You are on page 1of 63

Procesreglement voor Civiele Zaken

bij het Hof van Justitie en de Kantongerechten in


Suriname

vastgesteld tijdens de op 11 augustus 2021 gehouden algemene vergadering van


het Hof van Justitie
Inhoudsopgave

Inleiding 1

Deel A: Algemene Bepalingen 6

Deel B: Eerste Aanleg – Handel en Beslag


Hoofdstuk 1: Algemeen procesverloop 16
Hoofdstuk 2: Uitsteltermijnen op de rolzitting 19
Hoofdstuk 3: De rolzittingen 21
Hoofdstuk 4: Beslag 22
Hoofdstuk 5: Overige procedures 23
§ 1. Openbare verkopen 23
§ 2. Faillissementen 24
§ 3. Ontbinding arbeidsovereenkomsten ex. Artikel 1615x BW 27
§ 4. Extra judiciële zaken 28

Deel C: Eerste Aanleg – Kort Geding


Hoofdstuk 1: Algemeen procesverloop 29
Hoofdstuk 2: Uitsteltermijnen 31
Hoofdstuk 3: De rolzittingen 32

Deel D: Eerste Aanleg – Familie


Hoofdstuk 1: Algemeen 35
Hoofdstuk 2: Personen- en familierecht 36
Hoofdstuk 3: Scheidingszaken 40
Hoofdstuk 4: Beschermingsbevelen 43

Deel E: Hof Civiel


Hoofdstuk 1: Hoger beroep algemeen 44
Hoofdstuk 2: Hoger beroep Handel en Kort geding 47
Hoofdstuk 3: Ambtenarenzaken 50
Hoofdstuk 4: Enige bijzondere procedures 51
§ 1. Staking executie 51
§ 2. Brieven van wettiging 52

Deel F: Liquidatietarief 53

Deel G: Vastrecht 57

Deel H: Overgangs- en slotbepalingen 61


INLEIDING

Achtergrond
Aanleiding voor het vaststellen van dit reglement is geweest het streven om de praktijk in
overeenstemming te brengen met de huidige en komende wettelijke bepalingen, waarbij vooral
efficiëntie, transparantie en uniformiteit de boventoon moeten voeren. Met het in uitvoering
nemen van dit besluit anticipeert het Hof tevens op de inwerkingtreding van het Nieuw Wetboek
van Burgerlijke Rechtsvordering (NRv). Immers is in artikel 121a van het ontwerp NRv bepaald
dat het Hof een procesreglement dient vast te stellen.

Een door de president van het Hof ingestelde commissie heeft het procesreglement voorbereid,
waarbij zij heeft voortgeborduurd op het reeds bestaande procesreglement voor Civiele Zaken
bij de Kantongerechten in Suriname, vastgesteld tijdens de op 1 oktober 2015 gehouden
algemene vergadering van het Hof van Justitie.

De commissie heeft zich bij haar verrichtingen onder andere laten inspireren door de
procesreglementen van verschillende rechtbanken in Nederland en het Gemeenschappelijk Hof
van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba.

De met dit procesreglement beoogde efficiëntie, transparantie en uniformiteit van


proceshandelingen betreft de gehele civiele rechtsgang, in deze dus de behandeling van civiele
zaken in eerste aanleg en hoger beroep, zowel in bodemprocedure als kort geding. Ook het
instellen van separate units door het Hof en het aanwijzen van rechters die hun werkzaamheden
hoofdzakelijk binnen één bepaalde unit dienen te verrichten - de zogenaamde concentratie van
werkzaamheden - dient om de uniformiteit te bevorderen. In datzelfde kader heeft het Hof
tevens gemeend om een vaste kamer aan te stellen die belast is met de behandeling van de zaken
op de civiele zittingen van het Hof.

Daarnaast is de werkwijze bij de reguliere behandeling van zaken vastgelegd alsmede de


rechtsgang van enige bijzondere procedures waaronder de verzoeken tot staking van de executie
van vonnissen en brieven van wettiging. Ook de gewijzigde gang van zaken bij de behandeling
van ambtenarenzaken wordt beschreven, in dier voege dat conform de bedoeling van de
wetgever er in beginsel na verhoor van partijen gelijk een datum voor vonniswijzing wordt
bepaald.

Een bijzonderheid van het civiele rechtssysteem in Suriname is dat partijen niet verplicht zijn zich
van (rechtsgeleerde) bijstand te voorzien, en het komt dan ook voor dat partijen in persoon
procederen. Steeds meer doen partijen zich vertegenwoordigen door gevolmachtigden, niet
zijnde advocaten, die van het procederen een beroep schijnen te hebben gemaakt. Daarom
voorziet dit reglement, naast het bepaalde in artikel 754 van het Wetboek van Burgerlijke
Rechtsvordering (Rv), ook in richtlijnen specifiek gericht op deze groep. Zo worden zware eisen
gesteld aan de volmacht die de niet-advocaat dient te overleggen bij het indienen van een
verzoekschrift of bij het zich stellen voor een justitiabele. Dit, omdat niet-advocaten die
rechtsbijstand verlenen aan de justitiabelen, niet vallen onder enig tuchtrecht en de justitiabele
1
daardoor minder of geen rechtsbescherming geniet ingeval de niet-advocaat procedurele fouten
mocht maken of de belangen van de justitiabele niet naar behoren mocht hebben behartigd dan
wel anderszins onbetamelijk mocht hebben gehandeld.

Unit Hof civiel


Voorafgaand aan het beschrijven van de behandeling ter terechtzitting van het Hof, is het van
belang om de wijze van appèlaantekening bij de Griffie der Kantongerechten en het traject dat
daarna volgt, onder de loep te plaatsen. Ten aanzien daarvan is gebleken dat er in bepaalde
gevallen een discrepantie bestaat tussen de gang van zaken in de praktijk en de wettelijke
bepalingen.

Zo wordt er bijvoorbeeld wel strak de hand gehouden aan het bepaalde in artikel 270 lid 1 en 2
Rv voor wat betreft de wijze van appèlaantekening maar wordt in de praktijk afgeweken van het
bepaalde in artikel 270 lid 3 Rv, in dier voege dat in plaats van de vooruitbetaling van de in dit
artikel vermelde kosten, een ander model wordt gehanteerd. Dat model houdt in dat de partij
die appèl aantekent ook de deurwaarder aanwijst die zal zorgdragen voor de betekening van de
betreffende stukken aan de wederpartij. Aangezien dit systeem in de praktijk goed schijnt te
werken, wordt dit thans in het procesreglement vastgelegd met de belangrijke nuancering dat
daarbij geldt dat indien de oproepende deurwaarder de aanzegging niet binnen drie maanden
heeft betekend de appèlaantekening wordt doorgehaald! Het vonnis van de rechter in eerste
aanleg krijgt hierdoor kracht van gewijsde.

Voortaan zullen partijen in hoger beroep slechts een pleitnota kunnen nemen, indien zij
ingevolge het bepaalde in artikel 277 Rv de daarin vermelde aantekening hebben doen maken.
Voor zover partijen voormelde aantekening in het algemeen register niet hebben doen plaatsen,
zal het Hof in de toekomst de in artikel 280 Rv voorgeschreven werkwijze hanteren door de zaak
af te doen op de stukken van eerste aanleg, tenzij het Hof het nodig acht om vóór het eindvonnis
nadere onderzoekshandelingen te verrichten, bijvoorbeeld een plaatselijk onderzoek, een
verhoor van partijen of getuigen, dan wel de overlegging van enig bewijsstuk te gelasten, zomede
aan één der partijen een eed op te leggen. Door de hantering van voormelde procedurele
werkwijze zal de huidige rechtspraktijk in hoger beroep synchroon lopen met de wettelijke
bepalingen.

Het verloop op de zittingen


De reguliere civiele zittingen van het Hof worden gehouden op de eerste en derde vrijdag van de
maand. In spoedeisende zaken kan echter worden afgeweken van de reguliere zittingsdagen.
Voorts worden aparte dagen ingeroosterd voor de te houden comparities en enquêtes, alsmede
voor het houden van verhoren in familiezaken en overige procedures.

De verhoren in de ambtenarenzaken worden bij voorkeur gehouden op de reguliere


zittingsdagen van het Hof, en wel na afloop van de openbare rolzitting. De wisseling van
pleitnota’s geschiedt thans schriftelijk middels het deponeren in de daarvoor bestemde dropbox
en/of digitaal volgens afspraak terwijl in zaken van onverwijlde spoed een concludeerschema kan

2
worden afgesproken met partijen waarbij de pleitnota’s ter griffie worden ingediend (in hard
copy en/of digitaal).

In zaken die zich daarvoor lenen - zulks uitsluitend ter beoordeling van de behandelende kamer
- kan worden bepaald dat er mondeling zal worden gepleit.1 Hierbij wordt in aanmerking
genomen dat in de meeste gevallen de zaken op de reguliere civiele rolzitting - en met name de
uitgestelde zaken - zich voor schriftelijke afdoening lenen met dien verstande dat de fysieke
aanwezigheid van de (proces)gemachtigden en of diens waarnemers op de civiele rolzitting niet
vereist is.

Dit geldt ook voor de zaken die voor vonnis staan en waarvan al vooraf duidelijk is dat het vonnis
zal worden aangehouden tot een nader te bepalen datum, daar het vonnis niet gereed is voor de
uitspraak.

Fysieke aanwezigheid van de (proces)partijen c.q. de respectieve advocaten is echter wel


gewenst in de navolgende gevallen.
1. In de zaken waarin er vonnis zal worden uitgesproken. In deze gevallen worden partijen
vooraf telefonisch dan wel via de e-mail door de administratie van Unit Hof Civiel gemeld.
Indien partijen er toch voor kiezen niet aanwezig te zijn, dan mogen zij na afloop van de
zitting, telefonisch of per e-mail bij de griffier informeren naar de uitspraak.
2. In de nieuwe zaken, zulks opdat de opgeroepen partij zich kan stellen. Het stellen kan echter
ook vooraf middels toezending van een brief c.q. e-mail.
3. Bij de verhoren van de partijen in ambtenarenzaken, de gelaste comparities van partijen dan
wel enquêtes alsmede bij de behandeling van beschermingsbevelen in hoger beroep en
andere verhoren in bijzondere procedures.

Unit Handel
Per 1 januari 2019 is het welbekend onderscheid tussen de advocatenrol en de deurwaardersrol
verlaten na het instellen van de Unit Handel eerder in het zittingsjaar. Vanaf toen zijn
geïntroduceerd de Kleine Handelsrol (KH) voor kleine geldvorderingen alsook een aantal
specifiek geïdentificeerde zaken en de Grote Handelsrol (GH) die bestemd is voor overige
handelszaken.

De bedoeling van het instellen van de KH was om versnelde rechtspraak te hebben bij kleinere
geldvorderingen, huurzaken, ontruimingszaken, arbeidszaken en verklaringsprocedures.

1Uitgangspunt blijft dat de aanwezigheid van personen in het gerechtsgebouw zolang de pandemie voortduurt, zo
veel als mogelijk zal worden beperkt. Daarnaast zullen - zolang als nodig mocht zijn - alle overige
voorzorgsmaatregelen worden getroffen, teneinde de kans op besmetting met het Covid-19 virus te minimaliseren.

3
In het licht van de verdere versnelling van de rechtspraak wordt in dit reglement geïntroduceerd
de comparitie na antwoord (CNA), waarbij de rechter een verschijning van partijen ter
terechtzitting gelast, in de regel nadat de gedaagde een conclusie van antwoord heeft genomen.
Slechts in bijzondere gevallen zal nog de mogelijkheid voor repliek en dupliek geboden worden.
Met de introductie van de CNA, is de verwachting dat integraal een versnelling zal plaatsvinden
van de afhandeling van handelszaken. Hiermee is de onderverdeling van KH en GH zaken,
overbodig geworden. Voortaan zal er slechts één handelsrol zijn met hetzelfde beleid in alle
handelszaken met uitzondering van verklaringsprocedures. De aard van die procedures verenigd
zich namelijk niet met een CNA. Deurwaarders blijven ingevolge het besluit van het Hof van 28
december 2018, bevoegd te procederen in ontruimingszaken en zaken aangaande
geldvorderingen tot € 2.500,-- of US $ 2.500,-- dan wel de tegenwaarde daarvan in Surinaamse
dollars tegen de geldende koers van de Centrale Bank van Suriname op de dag van indiening van
het verzoekschrift.

