You are on page 1of 276

RAPPORTEN

VAN DE

COMMISSIE IN NEDERLANDSCH-INDIË

VOOR

OUDHEIDKUNDIG ONDERZOEK

OP

JAVA en MADOERA

1912.

Uitgegeven door

HET

Bataviaasch Genootschap van Kunsten en Wetenschappen.

ALBRECHT & Co. M. NIJHOFF.

BATAVIA. ’sGbAVENHAGE.

19 13.
RAPPORTEN

VAN DE

COMMISSIE IN NEDERLANDSCH-INDIË

VOOR

OUDHEIDKUNDIG ONDERZOEK

OP

JAVA en JVVADOERA

1912.

Uitgegeven door

HET

Bataviaasch Genootschap van Kunsten en Wetenschappen.

((BIBLIOTHEEK J

ALBRECHT & Co. M. NIJHOFF.

BATAVIA.
’S GkAVENHAGE.

19 13.
INHOUD.

Blz.

in I
Inleiding (Oudheidkundig Onderzoek 1912)

bronzen in het Museum te Batavia, door Dr. N.


Oe Buddhistische

J.

Eur. 84
Benige opmerkingen betreffende de Tjandi Selagrya, door
1. van

Jochim 90
Beelden door E. F.
te Djokjakarta,

der steenen bijeengebracht bij de pasanggrahan


Opgave voorwerpen,

E. A. Sell 193
het door
op Diëng-plateau,
door
Opgave der Hindoe-oudheden inde residentie Baujoemas,

122
E. A. Sell

Opgave der Hindoe-oudheden inde residentie Pekalongan (met

door E. A. Sell. 153


uitzondering van de afdeeling Brëbës), .
.

201
Inhoudsopgave der inventarisatie van Banjoemas en Pekalongan. .
LIJST DER PLATEN.

1. Zuiderpoort te Djedong (foto 1258).

2. Noorderpoort te 1267).
Djedong (foto

3. Tempels van Pasetran te


Djedong (foto 1273).

4. Tjandi Bangkal bij Modjokerto (foto 1278).

5. Badjang-ratoe bij Modjokerto (foto 1307).

6. Tjandi Kasiman-tengah bij Modjokerto (foto 1288).

7. Tjandi Rimbi bij Djombang (foto 1294).

8. Garuda-beeld van Petoengombo (foto 1316).

9. uit Modjokerto (foto 1325 1326).


Spuierbeelden en

10. Koppen uit het Museum te Batavia (foto 1318 en 1323).

11. Yooraanzicht van Tjandi Kasiman-tengah (teekening).

12. Zijaanzicht van Tjandi Kasiman-tengah (teekening).

13. Beeldjes van Buddha met Prajnaparamita en van (foto

872 en
1519).

14. Beeldjes van (foto 1520, 1523 en 1524).

15. (foto 1521


Beeldjes van Halahala-Avalokitetjvara en van

en 1522).

16. Beeldjes van Maitreya en van Mahjmjrl (foto 1525 en 1527).

17. Beeldjes van Yajrapani en van Yajrasattva (foto 1529, 1528 en 467).

18. Beeldjes van Prajnaparamita, van Cunda en van Marïcï (foto 1530, 1531

en 1532).

19. Beeldjes van Kuvera, vaneen Bodhisattva en vaneen Buddha (foto 472,

466 en 875).

20.
Noordgevel van Tjandi Selagriya.

21. Beelden Qiwa inde nissen Tjandi Selagriya.


van Durga en van

22. Poortwachters van Tjandi Selagriya.

23. Fragmenten van Tjandi Selagriya.

24. Achteraanzicht van Tjandi Selagriya (teekening).

25. Doorsnede van Tjandi Selagriya (teekening).


INLEIDING.

(Oudheidkundig onderzoek in 1912).

thans het eerst in hun


De Oudheidkundige Rapporten verschijnen voor

In het eerste
nieuwen vorm,
d. w. z. zonder de driemaandelijksche verslagen.

is deze nieuwe regeling voldoende


afzonderlijk uitgegeven kwartaalverslag van

J
het is daar nader terug
rekenschap gegeven ), zoodat onnoodig nog op

te komen.

niet die wijze


Toch is het hierbij aangeboden Rapport nog geheel op

ingericht kunnen worden, als wij ons hadden voorgesteld en als naar
wij hopen

het geval
in volgende jareu (zij het wellicht ook nog
niet het eerstvolgende)

behoort overzicht te
zal zijn. Als eerste en voornaamste artikel namelijk een

hebbende werk-
fungeeren van de gedurende het afgeloopen jaar plaats gehad

dat zonder in
zaamheden op oudheidkundig gebied, een overzicht, bijzonder-

dalen de afzonderlijke artikels be-


heden en detailkwesties af te (welke voor

beeld behoort te de weten-


stemd blijven) niettemin een duidelijk geven
van

het het
schappelijke resultaten van het onderzoek, zoowel als van practisch op

conservatie tot stand


gebied van gebrachte.
Gedurende
Zulk een overzicht te
geven
is voor het jaar 1912 onmogelijk.

in Maart trad
bijna het geheele jaar werd met onvolledig personeel gewerkt;

zonder dat iemand


de Heer J. Knebel af als lid der Oudheidkundige Commissie,

anders in zijn plaats kwam, terwijl ook de Heer Leydie Melville eenigen tijd

werk Java onttrokken werd ten behoeve van de


opnamen
in Atjeh.
aan zijn op

werkzaamheden dit jaar


Ook in andere opzichten moest de aard der gedurende

wel de sporen dragen van ineen overgangstoestand te hebben plaats gehad.

is de gelden bij de
Immers een
algeheele reorganisatie aanstaande, waarvoor

onder der
begroeting van 1913 reeds gevoteerd zijn
a
) en waarbij opheffing

Oudheidkundige Commissie zal worden overgegaan


tot de instelling vaneen

Oudheidkundigen Dienst. Daarbij zal plaats zijn voor twee bouwkundigen en

althans één dezer te verwachten is, spreekt


waar de benoeming van spoedig

Oudheldk. Xste kwartaal 1912 p. 1-2.


1) Verslag
wordt, op zich
2) Inmiddels liet tot Juni 1913 het besluit, waarbij daaraan gevolg gegeven

wachten.
II

liet dat zich het bouwkundig overzicht


vanzelf, ondergeteekende van
geven
vaneen

zal onthouden: de resultaten van het onderzoek in dit opzicht zullen uit den aard

kunnen worden.
der zaak beter later aan de hand vaneen vakman gewaardeerd

dus moest worden het overzicht


Terwijl afgezien van
geven vaneen

van het oudheidkundig onderzoek in 1912 inden trant van het bovenbedoelde,

leek het niettemin raadzaam toch den belangstellende althans eenige


ons gege-

verschaffen foto’s dein dit jaar behandelde


vens te en daarbij een paar van

bouwwerken te Het kwam dat opsomming zonder


reproduceeren. ons voor, een

toch beter dan in het niets.


meer nog altijd was, geheel

Nu het eerst sinds jaren een Rapport verschijnt zonder één der
voor

bekende oudheidkundige inventarissen van den Heer J. Knebel, voegt een enkel

het door dezen medewerker sinds de


woord van waardeering voor volijverigen

de Oudheidkundige Commissie in hare werkzaamheden


oprichting van
genomen

verschenen hand der oudheden


aandeel. Achtereenvolgens van zijn beschrijvingen

de
inde Chineesche kerkte Goenoengsari (Weltevreden), Verzameling teJog-

aldaar, de Chineesche te Kota-lama,


jakarta, de collectie-Kraag begraafplaats

de residentie Pasoeroean, daarna


de afdeeling Malaug, en
vervolgens geheele

Besoeki, Madoera, Madioeu, Soerabaja, Kediri, de vlakten van Prambanan en

Sorogedoeg, Jogjakarta, Soerakarta, Rembang, Samarang en Kedoe, een en

later bovendien inde jaren


ander met
noodig geworden aanvullingen, terwijl

1905—1909 na den dood van Dr. Brandes ook de driemaandelijksche rapporten

door hem worden Deze lijst spreekt zich wie eeniger-


ingediend. voor en voor

mate met den aard van dergelijk inventarisatie werk vertrouwd is, zal tevens dui-

welk vermoeiende veelal in het geheel niet loonende


delijk zijn een menigte en

alvorens die beschrijvingen konden worden


tochten noodig geweest zijn, samen-

De Heer Knebel heeft dat werk steeds met de


gesteld. grootste toewijding

tijd achtte welverdiende rustte


verricht er waar hij nu den gekomen om een

zonder dat hem dank


gaan genieten, daar
mag
dat niet gebeuren, openlijk

onvermoeide hij zij verzekerd bij zijn


gezegd wordt voor zijn en er van

gewaardeerde werkzaamheid.
vakgenooten zeer

de verschillende in
Wat het conserveeringswerk betreft, geven

Oost- Midden-Java ondernomen contröle-reizen tot bijzondere opmerkin-


en geen

werd slechts in verband met het beperkte


gen aanleiding. Ingegrepen (mede

personeel) te Grissee en
op
het Diëng-plateau.

de Gapura, toegang gevende tot de


Op eerstgenoemde plaats dreigde

Malik Ibrahim, met verval. Het maatregelen


begraafplaats van nemen van
III

welke in het
daartegen werd opgedragen aan den Heer Leydie Melville, gevaar

metalen raamsteunkolommen en tevens be-


door het aanbrengen van
voorzag

deze den
sloot den boom, welke, onmiddellijk naast de
gapura gegroeid, op

denke slechts Tjandi Perot


duur ten verderve dreigde te worden men aan

Oud-Javaanseh model
te doen omkappen. Aangezien deze
gapura geheel volgens
tevens
gebouwd is, werd ter gelegenheid van deze conserveeringsmaatregelen

behoorend tot het


een opname gedaan van het poortgebouw Battjang-ratoe,

5.
oude Majapahit. Dit laatste is afgebeeld op plaat

dit in
De het Diëng-plateau bestonden gedurende jaar
maatregelen op

het terrein,
het tot stand brengen vaneen behoorlijke afwatering van waarop

Het is bekend, hoe deze zelfs in het


zich bevindt.
de Ardjoena-tempelgroep

seizoen slechts ten deele droogvoets te bereiken was en het spreekt van-
droge

het staan den toestand der tempelgebou-


dat dit voortdurend in water op
zelf,

is bevredi-
nadeelig moest werken. Daarin nu op voorloopig zeer
wen hoogst
ook den duur blijken
gende wijze voorzien ; wanneer de
genomen maatregelen op

zal kunnen worden tot de werkzaamheden


te voldoen, overgegaan voorgenomen

te komen.
om aan den bouwvalligen toestand van enkele dier gebouwen tegemoet

dein 1911 ontdekte


Nieuwe opnamen
hadden allereerst plaats bij

naast de beide in het


vorig jaar
Tjandi Tjebongan nabij Jogjakarta, waar

fundamenten thans die vaneen derde gebouw te voorschijn kwamen,


gevonden
immers de dit
met de andere in nauw verband staande, ingang van
blijkbaar

die één der andere tempeltjes, dezelfde wijze


op
gebouw lag juist tegenover
van

aantreft. Door de
dus als men
dat b.v. ook op
den Diëng en Gedoug Sanga

het karakter deze tempelgroep


vondst vaneen nandi werd Qivaïtisch van

bevestigd.

werd met de fotografische opname van Tjandi


Vervolgens voortgegaan

plaat 4; in het bijzonder


Bangkal inde afdeeling Modjokerto, afgeheeld op

Van de
werd de aandacht verschillende details van de versiering.
gevestigd op

teeke-
Rimbi inde afdeeling Djombang werden een paar voorloopige
Tjandi
Wat
reliefreeks geheel gefotografeerd. er van
verder de
ningen gemaakt en

7. Een veronderstelling van


dezen tempel over is, is gereproduceerd op plaat

beelden in het Museum te Batavia van


ondergeteekende, dat twee merkwaardige
1
werd door de vondst
de Tjandi Rimbi afkomstig zonder zijn ), bevestigd van

eenmaal staande inde


een Civa-Guru-beeld bij den tempel, waarschijnlijk

als die beide


Noordelijke nis en van volkomen denzelfden stijl en bewerking

andere stukken.

Ind. Tl. Lnd. Vlkk. 54 (1912) 470


1) De beelden van Tjandi llimbi. Tijdscbr. p. sqq.
IV

Van eenigszins uitgebreider aard waren de opnamen van de Tjandi

Kasiman-tengah en van de tempelgroep van Djedong, beide afdeeling Modjo-

kerto. Daar er bij eerstgenoemd tempeltje, een hoogst eigenaardig gebouwtje,

in bet met fijne versieringsmotieven


een Tjandi Djago klein naar zijn opzet en

getooid, waarschijnlijk niet zoo


gauw gelegenheid tot een detailbesprekiug zijn

foto 6 tweetal teekeningen als


zal, worden alvast behalve een op plaat een

plaat 11 en 12
gegeven,
zoodat de belangstellende voorloopige gelegenheid

heeft zich te oriënteeren. Yan Djedong daarentegen zijnde teekeningen geheel

zal
gereed en bestaat het voornemen,
zoodra het bouwkundig personeel zijn

ineen afzonderlijk artikel te doen plaats hebben.


uitgebreid, een behandeling

In daarmede slechts drietal foto's plaat


verband zijn hierbij een weergegeven:

1 de Zuiderpoort, plaat 2 de Noorderpoort en plaat 3 met


op
den achtergrond

Pasetran den het met reliëfs versierde


de zoogenaamde Tjandi en
op voorgrond

soubasement van het bijtempeltje.

werd den gemaakt met het ontgraven,


Eindelijk op Diëng een
aanvang

de het terrein verspreide


opnemen en in teekening brengen van over geheele

de der tempeltjes. Dit


fundamenten en met het onderzoek van naaste omgeving

de zullen de resultaten
werk zal er een van
langen adem zijn; na beëindiging

worden neergelegd ineen aan bet Diëng-plateau te wijden monografie.

De inventarisatie der oudheden moest na het aftreden van den Heer

worden. De Opgave de residentie Kedoe werd


Knebel voorloopig gestaakt van

in 1911.
door genoemden heer in begin 1912 afgeleverd en opgenomen Rapport

werd den bureau-assistent Sell het inventari-


In October eerst aan opgedragen

dit de
satiewerk voort te zetten, tengevolge van welke opdracht aan Rapport

de’ afdeeling Brëbës) hebben


Opgaven van Banjoemas en Pekalongan (behalve

kunnen worden toegevoegd.

inde Bovenlanden
Een korte inventaris van de oudheden Padangsche
het
door ondergeteekende is te vinden in het Oudheidkundig Verslag over

tweede kwartaal.

studies geregeld voort,


Op epigrafisch gebied zette ondergeteekende zijn

met uitzon-
zonder dat de resultaten daarvan tot publicatie aanleiding gaven,

dering vaneen nog


in Rapp. 1911 opgenomen artikeltje over Krtanagara’s

de beschreven steenen in
oorkonde van 1188. Ook had een
opname plaats van

welke is te verwachten de
de Padangsche Bovenlanden, van een publicatie van

Dr. J. L. A.
hand van Prof. Kern. De epigrafische nalatenschap van wijlen

Brandes werd voor den druk gereed gemaakt. Yan buitengewoon belang voor

Java Sumatra beide de vondst aan de boven-Ba-


de geschiedenis van en was
V

Lansat opschrift in Oud-Javaansch schrift,


tanghari nabij Soengai vaneen

als het
in Qaka 1208 zoowel den Javaanschen honing Krtanagara
gedateerd en

tot dusver nog


slechts hypothetisch gedetermineerde landschap Dharmmafraya
het stuk te Batavia
vermeldend. Het zal worden gepubliceerd, zoodra origineele

zal zijn aangekomen.

werkzaamheden zal worden blijk in het hierbij


Van iconografische gegeven

Buddhistische bronzen in het Museum te Batavia.


artikel over de
opgenomen

in Museum zijn
Van de verdere fotografische opnamen genoemd er een
paar

eveneens hierbij gereproduceerd: plaat 8 een Garuda uit Petoeng-ombo, *)

9 twee spuier-
opvallend door zijn forsche behandeling en fraaie versiering; plaat

beelden uit Modjokerto


s
) vaneen zeer eigenaardige fijne bewerking; en plaat

onbekende
10 een vanwege
den opvallenden hoofdtooi opgenomen kop van

herkomst
3
merkwaardig Buddhahoofd
uit Rawapoeloe *).
) en een

Het Museum te
Jogjakarta, deze fraaie en overzichtelijke verza-

moest verzoek den resident worden


meling van Midden-Javaansche kunst, op van

dezer kunstschatten het


is daar niet de verspreiding gevolg
opgeruimd. Gelukkig
als de collectie Magelang is
van geweest, daar zoo
goed geheele naar overge-

daar vinden als Gemeente-Museum.


gebracht ten einde een plaatste

de de Midden-Javaansche
Het blijft dus een centrum voor bestudeering van

komende beeld-
kunst, waarheen ook in het vervolg daarvoor in aanmerking

werken uit Midden-Java zullen worden overgebracht.

den Modjokerto is ook voor


Dooreen milde schenking van regent van

Deze heeft
Oost-Java de stichting van zulk een centrum mogelijk gemaakt.

hoogst belangrijke verzameling


5 van
bijna 200 stuks tellende )
namelijk zijn
Naar het voorkomt,
oudheden aan den lande ten geschenke aangeboden. ons

zal zij het beste aan haar doel blijven voldoen, indien zij ter plaatse gevestigd

vanuit andere streken Oost-Java aangevuld wordt.


blijft en waar uoodig van

andere
Het bestaan van musea inde onmiddellijke nabijheid der tempels en

de zooveel mogelijk inde omgeving,


oude bouwwerken, zoodat kunstvoorwerpen

bestudeerd kunnen verdient alle aanbeveling. In-


waar ze thuishooren, worden,

tusschen was einde 1912 door de


regeering nog
niet over de wijze van aan-

6 dat
vaarding van dit geschenk beslist ), hetgeen echter niet wegneemt, wij

1) no. 209 cl.

2) no. 308 en 309,

3) no. 312.

4) no. 324.

tot ruim 250.


5) In Juni 1913 reeds aangegroeid
1913 ook niet!
6) Bij den druk van dit Rapport in Juni nog altijd
VI

hulde te brengen
achten hier ter plaatse den schenker openlijk
het onzen plicht
bewezen dienst.
voor zijn aan
de wetenschap

verdient vermelding, dat de verzameling beelden enz. bij


Eindelijk nog

nieuw beschreven werd.


de pasanggrahan op
den Diëng geordend en

met de
Op het Oudheidkundig Bureau werd een aanvaug gemaakt samen-

alles wat er omtrent de Javaansche oud-


stelling vaneen volledige opgave
van

in 1912 de residenties Bantam, Batavia


bekend is. Behandeld werden
heden

archief werd de
Het oudheidkundig geregeld en
en Preanger Regentschappen.

werden met verschillende me-


Yoorts genomen
stukken geregistreerd. proeven

der cliché
thoden tot het vervaardigen van
abklatschen. De verzameling s

door de honderdtal
belangrijke vermeerdering schenking vaneen
onderging een

C. M. die der foto’s door de verkrijging


van West-Java door den Heer Pleyte,

uit Britsch-Indië, in ruil


van 525 afdrukken van oudheidkundige opnamen

daarheen Javaansche oudheden.


voor een gelijk aantal afgezonden opnamen
van

Commissie loopt 1912 van


De lijst der cliché’s van de Oudheidkundige over

buiten Java (Pasé) ver-


no. 1257 tot no. 1498, ongerekend de negatieven van

Ten slotte werd een Korte Gids voor den Boro-Budur samengesteld.
kregen. nog

dient ditmaal geno-


Met bovenstaande korte opsomming voor genoegen

het niet lang duren dat dooreen volledig perso-


men te worden. Moge meer

werkzaamheden kan worden


neel een volledig overzicht over de oudheidkundige

opgesteld.

De Voorzitter der Oudheidkundige Commissie,

N. J. Krom.
De Buddhistische Bronzen

IN HET

MUSEUM TE BATAVIA

DOOR

Dr. N. J. KROM.

INLEIDING.

het hier gegeven overzicht van de Buddhistische bronsjes


De wijze, waarop

in het Museum te Batavia is samengesteld, vereischt eenige toelichting.

welke de studie der Bud-


Het doel ervan waste trachten de resultaten,

vruchtbaar te maken
dhistische iconografie der laatste jaren heeft opgeleverd,

slechts incidenteel en in hoogst enkele


voor de collectie te Batavia, hetgeen nog

kon zich
gevallen had plaats gehad. Vijf en twintig jaar geleden men er
op

te bezitten alles wat Buddhistisch gebied


beroemen een samenvatting van op

waarbij alles, wat toentertijd van de iconografie


te Batavia aanwezig was en van

dat toen in 1887


van het Buddhisme bekend was, partij was getrokken; was

Groeneveldt verscheen. Helaas heeft


W. P.
de voortreffelijke Catalogus van

De kennis de door de
men na dien tijd niet gezorgd bij te blijven. van

in steen of metaal voor-


Buddhisten vroeger
en later gevolgde en weergegeven

stellino-en en afbeeldingen heeft juist in die laatste vijf en twintig jaien een
°
O

het Bataviaasch
ongekende vlucht genomen,
maar inde vervolgcatalogussen van

waarin sprake
Museum blijkt daar weinig van. Ook afzonderlijke artikelen, is

J
slechts heel enkele ). De
van Buddhistische voorstellingen te Batavia, zijn er

iu haar vollen omvang, Dr.


beste kenner van de Hmdu-Javaansche archaeologie
hoewel hij,
Brandes, bewoog zich niet bij voorkeur op iconografisch terrein, waar

dit facile princeps te kunnen zijn ).


het te
pas kwam, toonde ook op gebied

de moeite te zullen loouen na te welke


Het kwam ons dus voor gaan,

Ind. Tl. Lnd. Vlkk. 48


A. Een Buddhistisch monniksbeeld, Tijdschr.
1) Dr. J. L. Brandes,
Java, Kon. Inst. Tl.
C.M. Bijdrage tot de kennis van het Mahayana op Bijdr. Lnd_
p. 37 sqq.; Pleyte,
49 178 zijn de voornaamste.
6 VIII 379 X 195 sq„ Tijdschr. p. sqq.
Vik N Indië p. sqq., p.
Not. later omgewerkt herdrukt
1902,
' 2) Zie bv. De beelden van Tjandi Tumpang, Bijl. 111 van

zijn uit den aard der zaak ook de


de over dien tempel; in dit opstel
p.
85
sqq. van monografie
op

het Bataviaasch Museum aanwezige beelden van Tumpang behandeld.


in

1
Rapport 1912.
2

in collectie te vinden
uit het Indisch Buddhisme bekende types onze terug

die niet beschaamd. Het spreekt


zouden zijn en de uitkomst heeft verwachting

vanzelf dat het inde eerste plaats Foucher’s


Etude sur I’iconographie bouddhique

de Indische in aanmer-
de I’lnde welke voor het vaststellen van vormen
was,

kwam. Ook de verdere litteratuur hebben wij zooveel bet ons mogelijk
king

onderzoek betrokken, doch dit


punt dienen wijde toegevend-
was bij ons op

heid den lezer in te grond van de onvolledigheid onzer hulp-


van roepen op

vermeld dat inde Bibliotheek


middelen: om slechts een staaltje te noemen zij

van het Bataviaasch Genootschap van Kunsten en Wetenschappen (de eenige

behalve andere ontbrekende deelen


op dit gebied in
geheel Nederlandsch-Indië),
of Western India
van de voor ons doel zoo belangrijke Archaeological Survey
of is
ook het waarin Indraji’s The Bauddha Mythology Nepal
deel, Bhagvanlal

niet te vinden is, evenmin als men er Oldenburg’s publicatie van


opgenomen,

inde Bibliotheca buddhica \ zal aantreffen.


driehonderd afbeeldingen

hebben in hoofdzaak die Foncher gevolgd.


Bij de indeeling wij van

Waar echter de
gegevens
omtrent de na 1887 inde verzameling opgenomen

der Notulen het Bat. Gen.


beeldwerken in zooveel verschillende deeltjes van

tevens al die hiei


verspreid liggen, kwam het ons wenschelijk voor opgaven

naarmate de verschillende bronsjes behandeld


elkaar te zetten; zal dus,
bij men

uit den Catalogus en de \ er-


worden, achter hun nummer eenige grootendeels
vinden.
volgcatalogussen overgenomen mededeelingen daaromtrent afgedrukt

verbeterd heb ik mij


Hoewel natuurlijk eventueele onjuistheden daarin zijn,

verder omtrent deze bijkomstige zaken onthouden en mij


van toevoegingen

behandelen die welke voor de identificatie der


bepaald tot het van gegevens,

in aanmerking kwamen.
voorstellingen

Een aantal bronsjes, voorkomend inden Catalogus en zijn vervolgen,

zal men hier niet besproken vinden; het zijn die, welke door mijn voorganger

C. M. daaruit afgezonderd
als conservator dezer verzameling, den Heer Pleyte,

Aan heb ik mij gehouden;


waren op grond van onechtheid. die afscheiding

de valschheid niet bewezen kan worden, moet


immers ook in gevallen, waar

de echtheid huiverig maken dergelijke


het bestaan van gerechten twijfel aan aan

conclusies de te vastknoopen. Een


exemplaren voor iconografie gaan opgave

dezer bronsjes vindt men hierachter ineen Bijlage.

hebben niet durven


Een scheiding tusschen Midden- en Oost-Java wij

maken, waar het zulke lichtverplaatsbare voorwerpen als bronsjes gold, bij

tot
welke de laatste vindplaats zelden de oorspronkelijke is, zoodat een poging

zulk een scheiding geen practisch belang zou hebben noch resultaten opleveren,

waarop men zou


mogen afgaan.
DE BUDDHA’S

inde bronscollectie niet af van


De voorstellingen der Buddha’s wijken

te
de steenen beelden en zijn dus evenals deze
gemakkelijk en onmiddelijk

in menschelijken afgebeeld, nooit met


herkennen. Buddha’s worden altijd vorm

het gewaad der monniken: over-


meerdere hoofden of armen. Zij dragen een

rechter schouder bloot laat, onderkleed, dat


dat den en een
kleed, doorgaans

ziet komen tot de voeten. Verder is een Buddha kenbaar


men daaronder uit op

teeken tusschen
aan een uitwas boven
op
het hoofd, usnïsa genaamd en aan een

door
de wenkbrauwen onderaan het voorhoofd, de ürna, gewoonlijk weergegeven

een knobbeltje, soms dooreen kuiltje op


de manier van het „derde oog” bij

andere beelden, eindelijk speciaal bij de kleine bronsjes wel eens geheel
Qiva- en

ontbreekt trouwens zonder deze zou het


weggelaten. De usnïsa echter nooit,

Buddha-beeld vaneen monniksbeeld te onderscheiden.


al heel lastig zijn een

deze is de meerderheid de
Wat de wijze van zitten betreft, bij groote

het zitten
Buddha-houding, vajrasana of padmasana genoemd, op
gewone

lichaam beenen. Enkele stukken zitten


Indische wijze met onder het gekruiste

Ten slotte is staande Buddha’s. De zittende


op Europeesche wijze. er een
groep

voorkeur door Bodhisattva’s


houding met afhangend rechterbeen, bij aangeno-

in niet Wij zullen bronzen


men, komt bij de Buddha’s het geheel voor. onze

bovenstaande behandelen.
naar groepen

zillende Buddha’s zijn die het talrijkst,


Van de
op
de gewone wijze

de houding, die „de” Buddha


welke de handen in bhumisparca-mudrd houden,

toen hij onder den Bodhi-boom vóór het bereiken van zijn
Qakyamuni aannam

haar te Tot
Buddhaschap de aarde aanraakte om tot getuige roepen.
een wer-

aanraken komt het inde beeldende kunst intusschen niet: de rechterhand


kelijk

wordt, terwijl de linker inden schoot rust, met den


rug
naar buiten, en afhangend

de rechterknie, waarop
de pols steunt; dikwijls ook hangt de
gehouden van

in het niet af, doch rust zij zonder meer


op de knie, altijd
hand geheel meer

is het die
echter met den naar buiten. Van de dhyani-Buddha’s Aksobhya,
rug

in deze houding wordt voorgesteld, waarmee natuurlijk allerminst gezegd is,

zouden
dat alle in deze houding voorkomende Buddha’s Aksobhya genoemd

moeten worden; integendeel, het ligt voor de hand, dat men juist l
f
akyamuni
4

dit zijn leven zal hebben afgebeeld. Dit


gaarne op gewichtig oogenblik van

is dan ook de het beroemde Buddhabeeld Bodh-Gaya


houding van van en

het beeld uit Boro-


waarschijnlijk daarop teruggaande den hoofddagob van

1
Budur ).

564. Afk. onbekend. Hoog 10.4.

Rond lotuskussen, vierkant voetstuk, nisvormig achterstuk

met versierden rand zonnescherm.


en afgebroken

de twee boven
Bovenop usnïsa schijven en een knop, naar

kleiner wordende.

Kleedslip den linkerschouder.


op

563a. Afk. onderafd. Boemiajoe, 12.


res. Pekalongan. Hoog

Rond lotuskussen, dat op een vierkant voetstuk gelegen is;

achterstuk met zonnescherm.


ogiefvormig

Notulen 1886 2.
p.

566. Afk. onbekend. Hoog 8.2.

Lotuskussen met vierkant voetstuk; ogiefvormig achterstuk

met versierden rand en afgebroken zonnescherm.

Geen tïrna.

564a. Afk. onbekend. Hoog 13.

vierkant voetstuk met ovaal lotuskussen


Langwerpig en

rond achterstuk met versierden rand; het zonnescherm is

afgebroken.

Van de is alleen linkerschouder


bekleeding een slip op den

zichtbaar.

Aan den achterkant twee kleine ronde medaillons, blijkbaar

met Nagari-schrift, dat echter onleesbaar is.

Notulen 1888 172.


p.

570. Afk. Semarang. Hoog 11.3.

Rond lotuskussen, vierkant voetstuk met


opengewerkte

zijden, achterstuk ovale glorie


afgebroken en
fragment eener

achter het hoofd.

Groote ronde knop op de usnïsa.

Kleedslip den linkerschouder.


op

Verhand. 21
p. 64, no. 71.

570a. Afk. desa Koenti, onderdistr. Satnpoeng, afd. Pouorogo, res.

Madioen. Hoog 12.

)) Zie Foucher Buil. Ec. fr. Extr. Or. 111


p.
78
sqq.
IX
p.
45.
5

Ovaal lotuskussen met vierkant voetstuk; achterstuk


geen

of glorie.

Notulen 1886 30.


p.

572. Afk. Soerakarta. Hoog 11.3.

Rond lotuskussen zonder voetstuk of achterstuk; achter

het hoofd een ovale glorie, die van boven ogiefvormig

toeloopt.

de staat drietandvormig versiersel.


Op usnlsa een

Geen ürna.

Verhand. 21 63, no. 70.


p.

577a. Afk. desa Koenti. onderdistr. Sampoeng, afd. Ponorogo,

res. Madioen. Hoog 12.6.

Ovaal lotuskussen met vierkant voetstuk; achterstuk met

vlammenden rand; zonnescherm afgebroken.

loopt het hoofd


In plaats vaneen bepaalde usnïsa naar

hoven spits toe.


geleidelijk
versierd met upavlta, bo-
Deze Buddha is
bij uitzondering

venarmbanden twee versierde koorden de schouders.


en op

Notulen 1886 36.


p.

568. Afk. doehoeh Kali-galih, desa Karang-petir, distr. Kaliredjo,

afd. Banjoemas. 13.6.


en res. Hoog

lotuskussen met vierkant voetstuk; vierkant


Langwerpig

achterstuk met versierde randen tot aan de schouders en

wijze versierd. Af-


daarboven een ronde glorie, op gelijke

gebroken zonnescherm.

Zeer afgesleten.

Notulen 1877 p. 17.

565. Afk. Semarang. Hoog 8.1.

lotuskussen met vierkant achterstuk met


Rond voetstuk,

versierden rand en afgebroken zonnescherm.

de knop als bij 564.


Op usnlsa een

Geen ürna.

Verhand. 21 64, no. 72.


p.

573. Afk. Hoog 6.8.


Jogjakarta.

Geen zetel of achterstuk; inden hals de eener


sporen

glorie.

Zeer geschonden.

Verhand. 21 73, no. 91.


p.
6

575a. Afk. desa Tjoembree, bij bet Wilis-gebergte (Kediri). Hoog 7.

Onderaan één om bet beeldje vast te zetten ineen


pen,

voetstuk.

Het kleed ligt in scherpe vouwen over den schouder,

(goud).

Notulen 1904 23 en 35.


p.

574. Afk. Prambanan bij Jogjakarta. Hoog 5.2,

twee rijen versier-


Teerlingvormig voetstuk, omgeven van

achterstuk of
selen ; geen glorie.

Ronde knop de usnïsa.


op

Geen ürna.

(goud).

Notulen 1872 p. 2.

575. Afk. desa Poeger Wetan, distr. Poeger, reg. Bondowoso,

res. Besoeki. Hoog 4.5.

Geen zetel, achterstuk of


glorie.

Over de linkerhand ligt een kleedslip.

Geen ürna.

(goud).

Notulen 1874 p. 86

576. Afk. als 3.


voren. Hoog

Geen zetel, achterstuk of glorie, maar aan den onderkant

een uitsteeksel ter


bevestiging ineen kussen.

Geen ürna.

(goud).

Not. als voren.

577. Afk. als voren. Hoog 6.

Vierkant voetstuk met lotuskussen, maar achterstuk


geen

of glorie.

Kringvormige ürna.

(zilver).
Not. als voren.

Een tiental hebben de handen ineen Java


beeldjes voor klaarblijkelijk

niet doch daarbuiten zelden mudra. Ze worden


ongewone, betrekkelijk aangetroffen

beide vóór de borst zóó dat de rechter boven de geheel gesloten


gehouden, over

linker die omsluit. Dit wekt den indruk, of beide handen


grijpt en een

onzichtbaar omknellen en het is dan ook een feit, dat een enkele
voorwerp

Bodhisattva en Tara juist deze wijze een vajra vasthouden.


op
7

soort
Het is dan ook zeer wel mogelijk, dat deze houding een vajra-

als nooit
wat meteen verklaren waarom zij elders bij de regel
houdinij is, zou

attribuut voerende Buddha’s zoo zeldzaam is. Op Java heeft men, gelijk
eenig
niet Buddha een vajra inde hand
hieronder blijken zal, geschroomd aan een

dat dit vertoont,


te althans, dat het eenige exemplaar,
geven aangenomen

hier intusschen is een vajra nergens zichtbaai.


echt is. Bij de besproken groep

19.7.
556. Afk. Jogjakarta. Hoog
de boven-
Rond lotuskussen met vierkant voetstuk, waarvan

versierselen is voorzien. Aan den


rand met bloemvormige

achterstuk, dat van


achterkant van dit voetstuk verrijst een

nis versierde randen heeft en


boven den vorm eener en

zonnescherm met zeer langen en


o-ekroond is dooreen
O

is het beeld
versierden knop; het achterstuk vrij ver van

inden
af en dit laatste heeft nog een afzonderlijke glorie

vorm eener ronde onversierde plaat.

de groote ronde knop.


Op usnisa een

den linkerschouder.
Afhangende slip op

Verhand. 21 59, no. 67.


p.

Foto Oudheidk. Comm. 874.

Soerabaja. Hoog 12.


557. Afk. desa Moeteran, afd. Modjokerto, res.

556.
Ongeveer gelijk aan

achterstuk
goud, voetstuk,
en
beeld de glorie van
(het en

zonnescherm van zilver).

Notulen 1881 97.


p.

Soerakarta. Hoog 11.5.


558. Afk. Ampel, res.

achter-
Rond lotuskussen, vierkant voetstuk en afgebroken

hoofd ovale plaat als


stuk ; achter het fragmenten eener

glorie.

de usnisa.
Spitse knop op

slip den linkerschouder.


Afhangende op

Verhand. 21 71, no. 84.


p.

Foto Oudheidk. Comm. 875.

afd. Soerakarta. Hoog 7.6.


560a. Afk. Drono, Rojolali, res.

achter het hoofd.


Rond lotuskussen met een glorie

als 560.
Overigens

Notulen 1887 p.
36.

desa distr. Poerbolinggo, res. Banjoemas,


560. Afk. Pagoesau,

7.7.
Hoog
8

Rond lotuskussen, zeer


geschonden, waaraan
vroeger een

achterstuk schijnt bevestigd te zijn geweest.

Konische usnlsa niet spitsen knop.

Op den linkerschouder de met twee punten afhangende

slip, welke ook achter de lendenen


tot op neerhangt.

Notulen 1882 p. 123.

559. Afk. Ledok, Kedoe. 8.2.


res. Hoog

Rond lotuskussen, vierkant voetstuk en nisvormig achter-

stuk; achter het hoofd onversierde ovale als


een plaat

glorie.

Usnlsa met spitsen knop.

Geen urna.

Slip over den linkerschouder.

Verhand. 21 69, uo. 81.


p.

5585. Afk. desa Kademangan Tjandi, distr. Prenggoet, res. Jog-

jakarta. 16.
Hoog

Rond lotuskussen; vierkant, gedeeltelijk opengewerkt voet-

stuk, dat aan den bovenrand vijf bloemvormige versierselen

draagt. Het achterstuk is dicht bij het kussen afgebroken,

zoodat glorie en zonnescherm ontbreken.

Usnlsa met
spitsen knop.

Geen urna.

Slip over den linkerschouder.

Notulen 1895 102.


p.

557a. Afk. desa Koenti, afd. Ponorogo, Madioeu. 8.2.


res.
Hoog

Rond lotuskussen met vierkant voetstuk, achterstuk en zon-

nescherm.

Spitse usnïsa.

(het beeld is het zilver).


van
goud, overige van

Notulen 1886 p.
36.

5575. Afk. als 7.5.


voren. Hoog

Geen urna.

Verder gelijkend 557a, waarmede het is.


op gevonden

Not. als voren.

561. Afk. onbekend. 7.5.


Hoog

Geen kussen of voetstuk, maar uitsteeksel va,n onderen ter

bevestiging ineen zetel. Inden hals een kram ter opne-

ming eener glorie.


9

de is
Langzaam toeloopende usnlsa, waarvan knop afgebroken.

Geen ürna.

Slip op den linkerschouder.

(zilver).

Verhand. 21 69, no. 80.


p.

Bij deze sluiten zich die exemplaren welke de handen


groep aan,

eveneens voor de borst houden, doch nu inde dharmacalcra-nnidra


gewone

De linkerhand wordt met duim boven met den


en wijsvinger naar en
rug

de rechter is iets daarnaast half


naar voren gekeerd; hooger geplaatst, naar

raakt linker de of bijna De


voren geopend en de met vingertoppen even aan.

het draaien rad duidt dan ook den Buddha


houding geeft vaneen weer en

deze zijn leer predikte, in het bijzonder toen hij te Benares


aan, gelijk voor

het eerst „het rad der wet draaien” deed.

Deze houding is verder


nog
die van den dhyani-Buddha Yairocana,

welke dus wel een enkele maal bedoeld kan zijn. Bij het eerste nummer,

welks voetstuk rad heeft echter


nog eens uitdrukkelijk een vertoont, men

buiten twijfel willen voorstellen.


Qakyamuni

554. Afk. Soerakarta. Boog 23.4.


Ampel, res.

Ovaal lotuskussen met vierkant voetstuk, ronde glorie met

vlammenrand achter het geheele lichaam en daarboven een

zonnescherm. Midden de het voetstuk


op voorzijde van een

de beide hoeken leeuw.


gevlamd rad; aan een

Op de usnlsa een rozet.

Kringvormige ürna.

Een kleedslip de linkerhand heen.


ligt over

Achter het staat in letters de Bud-


op roggestuk slordige

dhistische geloofsbelijdenis.

Verhand. 21 60, uo. 68.


p.

Foto Oudheidk. Comm. 471.

558c. Afk. Ketanden, afd. Klaten, res. Soerakarta. Hoog 9.

Rond lotuskussen zonder voetstuk; inden hals


sporen

eener glorie.

Usnlsa met spitsen knop.

den linkerschouder.
Slip over

Notulen 1895 121.


p.

562. Afk. 8.6.


Semarang. Hoog

Rond lotuskussen met rond voetstuk; achterstuk


laag, geen

of glorie.
10

De handen worden zeer


laag gehouden.

Het geheel vrij onduidelijk.

Verhand. 21 73, no. 89.


p.

worde door
De houding der meditatie, dhydni-mudrd, vertegenwoordigd

een viertal bronsjes; een vijfde, no. 584a, is van Achter-Indisch model en stellig

niet Java deze eenmaal door den peinzenden


van afkomstig. Bij houding,

Buddha meditatie onder den Bodhi-boom welke


bij zijn aangenomen,
en

die den Amitabha is, worden de beide handen


tevens van dhyani-Buddha op

schoot veelal de
elkaar met den
rug
naar beneden inden gelegd, terwijl

elkander raken.
duimtoppen

580. Afk. onbekend. Hoog 14.3.

Ovaal vierkant voetstuk dito achterstuk, dat


lotuskussen, en

van boven den vorm eener hartvormige nis aanneemt.

Op de usnlsa een schijfje met langwerpig knopje.

Op den linkerschouder een naar voren en achteren afhan-

gende slip.

De wenkbrauwen worden door één lijn weergegeven; op

de knieën staat een kringetje.

Verhand. 21 67, no. 77.


p.

581. Afk. Hoog 12.


Jogjakarta.

Lotuskussen, vierkant voetstuk en


nisvormig achterstuk

met versierden rand, die van boven ineen punt uitloopt,

het zonnescherm zat.


waaraan waarschijnlijk vroeger

Usnlsa met spitsen knop.

Kuiltje als ürna.

Verhand. 21 65, no. 73.


p.

582. Afk. onbekend. Hoog 12.6.

Lotuskussen, vierkant voetstuk achterstuk met


en nisvormig

versierden rand en zonnescherm.

Onduidelijke knop de usnlsa.


Op

Kuiltje als ürna.

584//. Afk. Kedoe. 8.2.


Magelang, res. Hoog

Geen kussen of voetstuk; achter het hoofd vaneen


sporen

uitsteeksel, de is
waaraan glorie bevestigd geweest.

Notulen 1892 112.


p.

Drie houden de handen in vilarha-mudrd de der


exemplaren , houding

de rechterhand den gestrekten benedenarm


redeneering, waarbij aan naar voren

omhoog wordt geheven met den naar achteren en de vingers naar boven
rug
11

behalve de welks dien den duim


wijsvinger, top tegen van gehouden wordt.

De linkerhand inden schoot. ïot


ligt deze
groep behoort waarschijnlijk

No. 586, hoewel daarvan de rechterarm


eveneens
afgebroken is; de
houding
den is hier echter die der andere Yan No. 562a
van arm
gelijk aan nummers.

valt te hier linkerhand


eindelijk op merken, dat de niet inden schoot ligt,

doch ook ineen soort vitarka wellicht


gehouden wordt, een kleedslip vast-

houdend.

587. Afk. distr.


Leuwigadjah, Tjilokotot, res. Preanger. Hoog

9.7.

Ovaal lotuskussen zonder voetstuk ot' achterstuk; sporen

eener
ring als glorie.

üsnisa met korte spitse punt.

Geen ürna.

Notulen 1878 35.


p.

585. Afk. Palembang. Hoog 8.3.

Geen voetstuk of kussen, maar onder bet lichaam een

lange uitstekende kram ineen zetel. Achter


ter bevestiging

het hoofd een ring als glorie.

üsnisa inden ronden de kruin.


vorm vaneen knop op

Het gelaat is van


eenigszins ongewoon type.

Verhand. 21 74, no. 93.


p.

586. Afk. Jogjakarta. Hoog 10.5.

Gelijk aan 587, doch üsnisa zonder knop.

Verhand. 21. 71, no. 86.


p.

562rt. Afk. onbekend. Hoog 13.

Ovaal onversierd kussen met langwerpig achtkantig on-

derstuk.

üsnisa met
kegelvormigen knop.

Notulen 1888 172.


p.

De houding der weldadigheid of vara-mudra komt slechts een


paar

maal Daarbij wordt de rechterhand de rechterknie met de


voor. op gehouden

palm de linker inden schoot Waar dus het verschil


naar voren
terwijl ligt.

met de daarin bestaat, dat bij die laatste van de rechterhand

juist de is, het vanzelf, dat beeldje


rug
naar voren gewend spreekt vaneen

als 567, de uitmaakt, dat de rechterhand de knie


no. waarvan arm
op gelegen

heeft, doch die hand zelf ontbreekt, niet te is welk dier beide houdin-
zeggen

is voorgesteld geweest. Dat het hieronder vermeld wordt, wil niet


gen zeggen,

dat het met meer waarschijnlijkheid aan de vara-mudra zou moeten worden
12

toegekend; het had de bronsjes in


evengoed bij opgegeven

kunnen worden. De vara-mudra is tevens die den Rat-


van
dhyani-Buddha

nasambhava.

Het
zonderlinge no. 578, van welke echtheid ik allerminst overtuigd

ben, wordt hier slechts genoemd, omdat een bepaald bewijs van valschheid

nog ontbreekt.

579. Afk. 9.3.


Jogjakarta. Hoog

Rond lotuskussen, vierkant voetstuk en nisvormig achterstuk,

het bovengedeelte is
waarvan afgebroken.

Usnïsa met breeden eenigszins spitsen knop.

Kuiltje als ürna.

Op den linkerschouder een kleedslip.

Verhand. 21 71, no. 85.


p.

579a. Afk. Ketanden, afd. Klaten, Soerakarta. 9.5.


res.
Hoog

Ovaal kussen, vierkant voetstuk.


op Ogiefvormig achterstuk;

het zonnescherm is alleen de


van
gebogen arm
aanwezig.

Usnïsa met spitsen knop.

Kuiltje als ürna.

Op den linkerschouder de kleedslip.

(het beeldje is verzilverd).

Notulen 1895 121.


p.

[578. Alk. distr. 12.1.


Telaga, Madjalengka, res. Tjirebon. Hoog

Hoog vierkant lotuskussen van zonder


ongewonen vorm,

achterstuk of glorie.

Usnïsa met kring krullen, in


een van
platte eindigend

een ronden knop.

Geen ürna.

Voor de verdere beschrijving zie den


men
Catalogus.

Tijdschr. VII 50 Notulen 1876


p. en
p. 3],

567. Afk. onbekend. Hoog 11.

Lotuskussen met vierkant vierkant achterstuk met


voetstuk,

versierden rand tot aan de schouders, daarboven een ovale

glorie met zonnescherm.

Kleine knop de usnïsa.


op

Geen ürna.

Verhand. 21 70, no. 83.


p.

Van de de die de
ahhaya-nwdra, houding afwezigheid van vrees aanduidt

welke de vitarka-mudra slechts daardoor dat de


en van
afwijkt, vingers van
13

de opgeheveu rechterhand alle naast elkander boven komen


naar gestrekt zijn,

bij de Indische wijze zittende Buddha’s voorbeelden Deze


op geen voor.
houding
is ook die den
van dhyani-Buddha Amoghasiddha.

De Europeesche wijze zillende Buddha’s heel wat minder


op zijn talrijk,

slechts zeven in getal.

Twee hebben de rechterhand in vitarka-mudra; No. 588


ervan
bij is

die duidelijk, terwijl die No. 588a de


zeer van
eenigszins naar abhaya-mudra

gaat zonder nochtans daar geheel toe te het


zweemeu, over
gaan. Bij eerste

wordt de linkerhand den schoot


bij geopend voor het lichaam gehouden met

slip erin, bij het tweede is de linkerhand iets den


een
hooger met
rug naar

beneden
opgeheven, terwijl de derde vinger binnenwaarts gebogen is; de duim

is
afgebroken.

588. Afk, Ampel, Soerakarta. 18.


res.
Hoog
Geen kussen, voetstuk, achterstuk of glorie.

Puntige knop de usnïsa.


op

De punt de steekt tusschen de uit.


van
tong lippen

(ürna en tongspits verguld, oogen verzilverd).


Verhand. 21
p. 62, no. 69.

588a. Afk. gehucht Semen, desa Karangsari, onderdistr. Bando-

afd. Magelang, Kedoe. 18.6.


ngan, res. Hoog

Lotuskussen
op rechthoekig onderstuk; de voeten rusten

onder het front het voetstuk klein


op een van bevestigd

lotuskussen. Ovale met


glorie straalvormige uitsteeksels;

achter de glorie is
aan een ring bevestigd, waardoor blijkbaar

de stok van het thans ontbrekende zonnescherm werd

gestoken.

Notulen 1901 114.


p.

Van vier 591, 592, 593 590 is de niet


nummers, en
handhouding geheel

duidelijk; de Catalogus brengt deze mudra dan ook in verband met de hieronder

beschrevene 589. Naar het voorkomt is echter alle te


van ons er aanleiding

veronderstellen, dat dharmacakra-mudra bedoeld is. No. 590,


er een mee Bij

dat het onduidelijkste is het meest tot


en
twijfel aanleiding geeft, schijnt nog

een kleedplooi inde linkerhand gehouden te worden.

591. Afk. onbekend. 8.


Hoog

Teerlingvormig voetstuk zonder kussen; de voeten rusten

op een vierkant uitsteeksel uit den onderrand daarvan. In

den nek als


sporen vaneen ring glorie.
14

spits toeloopende den top bescha-


Geleidelijk usnlsa, aan

digd.

Geen ürna.

den linkerschouder met twee einden.


Op slip

Verhand. 21 72, no. 88.


p.

592. Afk. res. Kedoe. Hoog. 7.8.

Rond lotuskussen met vierkant voetstuk, achterstuk


geen

of
glorie.

Het hoofd zeer afgesleten.

Verhand. 21 72, no. 87.


p.

598. Afk. onbekend. Hoog 9.5.

rond lotuskussen; de voeten blad, dat


Hoog op een aan

den onderrand daarvan uitschiet. Achter het lichaam een

cirkel met vlammenrand als het zonnescherm daar-


glorie;

is Ovale plaat achter het hoofd als


boven afgebroken.

glorie.

Alles zeer afgesleten.

590. Afk. Leuwigadjah, distr. Tjilokotot, res. Preanger. Hoog

14.2.

Ovaal lotuskussen met vierkant onderstuk; de voeten rusten

een lotusbloem, die uit het voltstuk opschiet. Achter


op

het lichaam in het kussen is een gat, waarin een achter-

stuk bevestigd is
geweest.

Notulen 1878 85.


p.

slotte vermelden No. 589, dat beide handen geopend


Ten wij nog
voor

het
het lichaam de rechter iets boven de linker, de manier iemand,
houdt, op van

in handen wil De echtheid dit beeldje dunkt


die
die zijn gaan klappen. van

ons
ons niet boven allen twijfel verheven.

589. Afk. Kedoe. Hoog 12.3.

Zittend welks steel zeker


op een lotusbloem, afgebroken

een voetstuk vastzat; ook onder het lotusblad, waarop


op

de voeten rusten, zijn sporen vaneen afgebroken stengel

zichtbaar. Inden bals overblijfselen eener glorie.

Geen ürna.

Verhand. 21 p. 68, no. 79.

de slaande valt het dat dan de helft van


Van beeldjes dadelijk op, meer

is.
edel metaal is, elf van de negentien exemplaren, die de verzameling rijk
15

Ongetwijfeld zullen de meeste dier staande Buddha’s den historischen Buddha

Qakyamuni voorstellen ; bij enkele echter is de niet


veronderstelling gewaagd,
dat wij met diens doen hebben. Het
voorganger Dlpangkara te is bekend, dat

deze hier te lande vereerd werd uit de door Foucher :


Indische
uitgegeven )

miniaturen, twee de inscriptie „YavadvTpe Dlpahkara” dragen 2


de
waarvan er
);

eerste houdt de rechterhand in de in


abhaya-mudra, tweede vara-mudra, beide

komen daarin dat de linkerhand het monnikskleed


overeen, een slip van
omhoog

houdt. Nu is het opmerkelijk, dat van de staande Buddha’s onzer collectie niet

minder dan dertien deze wijze met de linkerhand


op een kleedslip opheffeu.

Slechts één daarvan heeft de rechterhand in één in


abhaya-mudra, vara-mudra,

de meeste vertoonen hetzij de vitarka-mudra, hetzij die


een houding, tus-

schen vitarka- in wellicht


en abhaya-mudra staat en waarmede die laatste

bedoeld is.

In het onzekere, wanneer


Qakyamuni, wanneer Dlpaugkara en wanneer

wellicht een andere Buddha bedoeld is, zullen wede staande Buddha’s een-
nog

voudig naar de mudra’s behandelen.

Van de vier exemplaren, die de rechterhand in abhaya-mudra houden,

heeft No. 597a de slip van het kleed inde linkerhand; No. 59(3// vertoont

links 600a heeft de linkerhand evenals de rechter in


een vitarkahouding, no.

abhaya. Van No. is de linkerhand


596 c eindelijk afgebroken.
597a. Afk. desa Tjoembree, bij het Kediri.
Wilisgebergte, res.

Hoog 11.

Een breed half lotuskussen als voetstuk. Op den een


rug

den steel de die thans ontbreekt


ring voor van glorie, en

boven in het voetstuk een correspondeerend gat.


nog

(goud).

Notulen 1904 23 en 35.


p.

596//. Afk. den Lawoe, ouderdistr. afd.


voet van
Karang-aujar,

Srageu, res. Soerakarta. Hoog 25.

Geen voetstuk, achterstuk of glorie. Rechtervoet afgebroken.

Hoofd los.

Langs den onderrand van het kleed loopt een gebloemd

randje.

Notulen 1909 p. 137 en 159.

600a. Afk. desa Tjoembree, bij het Wilisgebergte, res. Kediri.

Hoog 10.5.

1) Etude sur riconographie bouddhique de I’lnde I 79.


p.

189 II
2) pag-. no. 1, cf. pl. 2, en pag. 209 no. 12.
16

Breed half lotuskussen als voetstuk. Aan den achterkant

den steel de die thans ont-


twee
oogen voor van glorie,

breekt.

bedekt, onderen
Het kleed, dat heide schouders hangt van

breed uit.
aan weerszijden

(goud).

Notulen 1904 23 en 35.


p.

Afk. Boro-Budur. 12.4.


596c. Hoog

dat de verdikking aan de voetzolen aan-


Lotuskussen, naar

Yan is alleen het


wezig is geweest, verdwenen. de glorie

die is inden aanwezig.


gat, waarin bevestigd geweest, rug

monnikskleed.
Zeer doorzichtig

Notulen 1909 p. 140.

reeks heeft de rechterhand in vitarka-mudra. Alle exem-


De nu volgende
de behalve No. 5966, die de
plaren houden met de linkerhand kleedsiip vast,

erin. Diezelfde de linker-


linkerhand wel opheft, doch zonder iets houding van

No. welks echter bij de


hand wordt aangetrotfen hij 601, onduidelijkheid

rechterhand niet toelaat iets anders te constateeren dan dat deze waarschijnlijk

in vitarka-mudra is.

596. Afk. desa Tjiparean, distr.


Limbangan, res. Preanger.

Hoog 14.

Rond lotuskussen; op
den
rug
de
sporen eener afgebroken

glorie.

Spitstoeloopende usnïsa.

Notulen 1880 60.


p.

595. Afk. onbekend. Hoog 24.6.

Staande op een klein plaatje tusschen de voeten, misschien

voetstuk. Achter het hoofd ovale


overblijfsel vaneen een

met versierden rand.


glorie

losse te zijn
Op de usnïsa schijnt een knop aanwezig

uit-
geweest, die er met achterlating eener diepe opening

gebrokeu is.

594. Afk. onbekend. Hoog 22.7.

dat hoven toe


Rond voetstuk met
ingesneden zijden, naar

kleiner wordt. Geen lotuskussen of achterstuk, achter het

hoofd een rad als glorie.

Spits toeloopende usnïsa.

Geen ürna.
17

De linkerhand ligt horizontaal met de den


om
pols gesla-

gen kleedslip.

600. Afk. desa Poeger Wetan, distr. Poeger, reg. Bondowoso,

res. Besoeki. Hoog 9.5.

Geen kussen of voetstuk, maar onder de voeten een uit-

steeksel ter Achter het hoofd


bevestiging. een
ring als glorie.

de
Langwerpige knop op usnlsa.

Geen ürna.

(goud).

Notulen 1874 85.


p.

597c. Afk. desaT.joembree, bij het Wilisgebergte, Kediri.


res.
Hoog 9.
Geen kussen of voetstuk, maar onder de voeten een paar

uitsteeksels. Achter den nek uitsteeksel met


een een
gat

er dwars doorheen voor een thans ontbrekende glorie.


o

(goud).

Notulen 1904 23 en 35.


p.

5966. Afk. desa Gowisan, afd. Klaten, Soerakarta. 16.5.


res.
Hoog

Rond lotuskussen, achter het hoofd een ring als glorie.

Ylamachtige spits op
de usnlsa.

Notulen 1893 97.


p.

601. Afk. desa


Poeger Wetan, distr. Poeger, reg. Bondowoso,

res. Besoeki. Hoog 15.3.

Rond lotuskussen met vierkant voetstuk; een


open nisvor-

mige boog met vlammenrand achter het lichaam


geheele

en een afzonderlijke ringvormige glorie achter het hoofd.

Aan de nis twee krammen


zijn aangebracht ter opneming

van het zonnescherm.

Het kleed bedekt ook den rechterkant van het lichaam en

is over beide armen


opgenomen.

Notulen 1874 87.


p.

De Buddha’s met de die het midden houdt tusschen


houding, abhaya-

vitarka-mudra, hebben de rechterhand de die beide


en
op aan
houdingen eigen

wijze met den achteren De duim niet


rug naar
opgeheven. en wijsvinger zijn

naast de andere doch


vingers gestrekt, naderen elkander met de
toppen, zonder

dat het evenwel komt, dat vitarka


zoo ver vaneen bepaalde sprake zou zijn.

De linkerhand houdt overal de vast.


kleedslip

597. Afk. desa Wetan, distr. Bondowoso,


Poeger Poeger, reg.

res. Besoeki. Hoog 16.

Rapport 1912. 2
18

Ovaal lotuskussen met vierkant voetstuk, dat op vier pooten

staat en waarvan liet bovenvlak door vier boekstijltjes met

liet is verbonden. achterstuk met


ondergedeelte Nisvormig

vlamraenrand in bet midden het


en opengewerkt; zon-

nescherm is Om het hoofd ring als


afgebroken. nog
een

glorie.

Ronde knop de usnïsa.


op

Geen ürna.

voetstuk achterstuk brons of ijzer).


(goud; kussen, en van

Notulen 1874 86.


p.

597 d. Afk. desa Tjoembree, bij het Kediri.


Wilisgebergte, res.

Hoog 8.5.

Staande een rond plaatje.


op

(goud).

Notulen 1904 23 en 35.


p.

598. Afk. desa distr. Poeger, Bondowoso,


Poeger Wetan, reg.

Besoeki. 10.5.
res. Hoog

lotuskusseh met nisvormig achterstuk,


Koepelvormig waar-

het zonnescherm is
van weggebroken. Ringvormige glorie

achter het hoofd.

Ronde knop op de usnïsa.

Geen ürna.

kussen achterstuk brons of ijzer).


(goud; en van

Notulen 1874 85.


p.

599. Afk. als voren. Hoog 9.

Fragment vaneen lotuskussen, zonder achterstuk. Inden

hals
sporen
vaneen
ring als glorie.

Ronde knop op de usnïsa.

Geen ürna.

het kussen brons of ijzer).


(goud, van

Notulen 1874 86.


p.

rechts de boven reeds


Slechts één exemplaar vertoont vara-mudra, gelijk

vermeld werd; links wordt de wijze de kleedslip vastgehouden.


op gewone

desa het Kediri.


596c. Afk. Tjoembree, bij Wilisgebergte, res.

9.5.
Hoog

Rond lotuskussen; voetstuk. De in


hoog geen glorie

den vorm vaneen ovaal rad met vlammende punten is

het beeld met steeltje, dat door twee


aan bevestigd een
19

oogjes den gaat en onderaan boven is


op rug naar om-

gebogen.

(gond).

Notulen 1904 28 en 35.


p.

De twee volgende houden ook de inde


nu nummers
kleedslip linker-

hand. De rechter woi'dt het beneden


bij eerste naar
gehouden met den
rug naar

boven is het tweede half


en
bij vooruitgestoken met
eenigszins gebogen ring-

en
middelvinger.

596n. Afk. desa Benes, distr. afd.


Wedoeng, Demak, res. Sema-

rang. Hoog (zonder uitsteeksels) 13.3.

Onder de voeten twee uitsteeksels ter


lange bevestiging
ineen bronzen lotuskussen, het
waarvan bij vinden
nog

een fragment aanwezig was. Achter het hoofd een ring


als met vlammen
glorie, omzet, er boven een vlammen-

ornament.

Hoofd en usnïsa met kleine krullen bezet.

(goud).

Notulen 1887 166.


p.

597 1j. Afk. desa Tjoembree, het


bij Wilisgebergte, res. Kediri.

Hoog 8.5.

Geen kussen, voetstuk of


glorie.

Hooge usnïsa.

Notulen 190d 23 en 35.


p.

Eindelijk is één beide


er nog exemplaar, waarvan armen
zijn afgebroken.
602. Afk. Bawean. 16.
Hoog

Voeten afgebroken.

Het bovenkleed (aan de linkerkant


grootendeels weggebro-

ken) bedekt ook de rechterkant van het lichaam en is

over beide armen


opgeuomen.

Zeer onduidelijk.

Foto Oudheidk. Comm. 872.

Afzonderlijke vermelding verdient een klein Buddha-beeldje, zittend

op Indische wijze met de rechterhand in hetwelk inde

linkerhand de borst houdt. het hoofd


een driepuntige vajrn voor Op schijnt

het soort hebben. boven


een van
kap te Gelijk reeds werd
aangeteekend,
is dit het voorbeeld Buddha-nxet
eenige vaneen een niet twijfelachtig at-

tribuut.
20

568. Afk. onbekend. Hoog 3.8.

Ovaal dat met twee horizontale rijen


kussen, van voren

elk versierd is.


van zeven knoppen

üsnïsa met platten knop.

