You are on page 1of 13

Aantekeningen Theater en Jeugd

Britt Nijenhuis

Voorbereidende opdracht Snowflake.


De Volkskrant – Annette Embrechts
Elementen
- Uitleg van Plot zonder te spoilen.
- Thematiek uitleggen vanuit maker, inclusief info auteur
- Doelgroep gericht ‘snowflake waarschuwt vanuit hun wereld, met hun taal. Zonder te
demoniseren’
- Korte beschrijving decor/sceno
- Geen oordeel, wel beschrijving

NRC – Marijn Lems


Elementen
- Duidelijke introductie van doelgroep en situatie.
- Daarna direct oordeel ‘minst interessante gedeelte van snowflake’. Vergelijking met Sex
Education. Meer oordeel ‘geforceerde kapstok’
- Toelichting auteurs en regisseur. Hierbij ook personage beschrijvingen
- Thematiek, met oordeel.

Trouw – Anita Twaalfhoven


- Begin met voorbeeldscene uit het stuk, aandachtspakker
- Er wordt een personagebeschrijving gegeven, met daarin wel veel detail en ook wel wat
spoilers.
- Uitleg van het woord snowflake, titelbeschrijving
- Uitleg over regisseur
- Uitleg auteur mbt het sutk.
- Eind met conclusie en oordeel

Het Parool – Simon van den Berg


- Aandachtspakker, met alle shockers van de voorstelling er al in.
- Intro regie/auteur en thematiek
- Intro spelers
- Uitleg hoe spelers spelen + oordeel. ‘onhelder’
- Uitleg scenografie + oordeel ‘een vondst’
- Kritiek op voorstelling. ‘lastigs’ ‘ik’. Vanuit zelf

Toneelmakerij
- Introductie van thematiek
- Introductie van de setting en het probleem. Duidelijkst van allemaal
- Introductie personages, zonder spoilers
- Korte beschrijving van stuk, kleine plotlijn, zonder spoilers.
- Uitleg + toepassingen van sceno en decor en ontwerper.
- Toelichting op auteur + oordeel, knap hoe hij dat doet.
- Einde met oordeel. ‘vorm is cruciaal.’ ‘bijna te veel, al reflecteert het wel goed’.
College 1 – Intro + recenseren
18 april: recensie snackbar (500-800 woorden)
19 april: feedback recensie snackbar
21 april: Herziene versie recensie

Presentatie jeugdtheatergezelschap (groep van 2)


Staat van het jeugdtheater (groep van 2)  lezen en voorbereiden

Presentaties
Max 25 minuten, max 10 videomateriaal.
- Artistiek profiel en belangrijkste makers
- Positie in het veld
- Wat is hun visie op educatie?  basisinfrastructuur opdracht educatie,
- Welke educatieve activiteiten en hoe werken ze samen met scholen?

19 april , presentatie HNT jong  Lois


19 april Moniek Merkx  Noa

- Thematiek
- Auteur
- Relevantie
- Oordeel
- Verbinding inhoud/decor
- Situatiebeschrijving
- Analyse
- Doelgroep aansluiting

Waar moet een jeugdtheaterrecensie aan voldoen? Samenvattend

- Inleving in belevingswereld van de jeugd.


- Thematiek, oordeel voer leeftijdscategorie
- Toelichting van relevantie van de thematiek met toepassing op leeftijd.
- Relevantie voor ontwikkeling  voor ouders en docenten. Hierbij benoemen of het relevant
is om te kijken voor de aangegeven doelgroep
- Situatiebeschrijving  waar zijn we, wat is het probleem?
- Visie op jeugd en theater van de maker/auteur/regisseur
- Waardeoordeel over de voorstelling
- Benoemen wat er leuk is voor volwassenen, is het geschikt voor het hele gezin?
- Is het de plek voor het educatief programma? Neem je dat mee?
College 2
Aantekeningen Renkse