Nieuw in dit procesreglement is de parkeerrol. Met de introductie van de parkeerrol wordt


gestreefd naar het terugdringen van de administratieve belasting van rollen, door het creëren
van een voorziening voor zaken waarin tijdelijk niet wordt voort geprocedeerd. De parkeerrol is
niet bedoeld voor zaken waarin het redelijkerwijs verwachtbaar is dat de procedure binnen
afzienbare tijd wordt voortgezet.

Beslag
In stede van de zwartmaking van beslag (het verzoek gehoord te worden bij beslagdreiging indien
een beslagverzoek wordt gedaan), wordt in dit reglement de grijsmaking van beslag
geïntroduceerd. Grijsmaking houdt in dat bij beslagdreiging, schriftelijk en gemotiveerd te
kennen kan worden gegeven dat men bezwaar heeft tegen de toewijzing van een eventueel
verzoek tot het leggen van beslag.

Unit Kort geding


Verzoekschriften tot verkrijging van rechtsingang in kort geding worden vooraf door de rechter
getoetst op het daadwerkelijk aanwezig zijn van een (bijzonder) spoedeisend belang en wordt er
beoordeeld of de zaak zich daadwerkelijk leent voor behandeling in kort geding. Dit om zo veel
mogelijk te voorkomen dat de indiener pas bij de uitspraak van het vonnis te horen krijgt dat de
zaak zich niet leent voor behandeling in kort geding.

Wordt de ingediende zaak vatbaar geacht voor behandeling in kort geding, dan wordt in een
aanvullende oproepbeschikking terstond bepaald op welke wijze partijen in de zaak zullen
procederen. Het procederen kan zijn, hetzij mondeling middels het bepleiten van de zaak en wel
in de bijzondere spoedzaken waarbij fysieke aanwezigheid van partijen en/of hun gemachtigden
op de zitting is vereist, hetzij schriftelijk middels een vooraf in de beschikking vastgesteld
concludeerschema. Bij het schriftelijk concluderen wordt aan partijen de mogelijkheid geboden
de conclusies te e-mailen en achteraf in hard copy in de daartoe bestemde dropbox te deponeren
ter completering van het procesdossier, waardoor het fysiek verschijnen op de rolzitting niet
vereist is.

4
Unit Familie
Zaken met betrekking tot afstamming, gezagsvoorzieningen, alimentatie, omgangsregelingen,
beschermingsbevelen, alsmede zaken van de aanbiedingsrol, verzoeningscomparitierol en
echtscheidingsrol worden, gelet op hun aard, mondeling op de zitting behandeld. De rechter kan
vanwege de complexiteit van een zaak bepalen dat er schriftelijk wordt geconcludeerd. Indien
beide partijen na de schriftelijke aanbieding van het verzoek tot echtscheiding aanwezig zijn bij
de verzoeningscomparitie en er geen hereniging van de echtelieden tot stand is gekomen, kan
op verzoek van (één der) partijen terstond vonnis worden gewezen, mits beide partijen het eens
zijn daarover.

Herintroductie liquidatietarief
Met de herintroductie van het liquidatietarief wordt beoogd een duidelijk kader te scheppen voor
de toewijzing van het honorarium van advocaten en deurwaarders - ook wel gemachtigdensalaris
genoemd - als onderdeel van de proceskostenveroordeling in gedingen bij de Kantongerechten en
het Hof van Justitie. Dit salaris, dat door de rechter wordt begroot, hoeft uiteraard niet overeen te
komen met hetgeen de advocaat c.q. deurwaarder met de cliënt is overeengekomen als vergoeding
voor door hun verleende diensten. Immers speelt dit zich af binnen de contractuele sfeer tussen
cliënt en dienstverlener.

Vastrecht
Volledigheidshalve is in dit procesreglement tevens een schematisch overzicht gegeven van het
thans geldende vastrecht in civiele zaken op grond van de Wet Tarieven Burgerlijke Zaken (G.B.
1973 no. 129, laatstelijk gewijzigd bij S.B. 2006, no. 29).

Systematiek procesreglement en verwijzingen


In de delen A, B, C, D, E en H begint de nummering van de artikelen opnieuw met 1. Indien
verwezen wordt naar een bepaald artikel, dan dient dat gedaan te worden door eerst het
relevante deel van het procesreglement te vermelden, en daarna het artikel, bijvoorbeeld A-14,
of B-6 lid 2. De delen F en G bevatten geen artikelen, aangezien de inhoud zich daar niet als
zodanig voor leent.

Aanname procesreglement
De na interne beraadslagingen door de civiele sector van het Hof en de Kantongerechten tot
stand gekomen tekst, is ter becommentariëring voorgelegd aan de Raad van Bestuur van de
Surinaamse Orde van Advocaten en het Bestuur van de Vereniging van Deurwaarders. Het
procesreglement vormt de weergave van de interne beraadslagingen en het commentaar
daarop. Het procesreglement is vastgesteld tijdens de op 11 augustus 2021 gehouden algemene
vergadering van het Hof van Justitie en treedt in werking met ingang van 1 oktober 2021.

Met de inwerkingtreding van dit nieuw procesreglement, vervalt het “Procesreglement voor
Civiele Zaken bij de Kantongerechten in Suriname vastgesteld tijdens de op 01 oktober 2015
gehouden algemene vergadering van het Hof van Justitie”.

Paramaribo, 11 augustus 2021


5
DEEL A - ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel A-1
Betekenis van enkele veel gebruikte termen
In dit procesreglement wordt verstaan onder:
a. fourneren: het overleggen van processtukken
b. gemachtigde: de rechtsbijstandverlener van een partij, zijnde een advocaat, een
deurwaarder of een jurist aangesloten bij het bureau Landsadvocaat
c. gevolmachtigde: de rechtsbijstandverlener van een partij, niet zijnde een advocaat of
deurwaarder
d. griffie: Griffie der Kantongerechten Civiele Zaken
e. klemmende reden: een omstandigheid waardoor in redelijkheid van een partij niet gevergd
kan worden dat hij de proceshandeling binnen de gestelde termijn verricht2
f. overmacht: een omstandigheid die niet aan de partij is toe te rekenen en waardoor het voor
een partij redelijkerwijs niet mogelijk was om tijdig uitstel te vragen3
g. parkeerrol: rol waarop zaken worden geplaatst waarvan partijen dit eenstemmig
verzoeken, waarvan het procesreglement plaatsing op de parkeerrol eist of waarin het
geding is geschorst
h. peremptoir stellen: het toestaan van een laatste uitstel aan een procespartij voor het
verrichten van een proceshandeling
i. productie: een bewijsstuk overgelegd bij verzoekschrift, verweerschrift, conclusie of akte
j. proceshandeling: hetgeen krachtens wettelijk voorschrift, reglement of beslissing van de
rechter door een partij moet of kan worden verricht teneinde de voortgang van een zaak of
het wijzen van vonnis mogelijk te maken
k. Rv: Surinaams Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering
l. unit: unit handel, unit kort geding, unit familie, unit hof civiel4
m. werkdagen: maandag tot en met vrijdag, met uitzondering van de dagen die met de zondag
gelijkgesteld zijn
n. zitting: een bijeenkomst van partijen en/of hun gemachtigde(n) ten overstaan van de rechter,
bijgestaan door de griffier, waarbij proceshandelingen worden verricht

2
Voorbeelden:
- de ingewikkeldheid van de zaak, die met name een rol kan spelen indien de gemachtigde van een der partijen
zich, met het oog op de te verrichten proceshandeling, nog in de zaak moet inwerken;
- de noodzaak om voor het verrichten van de bedoelde proceshandeling een deskundige in te schakelen,
waardoor de termijn wordt overschreden;
- niet aan partijen toe te rekenen communicatieproblemen tussen de partij en haar gemachtigde. Te denken
valt aan vertaalproblemen met buitenlandse cliënten en het verkrijgen van bescheiden uit het buitenland;
- meer persoonlijke omstandigheden, zoals ziekte van de gemachtigde of de partij.

3
Voorbeeld: door een verkeersongeval kan de advocaat niet tijdig zijn secretaresse, een kantoorgenoot of de
griffie bereiken om met spoed een uitstelverzoek te doen.

4
De civiele sector is onderverdeeld in 4 verschillende units, met name unit handel, unit kort geding, unit familie en
unit hof civiel.
6
Artikel A-2
Toepasselijkheid
De bepalingen van deel A zijn, tenzij anders bepaald, op alle in dit reglement beschreven
procesvormen van toepassing.

Artikel A-3
Gevolgen niet-naleving reglement
Bij niet naleving van een in dit reglement gegeven voorschrift zal de rechter daaraan het gevolg
verbinden dat hem in de gegeven omstandigheden passend voorkomt met het oog op de aard
van het voorschrift, de ernst van het verzuim, de eisen van een goede procesorde en de overige
omstandigheden van het geval.

Artikel A-4
Afwijking reglement
De rechter kan, zo mogelijk na partijen hieromtrent te hebben gehoord, in alle gevallen van de
voorschriften van dit reglement afwijken, indien hij dit geboden acht op grond van enig wettelijk
voorschrift, de eisen van een goede procesorde, de eisen van een behoorlijke procesvoering, of
ter voorkoming van onredelijke vertraging van het geding.5

Artikel A-5
Gevallen waarin dit reglement niet voorziet
In gevallen waarin dit reglement niet voorziet, beslist de rechter. Bij de beslissing wordt zoveel
als mogelijk de strekking van de bepalingen van dit reglement in acht genomen.

Artikel A-6
Rooster rolzittingen
De reguliere rolzittingen vinden plaats te Paramaribo en te Nieuw Nickerie volgens een door het
Hof van Justitie vastgesteld jaarrooster.6

Artikel A-7
Berichtenverkeer
1. Een voor de rechter of griffie bestemd bericht wordt aan de griffie gericht per brief, onder
gelijktijdige toezending van een afschrift daarvan aan de ge(vol)machtigde van de
wederpartij of – indien deze geen ge(vol)machtigde heeft – aan de wederpartij zelf.
2. In het bericht dient van de verzending van dit afschrift melding te worden gemaakt, bij
gebreke waarvan het bericht wordt geretourneerd, onder vermelding van de reden daarvan.

5
In dit verband verdient in het bijzonder aandacht de positie van partijen die zonder bijstand ter zitting verschijnen.
Voor deze personen is het extra bezwaarlijk om ter zitting te verschijnen om dan slechts te horen dat de andere
partij uitstel voor de te verrichten proceshandeling vraagt. De (rol)rechter kan om die reden besluiten in plaats van
twee achtereenvolgende uitsteltermijnen te verlenen, dadelijk tot peremptoirstelling over te gaan met toepassing
van een dubbele termijn.

6
Te Nieuw Nickerie vinden er geen reguliere hoger beroep zittingen plaats.
7
3. In de kop van het bericht wordt vermeld de unit waarvoor het bericht bestemd is, de naam
van partijen en hun eventuele ge(vol)machtigde(n), het zaaknummer en - indien van
toepassing - de zittingsdatum. Bij gebreke hiervan kan het bericht worden geretourneerd.

Artikel A-8
Wijze van indiening van processtukken
Verzoekschriften en conclusies worden in beginsel in de daarvoor bestemde dropbox
gedeponeerd met inachtneming van de specifieke richtlijnen van de respectieve units. De
indiening zal in voorkomende gevallen, tevens digitaal kunnen geschieden.

Artikel A-9
Aantal exemplaren van processtukken
1. Partijen horen, naast het originele exemplaar van het verzoekschrift, zoveel kopieën daarvan
met producties ter griffie in te dienen, als nodig zijn voor de wederpartij(en).7
2. De partij(en) die aan de beurt is/zijn draagt/dragen er zorg voor dat de processtukken
bestemd voor de wederpartij(en), aan die partij(en) worden afgegeven.