Van den linkerschouder lijn omlaag, die zoowel


gaat een

een snoer als een kleedrand kan zijn.

BUDDHA MET PRAJNAPARAMITA.

Van deze voorstelling, waarbij Buddha


merkwaardige een en een vrou-

lotuskussen vierkant onder-


welijk wezen elk op een op een gemeenschappelijk

bezit de twee exemplaren. De


stuk zitten, beide in vajrasana, Verzameling

heeft de kenteekenen Buddha, zoodat


Buddha werkelijk kleeding en vaneen

]
de wel te onderscheiden is van één in het Leidsch Museum ), waar de
groep

mannelijke dooreen inscriptie als „Verocana” gekarakteriseerd, geheel


persoon,

het voorkomen vaneen Bodhisattva heeft; ook de vrouw wijkt te Leiden af',

daar attribuut voert.


zij geen

de Bataviasche stukken is de handhouding den Buddha die,


Bij van

welke hierboven 6 beschreven werd, met beide handen vóór de borst,


pag. sq.

de linker sluitend. De heeft de handen in dharmacakra-


de rechter over godin

mudra, bij het eerste exemplaar blauwe lotus, ntpala, naast haar
terwijl een

het tweede
oprijst, welke een boek, met drie knoppen erop, draagt. Bij nummer

ook die echter is bij de knie; daar overigens


komt een stengel voor, afgebroken

kan dat ook deze


beide exemplaren overeenstemmen, aangenomen worden,

één is. Door dit attribuut


stengel er vaneen boekdragende utpala geweest en

de godin gekenmerkt als Prajnaparamita,


de handhouding wordt een waarover

hieronder de der Tara’s godinnen zie.


men bij behandeling en

1
Afk. 11.5.
(302a Pati, res. Semarang. Hoog

achterstuk met afzonderlijke


Gedeeltelijk gemeenschappelijk

zonnescherm bij elk beeld. Boven-


ogiefvormige glorie en

dien achter elk hoofd een afzonderlijke glorie.

De kronkelt tweemaal den linkerarm der


bloemstengel om

godin.

Notulen 1892 112.


p.

Foto Oudheidk. Comm. 872.

2
602a Afk. doekoeh Kalibëning, desa Krasak, distr. Kalialang,

afd. Kedoe. 14.1 (de Buddha 10.1,


Wonosobo, res. Hoog

de godin 9.6).

1) Catal. Juynboll p. 80 no. 2802 en plaat XI, 2.


21

In het onderstuk de
gaten voor het thans ontbrekende waar-

schijnlijk gemeenschappelijke achterstuk. Achter elk hoofd

afzonderlijke ovale glorie met bovenaan.


een punt

de de godin is het patroon kembangan


Op sarong van

gegraveerd.

Notulen 1900 92.


p.

Foto Oudheidk. Comm. 878.


DE BODHISATTVA’S.

Evenals bij de Buddha’s kunnen ook bij de Bodhisattva’s enkele algemeene

voorafgaan. Deze toekomstige Buddha’s zijn de


eigenlijke
opmerkingen van

Buddha’s te onderscheiden, doch minder goed kan


zeer gemakkelijk men een

trekken tusschen de Bodhisattva’s en andere in het Buddhistisch pantheon


grens

mannelijke godheden. De kleeding der Bodhisattva’s immers


opgenomen gewone

is in het kort het vorstelijke ornaat, en daarin worden ook andere


góden voor-

kan de met bekende Bodhisattva’s, ook


gesteld. Natuurlijk men name waarvan

de attributen vaststaan, dadelijk herkennen, gelijk wij andererzijds ook


op
de

hoogte zijn van naam en emblemen van enkele goddelijke wezens,


welke
geen

Bodhisattva doch de onbekende figuren, welke grond hunner


zijn; van
op over-

eenkomst met de andere Bodhisattva’s onder deze


gebracht zijn, moet
groep

erkend worden, dat er mogelijk ook niet-Bodhisattva’s onder kunnen schuilen.

Buddhistische beeldjes zijn het intusschen in elk geval wel, althans voorstellin-

die nok bij de Buddhisten vereering vonden.


gen,

De usnïsa wordt bij Bodhisattva’s nooit aangetroffen, daarentegen dragen

als Buddha’s de wel. de bronsjes kan echter


zij toekomstige ürna Bij men er

niet staat maken, die te vinden; is dan heeft


altijd op aangegeven hij er, hij

ook hier den vorm vaneen knobbeltje, een kringetje of een kuiltje. Gewoonlijk

is hun costuum rijk versierd; zij hebben een hooge tiara dragen onder- en
op,

bovenkleed, het brahmanenkoord, halskettingen, buik- armbanden,


en
ringen,

oorhangers en zoo voort. Yoorzoover wij kunnen


nagaan zijn kleeding en opschik

bij alle Bodhisattva’s vrijwel hetzelfde, zoodat zij van


weinig belang zijn voor

de verdere determinatie beschrijving in details dan ook achter-


en een gevoegelijk

kan blijven.
wege

De der Bodhisattva’s is de d.w.z. zittend


geliefkoosde houding lalitasaua,

met afhangend rechter- en onder het lichaam linkerbeen. Gelijk men


gevouwen

zal komen evenwel ook andere zoowel zittend als in


zien, houdingen, staande,

ruime mate voor. De mudra’s der handen, voorzoover die geen attributen voeren,

zijn deels dezelfde als de bij de Buddha’s beschrevene; alleen zal men de bhümis-

niet aantreffen. Het zijn echter niet deze mudra’s, die


zoozeer
helpen

de in kwestie te determineeren, als wel dein de andere handen gehou-


persoon
23

den of naast het beeldje voorgestelde attributen, als lotussen, bidsnoer, boek,

wij, niet in herhaling te


vajra enz. enz. Voor de bijzonderheden verwijzen om

vervallen, der afzonderlijke Bodbisattva’s.


naar de beschrijvingen

AVALOKITEgVARA.

de meest bekende
Van alle Bodhisattva’s is Avalokitetyvara klaarblijkelijk

Java. Dit inde eerste uit het feit, dat


en vereerde geweest op blijkt plaats

beeld onder de hier behandelde bronzen in grooter aantal grooter ver-


zijn en

scheidenheid dan één der andere Bodhisattva’s of Tara’s voorkomt, een verschijn-

kan merken in het Museum te Leiden. Ook de


sel, dat men evenzeer
op op

de waarin hij Boro-


tempels wordt hij veelvuldig aangetroffen; vormen, op

Budur voorkomt, werden reeds in het Oudheidkundig Rapport


besproken van

2 3
Mendut te vinden
1910 ’h terwijl hij evenzeer
op
Pawon en ) als te Plaosan )

4
Oost-Java in Tjandi Eveneens zal zich
is en in als Djago j. men

niet minder dan bekend zijn het Amo-


herinneren, hoe er vijf replieken van

5
met de inscriptie van koning Krtanagara ).

Trouwens behoeven niet tot Java te bepalen, doch vinden ook


wij ons

elders inden de zijn vereering. Bij de hieronder bespro-


Archipel sporen van

onder
ken bronzen is er één van het eiland Bawean en één van Padang Lawas,

Bataviaasch Museum twee met zeker-


de steenen beelden van het zijnde eenige

determineeren buiten Java


heid als Avalokitef-vara te exemplaren eveneens van

afkomstig: één een vierarmige uit Moesi Oeloe in Palembang (no. 247), de andere

Uit alleen zijn niet


een kop uit Atjeh (no. 248). de Batang-hari-districten

dein het
minder dau drie bekend, de eerste Tijdschrift voor

Ind. Tl. Lnd. Vlkk. van 1909 met de door Prof. Kern ontcijferde inscriptie
en

gepubliceerd, de tweede de ter zelfder plaatse eveneens


afgebeelde zoogenaamde

Mahakala en de derde het helaas inde rivier verdwenen beeld, beboerende

in het oude door den Heer Westenenk


bij het kort geleden Dharmmagraya

het opschrift 1208


ontdekte Amoghapaija-voetstuk met merkwaardig van

6
Qaka ).

Inde bronscollectie treffen wij dezen Bodhisattva zoowel in menschelijken

overal draagt hij zijn voornaamste her-


als in bovenmenschelijken vorm aan. Bijna

-1) 13 tot 16.


pag.

Zie bv. Foucher in Bulletin de I’Ecole franpaise d Extrême-Orient 1909 pag. 46, 47.
2)

de Soerakarta Djokjakarta, plaat


3) Zie Vzerniaiis Beschrijving der Oudheden op grens van en

11 links.

4) Plaat i9 van de Monografie over dien tempel.


XCVIII Versl. Meded. Kon. Ac. Wet. Afd. Lett. 4, VI 138 184,2535q;
5) Not. 1905 sq.; v.
p. sqq.
p.

32 100; Kapp. 1907 159


T,j. Djago p. sqq; T.j. Singasarl p. p. sqq.

6) voorloopige mededeeling in Oudb. Versl. 1912 49 no. 51,


Nog onuitgegeven; p.
24

keuningsteeken, liet beeldje van zijn geestelijken vader Amitabha vóór in zijn

hoofdtooi; dit mocht ontbreken, zullen zulks vermelden, doch overal,


waar wij

niets kan dat deze kenmerkende hoofd-


waar
opgemerkt wordt, men
aannemen,

tooi is.
aanwezig

1. Menschel ij ke vorm.

In dezen vorm komt Avalokitefvara zoowel zittend als staand voor, het

eerste niet alleen de wijze vooral aan de Bodhisattva’s eigen, nl. de


op z.g.n.

lalitasana met het afhangend rechterbeen, maar ook de Indische


op gewone

inde De rechterhand wordt in


wijze z.g.n. padmasana (vajrasana, simhasana).

allu gevallen, waarin het constateeren van de haudhouding mogelijk is, gehou-

den inde varamudra, waarbij, de beneden


gelijk wij zagen,
arm naar een

het lichaam uitgestrekt wordt met de vingers aaneengesloten


weinig voor en

de zoodat de zittende beelden de de hand


palm naar voren, bij rug van tegen

de rechterknie steunt.

De collectie telt drie beeldjes, zittend Indische wijze. Bij no. 606
op

voert de linkerhand de 611 de in


open padma (roode lotus), bij no.
padma

knop, terwijl van no. 612 de


stengel afgebroken is.

606. Afk. Semarang. Hoog 12.2.

Ovaal lotuskussen vierkant voetstuk. Knoppen aan


op rug

en achterhoofd ter bevestiging eener glorie.

Oorringen ontbreken.

Yerh. 21 p. 8, no. 9.

611. Afk. 8.1.


Jogjakarta. Hoog

Rond lotuskussen met (verdwenen) los achterstuk.

Het hoofdtooisel eindigt ineen rozet met spitsen knop.

Verh. 21 1, no. 1.
p.

612. Afk. Jogjakarta. Hoog 8.6.

Geen voetstuk of achterstuk, den hals


aan was een ring

als vast.
prabha

Het hoofdtooisel bestaat uitsluitend uit haar. De upavïta

is den linkerschouder
zeer breed, terwijl op een slip naar

voor en achter afhangt.

Verh. 21 3, no. 3.
p.

Van de beeldjes in lalitasana houdt no. 617 inde linkerhand een sten-

gel, uitloopend zoowel inde padma als ineen kuop. Bij no. 618 is het een

alleen; echter is het dat daarboven iets


lotusknop mogelijk, nog afgebroken

is. In vier bij 619, 616, 622 623, is de stengel, die inde
gevallen, no. en
25

zoodat niets naders te consta-


linkerhand gehouden wordt, afgebroken, er aan

teeren valt.

behooren ook tot deze de 621 en 613/), van


Waarschijnlijk groep
nos.

zoodat het al
welke de hoofdtooi respectievelijk afgesleten en geschonden is,

niet is uitte maken.


of niet voorkomen vaneen Amitabha-figuurtje meer

hun rechterhand in vara-mudra, het eerst-


Beiden hebben de
gewone wijze
op

bovendien de zoodat de identificatie


genoemde voert inde linkerhand pad ma,
O
r

vrij zeker is; bij het tweede is de


stengel weer
afgebroken.

617. Afk. onbekend. Hoog 18.

vierkant voetstuk; achter


Ovaal lotuskussen op langwerpig

met vlammenrand, erboven


het lichaam ronde glorie een

zonnescherm.

rust het kussen naast het lichaam, ter


De linkerhand op

plaatse, vanwaar de lotusstengel opgaat.

Afk. Kedoe. 14.1.


618. Hoog

lotuskusseu met vierkant voetstuk vier pooten;


Rond op

als
achter uit het kussen verrijst een nisvormige boog

glorie.

Yerh. 21 9, no. 10.


p.

619. Afk. 9.1.


, Jogjakarta. Hoog

achterstuk; inden hals de over-


Rond lotuskussen, geen

als
blijfselen vaneen ring glorie.

Verh. 21 2, no. 2.
p.

616. Afk. onbekend. Hoog 7.5.

voetstuk. Aan den onderkant vaneen uit-


Geen sporen

het ineen zetel


steeksel, waarmede ongetwijfeld vroeger

is geweest.
bevestigd

(zilver).

Yerh. 21 13, no. 15.


p.

Afk. Wetan, distr. Poeger, Bondowoso, res.


622. Poeger reg.

Besoeki. Hoog 7.9.

Rond lotuskussen met achterstuk.

Er zijn twee stengels geweest, welke beide zijn afgebroken.

linkerschouder koord, beide einden


Op den ligt een waarvan

naar achter afhangen.

(zilver).

Notulen 1874 87, no. 19.


p.

623. Afk. Soerakarta. Hoog 8.


26

Geen kussen of glorie; aan den onderkant een uitsteeksel

ter
bevestiging ineen voetstuk.

Yerh. 21 5, no. 5.
p.

621. Afk. Leuwigadjah, distr. Tjilokotot, res. Preanger. Hoog 14.3.

Rond lotuskussen, zonder achterstuk.

Zeer afgesleteu.

Notulen 1878 35.


p.

6135. Afk. Gemoelo, distr. Pasoeroehan.


Penanggoengan, res.

Hoog 9.

Dubbel lotuskussen, achter het beeld


daarop een
langwer-

pige opening voor achterstuk of glorie, welke klaarblijkelijk

is het den het beeld


bevestigd geweest aan
op rug van

voorkomende restant vaneen uitstekende


pen.

De lange den buikband rusten het


zeer
slippen van
op

kussen tot aan den rand.

Notulen 1898 2.
p.

De staande beeldjes bieden evenmin wat de attribu-


zeven
verrassingen,

ten aangaat. Yan de nos. 650, 628c, 628a en 628, welke alle de rechterhand

gewoonte in vara-mudra houden, voert de linkerhand de den


naar
bij eerste

lotusknop, terwijl bij de drie andere de is Bovendien is


stengel afgebroken. van

het laatstgenoemde ook de hoofdtooi


nummer
afgesleten.

Drie exemplaren, nos. 633, 631 en 6285 missen beide armen en daar-

door alle attributen. Zij worden echter door het inden


Amitabha-beeldje
hoofdtooi voldoende
gekarakteriseerd.

650. Afk. onbekend. Hoog 11.8.

Rond lotuskussen, zonder achterstuk of glorie.


Geen polsbanden.

(verguld).

628c. Afk. distr.


Karanggëneng, Singenlor, res.
Semarang. Hoog
10.8.

Rond lotuskussen, glorie aan de rugzijde afgebroken.

Het hoofdtooisel bestaat uitsluitend uit haar.

Geen doch kleine


sjerp, polsringen.
Notulen 1908 123.
p.

628a. Afk. desa Doekoehwaroe, distr. Peka-


Doekoehwringin, res.

longan. Hoog 13.7.

de voeten Inden hals de


Bij afgebroken. sporen eener

ringvormige glorie.

Notulen 1884 60.


p.
27

Afk. 17.4.
628. Jogjakarta. Hoog
achter-
Rond lotuskussen met vierkant voetstuk, nisvormig

stuk met versierden rand en zonnescherm.

Verhand. 21 10, no. 12.


p.

633. Afk. eiland Bawean. Hoog 24.8.

Rond lotuskussen zonder achterstuk of glorie.

bestaat ui£ diadeem, halssnoer en breede upa-


De versiering

vlta; den linkerschouder schijnt een slip te liggen.


op

Notulen 1866 162.


p.

631. Afk. onbekend. Hoog 5.5.

inden hals is een deel van


Bij de voeten afgebroken; nog

zichtbaar.
een ringvormige glorie

Op den linkerschouder een slip, die van voren een weinig,

van achter langer afhangt.

(brons met zilver bekleed)

desa distr. Ngasinan, afd. Magelang, res.


6286. Afk. Kenteng,

Kedoe. 6.8.
Hoog

De voeten afgebroken.

(verzilverde ürna).

Notulen 1899 17.


p.

2. Boven menschel ij ke vorm.

De Bodhisattva wordt vierarmig, zesarmig, achtarmig en twaalfarmig

den zesarmigen
echter steeds met één hoofd met uitzondering van
voorgesteld,
is hij
Halahala, welke driehoofdig is. Ook in zijn hoveumenschelijken vorm

inden hoofdtooi, dat ook inde


steeds voorzien van het Amitabha-figuurtje
te het
geacht kan worden overal aanwezig zijn, waar
volgende beschrijvingen

niet vermeld wordt.


tegendeel
bestond de
Waar er nu bij den menschelijken vorm geen aanleiding

dezen Bodhivattva
bronsjes met de
op
de tempels voorkomende afbeeldingen van

welke immers eveneens steeds varamudra en padma vertoonen,


te vergelijken,
de moeite waard ook een blik te slaan
is het bij de meerarmige voorstellingen

de tjandi’s.
op
de Avalokitetjvara’s van

Den rierarmifjen vorm tretfeu wij aan de monumenten op twee wijzen aan,

Boro-Budur Mendut, de tweede op


is en
waarvan de eene vertegenwoordigd op

dit laatste
Boro-Budur alleen
:
). Op relief 101 van de tweede gaanderij van

1910 Mendut Buil. de I’Ecole tranfaise d’Extrême-Orient


l) Zie voor Boro-Budur Bapp. p. 15, voor

1909 p. 47.
28

monument komt met Amitabha-haartooi, wiens rech-


een Avalokitefvara voor

tervoorband in varamudra de achterband is


gehouden wordt, terwijl afgebroken;

de linkerhanden voeren respectievelijk de padma en een dun boek. In het mid-

denvak de achterwand den Mendut staat dezelfde hier


van van
figuur, waarvan

echter de rechtervoorband ontbreekt en de achterband aanwezig is met een

bidsnoer de linkerhanden houden dezelfde


(aksamala); precies attributen, padma

J
boek, als Boro-Budur ). Deze zelfde wordt teruggevonden
en
op voorstelling

drie exemplaren de zittende met afhangend rechterbeen


bij onzer
verzameling,

no. 603 c en 603« en de staande no. 626c. Ook deze drie hebben de rechter-

voorband in varamudra, inde rechterachterhand de aksamala en links vóór de

lotus achter het dunne boek. Datzelfde kan het


en zeer
goed geval zijn bij
3
603 1>, waarbij echter der emblemen duidelijk is ook dit
no.
geen
meer
); num-

zit in lalitasana. dat hier de


mer
Opmerking verdient, en bij volgende nummers,

waar deze Bodhisattva een boek vasthoudt, dit steeds een dun of smal boek is,

dat houdt in hand, tot zooals zullen


hij zijn integenstelling Manjuyrl, die, wij

zien, dik boek blauwen lotus Het smalle boek vinden


een
op een
draagt. wij

ook bij no. 626», een staand fragment, waarvan de geheele rechterzijde ont-

breekt; de hoofdtooi is niet duidelijk wellicht toch Amitabha;


maar
draagt een

links worden inde voorhand de lotus, inde achterband het boek gedragen.

Van de is 603 c de lotusstengel afgebroken, terwijl


bovengenoemde beeldjes bij

626 c niet de lotus, doch de knop ïusscheu die beide


open draagt. schijnt,

ook den kon verschil


gelijk bij menschelijken vorm opgemerkt worden, geen

te worden.
gemaakt

Eenig onderscheid met de hier besproken beelden wordt aangetroffen

bij den Lokamlha gelijk de inscriptie, die het voetstuk voorkomt, hem
, op

noemt, welke van Sunlatra afkomstig is en thans als no. 626d deel uitmaakt

der collectie te Batavia. Deze inde eerste Amitabha inde


draagt plaats geen

hoofdtooi, terwijl rechterachterhand en linkervoorhand hun attributen missen,

welke afgebroken zijn. Het punt van overeenkomst is intusschen weer het

smalle boek inde linkerachterhand. wordt dit is


Daarentegen en een
groote

uitzondering de rechtervoorband niet in varamudra gehouden, doch in abhaya-

mudra, gelijk gezegd werd de


houding met opgeheven hand, waarvan de vingers

naast elkaar liggen de achteren is. Wel komt bij de


en
rug naar
gekeerd

meerarmige vormen de abhayamudra wel eens meer maar dan altijd naast
voor,

de varamudra, welke steeds de rechtervoorband


voor gereserveerd blijft. De

1) Het eenige verschil is, dat op den Mendut los van het beeld een afzonderlijken lotus
op

het amrtafleschje staat.

2) Volgens den Catalogus is inde linkervoorhand kruik het bedoelde


een te zien; voorwerp

kan evengoed geschonden stuk


een stengel zijn.
29

reliëf 47
alleen is zeldzaam en in dit verband wijzen wij op
van
abhayamudra
hetzelfde tweearmigen Ava-
de tweede gaanderij van Boro-Budnr, waar bij een

is het intusschen niet, meer


lokiteyvara voorkomt. Een zuivere abhayamudra

de duim en wijsvinger
één die door het aaneengesloten zijn van toppen van

Nederlandsch-Indië komt diezelfde hou-


de vitarka-mudra overhelt. Buiten
naar

Dekkhan ; is
ook vierarmige vormen voor, en wel inde eigenaardig
ding bij
inde door Foucher
dat de bedoelde voorstelling, ons bekend uit de afbeelding

1643 daar ook


illustraties van het Ms. Add. van Cambridge en

uitgegeven
achterbanden links het boek en rechts
heetende inde
Lokanatha *), eveneens

het bidsnoer de linkervoorhand houdt echter behalve den lotusstengel


draagt;

de kruik vast.
nog

sluit zich no. 604, zittend met afhan-


Bij de boven besproken groep nog

hoewel de onduidelijke hoofdtooi


gend rechter en
opgetrokken linkerbeen, aan,

kan omtrent het al of niet voorkomen van


hier niet voldoende zekerheid geven

rechts de
De achterbanden wijken niet af; ze voeren
een Amitabha-beeldje.
naast het hoofd
aksamala, links het boek. De linkervoorhand is opgeheven op

wordt
wijze, terwijl inde rechter een rond voorwerp gehouden
zeer ongewone

deze vreemde houding der voorhanden,


op
de rechterknie. Niettegenstaande
te ook
de attributen der achterbanden voldoende aanwijzing geven om
schijnen
te
dit beeldje onder de Avalokiteijvara’s op
nemen.

tot de tweede op
Boro-Budnr voorkomende vierarmige
Wij gaan
nu over

De voorhanden wijken
het reliëf 100 eveneens van
de tweede gaanderij.
vorm,
is
hier de reeds behandelde voorstellingen af; het merkwaardige
ook niet van

echter de linkerachterhand, daar deze het voor een vierarmigen Avalokitefvara

Het is daarom
minder attribuut van de olifantshaak, de ankufa, draagt.
gewone

haar inde bronscol-


dat ook deze voorstelling aequivalent
dubbel eigenaardig,
dit in lalitasana zittend beeld
lectie vindt en wel bij no. 604!?. De rechtervoorband van

de linkervoorhand met
de knie, doch de houding is onduidelijk, ligt
steunt op
de
inden schoot. De achterbanden zijn beide omhooggeheven,
een lotusknop
de linker ook hier met de olifantshaak.
naast het hoofd met het bidsnoer,
rechter

de hoofdtooi ook
Een staande vierarmige
is blijkens

valt verder
no. 509; daar van dit beeld echter alle armen afgebroken zijn, er

niet veel van te zeggen.


met
Ten slotte vermelden wij no. 605, op
Indische wijze zittend,
nog

nis voorkomt die echter Amitabha-


hoofdtooi, waarin een geen
onduidelijke
zien De rechterhanden vertoonen respectievelijk naar

figuur meer te geeft.


linkervoorhand is onduidelijk, haar
varamudra het bidsnoer. De
de en
gewoonte
5.
bouddhique de I’lnde I
p.
194 no. 25 en 27 en plaat I\,
1) Etude sur I’iconographie
30

houding heeft iets vaneen


abhayamudra, doch er kan zeer goed iets afgebroken
zijn. De linkeraehterhand houdt een nieuw attribuut, de
pafa of worgkoord, dat

deze indien
vorm
althans, wat niet zeker uitte maken is, een
Avalokitetjvara
bedoeld is met den later te bespreken achtarmigen gemeen zou hebben.

In het kort kan dus als resultaat deze


van
bespreking worden
aange-
merkt, dat de
vierarmige Avalokitefvara gewoonlijk inde voorhanden rechts

varamudra links
en padma vertoont, de eerste enkele maal
een
afgewisseld met

de
abhayamudra. De rechterachterhand
draagt de
aksamala, de linker
doorgaans
het dunne boek, de
soms
aiiknya en wellicht eens de
pa^a.

603c. Afk.
Magelang. Hoog 19.

Ovaal lotuskussen met


langwerpig vierkant voetstuk; achter

in het kussen een gat voor het ontbrekende achterstuk en

inden nek een uitsteeksel, waaraan


vroeger
de
glorie zat.

De linkerhand is naast het lijf naar achteren gebracht en

houdt daar den


(afgebroken) stengel vast.

Aan den achterkant het


van voetstuk staat in
Nagarï de

Buddhistische
geloofsbelijdenis.

Notulen 1890 67.


p.

603a. Afk. Soerakarta. 24.4.


Hoog
Ovaal lotuskussen met vierkant
voetstuk; ronde glorie met

vlammenrand en zonnescherm.

Verhand. 21 7, no. 7.
p.

626c. Afk. Ampel, res. Soerakarta. Hoog 17.1.

Rond lotuskussen zonder


achterstuk; inden hals de over-

blijfselen eener
ringvormige glorie.
Verhand. 21
p. 13, no. 16.

6036. Afk. desa Koenti, onderdistr.


Sampoeng, afd.
Ponorogo,
res. Madioen. Hoog 9.2.

Rond lotuskussen, zonder achterstuk. Rad als


glorie.
Notulen 1886 36.
p.

626e. Afkomstig vaneen veld in het


Wilis-gebergte, res. Kediri.

Hoog 21.

In vier stukken.

Mooi en slank van vorm sober


en van
versiering.
Notulen 1904 23 en 35.
p.

626c/. Afk. Goenoeng Toea, Sumatra. Hoog 33,5; met voetstuk 45.5.

Rond lotuskussen
op een
langwerpig vierkant voetstuk met

uitspringend stuk in het midden den


van
voorkant; achter
31

het beeld een gat in het voetstuk, waarin een thans ont-

brekend achterstuk moet hebben, terwijl inden


gestaan

nek blijkbaar glorie bet hoofd is


een voor
bevestigd geweest.

Aan weerskanten van bet beeld hetzelfde voetstuk een


op

kleiner lotuskussen; het rechter is thans het linker


ledig, op

zit een tweearmig Tara in ornaat, wier handen


gewoon

inden schoot een


groote platte bloem vasthouden.

Aan den achterkant het voetstuk staat


van een
inscriptie

de het welke niet


over
vervaardiging van
beeld, geheel

gelezen is, doch waaruit blijkt, dat het in 946 Qaka ver-

is Lokanatha moet voorstellen.


vaardigd en

Notulen 1887 176.


p.

604. Afk. onbekend. Hoog 12.2.

Zeer kussen met vierkant achter-


beschadigd voetstuk; geen

stuk of glorie.

De is met fraaie randen versierd.


sarong

604u. Afk. onbekend. 12.


Hoog
Ovaal lotuskussen met vierkant voetstuk, achterstuk en

zonnescherm.

509. Afk. Tekarran, Soerakarta. 83.


res. Hoog

Afgebroken beneden de knieën.

Het hoofdtooisel bestaat uit haarvlechten.

Twee upavïta’s, de eene een breede band en daaroverheen

een als van gevlochten koord. Dubbel halssnoer en boven-

dien een derde keten, die tot aan het middel reikt,
nog

(brons gegoten om een kern van klei met ijzeren geraamte;

alle lichaamsdeelen de zijn verzilverd door


en
kleeding

oplegging van bladzilver, de versierselen zijn verguld en

het haar schijnt zwart te


geverfd zijn).

Tijdsein- XIII 73.


.
p.

605. Afk. onbekend. Hoog 12.9.

Vierkant voetstuk zonder lotuskussen of achterstuk; op den

de
rug sporen eener afgebroken glorie.

Verhand. 21 56, no. 62.


p.

De zesarmige vorm is door twee exemplaren vertegenwoordigd. Voor het

eerste met te verwijzen Boro-Budur,


beginnen wij weer naar waar naast de

beide hierboven besproken reliëfs, no. 102 van de tweede gaanderij eveneens
op
32

een
zesarmige Avalokitecvara voorkomt. De rechtervoorband is daar inde
ge-

varamudra, de tweede rechterhand is de derde


wone
afgebroken, draagt het

bidsnoer. Van de linkerhanden houdt de eerste de de tweede het


padma, amr-

tafleschje, terwijl de derde is. Daarnaast


afgebroken zetten
wij het staande

beeldje no. 626/d. Hier zien wij inde rechterhanden respectievelijk de vara-

mudra, handvat het bidsnoer, de linkerhanden inde achterste het


een en
bij

eenigzins onduidelijke platte boek, terwijl de beide andere duim en wijsvinger

met de elkaar houden: daarmede zal hier


toppen tegen wel
geen
vitarkamudra

bedoeld zijn, doch waarschijnlijk zijnde attributen, eenmaal tusschen die handen

gehouden, losgeraakt en verloren Gelijk men ziet komen de rechter-


gegaan.

handen bet bronsje met die Boro-Budur beiden de


van van
overeen, terwijl van

tweede ontbreekt; er bestaat dus kans, dat die overeenkomst ook


bij de linkerhan-

den het is. In dat moeten dus dat Boro-


geval geweest geval wij aannemen, op

Budur de linkerachterhand het boek het de eerste


gevoerd heeft, terwijl van
bronsje

linkerhand padma, de tweede het kruikje moet hebben. Zekerheid


een
gedragen

is in dezen niet te Ter


natuurlijk krijgen. vergelijking kan-nog gewezen
wor-

den den uit Oostelijk Yoor-Indië, in


op zesarmigen Qila-Lokanatha afgebeeld
het bovenaangehaald manuscript van Cambridge *), welke dezelfde attributen

doch in andere volgorde heeft met de voorhanden


en een
geringe afwijking:

zijn beide in varamudra, verder de Bodhisattva inde tweede rechter-


draagt

hand de lotus, inde derde het bidsnoer, de linkerhanden de tweede


terwijl van

een onduidelijk en de derde het boek houdt. In het Museum te Cal-


voorwerp

2
cutta is eveneens een zesarmige afkomstig uit Magadha ).

Deze, waarbij o.a. duidelijk het antilopenvel zichtbaar is, vertoont inde rechter-

handen de varamudra, een onduidelijk en het bidsnoer, inde linker-


voorwerp

handen de kruik, de het Dit laatste is dus inde


padma en
worgkoord. plaats

van het boek getreden, evenals dat, gelijk wij bij eender vierarmige
zagen,

bronsjes het
geval was.

6266 1 .
Afk. Midden-Java (coll. Klaring). Hoog 24.1.

Rond lotuskussen met achtkantig voetstuk; in het kussen

drie het thans ontbrekende achterstuk.


gaten voor

Notulen 1890 p.
19.

Het tweede zesarmige exemplaar is een Halahala Lokegvara no. 518a


,

der verzameling. Daar van de attributen niet veel over is, zal het ook hier

van belang blijken enkele buiten-Javaansche in ons onderzoek te


gegevens

betrekken. De zijn zij verder


Halïïhala-voorstelliugen driekoppig, terwijl geken-

-1) Foucher, 1.1. 200 no. 55.


p.

2) Zie Anderson's Catalogus II 72 Het beeld draagt het nummer 5860. De overige zes-
p. sqq.

armige Avalokifc<;vara’s, die ik er zag, waren geschonden.


33

merkt worden door het voorkomen vaneen met de linkervoorhand omhelsde

(jakti. Ook bij het Javaansche doch de


exemplaar klopt dit, van
vijf overige
handen is alleen het attribuut de
van linkerachterhand, de boog, duidelijk. De

Heer Groeneveldt intusschen kon blijkens den Catalogus inde rechtervoorband

een knots, inde reehterachterhand pijl herkennen. De


een
overeenkomstige
beelden in het Museum te Calcutta, deel de attri-
eveneens voor een groot van

buten beroofd, lieht. de


geven weinig Bij bovenaangehaalde miniaturen is er

echter ook daar zien 2


dat de
een van Halahala, en
wij ) deze rechtervoorband

in varamudra houdt inde beide andere rechterhanden


en
achtereenvolgens een

slang en een pijl draagt, terwijl de eerste linkerhand de ijakti omvat, de tweede

een schedel en de derde boog vertoont. Een Tibetaanschen


een vorm
beschrijft
Waddell in zijn beroemd artikel den 2
over
Avalokitefvara-cultus ); deze (sPyan-

ras-gzigs-hah-la-hah-la) is driekoppig heeft rechts


eveneens en zesarmig en

varamudra, bidsnoer pijl links de witte lotus


en en
§akti, een en de
boog. Dat

wijkt dus, wat het tweede paar handen betreft, af van de Indische miniatuur,

doch klopt daarentegen volkomen, gelijk wij zien zullen, met den tekst van de

s
door Foucher .Nadat de
eveneens
uitgegeven ).
Bodhisattva inde eerste strofe reeds trimukha, lezen
driehoofdig, genoemd is,

wij inde vierde en volgende:

Sadbhujam smeravaktram ca
vyaghracarmambarapriyam,
Varadam daksine dvitlye caksamalinam,
panau

Trtlye parauartanam vame ksepadharam tatha,

Dvitlye sitapadmam ca trtlye stanam eva ca;’

Vamajanuna sitam devïm dadhanam, e. s.


q,

Dat beteekent dus:

„Zesarmig en met
glimlachend gelaat, zich vermeiend in zijn gewaad

van
tijgervel, gunstverspreidend met de rechterhand, inde tweede (rechterhand)

het bidsnoer dragend, inde derde pijl latende dansen, links


een
(van bovenaf)

de inde tweede
boog dragend, (linkerhand) een witte lotus, met de derde de

borst (van de ijakti) houdend; de


op zijn linkerknie zittende
godin omvattende” enz.

Het Javaansche exemplaar komt dus met alle drie bovengegeven beschrij-
4
vingen ) in zoover
overeen,
dat met de linkervoorhand de omhelsd wordt

inde achterbanden pijl worden. Inde rechter


en en boog gehouden voorhand

gelijk boven reeds


opgemerkt werd, Groeneveldt wat
zag, een knots, zou afwij-

-1) 1.1. 110 en 214, no. 11,3G.


p.

2) Journ. lioy. As. Soc. 1894 p. 80 no. 15.

3) Etude etc. II 29
p. sq.

4) Een vergelijking' met de door Bliagvanlal Indraji gegeven Halahala’s in Arch. Surv. West.
India IX was mij onmogelijk, daar dit werk niet te bereiken was.

Rapport 1912.
3
34

voorkomende varamudra. Van de middenhanden is


ken van de anders overal

in vele zekere
met zekerheid niets te
zeggen,
doch waar eenerzijds gevallen een

is te consta-
overeenkomst tusschen Javaansche en Tibetaansche opvattingen

teeren, andererzijds de voorstellingen op


Java dikwijls merkwaardig overeen-

sadhana’s, vindt b.v. treffende voorbeelden bij de overigens


stemmen met de (men

bet niet te ineen


zoo zeldzame Trailokyavijaya en Hayagrlva), is gewaagd om

de Tibetaansche vorm met dien van de sadhana’s volkomen klopt,


geval waar

dat diezelfde ook de


te beweren dat er een
groote waarschijnlijkheid is,
vorm

de tweede banden rechts bet


is. In dat zouden dus
Javaansche geweest geval

de witte lotus moeten hebben.


bidsnoer en links gedragen

Afk. Tati Soerakarta. Hoog 11.6.


518a. Anom, Padjang, res.

achterstuk
Ovaal lotuskussen met ovaal plat onderstuk; geen

of glorie.

De drie hoofden worden onder één hoofdtooisel vereenigd.

Verhand. 21 53, no. 61.


p.

kunnen beeld Java zelf


Voor den achlarmigen vorm wij weer een van

het hoofdbeeld uit de Tjandi Djago, blijkens de


Wij bedoelden
vergelijken.
2
voorstellend ), dus eveneens een
inscriptie „bharala Aryamoghapafa Loketyvara”

Ook dit beeld had eenmaal een Amitabha-hoofdtooi,


vorm van

te lezen staat. Het


gelijk nog blijkt uit het „bharala Amitabha”, dat
op
de glorie

echter verdwenen evenals de helft der handen, nl. de beide onderste


hoofd is thans

de eerste
rechterhanden, waarvan er intusschen één los weer teruggevonden is, en

kunnen wij deze leemten aanvullen door middel


en derde linkerhanden. Gelukkig

van de hronsjes, waarvan hierboven reeds sprake was


3
) en die, een wij-inscriptie

ditzelfde hoofdbeeld vau


van koning Krtanagara bevattend, vermoedelijk juist

Tjandi Djago moeten weergeven.


Zoodoende krijgen wijde volgende attributen;

rechts varamudra, abhayamudra, worgkoord en bidsnoer;

handvat boek.
links kruik, lotusstengel, een en

dan dat kan


Het handvat is
op
de foto van het bronsje te onduidelijk,

3
zullen zien, hier de
worden nagegaan,
wat het precies is ). Gelijk wij geven

der Bataviasche verzameling ook uitsluitsel.


exemplaren geen

overeenkomst met den vertoont 603, hoewel


De meeste Amoghnpaca no.

staande is hier zit met afhangend


de Bodhisattva, die inden tempel voorgesteld,

hier de rechterhan-
rechterbeen. De Amitabha-hoofdtooi treffen wij ook aan. Bij

bidsnoer
den komen achtereenvolgens varamudra, worgkoord, abhayamudra en

Zie dit beeld 99 van de monografie.


1) over pag. sqq.

2) pag. 23.
boek in
De lieer Pleyte. Tijdsclir. 49 p. 170, denkt aan een zwaardgreep inde vierde, een
3)
inde vierde hand duidelijk zichtbaar.
de derde hand; bij bet beeld zelf is echter de kropak juist
35

de eerste linkerhand steunt naast het lichaam houdt tevens den


voor, en
stengel
de vast, de tweede zich in drieën
van padma draagt een soort
splitsende tak

de derde vierde de kruik het boek. Met andere


(drietand?), en en
woorden,

behalve de drietak, die inde plaats treedt het


van
afgebroken handvat, zijnde

attributen volkomen gelijk die den alleen hebben zoowel


aan van
Amoghapaya;
rechts als links de tweede derde hand emblemen Voor het
en van geruild.

overige is de
gelijkheid in het springend, zoodat dan ook het
oog bronsje 603

kan worden te stellen.


geacht voor

Een weinig meer wijkt het tweede beeldje, uo, 6266, af. Intusschen

blijkt ook dit door den Amitabha inde hoofdtooi duidelijk een Avalokitepvara

voor te stellen. Dit beeldje is staande. Zes van de acht attributen stemmen

ook hier met het vorige nummer overeen; de eerste rechterhand is in vara-

de derde in de vierde houdt


mudra, abhayamudra, de aksamala; van de linker-

handen draagt de eerste de lotus, de vierde het boek, de tweede het


terwijl

fleschje voert, dat dus hier niet, zooals bij het vorig nummer, inde derde gedragen
wordt. De afwijking is de tweede rechterhand, die in strik
plaats vaneen een

handvat heeft, de derde linkerhand, welks dat iets


en
attribuut, vaneen generfd

blad heeft, niet duidelijk is; deze blad


ons
vergelijking met een dient slechts

om eenigzins den vorm aan te want dat werkelijk een blad bedoeld
geven, zou

zijn is al heel onwaarschijnlijk.

Ten slotte is derde beeldje deze nl.


er nog een van Amoghapapa-groep,

626a, staande. Ook dit vertoont de in


no. eveneens
Amitabha-voorstelling
den hoofdtooi. Van vijf of handen zijnde emblemen duidelijk; deze
zes blijken

wel dezelfde te als die de andere


zijn van bronsjes, doch gedeeltelijk in andere

handen voor te komen. Zoo is hier bij uitzondering de rechtervoorband niet in

varamudra, doch draagt het bidsnoer, dat overal elders inde vierde rechterhand

gehouden wordt. is hier de tweede rechterhand


Daarentegen in varamudra. De

derde komt met de beide andere bronsjes, daar hij de


weer overeen
abhayamu-

dra vertoont; inde vierde schijnt een handvat (een boek?) te zitten. Links

zien wij inde eerste beide handen evenals het laatst behandelde
bij exemplaar

respectievelijk lotus en fleschje; wat de derde houdt is niet duidelijk, terwijl

de vierde geheel is afgebroken. Alles kan dus wel


samengeuomen gezegd worden,

dat het algemeen de Javaansche behoudens


over
Amoghapapa-voorstellingen,
kleine varianten, inde attributen Tevens
vrijwel overeenstemmen. kan worden

geconstateerd, dat de in anderen dan


achtarmige Avalokitepvara geen speciaal

in dezen Amoghapapa-vorm schijnt te treden


op ').

1) Eén exemplaar is in hot Museum te Leiden (Juynboll Cat. p. 102 no. 1784); de rechtervoorband
is in varamudra, verdere attributen zijn afgebroken.
36

603. Afk. Soerakarta. Hoog 14.8.

Ovaal lotuskussen, waaronder een vierkant voetstuk ; achter

in het kussen een losse ronde glorie, omringd met vlam-

bovenaan is de het zonnescherm


meurand; er nog
arm van

aanwezig.

Yerh. 21 p. 4, no. 4.

62ö/>. Afk. Jogjakarta. Hoog 8.9.

Geen lotuskussen of doch onder de voeten uit-


voetstuk, een

steeksel ter bevestiging. Ringvormige glorie achter het hoofd,

(zilver).

Notulen 1886 p. 79 en 106.

626u. Afk. Redjoso, afd. Klaten, res. Soerakarta. Hoog 31.8.

Rond het beeld met twee uitsteeksels


lotuskussen, waarop

de is den de overblijfselen
onder voeten bevestigd. Op rug

eener glorie.

(verguld brons).

Notulen 1876 90.


p.

Daar gelijk bv. één in het Leidsch


vaneen tienarmigen er

2
wordt te Batavia aanwezig zijn, rest
Museum gevonden ), geen .exemplaren

626 der verzameling,


nog slechts het eenige beeldje vaneen livaalfarmiyen ,
no.

staande en met Amitabha-hoofdtooi. Ook hier zijn verscheiden attributen afge-

broken of onduidelijk. De eerste en tweede rechterhand vertoonen respectievelijk

bidsnoer in dus met den laatst behandelden


en varamudra, overeenstemming

De derde schijnt in vitarkamudra te zijn, de vierde een kommetje,

houden, de is de zesde draagt


waarschijnlijk sehedelnapje, te vijfde afgebroken,
natuur-
een handvat. Links zien wij achtereenvolgens een afgebroken stengel,

wel de het de derde hand is defect, kan in


lijk van padma, en kruikje, maar

zijn, de vierde, vijfde zesde hebben alle stelen of


abhayamudra gehouden en

handvaten attributen. Met eenige zekerheid te vullen zijn


van
afgebroken aan

deze niet, want ook de buiten-Javaansche voorstellingen verschaffen


geen
licht;

voorzoover bv. de miniaturen de attributen te herkennen zijn, komen ze


op

slechts met wat het Javaansche exemplaar te zien geeft.


gedeeltelijk overeen nog

2
Het eerste miniatuur met ) geeft inde eerste
twaalfarmigen

tweede rechterhanden links ronde schaal de


en abhaya- en varamudra, een en

1) Jnynboll Cat. 102 no. 1782. Amitabha inden hoofdtooi. De rechtervoorband in varamudra,
p.

de linker met lotusstengel. De linkorachterhand, houdt weer het boek. Verdere attributen worden

niet vermeld.

2) Foucher 1.1. 199 no. 50.


p.
37

kruik, verder inde linkerachterhand de maarde rest is onduidelijk.


padma,

Het tweede miniatuur ') doet rechts vóór varamudra, achter bidsnoer zien; de

eerste linkerhanden met padma en flesch komen hier met het Javaansche beeldje

overeen,
wat dus wellicht ook het geval geweest is met de vijfde linkerhand,

welke boek Ook hier is verder niets te onderscheiden. Terwille


een draagt.

vaneen partieele overeenkomst halen wij ook even de Tibetaansche voor-


nog

s
de door Waddell beschreven onder den
stelling aan, eenige twaalfarmige )

~of the
naam
Amoghavavrtha (sPyan-ras-yzigs-don-yod-mchhod-pai-nor-bu):
hands is in attitude lotus and holds pearl
right one mchhog-sbyin on a a

losury,
others are in preaching alliliide, sdigs-Msub, „pointing-finger attitude”,

others hold and and the left hold hooit, vessel


an arrow, an
eight-leaved lotus; a

for slnmncd bow adorned with


jewels, lulus, anuintimj iase, en Ichugraa (red)
3
Zooals ziet, is dus wel ruime keuze attributen
a vajra” ). men er een van

mogelijk, doch vooralsnog niet uitte maken, welke speciaal Java de twaalf-
op

armige Avalokitefvara gevoerd heeft.

626. Afk. Semarang. Hoog 16.9.

Rond lotuskussen, zonder achterstuk of glorie.

(verzilverd).

Yerh. 21 16, no. 20.


p.

MANJUQRI.

niet collectie
Bij het beschouwen van de overigens zeer
uitgebreide

dezen Bodhisattva, is één dat onmiddellijk treft: hun


beeldjes van er ding,

overeenkomst hun Wanneer


groote onderlinge en eenvoudige vorm. vaneen

Javaanschen sprake is, denkt onwillekeurig inde eerste plaats


Mahjufrï men

1265 thans
aan het bekende Oost-Javaansche beeld met de inscriptie van
§aka,

fur Völkerkunde te de inde linkerhand


in het Museum Berlijn *), kropak

de borst zwaard heffend inde rechterhand. Welnu, deze


voor houdend, een

is bronsjes in het geheel niet vertegen-


eenigszins samengestelde vorm bij de

woordigd.

hem Midden-Java
Deze vertoonen den Bodhisattva alle, gelijk wij van

door den alleen dan niet inde


zoo goed kennen, gekarakteriseerd kropak en

doch den blauwen lotus, de Zoo komt hij


hand, op utpala, gedragen. voor op

Boro-Budur 6
den Mendut
6
vooral Plaosan; men zie bv. de afbeel-
), op j, en op

-1) 1.1. p. 202 no. 67.

2) Journ. Roy. As. Soc, 189-1 79. no. 13.


p.

3) De cursiveering is van ons,

4) Over dit beeld raadplege men p.


99
sqq.
van de Singasari-monografie.

elders als Cf. liapp. 1910 12.


5) Tweede gaanderij, reliëf no. 16 als lioofdfiguur, bijfiguur. p.

6) Zijpaneel van de vierde zijde.


38

in der oudheden nabij de der residentie’s


dingen Yzermans „Beschrijving grens

J
rechts I rechts worde
Soerakarta en Djogdjakarta”, plaat H. en ). Daarbij

opgemerkt, dat veelal, doch niet altijd, deze Manjufrï’s een halvemaan,
nog

achter het hoofd uitstekend, doen zien. Ditzelfde verschijnsel


aan weerszijden

kan de bronsjes.
worden opgemerkt bij
indeelen hun
Deze zullen wij weer naar houding.

drie 607, 608 609.


Zittend
op
Indische wijze zijn er exemplaren, no. en

Deze alle houden de rechterhand in varamudra en hebben links den stengel van

den het boek rust. Dit laatste is intusschen bij no. 609 niet zeer
lotus, waarop

duidelijk. De bovenbesproken halvemaan is bij het laatste nummer aanwezig,

bij de beide andere niet.

Afk. 13.
607. Jogjakarta. Hoog

Ovaal lotuskussen, waaronder een vierkant voetstuk. Achter-

stuk met versierden rand en zonnescherm.

Notulen 1877 151.


p.

608. Afk, desa distr. Djetis, afd. Temanggoeng,


Nogasalam, res.

Kedoe. Hoog 8.

Ovaal lotuskussen, waaronder een vierkant voetstuk. Geen

het hoofd ovale met


achterstuk, docli achter een glorie

versierden rand en zonnescherm.

In de dubbel borstsnoer, inden


plaats van upavïta een

trant van dat der vrouwebeeldeu.

Notulen 1878 46.


p.

609. Afk. onbekend. Hoog 11.4.

voetstuk, achterstuk, dat boven ineen


Lotuskussen, van

uitloopt, zonnescherm.
nisvormige glorie en

met rechterbeen het eerste,


Yan de beide exemplaren afhangend draagt

de halvemaan. Het heeft de rechterhand in varamudra links


no. 624'J, weer en

het voorkomende attribuut onduidelijk is; de halve-


een bloem, terwijl daarop

bedoeld dat attribuut dus het


maan wijst echter voldoende aan,
dat Manjufii en

houdt de rechterhand de borst; links is de


boek is. Het tweede nummer, 624, voor

dat daar
utpala zeer
goed te zien, doch verder kan ook slechts gezegd worden,

boek Ten slotte bestaat alle kans, dat derde


waarschijnlijk een op ligt. er
nog een

wel is ook hier het attribuut niet zelfs


beeldje, no.
615, hierbij behoort; duidelijk, ja

de doch de beide andere stengeldragende


stengel gedeeltelijk afgebroken, waar

Bodhisattva’s in hun hoofdtooi nader te determineeren


tweehandigen vorm aan

als de hoofdtooi het bewuste bronsje


zijn Avalokiteyvara en Maitreya en van

1) Museum Jogjakarta no. 44, 46, 49, thans te Magelang-.


39

dat hier met


kenmerk draagt, is het zeer waarschijnlijk, wij weer

geen bijzonder
wiens boek met de lotusbloem afgebroken is.
een
te doen hebben,

niet in e'én der


De rechterhand is ineen soort redeneerende houding geplaatst,

mudra’s.
geijkte
Hoog 11.3.
624a. Afk. onderafd. Boemiajoe, res. Pekalongan.

rond lotuskussen.
Achtkantig voetstuk en

Notulen 1886 2.
p.

624. Afk. onbekend. Hoog 11.7.

kussen met vierkant onderstuk.


Langwerpig plat

De rechter-oorring is schijfvorraig, links een lange hanger.

Verh. 21 20, no. 25.


p.

7.9.
615. Afk. Jogjakarta. Hoog

Rond lotuskussen zonder achterstuk of glorie.

Verh. 21
p. 6, no. 6.,

biedt moeie-
Het eenige staande Maüjufrl-beeldje der verzameling geen

in varamudra links de
No. 632» heeft de rechterhand en op gewone
lijkheden.
is het, dat inden hoofdtooi,
wijze het hoek
op
den lotus. Opmerkelijk men

toch voort nisje heeft aangebracht,


hoewel dat volstrekt niet noodig was, een

dezelfde als bij Avalo-


waarin een ornamentje gezet is, geheel op wijze, men

de stüpa vinden.
het Amitabhabeeldje of bij Maitreya zou
kite«jvara
afd. Bandjarnegara, res. Banjoe-
632a. Afk. desa Karang Djambe,

11.6.
mas. Hoog

lotuskussen met vierkant voetstuk eu achterstuk.


Rond

lotuskussen, voetstuk én achterstuk van brons).


(zilver;

Notulen 1891 41.


p.

den
Zoo als men men ziet, zijn al deze voorstellingen van Manjmjrï m

tweearmigen meuschelijken
vorm gehouden.

MAITREYA.

den te bespreken Bodhi-


kan ook worden omtrent nu
Datzelfde gezegd

voorgesteld, zoodat
sattva. Ook deze is uitsluitend ineen zeer eenvoudigen vorm

is buiten-Javaansche
het hier evenmin als bij Manjufrl noodig
of wenschelijk naar

hier volstaan met


te zoeken. Ook voor Java zelf kunnen wij
parallellen gaan
waarin deze de
artikel den Heer van Erp,
een
korte verwijzing naar een van

J
deel in detail behandeld heeft ).
Java voorkomende Maitreya’s voor een
op
waartoe deze in genoemd
Alleen behoeft gereleveerd te worden, dat drie conclusies,

Bat. Gen. 54 427


1) Tijdschr. p. sqq.
40

artikel dat nl. de inde hoofdtooi hel kenmerkende attribuut


kwam, stüpa van

ook Java is, dat de mudra’s afwisselen dat de


Maitreya op
en
nagapnspa

allerminst een vast embleem is, door de bronsjes te Batavia volkomen wor-

Bovendien verdient bet opmerking, dat dier bronsjes


den bevestigd. geen op

zit, houding, welke elders bij uitstek Maitreya


Europeesche wijze een aan

eigen is.

Twee zitten Indische wijze, de 606a 659a.


exemplaren op
nummers en

Beide de inde hoofdtooi. Daarmede houdt de


vertoonen zeer duidelijk stüpa

overeenkomst dan echter ook op. Het eerste heeft de rechterhand in varamudra

inde linker de dit is het der collec-


en houdt napapuspa-tak: ecniije exemplaar

tie, deze met zekerheid te determineeren is. Het tweede


waar plant nummer

daarentegen heeft noch dezelfde mudra noch dien tak: de Bodhisattva houdt

hier beide handen inden schoot.


eenvoudig
606a. Afk. desa Karanggede, ondern. Sorogedoeg, res. Jogjakarta.

Hoog 20.5,

Ovaal lotuskussen langwerpig vierkant voetstuk ; achter-


op

stuk met vlammenrand, zonnescherm


en glorie waaraan een

bevestigd is, dat zich boven het hoofd uitbreidt.


'

Notulen 1904 73.


p.

659a. Afk. desa Batoe Kapoer, distr. Segalaherang, res. Krawang.

Hoog 4.3.

Geen kussen, doch twee uitsteeksels onder het ter be-


lijf

vestiging ineen thans ontbrekend voetstuk.

De hoofdtooi is zeer hoog.

(zilver).

Notulen 1887 116.


p.

Bij het eenige in lalitasaua is de inde hoofdtooi niet


nummer
stüpa

volkomen duidelijk, doch het voorkomen ervan niettemin waarschijnlijk. De

de rechterhand is hier alweer anders: wordt niet in één der


houding van zij

mudra’s doch duidt redeneeren De linker-


geijkte gehouden, klaarblijkelijk een aan.

hand draagt een zich- vertakkenden stengel, die wellicht als nagapnspa
bedoeld

is. intusschen niet zeker dat dit beeldje werkelijk Maitreya


Wij zijn er van, voor-

stelt; dat het hier vindt zijn reden uitsluitend hierin, dat het
opgenomen wordt,

embleem inde hoofdtooi het meest heeft. De kan


nog vaneen stüpa stengel

evengoed die vaneen lotus zijn. Wat nicl Maitreya wijst, is het voorkomen
op

vaneen slang om de heupen, met


kop en staart om elkaar gestrengeld de
op

Deze alleen is echter den anderen kant niet vol-


linkerheup. slang aan weer

doende reden om deze voorstelling er een van te noemen.


41

613. Afk. Soerakarta. Hoog 16.5.

Rond lotuskussen zonder achterstuk; achter het hoofd een

als
ring glorie.

Op het hoofdtooisel een rozet met spitsen knop; aan de

diadeem versierselen.
driepuntige
Het kleed gaat niet verder dan tot aan de knieën.

Verh. 21
19, no. 24.
p.

De meeste exemplaren stellen den Bodhisattva staande voor. Van de

nummers 6505, 6325, 629 en 655 doen de eerste en de laatste goed de stüpa

inde hoofdtooi zien, welke bij de beide andere iets minder is. No.
duidelijk

6505 6325 dragen beide links de rechterhand


en een
afgebroken stengel, van

het eerste beeldje is weer in vara-mudra, die van het tweede ineen redenee-

rende houding. Afwijkend is zeker de bloem inde linkerhand van no. 629;

dit is niet de die zouden hebben verwacht.


een padma, en stellig nagapuspa, wij

De rechterhand van dit exemplaar vertoont weer de vara-mudra. Dit is ook

het geval bij het laatste 655, welks linkerhand in het geheel
nummer, geen

stengel of tak voert, doch weder een redeneerende houding aanneemt; dit is

het zulks de linkerhand geschiedt, immers


eenige Maitreya-beeldje, waar met

bij de beide andere exemplaren, die redeneering te kennen


gaven, gebeurde

dit rechts.

6505. Afk. ondern. Wonotjatoor, ros. Jogjakarta. Hoog 18.8.

Smal rond lotuskussen; aan den is een ellipsvormige


rug

als
omgebogen ring glorie bevestigd.

Het hoofdhaar is gedeeltelijk inde jata,


opgeknoopt en

in drie krullen af; het is omwouden met


hangt gedeeltelijk

een baud en gedekt dooreen knopvormig topstuk.

Over den linkerschouder hangt de


priesterhand met twee

slippen den Het kleed, dubbele


langs rug neer. waarom een

is reikt tot boven de enkels wordt vast-


sjerp gestrikt, en

dooreen met buikgesp versierden gordel.


gehouden

Inde oorlellen komen de kleine horizontaal gedragen

Midden-Javaansche oorringetjes voor.

Notulen 1908 115.


p.

6325. Afk. desa Semarang. Hoog 10.2.


Karanggeneng, res.

Rond lotuskusseu; den der


op rug sporen aanhechting van

de afgebroken glorie.

Groot ornaat, doch upavïta. Het kleed is langs het


geen

linkerbeen opgetrokken.
42

(zilver, op
bronzen voetstuk).

Notulen 1908 p. 123.

Hoog 10.
629. Afk. Jogjakarta.

Rond lotuskussen met een nisvormigen boog als glorie

daarboven de het
achter bet lichaam
gebeele en

thans ontbrekende zonnescherm.

Verh. 21 11, no. 18.


p.

Afk. Wetan, distr.


Poeger, reg. Bondowoso,
655. desa Poeger

res. Besoeki. Hoog 6.9.

hoofd ring als glorie,


De voeten afgebroken ; achter bet een

(zilver).

Notulen 1874 86.


p.

YAJRASATTVA.

die het Bataviaasch Museum van dezen Bodhisattva


De zes exemplaren,
alle hou-
bezit, de nummers 602 a, h, c, 1
1
,
fen g ,
zijn in
houding gelijk, een

bv. kan
welke eveneens terugvindt in Indië en die men afgebeeld
ding men

werk
l uit
19 Foucher’s meermalen aangehaald ) bij een
vinden in tig. van

zich thans in het Museum te Calcutta bevindend beeld.


Magadha afkomstig en

drie uit bet Leidsche Museum even-


Daarmede komen twee van de exemplaren
3 te
welke
3
bet derde Leidsche beeldje is vierarmig ), vorm
eens overeen ),

De houden alle inde rechterhand


Batavia niet vertegenwoordigd
is. beeldjes

inde linker terzijde van het lichaam


vóór het lichaam een dubbele vajra en

Bodhisattva tweeden naam van &han-


de tempelschel, ghanta, waaraan de zijn

ontleend. zitten alle Indische wijze. Een kleine afwijking ver-

tapani Zij op

heeft, ineen
toont 602c, waar de vajra aan de onderkant
geen punten maar

Leidsche
Volledigheidshalve zij vermeld, dat het vierarmige
steel uitloopt. nog

inde voorhanden dezelfde attributen houdt als de tweearmige vorm


bronsje

rechts drietand en links een olifants-


bovendien inde achterbanden een
en

haak voert.

is verder het al of niet voorkomen vaneen Buddhafiguurtje


Opmerkelijk
d, is zulk een figuur er stellig niet,
inde hoofdtooi. Bij twee nummers, a en

b is, zij het ook


evenmin trouwens als bij het eerste Leidsche exemplaar. Bij

Buddhabeeldje te
toch te zien dat aan drie zijden een
niet bijzonder duidelijk,
dit laatste is vooral merkwaardig in
telkens boven doodskop;
vinden is, een

attributen inde achterbanden van


verband met de beide eveneens Qivaitische

Icon. boudd. I 122.


1) p.

Juynboll Cat. 86 no. 2858 en 1630/35.


2) p.

3) ibid. no. 1652/2.


43

het de drie andere is het te zien daar doet


vierarmige beeldje. Bij duidelijk en

zich nu het verrassend verschijnsel voor,


dat het voorgestelde Buddha’tje niet

steeds dezelfde houding heeft: bij c is het in dhyani-mudra en dus waarschijn-

doch met de rechterhand dan de linker,


lijk Amitabha, bij /' eveneens, lager

kunnen denken welke


zoodat men zou aan een
overgang
tot bhnmisparfa-mudra,

althans één der Leidsche tweede is klaar-


houding bij nummers terugkeert (de

blijkelijk niet
duidelijk); dat zon dus Aksobhya zijn. Bij g eindelijk zien wij

een dharmacakra-mudra, zoodat daar Vairocana zou zijn voorgesteld.

Wat de reden deze is of de


voor afwisseling en dientengevolge aan

verschillende beteekenis worden is


verschillende Vajrasattva’s moet toegekend,

niet bekend. In elk bv. bij nooit afgeweken


ons geval is, waar

Amitabba inde hoofdtooi, bet deze afwis-


wordt van den verschijnsel van groote

seling bij Yajrasattva zeker zeer


opmerkenswaardig.

602a. Afk. onbekend. Hoog 1d.9.

Ovaal lotusknssen vierkant voefstuk; los bartvormig


op

achterstuk met zonnescherm. Aan de beide voorhoeken

van bet voetstuk een zittende leeuw en daartusschen in

bet midden van het voorvlak een olifantskop.

Foto Oudh. Comm. 467.