Hoi Renske,

Ik denk dat je een mooie opzet hebt voor je recensie. Je hebt een prettige opbouw van het geven van
context en daar je mening over uitspreken in stand gebracht. Misschien is het goed om je af te
vragen hoeveel je in deze recensie al prijs wil geven over de voorstelling. Is het niet een gigantische
spoiler om te weten dat de dader van het misbruik de tante is en dat zij al dood is? Hoe erg beïnvloed
je een toeschouwer door dit (en andere dingen) al te beschrijven? Het is een keuze, maar wel eentje
waarvan het slim is om er even over na te denken. Een tweede vraag die ik heb bij het lezen van je
recensie gaat over het waardeoordeel dat erin ligt. Persoonlijk vind ik dat die sterk doorschemert en
het beeld dat je schetst voor de toeschouwer vormt. Daardoor voelt de conclusie die je aan het einde
van je recensie trekt, dat de voorstelling goed is, nogal vreemd.

Ik heb in het geel taal technische dingen aangeduid en in het blauw eventuele suggesties of dingen
die ik me afvroeg tijdens het lezen. Hopelijk heb je er iets aan!

Aantekening recensie Janna

Hoi Janna,

Wat een mooie recensie heb je geschreven! Ik ben persoonlijk erg fan van wat je al hebt geschreven
en hoe je dat hebt opgebouwd en beschreven hebt. Ik heb een aantal dingetjes aangegeven
hieronder, waar je nog naar zou kunnen kijken. Waar ik vooral over zou nadenken, is hoeveel je al wil
weggeven over het verloop van de voorstelling, dat waar je gaandeweg achterkomt als toeschouwer,
omdat dat wel deel van de kracht van de voorstelling is en je het zo mogelijk kan wegnemen. Dat is
een persoonlijke keuze, maar daar kan je overnadenken.

Aantekeningen Merx

Merx ziet het belang van diversiteit, maar is het niet eens met het belang van het woord identiteit. Ze
kiest en cast mensen op basis van hun eigenheid en niet op hoeveel verschillende groepen ze met
haar casts representeert. Echter, door mensen met een eigenheid te casten, geeft ze hen een kans
tot die representatie, beschikbaar voor iedereen.

Ze vind dat de mens de definitie van identiteit zou moeten overstijgen. Dat de mens, een individu,
meer is dan alleen een achtergrond, verleden, gender of kleur. Dat het tijd is dat we dat als
maatschappij gaan zien, in plaats van nieuwe termen zoals ‘identiteit’ als een soort modegrill op te
hemelen tot het zijn betekenis verliest. Ze wil mentaliteit laten zien, geen identiteit.

Historische context

Aktie Tomaat 1969. Meer maatschappelijke betrokkenheid, meer engagement, hierdoor


kleinschaliger theater en andere vormen dan teksttheater, dus ook jeugdtheater.
Verandering kindbeeld  kind was niet meer arbeider maar puur.
Zie aantekeningen kunsteducatie
Lekenspel  ook jeugdbeweging verzuild.
Opkomst vrije expressiebeweging. Creatief sepl, creative dramatics maar vooral buiten het onderwijs
om.
Eerste jeugdtheatergezelschappen: Puck en Arena
Jeugddans: Scapino
Vormingstoneel komt op jaren 70. Makers binnen politiek vormingstoneel gaan jeugdthetaer maken,
maar als vormingstoneel over zn hoogtepunt is, dan gaan de makers zich richten op individuele
kinderen, parallel met expressiebeweging. Rol van kind in samenleving. Hierdoor artistieke
signatuur, belevingswereld van kind staat centraal.
Jeugdtheater werd niet landelijk centraal, maar gemeentelijk. Hierdoor kon het in de luwte groeien
en is het tot succes geworden. Internationale doorbraak jaren 90: ifigeneia Koningskind van Pauline
mol.
Jeugdtheater richt zich vooral op PO, Tm 12.
Steeds meer behoefte aan theater voor middelbaar. Dan wordt jeugdtheater gezelschap meer voor
een middelbaar. Dan vervaagt grens tussen jeugd en volwassenen.
Internationale koploper  Nieuwe stukken bij gebrek aan repertoire. Bewerkingen van klassiekers,
confronterende thema’s.