Artikel A-10
Betekening producties
1. Indien aan het verzoekschrift producties zijn gehecht, dient de eisende partij ervoor zorg te
dragen dat deze producties bij de oproeping aan de wederpartij worden betekend.
2. De aangehechte producties dienen compleet en goed leesbaar te zijn.

Artikel A-11
Betekening wijziging eis
1. Indien de eisende partij op de eerste dag van de behandeling van de zaak de eis wenst te
wijzigen alvorens van eis te concluderen - vermindering van eis daaronder niet begrepen - moet
deze wijziging vooraf aan de wederpartij worden betekend.
2. Van hetgeen in lid 1 van dit artikel is bepaald kan worden afgeweken indien de gedaagde of zijn
gemachtigde op de eerst dienende dag aanwezig is.

Artikel A-12
Nummering en vertaling producties
1. De indiener van een processtuk nummert de daaraan gehechte producties en geeft aan het
einde van het betreffende processtuk, een overzicht van de bijgevoegde producties. In het
processtuk waaraan de producties zijn gehecht, dient duidelijk te worden vermeld waar elke
productie betrekking op heeft, bij gebreke waarvan de rechter kan besluiten de productie
buiten beschouwing te laten.
2. Indien een over te leggen productie in een vreemde taal is opgesteld, kan de rechter bepalen
dat de Nederlandse vertaling daarvan moet worden overgelegd.

7
Bijvoorbeeld indien één gemachtigde voor meerdere verweerders optreedt, kan één exemplaar worden
afgestaan.
8
Artikel A-13
Op het processtuk te vermelden gegevens
In de kop van een processtuk dient op duidelijke wijze te worden vermeld: de unit waarvoor het
processtuk bestemd is, de aard van het processtuk, de naam van partijen en hun eventuele
ge(vol)machtigde(n), het zaaknummer en - indien van toepassing - de zittingsdatum. De
gegevens betreffende de partij van wie het stuk afkomstig is, dienen aan die van de andere partij
vooraf te gaan. Indien met het processtuk ook een andere handeling wordt verricht dan die
waarvoor de zaak staat, wordt hiervan eveneens melding gemaakt in de kop.8 Het processtuk
dient voorzien te zijn van een handtekening en de naam van de ondertekenaar.

Artikel A-14
Waarheids-, substantiërings- en bewijsaandrachtplicht9
1. Partijen zijn verplicht de voor de beslissing van belang zijnde feiten volledig, naar waarheid
en in een zo vroeg mogelijk stadium aan te voeren. Wordt deze verplichting niet nageleefd,
dan kan de rechter daaraan de gevolgtrekking verbinden die hij geraden acht.
2. Het verzoekschrift vermeldt de door gedaagde tegen de eis aangevoerde verweren en de
gronden daarvoor alsmede de bewijsmiddelen waarover eiser kan beschikken en de getuigen
die hij kan doen horen ter staving van de aldus betwiste gronden van de eis.
3. De conclusie van antwoord vermeldt de bewijsmiddelen waarover gedaagde kan beschikken
tot staving van de gronden van zijn verweer, alsmede de getuigen die hij daartoe kan doen
horen. De rechter kan gedaagde bevelen alsnog de ontbrekende gegevens te verstrekken.

Artikel A-15
Dagbepaling
De datum en het aanvangstijdstip van zittingen worden ambtshalve bepaald. Indien ten tijde
van de bepaling verhinderdata van personen wier verschijning op de zitting wenselijk is bekend
zijn, wordt daarmee zo veel als mogelijk rekening gehouden.

Artikel A-16
Aanwezigheid tolk
Indien een partij de Nederlandse taal niet (voldoende) machtig is, draagt zij zorg voor een
beëdigde tolk.10

8
Te denken valt aan een reconventionele vordering of tegenverzoek, een verandering van eis of een verandering
van verzoek, een incident etc.

9
Deze bepalingen zijn vooral van belang voor het bij dit procesreglement geïntroduceerde “comparitie na antwoord”
traject.

10
Dit is op de voet van artikel 29 Rv.
9
Artikel A-17
Onredelijke vertraging
De rechter waakt tegen onredelijke vertraging van de procedure en treft, zo nodig, op verzoek
van een partij of ambtshalve, maatregelen. Partijen zijn tegenover elkaar verplicht onredelijke
vertraging van de procedures te voorkomen.

Artikel A-18
Meerdere gemachtigden
Indien een procespartij meerdere ge(vol)machtigden heeft, dient steeds slechts één
gezamenlijke conclusie genomen te worden. In het hiervoor vermelde geval is de andere partij
gehouden slechts één exemplaar van enig processtuk aan de hiervoor bedoelde
ge(vol)machtigden te verstrekken.

Artikel A-1911
Volmacht
1. Ingeval een procespartij door een gevolmachtigde wordt bijgestaan dienen de volgende
bescheiden te worden overgelegd:
a. een ten name van de procespartij voor wie de gevolmachtigde optreedt afgegeven
gelegaliseerde volmacht of een fotokopie daarvan;
b. een fotokopie van een geldig legitimatiebewijs van de procespartij en van de
gevolmachtigde.
2. De bij de indiening van het verzoekschrift over te leggen volmacht,
dient, tenzij de wet anders bepaalt, voorzien te zijn van een datum en dient ten
minste de volgende informatie te bevatten:
a. de familienaam, voornamen, adres, telefoonnummer en ID-nummer van de
procespartij;
b. de familienaam, voornamen, adres, telefoonnummer en ID-nummer van de
gevolmachtigde;
c. expliciete vermelding dat de gevolmachtigde bevoegd is namens de procespartij
de vordering in te dienen en alle proceshandelingen bij de behandeling van de
zaak te plegen.

Artikel A-20
Dagbepaling uitspraak
Na de indiening van het laatste processtuk of de laatste behandeling ter zitting wordt een datum
voor de uitspraak van het vonnis of de beschikking bepaald, tenzij partijen eenparig verzoeken
de zaak aan te houden. In het laatste geval wordt de zaak voor uitlating zijdens partijen
aangehouden gedurende een door de rechter te bepalen termijn.

11
Deze vereisten dienen ter bescherming van de justitiabele(n).
10
Artikel A-21
Berichten nadat uitspraak is bepaald
Nadat de rechter de uitspraakdatum heeft bepaald, kan een partij zich slechts tot de rechter
wenden met schriftelijke instemming van de wederpartij. Op berichten die niet aan dit
voorschrift voldoen, slaat de rechter geen acht, tenzij zwaarwichtige omstandigheden - te zijner
beoordeling - hem daartoe nopen. In dit geval wordt de wederpartij in de gelegenheid gesteld
om zich uit te laten. De rechter neemt hierna een beslissing die hij geraden acht.

Artikel A-22
Uitspraak, afschriften en grossen
1. Bij de uitspraak worden de vonnissen en beschikkingen in beginsel niet volledig voorgelezen.
De rechter kan volstaan met een zakelijke opgave van het dictum.
2. De griffier draagt er zorg voor dat binnen 7 werkdagen na de uitspraak een grosse van het
vonnis of de beschikking gereed is voor procespartijen.12

Artikel A-23
Aanhouding en vervroeging uitspraak
1. Indien een vonnis of beschikking op de voor uitspraak bepaalde dag niet gereed is, wordt de
uitspraak daarvan tot een door de rechter te bepalen (rol)zitting aangehouden.
2. Indien de rechter beslist dat de uitspraak eerder plaatsvindt dan voorheen was bepaald,
worden partijen daarover voor zover mogelijk vóór de uitspraak bericht.

Artikel A-24
Aanwezigheid van partijen en of ge(vol)machtigden bij de uitspraak
Ten dage van de uitspraak van het vonnis of de beschikking, dienen betrokken partijen dan wel
hun ge(vol)machtigden na afroeping van de zaak, uitdrukkelijk hun aanwezigheid kenbaar te
maken.

Artikel A-25
Verzoeken om herstel uitspraak
1. De rechter verbetert - voorzover daarbij voldoende belang bestaat - op verzoek van een partij
of ambtshalve in zijn vonnis een kennelijke rekenfout, schrijffout of andere kennelijke fout
die zich voor eenvoudig herstel leent. De rechter gaat niet tot de verbetering over dan na
partijen in de gelegenheid te hebben gesteld zich daarover uit te laten.
2. De verbetering wordt op een door de rechter te bepalen dag in het openbaar uitgesproken
en wordt met vermelding van deze dag en van de naleving van de tweede volzin van het
eerste lid op de minuut van het vonnis gesteld.
3. Van de verbeterde minuut verstrekt de griffier ten spoedigste na de dag van de uitspraak aan
de in de oorspronkelijke procedure verschenen partijen een afschrift, zo nodig opgemaakt in
executoriale vorm. Een eerder verstrekt afschrift opgemaakt in executoriale vorm verliest
hierdoor zijn kracht. De partij die in het bezit is van een afschrift als bedoeld in de vorige
volzin, geeft dit af aan de griffier. Was de executie reeds aangevangen, dan kan deze met

12
Bij spoedeisende zaken kan het vonnis eerder worden verstrekt.
11
inachtneming van de verbetering worden voortgezet op grond van een na de verbetering
afgegeven afschrift opgemaakt in executoriale vorm.
4. Een verzoek waarbij onvoldoende belang bestaat of dat ongegrond is, wordt geweigerd. De
weigering kan per brief of e-mail geschieden.
5. Tegen de verbetering of de weigering staat geen voorziening open.

Artikel A-26
Verzoeken om aanvulling uitspraak
1. De rechter vult te allen tijde op verzoek van een partij zijn vonnis aan indien hij heeft
verzuimd te beslissen over een onderdeel van het gevorderde, tenzij de wet anders
voorschrijft. De rechter gaat niet tot de aanvulling over dan na partijen in de gelegenheid te
hebben gesteld zich daarover uit te laten.
2. Artikel A-25 tweede, derde en vierde lid van dit reglement, is van overeenkomstige
toepassing.
3. Tegen de weigering van de aanvulling staat geen voorziening open.

Artikel A-27
Indiening verzoek herstel of aanvulling uitspraak
Een verzoek om herstel of aanvulling van een uitspraak als bedoeld in de artikelen A-25 en A-26
van dit reglement wordt overeenkomstig artikel A-7 van dit reglement gedaan. Op dit verzoek
wordt zo spoedig mogelijk beslist.

Artikel A-28
Onttrekking ge(vol)machtigde
1. Indien een ge(vol)machtigde zich onttrekt aan een zaak, stuurt hij daarvan zo spoedig
mogelijk schriftelijk bericht aan de griffie en aan de wederpartij, onder opgave van het
laatste hem bekende postadres, e-mailadres, telefoonnummer en eventuele overige
contactgegevens van zijn cliënt en met de bevestiging dat de cliënt tijdig van de onttrekking
en van de stand van de zaak in kennis is gesteld.
2. Indien nodig deelt de griffier de partij van wie de ge(vol)machtigde zich heeft onttrokken,
schriftelijk het volgende mee:
- dat zijn ge(vol)machtigde zich heeft onttrokken;
- de datum waarop de behandeling van de zaak zal worden voortgezet;
- de stand waarin de zaak zich bevindt en de volgende te verrichten proceshandeling;
- dat hij op de volgende zitting dient te verschijnen of zich moet laten vertegenwoordigen.

Artikel A-29
Overlijden van één van de procespartijen
1. Indien tijdens het geding de mededeling wordt gedaan dat één van de procespartijen is
overleden, stelt de rechter de meest gerede partij in de gelegenheid een afschrift van de
overlijdensakte of een ander officieel stuk waaruit het overlijden blijkt, over te leggen. Na
overlegging van bedoeld stuk schorst de rechter het geding.
2. Indien de meest gerede partij een akte of conclusie neemt tot hervatting van het geding met
vermelding van de namen en adressen van de personen ten name van wie het geding dient te
12
worden hervat, wordt de wederpartij in de gelegenheid gesteld zich eveneens bij akte of
conclusie uit te laten over de hervatting van het geding, waarna de rechter een beslissing neemt
in het incident.13
3. Indien de rechter beslist dat het geding wordt hervat, wordt in het vonnis tevens vermeld ten
name van welke personen zulks zal geschieden en welke partij de kosten van de eventueel
benodigde oproeping van deze personen zal dragen.
4. Hervatting van het geding ten name van de gezamenlijke erfgenamen ten sterfhuize van de
overledene is slechts mogelijk binnen een jaar na overlijden.
5. Indien een advocaat zich op de dag waartegen is opgeroepen voor één of meer van de
erfgenamen stelt, zal akte van niet-verschijning worden verleend tegen de overige niet-
verschenen erfgenamen. Ten aanzien van de niet-verschenen erfgenamen wordt een nieuwe
rechtsdag bepaald, waartegen de niet-verschenen partijen nogmaals worden opgeroepen.14
6. Indien na peremptoirstelling geen conclusie tot hervatting van het geding is genomen, wordt de
zaak verwezen naar de parkeerrol.