Afk. desa distr. Mandiradja, afd. Pamalang,


Randoedongkal,

res. Pekalongan. Hoog 19.

Ovaal lotuskussen drie ovale met vlain-


op pooten en glorie

menrand achter bet hoofd. Achter aan bet kussen een


oog,

ter van bet achterstuk, dat nu ontbreekt.


opname

Notulen 1884 119.


p.

602c. Afk. onbekend. Hoog 14.9.

Rond lotuskussen op
vierkant voetstuk, opengewerkte glorie

roet versierden rand.

Op bet voorhoofd de nrna.

602t/. Afk. coll. te Jogjakarta. Hoog 13.2.


Klaring

Ovaal lotuskussen vierkant voetstuk; fraai versierd ach-


op

ovale daarboven
terstuk, waarop
een glorie en een zonne-

scherm.

Notulen 1890 19.


p.

dalem den
602/’. Afk.
waterleiding inde Kampong van
vroege-

ren radja di Boea, afd. Tanah Datar, res. Padangsche

Bovenlanden. met uitsteeksel 14.9, zonder dat 13.5.


Hoog

Geen lotuskussen, maar blijkens een vierkant uitsteeksel


44

onderaan is het beeld een of ander voetstuk bevestigd


op

geweest.

naakt met den linkerschouder


Bovenlijf een snoer over en

de bedekt met soort


rechterheup, onderlijf een sarong,

het duidelijk zichtbaar is.


waarvan patroon

de boven voetzolen ziet figuur.


Op naar
gekeerde men een

de de het hoofd tooisel schijnen kleine


Op borst, armen en

de niet bekend is.


pennetjes ingeslagen, waarvan bedoeling

(zilver).

Notulen 1901 126.


p.

602 Afk. oever van de Kalitnas in desa Watoepatok, onderdistr.


g.

Madioen. ruim 7.
Bandar, afd. Patjitan, res. Hoog

Voetstuk ontbreekt, eenvoudige glorie.

met bedekt het onderlijf,


Een soort sarong këmbang

(goud).

Notulen 1906 78.


p.

V AJRAPANI.

Museum te Batavia is dezen Bodhisattva


Het van voorstellingen van

slechts schaars voorzien; twee beeldjes hem zeker weer, terwijl een
zeer geven

J
derde onzeker is. Het Leidsche Museum met zijn vijf exemplaren ) is iets

dat deze welke


beter voorzien; toch is het
eenigszins bevreemdend, Bodhisattva,

Java bekend inde kleinkunst weinig vertegen


ongetwijfeld op goed was,
zoo

woordigd is.

treffen hem den Mendut


2 verscheiden malen de
Wij aan op ) en
op

3 Het de vajra, welke hij zijn


reliëfs van Boro-Budur ). is natuurlijk aan naam

de
ontleent, welke Vajrapani doet herkennen. Eveneens draagt hij doorgaans

doch ook den vajra daar


bla uwe lotus, somtijds als afzonderlijk attribuut, om

boven houden. Beide emblemen zijn de


op omhoog te eveneens
gewone op

Indische vasteland *).

waarschijnlijk ook steenen


Merkwaardig is het, dat onze verzameling een

uit Koetei in Borneo. Dit beeld’


beeld van dezen Bodhisattva rijk is, afkomstig
s
i. ten onrechte
no. 103//, is opgenomen
als Qiva met een vraagteeken ), o.

in heeft de rechterhand in
Het zit
op
de
gewone
Indische wijze vajrasana,

Cat. 1698, 1909, 3324 2857.


1) Juynboll p. 92-94, nos. 1775, en

2) derde zijde, zijpaneel.

3) Zie Rapp, 1910 p. 11


sq.

4) Foucher 1.1. I p. 121.

5) Notulen 19C6 p. 6en Bijlage.


45

varamudra en houdt inde linker een utpala, waarop waarschijnlijk een vajra staat.

Uit den Vervolgcatalogus t. a.


p. (welke overigens den vajra een „eigenaardige

bloem” wij de De Bodhisattva zit


noemt) nemen
nog volgende beschrijving over.
op

een vierkant lotuskussen tegen een rechthoekig achterstuk, dat boven en bene-

den verbreed is, waarboven een ovale


glorie. De
hooge haartooi vertoont sporen

van driehoekvormige versierselen aan den onderrand en wordt aan den voet

afgesloten dooreen Zware oorhangers; krullen, die de schouders


ring. over

vallen. Om het voorhoofd een diadeem met een rozet in het midden, terwijl

aan beide zijden van het hoofd sporen van zulk een rozet zichtbaar zijn.

Halssnoer, waaronder, doch boven de borsten, een tweede snoer. Upavïta.

Alleen de linkerheup is de plooi vaneen kleed zichtbaar. Gladde pols- en


op

versierde Het lichaam is lang slank;


enkelringen en
bovenarmringen. zeer en

de armen zijn misvormd.

Totzoover de beschrijving van den Catalogus. Wij merken nog op, dat

deze vajra is met dien den Mendut, ook één


te vergelijken van van
langen

smallen vorm, in tegenstelling met de kortere en dikkere soort.


gewone

Van de bronsjes is er één zittend Indische wijze en één staande; het


op

twijfelachtige zit eveneens in vajrasana. Het eerste, no.


602 c vertoont den vajra en

twee het inde het laatste


de utpala als afzonderlijke attributen, eene rechter,

inde linkerhand Datzelfde het geval met het onzekere


gehouden. zou zijn no.

610a; de zaak is echter, dat het dat inde rechterhand voor de borst
voorwerp,

te is het als vajra te al heeft


gehouden wordt, onduidelijk om determineeren,

hét daar ook wel wat van. De stengel inde linkerhand is ook niet die van

de utpala, doch eindigt ineen bloemknop.


gewone puntige

602e. Afk. collectie Klaring te


Jogjakarta. Hoog 8.

Ovaal lotuskussen met vierkant voetstuk en ovaal achter-

stuk, waarvan het bovenste is afgebroken.

Aan den achterkant van het achterstuk staat in Nagarï

de Buddhistische geloofsbelijdenis.

Notulen 1890 p.
19.

610a. Afk. Soerakarta. Hoog 8.8.

Ovaal lotuskussen; op den rug de overblijfselen vaneen

ring als
glorie.

Notulen 1898 63.


p.

Het eenige staande exemplaar, no. 632, draagt evenals dit bv. op
Boro-

Budur het den vajra boven den De Bodhisattva houdt


geval is, op bloemstengel.

dien hier inde linkerhand, terwijl de rechter soort vitarka-mudra


stengel een

vertoont; duim en wijsvinger zijn nl. als bij die houding gebruikelijk is met
46

de elkaar doch de hand is hier met den


toppen tegen gesloten, geheele rug naar

beneden de borst
voor gebracht.

632. Afk. Kedoe. Hoog 17.3.

Rond lotuskussen vierkant voetstuk; het achterstuk is


op

het voetstuk is
bij afgebroken en er
geen glorie.

In het voorhoofd een klein rond kuiltje.

Het beeld draagt een kort kleedje, dat tusschen de heenen

is misschien een broek.


opgenomen,

Yerh 21 21, no. 27.


p.

Ten slotte zij nog even herinnerd aan het boven besproken beeldje van

een Buddha, welke inde linkerhand een vajra voor de borst houdt en door

dit attribuut toont waarschijnlijk in eenig verband met Vajrapani te staan.

SAMANTABHADRA (?)

Het staat nog zeer weinig vast, op


welke wijze deze Bodhisattva in

de beeldende kunst van Indië is voorgesteld, vandaar dat wij het niet
mogen

een onzer beeldjes met zekerheid voor een Samantabhadra te houden.


wagen

De Tibetaansche wordt daar twee


vorm geeft weinig licht; hij op

verschillende plaatsen in zeer afwijkenden vorm In Indië is hij


weergegeven.

olifant bloem te kennen ook, doordat de hou-


aan zijn en
zijn langwerpige en

s
ding zijner handende dharmacakra-mudra is ). Afbeeldingen van dezen meer

samengesteldeu vorm zijn Java niet aangetroffen, waar toch blijkens werken
op

als de Sang hyang kamahayanikan deze Bodhisattva wel bekend was. Wel vin-

den wij beeldjes vaneen Bodhisattva met de handen in dharmacakra-mudra,

die verder attributen vertoont. Waar Samantabhadra de


geen
nu dhyani-bodhi-

sattva van den door diezelfde handhouding gekarakteriseerden Vairocana is,

bestaat de mogelijkheid, dat de bewuste beeldjes ander dan Samantabhadra


geen

voorstellen. Op grond hiervan hebben wij het Dr. Juynboll,


op voetspoor van

die twee soortgelijke Leidsche bronsjes zij het ook vragenderwijs den naam

3
Samantabhadra ook het Bataviasche exemplaar aldus betiteld.
geeft ), eenige

Alle drie zitten op de Indische wijze in vajrasana.


gewone

657. Afk. Jogjakarta. Hoog 13.8.

Langwerpig lotuskussen met vierkant voetstuk, nisvormig

achterstuk met vlaramenrand en zonnescherm.

Gewone versiering,

Verh. 21 22, no. 28.


p.

1) Zie b.v. Grünwedel Myth. d. Buddh, 141 en de litteratuur aangehaald door Juynboll Catal
p.

92 noot 1.
p,

2) Poucher 1.1. Ip. 120.

3) Catal. 92 no. 2853 en 3006.


p.
47

YigVAPANI (?)

Een soortgelijke kwestie doet zich voor bij een Bodhisattva, welke door

ander attribuut wordt doch de rechterhand de


geen gekenmerkt, waarvan abhaya-

mudra vertoont. Wanneer wij consequent de bij Samantabhadra rede-


gevolgde

moeten dat hier de beboerend


neering toepassen, wij aannemen, Bodhisattva,

den bedoeld is
bij dhyani-Buddha met abhaya-mudra, Amoghasiddha, en wij

dan zulke beeldjes Yifvapani te noemen hebben. Het kan echter niet wor-

den ontkend, dat door anderen wellicht met recht Viijvapani gezien wordt

inde Bodhisattva-beeldjes, die ontbloot staand zwaard bloem


een
op een dragen’),

Zekerheid is in niet Het bronsje te Batavia met de rech-


dezen
nog
te verkrijgen.

terhand in zit in vajrasana houdt de linkerhand inden schoot.


abhaya-mudra en

659. Afk. Kedoe. Hoog 10.

Ovaal lotuskussen zonder achterstuk of glorie.

Gewone versiering.

Verh. 21 p. 8, uo. 8.

ANDERE BODHISATTYA’S.

Verscheiden beeldjes, die blijkens kleeding,


houding, versiering enz.

waarschijnlijk Bodhisattva’s voorstellen, kunnen niet nader gedetermineerd worden,

daar de studie van de Buddhistische iconographie niet ver gevorderd


nog genoeg

is om ons te kunnen doen uitmaken, welke namen bij welke mudra’s hooren.

Wij laten ze hier volgen.

Eén het hoofd ontbreekt, heeft de rechterhand in


exemplaar, waaraan

vara-mudra en de linker inden schoot. Het zit Indische wijze.


op

Sadjiwan 3.5.
6595. Afk. Tjandi bij Jogjakarta. Hoog

Geen lotuskussen, achterstuk of glorie.

(zilver).

Notulen 1902 57.


p.

Een tweede, zittend met het rechterbeen houdt de


afhangend, eveneens

linkerhand inden schoot, doch heeft de rechter in vitarka-mudra.

6445. Afk. Ketanden, afd. Klateu, res. Soerakarta. Hoog 10.

voetstuk met stuk in het


Rechthoekig een uitspringend

midden van den voorkant. Het achterstuk bestaat uit twee

met architraaf; ovale rand met kruis


stijlen glorie (een een

erin).

De linkerhand schijnt een doek vast te houden, waarvan

het linkerbeen,
een
slip afhangt over

Deze opvatting is o. a. gevolgd inden Leidsclien Catalogus 103 no. 1630/14.


1) p.
48

Een kleedje om de lendenen. Pols- en armringen. Over het

lichaam loopen kruiselings twee hreede snoeren, die beneden

de borsten het met


op kruispunt een agraaf zijn samen-

de schouders loopen.
gebonden en over

hoofdtooi; achter het achterhoofd halve-


Eigenaardige een

maanvormige versiering.

Notulen 1895 121.


p.

Twee 610/; en 614, komen in zoover overeen, dat bij beiden de


nummers,

linkerhand de linkerdij rust; overigens zit het eerste op


Indische wijze,
op

het tweede het linkerbeen De rechter-


terwijl bij merkwaardigerwijze afhangt.

hand wordt bij beiden voor de borst gehouden, doch de mudra is niet dezelfde;

het houdt ringvinger binnen die


die van eerste den naar gebogen, terwijl van

het tweede meer een redeneering schijnt aan te


geven.

610/;. Afk. Ketauden, afd. Klateu, res. fSoerakarta. Hoog 10.5.

Rond lotuskussen zonder achterstuk; vaneen glorie


sporen

inden hals.

Notulen 1895 121.


p.

614. Afk. Ledok, afd. Wonosobo, res. Kedoe. Hoog 22.

Ovaal lotuskussen met vierkant voetstuk,


langwerpig aan

welks bij de hoeken, twee leeuwtjes


voorzijde, liggen.

Achter in het voetstuk is de opening voor het ach-


nog

terstuk en inden hals ziet men de fragmenten eener

glorie.

Een rond koord als met sluitsteen de linker-


upavlta, op

borst, groote schijven inde ooren en verder ver-


gewone

siering.

De zijn verzilverd.
oogen

Yerh. 21 p. 10, no. 11.

Ëen in vajrasana zittende Bodhisattva houdt de beide handen in dhyani-

mudra inden schoot.

657a. Afk. desa Koenti, onderdistr. Sampoeng, afd. Ponorogo,

res. Madioen. Hoog 6.4.

Rond lotuskussen; achterstuk, waarop aan den achterkant

inscriptie in Kawi; het zonnescherm is


een afgebroken.

De inscriptie luidt: te svaha”, Dr. Bran-


„om ye volgens

des een afkorting van de Buddhistische geloofsbelijdenis,

(het beeld is goud, het zilver).


van overige van

Notulen 1886 36.


p.
49

Dein vajrasaua zittende Bodhisattva van no. 656 houdt beide handen

halfgeopend voor het lichaam, zóó dat de pink van links tegen duim en
wijs-

vinger van rechts aankomt.

656. Afk. Kedoe. 17.2.


Hoog

Zit ovale versierde


op een plaat, gedragen door zeven leeuw-

tjes, die ineen kring op een lotuskussen zitten; dit laatste

is vierkant voetstuk met


gelegen op
een
opengewerkte zijden.

Achter inde plaat is een opening voor het achterstuk.

Gewone versierselen, hoog hoofdtooisel met spitsen knop erop.

als
Kringetje ürna.

Op de punten van het voetstuk de onbedekte


en
gedeelten

de staan of stonden
van
plaat heilige syllaben in Nagarï.
Yerh. 21 11, no. 14.
p.

Foto Oudheidk. Comm. 466.

Dan hebben twee 661 h


nog nummers, en 654, de beide handen
opge-

heven vóór de borst, doch zonder elkaar te raken. Beide beeldjes zijn staande,
het eerste met wat
gebogen linkerbeen, terwijl de
handhouding aldus
weerge-

wordt inden Yervolgcatalogus; de de


geven „van rechterhand, waarvan

geopende palm naar boven is gekeerd schijnen duim iets


en
wijsvinger vast te

houden dat afgebroken is; de de


nu
wijsvinger van linkerhand, welks palm
benedenwaarts is is de
gekeerd, opgeheven, terwijl duim over den
middelvinger
is geplaatst de
en overige vingers uitgespreid zijn”. Bij 654 zijn heide handen

de borst
naar
toegebogen.

661/>. Afk. distr. Rengel, afd. Toeban, res. Rembang. Hoog 22.

Rond lotuskussen met rond voetstuk. De aan het achter-

hoofd bevestigde ring als glorie is de helft


voor
afgebroken.

Hooge haartooi; om het voorhoofd een versierde diadeem.

Zware oorringen; breed halssnoer, waaraan een ander snoer

hangt, dat bestaat uiteen keten met rozetten; upavïta;

pols-, arm- en
voetringen.
Om den gordel loopt een baud, die aan de
voorzijde in

het midden met rozet is Het leudekleed


een gesloten. hangt
met plooi af
van voren
een en loopt aan
weerszijden uit

in die
slippen, wijd uitstaan
;
de
sarong
is tot boven de

knie
opgenomen.

Notulen 1896 65.


p.

654. Afk. desa Poeger Wetan, distr. afd.


Poeger, Boudowoso,

res. Besoeki. Hoog 7.2.

Rapport 1912.
4
50

Dubbel uitsteeksel onder de voeten ter bevestiging ineen

voetstuk.

koniscb hoofdtooisel.
Hoog,

Kort kleedje met eenvoudigen sjerp en verder geen ver-

sierselen.

(zilver).

Notulen 1874 86.


p.

Indische dat de rechterhand in


Nog is er een beeldje, op wijze zittend,

de houdt de linker, achter de dij, steunt.


zijde en
op

658. Afk. onbekend. Hoog 10.3.

Ovaal lotuskussen, met het thans ontbrekende


opening voor

achterstuk.

Geen of armbanden, verder versiering,


upavlta gewone

maar onduidelijk.

ONZEKERE BODHISATTYA-BEELDJES.

Van de de exemplaren gaaf of althans


voorgaande groep, waarvan waren

attributen misten die dus alleen niet te determinee-


geen belangrijke en maar

omdat niet bekend is welke Bodhisattva’s in die bewuste vormen


ren waren,

de volgende onderscheiden worden, welks


worden voorgesteld, moet nummers

niet thuis te brengen zijn, omdat er één of meer belangrijke attributen ontbreken,

nummers dus, die als ze maar


ongeschonden wel degelijk aan een bepaalden
waren,

kunnen worden doch wier beteekenis in


Bodhisattva zouden toegeschreven, nu

het onzekere blijven moet.

beeldjes, waarbij de hoofdtooi


Inde eerste plaats zijn er vijf tweearmige

te is te coustateereu of deze bijzonder kenmerk draagt


zeer afgesleten om een

de verdere attributen voldoende uitsluitsel


en zoo ja welk, terwijl geen geven.

de 613«, 617a 620 zitten in lalita-


Het eerste, no. 630, staat, volgende, no. en

het 610, Indische wijze. De eerste vier houden de rechterhand


sana, laatste, op

hot laatste heeft de Terwijl het eerste


in vara-mudra: vingers samengebogeu.

links het tweede dubbele lotus, het derde


een lotusknop draagt, een en een gewone

wel te zien, doch is deze verder afgebro-


padma, is bij het vierde een stengel

Ook het bloemtak. Deze Bodhisattva’s zouden natuurlijk,


ken. vijfde draagt een

inden hoofdtooi Amitabha-beeldje of te zien


al naarmate een een
stüpa was

(het eerste is het geval bij no. 630 en 620 volgens den Catalogus-Groeneveldt;

dat echter Avalo-


naar de stukken zelf te oordeelen lijkt mij verre van zeker),

of Maitreya moeten worden.


genoemd
51

630. Afk. desa Poeger Wetan, distr. Poeger, reg. Bondowoso,

res. Besoeki. Hoog 9.

Geen voetstuk, maar onder de voeten uitsteeksel met


een

schroefdraad ter
bevestiging. Geen achterstuk of glorie,

(zilver).

Notulen 1874 86.


p.

613a. Afk. 11.


Jogjakarta. Hoog
Rond lotuskussen vierkant met versierd
op voetstuk, achter-

stuk en zonnescherm.

Notulen 1892 112.


p.

617a. Afk. onbekend (gevonden in het Museum in


1902}. Hoog 14.

'
Ovaal lotuskussen vierkant rond achterstuk
op voetstuk;

met versierden rand, waarboven een (nu ontbrekend) zon-

nescherm is
bevestigd geweest.

Beschadigd.

620. Afk. onbekend. 6.9.


Hoog

Rond lotuskussen zonder achterstuk; inden hals de over-

blijfselen vaneen ring als glorie.

610. Afk. Kedoe. 8.5.


Hoog.
Is los voetstuk of kussen
op
een
geplaatst geweest, dat

thans ontbreekt. Achter het lichaam


geheele een
nisvormige
glorie met zonnescherm.

Foto Oudheidk. Comm. 499.

Het staande no. 653, hoewel geheel onduidelijk, wordt hier vermeld, daar

het werd gevonden in


gezelschap vaneen
menigte Buddhistische beelden en

zelf daar dus ook wel toe behoord zal hebben. De rechterhand is in vara-mudra,

de linker beiden
opgeheven; zijn beschadigd.
653. Afk. desa Poeger Wetan, distr. Poeger, reg. Bondowoso,
res. Besoeki. Hoog 8.3.

Uitsteeksel onder de voeten ter bevestiging ineen voetstuk,

(zilver).
Notulen 1874 86.
p.

Vervolgens zijn er drie vierarmige exemplaren. Daar onder de Bodhi-

sattva’s Avalokiteyvara de die in


eenige is, meerarmigeu vorm wordt voorgesteld,
bestaat er alle kans, dat deze ook hier bedoeld is en inde herkenbare attributen

is dat zich deze De


er
geen, tegen opvatting verzet. mogelijkheid blijft echter

altijd bestaan, dat toch een andere Bodhisattva is voorgeslold, en zelfs, dat het in

het geheel Bodhisattva’s doch bv.


geen zijn, beeldjes. Toch lijkt ons,
52

alles elkaar de waarschijnlijkheid, dat werkelijk Bodhisattva


bij genomen, een

onder de te beschrijven.
bedoeld is, groot genoeg
om ze Bodhisattva-voorstellingen

Yan het eerste nummer, 627, is de rechtervoorband afgebroken en draagt

de rechterachterhand een onherkenbaar links worden vóór een lotus-


voorwerp;

strik Zou die beide attri-


knop en achter een aaugetroffeu. men
op grond van

buten het kunnen houden, andererzijds kan


beeldje voor een

men met eenige fantasie inden hoofdtooi zoowel een Amitabha-heeldje als een

dit natuurlijk karakter duiden.


doodskop zien; laatste zou
op een Qivaïtisch

is staande, het tweede 644, zit in vajrasana. De eerste rech-


Dit bronsje no.

de knie met iets erin of vrucht den Catalogus),


terhand ligt op (knop volgens

linkervoorhand voert handvat of in elk


de tweede is afgebroken; dè een geval

de linker achterband knopvormig


iets, dat verder afgebroken is, en een voor-

De Heer Groeneveldt zich af, of dit laatste ook


werp. vraagt voorwerp een

kan wat de geheele voorstelling tot Visnu maken doch


schelp zijn, een zou;

met zekerheid als te herkennen is het zeker niet. Het


zoodanig voorwerp zeer

heeft
derde exemplaar, no. 644a, zittend met opgetrokken rechterbeen, volgens

de handen Dit ik alleen de rechtervoorband


den Catalogus ~al ledig”. zou voor

vara-mudra wordt. Yan de rechter-


durven onderschrijven, welke in gehouden

die is zich kunnen voorstellen, dat


achterhand, omhoog geheven, zou men er

vaneen bidsnoer te zien zijn; de linkervoorhand, voor de borst gehouden,


sporen

inde linkerachterhand iets handvat-


lijkt ook iets te omvatten, gelijk wij weer

intusschen, ziet, niet


achtigs meenen te zien. Veel zekerheid kan gelijk men

verkregen worden.

627. Afk. desa Poeger Wetan, distr. Poeger, reg. Bondowoso,

res. Besoeki. Hoog 9.

Geen lotuskussen, achterstuk of glorie.

(zilver).

Notulen 1874 87.


p.

644. Afk. Tjaroeban, distr. Boemiajoe, res. Pekalongau. Hoog 8.2.

Lotuskussen met vierkant voetstuk, waarin aan den achter-

kant een opening voor een los achterstuk.

Gewone versierselen.

Notulen 1876 p. 57.

644a. Afk. desa Benda, distr. Lebaksioe, res. Pekalongan. Hoog 7.

Rond lotuskussen met vierkant voetstuk.

Gewone versiering.

Notulen 1884 42.


p.
ANDERE MANNELIJKE GODHEDEN.

TRAILOKYA YIJA Y A.

Op de drie replieken deze


van
merkwaardige voorstelling, waarvan er

zich één te Batavia de andere te Leiden te


en
’) en Londen bevinden, is het

eerst 3
de aandacht door
gevestigd Pleyte ), terwijl de
naam, die deze
godheid

dragen moet, gevonden is door Foucher :!


). De
vierhoofdige *) en
achtarmige
staat inde
god zoogenaamde pratyah'dha, met
gestrekt linker en gebogen rech-

terbeen, Qiva en Parvat! onder de voeten verbrijzelend.

Wat zijn verschillende attributen is het


aangaat, leerrijk zoowel het

steenen beeld als de


van
Bodh-Gaya Trailokyavijayasadhaua, beide door Foucher

t. De
e.a.
p. uitgegeven, te
vergelijken. sadhana, die hem eerst vier hoofden

acht heeft
en armen
toegekend en vervolgens de verschillende gelaatsuitdruk-

kingen beschrijft iets wat


natuurlijk op een klein bronsje niet is weer te

gaat aldus voort:


geven

dvabhyam ghantavajranvitahastabhyam hrdi


vajra-hüm-karamudradharam,
daksinatrikaraih
khadgankmjabanadharam, vamatrikaraip capapagacakradharam;

pratyalïdhena vauiapadakrautaulaliecvaramastaka ni. daksinapadavastabdhagaurl-


stanayugalam; buddhasragdamamaladivicitrabharanadharinam e. s.
q.

Dat is dus:

„met zijn beide klok bliksem voorziene de borst


van en
(voor)handen voor

de vajrahumkaramudra makend, in zijn drie (andere) rechterhanden het zwaard,

de olifantshaak de
en pijl dragend, inde drie (andere) linkerhanden de boog,
de strik de discus; in
en
pratyalïdha met den linkervoet
op
het voorhoofd van

(,iva trappend, met den rechter


op de borsten van Parvatï staande, bij andere

versierselen dat uiteen reeks


een snoer
dragend, van Buddha’s is
samenge-

steld,” enz.

Behalve dat dat


laatste, intusschen wel
degelijk op
het Indische beeld

het Leidsche
en
bronsje gevonden wordt, komt deze beschrijving volkomen uit:

alleen is de der
volgorde attributen een
weinig anders Ook het steenen beeld

1) Catal. Juynboll 94
p. no. 1760; liet tweede Leidsche exemplaar, no. 1630/5 (ibid.l, is waar-

schijnlijk valsch.

2) Bijdr. Tl. Lnd. Vlkk. 6: VIII


p.
379 - 381: Xp. 195 -

202.

S). leun. bouddh. II 57


p. sqq. en Buil. Ec. fr. d’Extr. Or. IX p. 48 sqq.
4). Het Leidsche exemplaar heeft vijf hoofden.
54

trouwens niet volkomen met de sadhana, wat dat betreft de boog en


klopt :

het dat pijl die


de strik hebben er van hand verwisseld, en feit, boog en op

handen Foucher aanlei-


wijze niet in overeenkomstige worden gedragen, gaf
J
fout den steenhouwer te denken In dit verband is het
ding aan een van ).

merkwaardig op
te merken, dat
op het nog weer iets meer afwijkende bronsje

evenmin door correspondeerende handen


uit onze collectie boog en pijl wor-

den
gevoerd.

Bataviaasch doen de
De voorhanden van het exemplaar geheel volgens

sadhana bel en vajra zien, terwijl zij tevens de vajrahumkara-mudra vertoonen,

als correct beschre-


een haudhouding, welke door Dr. Juynboll 1. c. volgt geheel

ven wordt; „de beide voorste handen voor de borst met tegen elkander gelegde

de stekend de in elkaar hakend; de


ruggen, wijsvingers omhoog en pinken

worden
duimen zijn binnenwaarts gebogen, tegen de handpalmen aangelegd en

beneden middelste bedekt”. Voor het


door de naar
omgevouwen
en ringvingers

zien inde rechterhanden achtereenvolgens beneden boven


overige wij van naar

het inde linkerhanden in dezelfde de


de pijl, het rad en zwaard, volgorde

zijn dat de attributen


olifantshaak, het worgkoord en de boog. Gelijk men ziet

van de sadhana, doch in afwijkende volgorde.

Verder meenen wij voor deze merkwaardige verschijning en voor de

eraan verbonden legendes te


mogen verwijzen naar de bovenaangehaalde

litteratuur.

Ten slotte kan worden fragment uit


nog melding gemaakt vaneen onze

voorstelleude door
verzameling, no. 516, een liggenden Qiva, gekarakteriseerd

halvé inde hoofdtooi, met voet de bij dien voet


doodskop en maan een erop;

beboerende ontbreekt. De echtheid van dit fragment is niet boven allen


persoon

het het inden


twijfel verheven; is authentiek, dan zou tot een voorstelling

trant van de bovenbeschrevene behoord kunnen hebben.

655 a- Afk. collectie te 10.5.


Klaring Jogjakarta. Hoog

Ovaal lotuskussen met drie kleine pootjes.

De Parvatl houden elk inde rech-


beeldjes van
Qiva en

terhand met drie inde linker


een vajra punten en een

met één weerskanten.


langere punt aan

Gewone kleeding en versiering.

Op het kussen vóór het beeld staat een bijna geheel uitge-

sleten inscriptie in Kawi-schrift.

Notulen 1890 19.


p.

516. Afk. Jogjakarta. Lang 8.6.

1). 1.1. pag. 60.


55

De £iva is de linkerbovenhand het hoofd


vierarmig; onder

gelegd, de andere drie Kussen onder


schijnen ledig. het

hoofd.

Verh. 21 18, uo. 21.


p.

HAYAGBIVA.

Waar overigens de Batavia zulk


verzameling te een
goed overzicht geeft
de Java voorkomende Buddhistische worde hier
over
op voorstellingen, met een

enkel woord vermeld, dat ook van


Hayagrlva in zijn veelarmigen vorm een

exemplaar bekend het Java is Daar


voorzoover ons
eenige op aangetroffen.
het echter niet in het Museum te vinden doch in bezit Bui-
is, particulier te

tenzorg, wordt de
voor
beschrijving verwezen naar de afzonderlijke publicatie *).

JAMBHALA-KUYERA.

Dat hier de welke


bronsjes, den
god des rijkdoms voorstellen, opgenomen

zijn ineen lijst Buddhistische wil allerminst


van
beeldjes, zeggen,
dat deze

godheid uitsluitend bij Buddhisten heeft


vereering gevonden. Integendeel, gelijk
overal elders, ligt het ook Java de dat deze schenker
zoo
op voor hand, van

voorspoed, als de alle


even voorspoed zelve, bij gezindten gelijkelijk populair
moet zijn Zoo vinden dan ook
geweest. wij zijn beeld evengoed bij de Qivaïti-
2
sche tempelgroep van Gedong Sanga ) als
bij eender
voortempels van den

Buddhistischen Tjandi Sewu of inde vestibule den Buddhisti-


van eveneens

3
schen Mendut ). Het staat dus voldoende dat Kuvera hem
vast, —om bij dien

bekenden te
meer uaam blijven noemen, ook waar de Buddhisten hem veelal

Jambhala noemden ook de Buddhisten


een
voorwerp van vereering bij op

Java daar verschil in tusschen


was en er nu
geen voorstellingswijze
Buddhistische Kuvera’s zullen
en blijkt, alle exemplaren van dezen god hier ter

plaatse behandeld worden, omdat alle „Buddhistisch” hunnen ook al weten


ze
zijn,
wel zeker, dat deel dier
we een exemplaren stellig door (jivaieten zal
zijn vereerd.

Ook hier valt iets, reeds meermalen de aandacht


op, waar
op gevestigd is,
de
groote massa bronsjes tegenover de zeldzame steenen beelden van dezen

god, verschijnsel alle te verklaren


een naar
waarschijnlijkheid uiteen zeer ver-

breide vereering inden particulieren eeredieust zeldzamer inden


tegenover een

openbaren eeredienst der Zoo


tempels. zijn er dan ook van de dertig Kuvera's

in het Museum te Batavia slechts twee van


steen, de nummers 207 en 2070,

beiden van Midden-Java.

1) Bijdr. Kon. Inst, Tl. Lnd. Vlkk. Ned. Ind. 67 (1912) 383—392.
p.

2) Zie Rapp. 1910 26 en 232.


p.

3) Yzerman Beschrijving enz. 92.


p.
56

Op één of twee
uitzonderingen na
zijn al die beelden tweearmig. Zij

hebben zegt de sadhana *) dan


verder gemeende zwaarlijvigheid (lambodaram

de meeste vol rijkdommen, gedeeltelijk


ook), terwijl bij eveneens potten omge-

worden.
vallen en hun inhoud in lusvormige snoeren vertoonend, aangetroffen

Slechts éénmaal vinden wij Kuvera zittend Europeesche wijze, éénmaal


op

éénmaal bij één der steenen beelden) zittend


met
opgetrokken rechterbeen, (ook

het
in vajrasana. Verder is hij steeds in lalitasana voorgesteld, waarbij dan

rechterbeen voorkeur steunt pot.


afhangende bij op een

Onze Kuverabeelden verder indeelend naar de attributen, noemen wij


2
het eerst de welke beantwoordt aan de woorden van de sadhana ):
groep,

De draagt hier dus inde


vamadaksinahastabhyam nakullbljapürakadlfaram. god

rechterhand de inde linker houdt hij marter of ichneumon. Veelal


citroen, een

komen uit den bek daarvan kissen te voorschijn.

536. Afk. Ledok, Kedoe. 22.3.


res. Hoog

kussen, vierkant voet-


Langwerpig gewoon gelegen op een

stuk, waarvan de bovenplaat aan de voorhoeken door twee

zittende leeuwtjes wordt gedragen; het achterstuk gaat tot

aan de schouders en is aan weerszijden versierd met een

lotusplant, waarboven een olifantskop en daarop een staand

Boven het achterstuk ronde glorie


leeuwtje. verrijst een

met vlammende uitsteeksels; de glorie wordt aan weers-

dooreen eiken kant is


kanten gesteund vogel en aan
op

den rand een halve maan geweest, die thans rechts is

afgebroken.

Gewone versierselen, zonder upavïta. In het rechteroor een

lange hanger, in het linker een spiraal als schijf opgerold.

De buitenste potten hebben hooge bloemvormige deksels.

Verhand. 21 26, no. 34.


p.

Foto Oudh. Comm. 473 en 494.

538ft. Alk. Ketanden, afd. Klaten, res. Soerakarta. Hoog 13.8.

Ovaal lotuskussen met vierkant voetstuk. Vierkant achter-

stuk met versierden rand, met ovale versierde glorie en

zonnescherm.

Op het voorhoofd kringetje.


Upavïta. een

Notulen 1895 121.


p.

537. Afk. onbekend. Hoog 10.

Foucher Icon. bouddh. II 51.


1) p.

2) ibidem.
57

Rond lotuskussen met vierkant voetstuk; achterstuk


geen

of glorie.

Geen upavlta.

De potten hebben een krans van kleine schijfvormige voor-

als voetstuk.
werpen

539. Afk. Ledok, res. Kedoe. Hoog 12.1.

Lotuskussen met voetstuk; vierkant achterstuk met versier-

den rand hoeken; daarboven ovale


en
uitspringende een

met zonnescherm.
glorie

Foto Oudh. Comm. 472.

551(7. Afk. Jogjakarta. Hoog 18.6.

Zittend een ovaal kussen, dat een rond lotuskussen


op op

ligt. Inden hals


sporen eeuer
ringvormige glorie.

Notulen 1879 2.
p.

Tot deze zelfde behoort waarschijnlijk ook het steenen beeld no.
groep

2
207, Jogjakarta afkomstig dat met de linkerhand den marter
van ), eveneens

omvat; de rechterhand is afgebroken. Ook dit beeld zit iu lalitasana, voor

nadere bijzonderheden raadplege men den Catalogus.

één 542a, komt inde den marter kleiner


Bij nummer, plaats van een

voorwerp,
echter eveneens met dierenkop. De Catalogus spreekt vaneen muis;

hetis evenwel goed dat marterkop bedoeld is, het


»
zeer mogelijk, een waarvan

lichaam verder fs.


weggelaten

5420. Afk. desa Gemoelo, distr. Penanggoengan, afd. Malang,

res. Pasoeroeau. Hoog 6.5.

Zittend een kussen, dat een rond plaatje rust. Spitse


op op

open glorie met een kruis er in.

Voor het linker onderbeen onder den


dierekop een rozet.
op

Notulen 1898 p. 2.

Inde volgende meest talrijke is de marter dooreen


groep vervangen

uit de huid dit dier Het is zelfs de of


van
vervaardigden geldbuidel. vraag,

deze niet het eerst had moeten worden vermeld, als de met de sadhana’s
groep

2
overeenstemmende: immers, gelijk Foucher reeds
betoogde ) kan daarin nakull

in plaats vandoor marter ook vertaald worden door „beurs” (speciaal de uit

de huid van dit dier vervaardigde). Overigens wijkt deze niet van de
groep

vorige af.

1) Notulen 1877 157; foto Van Kinsbergen 179; foto Oudh. Comm. 520.
p.

2) t. a. 52 en I 125; cf. Vogel in Indian Antiquary 19X1 95 noot 5.


p. pag. p. p.
58

545a. distr. Tjilokotot, Preanger.


Afk. desa Leuwigadjah, res.

Hoog 17.

Vierkant voetstuk met los achterstuk, waaraan versierde

hoeken en waarboven een ovale glorie met bewerkten rand.

Notulen 1878 35.


p.

540«. Afk. desa Koenti, distr. Sampoeng, afd. Pouorogo, res.

Madioen. Hoog 9.8.

Rond lotuskussen met vierkant voetstuk en achterstuk;

"een "lorie achter het hoofd.


o o

Geen upavlta.

De rechtervoet staat
op
den hoek van het voetstuk, waaraan

de potten ontbreken.
gewone

(zilver).

Notulen 1886 p.
36.

538. Afk. Jogjakarta. Hoog 11.4.

Ovaal lotuskussen met vierkant voetstuk, vierkant achter-

dat tot
stuk met versierden rand en uitspringende hoeken,

daarboven ovale met


aan den hals gaat; een glorie zonne-

scherm.

Verh. 21 27, no. 35.


p.

538a. Afk. Soerakarta. Hoog 11.

het het zonnescherm


Bijna geheel gelijk aan vorig nummer ;

echter afgebroken.

Notulen 1893 63.


p.

550. Afk. desa distr. afd. Ledok,


Pesindou, Kalialang, voorm.

res. Kedoe. Hoog 5.4.

Voetstuk en achterstuk ontbreken.

Gewone maar zeer rijke versiering.

Uitpuilende oogen.

(zilver).

Notulen 1878 36.


p.

538c. Afk. desa Kepering distr. Bandoengan, afd. Magelang, res.

Kedoe. Hoog 11.3.

Ovaal lotuskusseu met langwerpig vierkant voetstuk. Achter-

stuk met ovale versierde glorie en met zonnescherm.

Upavlta.

Notulen 1901 114.


p.

544. Afk. onbekend. Hoog 6.1.


59

Kussen vierkant
van onduidelijken maar
onge wonen vorm;

voetstuk met achterstuk tot aan de schouders en daarboven

bovenhelft is Aan de
een glorie, waarvan de afgebroken.

achterhoeken van het voetstuk staan twee waaruit bloe-


vazen,

men langs het achterstuk en tot aan de glorie omhoog gaan.

De kruik, de rechtervoet rust, heeft een bloemvor-


waarop

versiersel de Aan den voorkant het


mig aan opening. van

voetstuk twee rijen korrels of knoppen ').


liggen

540. Afk. onbekend. Hoog 7.2.

Rond lotuskussen, voetstuk en achterstuk, dat van boven

is afgebroken.

De de rechtervoet rust, heeft een bloemvor-


vaas, waarop

mig deksel.

543. Afk. onbekend. Hoog 7.

Rond lotuskussen voetstuk ; achterstuk tot aan de schou-


op

ders. De glorie en het hoofd beide afgebroken.

8.
541. Afk. Prambanan, res. Jogjakarta. Hoog

Lotuskussen en voetstuk; achterstuk, maar achter het


geen

hoofd een óvale glorie.

Verin 21 28, no. 36.


p.

545. Afk. desa Bakalan, distr. Kalialang, voornn afd. Ledok,

res. Kedoe. Hoog 6.4.

Vierkant voetstuk, zonder lotuskussen, achterstuk of glorie.

Notulen 1872 p. 31.

542. Afk. onbekend. Hoog 6.7.

als voet-
Ovaal lotuskussen op een eenvoudige metaalplaat

stuk. Geen achterstuk; inden hals een halve maan met

horens achter het hoofd ring als glorie.


opstaande en een

Verin 21 p. 24, no. 32.

verdient 551c, de beide attributen


Afzonderlijke vermelding no. waar

verwisseld hebben, zoodat de rechterhand den geldbuidel draagt en


van
plaats

de linker de citroen.

551c. Afk. Soerakarta. Hoog 9.

Ovaal lotuskussen met platte plaat er onder; ogiefvormig

het zonnescherm is Ach-


achterstuk, waarvan afgebroken.

ter het hoofd een afzonderlijke glorie.

Notulen 1893 p. 63.

1) Geldzakken ?
60

komen bronsjes, welke de citroen missen. In plaats


Vervolgens eenige

daarvan wordt de rechterhand zonder attribuut gehouden inde


eeuig vara-

mudra. Het is dat enkele exemplaren wel citroen gehad


mogelijk, vroeger
een

hebben, welke dan echter is afgebroken of afgesleten. Andere daarentegen doen

duidelijk zien, dat de rechterhand nooit een attribuut gevoerd heeft.

Wat de linkerhand betreft, deze houdt één exemplaar den marter vast.
bij

5536. Afk. Bersole, res. Banjoemas. Hoog 13.

Vierkante troon, kussen; achterstuk. Inden


waarop geen

hals overblijksel vaneen


ringvormige glorie.

(met goud bekleed geweest).

Notulen 1910 85.


p.

de overige is het niet de marter zelf, doch de geldbuidel, die


Bij weer

door de linkerhand wordt


vastgehouden.

5456. Afk. 14.


Kembang. Hoog

Geen voetstuk, kussen, of achterstuk, doch onder het zit-

vlak een uitsteeksel ter


bevestiging; inden nek overblijf-

sels eener radvormige glorie.

Niet zeer
zwaarlijvig.

Notulen 1894 60.


p.

551. Afk. onbekend. Hoog 9.3.

Rond lotuskussen zonder voetstuk; achter in het kussen

waarin het achterstuk heeft


een
gat, gestaan.

Gewone versiering, zonder


upavïta.

546. Afk. onbekend. Hoog 4.5.

Ovaal lotuskussen, zonder voetstuk of glorie.

Alles zeer
afgesleten.

552n. Afk. desa Moeteran, afd. Modjokerto, res. Soerabaja. Hoog 8.5.

Lotuskussen met vierkant voetstuk, achterstuk, glorie en


' 'o

zonnescherm.
*

Alles zeer onduidelijk.

(het beeld is brons met


goudblad bekleed, het
van
overige

van zilver).

Notulen 1881 97.


p.

Van de tweearmige Kuvera’s resten de drie die


nu
nog exemplaren, op

andere wijze dan in lalitasaua zijn.


gezeten

Het eerste zit met rustend het


opgetrokken rechterbeen, op kussen, ter-

wijl het linker het geslagen is. De houdt


voor lijf god op de
gewone wijze

rechts de citroen en links den marter.


61

551 b. Afk. collectie Klaring te Jogjakarta. Hoog 14.2.

Rond lotuskussen met


plat rond onderstuk, aan den voor-

kant versierd met niet minder dan zeven liggende potten.

Achter in het kussen is die


een glorie bevestigd geweest,

thans ontbreekt. Inden hals een halve maan met de horens

naar boven.

Notulen 1890 19.


p.

Het exemplaar, dat


op Indische wijze zit, heeft links den geldbuidel en

de rechterhand in vara-mudra, met citroen in.


hetzij hetzij een afgesleten er

Het is wel toevallig, dat het eveneens in vajrasana zittende steenen beeld no.

J
207a, den Oengaran afkomstig ook onduidelijke rechterhand vertoont;
van ), een

beeld hier krullende


links voert ook dit den geldbuidel. Opmerkelijk zijn de

lokken den
van
god.

548. Afk. Kedoe. Hoog 5.(3.

Rond lotuskussen, zonder voetstuk of achterstuk.

Yerh. 21 29, no. 38.


p.

is dan dat Europeesche wijze zit


Eindelijk er
nog
een nummer, op en

laat Ook dit heeft rechts citroen links


dus de beide beenen afhangen. de en

welks hier door wordt


den buidel, snoer groote schijven gevormd.

547. Afk. Ampel, res. Soerakarta. Hoog 17.6.

Ovaal kussen vierkant voetstuk, de


op een groot aan voor-

hoeken waarvan twee leeuwtjes overeind zitten. Achter in

het kussen is waarin het achterstuk moet


een gat, vroeger

hebben. Op vooruitstekend stuk het voet-


gestaan een van

stuk ovaal kussen, de voeten rusten.


ligt een
waarop

Gewone versierselen, Buiten het


geen upavïta. gewone

drie andere die tot den


halssnoer nog soortgelijke ketens,

buik afhangen; behalve de twee haarvlechten op


gewone

den schouder derde als staart den


hangt een
op rug neer.

Het benedeulichaam is bekleed met een korte broek.

Yerh. 21 25, no. 33.


p.

den zeldzamen Kuvera. Inden


Wij gaan nu over tot vierarmigen vorm van

heeft Groeneveldt reeds hoe men no. 492 misschien


Catalogus er
op gewezen,

Kuvera” moeten daar dit beeldje, zittend


eerder een „Visnu als zou noemen,

immers inde voorhanden de attributen Kuvera, inde achter-


in vajrasana, van

de citroen
banden die van Visnu vertoont. Rechts draagt hij respectievelijk en

Notulen 1901 126; foto Oudheidk. Comm. 523.


1) p.
62

Het blijkt wel voldoende, dat


het rad, links houdt hij den marter en de schelp.

niet Buddhistische
deze Visnuïtische Kuvera eigenlijk hij een beschrijving van

Kuvera’s kon echter niet achterwege


beeldjes thuis hoort; bij een lijst der hij

worden.
gelaten

Twijfelachtig is het tweede exemplaar, no. 552. De achterbanden zijn

de rechter in vara-mudra
beide afgebroken, doch de voorhanden zijn er
nog:

de linker met den buidel. De moeielijkheid is hier


of met afgesleten citroen,

daar de borsten ontwikkeld zijn, dan men van


gelegen in het geslacht, meer

moeten dus in het midden laten, of


een mannebeeld zou verwachten. Wij

misschien niet eerder een Kauverï bedoeld is. Het beeld draagt intusschen,

het ornaat de
voorzoover de afslijting dat
nog
doet onderscheiden, gewone
van

Kuvera-bronsjes. Het zit


op
de gewone wijze.

492. Afk. Hoog 9.2.


Jogjakarta.

achterstuk, dat
Rond lotuskussen
op
vierkant voetstuk;

onder vierkant is en van boven, waar het met een


van

krans vlammen is den vorm eener


nis aan-
van omgeven,

neemt; het zonnescherm is afgebroken.

Gewone versierselen.

Verhand. 21 29, no. 39.


p.

Afk. onbekend. 9.1.


552. Hoog

Rond lotuskussen, zonder voetstuk of achterstuk.

versierselen, broek in plaats van


Schijnbaar gewone
maar

kleedje. •

Alles zeer onduidelijk.

ONBEKEND.

Onder de mannen-beelden der verzameling rest thans nog


een zeer

kunnen toeschrijven.
merkwaardige figuur, waaraan wij vooralsnog geen
naam

kenteekeneu inde die toe zouden


Er zijn geen bijzondere kleeding enz. er

anderer-
leiden als vast aan te nemen,
dat een Bodhisattva is voorgesteld;

der handen beslist Buddhistische, zoodat het beeldje


zijds is de houding een

in elk in deze lijst behoort te worden opgenomen.


geval
zit in vajrasana. Op het
De
persoon
in kwestie heeft vier hoofden en

voorhoofd hebben het naar voren en


het naar achteren gerichte aangezicht

de kuiltje met eronder


respectievelijk een ürna en een kuiltje, zij-gezichten een

welks horens gekeerd zijn. De handen worden gehou-


een halve maan, opwaarts

hierboven de
den (er zijn er slechts twee) voor de borst inde mudra, die bij

beschreven werd
1
waarbij de rechter de linker omvat
Buddha-voorstellingen ), en

1) Zie 6 sq.
pag.
63

houdt met gekromden wijsvinger pink. Wordt bij deze inde han-
en houding

den veelal tevens vajra vastgehouden, dit is hier niet het feit,
een geval, een

waar de aandacht op gevestigd dient te worden, daar bij de beschrijving van

dit stuk inden wel vajra gesproken wordt;


Yervolgcatalogus vaneen waar-

schijnlijk heeft de beschrijver een precies hoven de handen van het halssnoer

afhangend kwastje voor het bovenstuk vaneen vajra aangezien. Uit den voor-

kant het voetstuk komt ten halven lijve dier


van een te voorschijn met
tegen

den kop aanliggende gebogen horens, doch overigens zoowel een leeuw,
op

als op een varken of een hond lijkend; voor de eerste


veronderstelling zou

pleiten, dat diezelfde horens ook wel bij de leeuwen uit het Museum aangetroffen

worden. Hoe het zij, het dat het beeldje als


blijkt voldoende, geheel duidelijk

is en vooral karakteristiek om het te determineeren als


genoeg genoeg ....

slechts in teksten of beschreven afbeeldingen beschikten


wij over
genoeg gegevens

om te weten, welke naam zich met deze voorstelling dekt. Vooralsnog verschaft

de huidige kennis der Buddhistische iconografie ons die niet.


gegevens

6555. Afk. Soerakarta. 10.6.


Hoog

Rond lotuskussen met vierkant onderstuk; het achterstuk

is afgebroken.

Notulen 1893 150.


p.

Foto Oudheidk. Comm. 465.

Uit den aard der zaak is het natuurlijk niet onmogelijk, dat onder de

onbekende Bodhisattva’s enkele voorstellingen zijn, waarvan wellicht


opgenomen

zal dat wel Buddhistische doch Bodhisattva’s


blijken, ze
godheden, geen eigenlijke

zoodat eerst hier plaats hadden moeten vinden. Het


weergeven,
ze eigenlijk een

is waarschijnlijkheid analogie, doch geenszins


op grond vaneen naar vaneen

dat onder de Bodhisattva’s behandeld werden.


zekerheid, zij

andere zaak dient met enkel woord te worden.


Nog op een een
gewezen

den Buddhistischen Boro-Budur treft reliëfs voorstel-


Op men
op een
paar een

die werd zij elders aangetroffeu, zonder Qiva


ling aan, men, meer voor zou

J
uitmaken laten in het midden, of wij hier werkelijk met dan
). Wij nu

wel bv. sterk te doen hebben,


met een
gefivaïtiseerden vorm van Avalokiteijvara

doch constateeren alleen het feit, dat een Buddhistisch monument een met
op

alle kenmerken van Qiva voorzien persoon is voorgesteld. Naar aanleiding daar-

van zou men de kunnen stellen, of het niet mogelijk is, dat ook van de
vraag

andere
hronsjes, die de attributen van Qiva (of van godheden) dragen,

enkele mede Buddhisten vereering hebben kunnen vinden. Op het eerste


bij

veronderstelling zeker indien echter


gezicht lijkt zulk een wat gezocht; men

l) Zie Rapp. 1910 15


pag. sq.
64

te tusschen de gods-
nagaat, hoe er op
Java naar gestreefd is verband leggen

beide streven, waarvan dein een


dienstige voorstellingen van gezindten een

de Brabmanis-
werk als Sang byang kamahayanikan
te vinden afstamming van

tische ') goed als de oprichting van Krtanagara s Qivabuddba-


godentrits zoo

aarzelt zulk zonder


tempel
2
) de duidelijke aanwijzingen zijn men een vraag

ook alle
meer te verwerpen.
Toch zou het natuurlijk niet
aangaan eenvoudig

bronsjes onder de Buddhistiscbe te


gaan
rekenen en omgekeerd.
Qivaïtische
te dat tot het laatst toe Buddhisme en

Integendeel, de bewijzen zijn er over,

wel onderscheiden naast elkaar zijn blijven voortbestaan. Dat


Java
(jlivaïsme op

bovenbedoelde toch
neemt intusschen niet weg,
dat op
de mogelijkheid even

diende te worden.
gewezen
O

Lud. Vlkk. Ned. Indië, 1910, pag. 61.


1) Uitgave Kon. Inst. Tl.

56.
2) NBgarakrtsgama, zang
VROUWELIJKE GODHEDEN.

Hoe vreemd het ook schijnen, het is niet


moge altijd gemakkelijk, de

vrouwelijke godheden van de Bodhisattva’s of andere


mannelijke godheden te

onderscheiden. Dit is gevolg het feit, dat beider ornaat


een van
vrijwel gelijk
is. Wanneer dus wat is
een vrouwebeeldje afgesleten of waarom dan ook de

buste niet uitkomt, is


duidelijk er alle kans dat het voor een mannebeeldje

gehouden wordt, terwijl omgekeerd een afgesleten mannebeeldje heel licht voor-

een
nog
wat meer
afgesleten vrouwebeeldje kan doorgaan. Ëen bepaald punt

van
onderscheiding is eigenlijk alleen, dat vrouwen nooit het brahmanenkoord

dragen; verder is hun hoofdtooi niet de tiara der Bodhisattva’s


doorgaans hooge

(altijd gaat die regel niet op): inde plaats daarvan zijn hun haren inden nek

opgebonden of veelal
opgerold en dragen zij een lage hoofdbekleeding. Voor-

liet overige is in het verschil


algemeen geen waar te nemen.

TARA OF MAMAKHI.

Bij den overvloed


grooten van
Avalokitefvara-beeldjes valt het
op,
dat

slechts een enkel bronsje de met dien Bodhisattva zoo in verband


gaarne ge-

brachte Tara Toch


weergeeft. weet
men,
dat
zij op
Java vereeriug genoot, in

het bijzonder door de wij-inscriptie Tjandi Kalasan, die oorkonde


van
blijkens
x
haar gewijd ). Zij wordt dan ook wel als Amo-
aan
degelijk gezellin van

3
ghapa§a, wanneer deze zijn traditioneele volgelingen bij zich heeft
), aangetroffen.

Nu is inde Indische kunst de Tara


gewone wijze om (wij bedoelen

natuurlijk steeds de Tara uitnemendheid, of


bij (jlyamatara groene Tara, niet

de andere vormen) weer te haar de rechterhand in vara-mudra te doen


geven

3
houden haar links blauwe lotus
en een
(utpala) te geven ).

Het ligt dus de hand het beeldje


voor
eenige onzer
verzameling, dat

die kenmerken als te betitelen. De zit met


draagt, (jyamatara godin er afhan-

gend rechterbeen en steunt


op de linkerhand, welke tevens de steel van de

vasthoudt. Met dit 640, moet wellicht het


utpala nummer, dezelfde houding

vertoonende no. 661« in verband gebracht worden, al is de steel daar ook

weggebroken.

1) Uitgegeven door Dr. Brandes in Tijdsein*. Ind. Tl. Lnd. Vlkk. 31 188G) p. 240
sqq.

2) Zoo te Padaug Tjandi en bij de Krtanagara-bronsjes (zie boven 23).


p.

3) Foucher Icon. bouddh. I 131 waar men verdere citaten vindt.


sqq.,

Rapport 1912. > 5


66

dat zich onder de steé-


Het het geval is nu echter, er
eigenaardige van

Indische dat
beelden Tjandi Djago e'én bevindt, zittend op wijze,
hen van

voert. Dit
de rechterhand in vara-mudra heeft en inde linker een utpala
ook

in het Britsch Museum te Londen


1
), stelt blijkens de inscriptie
beeld, thans

Bharalï Mamakhï, dus het vrouwelijke pendant van den dhyam-Buddha Ratna-

dat ook de bronsjes in diezelfde


sambhava, voor. Dit opent de mogelijkheid,
het beeld dezer laatste
Mamakhï niet de
groene
Tara voorstellen;
houding en

kunst nooit
mistte Tjandi Djago beide haar inde Indische overigens
godin
3
ontbrekende kenmerken ).

moeten dus in het midden laten, welk van beiden door de bionsjes
Wij

wordt weergeven.

Afk. Kedoe. Hoog 15.2.


640. Wonosobo, res.

Ovaal lotuskussen met vierkant voetstuk; nisvormige glorie

boven de arm voor


met breedeu vlammenrand, waaraan van

het thans ontbrekende zonnescherm.

in het voorhoofd.
Kuiltje
de Buddhistische
Op het voetstuk staat in JNagarï-schrift

geloofsbelijdenis.

Notulen 1862 252.


p.

661a. Afk. desa Kalak, distr. Pringkoekoe, afd. Patjitau, res.

Madioen. 7.7.
Hoog

ring als glorie.


Rond lotuskussen; sporen
vaneen

Alles onduidelijk.

Notulen 1876 2.
p.

PANDARAY ASINI.

ander der steenen beelden


Het is weder uitsluitend op gezag
vaneen

dat bronsjes den uaam van Pandaravasinï, (?akti


van Tjandi Djago, wij een
paar

3 deze
den dhyani-Buddha Amitabha, geven ). Het blijkens de inscriptie
van

houdt de rechterhand in
beeld, zittend Indische wijze,
godin weergevende op

lotus of Het is thans als


vara-mudra en
heeft inde linker een roode padma.

in het Museum te Batavia. Het bronsje 638a heeft precies


no. 2485 opgenomeu

No. 643 wat af, in


attributen als het steenen beeld. wijkt
dezelfde houding en

de in is. Eindelijk is het niet


zoover als de godin hier staat en padma knop

dat ook de rechterhand in


dat het staande no. 642,
onwaarschijnlijk, eveneens

dezelfde
vara-mudra heeft, doch waarbij de bloem van den stengel is gebroken,

vinden in Tj. Djago plaat 18; cf. pag. 103.


een afbeelding is te
1)

4 en 101.
2) ibid. plaat p.

8 103.
3) Zie Tjandi Djago, plaat en pag.
67

heeft zekerheid is iutusschen bij dit laatste natuur-


godin voorgesteld; nummer

lijk uitgesloten.

638a. Afk. uit de collectie Scheepmaker. Hoog 15.3.

Rond lotuskussen met vierkant voetstuk en nisvormig ach-

terstuk met zonnescherm.

(verguld).

643. Afk. desa Pesindon. distr. Kalialang, afd. Wouosobo, res.

Kedoe. Hoog 8.

Geen voetstuk, achterstuk of glorie.

Vrouwesnoer.

(zilver).

Notulen 1878 36.


p.

642. Afk. desa


Poeger Wetan, distr. Poeger, reg. Bondowoso,

res. Besoeki. Hoog 8.5.

Geen achterstuk of glorie. Voeten afgebroken.

Vrouwesnoer.

(zilver).

Notulen 1874 87.


p.

CUNDA.

dubbel
De voorstellingen dezer godin zijn merkwaardig, aangezien men

kan maken, evenals dat bij verscheiden Bodhisattva-


hier weder vergelijkingen

met de is afgebeeld de reliëfs


voorstellingen het geval was, wijze, waarop zij op

wordt zij in haar vier-


van de Tjandi Mendut. Op dien tempel aangetroffen

armigen en in haar achtarmigen vorm.

]
Prof. dat haar identificatie te danken hebben ).
Het is aan Foucher, wij

uit de het bronsje, dat


Van den vierarmigen vorm
gaan wij bij bespreking van

deze De Cunda de vierde zijde


naar wij meenen godin weergeeft. vierarmige op

den is in overeenstemming met de Indische opvatting *)


van tempel geheel en

met de waarschijnlijk Amara-


klopt dan ook volkomen voorstelling op
een van

3
beeld in het Britsch Museum ); de voorhanden liggen in dhyana-
vatl afkomstig

inden schoot de achterbanden houden rechts het bidsnoer en links


mudra en

een boek.

Nu is het een bekende zaak, dat de vierarmige Cunda groote overeen-

welke inde achterbanden


komst vertoont met de
vierarmige Prajüaparamita,

Buil. Bc. Ir. d’Extr. Or. IX 46 sq.


1) p.

bouddli. I 144 U 81.


2) Icon. p. p.

ibid. I fig. '24.


3'
68

dezelfde emblemen voert; het eenige verschil is, dat laatstgenoemde godin haar

niet in doch in dharmacakra-mudra houdt. Het essentieele


voorhanden dhyana-,

dus inde der voorhanden.


onderscheid tusschen beide godinnen ligt houding

de den tweearmigeu Er bestaat


Dit is van
belang voor behandeling van vorm.

welke haar beide handen naar den regel


nl. een tweearmige Prajnaparamita,
welke het
in dharmacakra-mudra heeft, terwijl naast haar een utpala oprijst,

het 639a
boek draagt
J
). En wanneer we nu in onze verzameling bronsje no.

alleen daardoor afwijkt, dat de


zien, dat van deze tweearmige Prajnaparamita

vertoonen, dan
handen niet de dharmacakra-mudra, doch de dhyana-mudra

volgt daar onzes inziens noodzakelijkerwijze uit, dat wij hier met een Iwecarmige

Cunda te doen hebben. Tot toe was een tweearmige Cunda niet bekend;
nog

dat te verwachten ook in menschelijken vorm


het blijkt thans, zij, gelijk was,

wel
degelijk voorkomt en dan voorgesteld wordt inde haar eigen dhyana-

naast zich. Het bronsje in kwestie, zit-


mudra, met een boekdragende utpala

Indische vertoont klein bloemknopje de handen,


tend
op wijze, nog een op

omdat
gelijk dat bij dhyana-mudra wel eens meer wordt aangebracht; juist

niet zal het


het elders bij die houding nu eens wel dan weer gevonden wordt,

doch uitsluitend
waarschijnlijk ook hier niet bepaald deze godin toebehooren,

beschouwen als de mudra, welke evengoed had kun-


te zijn een versiering van

nen ontbreken.

639a. Afk. desa Koenti, ouderdistr. Sampoeng, afd. Ponorogo, res.

Madioen. Hoog 6.2.

