. Afk. Goenoeng Toea, Sumatra. Hoog 33,5; met voetstuk 45.5.
Rond lotuskussen
op een
langwerpig vierkant voetstuk met
het beeld een gat in het voetstuk, waarin een thans ont-
gelezen is, doch waaruit blijkt, dat het in 946 Qaka ver-
stuk of glorie.
zonnescherm.
dien een derde keten, die tot aan het middel reikt,
nog
de
rug sporen eener afgebroken glorie.
beide hierboven besproken reliëfs, no. 102 van de tweede gaanderij eveneens
op
32
een
zesarmige Avalokitecvara voorkomt. De rechtervoorband is daar inde
ge-
beeldje no. 626/d. Hier zien wij inde rechterhanden respectievelijk de vara-
bedoeld zijn, doch waarschijnlijk zijnde attributen, eenmaal tusschen die handen
2
cutta is eveneens een zesarmige afkomstig uit Magadha ).
Deze, waarbij o.a. duidelijk het antilopenvel zichtbaar is, vertoont inde rechter-
van het boek getreden, evenals dat, gelijk wij bij eender vierarmige
zagen,
bronsjes het
geval was.
6266 1 .
Afk. Midden-Java (coll. Klaring). Hoog 24.1.
Notulen 1890 p.
19.
der verzameling. Daar van de attributen niet veel over is, zal het ook hier
2) Zie Anderson's Catalogus II 72 Het beeld draagt het nummer 5860. De overige zes-
p. sqq.
slang en een pijl draagt, terwijl de eerste linkerhand de ijakti omvat, de tweede
wijkt dus, wat het tweede paar handen betreft, af van de Indische miniatuur,
doch klopt daarentegen volkomen, gelijk wij zien zullen, met den tekst van de
s
door Foucher .Nadat de
eveneens
uitgegeven ).
Bodhisattva inde eerste strofe reeds trimukha, lezen
driehoofdig, genoemd is,
Sadbhujam smeravaktram ca
vyaghracarmambarapriyam,
Varadam daksine dvitlye caksamalinam,
panau
„Zesarmig en met
glimlachend gelaat, zich vermeiend in zijn gewaad
van
tijgervel, gunstverspreidend met de rechterhand, inde tweede (rechterhand)
de inde tweede
boog dragend, (linkerhand) een witte lotus, met de derde de
Het Javaansche exemplaar komt dus met alle drie bovengegeven beschrij-
4
vingen ) in zoover
overeen,
dat met de linkervoorhand de omhelsd wordt
3) Etude etc. II 29
p. sq.
4) Een vergelijking' met de door Bliagvanlal Indraji gegeven Halahala’s in Arch. Surv. West.
India IX was mij onmogelijk, daar dit werk niet te bereiken was.
Rapport 1912.
3
34
in vele zekere
met zekerheid niets te
zeggen,
doch waar eenerzijds gevallen een
is te consta-
overeenkomst tusschen Javaansche en Tibetaansche opvattingen
achterstuk
Ovaal lotuskussen met ovaal plat onderstuk; geen
of glorie.
de eerste
rechterhanden, waarvan er intusschen één los weer teruggevonden is, en
handvat boek.
links kruik, lotusstengel, een en
3
zullen zien, hier de
worden nagegaan,
wat het precies is ). Gelijk wij geven
hier de rechterhan-
rechterbeen. De Amitabha-hoofdtooi treffen wij ook aan. Bij
bidsnoer
den komen achtereenvolgens varamudra, worgkoord, abhayamudra en
2) pag. 23.
boek in
De lieer Pleyte. Tijdsclir. 49 p. 170, denkt aan een zwaardgreep inde vierde, een
3)
inde vierde hand duidelijk zichtbaar.
de derde hand; bij bet beeld zelf is echter de kropak juist
35
overige is de
gelijkheid in het springend, zoodat dan ook het
oog bronsje 603
Een weinig meer wijkt het tweede beeldje, uo, 6266, af. Intusschen
blijkt ook dit door den Amitabha inde hoofdtooi duidelijk een Avalokitepvara
voor te stellen. Dit beeldje is staande. Zes van de acht attributen stemmen
ook hier met het vorige nummer overeen; de eerste rechterhand is in vara-
fleschje voert, dat dus hier niet, zooals bij het vorig nummer, inde derde gedragen
wordt. De afwijking is de tweede rechterhand, die in strik
plaats vaneen een
om eenigzins den vorm aan te want dat werkelijk een blad bedoeld
geven, zou
varamudra, doch draagt het bidsnoer, dat overal elders inde vierde rechterhand
dra vertoont; inde vierde schijnt een handvat (een boek?) te zitten. Links
zien wij inde eerste beide handen evenals het laatst behandelde
bij exemplaar
1) Eén exemplaar is in hot Museum te Leiden (Juynboll Cat. p. 102 no. 1784); de rechtervoorband
is in varamudra, verdere attributen zijn afgebroken.
36
aanwezig.
Yerh. 21 p. 4, no. 4.
(zilver).
de is den de overblijfselen
onder voeten bevestigd. Op rug
eener glorie.
(verguld brons).
2
wordt te Batavia aanwezig zijn, rest
Museum gevonden ), geen .exemplaren
2
Het eerste miniatuur met ) geeft inde eerste
twaalfarmigen
1) Jnynboll Cat. 102 no. 1782. Amitabha inden hoofdtooi. De rechtervoorband in varamudra,
p.
de linker met lotusstengel. De linkorachterhand, houdt weer het boek. Verdere attributen worden
niet vermeld.
Het tweede miniatuur ') doet rechts vóór varamudra, achter bidsnoer zien; de
eerste linkerhanden met padma en flesch komen hier met het Javaansche beeldje
overeen,
wat dus wellicht ook het geval geweest is met de vijfde linkerhand,
s
de door Waddell beschreven onder den
stelling aan, eenige twaalfarmige )
~of the
naam
Amoghavavrtha (sPyan-ras-yzigs-don-yod-mchhod-pai-nor-bu):
hands is in attitude lotus and holds pearl
right one mchhog-sbyin on a a
losury,
others are in preaching alliliide, sdigs-Msub, „pointing-finger attitude”,
mogelijk, doch vooralsnog niet uitte maken, welke speciaal Java de twaalf-
op
(verzilverd).
MANJUQRI.
niet collectie
Bij het beschouwen van de overigens zeer
uitgebreide
1265 thans
aan het bekende Oost-Javaansche beeld met de inscriptie van
§aka,
woordigd.
hem Midden-Java
Deze vertoonen den Bodhisattva alle, gelijk wij van
Boro-Budur 6
den Mendut
6
vooral Plaosan; men zie bv. de afbeel-
), op j, en op
J
rechts I rechts worde
Soerakarta en Djogdjakarta”, plaat H. en ). Daarbij
opgemerkt, dat veelal, doch niet altijd, deze Manjufrï’s een halvemaan,
nog
kan de bronsjes.
worden opgemerkt bij
indeelen hun
Deze zullen wij weer naar houding.
Deze alle houden de rechterhand in varamudra en hebben links den stengel van
den het boek rust. Dit laatste is intusschen bij no. 609 niet zeer
lotus, waarop
Afk. 13.
607. Jogjakarta. Hoog
Kedoe. Hoog 8.
uitloopt, zonnescherm.
nisvormige glorie en
dat daar
utpala zeer
goed te zien, doch verder kan ook slechts gezegd worden,
geen bijzonder
wiens boek met de lotusbloem afgebroken is.
een
te doen hebben,
mudra’s.
geijkte
Hoog 11.3.
624a. Afk. onderafd. Boemiajoe, res. Pekalongan.
rond lotuskussen.
Achtkantig voetstuk en
Notulen 1886 2.
p.
7.9.
615. Afk. Jogjakarta. Hoog
Verh. 21
p. 6, no. 6.,
biedt moeie-
Het eenige staande Maüjufrl-beeldje der verzameling geen
in varamudra links de
No. 632» heeft de rechterhand en op gewone
lijkheden.
is het, dat inden hoofdtooi,
wijze het hoek
op
den lotus. Opmerkelijk men
de stüpa vinden.
het Amitabhabeeldje of bij Maitreya zou
kite«jvara
afd. Bandjarnegara, res. Banjoe-
632a. Afk. desa Karang Djambe,
11.6.
mas. Hoog
den
Zoo als men men ziet, zijn al deze voorstellingen van Manjmjrï m
tweearmigen meuschelijken
vorm gehouden.
MAITREYA.
voorgesteld, zoodat
sattva. Ook deze is uitsluitend ineen zeer eenvoudigen vorm
is buiten-Javaansche
het hier evenmin als bij Manjufrl noodig
of wenschelijk naar
J
deel in detail behandeld heeft ).
Java voorkomende Maitreya’s voor een
op
waartoe deze in genoemd
Alleen behoeft gereleveerd te worden, dat drie conclusies,
allerminst een vast embleem is, door de bronsjes te Batavia volkomen wor-
eigen is.
overeenkomst dan echter ook op. Het eerste heeft de rechterhand in varamudra
daarentegen heeft noch dezelfde mudra noch dien tak: de Bodhisattva houdt
Hoog 20.5,
Hoog 4.3.
(zilver).
hand draagt een zich- vertakkenden stengel, die wellicht als nagapnspa
bedoeld
stelt; dat het hier vindt zijn reden uitsluitend hierin, dat het
opgenomen wordt,
evengoed die vaneen lotus zijn. Wat nicl Maitreya wijst, is het voorkomen
op
als
ring glorie.
diadeem versierselen.
driepuntige
Het kleed gaat niet verder dan tot aan de knieën.
Verh. 21
19, no. 24.
p.
nummers 6505, 6325, 629 en 655 doen de eerste en de laatste goed de stüpa
inde hoofdtooi zien, welke bij de beide andere iets minder is. No.
duidelijk
het eerste beeldje is weer in vara-mudra, die van het tweede ineen redenee-
rende houding. Afwijkend is zeker de bloem inde linkerhand van no. 629;
het geval bij het laatste 655, welks linkerhand in het geheel
nummer, geen
stengel of tak voert, doch weder een redeneerende houding aanneemt; dit is
dit rechts.
als
omgebogen ring glorie bevestigd.
de afgebroken glorie.
linkerbeen opgetrokken.
42
(zilver, op
bronzen voetstuk).
Hoog 10.
629. Afk. Jogjakarta.
daarboven de het
achter bet lichaam
gebeele en
(zilver).
YAJRASATTVA.
bv. kan
welke eveneens terugvindt in Indië en die men afgebeeld
ding men
werk
l uit
19 Foucher’s meermalen aangehaald ) bij een
vinden in tig. van
tapani Zij op
heeft, ineen
toont 602c, waar de vajra aan de onderkant
geen punten maar
Leidsche
Volledigheidshalve zij vermeld, dat het vierarmige
steel uitloopt. nog
haak voert.
Buddhabeeldje te
toch te zien dat aan drie zijden een
niet bijzonder duidelijk,
dit laatste is vooral merkwaardig in
telkens boven doodskop;
vinden is, een
blijkelijk niet
duidelijk); dat zon dus Aksobhya zijn. Bij g eindelijk zien wij
Rond lotuskussen op
vierkant voetstuk, opengewerkte glorie
ovale daarboven
terstuk, waarop
een glorie en een zonne-
scherm.
dalem den
602/’. Afk.
waterleiding inde Kampong van
vroege-
geweest.
(zilver).
Madioen. ruim 7.
Bandar, afd. Patjitan, res. Hoog
(goud).
V AJRAPANI.
slechts schaars voorzien; twee beeldjes hem zeker weer, terwijl een
zeer geven
J
derde onzeker is. Het Leidsche Museum met zijn vijf exemplaren ) is iets
woordigd is.
de
ontleent, welke Vajrapani doet herkennen. Eveneens draagt hij doorgaans
in heeft de rechterhand in
Het zit
op
de
gewone
Indische wijze vajrasana,
varamudra en houdt inde linker een utpala, waarop waarschijnlijk een vajra staat.
een vierkant lotuskussen tegen een rechthoekig achterstuk, dat boven en bene-
van driehoekvormige versierselen aan den onderrand en wordt aan den voet
vallen. Om het voorhoofd een diadeem met een rozet in het midden, terwijl
aan beide zijden van het hoofd sporen van zulk een rozet zichtbaar zijn.
Totzoover de beschrijving van den Catalogus. Wij merken nog op, dat
610a; de zaak is echter, dat het dat inde rechterhand voor de borst
voorwerp,
hét daar ook wel wat van. De stengel inde linkerhand is ook niet die van
de Buddhistische geloofsbelijdenis.
Notulen 1890 p.
19.
ring als
glorie.
Het eenige staande exemplaar, no. 632, draagt evenals dit bv. op
Boro-
vertoont; duim en wijsvinger zijn nl. als bij die houding gebruikelijk is met
46
beneden de borst
voor gebracht.
het voetstuk is
bij afgebroken en er
geen glorie.