Artikel A-30
Instelling van een vordering tegen de gezamenlijke erfgenamen van een overleden persoon
1. Een vordering tegen de gezamenlijke erfgenamen van een overleden persoon dient binnen
een jaar na overlijden van betrokkene te worden ingesteld.
2. Na het verstrijken van de in lid 1 bedoelde termijn dient de vordering te worden ingesteld
tegen elke erfgenaam afzonderlijk.
3. Indien een advocaat zich op de dag waartegen is opgeroepen voor één of meer van de
erfgenamen stelt, zal akte van niet-verschijning worden verleend tegen de overige niet-
verschenen erfgenamen en een nieuwe rechtsdag worden bepaald. Verschijnen zij ook op de
tweede rechtsdag niet, dan wordt ten aanzien van hen verstek verleend.15
4. Het vonnis wordt op tegenspraak tegen de gezamenlijke erfgenamen, of – in het geval van lid
2 van dit artikel – tegen elke erfgenaam afzonderlijk gewezen.

Artikel A-31
Weigering toelating gevolmachtigde
1. De rechter is bevoegd een persoon, die geen advocaat is en van het verlenen van
rechtsbijstand zijn beroep maakt, niet toe te laten of verder toe te laten als gevolmachtigde.
2. De in lid 1 van dit artikel bedoelde beslissing wordt in een beschikking vastgelegd en is
uitvoerbaar bij voorraad, zulks ingevolge artikel 754 Rv.

13
Bij de akte of conclusie tot hervatting van het geding dient er tevens een verklaring van erfrecht te worden
overgelegd.

14
Hetgeen is aangegeven in de laatste volzin geldt niet voor het hoger beroep, gelet op het bepaalde in artikel
277a Rv.

15
Hetgeen in dit lid over een nieuwe rechtsdag is bepaald, geldt niet voor procedures in hoger beroep, gelet op het
bepaalde in artikel 277a Rv.

13
Artikel A-32
Verzoek tot voeging zaken
1. Ter voorkoming van tegenstrijdige beslissingen kan op de terechtzitting bij wege van incident
een met redenen omkleed verzoek tot voeging van afzonderlijk geadministreerde zaken
worden gedaan.
2. Bij toewijzing van het in lid 1 van dit artikel bedoelde verzoek zal de zaak voorzien van het
jongste A.R. nummer worden gevoegd bij de zaak voorzien van het oudste A.R. nummer en
zullen beide zaken gevoegd verder behandeld worden op de rol, waarop de zaak voorzien van
het oudste A.R. nummer loopt.
3. Een zaaks voeging kan ambtshalve door de rechter geschieden.

Artikel A-33
Uitstel met betrekking tot te houden enquête of descente
1. Het bepaalde in artikel A-7 geldt mutatis mutandis ook voor verzoeken tot uitstel met
betrekking tot een te houden enquête of descente.
2. De griffier deelt partijen zo gauw mogelijk mee of het uitstel wel of niet is verleend.

Artikel A-34
Tussentijdse beëindiging van het proces
1. Indien de eiser de zaak wenst in te trekken, dient dit schriftelijk ter terechtzitting kenbaar te
worden gemaakt.
2. De gedaagde wordt in de gelegenheid gesteld zich over de intrekking uit te laten.
3. Indien de gedaagde geen bezwaar heeft tegen de intrekking, wordt de zaak als ingetrokken
aangemerkt en wordt de zaak afgevoerd van de rol.
4. Indien gedaagde bezwaar heeft tegen de intrekking, wordt daarover bij vonnis beslist.

Artikel A-35
Bezwaar tegen intrekking
1. Indien de gedaagde bezwaar aantekent tegen de intrekking, dient de eiser duidelijk kenbaar
te maken op welk van de in lid 2 te noemen handelingen hij doelt met intrekking.
2. Intrekking kan het volgende inhouden:
a. afstand van instantie (artikel 206 Rv e.v.);
b. vermindering van eis tot nihil;
c. het niet handhaven van de aan de vordering ten grondslag gelegde stellingen.
3. In geval van afstand van instantie:
a. dient de eiser daartoe een speciale volmacht te verstrekken aan zijn gemachtigde;
b. is de eiser bevoegd om onder betaling van de kosten afstand van instantie te doen, mits
dit geschiedt vóór het nemen van de conclusie van antwoord (art. 206 jo art. 61 Rv);
c. nadat op de vordering is geantwoord, is dat slechts mogelijk met toestemming van de
gedaagde.
4. Indien de eiser zijn eis tot nihil vermindert en de gedaagde daarmee niet instemt, wordt
vonnis gewezen op de verminderde eis.

14
5. Indien de eiser de aan de vordering ten grondslag gelegde stellingen niet handhaaft en de
gedaagde met de vermindering tot nihil respectievelijk het niet handhaven van de aan de
vordering ten grondslag gelegde stellingen niet instemt, wordt vonnis gewezen.

Artikel A-36
Toestemming om kosteloos te procederen
1. De partij die door de rechter is toegelaten kosteloos te procederen, is conform artikel 7 lid 1
sub k van de Wet Tarieven in Burgerlijke Zaken (G.B. 1973, no. 129, laatstelijk gewijzigd bij
S.B. 2006, no. 29), geen vastrecht verschuldigd.
2. Een partij wordt toegelaten kosteloos te procederen, indien het certificaat van onvermogen
afkomstig van het Bureau Rechtszorg is overgelegd.

15
DEEL B: EERSTE AANLEG – HANDEL EN BESLAG

HOOFDSTUK 1: ALGEMEEN PROCESVERLOOP

Artikel B-1
Algemeen
Dit deel van het procesreglement heeft betrekking op regels binnen de unit handel.

Artikel B-2
Niet-verschijning eiser
1. Indien de eiser op de eerste dag van de behandeling van de zaak na het afroepen van de zaak
niet op de zitting verschijnt, wordt overeenkomstig artikel 78 lid 1 Rv verstek tegen hem
verleend en de gedaagde ontslagen van instantie.
2. De eiser is ingevolge artikel 78 lid 2Rv bevoegd om opnieuw oproeping van de gedaagde te
verzoeken, na voorafgaande betaling van de kosten van het verstek.

Artikel B-3
Niet-verschijning (mede)gedaagde
1. Bij niet-verschijning van één of meer gedaagden wordt overeenkomstig de artikelen 79 tot en
met 82 Rv gehandeld.
2. Indien de gedaagde vóór de aangezegde rechtsdag op de voet van artikel 79 lid 2 Rv een
verweerschrift heeft ingediend, heeft hij als in rechte verschenen te gelden ook al zou hij op de
aangezegde rechtsdag niet ter terechtzitting aanwezig zijn.
3. Bij niet-verschijning van de gedaagde kan de rechter, indien twijfel ontstaat of de gedaagde de
oproep heeft ontvangen, bepalen dat hij bij griffiersbrief of middels advertentie in één of
meerdere lokale media nogmaals wordt opgeroepen.

Artikel B-4
Vrijwaringsincident: opnemen eis in vrijwaring in verzoek
In een incidentele conclusie tot oproeping in vrijwaring wordt de eis geformuleerd die, indien
het verzoek wordt toegestaan, tegen de waarborg wordt ingesteld.

Artikel B-5
Comparitie na antwoord
1. Nadat de gedaagde een conclusie van antwoord heeft ingediend, dan wel, in geval van verzet,
de opposant zijn verzoekschrift heeft ingediend, beveelt de rechter een verschijning van
partijen ter terechtzitting (hierna te noemen: comparitie na antwoord), zowel met het oog
op de mogelijkheid van een minnelijke regeling alsook voor het verkrijgen van inlichtingen als
bedoeld in artikel 20 Rv, alsook met het oog op de mogelijkheid procedureafspraken te
maken, tenzij hij oordeelt dat een comparitie na antwoord niet wenselijk is.
2. De hiervoor vermelde rolbeschikking wordt binnen 2 weken na de conclusie van antwoord
onderscheidenlijk het verzoekschrift in oppositie gegeven.

16
Artikel B-6
Procedure voor bepaling datum comparitie na antwoord
1. Uiterlijk binnen 7 dagen nadat de conclusie van antwoord is genomen ontvangen de partijen
de zittingsrol met daarin vermeld algemene zittingsinstructies. Partijen worden daarin onder
meer gelast om binnen twee weken, verhinderdata door te geven voor de komende drie
maanden.
2. Partijen worden uiterlijk een week nadat de in lid 1 genoemde termijn van 2 weken is
verstreken, bericht over de peremptoir bepaalde comparitiedatum en de aangewezen
zaaksrechter.
3. Binnen twee weken na aanwijzing van de zaaksrechter ontvangen partijen zaaksinstructies
met betrekking tot de te houden comparitie.

Artikel B-7
Comparitie na antwoord en reconventie
1. Indien een eis in reconventie is ingesteld, kan de verweerder in reconventie op een door de
rechter te bepalen rechtsdag voorafgaand aan de comparitie, aan de rechter en aan de
wederpartij een conclusie van antwoord in reconventie doen toekomen.
2. De rechter kan, indien het beginsel van hoor en wederhoor dit vereist, bepalen dat de
verweerder in reconventie na de comparitie na antwoord alsnog de gelegenheid krijgt een
conclusie van antwoord in reconventie in te dienen voor zover dat niet eerder is gedaan.

Artikel B-8
Conclusies van repliek en dupliek
1. Indien geen comparitie na antwoord is bevolen, geeft de rechter in de regel aan eiser
gelegenheid een conclusie van repliek in te dienen en zal hij, indien eiser daarvan gebruik
maakt, daarna aan gedaagde gelegenheid bieden een conclusie van dupliek in te dienen.
2. Is wel een comparitie na antwoord bevolen, dan wordt aan partijen gelegenheid geboden
voor repliek en dupliek, slechts indien de rechter dat in verband met het beginsel van hoor
en wederhoor of met het oog op een goede instructie van de zaak noodzakelijk acht.

Artikel B-9
Nadere conclusies en akten
De rechter staat het nemen van nadere conclusies en akten toe, indien hij dat in verband met het
beginsel van hoor en wederhoor of met het oog op een goede instructie van de zaak noodzakelijk
acht. Hij stelt hiervoor een termijn, die dadelijk peremptoir is.

Artikel B-10
Conclusies in verzet procedure
In oppositie is de laatste conclusie vóór het vonnis de conclusie van repliek; indien echter bij het
verzet een reconventionele vordering aanhangig is gemaakt, wordt aan de geopposeerde het
nemen van een conclusie van dupliek in reconventie toegestaan.

17
Artikel B-11
Producties bij dupliek
Indien de gedaagde bij conclusie van dupliek nieuwe producties overlegt, biedt de rechter de
eiser ambtshalve de gelegenheid zich bij akte, dadelijk peremptoir (P1), over die producties uit
te laten.

Artikel B-12
Aanwezigheid in persoon bij comparitie
Partijen dienen, tenzij de rechter anders heeft beslist, bij comparities zoveel mogelijk in persoon
aanwezig te zijn, opdat zij inlichtingen kunnen verstrekken en/of schikkingsonderhandelingen
kunnen voeren. Rechtspersonen of partijen die verhinderd zijn, dienen zich voor dat doel te laten
vertegenwoordigen door één of meer personen die van de zaak op de hoogte zijn,
onderscheidenlijk bevoegd zijn namens hen een schikking aan te gaan.