Staten van Jeugdtheater


Renee geerlings - 2013
Het moet niet gaan om subsidie, maar om werk en voorstelling. Wat maken we en waarvoor?
Er is dan veel bezuiniging. Angst voor onbekende is een aanval om kunst. Teveel zoeken naar
veiligheid, gevolg is dat theater in spagaat komt, voldoen aan educatief beeld en anarchistisch willen
blijven. Goedkoop en educatief produceren kan niet altijd worden voldaan, waardoor er een trend is
dat docenten zelf maar iets gaan maken, waardoor kwaliteit nog lager wordt. Door opkomst TV is er
botsing tussen commercie en ? Situatie van direct reageren maakt theater bijzonder.

Paul Kniering – 2014


8 actiepunten.
1. Investeer in onafhankelijk podium voor jeugdtheatermakers.
2. Investeer in kleinschalige projecten, jeugdtheater is belangrijk in ontwikkeling van kind.
3. Weg met reisverplichting. Voor betere connectie met omgeving
4. Stop met hokjesdenken. Jeugdtheater als verrijking van het veld. Rek grenzen op, meer 1
werkveld
5. Voorstelling kan begin zijn van gesprek, hoeft niet altijd gezellig te zijn.
6. ??? Moeten we concurreren met grote gezelschappen
7. Landelijke uitstraling van jeugdtheater. Verhoudt zich tot groot publiek, maar teveel
bezuinigen.
8. Het gaat om het spel, niet de knikkers. We moeten zoeken naar gezamelijke visie.
Verdedigende rol.

Timothy – 2015
Voorstelling kan gesprekken openen. We zijn eigenlijk alleen maar bezigm et sociale media,
gescripte dingen. Theater is dat niet, omdat theater onbespreekbare dingen bespreekbaar maakt.
Theater is echte leven, het is echt. Zo kan het inspiratiebron zijn voor de jeugd. Tradities moetne niet
in stand houden, maar moet vernieuwend zijn. Het is bedoeld voor jeugd, niet voor docenten en
ouders.
Zelfverzekerder

Liesbeth coltohf – 2018


Hoeverre moet jeugdtheater engageren met politieke thema’s. Ouders hebben invloed op
kaartverkoop. Eerst was het nieuw, nu is het al uitgevonden, het wordt serieus genomen. Makers
moeten vechten. Ontwikkeling van meer beschermende ouders, verpreutsing van het jeugdtheater.
College 3 – actualiteit van het jeugdtheater
In hoeverre zijn de criteria van het jeugdtheater altijd terecht?

1. Herkenbaarheid
2. Toegankelijkheid
3. Leerzaamheid
4. Begrijpelijk
5. Leuk
Berthe Spoelstra verzet zich tegen deze criteria, waarom zijn deze anders dan bij
volwassenentheater?
Er is een tegenstelling tussen theatermakers die kinderen serieuzer nemen dan ouders en docenten,
die zich niet met criteria bezig willen houden en docenten/ouders die de vraag stellen of het geschikt
is voor kinderen.  Idee, ik maak theater zoals ik het wil maken en boeien wat ouders en docenten
daarvan vinden. Dat is fundamenteel veranderd in de afgelopen 15 jaar, er wordt nu wel educatief
programma bij gemaakt ook om die reden. Bij maken van voorstelling wordt nagedacht over hoe de
koppeling met educatie kan worden gemaakt. Jeugdgezelschappen hebben zelf een idee over hoe
theatereducatie vormgegeven zou moeten worden. Jeugdtheatergezelschappen hebben embodied
learning eigen gemaakt, in tegenstelling tot de meeste scholen.