Ten slotte zij nog even herinnerd aan het boven besproken beeldje van
een Buddha, welke inde linkerhand een vajra voor de borst houdt en door
SAMANTABHADRA (?)
de beeldende kunst van Indië is voorgesteld, vandaar dat wij het niet
mogen
s
ding zijner handende dharmacakra-mudra is ). Afbeeldingen van dezen meer
samengesteldeu vorm zijn Java niet aangetroffen, waar toch blijkens werken
op
als de Sang hyang kamahayanikan deze Bodhisattva wel bekend was. Wel vin-
die twee soortgelijke Leidsche bronsjes zij het ook vragenderwijs den naam
3
Samantabhadra ook het Bataviasche exemplaar aldus betiteld.
geeft ), eenige
Gewone versiering,
1) Zie b.v. Grünwedel Myth. d. Buddh, 141 en de litteratuur aangehaald door Juynboll Catal
p.
92 noot 1.
p,
YigVAPANI (?)
Een soortgelijke kwestie doet zich voor bij een Bodhisattva, welke door
den bedoeld is
bij dhyani-Buddha met abhaya-mudra, Amoghasiddha, en wij
dan zulke beeldjes Yifvapani te noemen hebben. Het kan echter niet wor-
den ontkend, dat door anderen wellicht met recht Viijvapani gezien wordt
Gewone versiering.
Verh. 21 p. 8, uo. 8.
ANDERE BODHISATTYA’S.
is om ons te kunnen doen uitmaken, welke namen bij welke mudra’s hooren.
Sadjiwan 3.5.
6595. Afk. Tjandi bij Jogjakarta. Hoog
(zilver).
erin).
het linkerbeen,
een
slip afhangt over
de schouders loopen.
gebonden en over
maanvormige versiering.
hand wordt bij beiden voor de borst gehouden, doch de mudra is niet dezelfde;
inden hals.
glorie.
siering.
De zijn verzilverd.
oogen
Dein vajrasaua zittende Bodhisattva van no. 656 houdt beide handen
halfgeopend voor het lichaam, zóó dat de pink van links tegen duim en
wijs-
als
Kringetje ürna.
de staan of stonden
van
plaat heilige syllaben in Nagarï.
Yerh. 21 11, no. 14.
p.
heven vóór de borst, doch zonder elkaar te raken. Beide beeldjes zijn staande,
het eerste met wat
gebogen linkerbeen, terwijl de
handhouding aldus
weerge-
de borst
naar
toegebogen.
661/>. Afk. distr. Rengel, afd. Toeban, res. Rembang. Hoog 22.
pols-, arm- en
voetringen.
Om den gordel loopt een baud, die aan de
voorzijde in
in die
slippen, wijd uitstaan
;
de
sarong
is tot boven de
knie
opgenomen.
Rapport 1912.
4
50
voetstuk.
koniscb hoofdtooisel.
Hoog,
sierselen.
(zilver).
achterstuk.
maar onduidelijk.
ONZEKERE BODHISATTYA-BEELDJES.
niet thuis te brengen zijn, omdat er één of meer belangrijke attributen ontbreken,
(het eerste is het geval bij no. 630 en 620 volgens den Catalogus-Groeneveldt;
schroefdraad ter
bevestiging. Geen achterstuk of glorie,
(zilver).
stuk en zonnescherm.
'
Ovaal lotuskussen vierkant rond achterstuk
op voetstuk;
nescherm is
bevestigd geweest.
Beschadigd.
Het staande no. 653, hoewel geheel onduidelijk, wordt hier vermeld, daar
zelf daar dus ook wel toe behoord zal hebben. De rechterhand is in vara-mudra,
de linker beiden
opgeheven; zijn beschadigd.
653. Afk. desa Poeger Wetan, distr. Poeger, reg. Bondowoso,
res. Besoeki. Hoog 8.3.
(zilver).
Notulen 1874 86.
p.
altijd bestaan, dat toch een andere Bodhisattva is voorgeslold, en zelfs, dat het in
onder de te beschrijven.
bedoeld is, groot genoeg
om ze Bodhisattva-voorstellingen
men met eenige fantasie inden hoofdtooi zoowel een Amitabha-heeldje als een
heeft
derde exemplaar, no. 644a, zittend met opgetrokken rechterbeen, volgens
verkregen worden.
(zilver).
Gewone versierselen.
Gewone versiering.
TRAILOKYA YIJA Y A.
eerst 3
de aandacht door
gevestigd Pleyte ), terwijl de
naam, die deze
godheid
t. De
e.a.
p. uitgegeven, te
vergelijken. sadhana, die hem eerst vier hoofden
acht heeft
en armen
toegekend en vervolgens de verschillende gelaatsuitdruk-
Dat is dus:
de olifantshaak de
en pijl dragend, inde drie (andere) linkerhanden de boog,
de strik de discus; in
en
pratyalïdha met den linkervoet
op
het voorhoofd van
steld,” enz.
het Leidsche
en
bronsje gevonden wordt, komt deze beschrijving volkomen uit:
alleen is de der
volgorde attributen een
weinig anders Ook het steenen beeld
1) Catal. Juynboll 94
p. no. 1760; liet tweede Leidsche exemplaar, no. 1630/5 (ibid.l, is waar-
schijnlijk valsch.
202.
merkwaardig op
te merken, dat
op het nog weer iets meer afwijkende bronsje
den
gevoerd.
Bataviaasch doen de
De voorhanden van het exemplaar geheel volgens
ven wordt; „de beide voorste handen voor de borst met tegen elkander gelegde
worden
duimen zijn binnenwaarts gebogen, tegen de handpalmen aangelegd en
litteratuur.
voorstelleude door
verzameling, no. 516, een liggenden Qiva, gekarakteriseerd
Op het kussen vóór het beeld staat een bijna geheel uitge-
hoofd.
HAYAGBIVA.
tenzorg, wordt de
voor
beschrijving verwezen naar de afzonderlijke publicatie *).
JAMBHALA-KUYERA.
3
schen Mendut ). Het staat dus voldoende dat Kuvera hem
vast, —om bij dien
bekenden te
meer uaam blijven noemen, ook waar de Buddhisten hem veelal
1) Bijdr. Kon. Inst, Tl. Lnd. Vlkk. Ned. Ind. 67 (1912) 383—392.
p.
Op één of twee
uitzonderingen na
zijn al die beelden tweearmig. Zij
worden.
vallen en hun inhoud in lusvormige snoeren vertoonend, aangetroffen
het
in vajrasana. Verder is hij steeds in lalitasana voorgesteld, waarbij dan
afgebroken.
zonnescherm.
2) ibidem.
57
of glorie.
Geen upavlta.
als voetstuk.
werpen
met zonnescherm.
glorie
Notulen 1879 2.
p.
Tot deze zelfde behoort waarschijnlijk ook het steenen beeld no.
groep
2
207, Jogjakarta afkomstig dat met de linkerhand den marter
van ), eveneens
voorwerp,
echter eveneens met dierenkop. De Catalogus spreekt vaneen muis;
Notulen 1898 p. 2.
deze niet het eerst had moeten worden vermeld, als de met de sadhana’s
groep
2
overeenstemmende: immers, gelijk Foucher reeds
betoogde ) kan daarin nakull
in plaats vandoor marter ook vertaald worden door „beurs” (speciaal de uit
de huid van dit dier vervaardigde). Overigens wijkt deze niet van de
groep
vorige af.
1) Notulen 1877 157; foto Van Kinsbergen 179; foto Oudh. Comm. 520.
p.
Hoog 17.
Geen upavlta.
De rechtervoet staat
op
den hoek van het voetstuk, waaraan
de potten ontbreken.
gewone
(zilver).
Notulen 1886 p.
36.
dat tot
stuk met versierden rand en uitspringende hoeken,
scherm.
echter afgebroken.
Uitpuilende oogen.
(zilver).
Upavlta.
Kussen vierkant
van onduidelijken maar
onge wonen vorm;
bovenhelft is Aan de
een glorie, waarvan de afgebroken.
is afgebroken.
mig deksel.
8.
541. Afk. Prambanan, res. Jogjakarta. Hoog
als voet-
Ovaal lotuskussen op een eenvoudige metaalplaat
de linker de citroen.
1) Geldzakken ?
60
Wat de linkerhand betreft, deze houdt één exemplaar den marter vast.
bij
Niet zeer
zwaarlijvig.
Alles zeer
afgesleten.
552n. Afk. desa Moeteran, afd. Modjokerto, res. Soerabaja. Hoog 8.5.
zonnescherm.
*
van zilver).
naar boven.
Het is wel toevallig, dat het eveneens in vajrasana zittende steenen beeld no.
J
207a, den Oengaran afkomstig ook onduidelijke rechterhand vertoont;
van ), een
lokken den
van
god.
de citroen
banden die van Visnu vertoont. Rechts draagt hij respectievelijk en
niet Buddhistische
deze Visnuïtische Kuvera eigenlijk hij een beschrijving van
worden.
gelaten
de rechter in vara-mudra
beide afgebroken, doch de voorhanden zijn er
nog:
misschien niet eerder een Kauverï bedoeld is. Het beeld draagt intusschen,
het ornaat de
voorzoover de afslijting dat
nog
doet onderscheiden, gewone
van
achterstuk, dat
Rond lotuskussen
op
vierkant voetstuk;
Gewone versierselen.
kleedje. •
ONBEKEND.
kunnen toeschrijven.
merkwaardige figuur, waaraan wij vooralsnog geen
naam
anderer-
leiden als vast aan te nemen,
dat een Bodhisattva is voorgesteld;
hierboven de
den (er zijn er slechts twee) voor de borst inde mudra, die bij
beschreven werd
1
waarbij de rechter de linker omvat
Buddha-voorstellingen ), en
1) Zie 6 sq.
pag.
63
houdt met gekromden wijsvinger pink. Wordt bij deze inde han-
en houding
den veelal tevens vajra vastgehouden, dit is hier niet het feit,
een geval, een
schijnlijk heeft de beschrijver een precies hoven de handen van het halssnoer
afhangend kwastje voor het bovenstuk vaneen vajra aangezien. Uit den voor-
den kop aanliggende gebogen horens, doch overigens zoowel een leeuw,
op
pleiten, dat diezelfde horens ook wel bij de leeuwen uit het Museum aangetroffen
om te weten, welke naam zich met deze voorstelling dekt. Vooralsnog verschaft
is afgebroken.
Uit den aard der zaak is het natuurlijk niet onmogelijk, dat onder de
J
uitmaken laten in het midden, of wij hier werkelijk met dan
). Wij nu
doch constateeren alleen het feit, dat een Buddhistisch monument een met
op
alle kenmerken van Qiva voorzien persoon is voorgesteld. Naar aanleiding daar-
van zou men de kunnen stellen, of het niet mogelijk is, dat ook van de
vraag
andere
hronsjes, die de attributen van Qiva (of van godheden) dragen,
te tusschen de gods-
nagaat, hoe er op
Java naar gestreefd is verband leggen
de Brabmanis-
werk als Sang byang kamahayanikan
te vinden afstamming van
ook alle
meer te verwerpen.
Toch zou het natuurlijk niet
aangaan eenvoudig
bovenbedoelde toch
neemt intusschen niet weg,
dat op
de mogelijkheid even
diende te worden.
gewezen
O
56.
2) NBgarakrtsgama, zang
VROUWELIJKE GODHEDEN.
gehouden wordt, terwijl omgekeerd een afgesleten mannebeeldje heel licht voor-
een
nog
wat meer
afgesleten vrouwebeeldje kan doorgaan. Ëen bepaald punt
van
onderscheiding is eigenlijk alleen, dat vrouwen nooit het brahmanenkoord
(altijd gaat die regel niet op): inde plaats daarvan zijn hun haren inden nek
opgebonden of veelal
opgerold en dragen zij een lage hoofdbekleeding. Voor-
TARA OF MAMAKHI.
3
ghapa§a, wanneer deze zijn traditioneele volgelingen bij zich heeft
), aangetroffen.
3
houden haar links blauwe lotus
en een
(utpala) te geven ).
weggebroken.
1) Uitgegeven door Dr. Brandes in Tijdsein*. Ind. Tl. Lnd. Vlkk. 31 188G) p. 240
sqq.
Indische dat
beelden Tjandi Djago e'én bevindt, zittend op wijze,
hen van
voert. Dit
de rechterhand in vara-mudra heeft en inde linker een utpala
ook
Bharalï Mamakhï, dus het vrouwelijke pendant van den dhyam-Buddha Ratna-
kunst nooit
mistte Tjandi Djago beide haar inde Indische overigens
godin
3
ontbrekende kenmerken ).
moeten dus in het midden laten, welk van beiden door de bionsjes
Wij
wordt weergeven.
in het voorhoofd.
Kuiltje
de Buddhistische
Op het voetstuk staat in JNagarï-schrift
geloofsbelijdenis.
Madioen. 7.7.
Hoog
Alles onduidelijk.
Notulen 1876 2.
p.
PANDARAY ASINI.
3 deze
den dhyani-Buddha Amitabha, geven ). Het blijkens de inscriptie
van
houdt de rechterhand in
beeld, zittend Indische wijze,
godin weergevende op
dezelfde
vara-mudra heeft, doch waarbij de bloem van den stengel is gebroken,
4 en 101.
2) ibid. plaat p.
8 103.