18
HOOFDSTUK 2: UITSTELTERMIJNEN OP DE ROLZITTING

Artikel B-13
Uitstel algemeen
Indien een partij die aan de beurt is voor het verrichten van een proceshandeling daartoe uitstel
verzoekt, wordt haar dat verleend tenzij zij peremptoir staat, in welk geval wordt gehandeld als
in dit hoofdstuk verder vermeld.

Artikel B-14
Uitsteltermijn
Een uitsteltermijn bedraagt telkens vier weken.

Artikel B-15
Uitstel en peremptoirstelling
1. Het aan de gedaagde op zijn verzoek vergunnen van een termijn voor het nemen van een
conclusie van antwoord, wordt aanstonds als “eerste uitstel” beschouwd.
2. Het voor het indienen van een processtuk gevraagde uitstel wordt verleend onder de
onmiddellijke toevoeging “peremptoir”. Ten blijke daarvan wordt in het doorlopend proces-
verbaal na de te verrichten proceshandeling “P1” vermeld.
3. In afwijking van het vorenstaande is in incidenten, alsmede voor akten uitlating producties de
voor de eerste maal bepaalde termijn dadelijk peremptoir.

Artikel B-16
Uitstel
1. Indien een partij voor het verrichten van een proceshandeling peremptoir staat, verleent de
rechter geen verder uitstel, behoudens in de navolgende gevallen:
a. indien sprake is van een aan de rechter en de wederpartij kenbaar gemaakte klemmende
reden of overmacht, die door de rechter aannemelijk wordt geacht;
b. indien de advocaat zich kort vóór of op de datum van deze proceshandeling heeft
onttrokken; in dat geval biedt de rechter de betreffende partij nog eenmaal de gelegenheid
de proceshandeling te verrichten.
2. In de gevallen genoemd onder lid 1 van dit artikel, wordt dit op de rol aangeduid met “P2”.
Indien een partij voor het indienen van een processtuk peremptoir staat met de aanduiding
“P2”, geldt het voorgaande dienovereenkomstig, met dien verstande dat indien verder uitstel
wordt verleend, dat wordt aangeduid met “P3”.
3. Bij afwijzing van het verzoek verleent de rechter akte van niet dienen en bepaalt hij de datum
waarop de uitspraak in de zaak zal worden gedaan of verwijst hij de zaak naar de rolzitting voor
een volgende door hem te gelasten proceshandeling.

19
Artikel B-17
Verwijzing naar parkeerrol
Indien partijen dat eenparig verzoeken, wordt de zaak naar de parkeerrol verwezen. Indien een
partij voor het indienen van een processtuk peremptoir staat met de aanduiding P3, en zij met
bewilliging van de wederpartij het processtuk waarvoor zij aan de beurt is, niet indient, wordt de
zaak naar de parkeerrol verwezen, onverminderd hetgeen bepaald in artikel A-17 van dit
reglement.

20
HOOFDSTUK 3: DE ROLZITTINGEN

Artikel B-18
Berichten met betrekking tot de rol
Indien een partij met het oog op de voortgang van een zaak op de rolzitting tevoren een bericht
met betrekking tot de rol aan de griffie wenst te doen toekomen, dient zij te bewerkstelligen dat
dit bericht uiterlijk om 12.00 uur op de werkdag voorafgaande aan de rolzitting ter griffie is
ingekomen, bij gebreke waarvan de rolrechter het bericht buiten behandeling kan laten.

Artikel B-19
Parkeerrol; verwijzing en doorhaling
1. De parkeerrol verloopt schriftelijk. Er worden op de parkeerrol geen stukken gewisseld en er
worden geen vonnissen uitgesproken.
2. Zaken op de parkeerrol zullen telkens tot de volgende parkeerrol worden aangehouden, tenzij
uit een tijdig ontvangen bericht van een partij of van beide partijen blijkt dat deze een ander
vervolg van de procedure wenst dan wel wensen.16
3. In het laatste geval wordt de zaak met inachtneming van een termijn van vier weken naar de
gewone rol verwezen, met dadelijke peremptoirstelling van de partij die aan de beurt is om
een proceshandeling te verrichten.
4. Wanneer partijen eenparig om doorhaling van de zaak verzoeken, wordt de zaak op de
parkeerrol doorgehaald. Het dossier wordt hierna opgelegd in het archief. Verwijzing en
doorhaling als in dit artikel bedoeld kan in iedere stand van het geding - ook buiten de
parkeerrol om - worden verzocht.
5. Doorhaling op de rol is evenals verwijzing naar de parkeerrol een louter administratieve
handeling die op zichzelf geen rechtsgevolgen heeft.

Artikel B-20
Parkeerrol; ambtshalve doorhaling
Op de parkeerrol wordt met een getal achter de zaak aangetekend hoe vaak een zaak daarop is
verschenen. Indien een zaak voor de derde achtereenvolgende maal op de parkeerrol verschijnt,
wordt deze, bij gebreke van een bericht als in het voorgaande artikel bedoeld, ambtshalve
doorgehaald.

Artikel B-21
Verwijzing naar de parkeerrol
Ook in andere gevallen dan hiervoor vermeld kan de rechter in elke stand van het geding een
zaak naar de parkeerrol verwijzen indien hem dat geraden voorkomt. Een eenparig verzoek
daartoe wijst hij toe, onverminderd hetgeen bepaald in artikel A-17 van dit reglement.

16
Zie het vorige artikel: een bericht kan vóór genoemd tijdstip steeds worden verstuurd indien daartoe aanleiding
bestaat, bijvoorbeeld wanneer men de zaak weer op de “gewone” rolzitting wil doen uitroepen.
21
HOOFDSTUK 4: BESLAG

Artikel B-22
Termijn van beslissing
1. Op een bij de griffie door een verzoeker ingediend beslagrekest zal de rechter binnen 5 (vijf)
werkdagen na indiening daarvan een tussen- of eindbeslissing nemen.
2. Bij onmiddellijk dreigend verlies van verhaalsmogelijkheden kan de verzoeker schriftelijk vragen
dat zo spoedig mogelijk op het rekest zal worden beslist.

Artikel B-23
Verhoor van partijen
De rechter kan alvorens op het beslagrekest te beslissen een verhoor van partijen gelasten.

Artikel B-24
Grijsmaking beslag
Iemand die de conservatoire inbeslagneming van zijn goederen vreest, kan bij schriftelijk
gemotiveerd bericht aan de rechter te kennen geven bezwaren te hebben tegen toewijzing van
het beslag. Laatst vermeld bericht blijft gedurende drie maanden na indiening geregistreerd.

Artikel B-25
Geen bericht naar wederpartij bij grijsmaking
Bij grijsmaking gaat er geen bericht naar de wederpartij. Het bepaalde in artikel A-7 lid 1 is
derhalve hier niet van toepassing.

Artikel B-26
Begroting vordering
In de gevallen waarin de vordering van de beslaglegger moet worden begroot, wordt deze in
beginsel begroot op de hoofdsom, met een opslag van 30% voor rente en kosten.

22
HOOFDSTUK 5: OVERIGE PROCEDURES

§ 1. Openbare Verkopen

Artikel B-27
Indiening verzoekschrift
1. In het verzoekschrift vraagt de verzoeker, die voorzien is van een vonnis of een andere
executoriale titel, de rechter toestemming om een onroerend goed in het openbaar te
verkopen.
2. Als bijlage bij dit verzoekschrift dient te worden gehecht een kopie van het vonnis of de
andere executoriale titel, een recent hypothecair uittreksel - niet ouder dan een maand - van
het onroerend goed waarvan de openbare verkoop wordt gevraagd, alsmede een kopie van
de kwitantie waaruit blijkt dat het vastrecht is betaald.
3. Indien er hypotheek rust op het onroerend goed dient de verzoeker tevens een verklaring
van de hypotheekhouder over te leggen, waaruit blijkt of deze al dan niet gebruik zal maken
van het recht van parate executie.17

Artikel B-28
Verhoor van partijen
1. Na ontvangst van de in het voorgaande artikel vermelde bescheiden, bepaalt de rechter een
datum voor verhoor van partijen in raadkamer.
2. Verzoeker doet de wederpartij en eventuele overige beslagleggers oproepen teneinde te
dienende dage op het verzoek te worden gehoord.
3. Na het verhoor van partijen, bepaalt de rechter een datum voor uitspraak.

Artikel B-29
Indienen verweerschrift
1. Op de dag van het verhoor van partijen heeft de verweerder de mogelijkheid om een
verweerschrift in te dienen. Indien zulks op de dag van het verhoor niet is geschied en de
verweerder ter terechtzitting te kennen geeft daartoe de behoefte te hebben, krijgt hij alsnog
de gelegenheid daartoe.
2. Indien het verweerschrift voorzien is van producties, wordt de verzoeker in de gelegenheid
gesteld om zich uit te laten over de producties, waarna een datum wordt bepaald voor
uitspraak.

Artikel B-30
Uitsteltermijnen
De bepalingen met betrekking tot uitsteltermijnen op de handelsrol en de parkeerrol, zijn van
overeenkomstige toepassing.

17
Onverminderd de voorschriften van artikel 381 e.v. Rv.
23
Artikel B-31
Geen rechtsmiddel
Tegen de beschikking van de rechter staat geen voorziening open, zulks ingevolge artikel 410, lid
3 Rv.

§ 2. Faillissementen18

Artikel B-32
Indiening verzoek tot faillietverklaring
1. Het verzoek tot faillietverklaring wordt op de Griffie der Kantongerechten ingediend door de
schuldenaar zelf of door één of meer van zijn schuldeisers.
2. Op vordering van het Openbaar Ministerie kan om redenen van openbaar belang, ook de
faillietverklaring worden uitgesproken door de rechter. Het openbaar belang dient door het
Openbaar Ministerie middels feiten of omstandigheden aangetoond te worden.

Artikel B-33
De grondslag
1. De faillietverklaring wordt ter openbare terechtzitting uitgesproken, indien summierlijk blijkt
van het bestaan van feiten of omstandigheden, welke aantonen dat de schuldenaar in de
toestand verkeert, dat hij heeft opgehouden te betalen.
2. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad op de minuut.

Artikel B-34
De behandeling
1. De rechter is bevoegd te bevelen, dat de schuldenaar wordt opgeroepen, om in persoon of
bij gemachtigde gehoord te worden.
2. Indien de schuldenaar, die is opgeroepen om gehoord te worden, gehuwd is, is zijn
echtgenoot mede bevoegd om in persoon of bij gemachtigde te verschijnen.
3. Hangende het onderzoek is de rechter bevoegd om op aanvraag van de verzoeker de boedel
te verzegelen. Hij mag daaraan de voorwaarde van zekerheidsstelling, tot een door hem
bepaald bedrag, verbinden.

Artikel B-35
Verzet door de schuldenaar
1. De schuldenaar die in staat van faillissement is verklaard, heeft, zo hij op de aanvraag tot
faillietverklaring niet is gehoord, zo hij te Paramaribo woont, gedurende acht dagen, zo hij in
een van de districten Coronie, Nickerie of Marowijne woont, gedurende een maand, en, zo
hij in een der andere districten woont, gedurende veertien dagen na de dag van de uitspraak
recht van verzet.
2. Indien hij tijdens de uitspraak zich niet in Suriname bevindt, heeft hij gedurende drie
maanden dat recht.

18
Deze paragraaf is uitgewerkt aan de hand van de Faillisementswet (FW), en bevat slechts enkele hoofdlijnen
daarvan. Voor verdere inzichten en diepgang wordt verwezen naar voormelde wet.
24
3. Het verzet geschiedt door indiening van een verzoekschrift ter griffie van het kantongerecht.
4. De rechter bepaalt terstond dag en uur voor de behandeling van het verzoek.
5. Uiterlijk op de vierde dag, volgende op die, waarop het verzoek is ingediend, wordt op last
van de rechter bij deurwaardersexploot aan de schuldeiser die het verzoek tot
faillietverklaring heeft ingediend, kennis gegeven van het gedane verzet en van de dag en tijd
voor de behandeling bepaald.
6. De kennisgeving aan het Openbaar Ministerie op wiens vordering de faillietverklaring is
uitgesproken, geschiedt mutatis mutandis bij griffiers brief.

