You are on page 1of 1

les 11.

2 voordat en nadat

Stel elkaar vragen en geef antwoord met ‘voordat’ en ‘nadat’. Cursist 1: Stel de
vraag. Cursist 2: Geef antwoord. Cursist 3: Herhaal het antwoord, maar begin met
een bijzin (subclause). Let op: inversie! Wissel steeds van beurt.
• voordat = present perfect in the subclause + past perfect in the main clause
• nadat = past perfect in the subclause + present perfect in the main clause
voorbeeld: 1. Wat had je gedaan, voordat je je koffer had gepakt?

2. Ik had mijn kleren gewassen, voordat ik mijn koffer heb gepakt.

3. Voordat ik mijn koffer heb gepakt, had ik mijn kleren gewassen.

Wat had je gisteren gedaan, voordat je Wat heb je gisteren gedaan, nadat je
je huiswerk hebt gemaakt? je huiswerk had gemaakt?

Wat had je gedaan, voordat je naar het Wat heb je gedaan, nadat je naar het
feest bent gegaan? feest was gegaan?

Wat had je gisteren gedaan, voordat je je Wat heb je gisteren gedaan, nadat je je
computer hebt aangezet? computer had aangezet?

Wat had je gedaan, voordat je met je Wat heb je gedaan, nadat je met je
collega’s koffie hebt gedronken? collega’s koffie had gedronken?

Wat had je gisteren gedaan, voordat je Wat heb je gisteren gedaan, nadat je
naar de supermarkt bent gegaan? naar de supermarkt was gegaan?

Wat had je gedaan, voordat je alle Wat heb je gedaan, nadat je alle borden
borden hebt afgewassen? had afgewassen?

Wat had je vanochtend gedaan, voordat Wat heb je vanochtend gedaan, nadat je
je hebt ontbeten? had ontbeten?

You might also like