3) Zie Tjandi Djago, plaat en pag.
67
lijk uitgesloten.
(verguld).
Kedoe. Hoog 8.
Vrouwesnoer.
(zilver).
Vrouwesnoer.
(zilver).
CUNDA.
dubbel
De voorstellingen dezer godin zijn merkwaardig, aangezien men
]
Prof. dat haar identificatie te danken hebben ).
Het is aan Foucher, wij
3
beeld in het Britsch Museum ); de voorhanden liggen in dhyana-
vatl afkomstig
een boek.
dezelfde emblemen voert; het eenige verschil is, dat laatstgenoemde godin haar
het 639a
boek draagt
J
). En wanneer we nu in onze verzameling bronsje no.
vertoonen, dan
handen niet de dharmacakra-mudra, doch de dhyana-mudra
volgt daar onzes inziens noodzakelijkerwijze uit, dat wij hier met een Iwecarmige
Cunda te doen hebben. Tot toe was een tweearmige Cunda niet bekend;
nog
wel
degelijk voorkomt en dan voorgesteld wordt inde haar eigen dhyana-
omdat
gelijk dat bij dhyana-mudra wel eens meer wordt aangebracht; juist
doch uitsluitend
waarschijnlijk ook hier niet bepaald deze godin toebehooren,
nen ontbreken.
drie knop-
Het boek heeft (evenals bij de Prajnaparamita)
als versiering.
pen
dat
zelfde Cunda toeschrijven. Het is echter niet te ontkennen, genoemde hoog-
ken. Van deze attributen lijkt ons de werkelijke aanwezigheid van vajra en
wekkende en
gunstverspreidende attributen, die Foucher deden concludeeren,
den
achtereenvolgens een
zwaard, een onbekende mudra(?) en een bidsnoer;
i.
logus spreekt, o. ten onrechte, vaneen
drietand); op
de eerste linkerhand
handvat voor.
MARICI.
is met
Waar Java niet altijd even gelukkig geweest
pluim afhangt. men op
het uitbeelden van bloem-attributen, zou het wellicht niet gemakkelijk geweest
1
daar in combinatie met een rechterhand
), ook
inde Iconographie bouddhique
Martel voorstelt met de
in varamudra, welke’ illustratie volgens de inscriptie
varadadaksinakara”, zooals de
afoka-bloem,
2
sadhana zegt ).
die de
Het is dus deze zelfde godin in haar menschelijken vorm, op
is hier niet
is In haar hovenmenschelijke gestalte zij nog
bronsjes voorgesteld.
aangetroffen.
635. Afk. onbekend. Hoog 17.3.
het voorhoofd.
Kringetje op
12.2.
637. Afk. Jogjakarta. Hoog
het vorig
Zonnescherm nog aanwezig; verder gelijk aan
nummer.
lager.
PRAJNAPARAMITA.
3 Indische
beeld van Singasari, thans in het Museum te Leiden
): de godin, op
naast haar
wijze zittend, houdt de handen in dharmacakra-mudra, terwijl een
ibid. II 91
2) pag. sq.
33
3) Zie hierover Tjandi Singasari pag. 17, 98 en pi. 76-78; Catal. Juynboll pag. sq.
71
ligt het boek der hoogste wijsheid, wier personificatie de godin Prajnaparamita
bloem is veel te kort en rond om een utpala weer te geven; bij de bronsjes
is het duidelijk deze laatste lotussoort, welke bedoeld wordt. Daarmede zijn
2
dus volkomen in met de sadhana ), welke haar als
zij overeenstemming
dharinlm” be-
,vyakhyanamudradharam pustakasahitanllotpalasya vamapargve
lotus met boek. Aan het derde kenmerk van de sadhana, een Aksohhya-beeldje
3
padma spreekt ).
1 3
602a en 602a zie boven.
HARITI-KAUYERI.
Het is met dezen dat wij het vrouwelijk pendant van Kuvera
naam,
3
Jambhala, vertoont onzer bronsjes eenig attribuut ). Daarmede is intusschen
geen
Foucher 1.1. II 82
1) p. sq.
2) ibid. 83.
p.
een Kuvera voorstelt. De godin zit Indische wijze, de rechterhand rust met
op
bol erin.
zonnescherm.
met het
(het beeld van brons goudblad bekleed, overige
van zilver).
twee 553
Duidelijker is de vierarmi'/e vorm, waarvan exemplaren, no.
komen. Het eerste beeldje zit Indische wijze, het tweede met
voorschijn op
eindigt.
ONBEKENDE GODINNEN.
Onder deze moet inde eerste e'én vermeld worden, welke zich
plaats
2
vrouwenbeeld gevonden wordt ) eveneens met de stüpa inde hoofdtooi. Het
een lotusstengel, welke een Amitabha-beeldje ineen driehoek draagt. Dit beeld
2
Usnïsavijaya welke tot toe niet anders dan in veel-
van ), godin overigens nu
:i
is Bovendien noemt één der sadhana’s baar
armigen vorm aangetroffen. )
een zich iu den verborgen schoot vaneen heilig gebouw bevindenden Yairocana”.
beeld dat heilige gebouw is, waarin wij dan een Vairocana verborgen moeten
niet al te gewaagd, dat het beeld te Calcutta een tot toe onbekende een-
nog
Het is echter de in
voudige vorm van Usnïsavijaya zou zijn. vraag,
het beeld te Calcutta. Immers zij vertoonen wel de stüpa inden hoofdtooi,
Yan de beide bronsjes, no. 643a en 6396, is het eerste staande, het
mudra en links een stengel met rozetvormige bloem, het tweede houdt beide
Hoog 10.7.
3) Grünwedel 1.1.
p. 211, noot 102.
74
is grootendeels weggebroken.
in met vertikale
Gewone versiering; kleedje limarpatroon
bloemmotieven.
strepen en
tisch zijn.
kronkelt
een slaugvormige opkronkeling vertoont; een derde soortgelijke stengel
de
sporen eener glorie.
de rest brons).
(beeldje zilver,
Banjoemas. 7.
afd. Bandjarnegara, res. Hoog
rond voetstuk.
Fragment vaneen
armbanden en kleedje.
(goud).
te houden, ws. eenmaal in verband staande met de tegen het achterstuk, rechts
iets te hebben.
schijnt vastgehoudeu
en afgebroken zonnescherm.
Dr. H. H.
Juynboll, bekend, vrat er te vinden is, doch de particuliere col-
zameling zijn moet, de officieele inventarissen van den Heer Knebel in tien
levert hoeveel
een
bewijs temeer, belangrijks er
nog
in
particuliere verzame-
gaan; wij wilden alleen motiveeren, hoe het komt, dat een
groot deel van het
vrij overzichtelijke verzameling als de hier besprokene wel een enkelen zeer
bepaalden indruk achter. Na een kort bezoek aan dit Museum in 1907 schreet
la même
origine. Si d’avec
aucune divergenee profonde la composition ou le
province de revanche
I’iconographie bouddhique, en son intérêt promet de dé-
Dat deze opvatting juist is, zal dunkt ons niemand betwijfelen. Vooral
worde de nadruk de
daarbij gelegd op getrouwheid, waarmede de Indische
neiging tot
meer
geprononceerde Qivaïtische opvattingen merkbaar, dan voor-
welks nieuwe
stellingen nog een zekeren ontwikkelingsgang doorloopen hebben,
zelf heeft men zich klaarblijkelijk streng aan de oude opvattingen gehouden.
die Indië
dhistische iconografie in het algemeen, juist op punten waar van
worden. „Javanese art”, zoo kon men onlangs ineen der beste indologi-
nog
:
ful whether it shonld be classed as Indian” ).
Dat staat er als iets, dat eigenlijk bewijs meer behoeft. In hoeverre
geen
L IJ S T
( i
7
540 59
j 560a 588a 13
17 621 26 6445 47
600
17 623 25 648 74
601
10 624 39 650 26
602
602a
1
20 626 37 653 51
1
602 c 43 6265 32 655a 54
45 62 6d 30 656 49
602e
602 f 43
626 c 30 657 46
44 627 52 657a 48
602.9
36 628 27 658 50
603
31 629 42 661a 66
604
605 31 631 27
24 632 46'
606
40 632a 39
606a
607 38 6325 41
38 633 27
608 .
38 635 70
609
610 51 636 70
610a 45 637 -
70
48 638 70
6105
24 638a 67
611
612 24 639 71
41 639a 68
613
613a 51 6395 73
6135 26 640 66
614 48 640a 74
615 39 640 c 72
616 25 641 75
617 25 642 67
617a 51 643 67
618 25 643a 73
619 25 644 52
BIJL A G E B.
Verhand. 21 68 78
5635. Tjirebon. p. uo.
571. onbekend.
583. Verhand. 21 70 82
Jogjakarta. p. no.
646. Verhand. 21 36 51
Jogjakarta. p. no.
651. onbekend.
662. onbekend.
663. onbekend.
664. Verband. 21 24 31
Jogjakarta. p. no.
Verband. 21 74 92
666. Jogjakarta. p.
no.
670. onbekend.
671. onbekend.
672. onbekend.
673. onbekend.
1912. 6
Rapport
82
674. Verhand.
Jogjakarta. 21
p.
37 no. 52
674a. desa Pageroehir, afd. Ponorogo, res. Madioen. Not. 1906 131
p. sq.
679. onbekend.
681. onbekend.
682. onbekend.
INHOUD
pag.
Inleiding |
Deßuddha’s. 3
Buddha met
Prajnaparamita 20
Deßodhisattva’s
22
2B
Menschclijke vorm 24
Bovenmenschelijke vorm 27
37
Maitreya 39
Vajrasattva 42
...
Yajrapani 44
Samantabhadra
(?) 46
Vifvapani (?) 47
Andere Bodhisattva’s 47
Onzekere Bodbisattva-beeldjes 50
Andere
mannelijke godheden 53
Trailokyavijaya 53
Hayagrlva 55
Jambhala-Kuvera. 55
Onbekend
62
Vrouwelijke godheden 65
Tara of Mamakhl 65
Pandaravasin! 60
Cunda 67
Marlet 69
Prajnaparamita 70
Hariti-Kauverï 71
Onbekende godinnen 73
Conclusie 76
DOOR
T. VAN ER P.
de
kundige Rapport 1911. Kort daarop ging de fotograaf, geëmployeerd bij
in 1902 bezoek
over eenige bouwkundige gegevens
door mij tijdens een
vluchtig
deze te vervolledigen.
gen
zoo mogelijk
clichés de
n.I. van den achter- (West) en den Noordelijken gevel, vijf van
:
Knebel tot opmerkingen
ning van den Heer ) en mij bepalen eenige van
kunnen bij de
Grya eenige gegevens,
welker verwerking van nut zou zijn
door bleef.
omstandigheden achterwege
als De die de
dubbele ojief dus als steunlijst en deklijst. lijstwerken, teerling
met
beneden en boven onderbreken, vertoonen de onsymmetrische profileering
Midden-Java norm schijnt te zijn. Al deze zaken zijn ook kenmerkend voor
enkele Diëng-tempels.
daarvan de hoeken te
het algemeen is kroonlijsten te verlevendigen en accen-
de hoeken weer de dubbele qjieflijst duidelijker doet uitkoraen. Hier zou Tjandi
postamenten geplaatst, evenwel sluitend tegen het midden bouwdeel (Plaat 24).
hebben. Eender
achtkantige topstukken, die om het bouwwerk
verspreid lagen,
die door andere
en
schrijvers zijn aangezien voor
versieringen vaneen om den
eenkomstig werden de
bekroningen van alle tempellicbaampjes op
Plaat 25
worden, daar de
opeenvolging van twee halfrondprofielen van kussen en topstuk
vreemd voorkomt.
ning gestippeld om de
kroonlijst met dubbel ojief vol te maken. Bestudeering
toch van de min of meer daken voorziene ruïnes Middeu-Java
nog van van
hoofdlichaam het
over algemeen vrij getrouw gerepeteerd worden inde dakétages ’).
Hoe het verdere beloop precies geweest is, dient voorloopig in het midden
topstuk, dat
waarschijnlijk overeenkomstige gedaante had als de
bekroningen
der eerste Er kan bier
dakétage. echter
nog iets meer worden gezegd. De Heer
bleek lichaam
een
achthoekig geweest te zijn, welks deklijst eens gedragen werd
de achtkante lijst.
tot toe is te
waarvan nu
nog geen tegenhanger aan wijzen; een bewijs alweer,
was, die Sela Grya betrad. Inderdaad bleken inden residentstuin te Magelang
van het gewelf verspringt een weinig inden Noordelijken wand, waar een ondiepe
nis zich bevindt, voor welke voorheen vermoedelijk het hoofdbeeld stond. Wan-
waarin de schaduwen zich kantig afteekenen, dan maakt het Sela Grya dak,
het inden te
n. 1. om hinderlijke neerdruipen van water regentijd ontgaan.