Rond voetstuk; achterstuk; ovale glorie


afgebroken geen

achter het hoofd.

drie knop-
Het boek heeft (evenals bij de Prajnaparamita)

als versiering.
pen

Notulen 1886 36.


p.

indien Foucher heeft


Wat den achlnrmigen vorm betreft mogen wij, gelijk

tweede den Mendut,


met Cunda te herkennen inde
godin op
de zijde van

den Kali of Parvatï staande, die-


veilig twee bronsjes, thans op
naam van aan

dat
zelfde Cunda toeschrijven. Het is echter niet te ontkennen, genoemde hoog-

in het Mendut-reliëf ietwat onnauwkeurig is. Hij geeft


leeraar zijn beschrijving van

voor de rechterhanden achtereenvolgens op: schelp, vajra, cakra en bidsnoer,

links olifantshaak, terwijl de laatste is afgebro-


een onduidelijk voorwerp, pijl,

ken. Van deze attributen lijkt ons de werkelijke aanwezigheid van vajra en

niet heel zeker. Het zijn echter niet die beide op


pijl zoo zoozeer voorwerpen

1) Zie ibid. II 82 sq.


p.
69

zichzelf, als wel het feit, dat hier voorkwam


een
éénhoofdige godin (want hoe-

wel het hoofd


geschonden is, staat dat wel vast) met een combinatie van schrik-

wekkende en
gunstverspreidende attributen, die Foucher deden concludeeren,

dat hier ander dan Cunda kon Datzelfde


geen zijn voorgesteld. geldt eveneens

de beide bronsjes Nos. 524 525, zelfs in meerdere


van en
nog mate, aangezien

beide de rechtervoorband in vara-mudra houden (het eerste exemplaar met een

knop de handpalm) en daardoor meer dan het reliëf den Mendut


op nog van

overeenkomst vertoonen die het


met Cuuda-voorstellingen als van steenen beeld

van Bodh-Gaya, afgebeeld inde


Iconogaphie bouddhique *). Het eerstgenoemde

bronsje, zittend met


afhangend rechterbeen, vertoont inde andere rechterhan-

den
achtereenvolgens een
zwaard, een onbekende mudra(?) en een bidsnoer;

de eerste linkerhand zij,


op steunt terwijl er tevens een
afgebroken stengel in

gehouden wordt. De verdere linkerhanden houden handvat (waarvan


een blijkt

niet), onduidelijk dat wellicht vajra strik. het


een
voorwerp, een is, en een Bij

tweede exemplaar, zittend Indische tweede derde hand


op wijze, zijnde en aan

weerszijden afgebroken, de rechterachterhand lijkt vajra te Cata-


een
dragen (de

i.
logus spreekt, o. ten onrechte, vaneen
drietand); op
de eerste linkerhand

wordt evenals bij het andere in dc vierde komt


nummer gesteund en weereen

handvat voor.

Overigens dient in het


oog gehouden te worden, dat omtrent de vormen

der dan vierarmige Cunda’s te dan dat hier het


meer weinig vaststaat, op

oogenblik volkomen zekerheid zijn te


zou verkrijgen.

524. Afk. Jogjakarta. Hoog 18.

Vierkant voetstuk niet ovaal achterstuk of glorie, versierd

met vlammenrand en aan den bovenkant met een driepun-

tig ornament. Achter het hoofd een ring als glorie.

(het beeld zilver, de rest brons).

Notulen 1877 151.


p.

525. Afk. onbekend. Hoog 9.5.

Ovaal lotuskussen met vierkant voetstuk en achterstuk, dat

bij de schouders is afgebroken.

Rond knopje op het voorhoofd.

Verhand. 21 32, no. 44.


p.

MARICI.

Een viertal beeldjes inde de 635


verzameling, nummers
638, geven

een godin weer,


zittend Indische wijze en met de rechterhand in varamudra,
op

1). I fiff. 25,


70

boveneinde een soort


houdt, het waarvan
terwijl de linker een stengel aan

is met
Waar Java niet altijd even gelukkig geweest
pluim afhangt. men op

het uitbeelden van bloem-attributen, zou het wellicht niet gemakkelijk geweest

het niet, dat eveneens


welke bloem hier werd bedoeld, ware
zijn uitte maken,
wordt het miniatuur no. 7-j
een bloem met afhangende pluim aangetroffen op

1
daar in combinatie met een rechterhand
), ook
inde Iconographie bouddhique
Martel voorstelt met de
in varamudra, welke’ illustratie volgens de inscriptie

varadadaksinakara”, zooals de
afoka-bloem,
2
sadhana zegt ).
die de
Het is dus deze zelfde godin in haar menschelijken vorm, op

is hier niet
is In haar hovenmenschelijke gestalte zij nog
bronsjes voorgesteld.

aangetroffen.
635. Afk. onbekend. Hoog 17.3.

met vierkant voetstuk, nisvormig achter-


Rond lotuskussen

stuk met versierden rand en zonnescherm.

het voorhoofd.
Kringetje op

636. Afk. onbekend. Hoog 13.8.

met vierkant voetstuk nisvormig ach-


Rond lotuskussen en

terstuk, het zonnescherm is afgebroken.

Verhand. 21 34, no. 46.


p.

12.2.
637. Afk. Jogjakarta. Hoog
het vorig
Zonnescherm nog aanwezig; verder gelijk aan

nummer.

Verhand. 21 35, no. 47.


p.

638. Afk. onbekend. Hoog 13.9.

alleen hangt de bloem


Gelijk aan de beide vorig nummers;

lager.

Verhand. 21 35, no. 48.


p.

PRAJNAPARAMITA.

Ook deze godin komt slechts in haar eenvoudigsten, tweearmigen vorm

met het bekende


voor en zij is in haar houding geheel in overeenstemming

3 Indische
beeld van Singasari, thans in het Museum te Leiden
): de godin, op

naast haar
wijze zittend, houdt de handen in dharmacakra-mudra, terwijl een

zich de linkerarm kronkelt; bovenop die lotus


lotus welks stengel
opstijgt, om

1) Pi. vin no. 5.

ibid. II 91
2) pag. sq.
33
3) Zie hierover Tjandi Singasari pag. 17, 98 en pi. 76-78; Catal. Juynboll pag. sq.
71

ligt het boek der hoogste wijsheid, wier personificatie de godin Prajnaparamita

immers is. De lotus is het Leidsche beeld de


op klaarblijkelijk een padma:

bloem is veel te kort en rond om een utpala weer te geven; bij de bronsjes

is het duidelijk deze laatste lotussoort, welke bedoeld wordt. Daarmede zijn
2
dus volkomen in met de sadhana ), welke haar als
zij overeenstemming

dharinlm” be-
,vyakhyanamudradharam pustakasahitanllotpalasya vamapargve

schrijft, dus de der met haar linkerzijde blauwe


met houding leering en aan een

lotus met boek. Aan het derde kenmerk van de sadhana, een Aksohhya-beeldje

inden haartooi, beantwoorden de


bronsjes evenmin als het steenen beeld. Naar

de den rooden lotus in den blauwen


aanleiding van aanwezigheid van plaats van

het beeld dat variant de sadhana ook


bij zij nog opgemerkt, een van vaneen

3
padma spreekt ).

Het Bataviaasch Museum is drie rijk. Twee


Prajhaparamita’s ervan

zitten naast een Buddha en werden reeds besproken 20 21. De derde,


op pag.

no. 039, komt daarentegen zichzelf voor.


op

1 3
602a en 602a zie boven.

639. Afk. Kedoe. Hoog 13.

Ovaal lotuskussen met drie den onderrand; geen


pooten aan

achterstuk. Achter het hoofd een ovale schijf als glorie.

Knobbel het voorhoofd.


op

De lotnsstengel gaat door de linkerhand heen.

Verhand. 21 35, no. 49.


p.

HARITI-KAUYERI.

Het is met dezen dat wij het vrouwelijk pendant van Kuvera
naam,

moeten aanduiden; immers van de speciaal Buddhistische Vasudhara, fakti van

3
Jambhala, vertoont onzer bronsjes eenig attribuut ). Daarmede is intusschen
geen

ook niet Buddhistisch kunnen, want ook de


niet gezegd, dat ze dan zijn

Kuvera” in het den Mendut 4 mist de eigenaar-


„vrouwelijke voorportaal van )

kenmerken Vasudhara. Over het algemeen kunnen Kauverl


dige van voor

als Kuvera: als des rijkdoms


dezelfde beschouwingen gelden voor godin en

den schenker daarvan is zij ongetwijfeld door Buddhisten


gemalin van populairen

(divaieten zonder dat de beeldjes zelf te zien is,


en gelijkelijk vereerd, aan van

welk dier beide gezindten ze afkomstig zijn.

Foucher 1.1. II 82
1) p. sq.

2) ibid. 83.
p.

3) Zie 1.1. I 151 II 84


p. sq., p. sq.

4) Vogel, Buil. Ec. fr. Extr.-Or. IV 752 sqq.


p.
72

Batavia één deze godin,


Wij bezitten te tweearmige voorstelling van no.

552 h. zeker niet als Kauverl zijn herkend,


Deze is zeer weinig sprekend en zon

het het is 552a, dat


ware het niet, dat beeldje klaarblijkelijk pendant van no.

een Kuvera voorstelt. De godin zit Indische wijze, de rechterhand rust met
op

de de linker inden schoot met kleinen


de palm op knie, ligt geopend een

bol erin.

552 b. Afk. desa Moeteran, afd. Modjokerto, res. Soerabaja. Hoog 9.

Lotuskussen met vierkant voetstuk, achterstuk, glorie en

zonnescherm.

met het
(het beeld van brons goudblad bekleed, overige

van zilver).

Notulen 1881 98.


p.

twee 553
Duidelijker is de vierarmi'/e vorm, waarvan exemplaren, no.

Evenals Kuvera vallen de met


en 640c, aanwezig zijn. bij onmiddellijk potten

die tegen het voetstuk staan, waaruit edelsteensnoeren te


rijkdommen op,
en

komen. Het eerste beeldje zit Indische wijze, het tweede met
voorschijn op

rechterbeen Beide hebben inde rechtervoorband de citroen, inde


afhangend

linker den beide ook voert de rechterachterhand het bidsnoer-


geldbuidel, bij

linkerachterhand houdt het onduidelijk lint- of


Inde eerste een slang-

het welke ineen rozetvormige bloem


achtig voorwerp,
tweede een stengel,

eindigt.

553. Afk. voorm. afd. Ledok, res. Kedoe. Hoog 9.8.

Rond lotuskussen met vierkant voetstuk, vierkant achter-

stuk tot aan den schouder en daarboven uitstekende glorie.

Verhand. 21 31, no. 42.


p.

Afk. Klakah, desa Tambir, distr. afd.


640c. gehucht Kalialang,

Wonosobo, res. Kedoe. Hoog 15.

Vierkant voetstuk met randen. Glorie, grooten-


inspringende

deels twee steunstijlen; zij bestond uiteen


afgebroken, op

den rand bezet met vlammetongen.


platten ring, aan

Achter in het voetstuk vierkant waarin de steel


een gat,

het ontbrekende zonnescherm heeft


van gezeten.

De deels gestreept, deels gebloemd, zit door de


sarong,

strak de beenen, zoodat


eigenaardige houding zeer om men

zou denken aan een broek.

Snoer uit koorden verder rijke


gedraaid; versiering.

Notulen 1898 129 en 156.


p.
73

ONBEKENDE GODINNEN.

Onder deze moet inde eerste e'én vermeld worden, welke zich
plaats

onderscheidt door het voorkomen inde hoofdtooi, eenzelfde


vaneen
stüpa

attribuut dus, als de Bodhisattva te herkennen is. Men


waaraan Maitreya altijd

dus geneigd zijn te denken, het niet dat


zou aan een fakti van Maitreya ware

overigens de Buddhistische iconografie daarvan zwijgt.


overeen voorstelling
Zeer is het intusscheu, dat in het Museum te Calcutta
merkwaardig een steenen

2
vrouwenbeeld gevonden wordt ) eveneens met de stüpa inde hoofdtooi. Het

is houdt de handen in de verrijst


tweearmig en
dhyana-mudra; naast godin

een lotusstengel, welke een Amitabha-beeldje ineen driehoek draagt. Dit beeld

is afkomstig van Java.

Wie er door wordt voorgesteld, is slechts te gissen. Een Amita-


nog

bhabeeldje, al dan niet een bloemstengel, is één der kenmerkende attributen


op

2
Usnïsavijaya welke tot toe niet anders dan in veel-
van ), godin overigens nu

:i
is Bovendien noemt één der sadhana’s baar
armigen vorm aangetroffen. )

„caityaguhagarbhasthitavairocanamukutlm”, dat is dus: „met iu haar hoofdtooi

een zich iu den verborgen schoot vaneen heilig gebouw bevindenden Yairocana”.

Het is natuurlijk niet


ónmogelijk, dat de stüpa inde coiffure van het bewuste

beeld dat heilige gebouw is, waarin wij dan een Vairocana verborgen moeten

denken. De combinatie deze twee maakt inziens de


van
gegevens onzes gissing

niet al te gewaagd, dat het beeld te Calcutta een tot toe onbekende een-
nog

Het is echter de in
voudige vorm van Usnïsavijaya zou zijn. vraag,

hoeverre de bronsjes in het Museum te Batavia dezelfde voorstellen als


godin

het beeld te Calcutta. Immers zij vertoonen wel de stüpa inden hoofdtooi,

doch niet het Amitabha-beeldje als attribuut.

Yan de beide bronsjes, no. 643a en 6396, is het eerste staande, het

zittend Indische Het heeft de rechterhand in


tweede op wijze. eerste vara-

mudra en links een stengel met rozetvormige bloem, het tweede houdt beide

handen voor het lichaam met een rozet er in.

643a. Afk. Soerakarta. Hoog 13.

Rond lotuskussen vierkant voetstuk; ring als


op glorie.

Notulen 1894 108.


p.

6396. Afk. desa Banjoe-moedal, afd. Pemalaug, res. Pekalongan.

Hoog 10.7.

1) Anderson Catalogus II 195.


p.

2) Cf. Foucher 1.1. II 86 en fig. 6: Grünwedel Mythologie des Buddhismus 148


p. sqq. p. sqq.

en pi. 107, 123 en 125.

3) Grünwedel 1.1.
p. 211, noot 102.
74

Ovaal lotuskussen op plat rechthoekig voetstuk; de groote

het geheele lichaam


ronde, met parelrand versierde, glorie om

is grootendeels weggebroken.

in met vertikale
Gewone versiering; kleedje limarpatroon

bloemmotieven.
strepen en

Notulen 1909 157.


p.

enkele met welke in het geheel


Vervolgens worden
nog bronsjes genoemd,

verband te is die wellicht niet eens alle Buddhis-


geen naam in brengen en

tisch zijn.

Het zittend Indische wijze, houdt zoowel inde opgeheven


eerste, op

knie linkerhand welks bloem


rechter als inde op
de steunende een stengel,

kronkelt
een slaugvormige opkronkeling vertoont; een derde soortgelijke stengel

zich om den linkerarm.

640a. Afk. Poerworedjo, res. Kedoe. Hoog 14.

kussen met vierkant onderstuk ach-


Hoog versierd laag en

terstuk, dat van boven eindigt ineen gestyleerd ornament.

Notulen 1892 112.


p.

hebben beide handen de borst naar voren


Twee staande beeldjes voor

gebracht, de rechter naar boven en de linker naar voren geopend.

647. Afk. desa Pesiudon, distr. Kalialaug, afd. Wonosobo, res.

Kedoe. Hoog 16.

Rond lotuskussen met vierkant voetstuk; achter het hoofd

de
sporen eener glorie.

Dubbel borstsnoer, verder


gewone versiering.

de rest brons).
(beeldje zilver,

Notulen 1878 p. 36.

desa tengah, distr. Batoer,


648. Afk. gehucht Sidolok, Karang

Banjoemas. 7.
afd. Bandjarnegara, res. Hoog

rond voetstuk.
Fragment vaneen

boven spits uitloopend hoofdtooisel, halssnoer,


Hoog, van

armbanden en kleedje.

Vrij ruw maaksel.

(goud).

Notulen 1877 152.


p.

zittend met afhan-


Ten slotte is er nog een zeer onduidelijk exemplaar,

elkaar duim midden-


gend rechterbeen, dat inde bij gebrachte toppen van en

rechterhand het overblijfsel vaneen steel schijnt


vinger der vooruitgebrachte
75

te houden, ws. eenmaal in verband staande met de tegen het achterstuk, rechts

bloem. Ook de de knie steunende linkerhand


van het hoofd, aaugebrachte op

iets te hebben.
schijnt vastgehoudeu

641. Afk. Hoog 8.7.


Jogjakarta.

Rond lotuskussen met vierkant voetstuk, ovaal achterstuk

en afgebroken zonnescherm.

het achterstuk, rechts het hoofd, bloem,


Tegen van. een

Verhand. 21 36, uo. 50.


p.
CONCLUSIE

Men verwachte hier in detail


geen beschouwingen over de Buddhistische

iconografie Java de bovenbehandelde


van naar
aanleiding van bronzen beeldjes
uit het Museum te Batavia. Daartoe is inziens de
onzes tijd nog
niet gekomen,
zoowel
op grond van de lacunes, die onze kennis van de
iconografie van

bet Buddhisme blijft


nog altijd vertoonen, als vooral
tengevolge van het

onvoldoende overzicht, dat helaas steeds het Java


we nog van van afkomstige
°
D

materiaal hebben. Weliswaar behalve de


is, van
verzameling te Batavia, thans

ook het Museum dank


van te Leiden, zij den
voortreffelijken Catalogus van

Dr. H. H.
Juynboll, bekend, vrat er te vinden is, doch de particuliere col-

lecties zich het


blijven aan
wetenschappelijk onderzoek onttrekken. Daar deze

dikwijls zijn samengesteld en worden aangevuld uit vondsten, waarvan ver-

zuimd is de door de voorschriften vereischte


vigeerende aangifte te doen, of

ook alleen maar uit hoofde het verbreide dat


van ver
wanbegrip, het
gouver-

nement de macht den wil bezitten zich


en zou van in particulier eigendom

gevonden archaeologica meester te maken, zijnde eigenaren huiverig den ar-

chaeoloog, welke tevens ambtenaar is, hun schatten


bij te vertrouwen. Het is

dan ook bedroevend te constateeren


om hoe, terwijl langs een
omweg herhaal-

delijk uitkomt, dat deze of


gene
in het bezit vaneen
belangrijke bronzenver-

zameling zijn moet, de officieele inventarissen van den Heer Knebel in tien

jaren (Rapporten 1901


1910) slechts één bronscollectie
van van belangde
J
beschrijving bevatten Van tot komt
), tijd tijd er eens een enkel stuk los en

levert hoeveel
een
bewijs temeer, belangrijks er
nog
in
particuliere verzame-

lingen verscholen zit.

Het is hier natuurlijk niet de plaats op


dit
verschijnsel verder in te

gaan; wij wilden alleen motiveeren, hoe het komt, dat een
groot deel van het

Hindu-Javaansche bronsmateriaal tot toe niet


nu
toegankelijk geweest is en

zoolang dit niet onderzocht is kunnen het


worden, zou
voorbarig zijn aan onvol-

ledige gegevens gevolgtrekkingen vast te knoopen over al of niet voorkomen

van dezen of dien vorm dezen of dien Bodhisattva. In detail


van
eenig begeven

wij ons dus niet.

1) In het 19H. inmiddels is het wat


Rapport over verschenen, gunstiger.
77

Toch laat de studie vaneen groote en voorzoover wij kunnen


nagaan

vrij overzichtelijke verzameling als de hier besprokene wel een enkelen zeer

bepaalden indruk achter. Na een kort bezoek aan dit Museum in 1907 schreet

de die het wel beste


man, op oogenblik de kenner van de Buddhistische icono-

grafie in haar Dr. A. Foucher


geheel is, '):

„Toute enquête particulière nous acheminerait, croyons nous, a cette

doublé eonclusion: d’une I’étroite filiation des


part images bouddhiques javanai-

ses rapport leurs prototypes indiens, et, d’autre part, leur


par a
cousinage plus

moins éloigné les idoles ehinoises de


ou avec
tibétaines, ou japonaises, issues

la même
origine. Si d’avec
aucune divergenee profonde la composition ou le

style des modèles parait devoir


communs ne assurer grande originalité a cette

province de revanche
I’iconographie bouddhique, en son intérêt promet de dé-

border bien au-dela de I’horizon local”.

Dat deze opvatting juist is, zal dunkt ons niemand betwijfelen. Vooral

worde de nadruk de
daarbij gelegd op getrouwheid, waarmede de Indische

voorbeelden zijn In het kan


nagevolgd. algemeen men
veilig zeggen, dat de
op

Java Buddhistische dan de Indische


vervaardigde voorstellingen geen
andere zijn

dat verdere dier die inde


en er vaneen ontwikkeling voorstellingen, zooals

Tibetaansche Oost-Aziatische kunst wordt Java


en
aangetroffen, op geen sprake

is. Daardoor komt het dan ook, dat weliswaar zeker


zeer dikwijls naar
verge-

moet worden in China of


lijkingsmateriaal gezocht Tibet, Japan, doch dan

alleen uitsluitend, de daar


en voorzoover aangetroffen afbeeldingen eveneens

de Indische kunst ontleend nooit verband te zoeken met


aan
zijn, om de verdere,

zich de Indische fasen


van opvattingen verwijderende van de kunst dier landen.

Punten ontbreken Java


van
vergelijking daarmede
op ten eenenmale. De Bud-

dhislische Icunsl Java essenlieel-lndische, dat is het resultaat


van ts een van ieder,

ook het onderzoek.


van
onderhavige,

Wel is hier te lande, door den der


drang omstandigheden, somtijds een

neiging tot
meer
geprononceerde Qivaïtische opvattingen merkbaar, dan voor-

bekend is in het oude vaderland wordt


zoover ons
aangetroffen. Voorstellingen,

die daar de vertoonen, buiten kan


sporen van
rekening gelaten, verder, gelooven

wij, wanneer een bepaalde vorm vaneen Buddhistisch beeld


op
Java voorkomt,

welke ludië niet bekend is, dat die


ons van veilig aangenomen worden, vorm

dan ook in Indië slechts


moet zijn voorgekomen, er
toevallig op het oogenblik

ontbreekt ieder oogenblik gevonden kunnen worden.


en zou
Omgekeerd gaat
het niet in deelen
natuurlijk op: sommige van Indië, die niet of niet meer in

direct of indirect verband met Java stonden, kan het Buddhisme in


zijn voor-

-1) Buil. Ec. fr. Extr-Or. XX p. 50.


78

welks nieuwe
stellingen nog een zekeren ontwikkelingsgang doorloopen hebben,

Java te Doch op Java


producten met
geen overeenkomstige op vergelijken zijn.

zelf heeft men zich klaarblijkelijk streng aan de oude opvattingen gehouden.

het Java de Bud-


Het groote belang van de studie van op aangetroffene voor

die Indië
dhistische iconografie in het algemeen, juist op punten waar van

lacunes vertoont, daaruit vanzelf.


volgt

Ten slotte dit door-en-door Indische van de Buddhistische kunst


moge

Java wie al te dein zekere kringen


van een vingerwijzing zijn voor gereedelijk

in het buitenland inden laatsten tijd meer en meer veldwinnende opvatting

mocht willen Javaansche kunst al de Indische


Volgen, dat de zoo geheel en van

afwijkt, niet als onderdeel daarvan beschouwd


dat zij eigenlijk meer een mag

worden. „Javanese art”, zoo kon men onlangs ineen der beste indologi-
nog

sche be considered Indian in its original inspira-


tijdschriften lezen, „can only

tion, and shows of such ethnical elements that it is doubt-


signs varying very

:
ful whether it shonld be classed as Indian” ).

Dat staat er als iets, dat eigenlijk bewijs meer behoeft. In hoeverre
geen

die in haar blijve te dezer plaatse in het midden


bewering algemeenheid opgaat,

doch met nadruk worde het voorafgaande verzekerd, dat


gelaten, op grond van

zij althans voor de Buddhistische kleinkunst ten eenenmale onjuist is.

1) Ixmgwortli Dames in Journ. Roy. As. Soc. 1912 533.


p.
BIJL A G E A.

L IJ S T

der behandelde bronzen.

Nummer. Blz. j Nummer. Blz. | Nummer. Blz.

( i

492 62 552/i 72 577 6~"

509 31 553 72 577a 5

516 54 5535 60 578 12

518a 34 554 9 579 12

524 69 556 7 579a 12

525 69 557 7 580 10

536 56 557a , 8 581 10

537 56 5575 8 582 10

538 58 558 7 584/) 10

538a 58 5586 8 585 11

5386 56 558 c 9 586 11

538 c 58 559 8 587 11

539 57 560 7 588 13

7
540 59
j 560a 588a 13

540a 58 561 8 589 14

541 59 562 9 590 14


'

542 59 562a 11 591 13

542a 57 563 20 592 14

543 59 563a 4 593 14

544 58 564 4 [ 594 16

545 59 564a 4 595 16

545a 58 565 5 596 16

5456 60 566 4 596a 19

546 60 567 12 5966 17

547 61 568 5596 c 18

548 61 570 4596c/ 15

550 58 570a 4 596e 16

551 60 572 5 597 17

551a 57 573 5 597a 15

5516 61 574 6 5976 19

551 c 59 575 6 597 c 17

552 62 575a 6 597rf 18

552a 60 576 6 598 18


80

Nummer. Blz. Nummer. Blz.


j Nummer. Blz.

599 18 620 51 644a 52

17 621 26 6445 47
600

600a 15 622 25 647 74

17 623 25 648 74
601

10 624 39 650 26
602

602a 43 624a 39 6505 41

602a
1
20 626 37 653 51

602a 2 20 626a 36 654 49

6025 43 6265 36 655 42

1
602 c 43 6265 32 655a 54

602 d 43 626 c 30 6555 03

45 62 6d 30 656 49
602e

602 f 43
626 c 30 657 46

44 627 52 657a 48
602.9
36 628 27 658 50
603

603a 30 628a ' 26 659 47

6035 30' 6285 27 659a 40

603 c 30 628 c 26 6595 47

31 629 42 661a 66
604

604a 31 630 51 6615 49

605 31 631 27

24 632 46'
606

40 632a 39
606a

607 38 6325 41

38 633 27
608 .

38 635 70
609

610 51 636 70

610a 45 637 -
70

48 638 70
6105

24 638a 67
611

612 24 639 71

41 639a 68
613

613a 51 6395 73

6135 26 640 66

614 48 640a 74

615 39 640 c 72

616 25 641 75

617 25 642 67

617a 51 643 67

618 25 643a 73

619 25 644 52
BIJL A G E B.

LIJST vanuit de verzameling verwijderde bronsjes

uit de Buddhistische en onbekende beeldjes.


groepen

(zie pag. 2).

555. Kedoe. Verband. 21 65 no. 74


p.

558a. desa Gowisan, afd. Klater., res, Soerakarta. Not. 1898 97


p.

Verhand. 21 68 78
5635. Tjirebon. p. uo.

569. Soerakarta. Verband. 21 66 76


Ampel, res. p. no.

5705. desa Ngendrakila, distr. Bandongan, res.

Kedoe. Not. 1902 3 en 35


p.

571. onbekend.

583. Verhand. 21 70 82
Jogjakarta. p. no.

584. Kedoe. Verhand. 21 66 no. 75


p.

6405. Soerakarta. Not. 1892 112


p.

Not. 1872 161


645. Tradjoe, reg. Soekapoera, res. Preanger. p.

646. Verhand. 21 36 51
Jogjakarta. p. no.

6495. desa distr. Ban-


Klapagadeng, Djamboe, res.

joeinas. Not. 1897 80.


p.

651. onbekend.

655c. desa Trawoelau, afd. Modjokerto, res. Soe-

Not. 1898 204.


rabaja. p.

660. onbekend, Verhand. 21 58 uo. 65


p.

661. onbekend. Verband. 21 58 no. 66


p.

662. onbekend.

663. onbekend.

664. Verband. 21 24 31
Jogjakarta. p. no.

Verband. 21 74 92
666. Jogjakarta. p.
no.

669. Z. O. Afd. Borueo. Tijdscbr. Xp. 454


Nagara, en

670. onbekend.

671. onbekend.

672. onbekend.

673. onbekend.

1912. 6
Rapport
82

673a. distr. Kampak, afd. Trenggalek, res. Kediri. Not. 1893 69


p.

674. Verhand.
Jogjakarta. 21
p.
37 no. 52

674a. desa Pageroehir, afd. Ponorogo, res. Madioen. Not. 1906 131
p. sq.

674/>. onbekend. Not. 1910 111.


Bijl.

675. Jogjakarta. Verhand. 21 39 no. 53


p.

675a. Karang Kobar, res. Banjoemas. Not. 1884 120.


p.

675b. onbekend. Not. 1910 57.


p.

679. onbekend.

681. onbekend.

682. onbekend.
INHOUD

pag.

Inleiding |

Deßuddha’s. 3

Buddha met
Prajnaparamita 20

Deßodhisattva’s
22

2B

Menschclijke vorm 24

Bovenmenschelijke vorm 27

37

Maitreya 39

Vajrasattva 42
...

Yajrapani 44

Samantabhadra
(?) 46

Vifvapani (?) 47

Andere Bodhisattva’s 47

Onzekere Bodbisattva-beeldjes 50

Andere
mannelijke godheden 53

Trailokyavijaya 53

Hayagrlva 55

Jambhala-Kuvera. 55

Onbekend
62

Vrouwelijke godheden 65

Tara of Mamakhl 65

Pandaravasin! 60

Cunda 67

Marlet 69

Prajnaparamita 70

Hariti-Kauverï 71

Onbekende godinnen 73

Conclusie 76

Bijlage A, Lijst der behandelde bronzen 79

Bijlage B. Lijst vanuit de verzameling verwijderde bronzen . .


81
Eenige opmerkingen betreffende

Tjandi Sela Qrya.

DOOR

T. VAN ER P.

verzocht in Juni 1911 hem eenige foto’s te willen


De Heer Kriebel mij

Sela welke te zouden zijn bij het Oudheid-


bezorgen van Tjandi Grya, voegen

de
kundige Rapport 1911. Kort daarop ging de fotograaf, geëmployeerd bij

Boroboedoer-restauratie, de Heer J. de Vink, derwaarts mei opdracht deze ruïne,

inzonderheid de daar voorhandene beelden, te fotografeeren. Daar ik bok beschikte

in 1902 bezoek
over eenige bouwkundige gegevens
door mij tijdens een
vluchtig

in werd hem ook opgedra-


verzameld en ueergelegd schetsmatige teekeningen,

deze te vervolledigen.
gen
zoo mogelijk

werden twee het bouwwerk in zijn geheel,


Vervaardigd opnamen
van

clichés de
n.I. van den achter- (West) en den Noordelijken gevel, vijf van

evenveel aan de ruïne voorhandene beelden, benevens één negatief van


nog

enkele belangrijke fragmenten. Voorts werden drie teekeningen gemaakt: een

verticale doorsnede achteraanzicht.


grondvlak, een en een

onthouden deze blijve reke-


Ik zal mij hier van beeldbeschrijving voor

:
Knebel tot opmerkingen
ning van den Heer ) en mij bepalen eenige van

deze kunnen worden de hand


bouwkundigen aard, voor zooverre gegeven
aan

de thans beschikbare In architectonisch opzicht is het bouwwerk,


van gegevens.

het den eersten aanblik ook lijken, m.i. toch


hoe onaanzienlijk bij moge van

het in zal komen grondige behan-


zooveel belang, dat t. z. t. aanmerking voor

Sela vertoont het den


deling door den oudheidkundigen dienst. Grya type van

d. het bouwwerk, zooals dit door


onvol tooiden Hindoetempel, w. z. van

werd volbouwd klaar, doch zonder


den architect afgeleverd, bouwkunstig en

de decoratie, die door den beeldhouwer moest worden aangebracht. Dit op


nog

omdat in zulk onversierden


zich zelve maakt de ruïne reeds belangrijk, een

zich uit den aard der zaak afteekenen.


tempel de grondvormen zoo scherp

1) Zie Kapp. 1911 pag. 196-198.


85

Het bouwwerk, zich kenmerkt is ten deze


dat door zeer grooten eenvoud,

niet interessant als dein Asoe, inde


zoo vormen meer rijke Tjandi eveneens

Kedoe No. 288 O. R. door de


(Verbeek en 1903, pl. 30, p. 58), en evenzeer

Hindoes in toestand. Toch schuilen ook in Sela


achtergelaten embryonairen er

kunnen bij de
Grya eenige gegevens,
welker verwerking van nut zou zijn

verdere bestudeeriug van de Midden-Javaansche bouwwerken.

De het verval het minst zich heen heeft


Noordelijke gevel, waar om

illustreert dat de inderdaad bestemd versierd


gegrepen, duidelijk tempel was
nog

te worden. Ik verwijs daarvoor naar Plaat 20, een


reproductie naar eendoor mij

in 1902 welke wordt in plaats de door den


vervaardigde foto, gegeven van

Heerde Vink omdat in 1911 enkele steenen verdwenen bleken,


gemaakte, weer

die in voorhanden De groote antefix het


eerstgenoemd jaar nog
waren. op

is in niet anders dan vlakke steen, bestaande


midden der kroonlijst embryo een

uiteen rechthoek met daarop geplaatsten gelijkbeenigen driehoek. Dergelijke

stukken bevinden zich ook op


het midden der terugspringende gevelvelden.

de antefixen der kleinere lichamen,


(Plaat 25). Hetzelfde vinden we terug bij

die de eerste sierden.


dakétage

Het zal wel niet behoeven te dat de


betwijfeld worden, buitengewoon

die het bouwwerk ook in anderen zin kenmerkt, bestemd is


groote eenvoud,

deele worden door dachten mij


geweest ten geneutraliseerd te versiering; zoo

der wellicht te ornamenteering, die


de zijpaneeleu gevels aangewezen zijn voor

door bleef.
omstandigheden achterwege

is elementaire Inden sokkel missen


Opmerkelijk de profileering. we

het halfrond. Inde vinden het


b. v. boven het ojief gebruikelijke kroonlijst we

als De die de
dubbele ojief dus als steunlijst en deklijst. lijstwerken, teerling

met
beneden en boven onderbreken, vertoonen de onsymmetrische profileering

boven één beneden het hoofd-


oneven aantal banden, i. c. met twee lijstjes en

met aantal banden


lijstje of omgekeerd, terwijl de profileering oneven op

Midden-Java norm schijnt te zijn. Al deze zaken zijn ook kenmerkend voor

enkele Diëng-tempels.

Verder trekt het de aandacht, dat de antefix, welker bestemming over

daarvan de hoeken te
het algemeen is kroonlijsten te verlevendigen en accen-

sober in forsche proportie is


tueeren, hier zeer maarte gelijk buitengewoon

in het der haar ontbreken


toegepast, uitsluitend midden gevelvelden, terwijl aan

de hoeken weer de dubbele qjieflijst duidelijker doet uitkoraen. Hier zou Tjandi

het te zijn, het antejix-motief zelfs


Bima van Diëng plateau noemen waarbij

geheel geëlimineerd werd.

De de eerste dakétage kon dank zij de naspeurin-


opzet van zorgzame
86

den Heerde Vink worden. Wat onzeker moest


gen van
grootendeels vastgelegd

blijven, werd inde teekeningen gestippeld. Het eenvoudige schema blijkt te

zijn als Het vierkante boofdlichaam


volgt; met een uitsprong op
elke face is

inde dakétage verjongd De daardoor komende


gerepeteerd. vrij ruimten zijn
de vier boeken met
op ware gevuld afzonderlijke tempellicbaampjes a la Diëng.
Docb bovendien werden de middelste
tegen uitsprongen vier andere dergelijke

postamenten geplaatst, evenwel sluitend tegen het midden bouwdeel (Plaat 24).

Ook inde bekroningen meent de Heerde Vink klaarheid


gebracht te

hebben. Eender
achtkantige topstukken, die om het bouwwerk
verspreid lagen,
die door andere
en
schrijvers zijn aangezien voor
versieringen vaneen om den

tempel aanwezige lage balustrade (?), ten rechte


vermoedelijk een
bekleedings-
muurtje, dat het de iets
tempelterrein afpaalde van
lager gelegen omgeving—,

paste met zijn in


pen juist eeue inlating van het halfrond kussen. Dienover-

eenkomstig werden de
bekroningen van alle tempellicbaampjes op
Plaat 25

gereconstrueerd. Toch zal dit bij later onderzoek nader dienen te


geverifieerd

worden, daar de
opeenvolging van twee halfrondprofielen van kussen en topstuk
vreemd voorkomt.

Het eigenlijke lichaam de eerste kon


van
dakétage met zekerheid slechts

tot de vlakke baud der kroonlijst worden


gereconstrueerd. Toch zal wel niet

betwijfeld behoeven te worden, dat daarboven


nog een ojief volgde, inde teeke-

ning gestippeld om de
kroonlijst met dubbel ojief vol te maken. Bestudeering
toch van de min of meer daken voorziene ruïnes Middeu-Java
nog van van

voert tot de het


erkenning van
feit, dat de elementen der profileering van het

hoofdlichaam het
over algemeen vrij getrouw gerepeteerd worden inde dakétages ’).
Hoe het verdere beloop precies geweest is, dient voorloopig in het midden

gelaten te worden. Alleen kunnen worden dat


zou
opgemerkt, de tweede
étage

vermoedelijk ook de laatste is als Pawon


geweest bij —, drager tevens vaneen

topstuk, dat
waarschijnlijk overeenkomstige gedaante had als de
bekroningen
der eerste Er kan bier
dakétage. echter
nog iets meer worden gezegd. De Heer

de Vink vond ten Westen het


van tempeltje eenige fragmenten, die, aaneenge-

sloten, ten deele licht brachten inden het


opzet van middenstuk. Wij danken

aan zijn zorg en inzicht de reconstructie deel der Met


vaneen
bekroning. de

enkele voorhanden stukken kon iets meer dan achtste worden


een
part samen-

gesteld van het bouwdeel, dat Plaat 25


op met stippellijnen is
aangegeven. Dit

bleek lichaam
een
achthoekig geweest te zijn, welks deklijst eens gedragen werd

door acht Eén dier


naga-consóles. naga’s, een
schetsmatig behandeld stuk,

1) Naar mijne meening is dit feit niet


met voldoende rekening gehouden bij de reconstructie
van het Pawon-dak.
87

Plaat 28, werd het dak zelve teruggevonden; het vertoonde


afgebeeld op op

boven den kop die juist paste ineen daarmee overeenkomend


een
pen, gat van

de achtkante lijst.

Hiermede is wederom verrassende het licht


een nieuwigheid aan
gebracht,

tot toe is te
waarvan nu
nog geen tegenhanger aan wijzen; een bewijs alweer,

hoe het onderzoek ook de ruïnes tot merk-


van
oogenschijnlijk onbelangrijke

waardige nieuwe kan leiden.


gegevens

Volgens inlichtingen de het topstuk Sela


van
bevolking zou van
Grya
last van Resident Hartman (1835) vervoerd zijn naar het residentserf te
op

Magelang. Uit de in Yerbeeks „Lijst Oudheden”, (No. 260),


literatuuropgave van

blijkt dat Hartman, de ontdekker ook Mendoet, mede de eerste


van Europeaan

was, die Sela Grya betrad. Inderdaad bleken inden residentstuin te Magelang

eenige fragmenten van daar


aanwezig te zijn, o. a. enkele van die eigenaardige

kënongvormige steenen, waarvan er een zichtbaar is Plaat 23. Het bedoelde


op

topstuk werd evenwel niet


aangetroffen.

Ook het inwendige Sela biedt In


van Grya eenige merkwaardigheden.

afwijking van de normale afdekkingswijze heeft men hier de uitsprongen van

het behoudens inde drie bovenste lagen, (Plaat 24). De


gewelf afgerond geboorte

van het gewelf verspringt een weinig inden Noordelijken wand, waar een ondiepe

nis zich bevindt, voor welke voorheen vermoedelijk het hoofdbeeld stond. Wan-

eenmaal is de gebruikelijke gewelf-behandeling,


neer men
gewoon geraakt aan

waarin de schaduwen zich kantig afteekenen, dan maakt het Sela Grya dak,

waarin die schaduwen op


elke laag vloeiend verloopeu, een
zonderlingen iudruk.

Ten aanzien van de bedoeling van het afronden der


gewelflageu opperde

de Heerde Vink die hier besproken dient te


een onderstelling, geboekt en

worden. Hij dacht zich dit uit practische overwegingen,


mogelijk voortgesproten

het inden te
n. 1. om hinderlijke neerdruipen van water regentijd ontgaan.

Het is duidelijk, dat bij een gewelfbehandeling, als hier werd toegepast, evenals

alle daken, de overstekende tot één plat vlak werden


bij waarbij lagen afge-

schuind (Prambanan en vele andere), het bezwaar van het afdruppelende hemel-

water in interieurs ten deele wordt doordat het vocht gelegen-


ondervangen,

heid heeft de wanden af te vloeien. Men bedenke hierbij, dat


regelmatig langs

het gebruikte steen materiaal vochtvrije interieurs ten eenenmale uitsloot. Bij

elke als zich


regenbui zuigt de aan regenslag blootgestelde massa een spons

vol. Eerst de steenen het buitenop-


gretig wanneer verzadigd zijn, begint aan

de De waterdeelen zakken behoudens het door


pervlak afvloeiing. opgezogen

gedeelte door de steenmassa veroorzaken


verdamping verdwijnende poreuze en
88

in liet interieur inden constante Zelfs


regentijd een
afdruppeling. waar bijzon-

dere het
voorzieningen getroffen werden, als bij gerestaureerde dak van Mendoet,

de tweede dakétage werd met waterdichte is die


waar
afgedekt een betonkoek,

hinderlijke druppeling niet tot staan gekomen.

De Hindoes zullen het euvel van inwatering vooral sterk gevoeld hebben, ■

O O

inde interieurs kloosters


waar van tempels en
kostelijke beeldwerken stonden,

hetzij van metaal of van steen en dan veelal bedekt met precieus gekleurde

stucco, of waar fresco’s voorkwamen (Tjandi Mendoet?). Het klinkt dus wel

aannemelijk, dat zij in bepaalde hun toevlucht


gevallen namen tot
zoodanige

behandeling van gewelf en c.


q. van de ouder de geboorte daarvan liggende

lijstwerken (Tj. Prambanan), dat beelden en versierde wanden zoo


goed moge-

lijk werden beschermd invloeden vocht. Vreemd


tegen van
mag
het genoemd

worden, dat tot heden werd het


nog geen toepassing geconstateerd van inde

Westersche bouwkunde waterbok


gebruikelijke

Nu hier toch is
sprake van
middelen, bestemd om
inwatering tegen te

te de
gaan, zou
gewagen zijn van
gewoonte der Hindoes om hunne monumen-

ten ook inclusief


uitwendig geheel, ornament, te bedekken met een stucco laag.
Deze zaak zal nader onderzocht dienen te zal
nog worden; o. a. zijn na te

in hoeverre de verband hield


gaan stucbewerking met den eisch van
kleuring,
in hoeverre de
m. a. w.
opgebrachte paté te beschouwen is als een kleurgrond,
welke het steenmateriaal niet bood. Doch evenzeer is het denkbaar, dat de

bepleistering ook verband hield met de eischen tot tegengang van inwatering.
De stucco toch, die heden de wanden Kalasau
nog van Tjandi en enkele andere

ruïnes bedekt, is van


zoodanige dichtheid, dat ze zeker de
inwatering tegenhield.

Nog dient melding gemaakt te worden van acht


cousóle-steenen, die,
verdeeld twee inde
over
gewelfiagen, zijn aangebracht hoeken, (zie Plaat 24).
Voor
plaatsing van lampen zullen ze wel niet
gediend hebben. Daarvoor vinden

wij op meer geëigende plaatsen een klein nisje inden Westwand en twee drie-

hoekige steenplaten, onderscheidenlijk inden Noord-Oost en den Zuid-Oost-hoek.

Aan ondersteuningen voor plafond-balkén kan hier ook niet


gedacht worden.

Wellicht dienden den het


ze
bij opbouw om
aanbrengen vaneen
werksteiger
te
vergemakkelijken?

Voorts valt hier te wijzen oude


op eene
verbouwing, op een
wijziging
in het oorspronkelijke bouwplan, zooals die
bij meerdere ruïnen van Java
ge-

constateerd kan worden


(zeer omvangrijk en
belangwekkend b.v. Tj. Sewoe en

Kalasan). Bij Sela Grya bepaalde deze zich tot de bijbouwing van twee nissen,

elke zijde den waarin


aan van
ingang e'e'n, als deurwachters optredende £iwa-
beelden werden geplaatst.
89

Duidelijk is hier te zien, hoe de nissen zonder ingrijpend verband over

het werden Yan de


de plint en tegen tempellichaam aangestapeld. (Plaat 22).

bijbouwing ten zuiden van de poort is inde laatste jaren het grootste gedeelte

hetgeen bleek bij vergelijking de thans door den Heerde


weggebroken, van

Vink vervaardigde foto’s en dein 1902 door mij gemaakte opnamen.

Ook elders valt Sela verlies te boeken. In 1903 bezocht


voor Grya een

ik de ruïne het laatst: toen het uit de Zuidelijke nis wel


was
Ganefa-beeld

doch de voorhanden. Nu is deze verdwenen. Volgens


beschadigd, kop was
nog

de omwonende Javanen zou deze door vier Amboneesche fuseliers van het gar-

nizoen te Magelang zijn weggehaald.

Volledigheidshalve wordt hier vermeld, hoever het terrein-ouderzoek van

den Heerde Vink ten einde inde toekomst eventueel daarop te kunnen
ging,

voortwerken. Van het omringende tempelplein werd slechts een sleuf ontgraven,

welke het bekleedingsmuurtje volgde, dat 2 Meter afstand van den


op ongeveer

tempelvoet dezen met de uit- insprongen volgt. werden


ligt, en en Overigens

Het is dus wel dat


geen noemeuswaardige opgravingen gedaan. waarschijnlijk,

onderzoek meerdere gevonden zullen worden


bij voortgezet nog fragmenten

van de oorspronkelijke dakbekroning.

Op Plaat 23 vindt men behalve het zeer gehavende, hoofdelooze, vierar-

mige beeld en exemplaren van de


topstukken van het dak, de eigenaardige

die half den tempel gestaan schijnen


,kënong”-vormige steenen, ingegraven om

te hebben. Ze komen voor in drie verschillende typen. Enkele hebben inde

alleen deze met


bovenzijde de inzinking, andere vertoonen een
halfbolvormige

in het midden, terwijl andere vier plaatsen de buitenzijde


knop weer
op aan

van uitstekende knoppen zijn voorzien.

Ook is Plaat 23 het merkwaardige fragment te zien, welks boven-


op op

vlak rad-motief doch dat misschien wel steenen


schijnbaar een voorkomt, een

urn zal blijken te


zijn, voorzien van de
gebruikelijke negen ligplaatsen voor

de metalen of andere preciosa, waarin de góden belichaamd werden?

Juli 1911.
BEELDEN TE DJOKJAKARTA ')

DOOR

E. F. JOCHIM.

het ruime voorerf


Op van de
residentswoning te
Djokjakarta staan

sedert vele tientallen jaren aantal hindoebeelden Een deel daar-


een
opgesteld.

wordt door later


aangebrachte metalen
van
pajongs tegen zon en
regen beschermd,

tweetal is in tentjes
een
ondergebracht, de overige staan zonder
eenige beschut-

ting, zonder dat dit hun tot dusverre veel te hebben


schijnt gehinderd.
Vele dezer beelden inden
waren
beschadigd, toen zij tuin werden
ge-

plaatst en zijn met cement gerestaureerd, wat de archeologische waarde ervan

zeker niet heeft verhoogd, en met kalk, cement en teer bestreken geworden

om ze een fraaier (?) aanzien te


geven.

Dikwijls was men hiermede niet tevreden bet beeld


nog en
plaatste op

gemetseld voetstuk, waarin dan de


een aan voorzijde een of meer basreliëfs

werden liefst
ingemetseld en
zoodanig bijgewerkt, dat niet meer te zien
was,

dat met verschillende stukken te doen had. Of die stukken behoor-


men
bijeen

den, deed minder ter zake.

Behalve deze beelden het voorerf allerlei


op waren er
successievelijk van

plaatsen een massa beelden en brokstukken van tempelgebouwen bet erf


op

bijeengebracht, en toen de Archeologische Vereeuiging, onder baren eere-

voorzitter, Dr. I. Grondman, overging tot het inrichten toe een beeldenmuseum

de daartoe het
van van
Gonvernementswege op residentie-erf gebouwde loods,

vonden vele de dat erf stukken in dat


van
op liggende museum een onderkomen.

Niet alle echter. Zooals wordt vermeld inde Inleiding op den


Yoorloopigen
Eersten Catalogus bedoeld door
van
museum, samengesteld genoemden eere-

voorzitter in 1900 der


en voor
rekening vereeuiging uitgegeven, was daarvoor

geen ruimte aanwezig; men koos dus uit wat het mooiste be-
genoeg men en

langrijkste achtte liet de rest Verder het


en
liggen. werd museum
aangevuld
met beelden, reliëfs die
en
tempelfragmenten, men daartoe van verschillende

tempelruïnen inde buurt


wegvoerde.

De
Catalogus (verderop aan te duiden met Cat. Grj werd in
groepen

i) liet grootste deel der inde Museumloods te bewaard


vroeger Jogjakarta beelden is thans

overgebracht naar Magelang. ' Kr.


91

reeksen verdeeld bevatte als in bet 93


en en museum ondergebracbt nummers

(loopende van 1 tot 95, terwijl de nummers 70 en 71 ontbreken).

In dien catalogus werden ook de beelden het voorerf


opgenomen op

de welke werden tot


van residentswoning, genummerd vanaf 101 148. Voor

de daarbij zie bl. 7 den


gebezigde volgorde men van
catalogus.

Nog niet lang bestond dit toen in 1901 de „Commissie in


museum,

Nederlandsch-Indië voor oudheidkundig onderzoek Java en Madoera” werd


op

ingesteld en een harer eerste


zorgen was,
inde museumloods
nog een
groot

aantal oudheden te die welke


op nemen van
vroeger geen opname waardig

gekeurd daarin tevens allerlei beelden verzamelen, welke


waren en te bij ver-

schillende landheeren de stonden. Aan het lid der commissie


op erven verspreid

J. Knebel werd de nieuwen


samenstelling opgedragen Wan een catalogus van

de aldus de
uitgebreide verzameling, welke als bijlage 15, Beschrijving van

archaeologische bij commissie


verzameling te Djogdjakarta, de
rapporten der

1902 kon worden overgelegd. Men zie die


over
rapporten (verderop aangeduid

met R. 0. C.) over 1902, bl. 3 4 en 31.

In dezen nieuwen werden Gko-


catalogus (cat. Kn.) voor de reeds door

beschreven stukken de door hem behouden ook


neman
gebezigde nummers (dus

voor de beelden inden residentstuin) en werden ook de nieuwe aanwinsten

zoodat het aantal tot 305. Vaneen aantal stukken


opgenomen, nummers steeg

werden of foto’s zie 14—21 R. O. C. 1902.


teekeningen gemaakt, de platen

Zoowel inden catalogus van Geoneman als in dien van Knebel wordt

dan iets de herkomst der beelden doch niet wat daar-


nu en over gezegd, alles,

omtrent bekend daarom stel ik de ondervolgeude


was, en
mij voor
bij aan-

vullende ook iets de positieve of


aanteekeningen waar
mogelijk omtrent waar-

schijnlijke herkomst mede te deelen. Bij het maken van gissingen zal echter

de moeten worden betracht het de dat


noodige voorzichtigheid ; ligt voor hand,

de meeste oudheden wel tempels uit de buurt zullen zijn, doch


van
afkomstig

wij lezen bij Geoneman (t. a. bl. 6) dat


eenige ervan door den toenmaligen
p.

resident Baak zijn vorige


van van standplaats, Magelang, zijn medegebracht.

Bij die opmerkingen volg ik inde eerste plaats den catalogus van Knebel,

welke meestal nauwkeuriger en in elk geval veel uitvoeriger is dan die van Geoneman.

A. DE BEELDEN OP HET VOORERF DER

RESIDENTSWONING.

Van deze beelden zijn sedert de afsluiting Knebel’s


er. van catalogus

eenige naar de museumloods overgebracht, zoodat thans (Juni 1912) het


op

residentieërf nog worden aangetroffen;


92

langs de der
a.
buitenzijde oprijlaan:

no. 105, naudi;

no. 101, Bodhisatwa;

no. 102, Bodhisatwa en daaronder no. 108, basreliëf;

no. 106, Amitabha en daaronder no. 107, basreliëf;

no. 108, Bodhisatwa;

no. 111, Bodhisatwa en daaronder no. 112, yoni;

b. hel dicht
op grasveld , bij den ingang:

no. 113, raksasa;

no. 114, raksasa;

no. 115, raksasa;

no. 110, raksasa;

no. 117, Amitabha;

no. 117«, Auiitabha;

hel hel
c.
op grasveld, voor hoofdgebouw.

no. 118, raksasa;

119, Amitabha daaronder


no. en no. 120, basreliëf;

no. 122, Bodhisatwa en daaronder no. 123, basreliëf;

no.
125, Amitabha en daaronder no. 126, basreliëf;

no. 128, Bodhisatwa en daaronder no. 129, basreliëf;

no.
131, Amitabha en daaronder no. 132, basreliëf;

no. 133, raksasa;

no. 135, dagob;

d. in dm Zuidoosthoek hel
van
erf:

no. 136, Amitabha;

no. 137, Bodhisatwa;

no. 138, Bodhisatwa;

no. 139, Bodhisatwa;

no. 140, Aksobhya;

no. 141, Amitabha en daaronder no. 142, basreliëf;

de der
c.
op trappen voorgalerij:

no. 143, Ratnasambhawa;

no. 144, leeuw;

no. 145, leeuw;

no. 146, Amitabha.

Niet meer aanwezig zijn dus de nummers 104, 109, 110, 121, 124, 127,

130, 134, 147 148, die als alle de museumloods


en
gezegd naar (of voor) wer-

den Voor
overgebracht. de beide laatste was die overbrenging al gerapporteerd
door Knebel bl.
(t. a. p. 93, 94).
93

Van verscheidene beelden zijnde nummers inden loop van tijd afge-

het verdient zeker aanbeveling die geregeld te doen vernieuwen.


regend;

De rnlesnsa’s no. 113, 114, H5, 116, 118, 133. De groote tempelwach-

ter
bij den
ingang, no. 113, is van dezelfde grootte als die van Tjandi Sewoe en

beeft daarmede ook veel overeenkomst; echter zit bij niet als deze op een kussen,

j
vierkant steenblok. Yzeeman is dit misschien
doch op een gebouwen Volgens )

dezelfde die heuvel achter Tjandi Kalibening stond.


raksasa, vroeger op
een

114 115 niet gelijk, zooals Groneman zegt, noch


No. en zijn geheel

Knekel klein verschil. Omtrent de herkomst


eikaars pendanten. wijst op een

van deze beelden is, evenals ten aanzien van no. 116, niets bekend.

No. 118 133 twee de vier wachters, die oorspronkelijk den


en zijn van

de of raadzaal bij Tjandi Kali-


Oostelijken ingang van zoogenaamde pendopo
3
bewaakten s
Waar de twee andere zijn gebleven is niet bekend ).
bening ).

vier wachters in T. S. Raffles, The history


Van deze werd er een afgebeeld

Java 4
2e bl. 12, fig. 5. het medegedeelde
of ) deel, plaat tegenover Blijkens op

bevonden zich toen alle hun oorspronkelijke


hl. 28 van dat werk zij nog op

terecht als bijzonder fraai geroemd. De komt


plaats; zij worden er teekening

niet met de 118 133; de knods is niet zoo ver-


geheel overeen nummers en

strik den buik is doch m.i. bestaat twijfel dat


sierd en de op anders, er
geen

met dezelfde beelden te doen heeft. De twee inden residentstuiu zijn


men

eikaars de knielt de rechter-, de andere de linkerknie;


pendanten; eene op op

R. O. C. 1902, 3 4.
afbeeldingen van no. 133 komen voor
op plaat 10 fig. en

Knebel dat twee de vier


In R. O. C. 1909 bl. 47 teekent aan, hij van

Yzeeman bedoeld, in beschreef onder de


wachters, door zijn catalogus nummers

moet zijn 118 133.


113 en 118; dit is natuurlijk een vergissing, en

De nummers 102, 106 en 108. De Bodhisatwa 102 en de Buddha

6 de desa
Amitabha 106 zijn blijkens Yzeeman ) afkomstig van Tjoepoewa-

6
108 de desa Dit laatste beeld werd
toe, de Bodhisatwa van Bogem ).

7 Tirto waarheen de
door J. F. G. Brümund ) te Tandjoeng aangetroffen,

dier het met vele andere had doen


administrateur onderneming, Lichte,

In dien het beeld niet met cement bijgewerkt en


overbrengen. tijd was
nog

1) Beschrijving der Oudheden nabij de grens der residenties Soerakarta en Djogdjakarta, (in

1891 uitgegeven door het Batav. Gen.) blz. 35.

2) Zie Yzerman t. a. p. bl. 16.

3) als voren blz. 35.

4) uitgave van 1817.

5) t. a. bl. 14.
p.

6) aldaar bl. 36.

7) Indiana 11, 1854, bl. 38-39.


94

daaiom verdient het


aanbeveling de reeds door Yzerhan geciteerde beschrijving
van Beumund nogmaals te
over nemen. „Het meest
opmerkelijke van deze is

groot als schoon,


„een, zoo
gehouwen Boeddhabeeld. In zittende houding is

„het 6 voet
hoog. De breedte tusschen de uiteinden der schouders is drie en

„tusschen die der knieën vier halve voet. Het


en een hoofd met zijn prachtige

„Makoeta, waarin klein is


een
Boeddhabeeldje uitgehouwen, is twee voet, acht

„duim hoog en een voet, vier duim breed. Het heeft vier die vanuit
armen,

„den elleboog voorkomen. De beide achterste echter


armen zijn afgeslagen.
„De regterhand rust
op
de knie. Het beeld, dat, in stede de
van
tjelana, een

met keten het


„sarong draagt een om midden
bevestigd, heeft het bovenlijf
„naakt, maar met een menigte prachtige ornamenten versierd. Men ziet aan

„hetzelve Bahoebandha’s, Kangkana’s, Noepoera’s de


en Oepavita, welke laatste

„vier duim breed is, en drie boven elkander de borst


op nederhangende Hara’s.

„Bloemtrossen hangen achter de ooren af, waarin echter


gaten, geen
sieraden

„zijn. Dit beeld voorzeker die


mag nevens van Tjandi Plaossau onder de schoon-

„ste Java worden.


van
gerekend Niet zoo kolossaal als de drie van Tjandi

„Mendoet, welke wij later zullen bezigtigen, is het echter


keuriger en meer

„geëvenredigd gehouwen”.

Het is dus zeker dat dit beeld


vierarmig is, waaraan door Knebel
nog

schijnt te wordeu getwijfeld. Het restant van den linkerachterarm is onder

het cement doch


weggewerkt, met den rechter ging dat niet daar die te ver

uitstak. De door Knebel bedoelde


„sierlijk gestileerde knop” is blijkbaar even-

eens fantasie van den restaurateur en kan dus buiten


beschouwing blijven.
Het wellicht
zou
aanbeveling verdienen te trachten dit beeld van al dat bijwerk
te ontdoen; zooals het thans uitziet valt het zeker
er niet „onder de schoonste

van Java” te rekenen. Dat het is


voorstelt, mijns inziens bui-

ten twijfel.

Op plaat 17 R. O. C. 1902, waar foto’s van deze drie beelden, 102,


106 en 108, verschillende schaal worden
op gereprodueerd, wordt de
vraag

geopperd: „Groep als inde Tjandi Mendoet?” Deze


vraag, waarvan ik niet

weet door wien is beslist


ze
gesteld is, ontkennend te beantwoorden. Voor-

eerst pleit tegen een


zoodanige veronderstelling de verschillende herkomst der

beelden, verder het feit dat de handhoudingen alle drie anders


van
zijn
dan te Mendoet inde derde het verschil in
en
plaats grootte. Het zijn alle

drie zeer groote beelden, doch er is toch een belangrijk verschil. De Buddha

is het kleinste
verreweg en
Awalokitefwara het grootste beeld. Dat 102 en 108

geen paar zijn, zou ten overvloede daaruit kunnen wordeu


nog afgeleid, dat het

eerste beeld den heeft


op rug vijf haartresseu afhangen en het laatste
geen.
95

De Amilabha's, 117, 117a,


overige no. 119, 1*25, 131, 136, 141, 146,

Ali.sohhya 140 Hnlnasamhlinwa 143. Deze Buddhabeelden


no. en no.
zijn van

verschillende grootte. Tot de schoon kleiner dan


zeer
grootere 106 behooren

de 117 117a, die in het


nummers en
tentjes op grasveld zijn opgesteld, doch

ik alleen het eerste Gkoneman


waarvan bij en Knebel vermeld vind. Het is haast

te dwaas dat dit beeld het


om aan te nemen zij over hoofd zouden hebben

gezien toch Deze beelden elkaar


en ....
zijn geheel aan gelijk, ook 117a

heeft dat tusschen de schouders achterstuk.


driehoekig eindigende

De kleinste Amitabha is 125, inden


no. typischen vorm van
Tjandi

Boebrah, waarbij beeld, lotuskussen, hoog voetstuk en achterstuk uit één steen

zijn gehouwen, het lotuskussen boven het voetstuk vooruitsteekt dat voet-
en

stuk de voorzijde met is


aan
lotusplanten versierd. Zie b.v. plaat 153 R. O. C.

1910. Het achterstuk is heeft daardoor


gerestaureerd en een onwaarschijnlijke!!

ruitvormigen top gekregen.

Omtrent de overige Buddhabeelden komt het


mij doen van
gissingen
ten aanzien der herkomst te 136
gewaagd voor. Bij no. zij nog aangeteekend,

dat in Knebel’s beschrijving voor „rechterdij” moet worden


gelezen „linkerdij”.