Belangrijk kenmerk. Gezelschappen spelen veel op scholen, daardoor komen ze meer in aanraking
met verschillende, diverser publiek. Cast is hierdoor vaak ook diverser.

Subsidiestelsel: tot 2009. Groot deel van financiering zit bij lagere overheden.
Rijk – productie van theater.
Provincie
Gemeente – accommodaties.

Vanaf 2009  basisinfrastructuur.


Alleen grote organisaties.
Voor theater 8 brandhaarden. Daar moest 1 groot gezelschap zijn. 1 volwassenentheater en 1
jeugdtheatergezelschap.
Nu, 8 toneelgezelschap, 9 jeugdhteater, 5 dans, 3 opera en nog wat festivals en productiehuizen.

8 Theatergezelscahp - vooral VO. Actieve workshop in combinatie met voorstellingsbezoek.


Workshop als voorbereiding.
9 jeugdtheatergezelschap  ook VO, maar vooral ook PO. Verschil; ook aanbod achteraf, niet alleen
voorbereiding. Betrokkenheid Cultuureducatie met Kwaliteit  samenwerking hoge en lage overheid
en scholen.

Jeugd kiest niet zelf voor een voorstelling, ouders of docenten als bemiddelaar. Taboe: iets waar niet
over gepraat mag worden. Een taboe is geweld: we willen niet dat kinderen daarmee geconfronteerd
worden. Systeem zoals in de film bestaat niet in jgdtheater.
College 5 – Theater en cognitieve ontwikkeling
Wat is cognitie?
Containerbegrip dat verwijst naar processen van waarnemingen, herinnering, kennisverwerving,
verbeelding etc.
Cognitiewetenschap is een grensgebied tussen neurowetenschap, psychologie, filosofie,
taalwetenschap en kunstwetenschap etc.
Alles in het onderwijs is gericht op cognitief onderwijs: ontwikkelen van kinderen op cognitief vlak.

Affect (gevoel) en cognitie (kennis) werden gezien als twee gescheiden domeinen.
Lastig verklaarbaar vs. objectieve redenering. Dat onderscheid leeft nog steeds.
Nu: objectief waarneembare processen kunnen zich niet onderscheiden van gevoelsprocessen. Affect
is een onderdeel van cognitie. Kunst vooral affect, je uiten, gevoelens, wat vind je mooi. Dus nauw
verwant met cognitie als taal en rekenen.

Ontwikkelingspsychologie
John Dewey: iemand die heeft gedacht over hoe cognitief spectrum werkt en welke rol van kunst
Vygotsky: aandacht voor sociaal leren
Piaget: Vader van ontwikkelingspsychologie
Howard Gardner: meervoudige intelligentie theorie

John Dewey
- Belangrijke rol in de reformpedagogiek in jaren 20.
- Onderwijs moet student-, niet vakgericht zijn.
- Grote invloed op progressief onderwijs is VS
- Leren zien als sociaal proces. De ervaring staat hierbij centraal  leren door te doen
- Kunst als ervaring
o Experience (algemeen, opeenstapeling van ervaring) vs. an experience (een
specifieke ervaring.) Kunst valt in dit laatste, waar je op de toppen van ej zintuigen
bent door de ervaring van dat moment, die je uiteindelijk een plek kan geven binnen
dat grotere domein.
o Gaat voorbij aan hoge en lage kunst, maar beiden gaan over de ervaring. Of iets
kunst is en daarmee waardevol is, is zinloos, kunst ligt niet in object maar in ervaring
o Mag je kunst inzetten voor andere domeinen? Vind hij ook niet boeiend, want kunst
is instrumenteel en intrinsiek.
o Pragmatisme
Lev Vygotsky (1896-1934)
- Russisch psycholoog
- Heel lang onbekend in het westen
- Leren als sociaal proces vertaalt hij naar ontwikkelingspsychologie; taalvaardigheid leer je in
omgang met anderen. Sociale proces is belangrijk.
- Hij noemt de ‘zone van de naaste ontwikkeling’  sociale leren waarin je verder kan komen:
lees boek + sociale ontwikkeling zorgt voor hoger niveau cognitie.
- Hij ziet spel als middel om sociale rollen te oefenen
- Welke implicaties voor kunstonderwijs?
o Kunstonderwijs staat altijd in relatie met een sociale context (gaat in tegen kunst als
ultieme kunstenaar en niet mee bemoeien)
o De mens ontwikkelt zich met behulp van culturele symbolen, hieronder vallen taal
maar ook kunst.
De cognitieve revolutie
In de jaren 50: cognitieve revolutie. Tot jaren 50 in psychologie domineerde behaviorisme. Je kijkt
naar gedrag van mensen of dieren in opstelling en hoe hebben bepaalden stimuli een reactie? Je
krijgt zo dat je complexe denkvaardigheden niet kan verklaren, je kan maar 1 ding tegelijk verklaren
en het verklaart ook niet hoe je ervaringen kan stapelen en zo je denken en leren complexer wordt.