Het is duidelijk, dat bij een gewelfbehandeling, als hier werd toegepast, evenals
schuind (Prambanan en vele andere), het bezwaar van het afdruppelende hemel-
het gebruikte steen materiaal vochtvrije interieurs ten eenenmale uitsloot. Bij
dere het
voorzieningen getroffen werden, als bij gerestaureerde dak van Mendoet,
De Hindoes zullen het euvel van inwatering vooral sterk gevoeld hebben, ■
O O
hetzij van metaal of van steen en dan veelal bedekt met precieus gekleurde
stucco, of waar fresco’s voorkwamen (Tjandi Mendoet?). Het klinkt dus wel
Nu hier toch is
sprake van
middelen, bestemd om
inwatering tegen te
te de
gaan, zou
gewagen zijn van
gewoonte der Hindoes om hunne monumen-
bepleistering ook verband hield met de eischen tot tegengang van inwatering.
De stucco toch, die heden de wanden Kalasau
nog van Tjandi en enkele andere
wij op meer geëigende plaatsen een klein nisje inden Westwand en twee drie-
Kalasan). Bij Sela Grya bepaalde deze zich tot de bijbouwing van twee nissen,
bijbouwing ten zuiden van de poort is inde laatste jaren het grootste gedeelte
de omwonende Javanen zou deze door vier Amboneesche fuseliers van het gar-
den Heerde Vink ten einde inde toekomst eventueel daarop te kunnen
ging,
voortwerken. Van het omringende tempelplein werd slechts een sleuf ontgraven,
Juli 1911.
BEELDEN TE DJOKJAKARTA ')
DOOR
E. F. JOCHIM.
tweetal is in tentjes
een
ondergebracht, de overige staan zonder
eenige beschut-
zeker niet heeft verhoogd, en met kalk, cement en teer bestreken geworden
werden liefst
ingemetseld en
zoodanig bijgewerkt, dat niet meer te zien
was,
voorzitter, Dr. I. Grondman, overging tot het inrichten toe een beeldenmuseum
de daartoe het
van van
Gonvernementswege op residentie-erf gebouwde loods,
geen ruimte aanwezig; men koos dus uit wat het mooiste be-
genoeg men en
De
Catalogus (verderop aan te duiden met Cat. Grj werd in
groepen
de aldus de
uitgebreide verzameling, welke als bijlage 15, Beschrijving van
Zoowel inden catalogus van Geoneman als in dien van Knebel wordt
schijnlijke herkomst mede te deelen. Bij het maken van gissingen zal echter
Bij die opmerkingen volg ik inde eerste plaats den catalogus van Knebel,
welke meestal nauwkeuriger en in elk geval veel uitvoeriger is dan die van Geoneman.
RESIDENTSWONING.
langs de der
a.
buitenzijde oprijlaan:
b. hel dicht
op grasveld , bij den ingang:
hel hel
c.
op grasveld, voor hoofdgebouw.
no.
125, Amitabha en daaronder no. 126, basreliëf;
no.
131, Amitabha en daaronder no. 132, basreliëf;
d. in dm Zuidoosthoek hel
van
erf:
de der
c.
op trappen voorgalerij:
Niet meer aanwezig zijn dus de nummers 104, 109, 110, 121, 124, 127,
den Voor
overgebracht. de beide laatste was die overbrenging al gerapporteerd
door Knebel bl.
(t. a. p. 93, 94).
93
Van verscheidene beelden zijnde nummers inden loop van tijd afge-
De rnlesnsa’s no. 113, 114, H5, 116, 118, 133. De groote tempelwach-
ter
bij den
ingang, no. 113, is van dezelfde grootte als die van Tjandi Sewoe en
beeft daarmede ook veel overeenkomst; echter zit bij niet als deze op een kussen,
j
vierkant steenblok. Yzeeman is dit misschien
doch op een gebouwen Volgens )
van deze beelden is, evenals ten aanzien van no. 116, niets bekend.
Java 4
2e bl. 12, fig. 5. het medegedeelde
of ) deel, plaat tegenover Blijkens op
R. O. C. 1902, 3 4.
afbeeldingen van no. 133 komen voor
op plaat 10 fig. en
6 de desa
Amitabha 106 zijn blijkens Yzeeman ) afkomstig van Tjoepoewa-
6
108 de desa Dit laatste beeld werd
toe, de Bodhisatwa van Bogem ).
7 Tirto waarheen de
door J. F. G. Brümund ) te Tandjoeng aangetroffen,
1) Beschrijving der Oudheden nabij de grens der residenties Soerakarta en Djogdjakarta, (in
5) t. a. bl. 14.
p.
„het 6 voet
hoog. De breedte tusschen de uiteinden der schouders is drie en
„duim hoog en een voet, vier duim breed. Het heeft vier die vanuit
armen,
„geëvenredigd gehouwen”.
ten twijfel.
drie zeer groote beelden, doch er is toch een belangrijk verschil. De Buddha
is het kleinste
verreweg en
Awalokitefwara het grootste beeld. Dat 102 en 108
Boebrah, waarbij beeld, lotuskussen, hoog voetstuk en achterstuk uit één steen
zijn gehouwen, het lotuskussen boven het voetstuk vooruitsteekt dat voet-
en
men een
dergelijk beeld eenigen afstand dan is het vooral indieu het
op
De 122 128,
nummers en een vrouwelijke en een mannelijke Bodhisatwa,
von Sahee voor het eerste en Knebel voor het laatste veronderstelt.
1
1851 ). De reeds genoemde administrateur Lichte liet Tirto
ze naar
Tandjoeng
werd
overgebracht.
dan de De is
tijdens vroegere opnamen. yoni afgebeeld op pl. 15 R. O. C. 1902.
Van de basreliëfs no. 403, 407, 420, 423, 426, 429, 432 en 142 belmo-
ontwaardiging opwekte en ook volgens Knekel geheel misteekend is, doet zich
een werkelijken reus, een zeer lang persoon, blijkt bij vergelijking der
grootte
van zijn hoofd met dat van zijn bestrijder. En dat de andere helft de rak-
op
beetgevat.
B. DE BEELDEN IN DE MUSEUMLOODS 3
).
1) Zie Dr. H. T>. M. Verbeek, Oudheden Java (in Verh. Bat. Gen. deel 46,1891) bl. 165
van en 166.
den de brokken
gevonden, waarvan met
groote inspanning werden verzameld,
bij het werk behoorenden atlas. Omtrent het middelste beeld (fig. 78) zegt
Yzeeman: „Het middenbeeld heeft slechts 4 de rechter bovenhand heeft
armen,
rand heeft
waarschijnlijk een
afgebroken lotusknop voor het lijf gehouden”.
Groneman 3
beweert dat de drie kleine Brahmabeelden
) gedurende zijn zes-
jarige afwezigheid zijn weggeraakt en schijnt niet te weten, waar zij thans
te D.jokja inde loods, als uo. 18, 19 21. zooals trouwens ook in Gr. is
en cat.
fraaie
gelaatsuitdrukking van den
Narasinga no. 21, vooral van ter zijde gezien.
Zoowel Geoneman als Knebel zien in no. 20, mijns inziens ten onrechte,
ook Wamana-awatara. Beider is
een
beschrijving onvolledig en onjuist. In wer-
personen (reuzen?). Een dezer heeft drie beenen. Met het middelste staat hij
den
grond of liever in
op (achter?) een vierkanten, aan de voorzijde met orna-
ment bewerkten steen; dat de voet niet zichtbaar is komt dus niet daarvan,
dat deze door de tegenpartij omvat wordt
(cat. Kn.), Het rechterbeen steekt
lijker is dan bij het reeds besproken no. 120 bij de schaamdeelen, die echter
Dit tafereel behoort dan ook waarschijnlijk tot dezelfde serie als de
sprekende basreliëfs no. 18, 14,15, 16 en 17. Omtrent deze laatste valt
nog
1) t. a. p. bl. 53.
Rapport 1912.
7
98
derde (conform cat. Ge.) en verder dat zoowel Knebel als Geoneman naar ik
voor: drie vrouwen (22), drie mannen (23) of een man tusschen twee vrouwen
J
1907 vol niettegenstaande b.v. uit plaat 21 R. O. C. 1902,
van
nog ), waar
tusschenvakken.
geplaatste
bier te
Ge. en cat. Kn.) om van gandharwa’s (kiunara’s) spreken.
de laatste, die uit de beide tempels van Plaosan afkomstig moeten zijn. Toen
R. O. C. 1902, fig. 1 en 2, en volgens cat. Ge. van het beeld uit die nis afkom-
en het beeld.
1) blz. 32.
2) De, overbrenging geschiedde op last van den Heer van Erp. Kr.
99
Voor de 48 49
nummers 46, en kunnen Geoneman’s
opgaven omtrent
aankomt, nauwkeurig met die herkomst bekend te zijn. Zij behooren toch tot
die, omtrent welke Yzerman in zijn meergenoemd werk een eerste studie lever-
en 49 te hebben verwisseld.
ving als de foto (plaat I rechts) stemmen daarmee overeen. Hetzelfde is het
komt de niet
beschrijving geheel overeen; evenmin die der nummers 17 en 18.
een
groote gevlamde lichtschijf achter het
geheele bovenlichaam; de
vleugels
de onderzijde dier horizontaal
aan schijf loopen of iets
omlaag, terwijl zij bij
de h
groepen a en
omhoog loopen.
De beide Bodhisatwa’s
vrouwelijke van het Zuiderplateau, groep a, no.
Behalve deze vier slippen, die met den vorm der vleugels van de glorie
twee „achterste
nog kleedslippen”, waarbij minder uniformiteit wordt betracht.
bovenop; bij 45 hangen zij ter zijde af; bij 46, 47a, 48 en 49 bangteveneens
aan
weerszijden een slip af tot aan de onderzijde van het lotuskussen.
100
hier worden
Naar aanleiding dezer band- en kleedslippen moge nog
even
kussen. De de licht-
slippen een weinig over den steen onder dat vleugels van
a en b.
groepen
de voorzijde
van de lichtschijf daarmee overeenkomen. De twee bandslippen aan
reiken niet zoo laag als bij a, b en c, en van de twee kleedslippen hangt bij
Hoe Groneman
De overige beeldwerken der oorspronkelijke verzameling.
veel
zooals hiervoren werd aangeteekend, van Tjoepoewatoe afkomstig is, grooter.
tuurlijk een drukfout is voor 146 (bij Knebel 148). En nog grooter zijnde
tandigen) vorm.
linkerdij het geval is, doet zich de voor, of hij onder dit nummer mis-
vraag
Yan no. 60, een makara, is het bekend dat het van Tjandi Boebrah
niet meer uitte maken of het inde rechter achterband een cakra is,
voorwerp
van dezen
kop is plaat 157 R. O. C. 1910; bij no. 88, dat de
gegeven op
No. 95 cat. Kn., een lotuskussen, is dus een ander dan dat
voorwerp
hetwelk in cat. Ga. onder dat nummer wordt beschreven hl. 30, een voet-
op
Hoe Gronbman heeft kunnen dat de twee makara’s van no. 110
aannemen,
merkt, werden vele dezer stukken uit het puin het residentie-erf verzameld;
op
de herkomst is dan ook bijna altijd onbekend; bij die welke van verschillende
De nummers 167, 168, 192, 193, 194 en 273 zijn sprekende reliefs en
en zal daarom
waarschijnlijk eveneens van Tjandi Boebrah afkomstig zijn.
Bij no. 177 constateert Knebel een bijzondere houding der rechtervoor-
van 224 voor „zeven” „acht”; het spreekt vanzelf, dat er 8 caunelures noodig
9 ribben te krijgen.
zijn om
te klein.
het middel veel te dun en zijnde ooren
Ook vond ik een Bodhisatwakopje met het nummer 201 (laatste cijfer
Onder welk
onduidelijk), doch dit nummer was reeds
gegeven
aan een yoni.
Juli 1912.
OPGAVE
DER
DOOR
E. A. SELL.
Hoog 0,73 M.
Hoog 0,72 M.
Hoog 0,75 M.
104
Hoog 0,60 M.
M.
Hoog 0,60
voorhand slurf
der en beide linkerarmen, rechter achterarm, rechter en wegge-
broken.
M.
Hoog 0,43
Hoog 0,37 M.
Hoog 0,40 M.
niet duidelijk.
gehouden voorwerpen
meer
stuk 0,19 M.
weggebroken.
Hoog 0,44 M.
105
’t de
overige gewone versiering.
Hoog 0,60 M.
Hoog 0,60 M.
de slurf
weggebroken.
Hoog 0,50 M.
Hoog 0,55 M.
Hoog 0,65 M.
Hoog 0,88 M.
te zien.
legen,
Hoog 0,88 M.
lotuskussen zonder achterstuk en heeft een menschenhoofd. Overigens als No. 18.
Hoog 0.85 M.
den god is in plaats van het linker het rechterbeen behouden, benevens de
Hoog 0,85 M.
houding op een vierkante steenplaat met achterstuk. Het haar achter het hoofd tot
Hoog 0,55 M.
geheel weggeslagen.
Hoog 0,53 M.
Hoog 0,48 M.
107
herkennen (versleten).
Hoog 0,47 M.
in krullen neerhangend.
Hoog 0,40 M.
met hooge
26. Ongedetermineerd beeld. Tweearmig, rijk gekleed
bemost en versleten. Het achterstuk aan beide zijden, linkerarm met hand en
rechterhand
weggebroken.