Bij sommige Buddhabeelden bevindt zich tusschen het hoofd en het

achterstuk soort smal kussen, dat hoven het hoofd Beziet


een even
spits eindigt.

men een
dergelijk beeld eenigen afstand dan is het vooral indieu het
op

achterstuk is de rest wit alsof


geteerd en gelaten de krullen van het hoofd

de met dat tusschenstuk één uitmaken


en van usnlsa
geheel en zoo samen

piramidalen haartooi die dan, ik verstand


een vormen, voor zoover er van heb,

een Fédoracoiffure gelijkt. Hoe Knebel echter telkens vaneen Fédoracoiffure


op

kan spreken alleen de


en daarbij natuurlijk werkelijke haarkrullen bedoelt,

begrijp ik niet goed.

De overige Bodhisalwa's 101, 111,


no.
122, 128, 137, 138, 139. Hiervan

stelt 141 weder heeft


no.
voor; hij natuurlijk geen Aksobhya-

beeldje inde kroon, zooals Knebel doch


zegt, een
Amitabhabeeldje (conform
cat. Ge.)

No. 111, heeft de bloem


Wajrapani, op een wajra van het
gewone

model, met drie punten boven drie beneden; Knebel dit


en punten waarom

dubbele wajra noemt is mij niet


een
duidelijk.

De 122 128,
nummers en een vrouwelijke en een mannelijke Bodhisatwa,

blijkbaar zullen wel Plaosan


vormen een paar, en van
afkomstig zijn, zooals

von Sahee voor het eerste en Knebel voor het laatste veronderstelt.

1) Versierende kunsten in Nederlandsch Oost-Indië.


96

De drie Bodhisatwa’s hebben restauratie


overige door de veel geleden.

De 435. Zooals Grondman werd deze zuil


dagob no. memoreert, gevonden

bij het de desa Dit


graven eener waterleiding bij Tjoepoewatoe. geschiedde in

1
1851 ). De reeds genoemde administrateur Lichte liet Tirto
ze naar
Tandjoeng

vervoeren, vanwaar zij later door den resident van Baak


~) naar Djokdjakarta

werd
overgebracht.

De nandi iO5, de leemven 444 445 de 442 behoe-


no. no. en en yoni no.

afzonderlijke bespreking. De eerste thans andere


ven
geen ligt op
een
plaats

dan de De is
tijdens vroegere opnamen. yoni afgebeeld op pl. 15 R. O. C. 1902.

Van de basreliëfs no. 403, 407, 420, 423, 426, 429, 432 en 142 belmo-

alleen 120, 123, 129 132 tot de Omtrent de herkomst


ren en
sprekende. der

andere valt niets te Van worstelaars


gissen. die, waarop en
apen zijn voorge-

steld, is allicht geneigd te dat de


men aan
nemen, zij van
Prambanantempels
zullen De linkerhelft
afkomstig zijn. van 120, welke zoozeer Groneman’s ver-

ontwaardiging opwekte en ook volgens Knekel geheel misteekend is, doet zich

bij beschouwing niet vreemd als


langduriger meer zoo voor bij den eersten

aanblik. Dat hier niet alleen te doen heeft doch


men met een raksasa, met

een werkelijken reus, een zeer lang persoon, blijkt bij vergelijking der
grootte

van zijn hoofd met dat van zijn bestrijder. En dat de andere helft de rak-
op

door zijn tegenpartij de schaamdeelen wordt is m.i. niet


sasa
bij gepakt, juist;

iu elk geval zijn die dooreen band bedekt; dat wordt


mogelijk hij daarbij

beetgevat.

Inde beschrijving 129 Kn.) leze hl. 3 in


van no.
(cat. men 85, regel

stede van „rechterhand”, „linkerhand”.

Het is 132 niet Knekel


mij bij no. gelakt om,
zooals wil, aan Hennes

te denken; ik heb zijn staf


tevergeefs naar
gezocht.

B. DE BEELDEN IN DE MUSEUMLOODS 3
).

Beeldhouwwerken van Prambanan no. 1 — 44. De eerste nummers in cat.

Gr. cat. Kn. Prambanan


en
zijn afkomstig van en wanneer eventueel wordt

tot de restauratie deze zullen al die stukken


overgegaan van tempels, weder

hun plaats moeten worden.


naar
teruggebracht

1) Zie Dr. H. T>. M. Verbeek, Oudheden Java (in Verh. Bat. Gen. deel 46,1891) bl. 165
van en 166.

2) Zie Veerman t. a. bl. 13.


p.

3) Thans bijna alle te Magelang. Kr.


97

/ooals Yzeeman mededeelt J


werden de
), bij ontruiming van den

Brahma-tempel van Pranibanan o. a. ook drie kleine, verbrijzelde Brahmabeel-

den de brokken
gevonden, waarvan met
groote inspanning werden verzameld,

bijeengevoegd en zoo geteekend. Deze


teekeningen zijn opgenomen inden

bij het werk behoorenden atlas. Omtrent het middelste beeld (fig. 78) zegt
Yzeeman: „Het middenbeeld heeft slechts 4 de rechter bovenhand heeft
armen,

„den drietand de linker bovenhand de


gegrepen, een staf; rechter beneden-

rand heeft
waarschijnlijk een
afgebroken lotusknop voor het lijf gehouden”.
Groneman 3
beweert dat de drie kleine Brahmabeelden
) gedurende zijn zes-

jarige afwezigheid zijn weggeraakt en schijnt niet te weten, waar zij thans

zijn. Wanneer echter de 73


men
ovengenoemde figuur van Yzeeman vergelijkt
met 11 de Djokjasche collectie, dan
no. van
blijft er
geen twijfel over of dat

is het bedoelde middenbeeld.


vierarmige

De drie beelden uit


overeenkomstige den Wisnutempel staan alle drie

te D.jokja inde loods, als uo. 18, 19 21. zooals trouwens ook in Gr. is
en cat.

vermeld. Ik teeken hierbij alleen dat de Wamana-awatara


nog aan
no. 19 niet uit

drie stukken bestaat, zooals Knebel doch minstens uit


zegt, vier, en wijs op
de

fraaie
gelaatsuitdrukking van den
Narasinga no. 21, vooral van ter zijde gezien.

Zoowel Geoneman als Knebel zien in no. 20, mijns inziens ten onrechte,
ook Wamana-awatara. Beider is
een
beschrijving onvolledig en onjuist. In wer-

heeft hier te doen


kelijkheid men met een
gewone worsteling tusschen twee

personen (reuzen?). Een dezer heeft drie beenen. Met het middelste staat hij

den
grond of liever in
op (achter?) een vierkanten, aan de voorzijde met orna-

ment bewerkten steen; dat de voet niet zichtbaar is komt dus niet daarvan,
dat deze door de tegenpartij omvat wordt
(cat. Kn.), Het rechterbeen steekt

recht het linker raakt noch


omhoog en de aarde (cat. Kn.) noch een
steen, die

de aarde voorstelt doch


(cat. Gr.), blijft daar een eind boven. De
tegenpartij
zit de voeten overwinnaar
geenszins aan
van zijn (cat. Gr.), maar
pakt hem

met den het middel hand boven diens


eenen arm om
(zoodat zijn linkerheup
zichtbaar is) met de andere het
en bij middenbeen of wat hier waarschijn-

lijker is dan bij het reeds besproken no. 120 bij de schaamdeelen, die echter

ook hier niet te zien zijn.

Dit tafereel behoort dan ook waarschijnlijk tot dezelfde serie als de

sprekende basreliëfs no. 18, 14,15, 16 en 17. Omtrent deze laatste valt
nog

te merken, dat bij 16 Knebel abuis vermeldt dat de eerste


op no.
per en de

derde der drie waterkruiken tuit hebben; dit moet


een
zijnde tweede en de

1) t. a. p. bl. 53.

2) Boeddhistische Tempel-en Kloosterbouwvallen inde Pramba,nanvlakte, bl. 60.


1907,

Rapport 1912.
7
98

derde (conform cat. Ge.) en verder dat zoowel Knebel als Geoneman naar ik

ten onrechte inde figuur 17 naakten zien. De hoofd-


geloof op
no. een man

doek inden vorm vaneen maansikkel, het kruissnoer over de borst, de


gedron-

het ontbloot der schaamdeelen zijn zoovele redenen te


gen gestalte en zijn om

veronderstellen dat hier bedoeld is. Men zie 20 R. O. C.


een knaapje plaat

beide reliefs zijn in 1 3.


1902, waar deze afgebeeld fig. en

De 22, 23 24 alle de tweede


nummers en zijn afkomstig van
zoogenaamde

serie den te Prambanan. Zij stellen drie


van Qiwatempel groepen van
personen

voor: drie vrouwen (22), drie mannen (23) of een man tusschen twee vrouwen

Geoneman in al deze nimfen,


(24). zag blijkens zijn catalogus personen vrouwen,

en houdt deze bewering ook in zijn Tempel- en Kloosterbouwvalleu


apsarasen,

J
1907 vol niettegenstaande b.v. uit plaat 21 R. O. C. 1902,
van
nog ), waar

1 23 is duidelijk blijkt, dat bij zich vergiste. De


in fig. no. afgebeeld, nummers

25 en 26 bebooren tot deze zelfde reeks en vormen de meer naar achteren

tusschenvakken.
geplaatste

Tot de (tweede) serie den Brahmatempel hebben


overeenkomstige van

alle behoord de 27 28 tot die den


naar waarschijnlijkheid nummers en en van

de 29 80. Geoneman noemt ten onrechte allen


Wisnutempel nummers en ze

Goeroe; de beide laatsten toch hebben baard.


geen

31 valt te teekenen, dat deze boom wel den Zuid-


Bij no.
nog aan van

zal dit maakt bet cat.


Oostelijken tempel afkomstig zijn en
nog gewaagder (zie

bier te
Ge. en cat. Kn.) om van gandharwa’s (kiunara’s) spreken.

Beelden van Plaosan, no. 42 —


49. Deze beelden vormen drie verschillende

42 h 44 47, 47a, 48 49. met


groepen:
a en 43, en 45, c 46, en
Beginnen wij

de laatste, die uit de beide tempels van Plaosan afkomstig moeten zijn. Toen

het beeld 47a niet in


Geoneman en Knebel hun catalogussen maakten, was
nog

bet in cat. Ge. wel gesproken wordt). Dat


museum
aanwezig (ofschoon er over

beeld is eerst later naar Djokja vervoerd. Zooals de opzichter te Prambanan,

E. Remmens, mededeelde, heeft hij het daarvoor uit de


mij weggenomen noor-

nis bet het Zuiderklposter; de herkomst dit beeld


delijke van portaal van van

dus Dat de 47, die is afgebeeld plaat 19


staat vast ~). Bodbisatwakop no.
op

R. O. C. 1902, fig. 1 en 2, en volgens cat. Ge. van het beeld uit die nis afkom-

daarbij doch niet


stig is, werkelijk behoort, is m.i. hoogst waarschijnlijk,

elk ontbreekt tusschen den kop


absoluut zeker; in geval er
nog een fragment

en het beeld.

1) blz. 32.

2) De, overbrenging geschiedde op last van den Heer van Erp. Kr.
99

Voor de 48 49
nummers 46, en kunnen Geoneman’s
opgaven omtrent

de herkomst niet juist het vooral deze


wezen, terwijl er voor heelden zeer op

aankomt, nauwkeurig met die herkomst bekend te zijn. Zij behooren toch tot

die, omtrent welke Yzerman in zijn meergenoemd werk een eerste studie lever-

de ten aanzien het


van moeilijke vraagstuk der Bodhisatwa’s
op
Java. Op de

platen G, H, I en K worden acht dezer Bodbisatwa’s afgebeeld, terwijl inden

„aanhang” er achttien beschreven worden. Nu zouden Groneman de


volgens

nummers 46, 48 en 49 moeten zijn no. 16, 8 en 7 van Yzerman. Voor 46

komt het embleem niet 49 de kroon de


overeen, voor en upawita niet, voor

49 de kroon niet. Tot overmaat Groneman


van
ramp schijnt de nummers 48

en 49 te hebben verwisseld.

Mijns inziens is no. 46 cat. Kn. =


no. 8 Yzeeman. Zoowel de
beschrij-

ving als de foto (plaat I rechts) stemmen daarmee overeen. Hetzelfde is het

geval met 48 cat. Kn. 7 Yzerman I No. 49 cat. Kn.


no. =
no. (plaat links). zou

dan het vierde


por taalbeeld, =
no. 16 Yzerman moeten
zijn, doch hiermede

komt de niet
beschrijving geheel overeen; evenmin die der nummers 17 en 18.

De beelden deze hebben evenals die de


van
groep van a en h
groepen

een
groote gevlamde lichtschijf achter het
geheele bovenlichaam; de
vleugels
de onderzijde dier horizontaal
aan schijf loopen of iets
omlaag, terwijl zij bij
de h
groepen a en
omhoog loopen.

De beide Bodhisatwa’s
vrouwelijke van het Zuiderplateau, groep a, no.

42 43, zijn als die


en even
groot van
groep c;
de twee mannelijke van het

Noorderplateau, groep b, no. 44 en 45, zijn iets grooter.

Bij alle drie de vier


groepen hangen aan voorzijde slippep over het

lotuskussen af; de twee middelste uiteinden


zijnde van den band, waarmede

bet kleed wordt


opgehouden; de beide uiterste wellicht die vaneen tweeden

band, dan wel het kleed


slippen van zelf. Kenmerkend voor deze drie
groepen

is, dat die vier reiken tot


slippen aan de onderzijde van het lotuskussen. Bij
de beelden inde Plaosantempels, welke met been
een afhangend zijn gezeten,

hangen die slippen een eind het onder het lotuskussen


nog over
geplaatste
steenblok.

Behalve deze vier slippen, die met den vorm der vleugels van de glorie

mogelijk eenig licht kunnen omtrent de herkomst der


geven beelden, zijn er

twee „achterste
nog kleedslippen”, waarbij minder uniformiteit wordt betracht.

Bij 42 deze het


no.
liggen bovenop lotuskussen; bij 43
hangen zij aan weers-

zijden iets den bovenrand het kussen af;


over
van bij 44
liggen zij weder

bovenop; bij 45 hangen zij ter zijde af; bij 46, 47a, 48 en 49 bangteveneens
aan
weerszijden een slip af tot aan de onderzijde van het lotuskussen.
100

hier worden
Naar aanleiding dezer band- en kleedslippen moge nog
even

beelden uit den rosidentstuin 122


teruggekomen op
de reeds genoemde no. en

vier de vronwelijke Bodhisatwa


128. Beide hebben aan de voorzijde slippen en

bovendien Deze reiken alle tot de


(122) heeft er aan weerszijden nog een. aan

het lotuskussen; bij 128 echter hangen de middelste (band)


onderzijde van

kussen. De de licht-
slippen een weinig over den steen onder dat vleugels van

beide beelden deuzelfden vorm als bij de vorengenoemde


schijf zijn bij van

a en b.
groepen

Heelden van Sadjiwan, no. 55—57. De twee Bodhisatwa’s van Sadjiwan

die de met b hoewel


zijn ongeveer even groot als van aangeduide groep en,

is toch wel te zien dat ook de vleugels


de achterstukken zeer beschadigd zijn,

de voorzijde
van de lichtschijf daarmee overeenkomen. De twee bandslippen aan

reiken niet zoo laag als bij a, b en c, en van de twee kleedslippen hangt bij

linker terwijl bij 57 beide


55 slechts de rechter van voren af, de op zijde,

slippen ter zijde afhangen.

Hoe Groneman
De overige beeldwerken der oorspronkelijke verzameling.

50, kan dat dit beeld „veel


bij den Buddba van Tjandi Sewoe, no.
zeggen

is dan alle andere Boeddhabeelden, die inde Parambanan-vlakte ge-


grooter

is mij raadsel. Hij zelf geeft als afmetingen op: „hoogte


vonden zijn”, een

tot de basis van den hals 80 c.M. en breedte van


(zonder padmasana) aan

knie 88 c.M.” Nu is no. 106 het voorerf der residentwoning dat,


knie tot op

veel
zooals hiervoren werd aangeteekend, van Tjoepoewatoe afkomstig is, grooter.

46 breed 108 c.M”, waarbij 46


Groneman geeft als afmetingen op; ~hoog na-

tuurlijk een drukfout is voor 146 (bij Knebel 148). En nog grooter zijnde

welke Groneman toch ook wel


inde desa Bogem liggende Buddhabeelden,

bekend zullen zijn geweest.

53 in cat. Kn. is blijkbaar stuk


Yau de beschrijving van no. een
weg-

Aan het slot is bij te


voegen;
die linkerhand houdt een stengel
gevallen. nog

ontloken wajra spitsen (niet drie-


waarop een pas utpala en daarop een van

tandigen) vorm.

Knebel wel, dat


Bij no. 59, een Buddha van Tjandi Boebrah, zegt geen

hoe de coiffure is, doch niet dat het geheele


nrna en usnlsa aanwezig zijn en

niet zoodat niet te is of Groneman


hoofd ontbreekt. Dit hoofd ligt er bij, na
gaan

wel Daar Knebel bovendien opmerkt, dat de


heeft die ürna
gelijk een
zag.

het linkerscheenbeen het lotus-


zoom van het kleed met een plooi over op

dit in niet het linkerscheenbeen maar over de


kussen afdaalt en casu over
101

linkerdij het geval is, doet zich de voor, of hij onder dit nummer mis-
vraag

schien een anderen Amitahha heeft beschreven.

Yan no. 60, een makara, is het bekend dat het van Tjandi Boebrah

is. Het is dan ook als het den hij die


afkomstig ware een pendant van
nog

ruïne makara, afgebeeld pl. 151 R. O. 0. 1910, eerste


figuur.
aanwezigen op

Ten aanzien 63 is, restauratie,


van no. tengevolge van
beschadiging en

niet meer uitte maken of het inde rechter achterband een cakra is,
voorwerp

zooals Gronkman veronderstelt.

Aan het 68 in Kn. ik achter het


slot der beschrijving van no. cat. zou

woord „kris” een (?) willen plaatsen.

Bij 86 kan worden dat grootere afbeelding


no.
nog aangeteekend, een

van dezen
kop is plaat 157 R. O. C. 1910; bij no. 88, dat de
gegeven op

gerestaureerde rechterhand thans weder verdwenen is.

No. 95 cat. Kn., een lotuskussen, is dus een ander dan dat
voorwerp

hetwelk in cat. Ga. onder dat nummer wordt beschreven hl. 30, een voet-
op

stuk van Tjandi Sewoe.

104 teekende Knebel terecht dat ook dit Buddhabeeldje


Bij no. aan,

wel Tjandi Boebrah zal


van
afkomstig zijn.

Hoe Gronbman heeft kunnen dat de twee makara’s van no. 110
aannemen,

uit één stuk ik het valt dadelijk dat dit


steen
gekomen zijn, begrijp niet; op

niet het geval is.

De nieuwe aanwinsten, no. 149 —


305. Zooals hiervoren reeds werd
opge-

merkt, werden vele dezer stukken uit het puin het residentie-erf verzameld;
op

de herkomst is dan ook bijna altijd onbekend; bij die welke van verschillende

werden is dit in cat. Kn. trouw vermeld.


pndernemingen ontvangen,

De nummers 167, 168, 192, 193, 194 en 273 zijn sprekende reliefs en

alle Prambanan. 192 teeken ik dat


mogelijk afkomstig van Bij no.
nog aan,

Knebel inderdaad in het der beide


door gezichtsbedrog gelaat vaneen zuigende

kinderen een olifantsgezicht heeft gezien.

Van 149 201 werden de plaat 15 R. O. C.


no. en na
teekeningen op

1902 foto’s de platen 155 156 R. O. C. 1910.


nog gereproduceerd op en

No. 175, vertoont overeenkomst met 60


een makara, zeer
groote no.

en zal daarom
waarschijnlijk eveneens van Tjandi Boebrah afkomstig zijn.

Bij no. 177 constateert Knebel een bijzondere houding der rechtervoor-

band Dezelfde vindt ook bij 269.


van
houding men no.

Inde 189 leze in stede het laatste woord


beschrijving van no. men van

„aksamala” „drietand”; in die van 240 voor „rechteroor” „linkeroor” en in die


102

van 224 voor „zeven” „acht”; het spreekt vanzelf, dat er 8 caunelures noodig

9 ribben te krijgen.
zijn om

Bij no. 249, een godenbeeld, dat


op
den linkerarm zijn ijakti draagt,

te dat het achterstuk dezelfde strikken


is bet interessant op merken, tegen

als de boofdbeelden van Prambanan dragen.


worden aangetroffen

286 ziet Knebel m.i. ten onrechte Ganega. Daarvoor is toch


In no.
een

te klein.
het middel veel te dun en zijnde ooren

in cat. Kn. verwisseld; 304 is de Durga,


De twee laatste nummers zijn

305 het beeld in wording.

Inde beeldenloods trof ik ook nog aan de fraaie bovendeurplaat van

in cat. Kn. niet voorkomt.


plaat 22 R. O. C. 1902, welke
Nagasari, afgebeeld op

Ook vond ik een Bodhisatwakopje met het nummer 201 (laatste cijfer

Onder welk
onduidelijk), doch dit nummer was reeds
gegeven
aan een yoni.

dit in cat. Kn. beschreven is, weet ik niet.


nummer kopje

Juli 1912.
OPGAVE

DER

steenen voorwerpen, bijeengebracht bij de

pasanggrahan op het Diëng=plateau.

DOOR

E. A. SELL.

1. Geschonden verweerd, zittende met samengevoegde


QanCfa. en

voetzolen lotuskussen zonder achterstuk glorie; de kop


op een achthoekig en

is los het haar is tot kleine glorie opgemaakt.


afgebroken (staat er op); een

De beide voorhanden de linker achterband met onderarm


de slurf, en
ooren,

De rechter achterband houdt het bidsnoer.


weggebroken.

Gewone versiering. Een slang als upawita.

Hoog 0,70 M., het lotuskussen inbegrepen.

dezelfde als de vier-


2. Zittend op wijze voorgaande, op
een

met achterstuk Vierhandig, de


kante steenplaat en
glorie (een fragment). voor-

handen de slurf Inde rechter achterband het bidsnoer, inde


en weggebroken.

linker te herkennen De is rijk gekleed draagt


een niet voorwerp. god en een

fraai haartooi. De hoeken het achterstuk boven weggebroken.


opgemaakte van

Hoog 0,73 M.

vierkant lotuskussen. de rech-


3. Gezeten op een Vierarmig,

met onderarm De linker achterband houdt


ter achterband weggebroken. een

de rechter voorhand stuk olifantstand, de linker het etensbakje,


bijl, een vaneen

Het olifantshoofd zonder haartooisel


waarin het uiteinde van de snuit reikt. eenig

met beide uitstaande


naar zijden ooren.

Hoog 0,72 M.

Zeer zittende dubbel lotuskussen. Twee-


4. Qane9a. verminkt, op een

rechts stuk olifantstand, links het etensbakje. Kop en slurf man-


armig, een

keeren. Een als upawita. De god draagt rijke kleeding.


slang

Hoog 0,75 M.
104

Zeer verweerd rond lotuskussen


5. Gane9a. en beschadigd, op een

zittend. De heeft vier achterbanden rechter voorhand


god armen, waarvan en

slurf Inde linker voorhand het etensbakje. Een


benevens de afgebroken zijn.

slang als npawita.

Hoog 0,60 M.

Zeer vierkant lotuskussen


6. Gane9a. beschadigd en verweerd, op een

Yierarmig, drie weggebroken, inde rechter achterband een


gezeten. armen

niet te herkennen Slang als upawita.


voorwerp.

M.
Hoog 0,60

7. Gane9a. Zeer verweerd en verminkt, zittende op


de
gewone wijze

Linker helft de zitplaat, linkerbeen, schou-


op
een ronde steenplaat (één stuk). van

voorhand slurf
der en beide linkerarmen, rechter achterarm, rechter en wegge-

broken.

M.
Hoog 0,43

8. Zittend dubbel lotuskussen, verweerd, bemost


Gane9a. op een zeer

Slurf, linker voorhand linker onderarm achteren


en beschadigd. en van
weg-

Van dein de handen gehouden is alleen de olifantstand


gebroken. voorwerpen

inde rechterhand te herkennen.

Hoog 0,37 M.

Zeer versleten verminkt, in zittende houding dub-


9. Oane9a. en
op een

met achterstuk De alle vier de handen


bel lotuskussen (een fragment). kop en man-

Het bovenste het achterstuk beide zijden weggebroken.


keeren. gedeelte van aan

Hoog 0,40 M.

Gezeten dubbel vierkant lotuskussen, hetwelk


10. Gane9a. op een

vierkant onderstuk, met de de beide zijvlakken inge-


ligt op een aan voor- en

beitelde De is rijk draagt slang als upawita.


bloemversiering. god gekleed en een

achter het hoofd, thans Dein de handen


Vroeger een glorie weggebroken.

niet duidelijk.
gehouden voorwerpen
meer

M.; de zelf slechts 0,31 M.; lotuskussen met onder-


Hoog 0,50 god

stuk 0,19 M.

Zeer verweerd bemost, zittende ronde steen-


11. Qane9a. en
op een

achterstuk één dein de handen gehouden


plaat met (uit stuk). Vierarmig;

niet duidelijk te herkennen. Linker onderkant de zitplaat


voorwerpen zijn meer van

weggebroken.

Hoog 0,44 M.
105

12. Qanetja. Gezeten dikke steenplaat. Vierhan-


op een
achthoekige

doch de voorhanden de achterbanden met de daarin


dig, zijn weggebreken,

gehouden zoodat niet met zekerheid te


voorwerpen gedeeltelijk eveneens, ze

herkennen zijn. Hoofd slurf Een als upawita. Voor


en weggebroken. slang

’t de
overige gewone versiering.

Hoog 0,60 M.

13. Als No. 12, buitendien de rechter knie beschadigd.


Oane9a. nog

Hoog 0,60 M.

14. Verweerd zittende vierkant lotus-


Oane9a. en bekalkt, op een

kussen met achterstuk één als Vierarmig, dein de


(uit stuk). Slang upawita.

handen benevens de slurf afgesleten, het onderstuk


gehouden voorwerpen van

de slurf
weggebroken.

Hoog 0,50 M.

Zeer verweerd zittende rond dubbel


15. Qanefa. en bemost, op een

lotuskussen met een tot de schouders reikend achterstuk en glorie. Hooge

haartooi. inde rechter achterband het bidsnoer, links de olifants-


Vierarmig;

haak, de rechter voorhand de linker houdt het etensbakje, waarin


weggebroken,

het uiteinde van de snuit reikt. Upawita en versiering.


gewone

Hoog 0,55 M.

16. Zittende een vierkant dubbel lotuskussen met achter-


op

stuk beide voorhanden weggebroken. Het


en
glorie (een fragment). Vierarmig;

afgebroken hoofd, waaraan de slurf mankeert, is weer aangezet en bijgepleisterd.

als De rechter achterband houdt het bidsnoer, de linker den


Slang upawita.

olifantshaak. Het haar is tot een hoog versierd hoofdtooisel opgemaakt.

Hoog 0,65 M.

17. met De is met elkaar gesla-


Qiwa drager. drager gezeten over

beenen vierkant dubbel lotuskussen; in met


gen op een menschelijke gedaante

stier. De handen de knieën boven


den kop vaneen liggen op
naar
geopend.

De zelf zit de schouders den met beneden


god op van drager, naar
hangende

handen den rustende. De is met vier


beenen, de voeten inde van
drager god

de linker achterarm met de hand de rechter


armen voorgesteld, waarvan en

de linker voorhand de knie boven


voorhand zijn weggebroken; ligt op
naar

geopend, met een knop er in, de rechter achterband houdt op schouderhoogte

niet te herkennen is. Het hoofd is


een
voorwerp,
dat
wegens beschadiging

ontbreekt. De is rijk versierd, slang als upawita. Het geheel


afgebroken en god
106

is met kalk besmeerd. De borsten den bovendien met teer beklad.


van
drager zijn

Hoog 0,88 M.

18. De laatste is dezelfde wijze als


op drager. gezeten op

No. 17, doch met achterstuk (uit één stuk), in dezelfde


op een steenplaat

gedaante als de rechterhand, rechterknie rechterhoek


voorgaande. Mond, neus, en

de Van den is alleen het zitvlak


van
zitplaat zijn weggebroken. god maar

het linkerbeen de linkerhand, waarin knop is


en met daarop liggende een ge-

te zien.
legen,

Hoog 0,88 M.

19. De is dubbel vierkant


(jliwa op drager. drager gezeten op
een

lotuskussen zonder achterstuk en heeft een menschenhoofd. Overigens als No. 18.

Hoog 0.85 M.

20. Als No. 19, doch met lotuskussen. Van


op drager. hooger

den god is in plaats van het linker het rechterbeen behouden, benevens de

boven enkel Bovendien is het halve


linkervoet, den afgebroken. aangezicht van

den drager weggebroken.

Hoog 0,85 M.

21. Zeer verweerd bemost, in zittende


Ongedetermineerd beeldje. en

houding op een vierkante steenplaat met achterstuk. Het haar achter het hoofd tot

een glorie opgemaakt. De god (?) is tweearmig, rijk gekleed, de handen


liggen

inden schoot, het daarin is niet te herkennen. Linker


gehouden voorwerp
meer

kant het achterstuk


van weggebroken.

Hoog 0,55 M.

22. Een verweerd


Ongedetermineerd beeldje. zeer geschonden, en

bemost beeldje, in zittende houding een vierkant dubbel lotuskussen met


op

achterstuk, hetwelk is Hoofd onderarmen zijn


gedeeltelijk weggebroken. en

geheel weggeslagen.

Hoog 0,53 M.

23. Zeer verweerd, bemost beschadigd,


Ongedetermineerd beeldje. en

in zittende houding een dubbel vierkant lotuskussen met achterstuk, dat


op ge-

deeltelijk is weggebroken. Het inde linker achterband gehouden is niet


voorwerp

te herkennen ; de drie zijn weggebroken, de achter de


pols
meer
overige armen

afgebroken voorhanden inden schoot met knop in.


liggen een er

Hoog 0,48 M.
107

24. in zittende rond dubbel lotus-


Vierarmig, houding op een

achterstuk of De is rijk haar-


kussen, zonder
glorie. god gekleed, draagt hooge

tooi als Dein de handen niet te


en een slang upawita. gehouden voorwerpen

herkennen (versleten).

Hoog 0,47 M.

25. Zeer verweerd bemost, gezeten


Ongedetermineerd beeldje. en

vierkante inde handen


op een steenplaat met achterstuk en glorie. Tweearmig,

die de knieën wordt tot de hangend vast-


op rusten, een
op zitplaat voorwerp

Rijk het achterstuk beide zijden den god


gehouden. gekleed. Tegen aan van

tot Het hoofdhaar achteren gestreken


versieringen op schouderhoogte. naar en

in krullen neerhangend.

Hoog 0,40 M.

met hooge
26. Ongedetermineerd beeld. Tweearmig, rijk gekleed

haartooi; vierkante steenplaat met achterstuk. Zeer verweerd,


gezeten op een

bemost en versleten. Het achterstuk aan beide zijden, linkerarm met hand en

rechterhand
weggebroken.

Hoog 0,49 M.

27. Parwati. Zeer bemost verweerd, in staande


beschadigd, zeer en

houding met achterstuk en glorie. Boven de knieën dwars doorgebroken

de rechter achterband houdt het bidsnoer,


(ondergedeelte mankeert). Vierarmig,

de linker den de rechter voorhand is tot midden de bor-


vliegenwaaier; voor

het daarin niet te herkennen (hand


sten gebracht, gehouden voorwerp en voor-

linker voorhand het midden den buik


werp gedeeltelijk weggebroken), voor van

Zeer fraai
naar boven geopend, terwijl en een knop in is gelegen. gekleed, hooge

haartooi, één ineen bocht beneden loopende band, dubbel


lange naar vrouwe-

de den buikband in fraai strikken bevestigd


snoer, slippen van groote geknoopte

beide beneden Rechts in het achterstuk vlam


aan zijden naar hangend. een

boven den linkerkant rooie lotusbloem. Rechter bo-


naar kronkelend, aan een

venhoek van het achterstuk weggebroken.

Hoog 0,98 M.

buffel, die ligt links. De


28. Durga. Vierarmig, staande op een naar

met dubbel De linker achterband raakt het


godin was rijk gekleed, vrouwensnoer.

haar van den daemon, beide voorhanden en hoofd, rechter achterband,


armen,

het achterstuk weggebroken; idem linkerarm van den daemon,


bovengedeelte van

die met het rechterbeen inden nek van den buffel zit. De buffel ligt op
nog

waarschijnlijk los onderstuk gestaan); zijn


den grond (heeft vroeger op een

rechter is Zeer verweerd, versleten bemost.


voorpoot weggebroken. en

Hoog 0,85 M.
108

29. Durga. Zeer beschadigd en bemost, achtarmig, in rijke kleeding.

De linker voorhand in het haar den de daarachter hand


van daenion, volgende

houdt den alle handen ook het hoofd,


boog, overige armen en weggebroken, zoo

een
gedeelte van de rechterborst, en het bovengedeelte van het achterstuk. De

buffel is lotuskussen den buffel linkerhoek lotuskussen


op een gelegen ; kop van en

weggebroken. De daemon houdt links het schild en rechts een kort zwaard.

Hoog 0,90 M.

30. (jüwa Quru. De god is tweearmig en staat een vierkant


op

lotuskusseu met een ogiefvormig, geornamenteerd achterstuk, draagt een punt-

baard, en is eenvoudig gekleed, een breed band als upawita. De ooren zijn

lang naar beneden uitgerekt, het haar is koepelvormig opgemaakt. De onder-

inden elleboog ter de


armen
gebogen naar voren
gebracht; hoogte van

heupen houdt de rechterhand het bidsnoer, de linkerhand is versleten.


gedeeltelijk

Het is besmeerd. Dwars midden ach-


aangezicht met teer door het gebroken;

terstuk rechts links linkerhoek


geheel, gedeeltelijk weggebroken; eveneens van

het lotuskussen.

Hoog 0,87 M.

31. Ongedetermineerd beeld. Staande op een vierhoekige steenplaat

met achterstuk het haar ineen fraai


en
glorie. Tweearmig, zeer rijk gekleed, ver-

sierde hooge tooi opgemaakt, waarvan de haarvlechten achter de schouders


op

Een als Over de linkerschouder


neerhangen. gekorreld snoer upawita. hangt

vliegenwaaier. De zijn beneden uitgerekt doch zonder


een ooren lang naar

versiering. Boven de ellebogen dwars door midden beide borsten


gebroken,

beschadigd. Het aangezicht is met teer besmeerd. Het achterstuk bijna geheel

weggebroken.

Hoog 0,87 M.

32. Quru. In staande


houding steeuplaat met achter-
Qiwa op een

stuk in knevel Tweehan-


en glorie eenvoudige kleeding met een en puntbaard.

dig, de linker houdt het bidsnoer, de rechter den vliegenwaaier met van

onderen Aan den linker schouder menscheuhoofd


een soort gendi. een
op een

gelijkend voorwerp, waarvan het ondergedeelte is weggebroken. Op den rechter-

schouder heeft dat thans is Het haar in


een
voorwerp gelegen, weggebroken.

een hoog tooisel opgemaakt; de god draagt halsketting en buikband als ver-

siering. Boven de ellebogen dwars door gebroken, het achterstuk aan beide

zijden gedeeltelijk weggebroken, het geheel zeer verweerd.

Hoog 0,82 M.
109

33. Ongedetermineerd beeld. Tweearmig, in staande houding op een

met achterstuk. Het rechterbeen iets zijwaarts achteruit


gewone steenplaat ge-

knie. De rechterarm met de hand


plaatst met
gebogen naar voren
omhoog gebogen,

de beneden gebogen, duim


tegen de borst, naar voren
geopend; vingers naar en

wijsvinger houden een naar boven over den schouder loopenden bloemstengel.

Het linker ligt de heup, de hand hangt iets beneden


polsgewricht op
naar

in is de boven stengel
terwijl er een knop gelegen, waaraan naar
loopende

heeft (thans weggebroken). Een fraai opgemaakte


waarschijnlijk vastgezeten

haartooi, beenringen, breede gordel tot de


halsketting, arm- pols- en een over

weerszijden tot fraaie strikken vereenigd, de


dijen hangende en aan waarvan

breede banden beneden Dwars door hals achterstuk gebro-


naar hangen. en

met klein het achterstuk staat los


ken. Het hoofd een gedeelte van er
op.

Hoog 0,82 M.

34. beeld. Zeer verweerd bemost, in staande


Ongedetermineerd en

met achterstuk; de rechterknie is wat


houding op
een steenplaat naar voren

Het haar in krullen tot glorie gevormd. De rechterhand houdt


gebogen. een

den vaneen knots, waarvan het middelgedeelte is weggebroken.


greep

M.
Hoog 0,72

35. Wishnu. De god is in staande houding, op een dubbel vier-

lotuskussen vier Zeer rijk gekleed, met haar-


kant met armen voorgesteld. hooge

tooi. De rechter achterband houdt de cakra, de linker den vliegenwaaier. De

handen Het beeld is dwars door buik achter-


voorarmen en weggebroken. en

stuk gebroken.

Hoog 0,68 M.

36. Brokstuk vaneen staand tweearmig beeldje, zeer verweerd en

te zien is de linkerarm met hand, die ter hoogte


bemost, waarvan
nog romp,

de houdt, een bovengedeelte van het achterstuk.


van hepp een voorwerp en

M.
Hoog 0,35

37. Brokstuk. Twee beenen vaneen staand beeldje een vierkante


op

met achterstuk.
steeuplaat

M.
Hoog 0,28

38. Brokstuk vaneen rijk gekleed vierarmig beeldje in staande

Het linker hand het ondergedeelte vanaf de


houding. hoofd, onderarm, en

Zeer verweerd bemost, is verder niets te herkennen.


knieën weggebroken. en er

0,34 M.
Hoog
110

39. Brokstuk vaneen staand beeldje een rond dubbel lotus-


op

kussen, dat is vierkante steenplaat met achterstuk, boven de


gelegen op een

dijen schuin naar achter weggebreken.

Hoog 0,31 M.

40. Brokstuk vaneen staand beeldje een vierkant lotuskussen


op

achterstuk. Ter den buik schuin boven weggebroken.


met hoogte van naar

Hoog 0,31 M.

41. Brokstuk. Een vierkante steenplaat de voeten vaneen


waarop

Garuda staan.

De plaat 0,40 X 0,20 M.

42. Brokstuk. Twee voeten vaneen Garuda staande een steen-


op

plaat van 0,18 X 0,37 M.

43. Brokstuk In staande houding met achterstuk


vaneen
(jliwa.

Op de linkerschouder vliegenwaaier, rechts in het achterstuk de


en glorie. een

drietand. Verder valt niets te herkennen. Zeer verweerd en bemost. Het hoofd

en het ondergedeelte van het lichaam weggebroken.

Hoog 0,43 M.

44. Tweearmig, rijk gekleed met hooge haartooi knevel.


Qiwa. en een

den linker schouder de rechts in het achterstuk de drietand.


Op vliegenwaaier,

als achter het hoofd glorie. Het onder gedeelte vanaf de


Slang upawita, een

borsten weggebroken.

M.
Hoog 0,34

45. Trimurti. Het bovengedeelte vaneen lichaam met drie hoofden

rechts, links ziende; Vanaf den buik


naar en naar voren was vierarmig.

weggebroken.

M.
Hoog 0,35

46. Brokstuk vaneen tweearmig beeldje mef achterstuk, waarvan

versierd haartooisel te herkennen valt. Dwars door het midden


nog een hoog

gebroken, onderste gedeelte mankeert.

M.
Hoog 0,40

47. Brokstuk Zeer verweerd bemost. De


vaneen Durga. en
nog

linkerhand heeft het haar den daemon de rechter


aanwezige van
gegrepen,

den staart den buffel. Het bovengedeelte vanaf den buik


van
weggebroken.

Verder niets te herkennen.

Hoog 0,36 M.
111

48. beeld. In staande


houding, vierhandig, in
Ongedetermineerd

de achterband rechts het bidsnoer, links de vliegenwaaier; rechter voorhand

voor het midden van de borst, linker in het midden voor den buik, de daarin

versleten. Hooge haartooi rijk gekleed. Voeten met


gehouden voorwerpen en

het onderstuk weggebroken. Het beeldje is verweerd


een
gedeelte van zeer en

bemost, zoodat verder niets te herkennen is.

M.
Hoog 0,55

Mahadewa. In staande rijk


49. Qiwa als houding, zeer gekleed,

inde achterbanden rechts het bidsnoer, links de vliegenwaaier.


vierhandig,

als Inde versierde haartooi de halve in het


Slang upawita, hooge maan,

midden van het voorhoofd het derde Boven de onderarmen dwars door-
oog.

mankeert.
gebroken, ondergedeelte

Hoog 0,47 M.

Brokstuk Met rijk versierde koepelvormige haar-


50. vaneen (Jiiwa.
halve zonder als
tooi, waarin een maan, lang uitgerekte ooren versiering, slang

linkerhand met daarin gehouden dat niet te onder-


upawita, een
voorwerp,

scheiden is. Het ondergedeelte weggebroken. Zeer verweerd en bemost.

M.
Hoog 0,81

51. Brokstuk vaneen Qaruda. In vliegende houding met een

menschenhoofd; aangezicht versleten. Een geornamenteerd achterstuk. Zeer bemost.

met voeten weggebroken.


Ondergedeelte

Hoog 0.37 M.

52. Brokstuk vaneen zeer verweerd, bemost en


beschadigd beeldje.

met den Het vanaf den buik


Tweearmig, kop vaneen aap(?). ondergedeelte

Linkerhand ter den bek gebracht. Versierd met


weggebroken. hoogte van een

halssnoer. Zeer verweerd bemost.


grof gekorreld en

Hoog 0,41 M.,

53. Brokstuk. Twee voeten, staande een vierkant lotuskussen,


op

zeer verweerd en bemost, het overige weggebroken.

Lotuskussen 0,30 X 9.20 M.

54. Brokstuk. Twee voeten vaneen Garuda staande op een vier-

kante dikke steenplaat.

Plaat 0,39 X 9,22 M.


112

Zeer verweerd bemost, vierarmig,


55. Ongedetermineerd beeldje. en

zittend dubbel vierkant lotnskussen met achterstuk, de voorhanden


een
op

rusten de knieën; hoofd en boven achtergedeelte weggebroken.


op

0,49 M.
Hoog

met ’t als No. 55.


56. Ongedetermineerd beeldje glorie, voor overige

Hoog 0,36 M.

Als No. ’t
57. Ongedetermineerd beeldje. 56, tweearmig; voor

overige niets te herkennen.

M.
Hoog 0,40

In zittende vierkant
58. Ongedetermineerd beeldje. bondig op een

lotuskussen. Vierarmig; voorarmen,


hoofd en boven achterstuk weggebroken.

Zeer verweerd en bemost, niets te herkennen.

Hoog 0,32 M.

59. Brokstuk vaneen vierarmig beeldje in zittende houding op een

Zeer verweerd
vierkant lotuskussen met achterstuk; al het overige weggebroken.

en bemost.

M.
Hoog 0,33

beeldje, dubbel lotuskussen,


60. Brokstuk vaneen gezeten op een

linkerhand de knie; bovengedeelte weggebroken. Verder niets te her-


de ligt op

kennen.

Hoog 0,26 M.

Zeer verweerd bemost, in zittende


61. Ongedetermineerd beeldje. en

vierkante steenen met achterstuk. Rijk gekleed. Hoofd, boven


houding op
een plaat

rechterhand linkerhand rust de knie.


achterstuk en weggebroken, op

Hoog 0,37 M.

In zittende houding
62. Ongedetermineerd vrouwenbeeldje. op

lotuskussen, is vierkante met


een dubbel vierkant dat gelegen op een steenplaat

voorhanden, hoofd achterstuk


achterstuk. Vierhandig; en bovengedeelte wegge-

is Zeer verweerd bemost; niets verder te


broken. De godin rijk gekleed. en

onderscheiden.

Hoog 0,48 M.

63. Nisje met een zittend beeldwerk, tweearmig, versierde haartooi,

beide handen in het midden voor de borst. Bemost en verweerd.

0,44 M.
Hoog
113

64. Brokstuk vaneen groot beeld met rijke kleeding, waarvan


nog

linkerschouder en een gedeelte van rechterborst te zien is.

Hoog 0,45 M.

65. in staande met


Ongedetermineerd beeldje, houding achterstuk

glorie, rijk gekleed. Vierhandig, de achterband rechts houdt het


en
bidsnoer,

de linker den de voorhanden, het hoofd, het


vliegenwaaier; de voeten en
grootste

gedeelte van het onderstuk weggebroken. Zeer verweerd en bemost.

Hoog 0,47 M.

66. Ongedetermineerd beeldje. In staande


houding op
een steen-

plaat met achterstuk. Rijk gekleed, slang als Tweearmig; rechterhand


upawita.

rust een knots, de linker is weggebroken, evenzoo rechterschouder, hoofd,


op

bovengedeelte achterstuk en
voorgedeelte der steenplaat met de voeten.

Hoog 0,50 M,

67. In staande
Ongedetermineerd beeldje. houding op een vier-

kante steenplaat met achterstuk. Vierarmig, inde rechter achterband is


nog

even het bidsnoer te herkennen. Hoofd met bovengedeelte achterstuk en voor-

handen Zeer verweerd bemost.


weggebroken. en

Hoog 0,45 M.

68. Ongedetermineerd beeld. In staande steen-


houding op een

plaat met achterstuk. Tweearmig; de rechterhand rust een knots, de linker


op

de dij. Hoofd bovengedeelte achterstuk de lin-


van voren
op en
weggebroken,

kerknie Zeer verweerd


een weinig naar voren nitgebogen. en bemost.

Hoog 0,43 M.

69. Ongedetermineerd beeld. In staande linkerknie links


houding,

zijwaarts gebogen. Tweearmig, rechterhand langs het lichaam neerhangende,


linkerhand ter hoogte den schouder het daarin
van
gehouden; gehouden voor-

wérp is niet te herkennen. Rijke versiering. Hoofd, bovengedeelte achterstuk

onderstuk tot met de rechterknie


en en weggebroken.

Hoog 0,54 M.

70. (jüwa Quru (?). Een eenvoudig gekleede, in


zwaarlijvige figuur
staande houding met achterstuk; tweearmig. Een haartooi
koepelvortnige met

knevel langen puntbaard, dik als Beide handen


en een snoer upawita. en onder-

gedeelte vanaf de knieën weggebreken, zeer verweerd en bemost.

Hoog 0,63 M.

Rapport 1912, g
114

Ouru Zeer verweerd bemost, in staande


71. Qiwa (?). en houding.

rechterarm het lichaam beneden hangend, de hand iets


Tweearmig, langs naar

boven met knop in gelegen. Lin-


naar voren gebracht en naar geopend, een er

kerhand haartooi, knevel, dun


weggebroken. Koepelvormige puntbaard en een

als vanaf de knieën bovenachterstuk


snoer upawita. Ondergedeelte en
wegge-

broken.

Hoog 0,72 M.

72. Guru. In staande bonding met achterstuk en glorie,

knevel. linkerarm
hooge haartooi, puntbaard en Tweearmig, een
weinig gebo-

de hand ter hoogte der heup omvat de hals vaneen waterkruik. Op den
gen,

linkerschouder de rechterarm, het achter-


vliegenwaaier; grootste gedeelte van

stuk vanaf de
dijen Zeer verweerd bemost.
en ondergedeelte weggebroken. en

Hoog 0,66 M.

73. Ongedetermineerd beeld. Zeer verweerd en bemost, in staande

zonder achterstuk, met Het


houding, hoogen haartooi, tweearmig. ondergedeelte

vanaf de knieën weggebroken.

Hoog 0,78 M.

74. Wishnu. In staande rond dubbel lotuskussen


houding op een

met achterstuk en glorie. Vierarmig, de rechter achterband houdt de cakra,

de linker de de rechter
schelp, voorarm met hand weggebroken, de linkerhand

rust den de knots. De haartooi. Het beeld is


op greep van god draagt een hoogen

dwars door midden ter der


gebroken, hoogte ellebogen, en is zeer verweerd.

Hoog 0,92 M.

75. Brokstuk beeld in


vaneen zeer rijk gekleed staande
houding,
zonder achterstuk. Een breede band als upawita. Hoofd, armen en voeten met

het ondergedeelte weggebroken. Zeer verweerd en bemost.

Hoog 0,80 M.

76. Brokstuk. Als No. 75, met gekorreld snoer als upawita. Rechter-

hand rustende de
arm en
nog aanwezig, op heup.

Hoog 0,67 M.

77. Brokstuk vaneen tweearmig beeldje, zonder achterstuk. Een

gekorreld snoer als upawita. Onderarmen en handen naar voren gebracht; de

rechterhand rust
op een knots, linker versleten. Hoofd en
ondergedeelte met

de voeten weggebroken, zeer verweerd en bemost.

Hoog 0,58 M.
115

78. Brokstuk vaneen staand, tweearmig, rijk gekleed beeldje. Rech-

terhand langwerpig houdend, dat onder


op borsthoogte een
voorwerp naar

pijlachtig uitloopt; linkerhand voor het midden van den buik naar boven
geo-

pend. Hoofd, grootste gedeelte van het achterstuk, onderstuk en voeten weg-

gebroken. Zeer verweerd en bemost.

Hoog 0,57 M.

79. Brokstuk vaneen tweearmig, rijk gekleed beeldje met achter-

stuk. Beide onderarmen met handen onderstuk met voeten


en
weggebroken.
Een gekorreld als Zeer verweerd bemost.
snoer upawita. en

Hoog 0,49 M.

80. Brokstuk vaneen tweearmig beeldje in staande


houding met

achterstuk. Een dun als upawita. Linkerhand ter de


snoer
hoogte van heup,

rechter onderarm met hand, hoofd, het lin-


grootste gedeelte van achterstuk,

kenbeen boven de knie af, rechtervoet onderstuk Zeer


van en weggebroken.

verweerd en bemost.

Hoog 0,49 M.

81. Brokstuk. Twee beenen vaneen staand beeldje.

Hoog 0,39 M.

82. Brokstuk vaneen rijk gekleed beeld, waarvan


nog
te zien is:

rechterschouder, borst en bovengedeelte van den buik, zeer verweerd en bemost.

Hoog 0,37 M.

83. Brokstuk tweearmig beeldje, staande


van
op een steenplaat

met achterstuk. Rechterarm ter de heup gehouden, linkerarm


hoogte van naar

beneden hangend met inde hand dat waterkruik Hoofd


een
voorwerp, een
lijkt.

en bovengedeelte achterstuk weggebroken. Zeer verweerd en bemost.

Hoog 0,58 M.

84. Steenblok met een menschelijke figuur en basreliëf, in knielende

zittende de rechterknie. Linkerhand boven het


houding op zijwaarts hoofd, het

daarin gehouden niet te herkennen. Het haar beide in


voorwerp meer naar zijden

krullen afhangende. Rechterarm been verweerd bemost.


en weggebreken, zeer en

Hoog 0,50 M.

85. Yoni. Als voetstuk in in-


vaneen
lingga, gebeiteld gladde en

uitspringende banden, met boven- en beneden-ojief. De tuit, die van onderen

is
geornamenteerd was, afgebroken.

Bovenvlak 0,57 X 0,57 M.


116

86. Parwati. Een mannelijke en een vrouwelijke godheid in


Qiwa en

staande dubbel lotuskussen, hetwelk is gelegen een


houding op een op georna-

met achterstuk ieder vierhandig rijk


menteerd onderstuk, en glorie’s; en zeer

de het achterstuk drietand. Het beeldje


gekleed. Tusschen glorie’s tegen een

dat niets verder te herkennen is.


is zoo verweerd en bemost,

Hoog 0,73 M. (buitenkant achterstuk).

beeld. In staande zonder achter-


87. Ongedetermineerd houding,

de versierde Het haar ineen kegelvormigen


stuk met een aan zijden glorie.

De met ronde versierd. Een


niet hoogen tooi opgemaakt. ooren zijn knoppen

als Beide onder de schouders, beide voeten niet


gekorreld snoer upawita. armen

onderstuk het gedeelte der glorie weggebroken. De linkerhand


en grootste

den houdt de heup dat niet


(achter pols afgebroken) op een
voorwerp,
meer

te herkennen is. Zeer verweerd en bemost.

Hoog 1,10 M.

88. beeld. In staande houding, de rechterheup


Ongedetermineerd
achter dubbel lotuskussen, gelegen
een weinig naar uitgebogen, op
een
op een

achterstuk dubbel
vierkante dikke steenplaat, met en glorie. Draagt vrouwen-

is versierd heeft haartooi.


snoer en zware oorhangers, zeer rijk en een
hoogen

beide met handen rechter achterband weggebroken,


Vierarmig, voorarmen en

evenzoo het
voorwerp,
dat inde linker achterband gehouden werd. Op de

lotuskussen zit in knielende


steenplaat links tegen het een menschelijke figuur

linkerhand de knie met den


houding, gezeten op
het linkerbeen. De ligt op

de rechter terwijl het daarin gehouden


rug naar boven; op schouderhoogte,

het hoofd is. Zeer verweerd bemost.


voorwerp
evenals weggebrokeu en

0,96 M., het achterstuk gemeten.


Hoog aan

89.

met achterstuk. Het gezicht, de haartooi, boven-


is gelegen op een steenplaat

Rechterarm het lichaam


achterstuk en rechterhand weggebroken. hangt langs

boven met de hand den


naar beneden, linkerarm
gebogen naar
gebracht tegen

schouder geopend. Op beide schouders ligt een drietand,


aanliggend naar voren

Links naast het lotuskussen lotusbloem


waarvan de steel onder de armen loopt. een

tot ter hoogte de heup. Een voorwerp, dat rechts


uit de steenplaat opklimmende van

is thans weggebroken. De is rijk gekleed.


tegen het achterstuk gezeten heeft, god

Hoog 0,97 M.

beeld. In staande houding steenplaat


90. Ongedetermineerd op een

wet achterstuk. Rechterbeen rechts zijwaarts geplaatst met gebogen knie, zoodat het
117

been rust het voorste gedeelte den terwijl hiel


op van voet, de opgelicht is en

tegen de binnenzijde den linker enkel leunt. Linkerarm rechter


van
geheel,
boven de evenals
elleboog weggebroken, bovengedeelte achterstuk en linker-

hoek steenplaat. Het gezicht het midden de borst Verweerd


en van beschadigd.

en bemost.

Hoog 1,02 M.

91
Ongedetermineerd beeld In staande houding
(Qiwa?). opeen

vierkante steenplaat zonder achterstuk of rechterarm


glorie. Tweearmig, een weinig

baud weggebroken ; linkerarm, langs het lichaam beneden


naar voren gebogen, naar

hangend, houdt de waterkruik. De god draagt rijke Hoofd linker


kleeding. en

helft de steenplaat weggebroken. Het beeld is bovendien dwars


van
doorgebroken

op kniehoogte. Verweerd en bemost.

Hoog 0,87 M.

92. In zittende De
Leeuwtje. houding op de achterpooten. tong hangt

lang uit den wijd geopenden bek; aan weerszijden slagtanden. De klauwen

beide voorpooten ter de half In het


van
hoogte van
oogen naar voren geopend.

midden den is vierkante Verweerd bemost.


op kop een
inkapping uitgebeiteld. en

Hoog 0,36 M.

93. Yoni met in- tuit


gladde en
uitspringende banden; weggebroken.

Bovenvlak 0,51 X 6,51 M.

94. Steenblok, op
hetwelk en relief een liggende olifant is
weergegeven,

twee menschelijke figuren in vechtende zitten.


waarop houding

Voorvlak 0,43 X 6,34 M.

95. Topstuk in linggavorm met een vierkant stuk van onder, verder

achthoekig in twee verschillende afmetingen en naar boven ineen zuiltje uitloopend.

Hoog 0,45 M.

96. Gedeelte met in-


uitspringende
vaneen topversiering, en

vakjes in twee etages. In ’t midden een


vierkant, waarin een nokstuk met een

leeuwtje, de beide borst. In het


daarop gezeten voorpooten aan
zijden van de

midden den kop vierkante Verweerd bemost.


op een
tap. en

Hoog 0,58 M.

97. Gedeelte vaneen topversiering, met in- en uitspringende

vakjes en van boven een vierkante opening; in vier etages.

Hoog 0,50 M.
118

98. Steenblok, hetwelk en relief een


liggende olifant is weergegeven,
op

verweerd bemost.
waarop een menschelijke figuur zit, zeer en

Hoog 0,49 x 0,34 M.

met twee met in-


99. Gedeelte vaneen topversiering etages en

Een tweede met drie etages.


uitspringende vakjes. gedeelte opgaande

Hoog 0,37 en 0,30 M.

Nandi. met alle vier de onder het lijf geslagen


100. Liggende pooten

Om den hals groot gekorreld halsband.


op een vierhoekige steenplaat. hangt een

Steenplaat 0,92 X 0,42 M.; hoog 0,52 M.

bekapt onderstuk. De linker


101. Nandi. Liggende op een hoog,

halskwab. Dwars door midden


voorpoot is omgebogen naar de gebroken,

zeer verweerd en bemost.

40 M.; hoog 0,63 M.


Steenplaat 0,86 X

Nandi. met de rechter


102. Liggende op een vierhoekige steenplaat

de halskwab omgebogen, verweerd bemost.


voorpoot naar zeer en

0,56 0,32 M.; M.


Steenplaat X hoog 0,45

103. Nandi. Als No. 102, maar met de linker voorpoot naar de

halskwab omgebogen; kop weggebroken.

0,55 0,30 M.; M.


Steenplaat x hoog 0,35

104. Nandi (Buffel). Zeer verweerd bemost, als No. 103


en
liggende

op een vierhoekige steenplaat.

Steenplaat 0,66 X 0,39 M.; hoog 0,49 M.

105. Nandi. vierhoekige steenplaat als No. 103.


Liggende op een

Linker helft der plaat met voor- en achterpoot weggebroken. Om den hals

een grof gekorrelde band.

0,73 M.
Hoog 0,50, lang

106. Nandi. vierhoekige steenplaat met de linker


Liggende op een

voorpoot onder den hals geslagen. De voorhoeken der plaat zijn afgerond. Als

versiering een
grof gekorreld halsband.

Steenplaat 0,85 X 0,44 M.; hoog 0,45 M.

107. Trapleuning. Gedeelte vaneen geornamenteerde trapleuning

met
nitgebeitelden kala-kop.

Hoog 1,17 M.
119

108. Makara-fragment.

Hoog 0,48 M.

109. Luik voor licht en luchtverversching.

Hoog 0,50 M.

110. Luik als No. 109.

Hoog 0,50 M.

111. Kop bals slang.


Naga. en vaneen

Hoog 0,77 M.

112. Ronde zuil, van onderen een kleine vierkante tap.

Hoog 0,44 M,; diameter 0,22 M.

113. Ronde zuil, met hals, ondergedeelte weggebroken.

Hoog 0,59 M.

114. Slangenkop met hals; ondergedeelte vierkanten


Naga. vaneen

bek. Boven ’t midden kop vierkant


tap voorzien. Opengesperde in van den een

uitgebeiteld, waarin een tjoepoek staat. Hals en kop zijn met schubben bedekt.

Hoog 1,07 M.

115. met klein vogeltje. Zeer verweerd


Makara-fragment, een en

bemost.

Hoog 0,35 M.

116. Basreliëf. Gedeelte vaneen basreliëf, vaas met bloemen, bemost

en verweerd.

Voorvlak 0.40 X 0.45 M.

117. Kala-kop. Bovengedeelte vaneen kala-kop, waarop een palmet

als bekroning staat.

voorvlak 0,76 M.; X M.


Hoog 0,25, palmet 0,25 0,59

118. Kala-kop. Brokstuk vaneen kala-kop.

basis 0,44 M.
Hoog 0,28,

J
120 nis met inzetstuk; met de klauwen
). Kala-kop voor een naar voren.

in ’t midden 0,28, breed 0,48, diep met inzetstuk 0,54 M.


Hoog

121. Makara-fragment, ondergedeelte vaneen traparm, zeer ver-

weerd en bemost.

Hoog 0,43, lang 0,75 M.

1) No. 119 is weggevallen.


120

122. Topstuk vaneen tempelversiering.

Hoog 0,32 M.

123. Yoni. Verweerd, bemost en


beschadigd; tuit, linker onder- en

rechter zijhoek weggebroken.

Hoog 0,32 M.; bovenvlak 0,41 X0,41 M.

124. Brokstuk vaneen groot, rijk gekleed beeldwerk in zittende hou-

ding een vierkante steenplaat, hetwelk een dik snoer als upawita droeg.
op

Overgebleven is het achter zitvlak met een gedeelte der steenplaat.

Hoog 0,40 M.

125. Kala-kop zonder bovenstuk.

Hoog 0,29, breed 0,72 M.

126. Band onder een lijstwerk, waarin twee rozetten zijn gebeiteld.

Hoog 0,12, breed 0,58 M.

127. Kala-kop afkomstig van boven een nis.

Hoog 0,21, breed 0,70, diep 0,38 M.

128. Nisje, waarin een hoofd met een puntbaard en koepel vorm igen

haartooi lang is Linker onderhoek weggebroken,


en
uitgerekte ooren
gebeiteld.

verweerd en bemost.

Hoog 0,35 M.

129. Palmet, linker bovenhoek


weggebroken.

Hoog 0,30, breed 0,42 M.

130. Stuk vaneen trapleuning. Leeuwenkop, liggende op


de voor-

pooten. Op den kop een beeldje in zittende houding. Zoo verweerd, bemost en

dat niets verder te herkennen is.


beschadigd,

Hoog 0,48, breed 0,27, lang of diep 0,46 M.

131. Palmet.

Hoog 0,35, breed 0,43 M.

132. door De zat het


Zonnewagen, zeven paarden getrokken. god op

middelste paard. Hoofd, rechterarm bijna alle koppen der


en paarden zijn weg-

gebroken. Zeer verweerd en bemost, verder niets te onderscheiden.

Hoog 0,43, breed 0,49 M.


121

133. Palmet.

Hoog 0,39, breed 0,41 M.

134. Makara als spuier, verweerd, bemost


zeer en beschadigd

Hoog 0,34, lang 0,50 M.

135. Makara=fragment.

Hoog 0,29 M.