Artikel B-36
Verzet door de schuldeiser en andere belanghebbende
1. Iedere schuldeiser, met uitzondering van hij, die de faillietverklaring heeft verzocht, en iedere
belanghebbende heeft tegen de faillietverklaring recht van verzet gedurende acht dagen na
de dag van de uitspraak.
2. Het verzet geschiedt door indiening van een verzoekschrift ter griffie van het kantongerecht.
3. De rechter bepaalt terstond dag en uur voor de behandeling.
4. Uiterlijk op de vierde dag, volgende op die waarop het verzoek is ingediend, wordt op last
van de rechter bij deurwaardersexploot kennis gegeven van het gedane verzet en van de dag
en de tijd voor de behandeling bepaald. Deze kennisgeving geschiedt aan de schuldenaar en,
indien de faillietverklaring door een schuldeiser is verzocht, ook aan deze.
5. De kennisgeving geldt voor oproeping van de schuldenaar en van die schuldeiser.

Artikel B-37
Hoger beroep
Gedurende acht dagen na de uitspraak kan het rechtsmiddel van hoger beroep worden
ingesteld, zulks met inachtneming van het bepaalde in artikel 9 FW.

Artikel B-38
De rechter-commissaris
De rechter, die het vonnis tot faillietverklaring uitsprak of wiens vonnis tot faillietverklaring
rechtsgevolgen heeft of aan wie in de bij artikel 13 FW bedoelde gevallen de aangifte of de
aanvraag is ingediend, vervult tevens de functie van rechter-commissaris in het faillissement.

Artikel B-39
De curator
1. Het vonnis van faillietverklaring houdt in de aanstelling van één of meer curators in het
faillissement.
2. De curator plaatst onverwijld een uittreksel uit het vonnis van faillietverklaring, houdende
vermelding van de naam, de woonplaats of het kantoor en het beroep van de gefailleerde,
van de naam van de rechter-commissaris, van de naam en de woonplaats of het kantoor van
de curator, van de dag van de uitspraak, alsmede van de naam, het beroep en de woonplaats
of het kantoor van ieder lid van de voorlopige commissie uit de schuldeisers, zo er één
benoemd is, in het Advertentieblad van de Republiek Suriname.

25
3. De rechter-commissaris beveelt, zodra enige omstandigheid hem hiervan de wenselijkheid
doet blijken, dat de curator het uittreksel uit het vonnis van faillietverklaring mede of alsnog
in de dag- en avondbladen doet plaatsen.

Artikel B-40
Opheffing faillissement
Indien de toestand van de boedel daartoe aanleiding geeft, is de rechter bevoegd om, na de
commissie uit de schuldeisers, zo die er is, te hebben gehoord en na verhoor of behoorlijke
oproeping van de gefailleerde, bij in het openbaar uitgesproken beschikking de opheffing van het
faillissement te bevelen.

26
§3. Ontbinding arbeidsovereenkomsten ex. Artikel 1615x BW

Artikel B-41
Vereisten van het verzoekschrift
1. Het verzoekschrift tot bovenbedoelde ontbinding bevat in ieder geval het volgende:
a) de volledige voornamen en achternaam van de eiser, onder vermelding van het
woonadres dan wel de volledige naam van de rechtspersoon, onder vermelding van het
vestigingsadres;
b) naam en adres van de eventuele gemachtigde;
c) naam en adres van de gedaagde;
d) functie van gedaagde, datum van indiensttreding, geboortedatum, loon en eventuele
emolumenten, alsmede de plaats waar de arbeid gewoonlijk wordt verricht;
e) uitvoerige motivering van de redenen voor het ontbindingsverzoek;
f) datum en handtekening van de indiener dan wel diens gemachtigde.
2. Het verzoekschrift dient zoveel als mogelijk onderbouwd te worden door relevante
documenten zoals:
a) de arbeidsovereenkomst;
b) de jaarstukken, zo mogelijk voorzien van een accountantsverklaring;
c) een recent uittreksel uit het handelsregister;
d) het personeelsdossier van de werknemer voor wie de ontbinding van de
arbeidsovereenkomst wordt gevraagd;
e) de gevolgde procedure bij het selecteren van de werknemers van wie de
arbeidsovereenkomst ontbonden moet worden vanwege bedrijfseconomische redenen;
f) een reorganisatieplan waaruit blijkt dat het personeelsbestand structureel moet worden
verminderd.

Artikel B-42
De behandeling
1. Na ontvangst van het verzoekschrift bepaalt de rechter een dag voor het verhoor van partijen.
De verzoeker doet de wederpartij daartoe oproepen.
2. De wederpartij kan desgewenst nog vóór het verhoor van partijen, een verweerschrift
indienen.
3. Na gehouden verhoor van partijen bepaalt de rechter een datum waarop een beslissing zal
worden gegeven.
4. Deze beslissing wordt vastgelegd in een beschikking.
5. Tegen de beschikking is generlei voorziening toegelaten.

27
§ 4. Extra judiciële zaken

Artikel B-43
Onder extra judiciële zaken vallen onder meer de volgende procedures:

a. rechtsvermoeden van overlijden;


b. aanvragen exequatur;
c. benoeming en ontslag curator;
d. benoeming en ontslag bestuursleden;
e. zuivering hypotheek;
f. vaststellen rangregeling;
g. onderhandse verkopen;
h. zwarigheden;
i. wijziging benoemde notaris bij boedelscheiding;
j. verzegeling en ontzegeling;
k. burgerlijke stand zaken (aanvullingen registers van geboorte(n) en overlijden, verbetering van
de registers van geboorte(n) en overlijden, huwelijk, echtscheiding en erkenning, verandering
of aanvulling van de voornaam, passeren akten).

28
DEEL C: EERSTE AANLEG – KORT GEDING

HOOFDSTUK 1: ALGEMEEN PROCESVERLOOP

Artikel C-1
Verlenen rechtsingang
Bij het bepalen van dag en uur voor de behandeling van een zaak als bedoeld in de artikelen 226
Rv (e.v.), slaat de rechter acht op de mate van spoedeisendheid, de belangen van partijen, de
omstandigheden van het geval en het bepaalde in artikel 228 Rv.

Artikel C-2
Openbare verkopen onroerende goederen
1. Verzoekschriften betreffende vorderingen tot stopzetting van openbare verkopen van
onroerende goederen dienen uiterlijk een week voor de openbare verkoop te worden
ingediend.19
2. Verzoekschriften die één tot zes dagen vóór of op de dag van de openbare verkoop worden
ingediend, zullen niet als bijzonder spoedeisend in behandeling worden genomen, tenzij de
eiser in voldoende mate aannemelijk kan maken dat zij vanwege een overmachtssituatie de
zaak niet tijdig heeft kunnen indienen.20

Artikel C-3
Verzoek verkorting van termijnen
1. Een verzoek om verkorting van de oproeptermijnen in kort geding dient – ingevolge het
bepaalde in artikel 8 lid 2 Rv – bij afzonderlijk verzoek te worden gericht aan de rechter met
een kopie naar de advocaat van de wederpartij, voorzover bekend.
2. Een verzoek tot verkorting van de uitsteltermijnen kan zowel vóór (schriftelijk) als op de
zitting worden gedaan. De rechter bepaalt de wijze waarop het verzoek wordt behandeld,
waarbij in elk geval de wederpartij gelegenheid tot wederhoor wordt geboden.
3. Indien de terechtzitting is bepaald op een dag die zodanig kort na de mededeling van de
dagbepaling aan de eiser is gelegen dat de wettelijke oproeptermijn niet in acht kan worden

19
Deze bepaling dient om te voorkomen dat schuldenaars één dag tot zes dagen vóór een openbare verkoop een
vordering tot stopzetting daarvan indienen en de tegenpartij weinig ruimte wordt geboden om haar verweer goed
voor te bereiden. In de meeste gevallen zijn de schuldeisers bankinstellingen en zijn zij indien de zaak vier of vijf
dagen voor de openbare verkoop ingediend, niet in staat om terstond een advocaat in te stellen om hen de nodige
informatie te verschaffen. Het is schering en inslag dat schuldenaars of hun gemachtigde een dag tot vier dagen voor
de openbare verkoop of zelf op de dag daarvan verzoekschriften indienen tot stopzetting van een aangezegde
openbare verkoop. Dit, terwijl het gangbaar en vereist is dat openbare verkopen binnen 4- 6 weken daarvan aan de
schuldenaar worden aangezegd en de schuldenaar in de meeste gevallen voorafgaande aan de aanzegging tot
openbare verkoop door de schuldeiser in kennis wordt gesteld dat een betalingsachterstand is geconstateerd en
daarbij tevens worden gesommeerd om die betalingsachterstand in te lopen. Uitgangspunt is dat op de schuldenaar
de plicht rust om de door hun gepleegde aflossingen optimaal bij te houden, hij/zij periodiek een saldo opgave bij
de schuldeiser dient op te vragen, zodat hij/zij zelf kan controleren of het door hem/haar uitgerekende saldobedrag
overeenkomt met dat van de schuldeiser.

20
Het te laat inschakelen van een advocaat wordt in beginsel niet als overmacht aangemerkt.
29
genomen, geldt de dagbepaling tevens als beslissing tot verkorting van de oproeptermijn als
bedoeld in artikel 8 lid 2 Rv. De rechter bepaalt de dag en het uur waarop de oproep uiterlijk
wordt betekend.

Artikel C-4
Weigering rechtsingang
1. Ingeval de rechter op de voet van artikel 228 Rv geen dag en uur heeft bepaald voor de
behandeling in kort geding, anders gezegd, de zaak niet vatbaar acht voor behandeling in kort
geding, doch partijen heeft verwezen naar de gewone wijze van procederen, mag de eiser op
grond van artikel 112 lid 4 Rv juncto artikel 265 lid 1 Rv binnen 30 (dertig) dagen na
dagtekening van de beschikking daartegen in hoger beroep gaan bij het Hof van Justitie.
2. Van de hiervoor vermelde beschikking en de daarop gevallen beslissing in hoger beroep
wordt op grond van artikel 112 lid 5 Rv aantekening gemaakt in het algemeen register.

Artikel C-5
Indiening exploot
1. Ingeval de terechtzitting betrekking heeft op de behandeling van een zaak met bijzondere
spoedeisendheid, dient de eiser uiterlijk op de dag van de eerste behandeling van de zaak het
exploot van oproep in.
2. Ingeval het de rolzitting betreft moet de eiser uiterlijk op de werkdag vóór de rolzitting om
12.00 uur het uitgebrachte exploot indienen op de rollenafdeling. Indien het exploot niet voor
12.00 uur kan worden ingediend, wordt het exploot bij de rolgriffier ingediend, uiterlijk op de
dag van de rolzitting vóór 08.00 uur.

Artikel C-6
Vastrecht
1. De eiser is zoals bepaald in artikel 1 lid 3 van de Wet Tarieven in Burgerlijke Zaken (G.B. 1973,
no. 129, laatstelijk gewijzigd bij S.B. 2006, no. 29), het bij wet vastgestelde vastrecht
verschuldigd.
2. De eiser moet, indien het vastrecht nog niet is betaald, nadat rechtsingang is verleend,
dezelfde dag of uiterlijk de volgende dag tot 12.00 uur het bij wet vastgestelde vastrecht
voldoen en de kwitantie van betaling aan de afdeling Algemeen Register doen toekomen.21

21
Deze voorziening geldt in het bijzonder voor zaken waarin vanwege de grote spoedeisendheid, eiser niet in staat
is geweest het vastrecht vooraf te betalen. Immers heeft de griffier ingevolge artikel 21 van de Wet Tarieven in
Burgerlijke Zaken de bevoegdheid om verdere dienstverlening aan de eiser te weigeren indien deze het vastrecht
niet voldoet.
30
HOOFDSTUK 2: UITSTELTERMIJNEN

Artikel C-7
1. Het voor het indienen van een processtuk voor de eerste maal bepaalde uitstel is vrij. Op het
doorlopend proces-verbaal wordt, zonder nadere aanduiding, vermeld voor welk processtuk
de betrokken partij aan de beurt is.
2. Op de dag van de eerste behandeling van een zaak dient in beginsel van antwoord te worden
geconcludeerd (artikel 113 lid 3Rv). Indien op die dag uitstel wordt gevraagd geldt dat als het
eerste uitstel.
3. Indien vervolgens uitstel wordt gevraagd, wordt dit verleend onder peremptoir stelling. Op
het doorlopend proces-verbaal wordt dit vermeld door achter de te verrichten
proceshandeling “P1” aan te tekenen.