Hoog 0,49 M.
Zeer fraai
naar boven geopend, terwijl en een knop in is gelegen. gekleed, hooge
Hoog 0,98 M.
die met het rechterbeen inden nek van den buffel zit. De buffel ligt op
nog
Hoog 0,85 M.
108
een
gedeelte van de rechterborst, en het bovengedeelte van het achterstuk. De
weggebroken. De daemon houdt links het schild en rechts een kort zwaard.
Hoog 0,90 M.
baard, en is eenvoudig gekleed, een breed band als upawita. De ooren zijn
het lotuskussen.
Hoog 0,87 M.
beschadigd. Het aangezicht is met teer besmeerd. Het achterstuk bijna geheel
weggebroken.
Hoog 0,87 M.
dig, de linker houdt het bidsnoer, de rechter den vliegenwaaier met van
een hoog tooisel opgemaakt; de god draagt halsketting en buikband als ver-
siering. Boven de ellebogen dwars door gebroken, het achterstuk aan beide
Hoog 0,82 M.
109
wijsvinger houden een naar boven over den schouder loopenden bloemstengel.
in is de boven stengel
terwijl er een knop gelegen, waaraan naar
loopende
Hoog 0,82 M.
M.
Hoog 0,72
stuk gebroken.
Hoog 0,68 M.
M.
Hoog 0,35
met achterstuk.
steeuplaat
M.
Hoog 0,28
0,34 M.
Hoog
110
Hoog 0,31 M.
Hoog 0,31 M.
Garuda staan.
drietand. Verder valt niets te herkennen. Zeer verweerd en bemost. Het hoofd
Hoog 0,43 M.
borsten weggebroken.
M.
Hoog 0,34
weggebroken.
M.
Hoog 0,35
M.
Hoog 0,40
Hoog 0,36 M.
111
voor het midden van de borst, linker in het midden voor den buik, de daarin
M.
Hoog 0,55
midden van het voorhoofd het derde Boven de onderarmen dwars door-
oog.
mankeert.
gebroken, ondergedeelte
Hoog 0,47 M.
M.
Hoog 0,81
Hoog 0.37 M.
0,49 M.
Hoog
Hoog 0,36 M.
Als No. ’t
57. Ongedetermineerd beeldje. 56, tweearmig; voor
M.
Hoog 0,40
In zittende vierkant
58. Ongedetermineerd beeldje. bondig op een
Hoog 0,32 M.
Zeer verweerd
vierkant lotuskussen met achterstuk; al het overige weggebroken.
en bemost.
M.
Hoog 0,33
kennen.
Hoog 0,26 M.
Hoog 0,37 M.
In zittende houding
62. Ongedetermineerd vrouwenbeeldje. op
onderscheiden.
Hoog 0,48 M.
0,44 M.
Hoog
113
Hoog 0,45 M.
Hoog 0,47 M.
bovengedeelte achterstuk en
voorgedeelte der steenplaat met de voeten.
Hoog 0,50 M,
67. In staande
Ongedetermineerd beeldje. houding op een vier-
Hoog 0,45 M.
Hoog 0,43 M.
Hoog 0,54 M.
Hoog 0,63 M.
Rapport 1912, g
114
broken.
Hoog 0,72 M.
knevel. linkerarm
hooge haartooi, puntbaard en Tweearmig, een
weinig gebo-
de hand ter hoogte der heup omvat de hals vaneen waterkruik. Op den
gen,
stuk vanaf de
dijen Zeer verweerd bemost.
en ondergedeelte weggebroken. en
Hoog 0,66 M.
Hoog 0,78 M.
de linker de de rechter
schelp, voorarm met hand weggebroken, de linkerhand
Hoog 0,92 M.
Hoog 0,80 M.
76. Brokstuk. Als No. 75, met gekorreld snoer als upawita. Rechter-
hand rustende de
arm en
nog aanwezig, op heup.
Hoog 0,67 M.
rechterhand rust
op een knots, linker versleten. Hoofd en
ondergedeelte met
Hoog 0,58 M.
115
pijlachtig uitloopt; linkerhand voor het midden van den buik naar boven
geo-
pend. Hoofd, grootste gedeelte van het achterstuk, onderstuk en voeten weg-
Hoog 0,57 M.
Hoog 0,49 M.
verweerd en bemost.
Hoog 0,49 M.
Hoog 0,39 M.
Hoog 0,37 M.
Hoog 0,58 M.
Hoog 0,50 M.
is
geornamenteerd was, afgebroken.
Hoog 1,10 M.
achterstuk dubbel
vierkante dikke steenplaat, met en glorie. Draagt vrouwen-
evenzoo het
voorwerp,
dat inde linker achterband gehouden werd. Op de
89.
Hoog 0,97 M.
wet achterstuk. Rechterbeen rechts zijwaarts geplaatst met gebogen knie, zoodat het
117
en bemost.
Hoog 1,02 M.
91
Ongedetermineerd beeld In staande houding
(Qiwa?). opeen
Hoog 0,87 M.
92. In zittende De
Leeuwtje. houding op de achterpooten. tong hangt
lang uit den wijd geopenden bek; aan weerszijden slagtanden. De klauwen
Hoog 0,36 M.
94. Steenblok, op
hetwelk en relief een liggende olifant is
weergegeven,
95. Topstuk in linggavorm met een vierkant stuk van onder, verder
Hoog 0,45 M.
Hoog 0,58 M.
Hoog 0,50 M.
118
verweerd bemost.
waarop een menschelijke figuur zit, zeer en
103. Nandi. Als No. 102, maar met de linker voorpoot naar de
Linker helft der plaat met voor- en achterpoot weggebroken. Om den hals
0,73 M.
Hoog 0,50, lang
voorpoot onder den hals geslagen. De voorhoeken der plaat zijn afgerond. Als
versiering een
grof gekorreld halsband.
met
nitgebeitelden kala-kop.
Hoog 1,17 M.
119
108. Makara-fragment.
Hoog 0,48 M.
Hoog 0,50 M.
Hoog 0,50 M.
Hoog 0,77 M.
Hoog 0,59 M.
uitgebeiteld, waarin een tjoepoek staat. Hals en kop zijn met schubben bedekt.
Hoog 1,07 M.
bemost.
Hoog 0,35 M.
en verweerd.
basis 0,44 M.
Hoog 0,28,
J
120 nis met inzetstuk; met de klauwen
). Kala-kop voor een naar voren.
weerd en bemost.
Hoog 0,32 M.
ding een vierkante steenplaat, hetwelk een dik snoer als upawita droeg.
op
Hoog 0,40 M.
126. Band onder een lijstwerk, waarin twee rozetten zijn gebeiteld.
128. Nisje, waarin een hoofd met een puntbaard en koepel vorm igen
verweerd en bemost.
Hoog 0,35 M.
pooten. Op den kop een beeldje in zittende houding. Zoo verweerd, bemost en
131. Palmet.
133. Palmet.
135. Makara=fragment.
Hoog 0,29 M.
Hoog 0,27 M.
DER
DOOR
E. A. SEL L.
A. Afdeeling Banjoemas.
I. District Banjoemas.
Desa Kedawoeng.
de uiteinden elkaar
Ring, bestaande uiteen rond staafje, waarvan langs
steen of ontbreekt.
blauwen (turkis glas), waarvan er een
Desa Keboetoek.
Desa Sambeng=koelon.
Diadeem, zijnde:
ken van zilver- en goudblad bevestigd zijn; de acht zilveren stukken zijn hoog
12, van onder + 1 c.M. breed, naar boven toe geleidelijk breeder tot
zijn gelijk aan de zilveren, maar slechts 9 boog; van de zilveren platen zijn
er meer
geweest, daar er 2 gebroken stukken bij zijn.
nog
goudblad, waarin een kristalen kogel van 3 middelijn en daarachter eerst 2 gouden
Desa Soekaradja=Lor.
Desa Bandjar=anjar.
en met minder bewerkt dan 1732a. Grootste middellijn boven 22,8, diameter
zorg
Schaal, brons, met vasten breeden voet. Ook hier platte buitenrand
geen
parelrand en een rand van figuren in basreliëf. Een zeer breede insgelijks ge-
124
de helft bijna
is zeer fraai. Jammer dat ’t voorwerp zwaar beschadigd is, van
Grootste boven 21, diameter den voet 18. Hoogte (voor zoo-
middelijn van
Desa Silado.
op.
Van binnen hol. Grootste diameter 1,6.
Desa Kembangan.
4937 door-
Schijfjes, verweerd marmer (zeven stuks); No. 4935 en zijn
Kom, brons, aan den bodem een weinig beschadigd. Middelijn 14,6.
Diepte 4.
Kom, brons, aan den bodem sterk beschadigd. Middelijn 12,5. Diepte 4,2.
Desa Klahang.
Desa Mersi.
Trom, brons, beschadigd. Van het ondereinde rest slechts een gedeelte.
Hoogte 51 c.M., diameter bovenvlak 65 c.M. Ster tienstralig (als bij 107Ir/);
de komt het die 10715, doch is verschil
teekening meest overeen met van er
(zie Not.). Versiering van den voet als No. 1071, doch de ooren als bij 1070.
12 c.M. middellijn, die ineen niet gesloten kring met hun dikste gedeelte
een soortgelijk stukje, dat aan één kant plat is en een gekartelden rand heeft.
Desa Bersole.
buidel, die
op
de linkerdij rust. Goedige gelaatsuitdrukking; aureool afgebro-
Desa Tjoeroekbolong,
nomen:
die
Vingerring, met vierbladig schild, waarin figuren gegraveerd zijn,
Desa Karang-petir.
Doekoeh Kali-galih
is Het beeld is
versierd. Het zonnescherm afgebroken.
glorie, op gelijke wijze
Desa Bolong.
56. XIX.
Not. 1892 p. Bijl.
Desa Kamoeljan.
Not. 1912 3.
p.
B. Afdeeling Poerwokerto.
V. District Poerwokerto.
Desa Tamansari=kidoel.
de naam is gegeven
van „Tjarangandoel”.
127
1. Lingga. Een steenen zuil, van beneden vierkant en naar boven rond.
desa-bewoners geofferd.
:
genomen
Desa Poerwokerto=koelon.
Hoog 6,3.
Not. 1880 p.
43.
Desa Qrending.
Desa Karangwangkal.
een
geplooide haarband achteren,
naar waarover een
toempalvormig ornament
ringen, groote ringvormige oorsieraden en sjerp. De slippen van die sjerp hangen
naast de gordeleinden voor het lotuskussen af.
128
dit
Daar de Garuda een
sëmbah maakt, heeft vermoedelijk tegen over
Twee gouden ringen, afkomstig uit deze desa, werden opgezonden naar
Museum te Leiden.
bet Rijks Etbnogr.
Desa Klapagading.
Ongedetermineerd beeld,
staande en bij de voeten (welke zijn geschon-
is flauw rust
palm pols aanligt. De linkerarm gebogen en
op
en
tegen en
(waterkruik ?).
reikende tot onder de kuit. Geene versierselen.
Nauwsluitend lendekleed,
horizontale
Het hoofdtooisel is rondom voorzien van evenwijdig loopende, groe-
breedte 4.
ven. Lengte 13,5, grootste
de rechter
de voeten ter bevestiging ineen voetstuk. Beide armen gebogen,
Haan van brons, met geopenden snavel, waarin een halve maan. Hoog 6,5.
Onderdistrict Rawala.
Desa Wadastoempang.
tusschen de hand
steenen met afdrukken inden vorm van geperste kleiaarde,
Desa Sidamoelih.
doeleinden verbruikt.
ners voor eigen
gedeelte 26).
Desa Sanggreman.
Een voetstuk voor een lingga (?) met tuit, in het beginstadium verkeerende.
de vlakken 52 X 52; de de
lingga 18 X 12,5, diep 30.
Hoog 59, opening voor
C. Afdeeling Poerbalingga.
Afdeelingshoofdplaats Poerbalingga.
Inden tuin van den Assistent-Resident een Yoni; hoog 59, met
Desa Pateman.
9
Rapport 1912.
130
Desa Rabak.
hana.
Desa Bodjong,
Not. 1872 p.
45 e 3.
opgenomen:
Oorhangers, een
paar, keurig bewerkt en uitmuntend bewaard, inden
Catalogus Leiden
p. 187, No. 2676 —77.
Desa Pagoetan.
iets vasthouden.
ze
Hoog 7,7.
Desa Pengaloesan.
Desa Dagan.
Gouden hol,
staafje, lang 14, met fraai gedreven oppervlakte. Waar-
Desa
Selaganggeng.
ongeveer 1,2.
puntjes, de
aan
binnenzijde twee
gebogen dunne ronde
stukjes goud, die te
bladfiguren en relief, de twee andere ringen zijn onversierd. De ringen zijn aan
waarmede deze ring volkomen overeenstemt, doch deze is van veel onzuiverder
Desa Batoer.
Desa Wanoegara.
Desa Panoenggalan.
”
sahali in groote reliefletters.
,
Not. 1884 96
p. (Verb. no. 193, p. 111).
Desa Madjasari.