De eerste die hier over schrijft is Bloom; leren is cumulatief en hiërarchisch. Je stapelt en daardoor
kom je verder. Het ene ding kan belangrijker zijn dan het andere. Hij maakt wel scheiding tussen
affectief en cognitief (en psychomotorisch).
Vanuit hier de echt cognitieve ontwikkelingstheorie ontwikkeld.

Jean Piaget
- Heeft als eerst cognitieve ontwikkeling proberen te beschrijven
- Eigen kinderen als onderzoeksobject gebruikt
Kernbegrippen
- Schemata: structuren in je hersenen die je vormt om dingen te begrijpen, cognitieve
structuren om info te verwerken en organiseren
- Assimilatie: proces waarbij nieuwe kennis integreert in bestaande kennis en schemata
- Accommodatie: schemata voldoen niet meer, of aanpassen of nieuwe schemata vormen
- Equilibrium: assimileren en accommoderen moet altijd met elkaar in balans zijn.
o Voorbeeld katten en honden: labradoodle en cockerspaniel zijn allebei honden 
assimileren. Dan een kat, huh iets anders? -> accommoderen
Fases
- Sensomotorische fase 0-2 jaar  vooral zintuigelijk, voelen, proeven, motoriek en geheugen
ontwikkelen. Geen object permanentie nog, niet zichtbaar is niet bestaand
- Pr operationele fase 2-6 jaar  ontwikkelt taalt en spreken. Kind wordt zich bewust van ‘ik’,
leert dat het een eigen persoon is.
- Concreet operationele fase 6-11 jaar  Tellen, rekenen, vergelijken, ontwikkeling figuratief
denken, namelijk plaatjesdenken
- Formeel operationele fase >11  abstract denken, logisch nadenken en conclusies trekken.
Problemen
- Sociale activiteit speelt geen rol in deze theorie.
- Geen aandacht voor de rol van kunst in cognitieve ontwikkeling.

Michael Parsons
Ontwikkelingstheorie toegepast op esthetische ervaring van beeldende kunst.
Kan alleen ontwikkelen als je ook kunsteducatie krijgt.
5 stadia:
- Favouritism(5): plezier, geen concept van mooi en lelijk. Slechterik moet altijd lelijk zijn.
- Beauty and realism(10): oordeel gebaseerd op gelijkenis en representatie. Hoeveel lijkt het
op de werkelijkheid?
- Expressiveness (adolescentie): oordeel gebaseerd op expressie en empathie. Wat wil het
uitdrukken en hoe goed leef je mee?
- Style and form (jong volwassenen): oordeel van kunstwerk binnen traditie. Je kan kunst
binnen traditie plaatsen, lijkt op van Gogh dus denk dat dit uit dezelfde tijd komt. Connecties
leggen, bijv impressionisme.
- Autonomy (professionals): kritisch op consensus. Heeft kenmerken van, maar kan dat dan
wel zo? Meerzijdig beredeneren.