136. Nis. Afdekking boven een nis met iuzetstuk.

Hoog 0,23, breed 0,75, M.


diep 0,30

137. met inzetstuk.


Kala-kop

Hoog 0,24, breed 0,70, diep 0,38 M.

138. Steenblokje met een mensehenhoofd en basreliëf.

Hoog 0,27 M.

Verder acht bekapte steeuen, fragmenten enz.


OPGAVE

DER

Hindoe-oudheden inde residentie Banjoemas.

DOOR

E. A. SEL L.

A. Afdeeling Banjoemas.

I. District Banjoemas.

Uit dit district in liet Museum het Bat. Gen. opgenomen:


afkomstig en van

Desa Kedawoeng.

de uiteinden elkaar
Ring, bestaande uiteen rond staafje, waarvan langs

heen uiteinden zijn elk versierd met bloemwerk en met een


gebogen zijn; de

steen of ontbreekt.
blauwen (turkis glas), waarvan er een

Arcb. Cat. No. 1405.

Not. 1879 168 j.


p.

dun in het midden dik de


Knoop, zijnde een gouden staafje, en aan

uiteinden, in het midden met eene winding als oog gedraaid.

Arcb. Cat. No. 1525.

Not. 1879 168.


p.

11. District Soekaradja.

Desa Keboetoek.

waarin thans ont-


Oorknop met een bloemvormig versiersel, op zij een

brekend steentje heeft.


gezeten

Arcb. Cat. No. 1422.

Not. 1872 2, No. 5.


p.
123

Desa Sambeng=koelon.

Diadeem, zijnde:

Een band dun zilver, 1 c.M. rechtopstaande stuk-


a. van breed, waaraan

ken van zilver- en goudblad bevestigd zijn; de acht zilveren stukken zijn hoog

12, van onder + 1 c.M. breed, naar boven toe geleidelijk breeder tot

4 5 toe daar de 2 stukken


en en met
bogen en
punten uitgeschulpt; gouden

zijn gelijk aan de zilveren, maar slechts 9 boog; van de zilveren platen zijn

er meer
geweest, daar er 2 gebroken stukken bij zijn.
nog

b. De den diadeem, namelijk bloem


middenversiering van eene van

goudblad, waarin een kristalen kogel van 3 middelijn en daarachter eerst 2 gouden

dan 2 zilveren als sub achter telkens


en plaatjes a, naar toe langer en waarvan

het achterste, dat van zilver is, 15 hoog is.

vier bloemen goud zilverblad.


c. Fragmenten van van en

Deze verschillende stukken door den Heer W. P. Groeneveldt tot


zijn

een geheel vereenigd.

Arch. Gat. No. 1537.

Not. 1880 89.


p.

Desa Soekaradja=Lor.

zooals door Wishnu andere wordt.


Schelp, en
sommige góden gedragen

Goud Lang 3,1.

Arch. Gat. No. 1542a.


Vervolg

Not. 1887 96. Bijl. VI.


p.

Desa Bandjar=anjar.

brons, met vasten breeden voet. De in af


Schaal, vorm wijkt zooverre

andere 1732 hier buitenrand


van nummers (No. en 1732a), dat
geen platte

bovenaan zich bevindt de schaal ook voetstuk staat, waardoor


en
op een hooger

de minder mooi Onderaan ziet rondom niet onfraaie,


proportiën zijn. men een

tamelijk breede bloemversiering. Verder versiering. Het geheel lomper


geen

en met minder bewerkt dan 1732a. Grootste middellijn boven 22,8, diameter
zorg

den voet 17, 14.


van hoogte

Vervolg Arch. Gat. No. 17325 (Inv. 4234).

Not. 1900 93i. Bijl. XVII.


p.

Schaal, brons, met vasten breeden voet. Ook hier platte buitenrand
geen

bovenaan, althans niet nadert dit in


meer aanwezig, overigens voorwerp vorm

No. 1732a. Het is rondom versierd met


en
proportiën meer
bovengedeelte een

parelrand en een rand van figuren in basreliëf. Een zeer breede insgelijks ge-
124

figureerde rand in basreliëf bevindt zich onderaan inden voet. De versiering

de helft bijna
is zeer fraai. Jammer dat ’t voorwerp zwaar beschadigd is, van

den bovenrand ontbreekt.

Grootste boven 21, diameter den voet 18. Hoogte (voor zoo-
middelijn van

te daar misschien een deel van den bovenrand ontbreekt) 12.


ver
op geven,

Vervolg Arch. Cat. No. 1732 c (Inv. 4235).

Not. 1900 93i. XVII.


p. Bijl.

Desa Silado.

met fraaie buiten-


Oorsieraad, goud, kleine ronde ring filigraanversiering

op.
Van binnen hol. Grootste diameter 1,6.

Arch. Cat. No. 1468e (Inv. 4848).


Vervolg

Not. 1906 59. XI.


p. Bijl.

Desa Kembangan.

4937 door-
Schijfjes, verweerd marmer (zeven stuks); No. 4935 en zijn

tot 3. Dikte tot 1.


boord. Middelijn 3,5 1,7

Vervolg Arch. Cat. No. 1227 b (Inv. 4935, 4936, 4937).

Not. 1909 63 en 88. Bijl. XV.


p.

Kom, brons, aan den bodem een weinig beschadigd. Middelijn 14,6.

Diepte 4.

Vervolg Arch. Cat. No. 1694/ (Inv. 4931).

Not. 1909 63 en 88. Bijl. XV.


p.

Kom, brons, aan den bodem sterk beschadigd. Middelijn 12,5. Diepte 4,2.

Vervolg Arch. Cat. No. 1694m (Inv. 4932).

Not. 1909 63 en 88. Bijl. XV.


p.

met voet. De bodem is verloren De voet 4934


Kom, brons, gegaan.

de kom 13,2, den voet 6.


werd er los bij gevonden. Middelijn van van

Vervolg Arch. Cat. No. 1734/ (Inv. 4933, 4934).

Not. 1909 63 en 88. Bijl. XV.


p.

Desa Klahang.

is versierd met rood


Ring, goud. De ronde zegelplaat eeu
beschadigd,

of dat is dooreen parelrandje. Door middel


steentje (robijn glas?), omgeven

van twee gouden plaatjes is het op


den
ring gezet en steunt aan weerszijden op

evenals de 1349, 1333a


het in hoog relief aangebrachte lofwerk bij nummers
125

en andere. Het lofwerk vormt de uitloopers van twee


gleuven, die langs den rand

Het steunsel de dat deze hersteld


loopen. van
zegelplaat wijst erop ring indertijd

is wat ook de zichtbaar is. Grootste 2,1.


geworden, aan binnenzijde middelijn

Vervolg Arch. Cat. No. 13495 (Inv. 4921).

Not. 1909 p. 37. Bijl. XV.

Desa Mersi.

Trom, brons, beschadigd. Van het ondereinde rest slechts een gedeelte.

Hoogte 51 c.M., diameter bovenvlak 65 c.M. Ster tienstralig (als bij 107Ir/);
de komt het die 10715, doch is verschil
teekening meest overeen met van er

(zie Not.). Versiering van den voet als No. 1071, doch de ooren als bij 1070.

Vervolg Arch. Cat. No. 1071c.

Not. 1899 125. XX.


p. Bijl.

Oorhanger, good, bestaande uit 23 biconvexe ronde stukjes goud van

12 c.M. middellijn, die ineen niet gesloten kring met hun dikste gedeelte

aaneengesoldeerd zijn; df reeks bij de opening aan weerszijden eindigende met

een soortgelijk stukje, dat aan één kant plat is en een gekartelden rand heeft.

Goud van buitengemeen gehalte, de kleur al nieuw.


nog

Vervolg Arch. Cat. No. 1457a.

No. 1899 125. Bijl. XX.


p.

Desa Bersole.

Yakshi of Carwi, ook Kauweri genoemd, gezeten op een troon met

het voetstuk met lotuskussen Rechterhand


geldpotten op en een
belegd. rust

met de de linkerhand steunt den ichneumouhuid-


daarop palm naar boven, op

buidel, die
op
de linkerdij rust. Goedige gelaatsuitdrukking; aureool afgebro-

ken. Het beeld draagt sporen van met goud bekleed te


zijn geweest. Hoog 13.

Vervolg Arch. Cat. No. 5535 (Inv. 5140).

Not. 1910 85,11e. Bijl. 111.


p.

111. District Poerworedjo.

Desa Tjoeroekbolong,

bestaande uiteen middelstuk bestemd tot het houden


Oorring, open,

steen (die is uitgevallen) verder uit twee


vaneen en spiraalvormig gewonden

die te den ring


zijstukken, samen vormen.

Vervolg Arch. Cat. No. 14585.

Not. 1897 131, 15. Byl. VIL


p.
126

in het Museum te Leiden


Uit dit district is verder afkomstig en opge-

nomen:

die
Vingerring, met vierbladig schild, waarin figuren gegraveerd zijn,

voorstellen Naast het schild weers-


wellicht een leeuwen- of monsterkop (?). aan

verdikkingen verder nog twee kleinere verdikkingen, geschei-


zijden eene groote

Diameter 2,5 c.M.


den door drie dwarsriugen.

Leiden 182, No. 2340.


Catalogus p.

IV. District Kaliredja.

Desa Karang-petir.

Doekoeh Kali-galih

lotuskussen met vierkant voetstuk; vierkant


Buddha. Langwerpig
de schouders daarboven eene ronde
achterstuk met versierde randen tot aan en

is Het beeld is
versierd. Het zonnescherm afgebroken.
glorie, op gelijke wijze

zoodat het in vele opzichten niet duidelijk is. Hoog 13,6.


zeer afgesleten,

Arch. Cat. No. 568.

Not. 1877 17.


p.

Desa Bolong.

dat bijna geheel door ouderdom is afge-


Pot, met geelbruin verglaassel,

vallen. Vier horizontale ooren. Hoog 20,5.

Arch. Cat. No. 1896c/.


Vervolg

56. XIX.
Not. 1892 p. Bijl.

Desa Kamoeljan.

bronzen in twee stukken.


Pot. Versierde rand vaneen pot,

No. 5220 —b).


Vervolg Arch. Cat. 1696p. (Inv. a

Not. 1912 3.
p.

B. Afdeeling Poerwokerto.

V. District Poerwokerto.

Desa Tamansari=kidoel.

hot Binnenl. Bestuur bevindt zich ineen gummi-


Volgens opgave van

beeld welk beeld door de desa bewoners


tuin te Fasirloehoer een sirenen ,
aan

de naam is gegeven
van „Tjarangandoel”.
127

Desa Dawoehan wetan.

Op het erf inlander, de


vaneen bij desa-bevolking bekend onder den

uaam panembahan Ardja, staan;

1. Lingga. Een steenen zuil, van beneden vierkant en naar boven rond.

Hoog 46, dwarsdoorsnede 28.

2. Bekapte Vierkant met


steen. een
komvormige uitdieping in ’t

midden van bet bovenvlak.

In bet vierkant 31 X 31.

Bij deze steenen wordt iederen Dinsdag- en


Vrijdag-kliwon door de

desa-bewoners geofferd.

Uit deze in het


afdeeling afkomstig en museum van bet Bat. Gen. op-

:
genomen

Desa Poerwokerto=koelon.

Kinnari. Figuur met hoofd en borsten eener maar verder


vrouw,

het lichaam vogel, met


vaneen
uitgeslagen vleugels en gróote klauwen. Ver-

sierde band boven het voorhoofd, bet baar achter


naar gestreken en inden

bals neervallend, halssnoer. Rond


oorringen en voetstuk en ring op
bet hoofd.

Hoog 6,3.

Arch. Cat No. 767a.

Not. 1880 p.
43.

Desa Qrending.

Top hoofddeksel (?), alleen het


vaneen
bovengedeelte, zijnde een

ovale dop met fraai


puntig drijfwerk en spits toeloopende.

Arch. Cat. No. 1531.

Not. 1866 122.


p.

Desa Karangwangkal.

Garuda, zittende in sila-houdiug op een lotuskussen, dat rust een


op

rechthoekige steenplaat, de banden tegen elkaar omhoog geheven onder den

afgebroken snavel. Het beeld is zeer fraai en


zorgvuldig bewerkt. De
uitge-

spreide vleugels staart bet Het hoofdhaar is achter ineen


en vormen
ruggestuk.

krullende lokken Over


wrong van
opgebonden (z. g. sanggoel). bet midden valt

een
geplooide haarband achteren,
naar waarover een
toempalvormig ornament

ligt. De klauwvormige voeten met de zolen boven.


liggen naar Het beeld is

voorzien van upawita, halsketen, dubbele bovenarmbanden, pols- en enkel-

ringen, groote ringvormige oorsieraden en sjerp. De slippen van die sjerp hangen
naast de gordeleinden voor het lotuskussen af.
128

dit
Daar de Garuda een
sëmbah maakt, heeft vermoedelijk tegen over

Wishnubeeld Hoog 84.


beeld een groot gestaan.

Arcb. Cat. No. 209 (Inv. 4952).


Vervolg f.

Not. 1909 37 en 87. Bijl. XV.


p.

Twee gouden ringen, afkomstig uit deze desa, werden opgezonden naar

Museum te Leiden.
bet Rijks Etbnogr.

Not. 1911 64 en 81.


p.

VI. District Djamboe.

Desa Klapagading.

Ongedetermineerd beeld,
staande en bij de voeten (welke zijn geschon-

het de onderarm opwaarts


den) afgebroken. De rechterbovenarm langs lijf en

buiten vertikaal staande hand houdt tusschen duim


gebogen; de naar geopende,

rond dat aan de onderzijde is omgebogen


en vingers een langwerpig, voorwerp,

is flauw rust
palm pols aanligt. De linkerarm gebogen en
op
en
tegen en

houdt inden vaneen kalebas


de dij; de gesloten hand een voorwerp vorm

(waterkruik ?).
reikende tot onder de kuit. Geene versierselen.
Nauwsluitend lendekleed,

horizontale
Het hoofdtooisel is rondom voorzien van evenwijdig loopende, groe-

breedte 4.
ven. Lengte 13,5, grootste

Arch. Cat. No. 649ft.


Vervolg

Not. 1897 80. Bijl. VIL


p.

als staande, met een uitsteeksel onder


Ongedetermineerd beeld, voren,

de rechter
de voeten ter bevestiging ineen voetstuk. Beide armen gebogen,

sterker dan de linker. De linkerhand omvat een


(die bij de pols is afgebroken)
Het nauwsluitende lendekleed hangt van
kalebasvormig voorwerp (waterkruik?).
Boven de navel
voren in plooien af. Arm.- en polsringen, halssnoer, upawita.

Conische hoofdtooi. (zonder uit-


een eenvoudige gordel met sluitstuk. Lengte

steeksel) 19,4. Grootste breedte 5,5.

Arch. Cat. No. 653a.


Vervolg

Not. 1897 80. Bijl. VIL


p.

Haan van brons, met geopenden snavel, waarin een halve maan. Hoog 6,5.

Arch. Cat. No. 730a.


Vervolg

Not. 1897 80. Bijl. VIL


p.
129

Onderdistrict Rawala.

Desa Wadastoempang.

het Binnenlandsch Bestuur zijn in deze desa twee


Volgens opgave van

tusschen de hand
steenen met afdrukken inden vorm van geperste kleiaarde,

waarin de afdruk hand is blijven zitten.


van en vingers

80 28; dwarsdoorsnede 65 24.


Hoog resp. en en

Desa Sidamoelih.

In deze desa bevinden zich eene hoeveelheid roode baksteenen, die de

hebben: lang 31, breed 20 8.


volgende afmetingen en
hoog

Een hoeveelheid deze steenen is reeds door de desabewo-


groote van

doeleinden verbruikt.
ners voor eigen

Verder is in deze desa beneden vierkant,


een lingga aanwezig, van

van boven rond, het benedenvlak 11 X H, hoog 39 (vierkant 13, ronde

gedeelte 26).

Desa Sanggreman.

Een voetstuk voor een lingga (?) met tuit, in het beginstadium verkeerende.

de vlakken 52 X 52; de de
lingga 18 X 12,5, diep 30.
Hoog 59, opening voor

C. Afdeeling Poerbalingga.

VII. District Poerbalingga.

Afdeelingshoofdplaats Poerbalingga.

Inden tuin van den Assistent-Resident een Yoni; hoog 59, met

bovenvlak metende 67 in het vierkant, met een 22 c.M. rechthoekig voor-

tuit, gebeiteld in gladde, in- uitspringende banden,


uitspringenden geheel en

met hoven- en benedenojief.

In het bovenvlak 15X16 c.M. lingga.


eene sponning van voor een

uit de desa Kembaran-koelon, inde sawah uitgegraven.


Afkomstig

In het Museum het Bat. Gen.


van opgeuomen:

Desa Pateman.

met rond lotuskussen als zegelplaat,


Ring) van g°ud, een
groot waarop

het woord (7rl.

Arch. Gat. No. 1326a.


Vervolg

Not. 1894 113. Bijl. IX.


p.

9
Rapport 1912.
130

Desa Rabak.

Ring, goud, als No. 13545. de


Op zegelplaat staat in
spiegelschrift

hana.

Vervolg Arch. Gat. No. 1368a (Inv. 4876).

Not. 1908 VIL


p. 81/. Bijl.

Oorring, goud, als No. 1415a, doch Breed 1,4.


vierzijdig afgeplat.

Vervolg Arch. Gat. No. 1449a (Inv. 4877).

Not. 1908 81 Bijl. VII.


p. /.

Desa Bodjong,

Beker offerwater, in de andere


voor vorm gelijk aan soortgelijke num-

mers, maar zonder tuit.

Hoog 12,7 —9,5 en middelijn van 21,2—18.

Arch. Gat. No. 814.

Not. 1872 p.
45 e 3.

Uit deze desa


afkomstig in het ’s Rijks Museum Leiden
en
Ethnogr. te

opgenomen:

Oorhangers, een
paar, keurig bewerkt en uitmuntend bewaard, inden

opeugespleten hoekige noot of de


vorm van eene
uitgespreide vleugels vaneen

kever, de met bladversiersels


buitenzijde kruivormige figuren en bewerkt; binnen-

in versierde haak. 3,6 breed


een
Lang 3,3.

Catalogus Leiden
p. 187, No. 2676 —77.

In het museum van het Bat. Gen.


opgenomen:

Desa Pagoetan.

Buddha. Rond lotuskussen, dat is


zeer
geschonden en waaraan vroe-

achterstuk schijnt bevestigd te Het


ger een
geweest zijn. uitwas
op
het hoofd

conisch met spitsen knop, wratje het voorhoofd den schouder


op en
op een

doek of sjerp met twee punten afhangend; gewoonlijk is dit


voorwerp alleen

den vóórkant het achter


aan
uitgewerkt, terwijl verdwijnt, maar hier zien wij
het ook achter tot de lenden Handen als
op afhangen. voren, niet duidelijk of

iets vasthouden.
ze
Hoog 7,7.

Arch. Gat. No. 560.

Not. 1882 123.


p.
131

VIII. District Kertanegara.

Desa Pengaloesan.

Ketting verzilverd koper, met al


van
kleine, nog dikke, schakels en aan

elk uiteinde S- haak.


een vormigen Lang 252.

Arch. Cat. No. 1231.

Not. 1883 36.


p.

Desa Dagan.

Gouden hol,
staafje, lang 14, met fraai gedreven oppervlakte. Waar-

schijnlijk versiersel boven het zonnescherm


op vaneen
afgodsbeeld.
Arch. Cat. No. 1557.

Not. 1870 72.


p.

Desa
Selaganggeng.

Neusring, onregelmatig geribd en aan den eenen kant


open. Diameter

ongeveer 1,2.

Vervolg Arch. Cat. No. 1463a.

Not. 1898 113, I f. XI.


p. Bijl.

Neusknop, goud, een rond


bolvormig plaatje met een rand van spitse

puntjes, de
aan
binnenzijde twee
gebogen dunne ronde
stukjes goud, die te

zamen een niet gesloten ringetje vormen.

Vervolg Arch. Cat. No. 14636.

Not. 1898 113, 1 f. XI.


p. Bijl.

Oorsieraad, (oorhanger), goud, gevormd door drie


op elkaar staande gladde
massieve dikkere
ringen, een
grootere en en twee kleinere, met een verticale

opening voor ’t vasthechten inde oorlel. De is versierd met vier


grootste ring

bladfiguren en relief, de twee andere ringen zijn onversierd. De ringen zijn aan

elkaar verbonden door kleinere dunnere


en ringetjes, inden vorm van koordjes.

Grootste middelijn 1,7, hoog 1,2,

Vervolg Arch. Cat. No. 1476a.

Not. 1899 193 f. en 228 h. Bijl. XX.


p.

Uit deze desa in het Museum


afkomstig en te Leiden
opgenomeu:

Gouden bestaande uit drie


oorring, op en aan elkander verbonden effen

die dooreen snoerraud evenals No.


ringen, gescheiden zijn, 3236 en 3237

waarmede deze ring volkomen overeenstemt, doch deze is van veel onzuiverder

goud. Hoog 1,5, diameter 1,1 X 1,5.

Catalogus Leiden 247, No.


p. 1203/4.
132

Gouden met opening inden omtrek,


neusring, geheel effen, eene over-

eenkomende met No. 2534—2536, 3362—3364 en 3366, doch van minder

zuiver goud. Diameter 9.

Catalogus Leiden 247, No. 1203/5.


p.

Gouden verdikt, met ingesneden kromme lijnen


vingerring, van voren en

Aan weerskanten het midden vier door


palmet. van
verdikkingen, gescheiden

parelbanden. Diameter 2,8 X 2,3.

Leiden 246, No. 1203/1.


Catalogus p.

Steenen van wit glas (?) of bergkristal, doorschijnend, voor vingerringen

als No. 3166, 3173 en 3033; No. 7 klein en bol, No. 6


grooter en
platter

dan No. 7. Diameter 1,5 X 1,9 en 1,1 X 1,3.

Leiden 246, No. 1203/6—7.


Catalogus p.

Desa Batoer.

Doekoeh Djlegong, Blok Tjemara.

overeenkomende met No. 1370 (saran). Zonder twijfel


Ring, koper,

namaak inde te laten zien, dat


door gieten, verzameling opgenomen
om en

hoe naief brutaal deze soort van oudheden nagemaakt worden.

Arch. Cat. No. 1370a.


Vervolg

Not. 1898 2 h, 12 en 84. Bijl. XL


p.

district is in het Museum te Leiden


Uit dit afkomstig en
opgenomen;

Wishnu, schijnbaar met twee armen,


omdat de beide andere armen

staande rond voetstuk, lotuskussen.


geheel afgebroken zijn; op een
geen

Met versierselen kapsel; boven de halsketting drie geluks-


gewone kleeding, en

borstband upawita. De bebed met ruit krui-


rimpels, met en
gordel, zonder en

Achter het hoofd de thans afgebroken lichtschijf. De beide


vormig patroon.

zonder handen. De beneden helft der beenen


gespaarde armen omhoog geheven,

en het voetstuk ontbraken, doch zijn in zilver bijgewerkt.

Zeer fraai bewerkt. Hoog 12.

Leiden 63, No. 2392.


Catalogus p.

IX. District Tjahana.

Desa Wanoegara.

Voet of bestaande uiteen zilveren staaf, de


bovenarmring, waarvan

uiteinden 2,5 c.M. langs elkaar heen gebogen zijn.


over eene lengte van

Arch. Cat. No. 1277a.


Vervolg

Not. 1888 4 0. Bijl. XIV.


p.
133

Potje, in overeenkomende met No.


vorm
1925, maar
grof en onverglaasd.
Hoog 5,1, middellijn 12,5.

Vervolg Arch. Cat. No. 1925a.

Not. 1888 40. XIV.


p. Bijl.

Desa Panoenggalan.

Ovale dierklok, deze klok


van
gewonen vorm. Op staat het woord


sahali in groote reliefletters.
,

Arch. Cat. Not. 986a.

Not. 1884 96
p. (Verb. no. 193, p. 111).

Desa Madjasari.

Iwee
ongedetermineerde figuren, hoog drijfwerk van zwaar
bladgoud.
de ziet links
Op plaat men een man, rechts een
vrouw,
beide met
glorie achter het

hoofd. De tot boven de knieën


man
draagt een
opgeschort benedenkleed met
rijk

patroon. Over het naakte bovenlijf hangt een snoer met sluitstuk
op
de borst.

Pols- en bovenarmbanden. Inde oorlellen


langgerekte oorbellen, een kroon

het hoofd. De rechterhand is met


op gestrekte vingers voor de borst
gehouden,
met de palm naar boven, terwijl met den
wijsvinger en de duim een kring

geformeerd is, door de


toppen daarvan tot elkander te brengen. Inde linker

naast den schouder hand


opgeheven houdt hij een grooten lotus
omhoog met

langen stengel. De vrouwelijke figuur draagt een niet minder rijke saroeng,

twee banden zijn één boven


waarvan
geslagen, even de knieën, de andere om

de heupen. Verder bovenarmbanden,


draagt zij polsbanden, een collier, oor-

bellen, kroon het slot de


een en een
enkelvoudig snoer, waarvan
op rechterheup

ligt dat onder de borst


en gewelfde door haar met de linkerhand wordt vast-

gehouden, terwijl het met de


ze
afhangende rechterhand gracelijk dragend van

onderen steunt. Onderaan is de plaat omgebogen, zoodat dtj voeten naar voren

uitsteken. Tusschen de twee


figuren en aan weerskanten daarbuiten vindt men

drie rozetten. lets hooger zijn aan weerskanten van de


mannelijke figuur nog

twee bloemen Het is,


op stengel aangebracht. geheel op ’t onderste
omgebogen
einde omlijst dooreen zilveren rand, die als ineen de zoowel
na, gootje plaat

als achteren invat. Deze zilveren rand zit vast met


van voren van
geklonken

pennetjes, biedt aangesloten den achterkant juist zooveel dat


maar aan
spatie,

daar houten
een
plankje in heeft kunnen bevestigd zitten dat
op een voetstuk

de staande heeft kunnen


gouden plaat houden. Hoog 20, breed 12.

Vervolg Arch. Cat. No. 644 c (Inv. 4661).


Not. 1904 49. Bijl. XX. Tijdschr. XLVII.
p.
134

Desa Keboetoeh.

verbreed aldaar versierd


Ring, van goud, aan één kant bolvormig en

bet woord Qri.


met arabesken, eene
gefigureerde voorstelling van

Arcb. Cat. No. 1320/».


Vervolg

Not. 1895 97. Bijl. X.


p.

als No. 13205.


Ring

Arcb. Cat. No. 13245.


Vervolg

Not. 1895 97. Bijl. X.


p.

deze in bet Museum Leiden:


Uit afdeeling zijn opgenomen

Oorhanger, met een blauw doorzichtig steentje (saphier). Hoog 1,4.

Leiden 188, No. 2680.


Catalogus p.

Een met
Oorhangers van sterk met zilver vermengd goud. paar, lang-

Breed 2 X 0,9.
werpig ruitvormige plaatjes.

Leiden 188, No. 2678—2679.


Catalogus p.

elk der
Halsketting, van
gouddraad viscbgraatvormig gevlochten, aan

uiteinden haak tot sluiting. Lang 126.


een iS-vormige

Leiden 192, No. 2675.


Catalogus p.

evenals No. 2578, 2762 3174


Zegelring, goud, met zeszijdig schild, en

dezelfde als die drie doch kleiner dunner.


met
figuren ringen, en

Diameter schild 7x9, ring 2.

Leiden 246, No. 1203/2.


Catalogus p.

D. Afdeeling Bandjarnegara.

X. District Singamerta.

Kota Bandjarnegara.

a. Inden tuin van den Assistent-Resident staan:

in zittende dubbel lotuskussen


1. Beeldje, vierarmig houding op
een

met achterstuk Voorarmen met handen, rechter achterband en een


en glorie.

het achterstuk Verweerd bemost; niets dui-


gedeelte van weggebroken. en meer

delijk te onderscheiden.

Hoog 37.
135

2. Beeldje, in zittende
tweearmig, houding op een steenplaat met

achterstuk en glorie.

Het haar glad achter Rechterhand


naar gestreken. ligt op
het onder-

been linker
naar voren geopend, rust
op
de
dij, een rechtstaand
voorwerp
hou-

dende. Rijk gekleed, dubbel Zeer verweerd


vrouwensnoer. en bemost.

Hoog 41.

3. zittende
Beeldje, tweearmig, in
houding op een dikke steeuplaat
met achterstuk en glorie. Hooge haartooi, gekorreld snoer als upawita.
Rechterhand steunt de het
op knie, daarin
gehouden voorwerp
is boven

de hand weggebroken; linkerhand ligt inden schoot naar boven geopend.


Links het achterstuk
tegen een lotusbloem (utpala), waarvan het onder-

gedeelte van den steel is


weggebreken. Zeer verweerd en bemost.

Hoog 51.

4.
Beeldje, vierhandig en rijk gekleed, in zittende
houding op een

dubbel lotuskussen met achterstuk. Linker voorhand rust inden schoot naar

boven rechterarm hand


geopend, en
weggebreken. Eveneens achterband rechts

met
bovengedeelte achterstuk. Inde linker achterband de vliegenwaaier.
Dwars door den hals Zeer
gebroken. verweerd en bemost.

Hoog 57.

5. Durga, vierhandig, inde achterband rechts de cakra, linkerhand

weggebroken, rechter voorhand houdt de staart van den buffel, de linker het haar

van den daemon. Armen beenen den daemon


en van en kop van den buffel

weggebroken. Verweerd en bemost.

Hoog 79.

6. Beeldje, vierarmig, in staande


houding op een rond dubbel lotus-

kussen, gelegen op een vierkante steenplaat met achterstuk en glorie. Zeer

verweerd en
bemost, niets meer te herkennen.

Hoog 48.

7. zittende
Beeldje, op een
steenplaat met achterstuk en glorie. Twee-

armig; inde rechterhand dat den schouder leunt


een
langwerpig voorwerp, tegen

het middengedeelte is de hand zelf steunt


en waarvan
weggebroken; op
de knie.

De linkerhand de knie boven


ligt op naar
geopend, met een
knop er in gele-
Verweerd en bemost.
gen.

Hoog 53.
136

8. vrouwelijke in zittende houding een


Mannelijke en persoon, op

Beiden
gemeenschappelijke steenplaat met achterstuk en afzonderlijke glorie’s.

Zeer verweerd bemost; niets te herkennen.


zijn tweearmig. en meer

Hoog 40.

in staande vierkante steen-


9. Twee tweearmige figuren houding op een

beiden hebben de handen het


plaat, met achterstuk en afzonderlijke glorie’s; voor

midden van het lichaam. Zeer verweerd en bemost; niets meer te onderscheiden.

Hoog 31.

Een in staande houding vierkante steen-


!0. tweearmig beeldje op een

achterstuk in ’t midden het lichaam


plaat met en glorie. Rechterhand voor een

herkennen linkerarm het


voorwerp houdend, dat niet meer te is; hangt langs

lichaam de hand Zeer verweerd bemost.


naar beneden, afgebroken. en

Hoog 61.

Een in zittende houding vierkante steen-


11. tweearmig beeldje op een

achterstuk Beide handen rusten de knieën, de daarin


plaat met en glorie. op

niet te herkenen. Zeer verweerd bemost. Bovenste


gehouden voorwerpen
en

helft van het achterstuk weggebrokeu.

Hoog 56.

die
12. iwa als Quru, staande op een
afgeronde steenplaat, we-

is vierkant onderstuk. met


derom gelegen op een Eenvoudig gekleed, zwaarlijvig,

haartooi. het inde rechterhand


een puntbaard en hoogen Tweearmig; voorwerp

den linkerschouder de
niet te herkennen, inde linkerhand de waterkruik. Op

Zeer verweerd bemost. Het beeld is zonder ach-


vliegenwaaier. en afgewerkt

terstuk en glorie.

Hoog 110.

Een in zittende vierkante steen-


13. tweearmig beeldje, houding op een

Rechterarm hand de linkerhand


plaat met achterstuk en glorie. en
weggebroken,

ligt inden schoot, naar boven geopend, er overheen een snoer


(of stengel

dat tot ouder de oksel Achterstuk rechts beschadigd. De


vaneen bloem), loopt.

is Verweerd bemost.
god rijk gekleed. en

Hoog 51.

Verbeek’s Oudheden Java No. 192 110).


(Zie van p.

b. Voor de gevangenis staan:

Een met kalk teer besmeerd beeld, in zittende


1. zeer verweerd, en

vierkante Tweearmig, de rechterhand in het midden


houding op een steenplaat.
137

de borst, de linkerhand linkervoet. Een breede als


voor
ligt op
den band

upawita. Verder is niets te herkennen.

Hoog 92.

2. Nandi, liggende op een vierhoekige steenplaat, met de rechter

voorpoot naar den halskwab omgebogen. Zeer verweerd en bemost, tevens dik

onder kalk en teer zittend.

Hoog 40, steenplaat 50X31.

3. Makara-fragment als spuier, zeer verweerd en dik onder teer

zittend.

Hoog 41, breed 15.

Inden tuin de
c. van gevangenis;

Brokstuk vaneen tweearmig beeldje in zittende houding, een vier-


op

kant dubbel lotuskussen met achterstuk. Hoofd, rechterarm en hand, linkerhand

grootste het achterstuk weggebroken. Links rechts reizen


en gedeelte van en

bloemen op uit het lotuskusen.

Hoog 41 (brokstuk).

Deze vier beelden hebben de aloen-aloen Zie Ver-


vroeger op gestaan.

beek’s Oudheden van Java No. 192 110.


p.

Van hier in het Museum het Bat. Gen.


zijn afkomstig en van
opgenomen:

Twee koperplaten (20,5X11), aan weerszijden beschreven, de eerste

met respectievelijk 8 en 9, de tweede met 10 regels. De inhoud van de tweede

plaat recto komt overeen met dien van de eerste verso. Fragment vaneen

waarin vorst wordt.


stichtingsoorkonde, een
Jayakirttiwarddhana genoemd

E 17 a— b.

Not. 1891 40, 1892 48, 1911 53. Bijl. II XXIV.


p. p. p. p.

Verbeek’s Oudheden Java No. 192


(Zie van
p. 110).

In het Museum te Leiden


opgenomen:

Vrouw, van verguld koper, zeer ruw bewerkt, monsterachtig hoofd, het

haar ineen dubbelen knoop achteren de het lichaam


naar
gekapt; armen
langs

de onderhelft het lichaam overgaande ineen voetstuk, zoodat


uitgestrekt; van

de beenen ontbreken. Denkelijk handvat of knop van


eenig werktuig.

Catalogus Leiden 111. No. 2445.


p.
138

Desa Wangon.

Uit deze desa is afkomstig een porceleinen vaas met bronzen deksel,

in ’t bezit den Resident


vroeger van van Banjoemas, den Heer L. C. A. F.

Lange.

Not. 1896 107, 110 en 120.


p.

Desa Sered.

Ring, koper, kant verbreed aldaar versierd


van aan eenen bolvormig en

met arabesken, die Dr.


volgens Brandes eene
gefigureerde voorstelling van het

woord
Qrl zijn.

Arch. Cat. No. 1320.

Not. 1877 108.


p.

Ring, met ronde het


ruitvormige zegelplaat, waarop
woord
Qrl.
Arch. Cat. No. 1326.

Not. 1877 108.


p.

Ring, (twee stuks). De


zegelplaat rond met vier uitspringende bogen;

de bestaat uit
ring aaneensluitende korrels.

Arch. Cat. No. 1327 en 1328.

Not. 1877 108.


p.

Oorknop, met twee


robijntjes bezet.

Arch. Cat. No. 1423.

Not. 1877 108.


p.

Oorknop, versierd met rond vierkant


een en een gouden knopje.
Arch. Cat. No. 1428.

Not. 1877 108.


p.

Oorringen, elk bestaande uit twee elkaar rin-


een
paar, op liggende

de onderste de bovenste
gen, groot en
zwaar, kleiner.

Arch. Cat. No. 1451.

Not. 1877 108.


p.

Neusring, bestaande uit elkaar


zes tegen aanliggende ingesneden knopjes.
Arch. Cat. No. 1464.

Not. 1877 108.


p.
139

Desa Sered.

Gehucht Tjiledok.

Oorsieraad, als No. 1470 1471, tusschen de ribben de


en
op ringen

met bloemwerk versierd.


nog

Arch. Cat. No. 1472.

Not. 1877 152 j.


p.

Desa Qentan.

Voet-= of bovenarmring, bestaande uit eene ronde koperen staaf,

de uiteinden elkaar doch dunner als


waarvan
tegen aan
zijn gebracht, voor-

gaande nummers (zeven stuks).

Arch. Cat. No. 1266«.

No. 1879 156.


p.

Schelpvormige bakjes zonder voet, zilver.

Arch. Cat. No. 1716.

No. 1879 156e.


p.

Schalen, binnen versierd met waarin


van een fijn gegraveerd medaillon,

menschelijke figuur in peinzende onder boom


eene
(slapende?) houding een
ge-

zeten. Het ondervlak de voet te


draagt sporen van
op een bevestigd zijn

geweest. Middelijn 19. Zilver.

Arch. Cat. No. 1737.

Not. 1879 256e.


p.

Desa Rakelen.

Top vaneen hoofddeksel (?), klokje van dun gedreven goud met

een
oogje in het midden van het bovenvlak. Middelijn 3,2, hoog 5,2.

Arch. Cat. No. 1535.

Not. 1883 128e.


p.

Desa Madoekoro.

Ring, in overeenkomende met de 1330—33,


vorm nummers maar
grooter

met ronde waarin


en een
zegelplaat, eene ondiepe inscriptie jamgl.

Arch. Cat. No. 1374.

Not. 1879 89.


p.
140

Ring, groot, hol met


en
drijfwerk versierd, voorzien vaneen donker,

doorschijnend, Wauw stuk glas erin.

Arch. Cat. No. 1391.

Not. 1879 89.


p.

Hals= of borstsnoer bestaande uit twaalf schakels van verschillende

grootte, waarvan het


grootste spits toeloopt en de overige bladvormig zijn. Aan

den bovenkant eiken schakel bevindt zich dubbel recht


van een
paralelloopend

kanaal ter aanrijging. de


Versieringen over geheele oppervlakte.

Vervolg Arch. Cat. No. 1484d.

Not. 1897 80 I f. VII.


p. Bijl.

Vervolgens werden in deze desa


nog eenige voorwerpen inden grond

gevonden, die
nagenoeg
zonder
eenige waarde waren en derhalve niet
opge-

vraagd werden. Not. 1909 22.


p.

Desa Singosari.

Ring, koper, bestaande uiteen eenvoudig ringetje, met tegen elkaar

aangebrachte uiteinden, dat voor het grootste gedeelte met in verschillende

richtingen gebogen draadwerk omwoeld is.

Arch. Cat. No. 1308.

Not. 1864 241.


p.

Ring van vorm als de overige koper,


en eveneens van maar
grooter en

breeder.

Arch. Cat. No. 1309.

Not. 1864 241.


p.

Ring koper, kant verbreed


van aan eeneu
eenigszins en zonder
eenige

versiering.

Arch. Cat. No. 1312.

Not. 1864 241.


p.

Ring van brons met vierkante zegelplaat, in-


waarop eene onduidelijke

scriptie.

Arch. Cat. No. 1373.

Not. 1864 241.


p.

Ring van koper met vierkante zegelplaat, zonder


eenige versiering of

inscriptie.

Arch. Cat. No. 1378.

Not. 1864 241.


p.
141

Ring, van koper, met eene ver uitstekende


versiering, gelijkende op

een menschenhoofd.

Arch. Cat. No. 1406.

Not. 1864 241.


p.

In het Museum te Leiden


opgenomen :

Desa Dagan.

fetuk vaneen gouden hóófdband of acht


diadeem, palmetvormige bladen,
puntig uitloopende, vier rechts vier links de buitenzijde
en
omgebogen; met

uitgeslagen bladwerk versierd, de bovenrand twee dubbele


aan
cylindertjes be-

vestigd, waardoor het of koord


snoer
liep, waarmede
zij om het hoofd
bevestigd
werden. Hoog 4, breed 2,8.

Catalogus Leiden p. 191, No. 2608.

Desa Keboetoeh=djoerang.

Pot, brons, geëmailleerd. Bodem


plat, naar binnen licht oploopend. Naar

boven wijder dicht den


toeloopend, bij rand sterk buitenwaarts hellend. Geen

versiering. Bodem beschadigd. Diameter onderen


van 14, vanboven 25,5, hoogte 16.

Vervolg Arch. Cat. No. 1686a (Inv. 4126).


Not. 1900 2 c. Bijl. XVII.
p.

Pot, brons, geëmailleerd. Bodem plat, naar binnen licht Naar


oploopend.
boven wijder toeloopend, dicht bij den rand sterk buitenwaarts hellend. Geen

versiering. Diameter van onderen ruim 13, boven


van
24,5, hoogte 15.

Vervolg Arch. Cat. No. 16861; (Inv. 4127).

Not. 1900 2 XVII.


p. c. Bijl.

Schaaltje of bakje, brons, geëmailleerd. Van onderen in ’t


plat, mid-

den echter bol


een weinig oploopend. De voet, die losgeraakt is, is van boven

smal, ouderen
zeer van aanmerkelijk breeder. Geen
versiering. De rand tame-

lijk scherp. Hoogte (met voet) 5,5, diameter


(van boven) 14,5.

Vervolg Arch. Cat. No. 1734d


(Inv. 4125).
Not. 1900 2 XVII.
p. c. Bijl.

Schaaltje of bakje, als No. 1734d.

Vervolg Arch. Cat. No. 1734e (Inv. 4124).


Not. 1900 2 c. Bijl. XVII.
p.

Schaaltje of bakje, brons, geëmailleerd. Van onderen plat, in ’t mid-

den echter bol


een weinig toeloopend. Onderaan
sporen van de plaats, waar de
142

voet moet hebben vast gezeten.


Geen versiering. De bovenrand tamelijk scherp.

diameter (van boven) ruim 14,5.


Hoog 3,5,

Vervolg Arch. Gat. No. 173 4f (Inv. 4121).

Not. 1900 2 c. Bijl. XVII.


p.

Van onderen in ’t mid-


of bakje, brons, geëmailleerd. plat,
Schaaltje
heeft voet
den echter een weinig bol oploopend. Het schaaltje gestaan op een

is. Slechts van de plaats,


(cf. 1734d),
die thans niet meer aanwezig nog sporen

hebben. Geen versiering. De bovenrand tamelijk


waar de voet moet vastgezeten

Hoog 3,5, diameter van boven 14,5.


scherp.

Vervolg Arch. Gat. No. 1734;; (Inv. 4122).

XVII.
Not. 1900 p. 2 c. Bijl.

Schaaltje of bakje, als No. 1734;;.

Vervolg Arch. Gat. No. 1734// (Inv. 4123).

1900 2 XVII.
Not. p. c. Bijl.

Van onderen plat. Sterk buitenwaarts


Metalen blad, brons, geëmailleerd.

het binnenvlak versiering. Diameter


hellende, ogiefvormige rand. Op geen

(van buiten) 37,6.

Vervolg Arch. Gat. No. 1802/r. (Inv. 4115).

Not. 1900 2 c. Bijl. XVII.


p.

als No. 1802/r. Diameter (van buiten) 37,1.


Metalen blad,

Vervolg Arcb. Gat. No. 1802/ (Inv. 4116).

2 XVII.
Not. 1900 p. c. Bijl.

Metalen blad, als No. 1802/r. Diameter (van buiten) 33,1.

Vervolg Arch. Gat. No. 1802m. (Inv. 4117).

Not. 1900 2 c. Bijl. XVII.


p.

Van onderen Sterk buiten-


Metalen blad, brons, geëmailleerd. plat.

het binnenvlak versiering. Niet gaaf.


waarts bellende, ogiefvormige rand. Op geen

33.
Scheuren inden rand. Diameter (van buiten)

Vervolg Arch. Gat. No. 1802». (Inv. 4118).

2 XVII.
Not. 1900 p. c. Bijl.

Van onderen Sterk buitenwaarts


Metalen blad, brons, geëmailleerd. plat.

Aan den
rand. Op het binuenvlak
geen versiering.
hellende, ogiefvormige

ontbreekt stuk en er zijn barsten is. Diameter (van buiten) 31,4.


rand een

Vervolg Arch. Gat. No. 18020 (Inv. 4119).

Not. 1900 2 c. Bijl. XVII.


p.
143

Metalen blad, als No. 1802/c. Diameter


(van buiten) 30,1.

Vervolg Arch. Cat. No. 1802/). (4120).

Not. 1900 2 XVII.


p. c. Bijl.

Uit dit district is afkomstig en in het Museum te Leiden


opgenomen:

Gouden sterk met zilver


oorringen, vermengd, samengesteld uit drie

elkander in
op bevestigde, grootte afnemende ringen, aan de buitenzijde met

met
spiraalribbetjes en eene doorgaande opening inden omtrek.

Catalogus Leiden 187, No. 2609—10.


p.

XI. District Bandjar.

Desa Patoegoeran.

Oorsieraad. Een door vier


paar, gevormd gladde ringen.

Arch. Cat. No. 1478.

Not. 1880 59.


p.

Desa Sambong.

Gehucht Sidarasa.

met ronde versierd met


Ring, zegelplaat, doolhofachtig verwarde lijnen.

Arch. Cat. No. 1341.

Not. 1877 108.


p.

Ring, massief en vrij met ronde ovale dikke


zwaar, eenigszins en vrij
in diepe letters verschillende
zegelplaat, waarop woorden zijn uitgesneden.

Arch. Cat. No. 1364.

Not. 1877 108.


p.

Ring, inden der 1360 met


vorm nummers 1375, zeshoekige zegel-
plaat, zonder inscriptie.

Arch. Cat. No. 1377.

Not. 1877 108.


p.

Oorknop, een
paar,
elk met een robijn versierd.

Arch. Cat. No. 1425.

Not. 1877 108.


p.

Gehucht Karangdjati.

Ringen, massief vrij met ronde, ovale


en
zwaar, eenigszins en vrij dikke

in diepe letters verschillende


zegelplaat, waarop woorden zijn uitgesneden.
Arch. Cat. No. 1366 en 1367.

Not. 1880 44.


p.
144

Desa Karang-Djambe

staande rond lotuskussen met vierkant


Bodhisattwa, (Manjur-rT) op een

De rechterhand hangt
voetstuk en achterstuk. Gewone Weeding en versiering.

houdt bloemsteel, die uit het


naast het lijf neer en is naar voren gebracht en een

den naar den schouder gaat, waar hij m eene


lotuskussen oprijst en langs arm

zilver, het voetstuk en


bloem eindigt. Het beeld en het lotuskussen zijn van

achterstuk van brons. Hoog 11,6.

Arch. Cat. No. 632a.


Vervolg

41. XII; zie hierboven 39.


Not. 1891 p. Bijl. p.

Desa Petambakan.

met
hoofddeksel (?), klokje van dun
gedreven goud,
Top van en

het stuk
in het midden van het bovenvlak. Aan oogje bovenop een

een oogje
3, 5.
keten gevlochten
draad. Middelijn hoog
vaneen gouden van

Arch. Cat. No. 1536.

Not. 1881 115 i.


p.

XII. District Karang=kobar.

Desa Karang=kobar.

zonder versiering; de
Ronde dierklok, fraai gepolijst, maar overigens

met
den top hebben den vorm vaneen korten, liggenden cylinder,
ringen op

inden metalen ketting zonder einde bevestigd.


ringen omgeven; ring een

Arch. Cat. No. 979.

Not. 1881 114.


p.

Desa Doglang.

stier, met klepel. Aan


bidschel, inden vorm vaneen
Handvat vaneen

zijnde het trifula-


weerskanten van den stier een piramidaal versiersel,

oruament met zeer ontwikkeld midden gedeelte.

Arch. Cat. No. 868.

Not. 1868 21 c.
p.

Desa Modjo-tengeh.

bestaande uit twee geheel


Gouden doosje met fraai gedreven oppervlakte,

stukken met smal uitloopende, doorboorde einden. Lang


gelijke bekervormige
sieraad als No. 1546a.
5,7, middellijn 2,4. Yermoedelijk
een gelijk

Arch. Cat. No. 1547.

Not. 1868 21.


p.
145

Desa Soekaradja.
,

Ring, zeer groot eu


zwaar, vroeger
met een rozet van zeven steenen, die

thans alle ontbreken.

Arch. Cat. No. 1402.

Not. 1868 21.


p.

Desa Soesakan=Wetan.

bestaande uit vier met versiering


Dregvormig voorwerp, slangen eene

welker onder horizontaal buiten zijn


op
den kop, koppen van naar gebogen,

terwijl de lichamen tot een touw zijn gevlochten, dat van boven ineen knoop

met ronde Heeft vermoedelijk gediend te


opening eindigt. om
voorwerpen aan

hangen, gelijk bij het zoogenaamde kroontje in Hollandsche keukens. Hoog 14.

Arch. Cat. No. 1229.

Not. 1878 p.
45 c.

Voet- of bestaande uit ronde staaf brons,


bovenarmring, eene van

waarvan de eenigszins dikkere uiteinden langs elkaar heen geslagen zijn. Zes
paar,

waaronder ook kleinere, dus polsringen.

Arch. Cat. No. 1.271.

Not, 1878 45 c.
p.

Armband. Zes stuks, van ijzer, in vorm overeenkomende met de num-

mers 1269 tot 1274.

Arch. Cat. No. 1275.

Not. 1878 45 c.
p.

Polsringen. Bestaande uit eene ronde staaf, waarvan de uiteinden langs

elkaar heen zijn. Drie stuks.


gebogen

Arch. Cat. No. 1281.

Not. 1878 45 c.
p.

twee stuks, namelijk de ijzeren onderrand zulk


Patjol-ijzers, van een

werktuig van hout.

Arch. Cat. No. 1584.

Not. 1878 45 c.
p.

XIH. District Batoer.

Desa Batoer.

Voor de kawedauan te Batoer zijn:

Rapport 1912. 10
146

in- met boven-


1. Yoni, gebeiteld in gladde en uitspringende banden,

het bovenvlak 15 c.M.


en benedenojief, tuit. weggebroken. In eene sponning van

in het vierkant. Zeer verweerd. Bovenvlak 50 X5O c.M.

2. Singha, een zeer verweerd en beschadigd beeldwerk, liggende op

een vierhoekige steenplaat met naar voren uitgestrekte voorpooten. Steenplaat

55X31 c.M.

inden
3 —6. Vier bekapte steenen van gelijke afmetingen, vorm van

een huis. Van beneden een rechthoekig vierkant; van onderen gemeten 17 c.M.;

4 c.M. gladde wanden boven gewelfd


aan twee zijden inspringende en van een

dak. 37 c.M.
Hoog

Drie kleine steenen hier aanwezig, zijn door den


beeldjes, vroeger nog

wedono van Batoer naar Europa gezonden.

Verbeek’s Oudheden Java No. 191, 110).


(Zie van
p.

In het Museum van het Bat. Gen.


opgenomen:

Qoenoeng Panoengar.

Gouden olifant boven lotuskussen, besloten ineen bewerk-


ring, een een

ten cirkelvormigeu rand.

Arch, Cat. No. 1352a.


Vervolg

Not. 1896 31. VI, le. Bijl. XI.


p.

Desa Karekan.

brons, vormend, in het midden bolvormig verhoogd.


Bekkens, een
paar

Middellijn 16,2.

Arch. Cat. No. 1040a (Inv. 4867- 4868).


Vervolg

Not. 1908 54, Be. Bijl. VIL


p.

als
Bekkens, brons, een
paar vormend, voren. Middellijn 12,3.

Arch. Cat. No. 10405. (Inv. 4869—4870).


Vervolg

Not. 1908 54, Be. Bijl. VII.


p.

Desa Karang-tengah.

als beschreven 46 den Catalogus. Achtarmig; in


Durga, op pag.
van

de rechterhanden boven af: de cakra, een onduidelijk eene bloem-


van voorwerp,

de staart den buffel; inde linkerhanden: de schelp, een onduidelijk


knop en van

als rechts het hoofdhaar den Hoog 77.


voorwerp, een bloemknop en van asura.

Arch. Cat. No. 133a.


Vervolg

Not. 1890 79. Bijl. VII.


p.
147

Gehucht Sidolok.

Ongedetermineerd beedje. Goud. Vrouwenfiguur maak-


vau
vrij ruw

sel, staande rond voetstuk.


op
een
fragment vaneen
Hoog haartooisel, dat vau

boven spits uitloopt, halssnoer, armbanden en kleedje. De beide banden als het

vorige nummer. Hoog 7.


O o

Arch. Cat. No. 648.

Not. 1877 152 j.


p.

Desa Pagenton.

Doekoeh Boeloe.

Ring, goud, met


ledigen kas.

Vervolg Arch. Cat. No. 1367a (Inv. 5223).

Not. 1912 16.


p.

Desa Diëng=koelon; Blok Sidelok.

Pot, peervormig, op een rond voetstuk met


parelrand. Los, versierd

deksel, met parelrand aan bet boveneind. Op zijde is een


gat, waar blijkbaar
handvat of versiersel beeft bet lichaam
een
gezeten. Op van den pot geen ver-

siering. Hoog 17, middellijn buik 12.

Vervolg Arch. Cat. No. 8315.

Not. 1895 61 d. Bijl. X.


p.

Drievoet. Middellijn 12, boog 11, met een bronzen schaaltje er


op.

Vervolg Arch. Cat. No. 834a.

Not. 1895 61 d. X.
p. Bijl.

Schaaltje, brons, ondiep. Middellijn 13, hoogte 2.

Vervolg Arch. Cat. No. 1695a.

Not. 1895 61 d. Bijl. X.


p.

Qoenoeng Pangonan.

Beschreven steen. Fragment vaneen kleinen steen. Rechter beneden-

hoek. Zwart. Zeer verweerde andesiet. 13 leesbare in


Fragmentarisch regels
oud-Javaanscb schrift Midden-.lava.
van
Volgens Tijdschr. Ind. T. L. en Vk.

X, 307; Not. 11, 182


afkomstig uit de Banjoemas, blijkens brieven en aftee-

kening den den Ind.


van Pangonan op Diëng. Vgl. Tijdschr. T. L. en Vk.

XXIII, 43. Hoog 51, breed 40.

Arch. Cat. D. 15, 377.


p.

Not. 1863 238. (Zie Verbeek No.


p. 190, p. 109).
148

Beschreven steen. Klein fraai


gebeeldhouwd steentje met voetstuk,

één Aan de lofwerk bloemen. Vaal. Andesiet tuf. Zeer


uit steen. zijden van

Oud-Javaansch schrift Midden-Java ééne zijde, 18 regels,


beschadigd. van
op

waarvan schier niets meer te ontcijferen is, en dito drie op


de voorzijde van

het Ind. T. L. Vk. X, 307; Not. 11, 185 afkom-


voetstuk. Volgens ïijdschr. en

brieven afteekening den Pangouan


stig uit de Banjoemas, blijkens en van
op

Vk. XXIII, 43. in het midden 53,


den Dieng. Vgl. Tijdschr. Ind. ï. L. en Hoog

aan de zijde 47; breed 32; dik van boven 10, van onderen 11; voetstuk boog

26, breed 42 en 23.

Arch. Gat. D, 30, p.


383 (Zie Verb. No. 190, p. 109).

Desa Tedoehan.

J
Afd. Bandjarnegara. )

onversierd, met horizontale


Tempajan, geelbruin verglaasd, zes ooren.

Hoog 58.

Arch. Gat. No. 1863a.


Vervolg

Not. 1891 I, b. Bijl. XII.


p.

Tempajan, als No. 1863a. Hoog 29,8.

Arch. Gat. No. 18635.


Vervolg

Not. 1892 1, b. Bijl. XII.


p.

Uit deze afdeeling zijn verder


nog afkomstig:

rond lotuskussen, dat wordt dooreen


Kali, staande
op
een gedragen

links het onder het


liggenden leeuw, waarvan rechts het voorlijf en achterlijf

kussen uitkomen en die daardoor onnatuurlijk verlengd is. Geen achterstuk,

met vlammenrand zonnescherm.


achter het hoofd eene groote ronde glorie, en

vierkant voetstuk.
De geheele groep
rust op een langwerpig

de versierd, zonder heeft


De godin is
op gewone wijze maar upawita, en

het voorhoofd Acht rechts is de bovenste achterband


op
een kringetje. armen,

uiteen koker achter den schouder te halen, de tweede hand


bezig een pijl

de derde knop, de voorhanden de cakra. Links


houdt een lang zwaard, eene en

de de drietand met
in dezelfde volgorde schild, een geopende boog, schelp en

korten steel. Hoog 23,6.

behalve
Links staat eene kleine vrouwelijke figuur, met
gewone versiering

achter het hoofd; inde achterband de waaier, die


de upawita en eene glorie

i) District niet opgegeven.


149

op den schouder rust (waarschijnlijk eene dienares). Rechts zijn alleen de


nog

voeten vaneen dergelijk beeld zichtbaar.

Arch. Cat. No. 523.

Not. 1867 p.
100.

Staande vierkante plaat als voetstuk met


Papegaai. op eene
bolvormig

ondervlak; inden hals dan de


een
ring, aanmerkelijk grooter bij vorige num-

mers en vertikaal de lengte-as van het lichaam staande. Uit den hek hangt
op

een versierd snoer neer, dat de borst ineen breed ornament uitloopt.
op

Hoog 10,6.

Arch. Cat. No. 768.

Not. 1876 63.


p.

Geheel het dezelfde


Papegaai. gelijk aan
vorige nummer en van
plaats

afkomstig.

Arch. Cat. No. 769.

Not. 1876 63.


p.

E, Afdeeling Tjilatjap.

XiV. District Adiredja.

Desa Wlahan=wetan.

In deze desa werden bij het bewerken vaneen sawah gevonden:

Bronzen kom bronzen bel Daar dergelijke


(bokor) en
(gënta). voorwer-

reeds in het Museum aanwezig werd besloten tot terugzending.


pen waren,

Not. 1904 94/5 m.


p.

XV. District Pegadingan.

Desa Soeroesoenda,

drie stuks. dikke ringen, binnen hol,


Oorsieraden, goud, Tamelijk van

’t inde oorlel. Aan de versierd met


met openingen voor inhangen buitenzijde

daartusschen. No. 4191 is sterk


gedraaide lijnen en
cirkelvormige verhoogingen

beide anderen zijn geheel gaaf. Fraai Middellijn


gedeukt, de goud. ongeveer

2,4, dikte 0,8.

Arch. Cat. No. 14685, (Inv. 4189, 4190 4191).


Vervolg en

Not. 1900 91 a. Bijl. XVII.


p.
150

Desa Samoedra.

43.
Tempajan, geelbruin, verglaasd, met vier ooren horizontaal. Hoog

Vervolg Arch. Cat. No. 18695.

Not. 1891 2.
p.

XVI. District Dajeuhloehoer.

Desa Wanaredja.

Qoenoeng Basma (koffietuin).


«

waarin twee
Gouden ring, met zwartachtigen steen (glas?), diagonale

groeven.

Vervolg Arch. Cat. No. 1393a.

Not. 1889 116. Bijl. XI.


p.

Verder uit deze residentie afkomstig en in het Museum van


zijn nog

het Bat. Gen. opgenomen:

Het lichaam versierd met fraaie bloemguirlandes


Hangklokken. en aan

lotuskussen
den bovenkant daarvan vier opstaande trifula-ornamenten.. Op het

nandi, onder fraai versierden boog door zes


een liggende een en
omgeven

in dat
ornamenten als boven; dit bovenstuk wijkt vorm aanmerkelijk van

maarde klok behoort overigens toch tot deze


der voorafgaande nummers af,

werd vermoedelijk met den boog aan den haak vaneen ketting
en
groep

38 ouder 33 31.
opgehangen. Hoog en 26,6, middellijn van en

Arch. Cat. No. 959 en 961.

Not. 1883 98.


p.

met ronde ovale vrij dikke


Ring, massief zilver en vrij zwaar, eenigszins en

de woorden hana zijn uitgesneden


zegelplaat, waarop
in diepe letters fri

Arch. Cat. No. 1372.

Een de voorkant is lang smal versiersel.


Oorknop. paar,
een en

Arch. Cat. No. 1415.

de één rond met


Keten, met twee fraai versierde knoppen, en
vroeger
V

een steentje, de ander spits toeloopend (beschadigd).

Arch. Cat. No. 1511.

Tijdschr. IV 107.
p.
151

152 weerskanten ein-


Keten, van gevlochten zilverdraad, lang en aan

ineen klein No.


digende S-vormig haakje, (verg. 1230).

Arch. Cat. No. 1514.

Een zilver met fraai gedreven


Oorhangers!?). paar voorwerpen van

oppervlakte inden vorm van groote holle pijlpunten; aan den binnenkant is

3.
een
boogvormige arm.
Hoog

Arch. Cat. No. 1542.

Potten, met platten bodem en naar boven wijder toeloopend. Hoog van

16—11; middelijn 23—20.

Arch. Cat. No. 1682, 1683, 1684 eu 1685.

den der tempajans, onverglaasd. Hoog 7,5.


Pot, van vorm geel en

Arch. Cat. No. 1904.

goud. Twee groote drie kleine ringen benevens stukjes


Ringen, en zes

in het Museum
bladgoud; daar dergelijke voorwerpen
reeds aanwezig zijn,

wordt tot besloten.


terugzendig

Not. 1891 9 d.
p.
%

In het Museum te Leiden opgenomen:

de afgebroken. Hoog 1,5, lang 4.


Zwijn, klein, pooten

Catalogus Leiden 133, No. 2399.


p.

in het midden min of breed daar


Vingerringen, (1839) meer (1840) en

versierd krullen putje (1840) of met twee


met ingekraste en bogen om een

boven elkaar, weerskanten door vier dwars-


ineengekrulde spiralen aan
omgeven

(1839). Diameter 2,1 X 2 en 2,3 X 2,2.


ruggeu

Catalogus Leiden p. 180, No. 1839 —40.

als doch het schild ellipsvormig, versierd met fraai


Vingerring, voren,

werk; gestileerd dier met voelhorens in het midden,


opkomend een aan weers-

of makara’s Diameter schild


kanten omgeven
door gestileerde naga’s (?).

3,7 X 1,7, ring 3.