Iwee
ongedetermineerde figuren, hoog drijfwerk van zwaar
bladgoud.
de ziet links
Op plaat men een man, rechts een
vrouw,
beide met
glorie achter het
patroon. Over het naakte bovenlijf hangt een snoer met sluitstuk
op
de borst.
langen stengel. De vrouwelijke figuur draagt een niet minder rijke saroeng,
onderen steunt. Onderaan is de plaat omgebogen, zoodat dtj voeten naar voren
daar houten
een
plankje in heeft kunnen bevestigd zitten dat
op een voetstuk
Desa Keboetoeh.
Een met
Oorhangers van sterk met zilver vermengd goud. paar, lang-
Breed 2 X 0,9.
werpig ruitvormige plaatjes.
elk der
Halsketting, van
gouddraad viscbgraatvormig gevlochten, aan
D. Afdeeling Bandjarnegara.
X. District Singamerta.
Kota Bandjarnegara.
delijk te onderscheiden.
Hoog 37.
135
2. Beeldje, in zittende
tweearmig, houding op een steenplaat met
achterstuk en glorie.
been linker
naar voren geopend, rust
op
de
dij, een rechtstaand
voorwerp
hou-
Hoog 41.
3. zittende
Beeldje, tweearmig, in
houding op een dikke steeuplaat
met achterstuk en glorie. Hooge haartooi, gekorreld snoer als upawita.
Rechterhand steunt de het
op knie, daarin
gehouden voorwerp
is boven
Hoog 51.
4.
Beeldje, vierhandig en rijk gekleed, in zittende
houding op een
dubbel lotuskussen met achterstuk. Linker voorhand rust inden schoot naar
met
bovengedeelte achterstuk. Inde linker achterband de vliegenwaaier.
Dwars door den hals Zeer
gebroken. verweerd en bemost.
Hoog 57.
weggebroken, rechter voorhand houdt de staart van den buffel, de linker het haar
Hoog 79.
verweerd en
bemost, niets meer te herkennen.
Hoog 48.
7. zittende
Beeldje, op een
steenplaat met achterstuk en glorie. Twee-
Hoog 53.
136
Beiden
gemeenschappelijke steenplaat met achterstuk en afzonderlijke glorie’s.
Hoog 40.
midden van het lichaam. Zeer verweerd en bemost; niets meer te onderscheiden.
Hoog 31.
Hoog 61.
Hoog 56.
die
12. iwa als Quru, staande op een
afgeronde steenplaat, we-
den linkerschouder de
niet te herkennen, inde linkerhand de waterkruik. Op
terstuk en glorie.
Hoog 110.
is Verweerd bemost.
god rijk gekleed. en
Hoog 51.
Hoog 92.
voorpoot naar den halskwab omgebogen. Zeer verweerd en bemost, tevens dik
zittend.
Inden tuin de
c. van gevangenis;
Hoog 41 (brokstuk).
plaat recto komt overeen met dien van de eerste verso. Fragment vaneen
E 17 a— b.
Vrouw, van verguld koper, zeer ruw bewerkt, monsterachtig hoofd, het
Desa Wangon.
Uit deze desa is afkomstig een porceleinen vaas met bronzen deksel,
Lange.
Desa Sered.
woord
Qrl zijn.
de bestaat uit
ring aaneensluitende korrels.
de onderste de bovenste
gen, groot en
zwaar, kleiner.
Desa Sered.
Gehucht Tjiledok.
Desa Qentan.
Desa Rakelen.
Top vaneen hoofddeksel (?), klokje van dun gedreven goud met
een
oogje in het midden van het bovenvlak. Middelijn 3,2, hoog 5,2.
Desa Madoekoro.
gevonden, die
nagenoeg
zonder
eenige waarde waren en derhalve niet
opge-
Desa Singosari.
breeder.
versiering.
scriptie.
inscriptie.
een menschenhoofd.
Desa Dagan.
Desa Keboetoeh=djoerang.
smal, ouderen
zeer van aanmerkelijk breeder. Geen
versiering. De rand tame-
XVII.
Not. 1900 p. 2 c. Bijl.
1900 2 XVII.
Not. p. c. Bijl.
2 XVII.
Not. 1900 p. c. Bijl.
33.
Scheuren inden rand. Diameter (van buiten)
2 XVII.
Not. 1900 p. c. Bijl.
Aan den
rand. Op het binuenvlak
geen versiering.
hellende, ogiefvormige
elkander in
op bevestigde, grootte afnemende ringen, aan de buitenzijde met
met
spiraalribbetjes en eene doorgaande opening inden omtrek.
Desa Patoegoeran.
Desa Sambong.
Gehucht Sidarasa.
Oorknop, een
paar,
elk met een robijn versierd.
Gehucht Karangdjati.
Desa Karang-Djambe
De rechterhand hangt
voetstuk en achterstuk. Gewone Weeding en versiering.
Desa Petambakan.
met
hoofddeksel (?), klokje van dun
gedreven goud,
Top van en
het stuk
in het midden van het bovenvlak. Aan oogje bovenop een
een oogje
3, 5.
keten gevlochten
draad. Middelijn hoog
vaneen gouden van
Desa Karang=kobar.
zonder versiering; de
Ronde dierklok, fraai gepolijst, maar overigens
met
den top hebben den vorm vaneen korten, liggenden cylinder,
ringen op
Desa Doglang.
Not. 1868 21 c.
p.
Desa Modjo-tengeh.
Desa Soekaradja.
,
Desa Soesakan=Wetan.
terwijl de lichamen tot een touw zijn gevlochten, dat van boven ineen knoop
hangen, gelijk bij het zoogenaamde kroontje in Hollandsche keukens. Hoog 14.
Not. 1878 p.
45 c.
waarvan de eenigszins dikkere uiteinden langs elkaar heen geslagen zijn. Zes
paar,
Not, 1878 45 c.
p.
Not. 1878 45 c.
p.
Not. 1878 45 c.
p.
Not. 1878 45 c.
p.
Desa Batoer.
Rapport 1912. 10
146
55X31 c.M.
inden
3 —6. Vier bekapte steenen van gelijke afmetingen, vorm van
een huis. Van beneden een rechthoekig vierkant; van onderen gemeten 17 c.M.;
dak. 37 c.M.
Hoog
Qoenoeng Panoengar.
Desa Karekan.
Middellijn 16,2.
als
Bekkens, brons, een
paar vormend, voren. Middellijn 12,3.
Desa Karang-tengah.
Gehucht Sidolok.
boven spits uitloopt, halssnoer, armbanden en kleedje. De beide banden als het
Desa Pagenton.
Doekoeh Boeloe.
Not. 1895 61 d. X.
p. Bijl.
Qoenoeng Pangonan.
aan de zijde 47; breed 32; dik van boven 10, van onderen 11; voetstuk boog
Desa Tedoehan.
J
Afd. Bandjarnegara. )
Hoog 58.
vierkant voetstuk.
De geheele groep
rust op een langwerpig
de de drietand met
in dezelfde volgorde schild, een geopende boog, schelp en
behalve
Links staat eene kleine vrouwelijke figuur, met
gewone versiering
Not. 1867 p.
100.
mers en vertikaal de lengte-as van het lichaam staande. Uit den hek hangt
op
een versierd snoer neer, dat de borst ineen breed ornament uitloopt.
op
Hoog 10,6.
afkomstig.
E, Afdeeling Tjilatjap.
Desa Wlahan=wetan.
Desa Soeroesoenda,
Desa Samoedra.
43.
Tempajan, geelbruin, verglaasd, met vier ooren horizontaal. Hoog
Not. 1891 2.
p.
Desa Wanaredja.
waarin twee
Gouden ring, met zwartachtigen steen (glas?), diagonale
groeven.
lotuskussen
den bovenkant daarvan vier opstaande trifula-ornamenten.. Op het
in dat
ornamenten als boven; dit bovenstuk wijkt vorm aanmerkelijk van
werd vermoedelijk met den boog aan den haak vaneen ketting
en
groep
38 ouder 33 31.
opgehangen. Hoog en 26,6, middellijn van en
Tijdschr. IV 107.
p.
151
oppervlakte inden vorm van groote holle pijlpunten; aan den binnenkant is
3.
een
boogvormige arm.
Hoog
Potten, met platten bodem en naar boven wijder toeloopend. Hoog van
in het Museum
bladgoud; daar dergelijke voorwerpen
reeds aanwezig zijn,
Not. 1891 9 d.
p.
%
Catalogus Leiden
p. 181, No. 1838.
Gouden zegelring, als voren, doch in het ronde schild zijn Kawika-
(Jav. =
orde, verordening. Deze lezing wordt echter niet bevestigd
Twee afdrukken in gips en een in lak van den ring No, 1836 met
opschrift thatha
(verordening).
Een afdruk in lak en twee in gips vaneen ring met het opschrift:
DER
DOOR
E. A. SEL L.
A. Afdeeling Pekalongan.
I. District
Pekalongan.
Kota Pekalongan.
a. Inden tuin van den Resident staan rond om een waring-in-boom elf
beeldjes zijn waarschijnlijk allen afkomstig van den Diëng. (Zie Verbeek’s Oud-
houding tot de overige lichaamsdeelen veel te dun. Dwars door midden gebroken.
Hoog 72.
2. zittende in
Ongedetermineerd beeldje, Buddha-houding, opeen
band, pols- en enkelringen. Een slang als upawita. De slippen van den buikband
de daarin gehou-
van de
maagstreek, de rechter iets hooger daarboven; voorwerpen
Hoog 66.
handen niet te herkennen. Een rond dik snoer als upawita. Zeer
zijn meer
verweerd en bemost.
Hoog 59.
zittende dubbel
5. Ongedetermineerd beeldje, in houding, op een
De slippen
fraaien tooi opgemaakt, halsketting, arm- pols- en beenringen. van
buikband vanuit den schoot als twee smalle banden over beenen
den hangen
Zeer verweerd.
den haartooi aan den rechterkant weggebroken.
Hoog 67.
is bemost verweerd.
beeldje zeer en
Hoog 75.
knie De als
weggebreken. slang upawita. Hooge haartooi, arm- en beenringen.
Hoog 54.
8. Ongedetermineerd in staande
beeldje, houding, op een
gewone
steenplaat met achterstuk. Het gekrulde hoofdhaar tot een soort glorie opgemaakt.
de hand den eener knots omvat, welke met het ondereinde de steen-
greep op
gebogen met het been een weinig voor-zij waarts geplaatst. Als eenig versiersel
een buikband, waarvan de slippen aan weerszijden tot strikken zijn geknoopt.
Hoog 61.
9. in staande
Ongedetermineerd beeldje, houding op een
gewone
bidsnoer, de linker den vliegenwaaier; rechter voorarm langs het lichaam afhan-
knop; de linker voorhand is voor het midden onder de borst gebracht, naar boven
Zeer verweerd.
Hoog 55.
steenplaat met achterstuk, hetwelk boven de schouders ineen opstaande ovale glorie
breede banden naar beneden hangen. Als verdere versiering zijn enkelrin-
nog
gen aanwezig.
Hoog 68.
valt de niets te
Daar het beeldje ook met kalk is besmeerd, van versiering
herkennen.
Hoog 42 (brokstuk).
Zittende in Buddha-houding,
12. Ongedetermineerd beeldje. op
het met
Een booge haartooi. Het beeldje is zeer verweerd, bekalkt en gezicht
Hoog 56.
muur
gemetseld, een:
Hoog 118.
46.
Hoog
men een fragment vaneen dergelijk voetstuk, waarop waarschijnlijk eene vaas
Hoog 109.
Hoog 55.
55.
Hoog
buffel; inde linkerhanden schelp, boog en kort zwaard, terwijl de voorhand op hei
den kop en nek van den buffel, hij heeft zwaar, krullend haar en
geeue wapenen.
Hoog 57,5.
Hooft 73,5.
hoofd een diadeem, maar verder ontbreekt het hooge haartooisel. In het voorhoofd
het derde Beide schouders zijn geschonden, maar toch schijnt het dat dit
oog.
Hoog 82.
voorpooten opgeheveu.
Hoog 7,2.
met boog
Oorknoppen, een
paar, zijnde vijfhoekige plaatjes een
open
Suikerland Wonokiri.
men
nog een zeer verweerd beeldwerk achter de
omheining van het waterbassin,
159
hetwelk naast de is
pasanggrahan gelegen. Dit zijn die drie heelden, bedoeld in
is inde rechter
gelegen. Vierhandig; achterband de cakra, de linker achterarm
is achter Ronde
glad naar gestreken. oorknoppen als eenig versiersel. De
Hoog 82.
rivierzandsteen. De de knieën
figuur staat met een
weinig naar buiten
uitgebo-
de voeten zijn
gen, gedraaid en
wijzen met de teenen naar den buitenkant.
erin; de linkerhand steekt iets boven den schouder uit, terwijl er een knop in is
een
trechtervormige uitboring van 4 c.M. diep. Bovenarmen en onder-voorarmen
gehouden, die van voren in ’t midden voor den buik tot een strik is geknoopt,
dat
bovenlijf uit den grond opreizende. De kop van ongedierte lijkt meer
op een
buitenkant De
kop vaneen draak; de
opengesperde bek is naar den gekeerd.
met eendoor ronde korrels bezetten band. Het gezicht van het beeld is geheel
is
verweerd. Dit beeldwerk wordt door de bevolking „pandji” genoemd, en
de muil is
op
den kop vaneen op den grond Hggenden krokodil, geopend,
hielen zittende en den kop van ’t ondier rustende; de beide handen steunen op
op
Inden ’t ondier
de lichaamsdeelen zijn als naar de natuur gebeiteld. neus van
is afkomstig Ragasela.
de bevolking „Prawansoenti” genaamd en van
O O
Qoenoeng Qaramanik.
geheeten.