Artikel C-8
Uitstel op grond van klemmende redenen en in bijzondere spoedeisende zaken
1. Indien een partij voor het indienen van een processtuk peremptoir staat met de aanduiding
“P1”, verleent de rechter geen verder uitstel, behoudens in gevallen van klemmende
redenen en in gevallen waarin op de rolzitting blijkt dat de wederpartij daarin bewilligt. Op
het doorlopend proces-verbaal wordt dit verdere uitstel aangeduid met “P2”.
2. In bijzondere spoedeisende zaken kunnen de verschillende proceshandelingen dadelijk
peremptoir worden gesteld.
3. Indien het verdere uitstel niet wordt verleend en de partij die peremptoir staat het
gedingstuk niet indient, verleent de rechter aan de wederpartij akte van niet-dienen en
beslist hij op welke wijze de procedure wordt vervolgd.

Artikel C-9
Wijze van uitstelverzoek
1. Indien een partij uitstel wenst voor een proceshandeling in een zaak die zal dienen op de
zitting, dient zij het schriftelijk verzoek daartoe in, uiterlijk één werkdag voor de datum
waarop de proceshandeling dient te geschieden.
2. Bij de beoordeling van ingediende uitstelverzoeken slaat de rechter acht op het moment van
indiening van het verzoek, de mate van spoedeisendheid van de zaak, de wederzijdse
belangen van partijen en de omstandigheden van het geval.

Artikel C-10
Uitblijven van proceshandelingen
Indien het aan de eiser heeft gelegen dat de behandeling van de zaak niet binnen 3 maanden is
aangevangen of voortgezet, kan de rechter een beslissing nemen die hij geraden acht.22

22
Tot de mogelijkheden behoort o.a. dat de zaak wordt verwezen naar de parkeerrol, dan wel dat bij vonnis de
gevraagde voorziening wordt geweigerd.
31
HOOFDSTUK 3: DE ROLZITTINGEN

Artikel C-11
Zittingsroosters
1. Er worden maandelijks in het eerste en derde kanton te Paramaribo:
a) kort geding rolzittingen gehouden voor spoedeisende zaken
b) zittingen gehouden voor bijzondere spoedeisende zaken die op ieder door de rechter te
bepalen dag en tijdstip kunnen worden behandeld
2. De rechter belast met de zitting in het derde kanton te Nickerie heeft de bevoegdheid om in
geval van bijzondere spoedeisende zaken, de zaak op een niet reguliere zittingsdag te
Paramaribo te behandelen.

Artikel C-12
Afvoeren van de zaak van de rol
1. Indien na het uitroepen van de zaak wordt geconstateerd dat de eiser heeft verzuimd de
gedaagde per exploot te doen oproepen om op de in de oproepbeschikking vermelde dag en
uur op de terechtzitting te verschijnen en gedaagde niet aanwezig is, zal de zaak van de rol
worden afgevoerd.
2. De eiser dient, indien hij nog belang heeft, in beginsel middels een schrijven een andere
datum voor behandeling van de zaak aan de rechter te verzoeken, met vermelding van de
reden waarom hij gedaagde niet heeft doen oproepen volgens de eerste oproepbeschikking.
De rechter zal hierna een beslissing geven die hij geraden acht.

Artikel C-13
Niet verschenen eiser
Indien de eiser op de eerste dag van de behandeling van de zaak na het uitroepen van de zaak
niet op de zitting verschijnt, is het bepaalde in artikel 78 Rv van overeenkomstige toepassing.

Artikel C-14
Niet verschenen gedaagde(n)
1. Indien de gedaagde op de eerste dag van de behandeling van de zaak na het uitroepen van
de zaak niet op de terechtzitting verschijnt en alle wettelijke formaliteiten met betrekking tot
de oproep in acht zijn genomen, wordt verstek tegen hem verleend.23 De zaak wordt,
afhankelijk van de mate van spoedeisendheid, verwezen naar de volgende rolzitting voor
uitspraak.24
2. Indien de gedaagde op de eerste dag van de behandeling van de zaak na het uitroepen van
de zaak niet op de terechtzitting verschijnt, doch vóór die zittingsdag op de voet van artikel
79 lid 2 Rv een verweerschrift of conclusie van antwoord bij de griffie heeft ingediend, wordt
tegen hem geen verstek verleend.

23
Dit geldt ook als er sprake is van meerdere gedaagden.

24
Indien de spoedeisendheid van dien aard is dat de uitspraak zo spoedig mogelijk dient te geschieden, zal deze op
dezelfde dag plaatsvinden.
32
Artikel C-15
Zuiveren verstek en voortzetting procedure
1. Tot aan de uitspraak van het eindvonnis kan de gedaagde het verstek zuiveren door indiening
van een hiertoe strekkend schriftelijk bericht aan de rechter, met gelijktijdig afschrift aan de
eiser, of mondeling op de terechtzitting. Hierbij dient de gedaagde op de dag waarop de
uitspraak zou plaatsvinden, te concluderen voor antwoord.
2. De rechter kan in voorkomende gevallen uitstel verlenen.

Artikel C-16
Wijziging van eis
1. Een partij die een eis wenst te wijzigen, deelt de inhoud van deze wijziging zo spoedig mogelijk
en bij voorkeur vóór de zitting middels een schriftelijk bericht mee aan de rechter en doet die
wijziging tijdig betekenen aan de gedaagde en de eventuele overige gedaagden.
2. Indien het doen van een schriftelijk bericht met het oog op de spoedeisendheid niet mogelijk
is, wordt de wijziging van eis op schrift op de zitting gedaan en krijgt de gedaagde de
gelegenheid om binnen een door de rechter bepaalde termijn zich hierover uit te laten.

Artikel C-17
Comparitie van partijen
1. De rechter kan in iedere stand van het geding een comparitie van partijen gelasten, een en
ander conform artikel 20 lid 2 Rv.
2. Wordt geen comparitie van partijen bevolen, dan is de rechter bevoegd om na conclusie van
antwoord een datum voor vonnis te bepalen.
3. Indien een eis in reconventie is ingesteld, kan de gedaagde in reconventie voorafgaand aan
de comparitie aan de wederpartij en aan de rechter een conclusie van antwoord in
reconventie doen toekomen.
4. Is wel een comparitie bevolen, dan wordt aan partijen gelegenheid geboden zich uit te laten
na gehouden comparitie van partijen, indien de rechter dat noodzakelijk acht.

Artikel C-18
Nadere conclusies en akten
De rechter staat het nemen van nadere conclusies en akten toe, indien hij dat in verband met het
beginsel van hoor en wederhoor of met het oog op een goede instructie van de zaak noodzakelijk
acht. Hij stelt hiervoor een termijn, die dadelijk peremptoir is.

Artikel C-19
Mondeling pleiten
1. De rechter is bevoegd om in bijzonder spoedeisende zaken te bevelen dat partijen de zaak
mondeling bepleiten en hierna een comparitie van partijen te bevelen.
2. Voor het mondeling bepleiten, inclusief mogelijk te houden comparitie van partijen, kan de
rechter met partijen een tijdschema afspreken.

33
Artikel C-20
Eis in reconventie/incidentele vorderingen
Een eis in reconventie en/of een incidentele vordering worden, indien deze niet bijzonder
spoedeisend zijn, op schrift gesteld en ter terechtzitting ingediend.

Artikel C-21
Datum uitspraak
In de zaken waar er een concludeerschema is afgesproken, worden partijen door de griffier
medegedeeld op welke datum de uitspraak zal plaatsvinden.

34
DEEL D: EERSTE AANLEG – FAMILIE

HOOFDSTUK 1: ALGEMEEN

Artikel D-1
Verrichtingen binnen de unit familie
Dit deel van het procesreglement betreft regels van de unit familie en heeft betrekking op de
volgende (rol) zittingen:
- Aanbieding echtscheiding / verzoeningscomparitie
- Voogdij voorziening na echtscheiding
- Voogdij voorziening natuurlijke kinderen / omgangsregeling
- Overige gezagsvoorzieningen / alimentatie
- Echtscheiding / scheiding en deling
- Beschermingsbevelen

Artikel D-2
Belang minderjarige
Iedere beslissing van de rechter die betrekking heeft op een minderjarige, wordt genomen in het
belang van die minderjarige.

35
HOOFDSTUK 2: PERSONEN- EN FAMILIERECHT

Artikel D-3
Zittingen
Behoudens het bepaalde in artikel A-6 van dit reglement, kan in voorkomende gevallen een
spoedzitting worden bepaald door de rechter.

Artikel D-4
Het Bureau voor Familierechtelijke Zaken
In zaken betreffende minderjarigen, is het Bureau voor Familierechtelijke Zaken (BUFAZ) steeds
aanwezig op de zittingen. BUFAZ dient verzoekschriften in ter zake het treffen van
kinderbeschermingsmaatregelen inclusief alimentatie, coördineert omgangsregelingen en
brengt desgevraagd zowel mondeling als schriftelijk verslag en advies uit aan de rechter.

Artikel D-5
Deskundigen
1. De rechter is bevoegd om een deskundige te benoemen en te beëdigen voor het uitbrengen
van advies in voorkomende gevallen.
2. De kosten van deze deskundige komen ten laste van partijen dan wel één der partijen.
3. Partijen hebben de gelegenheid zich omtrent het deskundigenrapport uit te laten.

Artikel D-6
Verkorting oproeptermijn
Indien de behandeling van een zaak zulks noodzaakt, kan de rechter op aanvraag van de
verzoeker, toestemming verlenen tot verkorting van de wettelijke oproeptermijn.

Artikel D-7
Mondelinge behandeling
De behandeling van de in artikel D-1 van dit reglement genoemde zaken geschiedt mondeling.
Indien nodig kan de rechter toestaan dat er tevens schriftelijk wordt geconcludeerd.

Artikel D-8
Verhoor minderjarigen
Het verhoor van minderjarigen vindt plaats buiten aanwezigheid van partijen, tenzij de rechter
anders beslist.

Artikel D-9
Niet verschijning verzoeker
1. Indien de verzoeker op de eerste dag van de behandeling van de zaak na het uitroepen
van de zaak niet op de zitting verschijnt, wordt overeenkomstig artikel 78 lid 1 Rv verstek
tegen hem verleend en wordt de gedaagde ontslagen van de instantie.
2. De verzoeker is ingevolge artikel 78 lid 2 Rv bevoegd om opnieuw oproeping van de
verweerder te verzoeken.

36
Artikel D-10
Afvoeren van de zaak van de rol
1. Indien na het uitroepen van de zaak wordt geconstateerd dat de verzoeker heeft verzuimd
de verweerder per exploot te doen oproepen om op de zitting te verschijnen en de
verweerder niet aanwezig is, zal de zaak van de rol worden afgevoerd.
2. De verzoeker kan een nieuwe rechtsdag vragen.

Artikel D-11
Niet verschijning verweerder
1. Indien de verweerder ondanks daartoe behoorlijk te zijn opgeroepen niet op de zitting
verschijnt, wordt tegen hem een akte van niet verschijning verleend.
2. De voor de zaak relevante personen worden gehoord op de zitting.
3. Aan BUFAZ zal indien nodig, advies worden gevraagd.

Artikel D-12
Wijziging eis
Een verzoek tot eiswijziging kan mondeling worden gedaan, indien verweerder of diens
gemachtigde ter zitting aanwezig is.

Artikel D-13
Eis in reconventie
Indien de verweerder op de eerste dag van de behandeling van de zaak een eis in reconventie wenst
in te dienen, kan zulks mondeling geschieden.