Catalogus Leiden
p. 181, No. 1838.

als met ovale zegelplaat, waarin de voorstelling


Vingerring, voren, van

een die eene vrouw staat te liefkoozen, en basreliëf. Wellicht een


man,

bruidsring. Diameter 3,1x2, hoog 1,8.

Leiden 182, No. 1837.


Catalogus p.
152

Gouden met rond schild, dat door fraaie opkomende bladver-


zegelring

is; het schild, eenigszins afgesleten, bloem- of arabesk-


siering omgeven op een

versiersel basreliëf. Diameter 2,8 2,6, 3.


en X hoog

Catalogus Leiden p. 183, No. 1835.

Gouden zegelring, als voren, doch in het ronde schild zijn Kawika-

rakters(?) ingesneden, volgens den sultan van


Soemënëp te lezen: thatha

(Jav. =
orde, verordening. Deze lezing wordt echter niet bevestigd

door Holle’s Tabel Oud- N. Indische noch door de


van en alphabetten, opga-

ven van Dr. Brandes bij Groeneveldt, o. c. 282—292, noten. Diameter


pag.

2,8 X 2,6, hoog 3.

Catalogus Leiden 183, No. 1836.


p.

Afdrukken Zeven in in lak. Een paar


van zegelringen. gips en een

in liefkoozende No. 1837


houding. (Zie p. 182).

Catalogus Leiden 240, No. 1848.


p.

Twee afdrukken in gips en een in lak van den ring No, 1836 met

opschrift thatha
(verordening).

Catalogus Leiden 241, No. 1847.


p.

Een afdruk in lak en twee in gips vaneen ring met het opschrift:

(pranata), eerbiedig voorover gebogen.

Catalogus Leiden 242, No. 2243.


p.
OPGAVE

DER

Hindoe=ouclheden inde Residentie Pekalongan

(met uitzondering van de afdeeling Brebes).

DOOR

E. A. SEL L.

A. Afdeeling Pekalongan.

I. District
Pekalongan.

Kota Pekalongan.

a. Inden tuin van den Resident staan rond om een waring-in-boom elf

kleine beeldjes; behalve deze elf den staat beeldje


op grond nog
een
ongeveer

2 meter tusschen de takken dienzelfden boom


hoog van
vastgegroeid. Deze

beeldjes zijn waarschijnlijk allen afkomstig van den Diëng. (Zie Verbeek’s Oud-

heden van Java No. 129).

1. in zittende met voetzolen


houding aaneengesloten (olifants-

ronde zonder achterstuk. beide


pooten) op een
steenplaat, Tweearmig; armen

gebogen de handen den buik gebracht; de daarin


en van voren
tegen gehouden

niet te onderscheiden. De slurf het voorste


voorwerpen meer en
gedeelte van

den Het is slecht


kop weggebroken. geheel afgewerkt, de armen
zijn in ver-

houding tot de overige lichaamsdeelen veel te dun. Dwars door midden gebroken.

Hoog 72.

2. zittende in
Ongedetermineerd beeldje, Buddha-houding, opeen

dubbel lotuskussen met achterstuk De is


en glorie. god rijk gekleed, draagt een

fraaie halsketting, armbanden, een


ketting om het midden van het lichaam, buik-

band, pols- en enkelringen. Een slang als upawita. De slippen van den buikband

zijn weerszijden tot fraaie strikken tot het lotus-


aan
geknoopt en hangen over

kussen naar beneden. Vierarmig; linker voor- en achterarm, alle vierhanden,

hoofd het het achterstuk Het


en grootste gedeelde van
weggebroken. geheel

zit onder het mos.

Hoog 63 (het aanwezige gedeelte).


154

in zittende houding, vierkant


3. Ongedetermineerd beeldje, op een

de voorhoeken lotnskussen, met achterstuk glorie. Vierhandig;


(aan afgerond) en

houdt de linker vliegenwaaier, de voor-


de achterband rechts een bidsnoer, een

het lichaam de linker ter hoogte


handen zijn beiden voor het midden van gebracht,

de daarin gehou-
van de
maagstreek, de rechter iets hooger daarboven; voorwerpen

Van de is niets te zien. De npawita


den zijn geheel verweerd. versieringen meer

valt even te herkennen. Het hoofdhaar is ineen hooge tooi opgemaakt.


nog

den schoot twee ronde dunne koorden de beenen


Vanuit hangen over

bloemsteelen, die als uit den grond


en het lotuskussen naar beneden, lijkende op

naar boven opklimmen.

Hoog 66.

zittende steenplaat, zonder achterstuk en


4. Ganefa, op een gewone

elkaar, is kleine tusschenruimte


glorie; de voeten sluiten niet geheel aan (er een

van 4 c.M.), en lijken wel


op olifanstpooten, (wegens slijtage niet meer duidelijk).

de beiden voorhanden steunen de knieën, de linker houdt het


Vierhandig; op

waarin het uiteinde den snuit rust; de inde overige


etenbakje, van voorwerpen

handen niet te herkennen. Een rond dik snoer als upawita. Zeer
zijn meer

verweerd en bemost.

Hoog 59.

zittende dubbel
5. Ongedetermineerd beeldje, in houding, op een

de rechter achterband houdt


lotuskussen met achterstuk en glorie. Vierhandig;

de voorhanden in elkaar inden


het bidsnoer, de linker den vliegenwaaier, liggen

schoot boven Dit beeldje heeft upawita. Het haar is ineen


naar geopend. geen

De slippen
fraaien tooi opgemaakt, halsketting, arm- pols- en beenringen. van

buikband vanuit den schoot als twee smalle banden over beenen
den hangen

tot den Linkerhoek achterstuk een gedeelte van


en lotuskussen op grond. en

Zeer verweerd.
den haartooi aan den rechterkant weggebroken.

Hoog 67.

die met den kop links


6. Durga, staande
op een buffel, naar op een

heeft achterstuk Achtarmig; de


steenplaat is gelegen. Het beeldje en glorie.

achterband houdt de de linker het haar den dae-


rechter bovenste cakra, van

inde handen niet te onderscheiden. Het


mon. De voorwerpen vorigen meer

is bemost verweerd.
beeldje zeer en

Hoog 75.

zittende dubbel lotuskussen


7. Oane9a, in
gewone houding op een

achterstuk inde achterband rechts het bidsnoer,


met en glorie. Vierhandig;
155

links de olifantshaak, de linker voorhand steunt de knie en houdt het


op

etensbakje, waarin het uiteinde van de slurf rust. Rechterhand, onderarm en

knie De als
weggebreken. slang upawita. Hooge haartooi, arm- en beenringen.

Hoog 54.

8. Ongedetermineerd in staande
beeldje, houding, op een
gewone

steenplaat met achterstuk. Het gekrulde hoofdhaar tot een soort glorie opgemaakt.

Tweehandig; rechterarm ietwat gekromd, langs het lichaam houdt met


afhangend,

de hand den eener knots omvat, welke met het ondereinde de steen-
greep op

plaat staat; de linkerhand rust de heup met den boven


op handrug naar
ge-

keerd. Inde iets achterwaarts inde linkerknie


rechterheup uitgebogen,

gebogen met het been een weinig voor-zij waarts geplaatst. Als eenig versiersel

een buikband, waarvan de slippen aan weerszijden tot strikken zijn geknoopt.

Bovenachterstuk aan beide kanten weggebroken, zeer bemost en verweerd.

Hoog 61.

9. in staande
Ongedetermineerd beeldje, houding op een
gewone

met achterstuk de rechter achterband houdt het


steenplaat en glorie. Vierhandig;

bidsnoer, de linker den vliegenwaaier; rechter voorarm langs het lichaam afhan-

gend, de hand, half houdt ronden


een
weinig naar voren
gebracht en
gesloten, een

knop; de linker voorhand is voor het midden onder de borst gebracht, naar boven

geopend. De slang als Een haartooi; verder oorsie-


upawita. zeer
hooge lange

raden, halsketting en polsringen. Het beeldje is onregelmatig afgewerkt,

de beenen zijn in tot de


overige lichaamsdeelen veel te kort.
verhouding

Zeer verweerd.

Hoog 55.

10. Een verweerden bemost


Ongedetermineerd beeldje. zeer vrouwen-

staande met de linkerknie iets vierkante


beeldje, naar voren gebogen op een

steenplaat met achterstuk, hetwelk boven de schouders ineen opstaande ovale glorie

beide onderarmen de handen Een


overgaat. Tweehandig; en weggebroken. zeer

hooge en fraaie haartooi, lange oorhangers, halsketting, buikband, waarvan de



77
O 'O o O

weerszijden in fraaie strikken zijn geknoopt de uiteinden als


slippen aan en

breede banden naar beneden hangen. Als verdere versiering zijn enkelrin-
nog

gen aanwezig.

Hoog 68.

Zeer verweerd beschadigd. Zittende


11. Ongedetermineerd beeldje. en

dubbel lotuskussen achterstuk. Hoofd, onderarmen


op een met
Tweearmig. en

handen, rechterknie en het grootste gedeelte van het achterstuk weggebroken.


156

valt de niets te
Daar het beeldje ook met kalk is besmeerd, van versiering

herkennen.

Hoog 42 (brokstuk).

Zittende in Buddha-houding,
12. Ongedetermineerd beeldje. op

een dubbel lotuskussen. Tweearmig; de banden schijnen inden schoot te rusten.

het met
Een booge haartooi. Het beeldje is zeer verweerd, bekalkt en gezicht

teer besmèerd en staat tusschen de takken en wortels vaneen waringin-boom,

waarin bet is vastgegroeid.

Hoog 56.

h. bet erf den Controleur het Binnenl. Bestuur den Heer


Op van van

Y. A. Doeve, staat inde verbindingsmuur tusschen woonhuis en bureau, inden

muur
gemetseld, een:

De staat inde buffel, die wederom


Durga. godin gewone houding op een

met den links steenplaat ligt. Achtarmig. Het geheel


kop naar
op een
gewone

witten den dik onder de dat dein


is door veelvuldig van muur zoo kalk, van

de handen de versieringen niets met zekerheid


gehouden voorwerpen
en meer

te onderscheiden is. De afkomst van dit beeldwerk is onbekend.

Hoog 118.

In het Museum te Batavia zijn opgenomen;

Trimurti. inde rechter achterband het bidsnoer, inde lin-


Zittend;

achterband De voorhanden het lichaam, de linker


ker de vliegenwaaier. voor

boven inden schoot, de rechter daarboven, eenigszins opge-


met de palm naar

heven en naar voren geopend.

46.
Hoog

Arch. Cat. No. 1. 111).


(Fr.

Trimurti. Staande; inde achterbanden rechts een bidsnoer, met

links de De rechter voorhand de borst de


rozet er in, vliegenwaaier. op en

linker Links het beeld klein voetstuk staat


afgebroken. van
op een eene
vaas,

met bladeren uitsteekt; den rechterkant ziet


waar een lotusknop een paar
aan

men een fragment vaneen dergelijk voetstuk, waarop waarschijnlijk eene vaas

zich boven kronkelende vlam is


met vuur gestaan heeft; de naar nog tegen

het achterstuk zichtbaar.

Hoog 109.

Arch. Cat. No.-5. (Fr. 113).


157

Brahma. Zittende, inde achterbanden rechts het bidsnoer en links

de De voorhanden inden schoot, boven de rechter


vliegenwaaier. naar geopend,

de linker. De baud onder de borst ontbreekt.


op

Hoog 55.

Arch. Cat. No. 7.


(Fr. 110).

als Mahadewa. Zittend lotuskussen. Vier inde


Qiwa op een armen,

rechterhanden bidsnoer met rozet als No. 24; de


en vliegenwaaier er
op voor-

handen boven inden schoot, de rechter de linker inde


naar
geopend op en

als halve met doodshoofd in het hoofd-


handpalm de rozet. Slang upawita, maan

tooisel. Geen band onder de borst.

55.
Hoog

Arch. Cat. No. 25. (Fr. 108).

Durga. Inde rechterhanden cakra, pijl, knots en staart van den

buffel; inde linkerhanden schelp, boog en kort zwaard, terwijl de voorhand op hei

hoofd den rust. De upawita ontbreekt. Deze


van asura asnra staat
geheel vrij op

den kop en nek van den buffel, hij heeft zwaar, krullend haar en
geeue wapenen.

Hoog 57,5.

Arch. Cat. No. 134. (Fr. 129).

Gane9a. Gewone steenplaat als zetel zonder ruggestuk of glorie. Geen

derde noch halve maan met doodshoofd.


oog,

Hooft 73,5.

Arch. Cat. No. 193. (Fr. 137).

Qane9a. Gewone voorstelling, maar zonder voetstuk, ruggestuk en

dit beeld heeft inde twee groote misschien bestemd


glorie; ooren
gaten, om

touw of rottan door te doen het rond te Om het


er een en zoo
dragen. voor-

hoofd een diadeem, maar verder ontbreekt het hooge haartooisel. In het voorhoofd

het derde Beide schouders zijn geschonden, maar toch schijnt het dat dit
oog.

beeld slechts twee is alleen zichtbaar de linkerhand


armen gehad heeft, nu
nog

waarin de snuit rust de rechterhand (of voorhand) die het


(of voorhand) en

bidsnoer vasthoudt en waarvan de arm verder ontbreekt.

Hoog 82.

Arch. Cat. No. 197. (Fr. 141).

Leeuw. Zittende een rond plaatje met uitsteeksel van onder; de


op

voorpooten opgeheveu.

Hoog 7,2.

Arch. Cat. No. 762a.

Not. 1880 124.


p.
158

ovale vrij dikke


Ring. Massief en vrij zwaar,
met ronde eenigszins en

letters tkais uitgesneden.


zegelplaat, waarop
in
diepe saran en
(jri

Arcli. Cat. No. 1370 en 1371.

Not. 1880 124.


p.

met boog
Oorknoppen, een
paar, zijnde vijfhoekige plaatjes een
open

aan den achterkant.

Arch. Cat. No. 1414.

Not. 1880 124.


p.

breed 2, dik gemiddeld 1.


Koperen hamer. Lang 7,3; gemiddeld

kant den anderen kant in het midden


Aan den eenen vierkant, aan scherp,

een langwerpig vierkant gat.

Arch. Cat. No. 1577.

Not. 1880 124 c.


p.

weerskanten vierkant. Het langwerpig vierkant


Koperen hamer, aan

dicht het uiteinde. Lang 8,5.


gat hij eene

Arch. Cat. No. 1578.

Not. 1880 124 c.


p.

den kant vierkant, aan den anderen rond;


Koperen hamer, aan eenen

het gat aan het vierkante einde. Lang 5,4.

Arch. Cat. No. 1579.

Not. 1880 124 c.


p.

Yerbeek’s Oudh. Java No. 135).


(Zie van

11. District Wiradesa.

Suikerland Wonokiri.

Stier. vierkant voetstuk, met ring den als


Liggende op een om
rug

No. 748. Hoog 7.

Arch. Cat. No. 750a.

Not. 1882 113.


p.

111. District Dor o.

Desa Doro (tevens distr. hoofdplaats).

staan twee beelden; behalve deze beiden vindt


Voor de pasanggrahan

men
nog een zeer verweerd beeldwerk achter de
omheining van het waterbassin,
159

hetwelk naast de is
pasanggrahan gelegen. Dit zijn die drie heelden, bedoeld in

Not. 1893 160 sub 3; XII.


p. Bijl.

1. Durga, staande met de achteruit


linkerheup een
weinig gebogen

op een buffel, die wederom met den


kop naar rechts
op een dunne steenplaat

is inde rechter
gelegen. Vierhandig; achterband de cakra, de linker achterarm

hand zijn De rechter voorhand het hoofd


en
weggebroken. ligt op van den

daemon, de linker houdt den staart den buffel. De godin draagt


van
een hoogen
fraaien haartooi, lange zware
oorhanders, halsketting, dubbel vrouwensnoer, arm-

polsringen, buikband Het


en en gordel. kleedje is van voren in ’t midden een

weinig opgenomen, zoodat de linkerknie onbedekt is. De buitenkant van de

rechterborst de helft Het met witte


voor
weggebroken. gezicht verf, de
oogen en

neusgaten met teer besmeerd. De zit in knielende het linker


asura
houding op

been, waarvan de voet


nog
inden nek van den buffel steekt. De rechterarm

is gebogen omhoog de hand


gebracht, een weinig achterover hellend naar boven

geopend. Linkerarm hand het


gebogen naar voren gebracht, de in
polsgewicht

onder gekromd met de


naar
vingerknokkels op
de dij steunend. Het hoofdhaar

is achter Ronde
glad naar gestreken. oorknoppen als eenig versiersel. De

met besmeerd. Buitenkant


oogen zijn teer van den linker bovenarm, en beide

hoeken de steenplaat den


van
weggebroken. Afkomstig van
Diëng.

Hoog 82.

2. Ongedetermineerd beeld basreliëf ineen


en
gebeiteld, kegelvormi-
aan den achterkant bol, aan de voorkant tot vlak
gen, een onregelmatig bekapten

rivierzandsteen. De de knieën
figuur staat met een
weinig naar buiten
uitgebo-
de voeten zijn
gen, gedraaid en
wijzen met de teenen naar den buitenkant.

Vierhandig. De achter onderarmen


zijn omhooggebracht, de rechterhand iets

onder schouderhoogte boven met staanden


naar en naar voren
geopend een
vogel

erin; de linkerhand steekt iets boven den schouder uit, terwijl er een knop in is

gelegen. De dezer hand zijn geheel verweerd;


vingers boven den knop bevindt zich

een
trechtervormige uitboring van 4 c.M. diep. Bovenarmen en onder-voorarmen

staan het lichaam af ineen rechten hoek. De voorhanden de borst


van
zijn voor

in ’t midden daaronder de elkaar


en
gebracht, vingers in
gevouwen,
zoodat ze

met de handen driehoek Het haar is tot


een
opstaanden vormen. gekrulde een

koepelvormigen fraaien tooi opgemaakt met Of


en een
djamang versierd. de

al dan niet is niet Een


ooren
versiering dragen meer duidelijk. halsketting is

te herkennen. De bovenarmen zijn met de


nog even
drievoudige, polsen met

enkele (doch sterker of versierd. Een


ringen dikker) lang tot
op
de voeten

reikend kleedje wordt boven de dooreen dikken


heupen ronden gordel vast-
160

gehouden, die van voren in ’t midden voor den buik tot een strik is geknoopt,

de dijen beneden De uit-


terwijl de slippen als ronde koorden over naar hangen.

einden dezer strikken ineen porte-épée-vormig versiersel. Aan


eindigen weers-

zich als met het


zijden, aan den achterkant van de voeten, bevindt een
naga,

dat
bovenlijf uit den grond opreizende. De kop van ongedierte lijkt meer
op een

buitenkant De
kop vaneen draak; de
opengesperde bek is naar den gekeerd.

ronden voorzienen kroon versierd.


kop is met een kransvormigen vaneen knop

Van den schuin de keel toeloopend rond (op


achterkop naai een
voorwerp een

het uiteinde boven is De hals is versierd


snoer lijkend), dat aan naar omgekruld.

met eendoor ronde korrels bezetten band. Het gezicht van het beeld is geheel

is
verweerd. Dit beeldwerk wordt door de bevolking „pandji” genoemd, en

afkomstig van Ragasela.

breed onder de voeten in ’t midden 60.


Hoog 112, gemeten 52,

inzetstuk. Het vooreinde dit beeldwerk veel


3. Spuier met van lijkt

de muil is
op
den kop vaneen op den grond Hggenden krokodil, geopend,

is te zien. Vlak achter den muil


zoodat aan beide zijden een vervaarlijk gebit

in hurkende het bovenlijf


van dat ongedierte zit een vrouwenfiguur houding,

het voorste der voetzolen met het zitvlak de


naar voren gebogen, op gedeelte en op

hielen zittende en den kop van ’t ondier rustende; de beide handen steunen op
op

het voorste de bovenkaak het beest. Het hoofdhaar schijnt


gedeelte van van

te Van de zijn enkel-


in golven over den
rug hangen. versiering nog zware

te onderscheiden. Gezicht handen geheel verweerd. De vormen van


ringen en

Inden ’t ondier
de lichaamsdeelen zijn als naar de natuur gebeiteld. neus van

bevindt zich rond 4 c.M. diameter. Dit beeldwerk wordt door


een spuigat van

is afkomstig Ragasela.
de bevolking „Prawansoenti” genaamd en van

inzetstuk de achter het beeldwerk


Hoog 55, lang (beeld) 42, 50; goot

heeft een breedte van 11, en is 8 diep.

O O

Qoenoeng Qaramanik.

Het hetwelk de desa Goenoeng Garamanik


voetpad, van Ragasela over

de desa Rokom vindt in het oerwoud het derde


naar voert, opgaande, men op

kaum” twee beelden „Radja boeta”


terras, op een plek „Alas genaamd, ruwe

geheeten.

Not. 1898 160, 3. XII, 2 4.


p. Bijl. en

Een in zit-
1. Ongedetermineerd beeld. logge menschelijke gedaante,

zonder achter- onderstuk. De rechterdij is buiten uitgebogen,


tende houding, en naar

hiel den voet den buik het linkerbeen in gewone zittende


de van tegen gebracht;
161

houding. Tweearmig; de rechterhand ter hoogte van de borst heeft den


greep

den voet staanden knots omvat, de linkerarm is


vaneen
op achteruitgebogen;
de hand onder de linkerborst houdt dat de linker-
en
tegen een
voorwerp, op

knie steunt (niet te herkennen). Het haar is achter het hoofd


meer gekrulde

tot kondé opgemaakt met bedekt. De


een en een
djamang ooren zijn met
groote

ronde knoppen versierd. (Hoofd haar maakt derde ’t beeld-


en een van geheele

werk uit). Zeer ruw en


lomp bewerkt, tevens is het beeld zeer verweerd en

zit onder mos.


groene

Hoog 151, breed 180 (aan het zitvlak van knie tot knie gemeten).

2. Ongedetermineerd beeld. Eenzelfde gedaante als no. 1, doch kleiner

in afmetingen. de de
Tweearmig; armen achteruitgebracht, handen aan beide

zijden het lichaam ter de de rechter houdt


van
hoogte van
borst; een overeind

staanden knots, de linker heeft den hals omvat. Het


vaneen gendi gekrulde

haar is achter het hoofd tot ronden bol die met


een grooten gevormd, een

breeden band is omsnoerd bedekt met De


en een
djamang. ooren zijn met groote

ronde versierd. Zeer verweerd bemost. Beenen in


knoppen en en zitvlak zijn

den grond verzakt.

Hoog 128, breed 96.

Deze beide beelden staan een afstand van 5 Meter uit elkaar.
op

Verder staan deze plek half inden


op nog zes
langwerpige grond ver-

zakte riviersteenen verschillende kleine afstanden die alle


gewone op van elkaar,

den naam „batoe ompak” dragen.

3. Batoe Een beneden met vlak steen.


lindjing. van een glad bekapte

Vierhoekig. De steen heeft vier schuin boven toeloopende


naar en
trapsge-

wijze die boven ineen kleiner


inspringende vlakken, opstaand vierkant eindigen.

Het bovengedeelte dat vierkant is heeft boven, in


van
weggebroken, en

het midden, Het


een
trechtervormige doorboring. opstaande gedeelte was met

ruiten versierd. Inde holte bevindt zich die


een
stamper, een
langwerpig ron-

den vorm heeft, naar beneden iets dunner.

Hoog 39, ondervlak 65 X 65, boven 22 X 22, diameter der holte

boven 25, beneden 17. De stamper is 36 16 dik.


lang en

De 3 c.M. in.
trapjes springen 4,4, en 2

Deze steen bevindt zich het vijfde terras is inden


op en
geheel grond

verzakt.

Van dit terras het bergpad Watoe ketan vindt


naar
opgaande men
op

het graf, door de bevolking „Kjai dit


hoogste punt een atas angin” genaamd;

Rapport 1912. 11
162

is een met
gewone
riviersteenen omlegd aardheuveltje van 4,89 lang, 3,00 breed

M. bet hoofd- voeteinde zijn twee platte steenscherven


en 0,50 boog; op en

van 1,00 hoogte opgesteld.

Vijfhonderd meter verder en een weinig naar beneden, ligt volgens op-

de desahoofden Djipan” of „Gkra Manik” begraven.


gave van „Panggerang

Een met riviersteenen 4,35 2,25 breed


omlegd aardheuveltje, van lang, en

0,65 M. hoog; benevens een krans door ronde kopgrooteViviersteenen gevormd,

tweede de aarde reeds is ingezakt.


waarschijnlijk een graf, waarvan

Vijftig meter verder een gelijksoortig graf, van den ,Panggerang Sling

Singan’’.

Van hier in het Mus. het Bat. Gen. opgenomen;


afkomstig en van

Beschreven Twee dunne steenen plaat.


steen. fragmenten vaneen

Vuil donkerbruin. audesiet. één beschreven met fraai


Plaatvormige Op zijde

nieuw Javaansch schrift, doch slechts te lezen doordat het stuk te


gedeeltelijk

is. den Manik be-


fragmentarisch Afkomstig van berg llogo en een tijd lang

waard inde kaboepaten Pekalongan.


geweest van

breed tezamen dik 4.


Hoog 50, 110,

Arch. Cat. D. 24; p. 381.

Not. 1868 64 en 71; 1893 160; 1909 Bijl. XII LXXIX.


p. p. p.

(Zie Dr. Verbeek Oudheden van Java No. 130).

Desa Boentoe.

Vaas voor reukwater. Alleen het lichaam der vaas zonder tuit.

Arch Gat. No. 1215a.

Not. 1886 p.
70.

Desa Rokom.

Ten Oosten van genoemde desa aan beiden zijden van den grooten

van Rokom naar Soeralaja voerende, liggen vier- vijf- en zes-hoekige


weg

bekapte steenen verspreid, van verschillende grootte en afmetingen. Volgens

de bevolking waren deze steenen bestemd voor den bouw vaneen moskee te

Ragasela.

Hoog of lang 52 tot 223, dwarsdoorsnede 38 tot 200.

Not. 1893 160, 3. Bijl. XII CXXI.


p. p.

Verder van deze desa afkomstig:


163

Urn, een uitgeholde steen met deksel; de urn eenigszins geschonden,


het deksel in twee stukken Inde
gebroken. urn werden gouden platgeslagen
plaatjes gevonden.

der
Hoogte urn 33 uiet
deksel, (deksel 8,5), breed 24,5.

Not. 1897 49d en 69h.


p.

Desa Soeralaja.

Op een
paar onbebouwde
heuvelruggen, vlak voor do desa
gelegen, treft

men
kringvormige, platte aardheuveltjes, die met
middelgroote riviersteenen zijn

omlegd. De bedoelde hebben


plekken een diameter van 3,40; 4,20 en 5,10

M. en zouden volgens de desabewoners fundamenten van huizen uiteen

vroeger rijk „Miralaja” zijn.

Not. 1893 160, 3. XII blz.


p. Bijl. CXXI.

Desa Telaga=Pakis.

Yan de desa ineen


Petoeng Krijana diep ravijn afdalende vindt men

aan den overkant de rivier Pakis, eendoor vier boomen


van
omringde, ongeveer

30 vierkante meter groote midden inde


plek sawah’s gelegen. Deze plek
wordt door de
desa-bevolking eens
per
maand
gereinigd. Hier zijnde volgende
beeldwerken opgesteld:

1. Yoni en lingga, de eerste staande losse


op een vierkante, aan de

hoeken afgeronde steenplaat, die aan den voorkant een vierkant uitsteeksel
vertoont,
de voorhoeken
waarvan
zijn weggebeiteld. Het
ondergedeelte van de yoni is

versierd met bladornament, hoeken


terwijl aan de opstaande palmetten uitge-
beiteld zijn, die den bovenkant van’t
aan
geheel een
weinig afstaan. Het midden-

gedeelte der yoni is met in-


ojiefvormige en uitspringende banden en lijstwerk
versierd. Op het bovenvlak alle 11 c.M.
een aan zijden inspringend reservoir,

hoog 5 c.M. Aan den voorkant van het bovenvlak in ’t midden


rechthoekig
vooruit stekend onder
eene naar
ojiefvormige tuit, die aan het uiteinde een

rond spuigat met vertoont. Onder het is


gleuf spuigat een
afhangend drie-

hoekig krulornament De tuit wordt


uitgebeiteld. gesteund dooreen als uit het

ornament uitkronkelende met schubben bedekte slang met


drakenkop; de

kop van dat ongedierte is met bloemornament bedekt soort kroon


(een voor-

stellend?). Van de keel, den achterkant den


aan van onderkaak, hangt een

sikkelvormig rond af, dat aan het voorondereinde ietwat boven


voorwerp naar

is (soort vin?). Over het ondereinde daarvan


omgekruld, hangt een rond dik

beneden ineen ronden bol dat wel


snoer, eindigend, op een geknoopten geld-
164

buidel lijkt. De kaken, die vervaarlijk voorzien,


vaneen gebit zijn zijn wijd

de tot de borst beneden het ondereinde


opengesperd, terwijl tong op naar bangt;

van die tong heeft den vorm van gekorrelde snoeren. Aan weerszijden van den

schuin den hals de borst breed met ronde


achterkop over naar toeloopend, een

korrels bezet baud, hetwelk voor de borst tot een


(hartvormig) afhangenden drie-

hoek is vereenigd. Vlak onder den driehoek deelt zich de in twee lichamen,
slang

het het andere is


waarvan eene om gekronkeld.

In het bovenvlak der yoni staat een lingga, van beneden vierkant, naar

boven conisch-rond toeloopend. Het vierkante is met bladornament,


gedeelte

het conische met een band versierd.

De afmetingen der yoni zijn:

Hoog 78, hierbij inbegrepen het 14 hooge geornamenteerde gedeelte. De

bovenvlak ondervlak 76x80. De tuit


sponning 21X21, 76X75, is 35 lang

en breed 19 c.M.

De is 67 vierkante 22, ronde 30 de onder


lingga lang, gedeelte en naar

vierkante 15 c.M.
inspringende tap

De steenplaat 80X84 en 12 dik.

2. in zittende met achter-


Qane9a, gewone houding op een steenplaat

stuk glorie. de voorhanden de rechter


en Vierarmig; rusten
op knieën, de

houdt een stuk olifantstand, de linker het etensbakje, waarin het uiteinde van den

snuit rust; inde achterbanden rechts het bidsnoer, links een olifantshaak. De

is in ornaat. Een als Het


god groot slang upawita. voorgedeelte van de steen-

plaat en de daarop gelegen onderbeeuen en voeten


weggebroken. Het beeldje

is zeer verweerd en bemost.

Hoog 45.

3. Brokstuk beschadigd, verweerd bemost


vaneen zeer en
Ganeija-

beeldje, zittende een rond lotuskussen met achterstuk. Hoofd, de


op armen aan

schouders en knieën weggebroken, verder niets te onderscheiden.

49
Hoog (overgebleven gedeelte).

4. Brokstuk (borst, buik het


vaneen en middengedeelte van

de slurf).

Hoog 32 (brokstuk).

5. Nandi, met alle vier de


liggende pooten onder het lijf geslagen, op

vierhoekige stcenplaat. De kop is de


een
weggebroken, plaat zeer
beschadigd;

zeer verweerd en onder het mos zittend.

Hoog 24, plaat 53 X 25.


165

6. Brokstuk vaneen
tweearmig beeldje in staande houding met ach-

terstuk. Hoofd, vanaf


bovenachtergedeelte, ondergedeelte de knieën weggebro-

ken. Zeer verweerd en onder de aarde zittend; niets te onderscheiden.

Hoog 29 (brokstuk).

7. Drie ronde zonder


zuiltjes versiering.

Hoog 21, 25 en 28, dwarsdoorsnede 12,14 en 19.

8. zonder onder vierkant met conischen


Lingga tap, van een
overgang,

rond boven toeloopend, zonder


naar
versiering.

35 rond
Hoog (vierkant 15, gedeelte 20), dwarsdoorsnede 14.

9. Twee ronde zonder


zuiltjes versiering.

Hoog 48 en 22, dwarsdoorsnede 14.

10. Voetstuk met


ojiefvormig inspringend onder-
een en uitspringend

bovenvlak. Het middengedeelte is de hoeken met vierkante


aan zuiltjes

en lijstwerk versierd. Op het gladde bovenvlak staat een kort rond


zuiltje

(een stuk).

Hoog 44, bovenvlak 36 X 37. Het zuiltje is 19


hoog.

11. Voetstuk, als No. 10, zonder


lijstwerk kleiner
maar en van afmeting.

Hoog 41, bovenvlak 29 X 29. Het zuiltje hoog 22.

12. Een rond bekapte steen met een glad boven- en ondervlak.

diameter 35.
Hoog 39,

Not. 1893 p. 160, 3. Bijl. XII p. CXXI.

Verder liggen op
deze plek nog kleine brokjes van beeldwerk en een

aantal onbekapte riviersteenen allerlei tot bene-


van vorm
op middelgroote,

vens
plaatvormige fragmenten van
groote steeuen.

Desa Djosoredjo.

Doekoeh Qaroen.

Het voetpad Telüga Pakis Djosoredjo vindt


van naar
opgaande men

tusschen de doekoeh Garoen en de desa Djosoredjo 100 nieter links


ongeveer

dat plaats, door de bevolking „Watoe Als


van
voetpad een
Gedong” genaamd.

tot deze is 5 meter breede 30 meter


toegang plaats een en
ongeveer lange

die met platte steenscherveu is belegd. Aan den vóórkant is


weg gemaakt, een

poort van opelkaar gestapelde riviersteenen van 1 meter hoog opgericht. Aan
166

het einde van dien ligt onder groote nokosariboomen een groote steen;
weg

het boven de aarde uitsteekeude gedeelte heeft een afmeting van: hoog 102,

breed 180, 456. Naast dezen steen staan twee beeldjes:


lang

1. in zittende dubbel lotuskussen met achter-


Qane9a, houding op een

stuk. Tusschen voetzolen is 4 c.M. Yierarmig; in


de er een opening van

de achterband rechts een bidsnoer, links een olifantshaak; de voorhanden rusten

op
de enkels, de rechter houdt een stuk olifantstand, de linker het etensbakje,

waarin het uiteinde van den snuit reikt. De god is in groot ornaat. Een slang

als Inden haartooi bevindt zich halve met de sikkel-


upawita. lagen een maan

einden boven daarboven doodshoofd. Het lotuskussen heeft


naar gericht, een

midden vierkant uitsteeksel, het de


voor in ’t een
waarop voorgedeelte van

voeten rust. Het beeld is met een dikke laag mos bedekt.
groen

Hoog 63.

ronden riviersteen
2. Polynesisch beeld. Op een langwerpigen en

basreliëf menschelijk in hurkende houding. Tweearmig;


gebeiteld; een wezen

handen in ’t midden borst de


de zijn voor de gebracht, vingertoppen tegen

elkaar met den smedi houding). Het beeld is


pink naar voren (moedja zeer

ruw bewerkt, zeer verweerd en bemost.

Hoog 72.

Desa Qoemelem.

afstand achter de desa Goemëlëm, den grooten


Op een van P/a paal aan

de desa treft ineen onder


weg naar Toendangan, men
djagongveld een
paar

woeroenankaboomen plek, „Pertamptoe”, vier beeldjes,


groote op een
genaamd

een platten steen bij elkaar staande.


op

Not. 1893 3. XII CXXII.


p. 160, Bijl. p.

in zittende houding dubbel vierkant lotus-


1. Gane9a, gewone op een

kussen achterstuk Vierhandig; de achterband rechts houdt het


met en
glorie.

linker de voorhanden rusten de knieën, inde


bidsnoer, de een op

rechter stuk olifantstand, inde linker een etensbakje, waarin het uiteinde
een

den snuit rust. De is in ornaat. Een slang als upawita. Inden


van god groot

Het zit dik onder het


hoogen haartooi een doodshoofd. beeldje mos.

Hoog 35.

in zittende
2. Gane9a, een zeer verweerd, bemost en beschadigd beeldje

rond dubbel lotuskussen zonder achterstuk of glorie. Twee-


houding op een
167

beide handen rusten de knieën, de daarin gehouden


handig; op voorwerpen

dwars door den hals los


niet meer te onderscheiden. Hoofd gebroken (staat er

Yan is niets te herkennen.


op). De slurf weggebroken. de versiering meer

Hoog 26.

d Een bemost be-


3, Ongedetermineei beeldje. zeer verweerd, en

in zittende dubbel vierkant lotuskussen met


schadigd beeldje houding op een

De beide achterbanden ter de


achterstuk en
glorie. Vierarmig. hoogte van

de daarin onherkenbaar. Beide vooronderarmen


schouders, gehouden voorwerpen

het het lotuskussen zijn


en handen, de knieën, de voeten en voorgedeelte van

tooi is
weggebroken. Het haar is ineen hoogen opgemaakt en een upawita nog

even herkenbaar.

27.
Hoog

Een bijna verweerd be-


4. Ongedetermineerd beeldje. geheel en

in staande met achterstuk glorie. De


schadigd beeldje houding, en armen

de handen Onder
hangen langs het lichaam naar beneden, zijn geheel vergaan.

de knieën weggebroken.

16 (brokstuk).
Hoog

Desa Batoersari.

Doekoeh Batoer.

het erf den inlander Pa Soetver, staat


Op van een:

of met tuit. Tusschen boven- beneden-ojief twee


Retjapada yoni en

banden. In het bovenvlak alle 10


gladde in- en uitspringende een aan zijden

c.M. inspringend en 4 c.M. diep reservoir; in ’t midden een vierkante opening

48 c.M. Aan één zijde het bovenvlak in’t midden recht-


van 19x20 en diep. van

34 tuit waarin 4 c.M. breede 2 c.M.


hoekig vooruit stekend een lange een en

diepe gleuf.

79, bovenvlak 80X81, ondervlak 84X86.


Hoog

de desabewoners 35 jaar dat


De yoni zou volgens voor ongeveer op

erf zijn uitgegraven.

Desa Karangsari.

Doekoeh Messogie.

Een het bovenvlak glad,


Een steenen mortier (batoe loempang). aan

steen, die in het bovenvlak schotelvormige


aan de zijden zeshoekig bekapte een

vertoond. (Geheel inde sawah verzakt).


uitholling

dik diameter de uitholling 76, diep 52.


Hoog 106, 96, van
168

© O

Desa Djalatlga.

Steenen mortier, (batoe loempang). Een onbekapte riviersteen,


gewone

die in bet heeft.


bolvormige gladde bovengedeelte een
komvormige uitholling

De de de desa.
steen ligt naast loemboeug van

Hoog 67, diameter de 22.


van
uitholling 48, diep

In het Museum van het Bat. Gen. opgenomen:

IV, District Kadjen

Desa Poengangan Qoenoeng,

Urn met conisch deksel, als No. 379a; binnen vierkant


van een groot

in het midden acht kleinere omheen Vier-


gat en en ondiepere er
(verg. 374).

kant 16,8, der 18, met het deksel 27.


hoogte urn
ongeveer

Vervolg Arch. Gat. No. 374a.

Not. 1890 22. VIL


p. Bijl.

vierkant deksel, slechts in


Urn, met dat
nog fragmenten aanwezig is. De

ruimte van binnen niet in vakken verdeeld. Vierkant 15, hoog zonder deksel 14.

Vervolg Arch. Gat. No. 379c.

Not. 1890 22. Bijl. VIL


p.

Diverse gevonden inde urnen 374a en 379c, namelijk;


voorwerpen,

stof met
a.
(asch ?) vermengd metaaldeeltjes en glaskoralen;

h. kleine gouden lingga (yupa?) vierkant zilveren


een
op een plaatje;

de 2,7, het zilveren 2 in het


lingga hoog plaatje vierkant;

c. eenige fragmenten en plaatjes van bladgoud;

d. een beschreven gouden plaatje (onduidelijk); 2in het vierkant.

N.B. Inde bevonden zich ook kleine


urnen
eenige gouden geldstukjes,

die in het muntkabinet geplaatst zijn.

Vervolg Arch. Gat. No. 784a.

Not. 1890 p.
22. Bijl. VIL

(Zie Dr. Verbeek’s Oudheden van Java No. 131).

Een glazen kop, twee


glazen borden aarden potje, in
en een gevonden

het distr. Kadjen, werden niet waarde


teruggezonden.
wegens genoegzame

Not. 1910 27, 9.


p.

Uit onderstaande plaatsen afkomstig en in het Mus. van het Bat. Gen.

opgenomen:
169

Berg Priksa, Land Kedondong.

Groote metalen bladen als No. 1803 47 43.


en volgende. Middellijn en

Vervolg Arch. Gat. No. 1819 c en d.

Not. 1887 99. Bijl. VI.


p.

Desa Karanganjar.

Potje, olijfkleurig, verglaasd. Wijde buik, nauwe hals. Hoog ruim 6.

Vervolg Arch. Gat. No. 1920a (Inv. 4462).


Not. 1902 p. 68 f. Bijl. XX.

met
Potje, wijden buik, nauwen hals en twee vertikale ooren. Groen-

grijs en fijn verglaasd. Hoog 6.

Vervolg Arch. Gat. No. 1928a (Inv. 4463).

Not. 1902 68 f. Bijl. XX.


p.

Desa Bandjarsari.

Deksel vaneen porceleinen pot, wit en met bloemwerk en relief. Mid-

dellijn 16.

Vervolg Arch. Gat. No. 1948a.

Not. 1889 123. X.


p. Bijl.

Kom, als No. 1967. Hoog 5, middellijn 15,6.

Vervolg Arch. Gat. No. 1967a.

No. 1889 123. Bijl. X.


p.

Uit deze is verder in het Mus. Bat.


afdeeling afkomstig en van het

Gen. opgenomen:

Trom of pauk (het bovenvlak vaneen), brons. In het midden een

twaalfstralige ster en relief. Daaromheen een aantal concentrische banden en

cirkels, waartusschen versieringen zijn vertikale


aangebracht van
streepjes en

cirkeltjes. Voorzoover het zeer verweerde vlak te zien is, vindt men telkens
op

tusschen twee randen met meestal rand De


streepjes nog een met cirkeltjes.

tusschenruimten de stralen der ster met


van schijnen driehoekige versieringen

te zijn doch die thans


aangevuld, zijn onduidelijk. Overigens schijnt geen ver-

siering evenmin als de


aanwezig, op dergelijke trommen vaak voorkomende

kikvorschen. Diameter 76.

Vervolg Arch. Gat. No. 107 hl (Inv. 4347).

Not. 1901 113 d. Bijl. X; Not. 1899 216 s;


Not. 1900 50,
p. p. p.

3e alinea.
170

B. Afdeellng Batang.

V. District Banda r.

Van hier het Mus. het Bat. Gen. overgebracht:


afkomstig en naar van

Panoendan, Erfpacht=perceel.

slechten steen. Met tuit middenin vierkant diep gat.


Yoni, van en een

Grondvlak 36 36. Hoog 35.


Slecht afgewerkt, geen versiering. X

Vervolg Arch. Gat. No. 3636 (Inv. 4547).

Not. 1903 103. Bijl. XII.


p.

tuit middenin vierkant diep Geen versiering.


Yoni, met en een gat.

Grondvlak 30 X 30. Hoog 28.

Arch. Cat. No. 363 c (Inv. 4548).


Vervolg

Not. 1903 103. Bijl. XII.


p.

Desa Simpar.

Gehucht Kenjaren.

Beker voor oflferwater. Als de nummers 807 814a, maar van eenvou-

rand.
diger vorm,
kleiner en met enkelen, eenvoudig omgebogeu

Arch. Cat. No. 815.

heeft belangrijke
Spiegel met toehehoorend handvat; de spiegel een

de het handvat dezelfde teekens als bij No.


verhevenheid aan keerzijde; op

1150—60. 12,7; met handvat 18.


Middellijn lengte

Arch. Cat. No. 1108.

den als No. 1144,


Handvatsel vaneen spiegel van
gewonen
vorm

met in letters den kant.


inscriptie gefigureerde op eenen

Arch. Cat. No. 1151.

Not. 1882 61.


p.

met olifant relief de ronde zegelplaat.


Ring een en op

Arch. Cat. No. 1352.

weerskanten eindigende
Keten van verguld zilverdraad, lang 32, aan

den kant met den anderen


ineen zilveren staafje, aan eenen een
oog en aan

met Aan den keten bevindt zich een klein langwerpig ver-
kant een haakje.

dat heen schuiwen kan.


siersel, er aan en weer

Arch. Cat. No. 1513.

Not. 1872 129e.


p.
171

Schaaltjes, met ronden bodem en van verzilverd brons(?). Middellijn

17,7—13,3.

Arch. Cat. No. 1697 1700.

Not. 1872 p. 129e.

Kom, als
voren, grijsachtig groen en zeer
geschonden. Hoog 7,5, mid-

dellijn 18.

Arch. Cat. No. 1969.

Not. 1872 129.


p.

Kom binnen wit versierd met kleine


van
verglaasd aardewerk, van en

krulletjes, van buiten roodachtig wit. Hoog 6,3, middellijn 17.

Arch. Cat. No. 1973.

Not. 1872 129.


p.

Kom, vuilwit met blauwen rand aan den bovenkant, binnen en buiten,

en verder versierd buiten met stengels en bladeren, binnen met bet Chineesche

karakter 16.
geluk. Hoog 6,5, middellijn

Arch. Cat. No. 1974.

Not. 1872 129.


p.

(Zie Dr. Yerbeek’s Oudheden Java No.


van 135).

Onderdistr. Wonotoenggal.

Desa Tegalsari.

Metalen blad, brons, geëmailleerd. Sterk buitenwaarts hellende rand,

die boven horizontaal buiten het binnenvlak


van plat bijna naar
eindigt. Op

concentrische cirkels; vlak midden ineen klein


groepen cirkeltje, omringd

door 4 figuren, daaromheen 3 cirkels. Veel


bladvormige concentr. meer naar

buiten 5 concentr. cirkels, en iets verder 6 concentr. cirkels. Diameter (van


nog

buiten): ruim 38,5.

Vervolg Arch. Cat. No. 1777 c (Inv. 4143).

Not. 1900 50. Bijl. XVII.


p.

Mei alen blad, brons, geëmailleerd. Hooge, niet


erg
buitenwaarts hel-

horizontaal buitenwaarts
lende rand, van boven plat en bijna eindigend. Op

het binnenvlak concentrische cirkels verschillende afstanden: in het


groepen op

midden één kleine, dan 3, daarna eens 3, vervolgens 5, en eindelijk 6.


nog

Diameter buiten); 34.


(van

Vervolg Arch. Cat. No. 1777J (luv. 4144).

Not. 1900 50. Bijl. XVII.


p.
172

Metalen brons, Yan ouderen plat. Schuin


blad, groen geëmailleerd.

opslaande rand, minder schuin hellende dan b.v. 1802/; etc., eindigend met een

kleinen rand buitenwaarts. Op het binnenvlak, voorzoover zichtbaar, geen


ver-

siering. Diameter (van ruim 45.


buiten)

Vervolg Arch. Cat. No. 1802</ (Inv. 4142).

Not. 1900 50. Bijl. XVII.


p.

VI. District Soebah.

Desa Limpoeng.

Voor de pasanggrahan staan:

met de onder
1. Nandi, liggende op een
vierhoekige steenplaat pooten

het lijf Om den hals band dragend. Linker hoorn, linker


geslagen. een oor

rechter hoorn Dik ouder kalk zittend: de


geheel, gedeeltelijk weggebroken.

de hoeven, staart, halsband, muil met teer besmeerd.


steenplaat, oogen
en zijn

steenplaat 32 X 60 c.M.
Hoog 45,

2. dikke vierhoekige steenplaat met onder


Nandi, liggende op een

het de linker is gestrekt met den


lijf geslagen pooten; voorpoot naar voren

hoef den hals het bovenste den kop bevindt zich


naar
gebogen. Op gedeelte van

4 c.M. De vertoont de
een diepe trechtervormige uitholling. steenplaat aan

zijden een inspringende bandversiering en aan de hoeken een


uitspringend,

staand, vierkant zuiltje. Dik bekalkt; de steenplaat, de hoeven, de


oogen geteerd,

evenals het midden van den kop, waar van hoven naar beneden een breede

streep over
loopt.

Hoog 42, steenplaat 32 X 64 c.M.

3. Ongedetermineerd beeldje, in zittende houding op een halfrond,

dubbel lotuskussen zonder achterstuk en glorie. Vroeger waarschijnlijk vierarmig.

De beiden voorhanden de knieën, de rechter, waarin knop is


liggen op een

De linker schouder, achterarm linker onderarm


gelegen, naar voren geopend. en

Dwars door den hals


boven het polsgewricht zijn weggebroken. gebroken.

Het hoofd staat er los Het beeldje is zeer verweerd en dik met
op.

kalk en teer besmeerd.

Hoog 56 c.M.

in zittende houding vierkante steenplaat met ach-


4- Qane9a, op een

terstuk. alle handen inde houding; de daarin


Vierhandig, gewone
van aanwe-
173

zige niets te onderscheiden. De slurf, het


voorwerpen meer
bovengedeelte van

het achterstuk de voorhoeken de


en van steenplaat weggebroken. Dik onder

kalk en teer zittend.

Hoog 38 c.M.

5 inzetstuk. flroote
en 6. Monsterkoppen met
uitpuilende oogen

vanaf den neuswortel boven


en naar en
zijwaarts verloopende slangenlijnen.

Hoog 36, breed 47, diep 12 en met inzetstuk 44 c.M.

Van hier afkomstig en in het Mus. te Batavia


opgenomen;

Ring, goud, van den vorm met een paarschen kristal.


gewonen

Vervolg Arch. Cat. No. 1397a.

Not. 1899 2 63. XX.


p. en Bijl.

Oorsieraad, twee stuks, goud, gevormd door twee


bijna even
groote

ringen, welker oppervlakte fraai met bloemwerk is.


gedreven

Vervolg Arch. Cat. No. 1497a.

Not 1899 2 en 63. Bijl. XX.


p.

In het Mus. te Leiden :


opgenomen

Oorsieraden, van goud, een


paar, hol; de eene ring (3312a) beschadigd.

Het oppervlak versierd met Indische bladmotieven.


gedreven Dm. 5,5.

Catalogus Leiden 188, No. 3312 a h.


p.

VII. District Bawang.

Desa Deles.

Doekoeh Lemboe.

Ineen de
djagoeng-aanplant op een plek, door bevolking „Sela kasoer”

genaamd, liggen tusschen bamboestoelen verspreid;

(cf. Not. 1868 22—24; Dr. Verbeek’s Oudheden Java No.


p. en van
133).

1. Gane9a, in zittende houding dubbel lotuskusseu


op een
zeshoekig

zonder achterstuk. De voetzolen sluiten niet elkaar bevindt zich


tegen aan; er

daartusschen ledige ruimte 4 c.M. Vierhandig; de voorhanden


een van
zijn aan

weerszijden tegen den buik gebracht, de rechter houdt een stuk olifantstand. De

linker voorhand, beide achterarmen handen, evenals de


en slurf, zijn weggebroken.

De is gekleed in ornaat. Een als Het haar is achter het


god groot slang upawita.

hoofd tot een halfronde glorie opgemaakt. Het beeld is zeer bemost en verweerd.

Hoog 76 c.M.
174

vierhoekige steenplaat met de rechter


2. Nandi, liggende op een voor-

ouder den hals geslagen. De kop en rechterhoek van de steenplaat zijn


poot

Zeer verweerd bemost.


weggebroken. en

Hoog 65, steenplaat 105 X 35 c.M.

3. Drie kleine lingga’s, alle van gelijke afmetingen; van beneden

boven conisch rond zonder


vierkant, naar toeloopend; versiering.

25 10, ronde deel 15), dwarsdoorsnede 7 c.M.


Hoog (vierkant

onder vierkant Zon-


4. Rond zuiltje met een van inspringenden tap.

der versiering.

dwarsdoorsnede den 5 c.M.


Hoog 20, 15, lengte van tap

Twee ronde zonder ieder versierd met acht smalle


5. zuiltjes tap,

bandjes met krul-ornament.

30 32, dwarsdoorsnede 15 17 c.M.


Hoog en en

6. met ronden platten knop boven.


Kegelvormige steen, een van

lijstversiering. De steen draagt krul-


Beneden een uitspringende ronde geheele

het bevindt zich vierkante


ornament. Aan ondervlak een inspringende tap.

diarmeter het ondervlak 41, den tap 12 c.M.


Hoog 74, van lengte van

7. Yoni met tuit, (uit twee stukken); tusschen onder- en bovenvlak

in- uitspringende lijstversieringen uitgebeiteld. In het bo-


zijn ojiefvormige en

c.M. c.M. In het


venvlak een aan alle zijden 9 inspringend reservoir, diep 4,5

midden een vierkante sponning van 19 X 19.

73 75 X 78. De tuit
Hoog 76, bovenvlak X 74, ondervlak lang 33,

breed 16 c.M.

8. Voetstuk met beneden- en bovenojief; aan de boeken vierkant

staande zuiltjes. Op bet gladde bovenvlak een rond zuiltje


uitspringende,

(een stuk).

vlakken 32 32; ’t zuiltje 15, dwars-


Hoog 43, aan de X hoogte van

doorsnede 9 c.M.

Twee vierkant bekapte steenen met


gladde vlakken.
9. groote

Lang 127, breed 42, dik 20, en

132, breed 46, dik 34 c.M.


Lang

lederen kliwou wordt door de de


djoemabat bevolking van
naastbijge-

desa’s bij dit beeldwerk geofferd.


legen
175

Desa Wonosari.

x
Aan den voet het 1
van Prahoe-gebergte, /3 paal van
genoemde desa,

kalen
op een aan een
bergrug gelegen plek „Segong” genaamd, staat in eene

verdieping:

1. Retjapada of yoni, verweerd in


zeer en beschadigd, gebeiteld gladde
in- en uitspringende banden, met boven- en benedenojief. De randen van bet

bovenvlak twee
aan
zijden weggekapt.

Hoog 57, bovenvlak 63 X 63, ondervlak 70 74. der tuit


X Lengt 20;

vierkante 15 16, diep 31 c.M.


opening X

2. Voetstuk met boven- benedenojief daartusscben


en en uitspringend

lijstwerk. In het bovenvlak vierkante


eene
opening voor een
lingga.

Hoog 44, bovenvlak 39 X 39, benedenvlak 41 X 41. De


opening 11 X 12,

diep 23 c.M.

3. Drie steenen muziekinstrumenten (bonang’s); een


weinig ruw

afgewerkt, niet zuiver rond.

Hoog 22, 28 en 31; dwarsdoorsnede 36, 41 en 48 c.M.

In bet Museum van het Bat. Gen.


opgenomen:

Desa Si Qlagah

Ring. Koper. Op de ovaalvormige zegelplaat staat eene inscriptie, ver-

moedelijk fri bana in negatief.

Deze ring is dan Nal.


een
zegelring geweest (Zie Br. No. 187). De

cakra ontbreekt bier echter, welk feit vermoeden valscbbeid


een van
opwekt.

Vervolg Arch. Cat. No. 1374a (Inv. 4964).


Not. 1909 114. Bijl. XV.
p.

Desa Wanar.

gelijk de
Weegschaaltjes, een
paar, aan nummers
1219—1219c, mid-

dellijn 4,3.

Arcb. Cat. No. 1220.

Not. 1877 43 llc.


p.

Polsringen, drie stuks, overeenkomende met de nummers 1276—1279.

Arch. Cat. No. 1280.

Not. 1877 p. 43.


176

Gehucht Pagandian.

vier horizontale
Pot, met niet zeer wijden buik, groote opening en ooren ;

geel en onverglaasd. Hoog 18,5.

Arch Cat. No. 1897.

Not. 1877 43.


p.

Desa Babadan-ageng.

vuilwit met blauwe bloemen; middellijn 23.


Schotel van aardewerk,

Arob. Cat. No. 1993.

Not. 1884 p. 112.

Desa Sigemplong.

Doekoeh Pranten.

steenen te zien, die uit bet


Bij deze desa zijn gedeelten vaneen trap

voerde. (Zie Dr. Yerbeek’s


laagland van Pekalongan naar bet Diëng-plateau

No. De werd door mij niet bezocht, daar zij


Oudheden van Java 134). plaats

toch de het Diëng-plateau in behandeling komt.


bij opname
van

In het Mus. te Leiden opgenomen:

Desa Soerdjo.

Gehucht Hardjowinangoen.

soort'van bonang, die de grootere


Zes „peneroes” (kleinere accompag-

neeren), waarvan drie beschadigd, zoomede een beschadigde „tangkep kentjer”,

alle oude herkomst. Het eigenaardige der zes


van koper en van zeer peneroes

vier welke inde thans in gebruik zijnde


is, dat alle voorzien zijn van gaatjes,

deelt mede de de
niet voorkomen. De Heer Pleyte dat, gegeven gaatjes en

dunte van het metaal, deze


peneroes vermoedelijk weegschaal-bakken zijn.

het reeds meerdere soortgelijke bezit, adviseert


Waar Gnootschap voorwerpen

Museum Leiden.
hij tot
opzending naar het Rijks Ethnographisch te

Not. 1909 144—145, 8.


p.

Diëng=plateau.

(voorzoover
in Pekalongan liggende).

de relief staand
Spiegelhandvatten, met op eene zijde en een men-

het lichaam als No. 1823


schenbeeld, met de armen langs afhangend, en

de andere boom, zich slang kronkelt.


2369, op zijde een waarom een

Hoog 5,2 c.M.

Leiden 167, No. 1855.


Catalogus p.
177

Als boven concaaf, met bloem- blad-


Spiegelhandvat. voren, van en

versiersels en relief aan weerskanten. In het midden een gestileerd zittend beeld (?)

of een schildpad (?). Hoog 5,2 c.M.

Catalogus Leiden p. 170, No. 1854.

Ronde doos met deksel, waarop en basreliëf een paard, voortloopende

tusschen struikgewas en door boomtakken omringd. Hoog 3,5 c.M., diameter 7,5 c.M.

Catalogus Leiden 174, No. 1816.


p.

Uit deze in het Mus. te Leiden


afdeeling afkomstig en
opgenomen:

Gouden met opstaande ribbetjes den omtrek, die


neusringen om om

drie voorzien Dm. 1 c.M.


en om van dwarsinsnijdingen zijn.

Catalogus Leiden 189, No. 3313.


p.

C. Afdeeling Tegal.

VIII. District Tegal.

Kota Tegal.

Inden tuin van den Assistent-Resident staan:

1.
Ongedetermineerd beeldje, in zittende houding op eene steenplaat

achterstuk. beide onderarmen handen


met Tweearmig; en zijn weggebroken.

Het haar is ineen fraaien tooi opgemaakt. De


hoogen, zeer ooren zijn met

versierd, de halsket-
lange zware hangers van
overige versiering zijn nog

armbanden te herkennen. Het is verweerd dwars


ting en beeldje zeer en

door den hals gebroken, het hoofd staat los Het


er
op. voorgedeelte van

den buik, de beenen en voeten, en verder vanaf de onderarmen schuin naar

beneden weggebroken.

Hoog 42.

2. Ongedetermineerd beeldje, in zittende (Buddha)-houding, een


op

dubbel lotuskussen met achterstuk. Tweearmig; de linkerhand inden schoot,


ligt

boven de rechterhand de rechterknie,


naar geopend; was gelegen op (hand en

thans Een
onderarm weggebroken). hooge haartooi, lange oorhangers en een

halsketting zijn te onderscheiden. Het beeldje is wit geverfd, het achter-


nog

stuk zwart geteerd. De linkerhoek het achterstuk is het


van
weggebroken,

lotuskussen beschadigd.

Hoog 45.

Rapport 1912. 12
178

Waarschijnlijk zijn dit dezelfde beeldjes, die het erf


vroeger op van

den Regent stonden, maar daar thans niet meer gevonden worden.

(Zie Dr. Verbeek’s Oudheden Java No. Verh.


van
lil, en
XXXIII,
1868, p. 141).

IX. District Adiwerna.

Desa Debong Tengah.

Dit beeld is in basreliëf


Qiwa. van goudblik uitgeslagen. In het voor-

hoofd het derde Inde rechterhand stok met versierden


oog. een knop van onder

die achter den boven


en arm
nog naar schijnt te
gaan;
inde linkerhand de

waterkruik (?). Hoog 32,2.

Arch. Cat. No. 517.

Not. 1870 3.
p.

X. District Slawi.

Desa Jomani.

Er liggen drie plekken in die allen denzelfden


genoemde desa, naam

nasi” hebben. Een, rechts den


„soemoer aan
weg van
Balapoelang naar

Kaligimber, is een natuurlijke bron; schuin den anderen kant


tegenover, aan

dien met steenen omheinde


van
weg, een een muur
begraafplaats; de derde

ligt midden inde sawah’s, bestaat uit twee


en
natuurlijke bronnen, onder
groote

hoornen met steenen omheind. Hier wordt eiken


en een muur
Djoemahat kliwong
door de bevolking geoflerd. Het kerkhof is 300 meter deze
ongeveer van
plaats

gelegen, doch beeld is deze te vinden. Zie Dr. Yerbeek’s


een
op geen van
plaatsen

Oudheden Java No. 118.


van
(Tijdschr. XLY, p. 492—493).

Desa Lebak gowah.

Vroeger hier Dr. Verbeek’s Oudheden


was een beeldje (zie van Java

No. 116), thans verdwenen. Het zal


op een plek „Ardja” genaamd, hebben

gestaan, doch niemand kon het is.


opgeven, waar gebleven

Desa Lebak sioe kidoel.

In het huis den inl. Darnija wordt in twee bamboemanden


van een pak
oude schrifturen in oud-Javaansche en arabische schriftteekens bewaard. De

bladen in kleine boekdeeltjes


waren
vroeger gebonden. De inhoud is onbekend.
179

Verder werden inde manden vier


opgeborgen: glazen kogels, van

groene en grijze kleur, waarvan de omvang 8,9, 7 en 6,5 c.M. is; twee witte,

langwerpig ronde, 7 X 3,5 c.M.; twee ronde zwarte en een ronde looien

kogel 5 c.M.; benevens koperen met


van een
bonang een glad bovenvlak, zonder

uitholling.

diameter boven 22, beneden


Hoog 6,75, 18 c.M.

(Zie Tijdschr. XLV 487 —488).


p.