Een in zit-
1. Ongedetermineerd beeld. logge menschelijke gedaante,
Hoog 151, breed 180 (aan het zitvlak van knie tot knie gemeten).
in afmetingen. de de
Tweearmig; armen achteruitgebracht, handen aan beide
Deze beide beelden staan een afstand van 5 Meter uit elkaar.
op
De 3 c.M. in.
trapjes springen 4,4, en 2
verzakt.
Rapport 1912. 11
162
is een met
gewone
riviersteenen omlegd aardheuveltje van 4,89 lang, 3,00 breed
Vijfhonderd meter verder en een weinig naar beneden, ligt volgens op-
Vijftig meter verder een gelijksoortig graf, van den ,Panggerang Sling
Singan’’.
Desa Boentoe.
Vaas voor reukwater. Alleen het lichaam der vaas zonder tuit.
Not. 1886 p.
70.
Desa Rokom.
Ten Oosten van genoemde desa aan beiden zijden van den grooten
de bevolking waren deze steenen bestemd voor den bouw vaneen moskee te
Ragasela.
der
Hoogte urn 33 uiet
deksel, (deksel 8,5), breed 24,5.
Desa Soeralaja.
Op een
paar onbebouwde
heuvelruggen, vlak voor do desa
gelegen, treft
men
kringvormige, platte aardheuveltjes, die met
middelgroote riviersteenen zijn
Desa Telaga=Pakis.
hoeken afgeronde steenplaat, die aan den voorkant een vierkant uitsteeksel
vertoont,
de voorhoeken
waarvan
zijn weggebeiteld. Het
ondergedeelte van de yoni is
van die tong heeft den vorm van gekorrelde snoeren. Aan weerszijden van den
hoek is vereenigd. Vlak onder den driehoek deelt zich de in twee lichamen,
slang
In het bovenvlak der yoni staat een lingga, van beneden vierkant, naar
en breed 19 c.M.
vierkante 15 c.M.
inspringende tap
houdt een stuk olifantstand, de linker het etensbakje, waarin het uiteinde van den
snuit rust; inde achterbanden rechts het bidsnoer, links een olifantshaak. De
Hoog 45.
49
Hoog (overgebleven gedeelte).
de slurf).
Hoog 32 (brokstuk).
6. Brokstuk vaneen
tweearmig beeldje in staande houding met ach-
Hoog 29 (brokstuk).
35 rond
Hoog (vierkant 15, gedeelte 20), dwarsdoorsnede 14.
(een stuk).
12. Een rond bekapte steen met een glad boven- en ondervlak.
diameter 35.
Hoog 39,
Verder liggen op
deze plek nog kleine brokjes van beeldwerk en een
vens
plaatvormige fragmenten van
groote steeuen.
Desa Djosoredjo.
Doekoeh Qaroen.
�
poort van opelkaar gestapelde riviersteenen van 1 meter hoog opgericht. Aan
166
het einde van dien ligt onder groote nokosariboomen een groote steen;
weg
het boven de aarde uitsteekeude gedeelte heeft een afmeting van: hoog 102,
op
de enkels, de rechter houdt een stuk olifantstand, de linker het etensbakje,
waarin het uiteinde van den snuit reikt. De god is in groot ornaat. Een slang
voeten rust. Het beeld is met een dikke laag mos bedekt.
groen
Hoog 63.
ronden riviersteen
2. Polynesisch beeld. Op een langwerpigen en
Hoog 72.
Desa Qoemelem.
rechter stuk olifantstand, inde linker een etensbakje, waarin het uiteinde
een
Hoog 35.
in zittende
2. Gane9a, een zeer verweerd, bemost en beschadigd beeldje
Hoog 26.
tooi is
weggebroken. Het haar is ineen hoogen opgemaakt en een upawita nog
even herkenbaar.
27.
Hoog
de handen Onder
hangen langs het lichaam naar beneden, zijn geheel vergaan.
de knieën weggebroken.
16 (brokstuk).
Hoog
Desa Batoersari.
Doekoeh Batoer.
diepe gleuf.
Desa Karangsari.
Doekoeh Messogie.
© O
Desa Djalatlga.
De de de desa.
steen ligt naast loemboeug van
ruimte van binnen niet in vakken verdeeld. Vierkant 15, hoog zonder deksel 14.
stof met
a.
(asch ?) vermengd metaaldeeltjes en glaskoralen;
Not. 1890 p.
22. Bijl. VIL
Uit onderstaande plaatsen afkomstig en in het Mus. van het Bat. Gen.
opgenomen:
169
Desa Karanganjar.
met
Potje, wijden buik, nauwen hals en twee vertikale ooren. Groen-
Desa Bandjarsari.
dellijn 16.
Gen. opgenomen:
cirkeltjes. Voorzoover het zeer verweerde vlak te zien is, vindt men telkens
op
3e alinea.
170
B. Afdeellng Batang.
V. District Banda r.
Panoendan, Erfpacht=perceel.
Desa Simpar.
Gehucht Kenjaren.
Beker voor oflferwater. Als de nummers 807 814a, maar van eenvou-
rand.
diger vorm,
kleiner en met enkelen, eenvoudig omgebogeu
heeft belangrijke
Spiegel met toehehoorend handvat; de spiegel een
weerskanten eindigende
Keten van verguld zilverdraad, lang 32, aan
met Aan den keten bevindt zich een klein langwerpig ver-
kant een haakje.
17,7—13,3.
Kom, als
voren, grijsachtig groen en zeer
geschonden. Hoog 7,5, mid-
dellijn 18.
Kom, vuilwit met blauwen rand aan den bovenkant, binnen en buiten,
en verder versierd buiten met stengels en bladeren, binnen met bet Chineesche
karakter 16.
geluk. Hoog 6,5, middellijn
Onderdistr. Wonotoenggal.
Desa Tegalsari.
horizontaal buitenwaarts
lende rand, van boven plat en bijna eindigend. Op
opslaande rand, minder schuin hellende dan b.v. 1802/; etc., eindigend met een
Desa Limpoeng.
met de onder
1. Nandi, liggende op een
vierhoekige steenplaat pooten
steenplaat 32 X 60 c.M.
Hoog 45,
4 c.M. De vertoont de
een diepe trechtervormige uitholling. steenplaat aan
evenals het midden van den kop, waar van hoven naar beneden een breede
streep over
loopt.
Het hoofd staat er los Het beeldje is zeer verweerd en dik met
op.
Hoog 56 c.M.
Hoog 38 c.M.
5 inzetstuk. flroote
en 6. Monsterkoppen met
uitpuilende oogen
Desa Deles.
Doekoeh Lemboe.
Ineen de
djagoeng-aanplant op een plek, door bevolking „Sela kasoer”
weerszijden tegen den buik gebracht, de rechter houdt een stuk olifantstand. De
hoofd tot een halfronde glorie opgemaakt. Het beeld is zeer bemost en verweerd.
Hoog 76 c.M.
174
der versiering.
73 75 X 78. De tuit
Hoog 76, bovenvlak X 74, ondervlak lang 33,
breed 16 c.M.
(een stuk).
doorsnede 9 c.M.
Desa Wonosari.
x
Aan den voet het 1
van Prahoe-gebergte, /3 paal van
genoemde desa,
kalen
op een aan een
bergrug gelegen plek „Segong” genaamd, staat in eene
verdieping:
bovenvlak twee
aan
zijden weggekapt.
diep 23 c.M.
Desa Si Qlagah
Desa Wanar.
gelijk de
Weegschaaltjes, een
paar, aan nummers
1219—1219c, mid-
dellijn 4,3.
Gehucht Pagandian.
vier horizontale
Pot, met niet zeer wijden buik, groote opening en ooren ;
Desa Babadan-ageng.
Desa Sigemplong.
Doekoeh Pranten.
Desa Soerdjo.
Gehucht Hardjowinangoen.
deelt mede de de
niet voorkomen. De Heer Pleyte dat, gegeven gaatjes en
Museum Leiden.
hij tot
opzending naar het Rijks Ethnographisch te
Diëng=plateau.
(voorzoover
in Pekalongan liggende).
de relief staand
Spiegelhandvatten, met op eene zijde en een men-
versiersels en relief aan weerskanten. In het midden een gestileerd zittend beeld (?)
tusschen struikgewas en door boomtakken omringd. Hoog 3,5 c.M., diameter 7,5 c.M.
C. Afdeeling Tegal.
Kota Tegal.
1.
Ongedetermineerd beeldje, in zittende houding op eene steenplaat
versierd, de halsket-
lange zware hangers van
overige versiering zijn nog
beneden weggebroken.
Hoog 42.
thans Een
onderarm weggebroken). hooge haartooi, lange oorhangers en een
lotuskussen beschadigd.
Hoog 45.
Rapport 1912. 12
178
den Regent stonden, maar daar thans niet meer gevonden worden.
Not. 1870 3.
p.
X. District Slawi.
Desa Jomani.
groene en grijze kleur, waarvan de omvang 8,9, 7 en 6,5 c.M. is; twee witte,
langwerpig ronde, 7 X 3,5 c.M.; twee ronde zwarte en een ronde looien
uitholling.
Op het erf va,n den inl. Darkima bevindt zich onder bamboestoelen een
Rinkelaar. Fragment, zijnde een holle versierde staaf, omzet met vier
kleine bellen, bijna den vorm van slangenkoppen hebbende, bol en met een
Hoog 14.
ontbreekt.
Hoog 11.
tingen de drie
ingesneden; daardoor
gevormde punten loopen uit in breede
verlengingen, die tezamen een driehoek vormen. Het lichaam der bellen is
180
fraai versierd met banden en bloemwerk. Bovenop een knop, die den vorm van
Not. 1879 p.
104 c.
Desa Pendawa.
diameter de 14.
Hoog 32; van
uitholling 25, diep
offerfeestelijkheden gevierd.
Desa Doekoehsalem.
assemboom.
Twee doozen, inden vorm van langwerpig ronde vruchten, met steel
en vier bladeren aan den onderkant; de bladeren ontbreken bij het eene exem-
nen cylindervorm, is aan een zijde afgebroken. De klepel is een met banden
Desa Selapoera.
hoeveelheid roode baksteenen, bijna geheel verweerd en met een dikke laag
Hoog 41 (brokstuk).
geofferd.
Desa Panaroekan.
Desa Bloeboek.
Desa Doekoehwaroeh.
ken bloemstengel.
Hoog 13,7.
Desa Benda.
boven. Hoog 7.
Desa Beran.
Not. 1891 p.
22. Bijl. XII.
Desa Kalisapoe.
Not. 1878 70 II
p. g.
Not. 1878 70 II
p. g.
Als No. 1107; 9,5; lang met handvat 15; dit laatste
Spiegel. middellijn
Not. 1878 70 1.
p. g.
183
Not. 1878 70 II
p. g.
Not. 1878 70 II
p. g.
dus
polsringen.
Not. 1878 p.
70 II
g.
maar kleiner.
Not. 1878 70 II
p. g.
Ringen van koper, stuks, bestaande uiteen dun rond staafje me-
negen
Not. 1878 70 II
p. g.
ijzeren steel.
7.
Pot, fijn aardewerk, olijfkleurig. Hoog
versiering. Hoog 5.
Desa Setoe.
Middellijn 18.
Not. 1878 13 II r.
p.
Rivier Tjatjaban.
Not. 1878 p.
13 r.
genaamd, staan:
inspringend en 5 c.M. diep reservoir. In het midden van dat reservoir een
komvormige uitholling. De rand van één van de zijden van het bovenvlak
weggebroken.
vorm vaneen overeind staanden driehoekigen kegel; in het midden van het on-
Hoog 53, de kanten van het bovenvlak 65, 48 en 53; diameter van
de
uitholling 20, diep 14.
Desa Balapoelang.
Vreeden.
Desa Djatimerta.
Rivier Pagerajoe.
strument van vreemden vorm. Het geheel is vermoedelijk het bovenstuk eener
Desa Batoe=agoeng.
10 tot 7,5.
Desa Doekoehrandoe.
’t Deksel
Doos met deksel, zilver. Niet zuiver rond, acht gebogen zijden,
Onderaan een lage staande rand als voet. Diameter 23. Hoog (met deksel) 10,5.
nieuwerwetsch. ruim 6.
zijn ajour gewerkt. Schijnt Hoog
Kom (bokor), zilver. Ronde kom zonder voet en zonder eenige versiering.
Diameter
Kom (bokor), zilver. Zonder voet en zonder eenige versiering.
Desa Boemidjawa.