Cognitie in theater
Tm 6 maken nauwelijks onderscheid tussen fantasie en werkelijkheid
6-8  ontwikkeling van vermogen fantasie/werkelijkheid
9-12  ontwikkeling van vermogen tot symbolische artistieke receptie. Dubbel theaterbewustzijn.
Expressiviteit en emotie.

Actieve theatereducatie kan bijdragen aan:


- Taalontwikkeling
- Vermogen om in ander te verplaatsen (empathie/theory of mind)
- Identiteitsvorming en zelfvertrouwen (?)
Receptieve theatereducatie kan bijdragen aan:
- Ontwikkeling verbeeldingskracht
- Vermogen om direct betekenissen te construeren
College 6

Ideeen voor paper:

- Lang en Gelukkig vergelijken met Hamlet, welke is groter succes en waarom?


- Nieuwe pijlers voor wat maakt jeugdtheater goed
- Belang van Ifigeneia een koningskind en diens invloed, hoe zien we dat vandaag nog?
- Welke rol neemt de pijler ‘diversiteit en inclusie’ in in het Nederlands jeugdtheater?

Wat is theater of cultuur educatie?

Cultuurnetwerk: alle vormen van educatie waarbij cultuur of theater als doel of middel wordt
ingezet.
Overheid: containerbegrip voor alle vormen van kunsteducatie, literatuureducatie, erfgoededucatie,
mediaeducatie. Probleem  niet alle elementen zijn hetzelfde om te onderwijzen.
Cultuur en Spiegel: vermogen tot cultureel zelfbewustzijn

Cultuur in de Spiegel  Barend van Heusden


Barend van Heusden; cultuur als intentioneel gedrag, cultuur in de ruime zin. Dit onderscheid de
mens van niet mensen. Belangrijk verschil tussen hier en nu en herinnering. Belangrijkste cognitieve
proces wat we beheersen is dat we in een situatie zijn herkennen wat we weten en herkennen wat
anders is dan wat we al weten uit herinnering.
Cognitieve basisvaardigheden is hoe we met dat verschil omgaan. Dit doen we dooor waarnemen,
verbeelden (kunst), conceptualiseren (taal) en analyseren. Als we deze 4 op onszelf richten, dan is er
sprake van metacognitie, want je bent zelfbewust en reflectief. Cultuureducatie is een training in
metacognitie. Er is sprake van cultureel bewustzijn wanneer we op cultuur reflecteren, onze
aandacht op de cultuur zelf richten.

Die basisvaardigheden gebruiken 4 media: de dragers van cultuur. Namelijk: lichaam, voorwerpen
(artefacten), taal (conceptualisatie), grafische media (analyseren). Hier lijkt hiërarchie, evolutionair
gezien wel, maar zo bedoelt van Heusden het niet.

Hij denkt sterk buiten de bestaande disciplines, maar in media. Bij ontwerp van onderwijs moet
nagedacht worden over het onderwerp, de basisvaardigheid en het medium. Onderwerpen: eten,
kleding, tijd. Zorgen dat in je onderwijs alle cognitieve vaardigheden en media aan bod komen om te
ontwikkelen.