Op het erf va,n den inl. Darkima bevindt zich onder bamboestoelen een

groote steen. Het boven de aarde uitstekende beeft


gedeelte den vorm van

een stijl oploopenden en geleidelijk dalenden


heuvelrug. Deze steen wordt door

de desabewoners ~batoe bedil” genaamd.

Hoog ’t einde 27, in ’t midden 39,


aan van voren 19; lang 190 (het dikke

achtereinde 61, het dunnere 129).


voorgedeelte

(Zie Dr. Yerbeek’s Oudheden Java No. 117 XLV p.


van en Tijdschr. 491).

De plek wordt maand onder het branden


eens
per schoongemaakt van

wierook (Zie ook Tijdschr. XLV


p. 491).

In het Mus. van het Bat. Gen. opgenomen:

Desa Lebak sioe lor.

Rinkelaar. Fragment, zijnde een holle versierde staaf, omzet met vier

kleine bellen, bijna den vorm van slangenkoppen hebbende, bol en met een

los in; tusschen die bellen


kogeltje er staat
op
de staaf een conisch uiteinde,

eveneens hol en met een kogeltje er in.

Hoog 14.

Arch. Gat. No. 848.

Not. 1879 104 c 2.


p.

Rinkelaar. Als met vier het


voren, belletjes; conische boveneinde

ontbreekt.

Hoog 11.

Arch. Gat. No. 849.

Not. 1879 104 c 2.


p.

Bellen, gesloten en rond, met een lossen kogel er in ter


vervanging
den klepel; den onderkant vanuit het in
van aan
middenpunt drie rich-

tingen de drie
ingesneden; daardoor
gevormde punten loopen uit in breede

verlengingen, die tezamen een driehoek vormen. Het lichaam der bellen is
180

fraai versierd met banden en bloemwerk. Bovenop een knop, die den vorm van

of heeft. Dr. Yerbeek’s Oudheden Java No. 117).


een ring oog (Zie van

Arch. Cat. No. 1019—1020.

Not. 1879 p.
104 c.

Desa Pendawa.

bet erf den inl. Lebeh staan:


Op van
Rasgah

1. Steenen mortier (batoe loempang). Een onbekapte vrij groote

riviersteen, die van boven, in ’t midden, komvormig is uitgehold.

diameter de 14.
Hoog 32; van
uitholling 25, diep

mortier Een platte, ronde steen, in het


2. Steenen (batoe loempang).

midden, van boven naar beneden, trecbtervorming doorboord.

diameter 35; boven 12, beneden 4. (Zie Dr. Ver-


Hoog 15; uitholling

beek’s Oudheden van Java No. 115).

Vóór het padi-planten, worden door de desabewoners


op
deze plaats

offerfeestelijkheden gevierd.

Desa Doekoehsalem.

Steenen mortieren (vijf stuks), vaneen


grove steensoort, zeer ver-

In alle bevindt zich de


weerd en gedeeltelijk gebarsten. komvormige uitdieping,

10, 11 8 e.M.; diameter 17, 4,6, 10 8 c.M. De steenen zijn


van 22, 13, en en

allen inde sawah ~Blok Pasir Djaja” onder grooten


bekapt en liggen van een

assemboom.

Dr. Yerbeek’s Oudheden Java No. 114).


(Zie van

Desa Slarang 11.

hier beeld (zie Dr. Verbeek’s Oudheden


Vroeger was een beschadigd

Java No. thans verdwenen.


van 101),

Uit deze desa in het Mus. het Bat. Gen.


afkomstig en van
opgenomen:

Twee doozen, inden vorm van langwerpig ronde vruchten, met steel

en vier bladeren aan den onderkant; de bladeren ontbreken bij het eene exem-

dun met randen vierkante bloempjes.


plaar. Vervaardigd van
uitgeslagen goud van

12, doorsnede 5,8.


Lengte

Arch. Cat. No. 1242.

Not. 1875 104.


p.
181

Ovale dierklok, brons. De zooals beschreven inden


gewone vorm,

Catalogus (p. Om den onderkant smalle, dikke rand, die


249). een aan weers-

ineen Boven onder


zijden eindigt weinig opwaarts gebogen punt. en een
paar

smalle banden, boven versierd. De bovenaan, ook den


eenigszins ring van
gewo-

nen cylindervorm, is aan een zijde afgebroken. De klepel is een met banden

en ringen versierde staaf, met


bijna onderaan een ronde verdikking. De klok

in fraai Diameter het ovaal inde onderaan 21; inde


gepolijst. van lengte

breedte 15. met den 20. Lengte den klepel 14,5.


Hoogte ring van

Vervolg Arcb. Cat. No. 986d (Inv. 4233).

Not. 1900 93 h. XVII.


p. Bijl.

Desa Selapoera.

Op kerkhof, in ’t midden de desa bevindt zich


een van
gelegen, eene

hoeveelheid roode baksteenen, bijna geheel verweerd en met een dikke laag

mos bedekt. Naar het schijnt, zijn zij om een


reusachtigen waringin-boom
groen

djatiboom deze steenen zijn


en een zeer grooteu opgestapeld. Ettelijke van

dezer steenen heeft in ’t midden ronde 8


nog gaaf, een een doorboring van

c.M. diameter; breed


afmeting: lang 37, 22, hoog 9,5.

dezen steenheuvel staat brokstuk beeldwerk, door de


Op een vaneen

bevolking ~tjandi Andjing” genaamd.

Van het beeld is het voorste den kop te zien


nog maar gedeelte van

(mond en tanden); waarschijnlijk vaneen


Op een kleinen afstand bezien,
naga.

het brokstuk zittenden kikvorsch.


lijkt op een

Hoog 41 (brokstuk).

Eiken djoemahat wordt door de desabewoners bij dit beeldwerk


kliwong

geofferd.

Desa Panaroekan.

bevond zich hier steenen mortier (Zie Dr. Verbeek’s Oud-


Vroeger een

heden van Java No. 112), thans verdwenen.

Desa Bloeboek.

Dr. Verbeek’s Oudheden Java No. 99, hier


Volgens van was
vroeger

een beeldwerk, thans niet meer te vinden.

In het Museum van het Bat. Gen opgenomen:

Desa Doekoehwaroeh.

Staande, bij de voeten afgebroken; Amitabha in het


Padmapani. maar

hoofdtooisel, inden hals de eener ringvormige glorie. De rechterhand


sporen
182

het stuk verder afgebro-


als No. 628; inde linkerhand, naast lijf, een vaneen

ken bloemstengel.

Hoog 13,7.

Arch Cat, No. 628a.

Not. 1884 60.


p.

Desa Benda.

Zittende rond lotuskussen met


Ongedetermineerd beeldje. op een

vierkant voetstuk. Gewone Vier al de handen ledig. Het


veriering. armen, maar

linkerbeen het kussen de rechtervoet staat met de knie


ligt op en er op
naar

boven. Hoog 7.

Arch. Cat. No. 644a.

Not. 1884 42; zie hierboven 52.


p. p.

Desa Beran.

Gouden met ovale het woord rabat.


ring zegelplaat, waarop

Arch. Cat. No. 1371c.


Vervolg

Not. 1891 p.
22. Bijl. XII.

Desa Kalisapoe.

Ovale als beschreven inden 249. Hoog 26


dierklokken, Catalogus p.

27, doorsneden over de uitstekende punten van den onderrand 29,5—7,5.

Arch. Cat. No. 991, 993 en 1001.

Not. 1878 70 II
p. g.

kleiner dan de Nos. 1014—1022, boven


Bel, aanmerkelijk en van een

plat, rond plaatje als knop. Hoog 3.

Arch. Cat. No. 1028.

Not. 1878 70 II
p. g.

Als No. 1107; 9,5; lang met handvat 15; dit laatste
Spiegel. middellijn

als bij No. 1170.

Arch. Cat. No. 11085.

Not. 1882 100.


p.

Ketting. Vijf fragmenten.

Arch. Cat. No. 1233.

Not. 1878 70 1.
p. g.
183

Ketting brons; fragment bestaande uit dunne


van
eenige langwerpige
schakels met een haakje aan het eene uiteinde.

Arch. Gat. No. 1234.

Not. 1878 70—71 1.


p. g.

Ketting, als bestaande uit drie


voren. Fragment groote schakels.

Arch. Gat. No. 1235.

Not. 1878 70—71 1.


p. g.

Voet- of bovenarmringen, stuks, eenigszins kleiner dan No.


negen

1265, en derhalve vermoedelijk polsringen.

Arch. Gat. No. 1266.

Not. 1878 70 II
p. g.

Voet- of vier stuks, bestaande uit ronde staaf


bovenarmringen, eene

brons, de eenigszins dikkere uiteinden langs elkaar heen


van waarvan geslagen zijn.

Arch. Gat. No. 1270.

Not. 1878 70 II
p. g.

Voet- of bovenarmringen, vijf paar, als waaronder ook kleinere,


voren,

dus
polsringen.

Arch. Gat. No. 1272.

Not. 1882 100,


p.

Voet- of drie stuks, dun; overigens gelijk


bovenarmringen, zeer maar

aan de nummers 1276 —1277.

Arch. Gat. No. 1278.

Not. 1878 p.
70 II
g.

twee stuks, geheel overeenkomende met het


Polsringen, vorige nummer,

maar kleiner.

Arch. Gat. No. 1279.

Not. 1878 70 II
p. g.

Ringen van koper, stuks, bestaande uiteen dun rond staafje me-
negen

taal, de uiteinden elkaar gebogen zijn.


waarvan
tegen aan

Arch. Gat. No. 1294.

Not. 1878 70 II
p. g.

Wiedmessen, twee stuks, korte breede haaks den


messen bijna aan

ijzeren steel.

Arch. Gat. No. 1586.

Not. 1882 100.


p.
184

in, bet dan


Ellipsvormig stuk ijzer met twee gaten er eene grooter

het andere. Vermoedelijk de verbinding tusschen eenig werktuig en een steel,

het eerste in het de laatste in het kleinere gat bevestigd.


groote,

Arch. Cat. No. 1587.

Not. 1882 100.


p.

7.
Pot, fijn aardewerk, olijfkleurig. Hoog

Arch. Cat. No. 1916.

Not. 1878 71.


p.

vuilwit met opening; zonder eenige


Pot, van porcelein, plat en nauwe

versiering. Hoog 5.

Arch. Cat. No. 1923.

Not. 1878 71.


p.

XI. District Pangkah.

Desa Setoe.

de achterrand niet opstaat, maar eenvoudig


Gongs, waarvan omge-

buitenkant den rand vier afstan-


bogen is; dicht bij den van gaten, op gelijke

den van elkaar, ter bevestiging als klankbekkens ineen muziekinstrument.

Middellijn 18.

Arch. Cat. No. 1066—1067.

Not. 1878 13 II r.
p.

Rivier Tjatjaban.

met verschillende ongeslepen


Ring, van
gewonen eenvoudigen vorm en

steeuen er in, vermoedelijk een kunstproduct.

Arch. Cat. No. 1399.

Not. 1878 p.
13 r.

In het Mus. te Leiden


opgenomen:

Desa Bogaren kidoel.

hurkenden met uit-


Oorsieraad, effen, versierd met een vogel (eend)

vlerken. Lang 1,8 c.M.


gespreide

Cat. Leiden 186, No. 2668.


p.
185

XII. District Balapoelang

Desa Balapoelang lor.

In het djatibosch, halven paal den


ongeveer een van
Balapoelang aan

grooten Banjaranjar, met riviersteenen omheinde


weg naar
op een
plaats „Bedji”

genaamd, staan:

1. Steenen mortier, inden overeind staande,


vorm vaneen
afge-

knotte, in het bovenvlak alle 10 c.M.


vierzijdige pyramide: een van zijden

inspringend en 5 c.M. diep reservoir. In het midden van dat reservoir een

komvormige uitholling. De rand van één van de zijden van het bovenvlak

weggebroken.

Hoog 65, bovenvlak 90 X 77, beneden 40 X 34, diameter der uit-

holling 23, diep 17.

2. Steenen mortier, onbekapte riviersteen, inden


een
vrij groote

vorm vaneen overeind staanden driehoekigen kegel; in het midden van het on-

regelmatig bovenvlak een ronde komvormige uitholling.

Hoog 53, de kanten van het bovenvlak 65, 48 en 53; diameter van

de
uitholling 20, diep 14.

(Zie Dr. Verbeek’s Oudheden Java No.


van 103).

In het Mus. van het Bat. Gen. opgenomen:

Desa Balapoelang.

ten den Heer W. Buurman


Tempajan, geschenke ontvangen van van

Vreeden.

Not. 1893 27, 2°.


p.

Desa Djatimerta.

Rivier Pagerajoe.

Kinnara, het bovenlijf met boofdtooisel,


vaneen man een
hoog

eindigende ineen ring; beneden het lijf twee staart


aan
vleugels, een en

vogelpooten. Staande klein rond voetstuk. Inde handen blaasin-


op een lang

strument van vreemden vorm. Het geheel is vermoedelijk het bovenstuk eener

lamp geweest. Hoog 15,5.

Vervolg Arch. Cat, No. 767 h.

Not. 1889 153. Bijl. XI.


p.

Zie Dr. Verbeek’s Oudheden van Java No. 102.


186

Desa Batoe=agoeng.

6 stuks, bestaande uiteen ronde


Voet= of bovenarm-ringen, koper,

de dikke uiteinden elkaar heen geslagen zijn. Diameter


staaf, waarvan langs

10 tot 7,5.

Arch. Cat. No. 1273J. (Inv. 4489—4494).


Vervolg

Not. 1902 96 d. Bijl XX.


p.

Desa Doekoehrandoe.

’t Deksel
Doos met deksel, zilver. Niet zuiver rond, acht gebogen zijden,

boven versierd met relief. De zijden versierd met drijfwerk.


van bloemfiguren en

Onderaan een lage staande rand als voet. Diameter 23. Hoog (met deksel) 10,5.

Vervolg Arch. Cat. No. 17425 (Inv. 4443).

Not. 1902 52, 4. Bijl. XX.


p.

zilver. Zoowel de wanden als het deksel


Potje (tjoepoe), Zeskantig. zes

nieuwerwetsch. ruim 6.
zijn ajour gewerkt. Schijnt Hoog

Vervolg Arch. Cat. No. 1742a (Inv. 4444).

Not. 1902 52, 4. Bijl. XX.


p.

Kom (bokor), zilver. Ronde kom zonder voet en zonder eenige versiering.

Diameter boven 19, hoogte 6.

Arch. Cat. No. 1709a (Inv. 4445).


Vervolg

Not. 1902 52,4. Bijl. XX.


p.

Diameter
Kom (bokor), zilver. Zonder voet en zonder eenige versiering.

boven 17,5, hoogte bijna 6.

Arch. Cat. No. 17095 (Inv. 4446).


Vervolg

Not. 1902 52,4. Bijl. XX.


p.

XIII. District Boemidjawa.

Desa Boemidjawa.

Doekoeh Batansari.

staan;
Op een plaats genaamd „Tjandi Lingga”

Dr. Verbeek’s Oudheden Java No. 120 en Tijdschr. XLV 506).


(Zie van p.

beneden vierkant, boveneinde achthoekig; aan elke hoek van


1, Lingga,

het vierkante gedeelte is een staand driehoekig palmetje als versiering uitgebeiteld.

40, bovendwarsdoorsnede 39.


Hoog 69, vierkant 15 ; achtkant 54, ondervlak 38 X
187

2. Voetstuk, waarvan de tuit is weggebroken. Beneden- en bovenojief.

Bij het middengedeelte iederen hoek 1 c.M. vierkant


aan een
uitspringend, opstaand,

zuiltje. In het bovenvlak ronde Rechterhoek


een
komvormige uitdieping. en de

randen van het bovenvlak weggebroken. Zeer verweerd en onder het mos zittend.

Hoog 46, bovenvlak 41 X 41, benedenvlak 45 X 45; diameter van de

uitdieping 11, diep 3.

3. Spuier met gooteinde; zeer verweerd en bemost. Aan het vooreinde van

den spuier is basreliëf


een menschelijk gelaat en
gebeiteld, terwijl een rond spuigat

4 c.M. den mond moet voorstellen. 27, vooreinde


van
Hoog lang 26, gooteinde

85 ; breed 20 het 13 ; breedte het kanaal


; hoogte van gooteinde van 8, diepte 5.

4. als No. 3, zonder dezelfde


Spuier maar versiering; van
afmetingen.

5 6. vlak
en Topstukken, vierkant, van onder, trapsgewijze uitsprin-

gend, schuin boven 31


naar
toeloopend (dakvormig). Hoog en 22, ondervlak

39X41 en 29X28, bovenvlak 18X17 en 14X14.

7. Voetstuk voor een lingga; tusschen beneden- en bovenojief aan de

hoeken 3 c.M. staande vierkante In het boven-


uitspringende, zuiltjes. gladde

vlak vierkante 15X16, 9. bovenvlak 35 X


een opening van diep Hoog 26; 34,

benedenvlak 41X41.

8. Brokstuk vaneen gooteinde.

Hoog 14, lang 41, breed 22. De goot breed 9, diep 7 (brokstuk).

9. Tjandi-steenen (14 stuks), vierkant bekapt, van verschillende afme-

tingen.

Lang 15-82; breed 22—26; dik 12-16.

Desa Sidjanggleng.

(koper) met ronden in ’t midden


Bonang een verhoogden knop van

het bovenvlak.

Hoog 6,5, diameter boven 28, beneden 25; de diameter 7, hoog 3.


knop

Inden grond gevonden, ineen tegalveld (thans sawah) op een plek

genaamd ~Toek Boelakan”. Het bevindt zich in het bezit van den inl. Kastia.

Desa Moentjanglarang.

Doekoeh Pereng.

Steenen martevaan ? Op bet erf den inl. Bok bevindt zich


van
Retong

een beschadigde, rondbuikige, naar boven nauwer wordende, uitgeholde steen, met
188

vlakken bodem (in den vorm vaneen vat). Bovengedeelte weggebroken. Hoog

dikte de wanden 6
31, diameter beneden 26, in ’t midden 36, boven 31; van

en 7 c.M.

(Zie Tijdscbr. XLV p. 513).

Desa Moentjanglarang.

Doekoeh Keseran.

Golok”:
Op een plaats genaamd „Tjandi Karang

No. XLV 514).


(Zie Dr. Verbeek’s Oudheden van Java 110; Tijdscbr. p.

1. Gane9a, in zittende houding, met


op
elkaar liggende olifantspooten,

achterstuk. de de handen
zonder onder- en Tweearmig; armen gebogen en aan

buik de rechter houdt stuk olifantstand,


weerszijden tegen den gebracht; een

iets dan de
waarvan het ondereinde op
de knie steunt, de linkerhand, lager

waarin het uiteinde de slurf rust. De olifants-


rechter, houdt het etensbakje, van

is zonder haartooi. De ooren


kop heeft van boven een vierhoekigen vorm en

de schouders rustend. De slang als


staan aar weerszijden van den kop af, op

is verder nog buik-


upawita. Arm-, pols- en enkelringen. Aan de ruggezijde een

band te onderscheiden. Rechteroor beschadigd.

Hoog 49.

de lin-
2. in zittende houding zonder achterstuk. Tweearmig;

het midden den buik, omvat den naar beneden


kerarm de hand, in voor
gebogen,
De rechterhand is iets den rechter-
hangenden slurf, die inde hand eindigt. voor

verweerd. Het haar is van voren


heup gebracht, het daarin gehouden voorwerp

achter dooreen rond dik snoer bijelkaar gehouden, en hangt


naar gestreken,
beneden.
over den
rug
in twee gedeelten (lijkende op paardenstaarten) lang naar

het schuin
Het grootste gedeelte van den rechterarm, ondergedeelte naar

boven tot onder de linkerheup weggebroken. Het beeldje is zeer ruw bewerkt,

verweerd en bemost. Hoog 32 (brokstuk).

Een verweerd beeldwerk, in hurkende


3. Polynesisch beeldje. zeer

borst smedi houding).


houding, beide handen in ’t midden voor de (moedja

Verder niets te herkennen.

Hoog 48.

rivier-
4. Beeldwerk(?). Op een onbekapten, zeer poreuzen, gewonen

haartooi terwijl den


steen een menschenhoofd met fraaien uitgebeiteld, aan

dien steen basreliëf gebeiteld is.


rechterkant van een arm en

Hoog 47.
189

5. Topstuk, beneden vierkant, schuin


van trapsgewijze inspringend,

boven toeloopend. De trappen zijn door verticaal


naar
ingebeitelde voegen

in kleine vierkantjes verdeeld. Aan het ondervlak bevindt zich een aan alle

zijden vierkant inspringende nok.

ondervlak boven
Hoog 34, 23X23, 8X8; nok 12X12, lang 7.

6. Lingga, beneden vierkant, in ’t midden boven


van
achthoekig en

rond. Tusschen het achtkante ronde deel twee dunne 1


c.M. uit elkaar
en
/2

liggende ringen als versiering.

Hoog 89 21, achtkant ronde deel ondervlak 22 X


(vierkant 24, 24), 22,

dwarsdoorsnede boven 22.

Desa Benda,

Doekoeh Qlempang.

onder
Op een heuveltop, een
grooten bajoeboom, staat op een met rivier-

steenen „Djamboe
belegden grafheuvel Dipa” genaamd een:

(Zie Dr. Verbeek’s Oudheden Java No. XLV p.


van
121, Tijdschr. 509).

Polynesisch beeldje. Ineen langwerpig ronden, onbekapten steen en

basreliëf gebeiteld een menschelijk figuur in hurkende houding, beide handen

in het midden de borst in smeekeude Zeer


voor houding. ruw
afgewerkt.

Hoog 46.

Desa Tjintamanik.

plaats „Ardja Manik”


Op een
genaamd staan
tegen een
grooten rivier-

steen opgesteld:

1. Polynesisch beeldje. Op een driehoekigen, langwerpig bekapten

steen menschelijk lichaam basreliëf


een en gebeiteld, aan twee van de
gladde
vlakken dien steen De handen in het de
van naar voren wijzende. midden voor

borst in smeekende houding. Het beeldje is zeer verweerd.

Hoog 26.

2. Een zelfde als No. 1,


Polynesisch beeldje. gedaante maar
op een

ronden, zuilvormig bekapten steen.

Hoog 29.

3. Beeldwerk. Op een rondachtigen, langwerpigen, zeer steen


poreuzeu

een ronde bol aan het boveneinde uitgekapt.

Hoog 25.

(Zie Tijdschr. XLY p.


515 517).
190

Desa Qoenoeng Agoeng.

Op den top van den heuvel Goenoeng Goetji een tempajan, van

vat. Vlak den


grijs aardewerk, verglaasd, inden vorm vaneen buikig aan

bals Aan bet conische tot bals


bodem, boven ineen korten uitloopend. over-

gaaude gedeelte
vier kleine ooren. Een weinig verweerd, doch geheel gaaf. Hoog

den bals 8.
04, diameter boven 34, in ’t midden 51, beneden 20; lengte van

lederen djoemabat kliwong wordt bier door de desabevolking geofferd.

XLV 515),
(Zie Tijdschr. p.

is in bet Mus. bet Bat. Gen. opgenomen;


Uit deze desa afkomstig en van

overeenkomende met No. 1056, maar met vier gaten


in
Qong, vorm

tot hetzelfde doel als boven. Middellijn 18.

Arcb Gat. No. 1060.

Not. 1880 58.


p.

Desa Bawangan.

„Tjandi Batoer” liggen:


Op een plaats genaamd

steenen.
Drie bekapte, rechthoekige tjandi

54, breed 27.


Hoog 12, lang

Java No. XLV p. 508).


(Zie Dr. Yerbeek’s Oudheden van 119; Tijdschr.

district is in bet Mus. het Bat. Gen.


Uit dit afkomstig en van opgenomen:

vol-
Ovale dierklok, brons, ongewoon
klein van afmetingen. Overigens

komen de bekende groote ovale dierklokken. (Gat. p. 249). Bovenop


gelijkend op

met smalleu baud. De klepel ontbreekt. Diameter 3,7. Hoogte 3,3.


een ring

Vervolg Arcb. Gat. No. 1007d (Inv. 4409).

Not. 1902 41—42 en 48,3a. Bijl. XX.


p.

XIV. District Djatimerta.

Desa Sanganajoe.

riviersteen. Het uit de


Op den heuvel ~Meoe” een onbekapte, gewone

vierkanten met oneffen boven-


aarde stekende gedeelte beeft een bijna vorm een

bedekt met
vlak. naar eene zijde, een schuin inden grond verloopend vlak,

bobbels en kuiltjes. Deze steen wordt door de bevolking „batoe matjan” ge-

is breed 81, 155.


naamd. Het uit den
grond stekend gedeelte boog 65, lang

XLV 506 onder desa Tjaroes).


(Zie Tijdschr. p.
191

Desa Soenlarsih.

Doekoeh Simpar.

Op een plek genaamd „Ardja Koetjang” staan:

1. in het
Beeldwerk, beginstadium. Hoofd en schouders yan een men-

schelijke gedaante, uiteen


langwerpiger), eenigszins ronden steen uitgekapt.
Zeer lomp en ruw bewerkt.

Hoog 46.

2. feteenen zuil, rond, ouder


van een gelijk vlak, van boven en van

binnen
cyliudervormig nitgehold, de
omwandiug bijna geheel weggebreken.

Hoogte het
van
overgebleven gedeelte 61, van de
nog aanwezige omwan-

ding 7, diameter boven 43, beneden 59; dikte de 8.


van
omwanding
(Zie Dr. Verbeek’s Oudheden Java No.
van
122).

Desa Kedawoeng

Doekoeh Balatjina.

Op een bergtop „Goenoeng Bantjana” ineen koffietuin een:

Polynesisch beeldje, en basreliëf


gebeiteld op een langwerpicren, drie-

hoekig bekapten steen; aan twee vlakken van dien steen een menschelijk wezen

in hurkende
houding, aan eender hoeken naar voren wijzende. De handen

het midden de borst


voor van
gebracht (smeekende houding)

Ploog 47. (Zie Dr. Verbeek’s Oudheden Java No.


van
123).

Desa Simpar.

Vlak naast de
pasanggrahan, onder
groote oude boomen, een plek
,Tjnncli Naladjiwa genaamd. Tusschen de wortels dier boomen liggen groote,
onbekapte, deels
gebarsten riviersteenen. Deze plek wordt eens
per maand

gereinigd, eiken Djoemahat


en
kliwong wordt door de bewoners uit de
naastbij

gelegen desa’s hier geofferd.

(Zie Dr. Verbeek’s Oudheden van Java No. 123).

Desa Pendjalakan.

Uit deze desa zijn afkomstig, en in het Mus. het Bat. Gen.
van
opgenomen :

Bidschellen, van boven versierd met stier. beiden


een
Bij verrijst aan

weerszijden den stier bloemornament


van een
driepuntig waarvan

de middelste zich
geleidelijk punt ontwikkelt en de twee andere
terugtreden.
Arch. Cat. No. 861 en 862.
192

Desa Soembarang.

Doekoeh Bodjon.

inde kali Tok, welke steen ineen


Een riviersteen
groote gewone

schuin naar beneden loopend glad vlak drie, 6 en 11 c.M. uit elkaar liggende,

Deze steen wordt ~Batoe kaki koeda ge-


gaten vertoont.
ronde, vuistgroote
dooreen wild zouden
daar de volgens de desabevolking, paard
naamd, gaten,

zijn getrapt.

Desa Kali=djamboe.

Doekoeh Srojeh.

boomen, drie met nvier-


Aan de kali Sangka, onder groote gewone

Onder de stee-
steenen bedekte aardheuveltjes (op een begraafplaats lijkend).

nen bevindt zich ée'n, die den vorm heeft van twee aan elkaar gegroeide

4 c.M. uitloo-
kleine de kleinere een kegelvormigen, langen
kogels, waarvan

vertoont. Deze steen wordt door de bevolking „Koetjing” genaamd.


per

den geheelen steen 34, omvang van den grooteren kogel 37,
Hoogte van

van den kleineren 32.

Desa Qoenoeng Djati.

plek vlak de rivier Pepè aan den ingang van


„Tjandi Tjoetji”, een aan

de desa gelegen. Die plek wordt eiken djoemahat kliwong gereinigd, waarbij

hebben.
salamat’s en offerfeestelijkheden plaats

D. Afdeeling Pamalang.

In het Mus. van het Bat. Gen. opgeuomen;

XV. District Pamalang.

Desa Saradan.

stuks. Diameter 6 tot 7.


Armbanden van
agaat. Vijf

No. 1288a 4672 4676).


Vervolg Arch. Cat. (Inv.

2. Bijl. XX.
Not. 1904 p. 62,

Desa Kaboenan.

Slechts den voet


Keteltrom, gaaf, doch zeer geoxideerd exemplaar. aan

eeuige onderdeeleu der versiering


een weinig beschadigd.
Met uitzondering van
193

deel de de hoofdzone bet bovenvlak,


en een van
voorstelling op van schijnt

deze trom in dien de trom


vorm en versiering gelijk aan van Tonkin, z.
g. van

Moulié bij Heger. Hoog 49.

Vervolg Arcb. Cat. No. 10706 (Inv. 5059).

Not. 1909 199 en Not. 1910 52. Bijl. 111.


p. p.

Waloehrivier.

Pot, okergeel en niet verglaasd. Vier horizontale ooren. De bovenrand

Inden buik is later horizontale


zwaar beschadigd. een
gleuf aangebracbt.

Hoog 18.

Vervolg Arcb. Cat. No. 18986 (Inv, 4160).

Not. 1902 68 f. Bijl. XX.


p.

Desa Widoeri.

massief goud, gevonden bij bet bewerken sawab in deze


Ring, vaneen

desa. Op het behoud den werd prijs


van
ring geen gesteld.

Not. 1906 105, 13.


p.

Desa Petaroekan.

Een kistje met uit deze desa, werd


eenige voorwerpen, afkomstig wegens

geringe arcb. waarde teruggezonden.

Not. 1910 p. 70,12.

Desa Serang.

Pot met deksel; wit blauwe bloemen. 10.


met Hoog

Arcb. Cat. No. 1913.

Not. 1878 p.
81.

Pot wit porcelein met blauwe bloemen, bals


van nauwen en vrij wijden

buik. Hoog 7,2.

Arcb. Cat. No. 1918.

Not. 1878 81.


p.

Pot, grijsacbtig wit, zonder bloemen. Hoog 7.

Arcb. Cat. No. 1919.

Not. 1878 81.


p.

Desa Bandjaran.

Gouden knoopje met inscriptie, onder het baden gevonden, in banden

van den Conservator.

Not. 1904 58 c.
p.

Rapport 1912. 13
194

XVI. District Tjomal.

Desa Karang Montjok.

Voet= of Zes stuks als No. 1269


armringen. en vlg.

Arch. Gat. No. 1272a.


Vervolg

Not. 1887 p. 48.

XVII. District Randoedongkal

Desa Randoedongkal.

Wajrasattwa. Ovaal lotnskussen drie ovale met


op poolen en glorie

vlammeurand achter het hoofd. Achter aan het kussen een ter van
oog opname

het achterstuk, dat ontbreekt. Handen als het vorige 19.


nu nummer. Hoog

Arch. Gat. No. 6026.

Not. 1884 119.


p.

Desa Kadjene, Bosch Wanalaba.

Armbanden, dun hol met bloemwerk. Een


van
goud, en
gedreven er

van is in twee stukken.

Vervolg Arch. Gat.. No. 1274d (Inv. 4685—4688).

Not. 1904 58. Bijl. XX.


p.

Oorsieraden, goud. Groote aan één kant ringen van fraai,


open ge-

dreven hol met klei In drie niet


goud, en opgevuld. stukken; compleet.

Arch. Gat. No. 1469/ (Inv. 4683 4684).


Vervolg en

Not. 1904 58. Bijl. XX.


p.

XVIII. District Banjoemoedal.

Desa Banjoemoedal, tevens distr. hoofdplaats.

Voor de pasanggrahan zijn opgesteld:

in zittende houding met de beenen elkaar


1. Qane9a, over
geslagen

Het beeldje heeft achter- noch onderstuk.


(in buddha-houdiug). Tweehandig.

De armen inde ellebogen gekromd, de handen aan


weerszijden tegen de

borstkas inde rechter stuk olifantstand, inde linker het uitein-


gebracht, een

de der slurf het den is


(geen etensbakje). Op bovengedeelte van kop een

menschelijk gelaat en twee naar boven omgebogen olifantstanden en basreliëf

gebeiteld. De olifantsooren staan aan weerszijden van den achterkop de schou-


op

ders zullen waarschijnlijk tevens


glorie voorstellen. Het haar is
en een
glad naar

achter gestreken en hangt over den nek naar beneden. Het linkeroor voor de
195

helft, beide voeten onder de enkels Van de


en
weggebroken. versiering zijn nog

pols- _en enkelringen en een upawita te onderscheiden. Verweerd en bemost.

Het beeldje is den heuvel


afkomstig van
Sigolek, desa Gamboewan.

Hoog 42.

2. Polynesisch beeldje? Een in hurkende


aapacbtig wezen
houding.

Tweehandig. De linkerarm het schuin


hangt, voor lichaam, naar beneden, de

hand de de rechterarm is
op rechterknie, weggebroken. Het haar was glad naar

achter gestreken Zeer verweerd


(thans weggebroken). en bemost, niets verder

te herkennen.

den heuvel desa


Afkomstig van Golok, Karangsari.

Hoog 34.

3. Polynesisch beeldje? Twee meuschelijke gedaanten in hurkende

houding met den


rug aan elkaar
geleund (een stuk). ledere figuur is
tweearmig; de

handen zijn in het midden de borst


voor gebracht met den
handrug naar den bui-

tenkant wijzende de is
en
vingertoppen tegen elkaar. Het beeldje zeer verweerd.

Afkomstig den heuvel Golok, desa


van
Karangsari.

Uit deze desa afkomstig en in het Mus. van het Bat. Gen.
opgenomen:

brons. Tweearmig; zittende in diamantenpose op een lotuskus-

dat rust voetstuk


sen, op een plat rechthoekig met een lichte
verhooging.
Aan de beide linkerhoeken is dit voetstuk Van
beschadigd. de
groote ronde

glorie, die het lichaam omgaf. is alleen een


fragment aanwezig, waarop een

parelrand zichtbaar is. de handen


Op naar voren gebrachte ligt eene
geopende
bloem (lotus). Inde haartooi zit Boven
een
Buddha-beeldje (?). de ooren

draagt oorblaadjes, voorts haarlokken,


ze
afhangend over de schouders, en

lange oorhangers, halsketen, boven- en


benedenarmbanden, enkelringen en een

kleedje in limarpatroon met vertikale bloemmotieven.


strepen en Om de boven-

is band die achter den De


armen een
geslingerd, rug doorloopt. slippen, die

vermoedelijk tegen de
glorie waren uitgespreid, zijn afgebroken. Hoog 10,7.

Vervolg Arch. Cat. No. 689b (Inv. 4999).

Not. 1909 157. Bijl. XV.


p.

Desa Walangsanga.

Doekoeh Midjen.

Eén K. M. ten Westen de doekoeh ineen


van
Midjen, djagoengveld,
met riviersteenen omheinde 2,80
op een plek, X 2.80, „Watoe kaki kaki”
ge-

naamd, twee beeldjes:

(Zie Dr. Verbeek’s Oudheden Java No.


van
124).
196

1. Een verweerd bewerkt beeldje


Polynesisch beeldje. zeer en ruw

in de ietwat
hurkende bonding. Tweearmig; armen, gekromd, hangen langs

het lichaam naar beneden, de handen voor de knieën. Het glad naar achter

haar is Niets verder te onderscheiden.


gestreken tot een
wrong opgestoken.

Hoog 118.

2. Een verweerd onder klei


Ongedetermineerd beeldje. zeer en

zittend bovengedeelte vaneen tweearmig beeldje, met achterstuk en glorie.

Het haar is tot fraai tooisel De met ronde


een hoog opgemaakt. ooren zijn

versierd. tot den buik afhangende halsketting. De


knoppen Draagt een op

armen zijn onder den ellebogen weggebroken. Dwars door den buik gebroken,

ondergedeelte mankeert.

Hoog 29 (brokstuk).

Doekoeh Qoemilan.

Een halve K. M. ten Oosten van genoemde doekoeh, vlak aan de rivier

Painjen, eendoor vier


groote woeroe-boomen beschaduwde plek, ~Pendapa’’
op

staat:
genaamd,

dik 18 X 15.
Een brokstuk vaneen vierkante ruw bekapte zuil. Hoog 52,

meter verder, den oeverkant dezelfde rivier,


Vijftig aan rotsacbtigeu van

„tjandi Hier wordt door de naast


een plek genaamd Rouggeng”. bijgelegen

jaar onder de gebruikelijke feestelijkheden geofferd.


desabevolking eens per

(Zie Dr. Verbeek’s Oudheden van Java No. 126).

Desa Gamboewan; Heuvel Sigolek.

Op den top van dien heuvel staan;

1. Ronde steenen zuil, aan het ondereinde vlak, van boven en binnen

Hoog 74, diameter de


uitholling 23, dikte de
cylindrisch uitgehold. van van

omwanding 5,5; aan het ondervlak 34, diepte van de


uitholling 38.

2. Brokstukken van vijf zelfde zuilen, waarvan bij twee een klein
nog

behouden diameter 36 —38.


deel van de
omwanding is gebleven. Hoog3348,

3. Drie sluitstukken of stoppen, den onderkant


kegelvormige aan een

aan alle kanten 6 c.M. inspringende ronde tap, lang 7.

37 zonder diameter het ondervlak 35.


Hoog tap; aan

4. Brokstuk vaneen Olifantskop en schouders.

Hoog 26 (brokstuk).
197

Yan dezen heuvel is het thans


afkomstig voor de
pasang-

te Banjoeinoedal 194'.
grahan (pag.

(Zie Dr. Verbeek’s Oudheden Java No.


van 124).

Desa Karangsari.

Op den heuvel „Golok” afstand de


op een paal van doekoeh Si Bobok,

met andoug-boompjes
een
omplant vierkant plekje, belegd met
platte steen-

fragmenten, benevens een 0,78 M. overeind staand stuk steen.


Op deze
plaats
wordt eiken djoemabat kliwong door de desabewoners geofferd.

Van bier beide


zijnde beeldjes, tbans voor de pasanggrahan te Banjoe-
moedal staande, afkomstig (pag. 195).

(Zie Dr. Verbeek’s Oudheden Java No.


van
125).

Desa Njalembang.

Van bier in het Mus.


afkomstig en van het Bat. Gen.
opgenomen:

Beker, brons, met ronden bodem en eenigszins naar buiten loopenden


rand. De voet ontbreekt. Diameter boven 12: hoog 7,8.*

' o

Vervolg Arcb. Gat. No. 1723e


(Inv. 4071).

Not. 1904 61. XX.


p. Bijl.

Kom of beker, brons, met ronden bodem zwak buiten


en naar
loopen-
den rand. De voet ontbreekt. Diameter boven 10,7. 6.
Hoog
’ o

Vervolg Arcb. Gat. No. 1723


f (Inv. 4670).

Not. 1904 61. XX.


p. Bijl.

Schaaltje of bakje, brons, Van


geëmailleerd. onderen
nagenoeg plat.
De voet ontbreekt. Geen De bovenrand
versiering. is
tamelijk scherp.

Hoog 4,2, diameter boven 15.

Vervolg Arcb. Gat. No. 1734/r (Inv. 4669).

Not. 1904 61.


P . Bijl. XX.

XIX. District
Watoekoempoel.

Desa Tjikadoe.

Doekoeh Linseng.

Op een heuveltje „Tjandi Ardja” genaamd, op een paal afstand van


Bongas,
den voerenden
aan
grooten, naar Watoekoempoel weg, staan:
198

steen
1. Polynesisch beeldje (?) Op een driehoekig bekapten een

de handen in het
menschelijke gedaante in hurkende houding. Tweearmig;

in smeekende De beenen zijn


midden voor de borst, houding. armen en aan

basreliëf één der kanten moet het


twee
zijden van den steen en gebeiteld,

midden der borst voorstellen. Zeer verweerd en dik onder het mos.

Hoog 68.

Een beeldwerk als


2. Polynesisch beeldje (?) gelijksoortig voren,

de schouders).
maar alleen een soort buste (hoofd, hals en bovengedeelte van

met
Van beneden vlak, staande op een driehoekig bekapt onderstuk, gelijk

bovenvlak.

het beeldwerk 35, onderstuk 39.


Hoogte van

Uiteen riviersteen zijn hoofd


3. Polynesisch beeldje (?) gewonen

borst Zeer bewerkt.


zonder gelaat, hals, schouders zonder armen, en uitgekapt. ruw

Hoog 71.

Alle hier voorkomende steenen zijn onbewerkt. (Zie Dr. Ver-


overige

beek’s Oudheden van Java No. 127).

Desa Toendagan,

Doekoeh Bangsal.

Op een heuval, genaamd „Tjandi Goenoeng Priggi”, zes paal van

staan
Bongas, :

boven bol; in het


1. Twee ronde steenen, van onder bijna vlak, van

bolle
gedeelte een schotelacbtige uitholling. De steenen zijn zeer
poreus en

verweerd.

28 37,
Hoog 41 en 28, omvang
147 en 142; diameter der uitholling en

der 14 17 c.M.
diepte uitholling en

Steenen als rond. Vaneen minder


2. kogel wrijver, langwerpig po-

reuze steensoort.

Diameter 13 X 18.

Desa Modjoelangoe.

Doekoeh Pakoentjen.

doekoeh worden oude papie-


Inde Langar van genoemde bewaard:

in Oud-Javaansche Arabische letterteekens. Het geheel is


ren bladen, en

strook die in 71, 9*/ s c.M. hooge,


feitelijk een 30 C.M. breede, lange papier,
199

velletjes is 32 vellen arabische de vellen


gevouwen, waarvan geheel en overige

de ééue zijde arabische, de andere Oud-Javaansche letters


aan aan dragen.

De inbond is onbekend.

met 98 c.M. vier-


Vervolgens een lans, een langen steel, waaraan een

kante, naar het midden dikker wordende, en naar voren puntig toeloopende

ijzeren piek is bevestigd dooreen 2 c.M. breeden koperen ring. Ook is er een

krisvormig wapen ~arif' genaamd. Het lemmer beeft den vorm vaneen vliegenden

kraanvogel. Twee koperen klinknagels moeten de en ooropeningen voorstel-


oogen

len. Het 22 c.M. is door rottanbanden 41 c.M. langen


lange wapen (ijzer) aan een

steel Deze zouden den


bevestigd. voorwerpen van
Panggeran „Hadiana Sigmau-

lana” afkomstig zijn, thans in het bezit van den inl. Sarmia, genaamd Koentji.

Desa Karangsari.

Uit deze desa is in bet Mus. het Bat. Gen.


afkomstig en van
opgenomen:

W ishnu. Brons. Staande, maar het voetstuk ontbreekt, eveneens


geen

achterstuk of Gewone het kleedje opgetrokken den


glorie. versieringen; aan

achterkant, zoodat daar de knie en een gedeelte van de dij ontbloot zijn.

Vier armen;
de rechterhand beschadigd, de linker houdt de schelp; inde

rechter voorhand ronde de linker heeft de knots die


een knop, op gesteund,

echter weggebroken is. Hoog 19,1.

Arch. Cat. No. 489.

Not. 1872 p. 141.

Uit deze in het Mus. te Leiden


afdeeling afkomstig en
opgenomen:

Schijfjes van lood, zestig, vierkant, dubbel gebogen, een in vier stukken.

Waarschijnlijk gediend hebbende als vischnetverzwaring.

Lang 4, diam. 2 c.M.

Cat. Leiden 195, No. 3471.


p.

Uit de residentie in het Mus. te Leiden


vroegere Tegal afkomstig en

opgenomen:

Waterschepper brons, het handvat


van kruivormig uitloopend; een

kendi of de dooreen bloem binnenvlakte,


syllabe yrl, omringd zesbladige op de

ook de steel met lijnen bloemwerk versierd is. 22,5, dm. 11.
terwijl en
Lang
Cat. Leiden 211, No. 2749.
p.

Platte schotels of borden, voor offers, de binnenzijde van den bodem

zonder Aan den rand 2740 met deuken den hamer


versiering. geschonden, van

de keerzijde.
op

Cat. Leiden 211, No. 2739—2740.


p.
200

rond, met langen, opstaanden


Schotels of borden, (talam), en van

boven buitenwaarts plat geslagen rand. Binnenin eene gegraveerde versiering:

bloemen rand omheen. De


eene wijdbuikige bloemvaas met en getanden er

rand
op sommige plaatsen geschonden.

dm. 50,5 44 c.M.


Hoog 4,3 en 3,5, en

Cat. Leiden 213, No. 2737—38.


p.

in het Mus.
Uit de tegenwoordige residentie Pekalongau afkomstig en

te Leiden
opgenomen;

of Als No. 2880 doch hooger, boven breeder


Pot kom. (dandang), naar

buiten onversierden rand. Hoog 19, dm. 18 c.M.


uitloopend en met naar gebogen

Cat. Leiden 205, No. 3466.


p.

met bollen bodem, wand binnen


Kom of bak, buikigen en naar
ge-

bogen bovenrand. Daar onder aan een kant drie gaatjes, waar blijkbaar een

dm. c.M.
oortje aan bevestigd is geweest. Hoog 5, 7,8

Cat. Leiden 206, No. 3468.


p.

schotel of met zonder versiering in


Platte bord, ojiefvormigen rand,

het midden van den bodem. Diameter 36,5 c.M.

Cat. Leiden 211, No. 3465.


p.

met minder dikken buik, rechtstaanden rand,


Pot, geel verglaasd,

bodem. afstand de opening


met wijde opening en platten Op eenigen van

afstanden oorspronkelijk vier kleine oortjes voorzien, waar-


op gelijkmatige van

de rotan
van twee zijn afgebroken, terwijl door overige een hengsel van

dm. 14,5 c.M.


gedraaid, geregen
is. Hoog 20,

Cat. Leiden 218, No. 3469.


p.

met in
Schoteltje van gebakken aarde, wit, verglaasd, bloemversiering

blauwe kleur aan den buitenkant en twee concentriscbe blauwe cirkels aan

den binnenkant. Hoog 3,5, dm. 16,4 c.M.

Cat. Leiden 219, No. 3470.


p.
INHOUDSOPGAVE

DER

Oudheidkundige Inventarisatie 1912.

I.

Residentie Banjoemas.
Blz.

A. Afdeeling 122
Banjoemas

I. District 122
Banjoemas
Desa Kedawoeng. Ring en knoop 122

11. District 122


Soekaradja

Desa Keboetoek. Oorknop 122

Desa Sambëng-koelon. Diadeem 128

Desa Soekaradja-lor. Schelp 123

Desa Bandjar-anjar. Twee schalen 123

Desa Silado. Oorsieraad 124

Desa Kembangan. Zeven schijfjes en drie kommen ....


124

Desa Klahang. Ring 124

Desa Mërsi. Trom 125


en oorhanger ...

Desa Bersole. Yakshi of Carwi 125

111. District Poerworedjo 125

Desa Tjoeroekbolong. Oorring 125

Uit het distr. naar het Mus. te Leiden. Vingerring. 126


...•
O o

IV. District Kaliredja


*

126

Desa Karang-petir. Doekoeh Kali-galih. Buddha 126

Desa Bolong. Pot 126

Desa Kamoeljan. Pot 126

B. Afdeeling Poerwokerto 126

V. District Poerwokerto 126

Desa Tamansari-kidoel. Ineen gummi-tuin te Pasirloehoer. Stee-

nen beeld 126

Desa Dawoehan-wetan. Steenen zuil steen 127


en bekapte .
. .

f
202

Blz.

Desa Poerwokerto-koelon. Kinnari 127

Desa Grending. Top vaneen hoofddeksel 127

Desa Garuda twee 127


Karangwangkal. en gouden ringen.. . .

VI. District 128


Djamboe

Desa Twee beelden (metaal) bronzen haan. 128


Klapagading. en .

Desa Twee steenen met afdrukken


Wadastoempang. vaneen

hand 129

Desa Sidamoelih. roode baksteenen 129


Lingga en
.....

Desa Sanggreman. Voetstuk 129

C. Afdeeling 129
Poerbalingga

VII. District 129


Poerbalingga

Hoofdplaats Poerbalingga. Inden tuin van den Assistent-Resident.

Een Yoni 129

Desa Pateman. Ring 129


*

Desa Rabak. Ring, oorring 130

Desa Beker offerwater. 130


Bodjong. voor Oorhangers ....

Desa Pagoetan. Buddba 130

VIII. District Kertanegara 131

Desa Pengaloesan. Ketting van verzilverd koper 131

Desa Gouden staafje 131


Dagan.

Desa Selaganggeng. Neusring, neusknop, oorsieraad, gouden

oorring, gouden neusring, gouden vingerring, steenen van glas

of 131
bergkristal

Desa Batoer. Koperen ring, bronzen Wishnu 132

IX. District Tjahana 132

Desa Wanoegara. Voet- of bovenarmring, potje 132


....

Desa Panoenggalan. Ovale dierklok 133

Desa Madjasari. Beeldje van bladgoud 133

Desa Keboetoeh. Twee gouden ringen 134

Uit deze afdeeling in ’t Mus. te Leiden. Oorsieraad, oorhangers.

134
halsketting van gouddraad, gouden zegelring

D. 134
Afdeeling Bandjarnegara

X. District 134
Singamerta

Kota Inden tuin den Ass. Res. Dertien


Bandjarnegara. van

steenen beeldjes 134


203

Blz.

Voor de Drie steenen


gevangenis: beelden 136

Inden tuin de Steenen


van
gevangenis: beeldje 137

In het Mus. te Batavia: Twee koperen platen 137

In het Mus. te Leiden: Koperen beeldje (verguld) 137

Desa Porceleinen bronzen


Wangon. vaas met deksel, in parti-

culier bezit 138

Desa Sered. Drie koperen twee


ringen, oorknoppen, een
paar

oorringen, neusring, oorsieraad 138

Desa Gentan. Voet- of bovenarmring, schelp vormige bakjes en

schalen 139

Desa Pakelen. hoofddeksel


Top vaneen 139

Desa Madoekoro. Twee hals of borstsnoer


ringen, en andere

voorwerpen 139

Desa Singosari. bronzen


Vijf koperen en een ring ....
140

Desa Dagan. Stuk hoofdband of diadeem


vaneen gouden . .
141

Desa Keboetoeh-djoerang. Twee potten, vijf schaaltjes, zes bladen

allen brons
van en geëmailleerd 141

Uit dit district in ’t Mus. te Leiden: Gouden 148


oorringen. . .

XI. District Bandjar 143

Desa Patoegoeran. Oorsieraad 148

Desa Sambong. Drie


zegelringen, een
paar oorknoppen. . .
148

Gehucht Karangdjati. Zegelringen 143

Desa brons
Karang-Djambe. Manjmjrï, 144

Desa Petambakan. Top vaneen hoofddeksel 144

XII. District 144


Karang=kobar

Desa Karang-kobar. Ronde dierklok 144

Desa Handvat 144


Doglang. met klepel

Desa Gouden doosje


Modjo-tengah. 144

Desa Soekaradja. Ring 145

Desa Soesakan-wetan. of boven-


Dregvormig voorwerp,
voet-

armring, armband, polsringen, patjol-ijzers 145

XIII. District Batoer 145

Desa Batoer. Yoni, vier steeneu 145


singha, bekapte ....

Goenoeng Panoengar. Gouden ring 146


204

Blz.

Desa Karëkan. Bronzen bekkens 146

Desa Steenen 146


Karaug-tengah. Durga

Gehucht Sidolok. Gouden beeldje 147

Desa Gouden ring 147


Pagenton.

Desa Pot, drievoet, schaaltje 147


Diëng-koelon.

Beschreven steenen 147


Goenoeng Pangonan.

Desa Tedoehan. Tempajan’s 148

Uit de afdeeling: Kali, metaal, papegaai (2 stuks) 148

E. Afdeeling Tjilatjap 149

XIV. District Adiredja 149

Desa Wlahan-wetan. Bronzen voorwerpen


149

XV. District 149


Pegadingan

Desa Soeroesoenda. Gouden oorsieraden 149

Desa Samoedra. Tempajan 150

XVI. District Dajeuhloehoer 150

Desa Wanaredja. G. Basma. Gouden ring 150

Uit de residentie in het Mus. te Bat.


afkomstig en
opgenomen:

Hangklokken, zegelring, een


paar oorknoppen, twee keten’s, een

150
paar oorhangers, twee potten enz

In het Mus. te Leiden: Zwijn, vier vingerringen, twee gouden

zegelringen en afdrukken in gips en lak van ringen 151


...

li.

Residentie Pekalongan.
Blz.

A. Afdeeling Pekalongan 158

I. District Pekalongan 153

Kota Inden tuin den Resident. Twaalf steenen


Pekalongan. van

beeldjes 153

het Controleurserf. Steenen 156


Op Durga

In het Museum te Bat. Zeven steenen beelden, een metalen beeldje

en andere 156
voorwerpen

11. District Wiradesa 158

Suikerland Wonokiri. Stier, metaal 158


205

Blz.

111. District Doro 158

Desa Doro, de Drie steenen


voor pasanggrahan. beelden. . .
158

Goenoeng Garamanik. Twee steenen beelden, batoe lindjing, gra-

ven, beschreven steen 160

Desa Boentoe. Vaas voor reukwater 162

Desa Rokom.
Bekapte steenen, urn
.
162

Desa Soeralaja. Fundamenten het 163


van rijk Miralaja ....

Desa Telaga Pakis. Twaalf steenen beelden of brokstukken van

steenen beelden 163

Desa Djosoredjo. Twee steenen beelden 165

Desa Goemëlëm. Vier steenen beeldjes 166

Desa Batoesari. Yoni 167

Desa Karangsari. Steenen mortier 167

Desa Djalktiga. Steenen mortier 168

IV. District Kadjen 168

Desa Poengangan Goenoeng. Twee urnen en diverse voor-

werpen 168

Berg Priksa. Groote metalen bladen 169

Desa Karauganjar. Twee 169


potjes

Desa Bandjarsari. Deksel, kom 169

Uit het district afkomstig, thans Mus. Bat. Bronzen trom of 169
pauk.

B. Afdeeling Batang 170

V. District Bandar 170

Erfpachts-perceel Panoendan. Twee 170


yoni’s

Desa Simpar. Beker offerwater, handvatsel, ring,


voor spiegel,

keten, schaaltjes en kommen 170

Desa Tegalsari. Metalen bladen 171

VI. District Soebah 172

Desa Limpoeng. Twee nandi’s, ongedetermineerd beeldje, Gane^a

en monsterkoppen, gouden oorsieraden, ring en oorsieraden


.
173

VII. District Bawang 173

Desa Deles. Ganeija, nandi, lingga’s, zuiltjes, kegelvormige steen,

voetstuk steenen 173


yoni, en
bekapte

Desa Wonosari. Yoni, voetstuk en drie steeneu muziekinstru-

menten 175
206

Blz.

175
Desa Si Glagab. Ring, koper
175
Desa Wanar. Wegschaaltjes, polsringen

Pot 176
Gehucht Pagandian.

Schotel 176
Desa Babadan-ageng.

Gedeelte steenen 176


Desa Sigemplong. vaneen trap

Desa Zes 176


Soerdjo. peneroes

doos 176
Diëng-plateau. Spiegelhandvatten,

Gouden 177
Uit de afd. afkomstig. neusringen

177
C. Afdeel ing Tegal

177
VIII. District Tegal

Kota inden tuin den Assistent-Resident. Twee


Tegal, van

177
beeldjes

178
IX. District Adiwerna

178
Desa Debong Tengab. Qiwa, goudblik

Slawi 178
X. District

Desa Jomani. Verdwenen beeld 178

178
Desa Lebak gowab. Verdwenen beeldje

Lebak sioe kidoel. Oude schrifturen, batoe bedil 178


Desa . . .

Desa Lebak sioe lor. Riukelaar’s, bellen 179

Desa Pendawa. Steenen mortieren 180

Desa Doekoehsalem. Steenen mortieren 180

Verdwenen twee doozen, ovale dierklok 180


Desa Slarang. beeld, .

Brokstuk beeld, baksteenen. 181


Desa Selapoera. vaneen ...

Desa Panaroekan. Verdwenen steenen mortier 181

Bloeboek. Verdwenen beeld 181


Desa

metaal 181
Desa Doekoehwaroeh. Padmapani,

Benda. beeld 182


Desa Ongedetermineerd

Gouden 182
Desa Beran. ring

spiegel, voet-
Desa Kalisapoe. Ovale dierklokken, bel, ketting,

wiedmessen, ellipsvormig stuk


of bovenarmringen, polsringen,
182
ijzer, potten

District 184
XI. Pangkah
184
Desa Setoe. Gongs
184
Rivier Tjatjaban. Ring

kidoel. Oorsieraad 184


Desa Bogaren
207

Blz.

XII. District
Balapoelang 185

Desa Balapoelang lor. Twee steenen mortieren 185

Desa Balapoelang. Tempajan 185

Desa Djatimerta. Kinnara, metaal 185

Desa Batoe-agoeng. Voet- of


bovenarmringen 186

Desa Doekoebrandoe. Zilveren doos, potje, kommen. . . .


186

XIII. District
Boemidjawa 186

Desa Boemidjawa. Lingga, spuier’s, yoetstukken, topstukken,

tjandi-steenen 180

Desa Sidjauggleng. Bonang, metaal 187

Desa Moentjanglarang. Steenen martevaan 187

Doekoeb Keseran. Twee Gane9a’s, Polynesische beeldjes, top-

stuk, lingga 188

Desa Benda. Polynesisch beeldje 189

Desa Tjintamanik. Polynesische beeldjes 189

Desa Goenoeng Agoeng. Tempajan, 190


gong

Desa Bawangan. Bekapte tjandi-steenen 190

Uit het distr. afkomstig. Ovale dierklok 190

XIV. District
Djatimerta 190

Desa Sanganajoe. Batoe matjan 190

Desa Soeniarsib. Ruw beeldje, steenen zuil 191

Desa Kedawoeng. Polynesisch beeldje 19]

Desa Simpar. Gewone riviersteenen 191

Desa Pendjalakan. Bidschellen 191

Desa Soembarang. Gewone riviersteen 192

Desa Kali-djamboe. Kogelsteen 192

Desa Goenoeng Djati. Offerplaats 192

D.
Afdeeling Pemalang 192

XV. District
Pemalang 192

Desa Seradan. Armbanden 192

Desa Kaboenan. Keteltrom


192

Waloehrivier. Pot 193

Desa Widoeri. Ring 193

Desa Petaroekan. Teruggezonden voorwerpen 193


208

Blz.

193
Desa Serang. Potten

193
Desa Bandjaran. Gouden knoopje

194
XVI. District Tjomal
Voet- of 194
Desa Karang Montjok. armringen

194
XVII. District Randoedongkal

metaal 194
Desa Randoedongkal. Wajrasattwa,
194
Desa Armbanden, oorsieraden.
Kadjene.

194
XYIII. District Banjoemoedal

Desa Banjoemoedal. Ganeija, twee Polynesische beeldjes, Qakti,

1 94
brons,
195
Desa Walangsauga. Polynesisch en ougedetermineerd beeldje .

196
Doekoeh Goemilan. Zuiltje
196
Desa Gamboewan. Steenen zuil, sluitstukken, enz....

197
Desa Karangsari. Offerplaats

brons 197
Desa Njalembang. Beker, kom, schaaltje,

197
XIX. District Watoekoempoel
197
Desa Tjikadoe. Polynesische beeldjes
198
Desa Toendagan. Twee steenen mortieren, kogel
198
Desa Modjoelangoe.
Oude schrifturen, lans, kris,

brons 199
Desa Karangsari. Wishnu,

in het Mus. te Leiden


Uit de afd. afkomstig en opgenomen:

1"
lood
schijfjes van

Uit de residentie. Waterschepper, platte schotels, kommen, pot

199
en schoteltje
Plaat 1

ZUIDELIJKE POORT VAN DJEDONG.


Plaat 2.

NOORDELIJKE POORT VAN DJEDONO.


Plaat
3.

TJANDI’S VAN DJEDONQ.


Ik.
Plaat 4.

TJANDI BANOKAL,
Plaat 5.

BADJANG RATOE
Plaat
6.

TJANDI KESIMAN-TENOAH
Plaat 7.

TJANDI RIMBI
Plaat 8.

GARUDA VAN PETOENGOMBO.


Plaat
9

SPUIERBEELDEN UIT MODJOKERTO.


Plaat
10.

a. KOP VAN ONBEKENDE AFKOMST b. BUDDHA-KOP UIT RAWAPOELOE.


Plaat 11

cKazinvan
e|jandt cfcnyafi/
tyooz.<xa /
\x
/ tAscM)C.

m/v
@cwCM'neXcV9,
Plaat 12.

e£lusu*f 3: *2O.
Plaat
13

BUDDHA EN PRAJNAPARAMITA (602 at); AVALOKITECVARA (619).


Plaat 14.

AVALOKITECVARA (626 bl) (626b, 626).


Plaat
15.

HALAHALA- AVALOKITECVARA (518a); AVALOKITEQVARA (603).


Plaat 16.

MAITREYA (606a); MANJUQRI (607).


Plaat
17.

VAJRASATTVA (602a); VAJRAPANI (632); VAJRASATTVA (602d).


Plaat
18.

PRAJNAPARAMITA (639); CUNDA (639a); MARICI (636).


KUVERA (539); BODHISATTVA (656); BUDDHA
(558).
Plaat 20.

TJANDI SELAGRIIJA. NOORDOEVER


2
5*
a>

to

EN DURGA IN DE NISSEN VAN


QIWA TJ. SELAGRIIJA.
3
5T
DJ

ts

POORTWACHTERS VAN TJANDI SELAQRIIJA


3
sr
&j

ö
FRAGMENTEN VAN TJANDI SELAGRIIJA.
Plaat 24,

TüANDi SELA GRUA

ACHTERAANZICHT
Plaat 25.

IUANDI SELA GRUA

DOORSNEDE NOORD ZUID

TER VAN DE ANTEFIXEN


DE DOORSNEDELüN VERSPRINGT PLAATSE

HOOFDGESTEL TEN EINDE DE NORMALE PROFILEERING


VAN HET

VAN DE KROONLUST TE VERDUIDELUKEN

You might also like