Doekoeh Batansari.
staan;
Op een plaats genaamd „Tjandi Lingga”
het vierkante gedeelte is een staand driehoekig palmetje als versiering uitgebeiteld.
randen van het bovenvlak weggebroken. Zeer verweerd en onder het mos zittend.
3. Spuier met gooteinde; zeer verweerd en bemost. Aan het vooreinde van
5 6. vlak
en Topstukken, vierkant, van onder, trapsgewijze uitsprin-
benedenvlak 41X41.
Hoog 14, lang 41, breed 22. De goot breed 9, diep 7 (brokstuk).
tingen.
Desa Sidjanggleng.
het bovenvlak.
genaamd ~Toek Boelakan”. Het bevindt zich in het bezit van den inl. Kastia.
Desa Moentjanglarang.
Doekoeh Pereng.
een beschadigde, rondbuikige, naar boven nauwer wordende, uitgeholde steen, met
188
vlakken bodem (in den vorm vaneen vat). Bovengedeelte weggebroken. Hoog
dikte de wanden 6
31, diameter beneden 26, in ’t midden 36, boven 31; van
en 7 c.M.
Desa Moentjanglarang.
Doekoeh Keseran.
Golok”:
Op een plaats genaamd „Tjandi Karang
achterstuk. de de handen
zonder onder- en Tweearmig; armen gebogen en aan
iets dan de
waarvan het ondereinde op
de knie steunt, de linkerhand, lager
Hoog 49.
de lin-
2. in zittende houding zonder achterstuk. Tweearmig;
het schuin
Het grootste gedeelte van den rechterarm, ondergedeelte naar
boven tot onder de linkerheup weggebroken. Het beeldje is zeer ruw bewerkt,
Hoog 48.
rivier-
4. Beeldwerk(?). Op een onbekapten, zeer poreuzen, gewonen
Hoog 47.
189
in kleine vierkantjes verdeeld. Aan het ondervlak bevindt zich een aan alle
ondervlak boven
Hoog 34, 23X23, 8X8; nok 12X12, lang 7.
Desa Benda,
Doekoeh Qlempang.
onder
Op een heuveltop, een
grooten bajoeboom, staat op een met rivier-
steenen „Djamboe
belegden grafheuvel Dipa” genaamd een:
Hoog 46.
Desa Tjintamanik.
steen opgesteld:
Hoog 26.
Hoog 29.
Hoog 25.
Op den top van den heuvel Goenoeng Goetji een tempajan, van
gaaude gedeelte
vier kleine ooren. Een weinig verweerd, doch geheel gaaf. Hoog
den bals 8.
04, diameter boven 34, in ’t midden 51, beneden 20; lengte van
XLV 515),
(Zie Tijdschr. p.
Desa Bawangan.
steenen.
Drie bekapte, rechthoekige tjandi
vol-
Ovale dierklok, brons, ongewoon
klein van afmetingen. Overigens
Desa Sanganajoe.
bedekt met
vlak. naar eene zijde, een schuin inden grond verloopend vlak,
bobbels en kuiltjes. Deze steen wordt door de bevolking „batoe matjan” ge-
Desa Soenlarsih.
Doekoeh Simpar.
1. in het
Beeldwerk, beginstadium. Hoofd en schouders yan een men-
Hoog 46.
binnen
cyliudervormig nitgehold, de
omwandiug bijna geheel weggebreken.
Hoogte het
van
overgebleven gedeelte 61, van de
nog aanwezige omwan-
Desa Kedawoeng
Doekoeh Balatjina.
hoekig bekapten steen; aan twee vlakken van dien steen een menschelijk wezen
in hurkende
houding, aan eender hoeken naar voren wijzende. De handen
Desa Simpar.
Vlak naast de
pasanggrahan, onder
groote oude boomen, een plek
,Tjnncli Naladjiwa genaamd. Tusschen de wortels dier boomen liggen groote,
onbekapte, deels
gebarsten riviersteenen. Deze plek wordt eens
per maand
Desa Pendjalakan.
Uit deze desa zijn afkomstig, en in het Mus. het Bat. Gen.
van
opgenomen :
de middelste zich
geleidelijk punt ontwikkelt en de twee andere
terugtreden.
Arch. Cat. No. 861 en 862.
192
Desa Soembarang.
Doekoeh Bodjon.
schuin naar beneden loopend glad vlak drie, 6 en 11 c.M. uit elkaar liggende,
zijn getrapt.
Desa Kali=djamboe.
Doekoeh Srojeh.
Onder de stee-
steenen bedekte aardheuveltjes (op een begraafplaats lijkend).
nen bevindt zich ée'n, die den vorm heeft van twee aan elkaar gegroeide
4 c.M. uitloo-
kleine de kleinere een kegelvormigen, langen
kogels, waarvan
den geheelen steen 34, omvang van den grooteren kogel 37,
Hoogte van
de desa gelegen. Die plek wordt eiken djoemahat kliwong gereinigd, waarbij
hebben.
salamat’s en offerfeestelijkheden plaats
D. Afdeeling Pamalang.
Desa Saradan.
2. Bijl. XX.
Not. 1904 p. 62,
Desa Kaboenan.
Waloehrivier.
Hoog 18.
Desa Widoeri.
Desa Petaroekan.
Desa Serang.
Not. 1878 p.
81.
Desa Bandjaran.
Not. 1904 58 c.
p.
Rapport 1912. 13
194
Desa Randoedongkal.
vlammeurand achter het hoofd. Achter aan het kussen een ter van
oog opname
achter gestreken en hangt over den nek naar beneden. Het linkeroor voor de
195
Hoog 42.
hand de de rechterarm is
op rechterknie, weggebroken. Het haar was glad naar
te herkennen.
Hoog 34.
tenkant wijzende de is
en
vingertoppen tegen elkaar. Het beeldje zeer verweerd.
Uit deze desa afkomstig en in het Mus. van het Bat. Gen.
opgenomen:
vermoedelijk tegen de
glorie waren uitgespreid, zijn afgebroken. Hoog 10,7.
Desa Walangsanga.
Doekoeh Midjen.
in de ietwat
hurkende bonding. Tweearmig; armen, gekromd, hangen langs
het lichaam naar beneden, de handen voor de knieën. Het glad naar achter
Hoog 118.
armen zijn onder den ellebogen weggebroken. Dwars door den buik gebroken,
ondergedeelte mankeert.
Hoog 29 (brokstuk).
Doekoeh Qoemilan.
Een halve K. M. ten Oosten van genoemde doekoeh, vlak aan de rivier
staat:
genaamd,
dik 18 X 15.
Een brokstuk vaneen vierkante ruw bekapte zuil. Hoog 52,
1. Ronde steenen zuil, aan het ondereinde vlak, van boven en binnen
2. Brokstukken van vijf zelfde zuilen, waarvan bij twee een klein
nog
Hoog 26 (brokstuk).
197
te Banjoeinoedal 194'.
grahan (pag.
Desa Karangsari.
met andoug-boompjes
een
omplant vierkant plekje, belegd met
platte steen-
Desa Njalembang.
' o
XIX. District
Watoekoempoel.
Desa Tjikadoe.
Doekoeh Linseng.
steen
1. Polynesisch beeldje (?) Op een driehoekig bekapten een
de handen in het
menschelijke gedaante in hurkende houding. Tweearmig;
midden der borst voorstellen. Zeer verweerd en dik onder het mos.
Hoog 68.
de schouders).
maar alleen een soort buste (hoofd, hals en bovengedeelte van
met
Van beneden vlak, staande op een driehoekig bekapt onderstuk, gelijk
bovenvlak.
Hoog 71.
Desa Toendagan,
Doekoeh Bangsal.
staan
Bongas, :
bolle
gedeelte een schotelacbtige uitholling. De steenen zijn zeer
poreus en
verweerd.
28 37,
Hoog 41 en 28, omvang
147 en 142; diameter der uitholling en
der 14 17 c.M.
diepte uitholling en
reuze steensoort.
Diameter 13 X 18.
Desa Modjoelangoe.
Doekoeh Pakoentjen.
De inbond is onbekend.
kante, naar het midden dikker wordende, en naar voren puntig toeloopende
ijzeren piek is bevestigd dooreen 2 c.M. breeden koperen ring. Ook is er een
krisvormig wapen ~arif' genaamd. Het lemmer beeft den vorm vaneen vliegenden
lana” afkomstig zijn, thans in het bezit van den inl. Sarmia, genaamd Koentji.
Desa Karangsari.
achterkant, zoodat daar de knie en een gedeelte van de dij ontbloot zijn.
Vier armen;
de rechterhand beschadigd, de linker houdt de schelp; inde
Schijfjes van lood, zestig, vierkant, dubbel gebogen, een in vier stukken.
opgenomen:
ook de steel met lijnen bloemwerk versierd is. 22,5, dm. 11.
terwijl en
Lang
Cat. Leiden 211, No. 2749.
p.
de keerzijde.
op
rand
op sommige plaatsen geschonden.
in het Mus.
Uit de tegenwoordige residentie Pekalongau afkomstig en
te Leiden
opgenomen;
bogen bovenrand. Daar onder aan een kant drie gaatjes, waar blijkbaar een
dm. c.M.
oortje aan bevestigd is geweest. Hoog 5, 7,8
de rotan
van twee zijn afgebroken, terwijl door overige een hengsel van
met in
Schoteltje van gebakken aarde, wit, verglaasd, bloemversiering
blauwe kleur aan den buitenkant en twee concentriscbe blauwe cirkels aan
DER
I.
Residentie Banjoemas.
Blz.
A. Afdeeling 122
Banjoemas
I. District 122
Banjoemas
Desa Kedawoeng. Ring en knoop 122
126
f
202
Blz.
hand 129
C. Afdeeling 129
Poerbalingga
of 131
bergkristal
134
halsketting van gouddraad, gouden zegelring
D. 134
Afdeeling Bandjarnegara
X. District 134
Singamerta
Blz.
schalen 139
voorwerpen 139
allen brons
van en geëmailleerd 141
Desa brons
Karang-Djambe. Manjmjrï, 144
Blz.
150
paar oorhangers, twee potten enz
li.
Residentie Pekalongan.
Blz.
beeldjes 153
en andere 156
voorwerpen
Blz.
Desa Rokom.
Bekapte steenen, urn
.
162
werpen 168
Uit het district afkomstig, thans Mus. Bat. Bronzen trom of 169
pauk.
menten 175
206
Blz.
175
Desa Si Glagab. Ring, koper
175
Desa Wanar. Wegschaaltjes, polsringen
Pot 176
Gehucht Pagandian.
Schotel 176
Desa Babadan-ageng.
doos 176
Diëng-plateau. Spiegelhandvatten,
Gouden 177
Uit de afd. afkomstig. neusringen
177
C. Afdeel ing Tegal
177
VIII. District Tegal
177
beeldjes
178
IX. District Adiwerna
178
Desa Debong Tengab. Qiwa, goudblik
Slawi 178
X. District
178
Desa Lebak gowab. Verdwenen beeldje
metaal 181
Desa Doekoehwaroeh. Padmapani,
Gouden 182
Desa Beran. ring
spiegel, voet-
Desa Kalisapoe. Ovale dierklokken, bel, ketting,
District 184
XI. Pangkah
184
Desa Setoe. Gongs
184
Rivier Tjatjaban. Ring
Blz.
XII. District
Balapoelang 185
XIII. District
Boemidjawa 186
tjandi-steenen 180
XIV. District
Djatimerta 190
D.
Afdeeling Pemalang 192
XV. District
Pemalang 192
Blz.
193
Desa Serang. Potten
193
Desa Bandjaran. Gouden knoopje
194
XVI. District Tjomal
Voet- of 194
Desa Karang Montjok. armringen
194
XVII. District Randoedongkal
metaal 194
Desa Randoedongkal. Wajrasattwa,
194
Desa Armbanden, oorsieraden.
Kadjene.
194
XYIII. District Banjoemoedal
1 94
brons,
195
Desa Walangsauga. Polynesisch en ougedetermineerd beeldje .
196
Doekoeh Goemilan. Zuiltje
196
Desa Gamboewan. Steenen zuil, sluitstukken, enz....
197
Desa Karangsari. Offerplaats
brons 197
Desa Njalembang. Beker, kom, schaaltje,
197
XIX. District Watoekoempoel
197
Desa Tjikadoe. Polynesische beeldjes
198
Desa Toendagan. Twee steenen mortieren, kogel
198
Desa Modjoelangoe.
Oude schrifturen, lans, kris,
brons 199
Desa Karangsari. Wishnu,
1"
lood
schijfjes van
199
en schoteltje
Plaat 1
TJANDI BANOKAL,
Plaat 5.
BADJANG RATOE
Plaat
6.
TJANDI KESIMAN-TENOAH
Plaat 7.
TJANDI RIMBI
Plaat 8.
cKazinvan
e|jandt cfcnyafi/
tyooz.<xa /
\x
/ tAscM)C.
m/v
@cwCM'neXcV9,
Plaat 12.
e£lusu*f 3: *2O.
Plaat
13
to
ts
ö
FRAGMENTEN VAN TJANDI SELAGRIIJA.
Plaat 24,
ACHTERAANZICHT
Plaat 25.