Theatereducatie in Nederland
1. Theatereducatie in basisonderwijs
i. Maakt onderdeel uit van 58 kerndoelen. 3 kerndoelen kunst: beelden, taal,
muziek, spel en beweging oefenen. Reflecteren. Kennis en waardering.
ii. 2004: budget per leerling. Versterking cultuureducatie. Aanstelling
coordinator.
iii. Doorlopende leerlijn maken.
iv. Cultuureductie met kwaliteit: samenwerkingen met culturele instellingen.
v. Problemen: strijd om voorrang. Geen vakdocenten. Weinig aandacht op
pabo’s. Hierarchisch staan muziek en beeldend boven theater en dans.
2. VO
a. Onderbouw
i. 58 kerndoelen, 5 k&C: productie, presenteren, leren kijken en luisteren,
verslag doen, reflecteren.
ii. Meestal 2 kunstvakken, gegeven door vakdocenten. Soms vakoverstijgend
benadering, maar meestal vakkenstructuur. Budget voor cultuurkaart per
leerling. Cultuurprofielscholen: scholen met extra aandacht voor kunst en
cultuurscholen.
b. Bovenbouw
i. Kan eindexamen doen. Nieuwe stijl. Beeldend, muziek, drama, dans,
beeldend, algemeen. Of oude stijl. Tehatex, muziek en kunstgeschiedenis.
ii. Voor receptieve activiteiten cultuurkaart
iii. Vakdocenten in de eindexamenvakken en soms in CKV
iv. Problemen: status, ontbreken leerlijn met onderbouw, grote onderlinge
verschillen in de scholen, geen internationale ranking voor CE.
v. CKV oud vs Nieuw.

Hoe doen ze dat, die leeftijden implementeren?  aiped voelt niet als pubervoorstelling
Wat doen ze met die mensen die een taakstraf hebben? Zijn dat acteurs, gebruiken ze die als
inspiratie?
College 7
- Welke rol neemt de pijler ‘diversiteit en inclusie’ in in het personeel van het Nederlands
jeugdtheater?
- Welke rol neemt de pijler ‘diversiteit en inclusie’ in in de thematieken van voorstellingen van
het Ro Theater.
- Acteurs vs inhoud. Kwantitatief vs kwalitatief.

ERIC  zoekmachine over onderwijs. Eric.ed.gov

Research in Drama education

Youth theatre journal.

Tentamenstof
Wat er in de reader staat.
Inleiding in DTG.
Hoofdstuk teneeter speelt Ifigeneia  historisch gericht.
Manon van de Water  NL jeugdtheater als internationaal perspectief. Problemen, wat is taboe,
wanneer wordt dat overschreden?
Hompelaar  aantekeningen
Klein, Shonmann  Laten beide hun visie zien, niet een overeenstemming. Behandelen esthetische
distantie.

Bosch, Karlot, and Cock Dieleman. 2018. “Leereffecten van Drama: De Onterecht Ondergeschikte
Rol van Theatereducatie.” Cultuur + Educatie, no. 49: 77–95.
Theatereducatie is achtergesteld. Er zijn logische transfereffecten die van belang zijn, zoals sociale
vaardigheden en empathie. Er zijn 5 voorname domeinen van cognitieve ontwikkeling waar
theatereducatie invloed op kan hebben: aandacht, sociale cognitie, taalontwikkeling, geheugen en
redeneren. Oude methodes voldoen niet meer, dus is er een nieuwe methode nodig, met een
doorlopende leerlijn in verschillende leeftijdsgroepen. Er worden een aantal methodes besproken en
met elkaar vergeleken. Hieruit blijkt dat er buiten vakoverstijgende leerdoelen, ook vaak leerdoelen
voor het vak drama zelf zijn. In bestaande methodes worden vakoverstijgende leerdoelen nauwelijks
gebruikt als theoretische onderbouwing van het vak. Deze kunnen echter wel nuttig zijn om te
begrijpen waarom het vak van belang is.

Mogelijke tentamenvragen:
a. In De onterechte ondergeschikte rol van theatereducatie worden 5 cognitieve domeinen
genoemd waar theatereducatie invloed op kan hebben. Wat zijn deze domeinen en hoe
houden deze verband met theatereducatie?
b. Is er bij het ontwikkelen van deze 5 domeinen in de cognitie sprake van ‘near transfer’ of ‘far
transfer’? Licht toe.
Bespreek kort de visie van ???. welke positie neemt hij in binnen het discours over
kunstontwikkeling?
Geef aan welke effecten theatereducatie kan hebben op de cognitieve ontwikkeling. Hoe sluit dit aan
bij de visie van ???

You might also like