Artikel D-14
Termijn uitspraak en afgifte vonnis/beschikking
1. De uitspraak van het vonnis of het geven van de beschikking wordt in beginsel bepaald op
een termijn van twee maanden na de laatste proceshandeling. In afwijking van het
voorgaande kan de rechter op kortere termijn of terstond een beslissing geven indien hem
dit geraden voorkomt.
2. Indien de rechter beslist dat de uitspraak eerder plaatsvindt dan voorheen was bepaald,
ontvangen partijen daarover vóór de uitspraak bericht.
3. De griffier draagt er zorg voor dat uiterlijk binnen twee maanden na de beslissing, een grosse
daarvan beschikbaar is voor afgifte.

Artikel D-15
Over te leggen bescheiden in familiezaken
In de volgende zaken dienen in elk geval de navolgende bescheiden te worden overgelegd:
a. Alimentatiezaken ten behoeve van volwassenen
- het ondertekende verzoekschrift
- recente inkomensgegevens van betrokkenen, zoals de loonstrookjes van de
afgelopen twee maanden
- een kostenstaat, zoveel als mogelijk onderbouwd met onderliggende stukken

37
b. Zaken tot wijziging van een rechterlijke beschikking
De onder a. genoemde bescheiden, alsook een afschrift van de te wijzigen beschikking

c. Zaken met betrekking tot alimentatie t.b.v. minderjarigen


- de onder a. genoemde bescheiden
- een afschrift van de geboorteakte van de betrokken minderjarige
- schriftelijke stukken omtrent het gezag over de minderjarige

d. Voogdijzaken
- het ondertekende verzoekschrift
- een afschrift van de geboorteakte van de betrokken minderjarige
- schriftelijke stukken omtrent het gezag over de minderjarige
- een overlijdensakte, indien de moeder of de juridische vader is overleden
- een persoonsuittreksel van de voogd en/of toeziende voogd uit de registers van
het Centraal Bureau voor Burgerzaken (CBB)

e. Schorsing cq. herstel van de ouderlijke macht


- het ondertekende verzoekschrift
- een afschrift van de geboorteakte van de betrokken minderjarige
- schriftelijke stukken omtrent het gezag over de minderjarige
- een persoonsuittreksel uit de registers van het CBB van de ouder aan wie de
ouderlijke macht tijdelijk is opgedragen of van de voogd
- indien voorhanden, een fotokopie van het familieboek van de ouders afgegeven
door het CBB
- een persoonsuittreksel uit de registers van het CBB van de ouder aan wie de
ouderlijke macht tijdelijk is/wordt opgedragen of van de (voorgestelde) voogd

f. Ontkenning wettigheid
- het ondertekende verzoekschrift
- een afschrift van de geboorteakte van de betrokken minderjarige
- schriftelijke stukken omtrent het gezag over de minderjarige
- een afschrift van de huwelijksakte
- indien de ouders gescheiden zijn, het echtscheidingsvonnis en een bewijs van de
inschrijving daarvan in de daartoe bestemde registers van het CBB

g. Betwisting erkenning / nietig verklaren erkenning


- het ondertekende verzoekschrift
- een afschrift van de geboorteakte van de betrokkene
- schriftelijke stukken omtrent het gezag, indien betrokkene minderjarig is
- een afschrift van de akte van erkenning

38
h. Toestemming erkenning
- het ondertekende verzoekschrift
- een geboorteakte van de minderjarige
- schriftelijke stukken omtrent het gezag
- een persoonsuittreksel van de verzoeker uit de registers van het CBB
- indien de moeder is overleden, dient een overlijdensakte te worden overgelegd.

i. Onder curatele stelling / bewindvoering


- het ondertekende verzoekschrift
- een verklaring van een neuroloog, psychiater of geriater, waaruit de grond voor
de verzochte voorziening blijkt
- een fotokopie van het familieboek afgegeven door het CBB van de onder curatele
of onder bewind te stellen persoon; indien minderjarig, een fotokopie van het
familieboek van diens ouder(s)
- een persoonsuittreksel uit de registers van het CBB of van het Bureau voor
Burgerzaken van het land waar de curator en de toeziende curator cq. (c.q.)
bewindvoerder hun woonplaats hebben

j. Handlichting /omgangsregeling / vaststelling vaderschap / toestemming huwelijk /


ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing minderjarigen
- het ondertekende verzoekschrift
- een afschrift van de geboorteakte van de betrokken minderjarige
- schriftelijke stukken omtrent het gezag
- indien voorhanden, een fotokopie van het familieboek

k. Adoptie
- het ondertekende verzoekschrift
- een afschrift van de geboorteakte van de betrokken minderjarige
- schriftelijke stukken omtrent het gezag over de minderjarige
- geboorteakten van de adoptanten
- huwelijksakte van de adoptanten, indien gehuwd25
- persoonsuittreksels van de voogd en/of toeziende voogd uit de registers van het
CBB
- werkgeversverklaringen van de adoptanten of documenten waaruit het inkomen
blijkt

Let wel: De onder a. t/m j. vermelde bescheiden, dienen in drievoud te worden


ingediend. De onder k. vermelde bescheiden, dienen in vijfvoud te worden
ingediend.

25
Blijkens vaste jurisprudentie en het aankomend recht, zijn eenpersoonsadopties toegestaan.
39
HOOFDSTUK 3: SCHEIDINGSZAKEN

Artikel D-16
Aanbiedingen - verzoeningscomparitie/ echtscheiding / scheiding van tafel en bed
De volgende bescheiden dienen te worden overgelegd bij de aanbieding:
- het ondertekende verzoekschrift in drievoud;
- een kwitantie waaruit blijkt dat het vastrecht is betaald;
- een recent uittreksel van de huwelijksakte of van het bewijs van huwelijksvoltrekking en een
fotokopie daarvan;
- een afschrift van de geboorteakte en een fotokopie daarvan van elk tijdens het huwelijk
geboren of bij voltrekking van het huwelijk gewettigd (erkend) kind dat op het moment van
indiening van het verzoek, minderjarig is;
- als men in het buitenland is gehuwd, een bewijs van inschrijving van het huwelijk in het
bevolkingsregister van het Bureau voor Burgerzaken in dat land, alsook een officiële vertaling
van de huwelijksakte in de Nederlandse taal;
- indien voorhanden, een fotokopie van het familieboek;
- in voorkomende gevallen, een afschrift van de akte van de huwelijkse voorwaarden;
- indien tevens alimentatie voor de minderjarige wordt gevraagd, een overzicht van de kosten
die nodig zijn voor elk minderjarig kind, tezamen met een staat van inkomsten en uitgaven
van degene die aanvraagt en voor zover mogelijk ook van de andere echtgenoot.

De uittreksels van de huwelijksakte en de geboorteakten, mogen bij indiening van het


verzoekschrift, niet ouder zijn dan een maand.

Artikel D-17
Terstond toewijzen echtscheiding
1. Indien beide partijen na de schriftelijke aanbieding van het verzoek tot echtscheiding
aanwezig zijn bij de verzoeningscomparitie, wordt er mondeling geconcludeerd.
2. Ingeval geen hereniging van de echtelieden heeft plaatsgevonden, is verzoeker in de
gelegenheid te vragen om terstond vonnis te wijzen.
3. Bij terstond toewijzen van het verzoek tot echtscheiding bepaalt de rechter in voorkomende
gevallen al dan niet ambtshalve, een datum voor familieverhoor.
4. Bij het in lid 3 bedoelde familieverhoor, wordt voorzien in de voogdij en toeziende voogdij,
de omgangsregeling en alimentatie.

Artikel D-18
Verwijzing echtscheidingsrol
Indien de echtscheiding niet terstond wordt uitgesproken, wordt de zaak verwezen naar de
Echtscheidingsrol waarbij eventueel omtrent voorlopige voorzieningen bij beschikking wordt
beslist. De griffier maakt hiervan aantekening op het doorlopend proces-verbaal.

40
Artikel D-19
Bijstand gemachtigde
1. Indien partijen bij de behandeling van de echtscheiding zijn bijgestaan door een advocaat,
dient laatstgenoemde zich bij de eerste behandeling van de voogdij voorziening expliciet
opnieuw te stellen, voorzover hij nog als gemachtigde zal optreden.
2. Van de proceshandeling vermeld onder lid 1, wordt aantekening gemaakt op het doorlopend
proces-verbaal.
3. Indien partijen of hun vertegenwoordiger niet zijn verschenen op twee achtereenvolgende
zittingen, wordt de zaak geplaatst op de parkeerrol en hebben zij de gelegenheid een
schriftelijk verzoek te doen tot het wederom plaatsen van de zaak op de rol.

Artikel D-20
Beslissing kinderalimentatie
De beslissing omtrent gevorderde kinderalimentatie wordt door de rechter zoveel mogelijk
aangehouden tot aan de beslissing over de voogdij.

Artikel D-21
Huwelijksgoederengemeenschap
1. De scheiding en deling van de huwelijksgoederengemeenschap waarin partijen zijn gehuwd
wordt al dan niet ambtshalve bevolen bij een verzoek tot echtscheiding.
2. De rechter benoemt - voor het geval partijen binnen een maand na de inschrijving van het
vonnis omtrent de keuze van een notaris geen overeenstemming hebben bereikt - een
notaris ten overstaan van wie de werkzaamheden van (de) scheiding en deling zullen worden
verricht.
3. De rechter benoemt voor het geval een der partijen weigert of nalatig blijft tot de verdeling
mee te werken, een onzijdige persoon voor eiser en voor gedaagde.
4. De rechter beslist al dan niet ambtshalve dat de proceskosten worden gecompenseerd tussen
partijen. Dit kan zowel door te bepalen dat iedere partij de eigen kosten draagt, dan wel door
te beslissen dat elk der partijen de helft van de proceskosten draagt.

Artikel D-22
Scheiding en deling
In zaken van scheiding en deling dient in drievoud te worden overgelegd:
- het ondertekend verzoekschrift
- fotokopieën van documenten waaruit blijkt dat er sprake is van een boedel
- fotokopieën van documenten waaruit gerechtigheid in de boedel blijkt

Artikel D-23
De wijziging van de voorlopige voorzieningen
Ingevolge artikel 703 Rv wordt een vordering tot wijziging in de voorlopige voorzieningen op de
openbare zitting in behandeling genomen en wordt daarover, na verhoor van partijen, zo spoedig
mogelijk beslist door de rechter.

41
Artikel D-24
Alimentatiezaken
Een afschrift van het verzoekschrift wordt door de griffie verzonden naar de verweerder, die
binnen 3 weken een verweerschrift indient. Indien de verzoeker buiten Suriname woont (is),
dient het verweerschrift binnen vijf weken bij de rechter te worden ingediend. Beide ouders
worden daarna opgeroepen en gehoord door de rechter. Indien de verweerder niet binnen de
wettelijke termijn verweer heeft gevoerd, kan de rechter ook een besluit nemen zonder partijen
te horen.26

26
Artikel 708 Rv
42
HOOFDSTUK 4: BESCHERMINGSBEVELEN

Artikel D-25
Indiening verzoek
1. De beschermingsbevelprocedure vangt aan met het indienen van het verzoekschrift.
Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van het formulier vastgesteld ingevolge de Wet
Bestrijding Huiselijk Geweld.
2. De verzoeker krijgt bij het indienen van het verzoekschrift dan wel korte tijd daarna een
datum waarop de eerste behandeling zal plaatsvinden. De behandeling vindt plaats in
raadkamer.

Artikel D-26
Niet-verschijning verzoeker
1. Indien de verzoeker op de voor de eerste behandeling bepaalde datum, niet verschijnt, wordt
de zaak uitgesteld en een nieuwe datum voor behandeling bepaald. Verzoeker wordt hiervan
verwittigd door de griffier.
2. Indien de verzoeker ook op de tweede datum niet ter zitting verschijnt, wordt de zaak
verwezen naar de parkeerrol.

Artikel D-27
Niet-verschijning gedaagde
Indien gedaagde behoorlijk is opgeroepen en niet verschijnt, kan de zaak buiten zijn
aanwezigheid behandeld worden.

43
DEEL E – HOF CIVIEL

HOOFDSTUK 1 HOGER BEROEP ALGEMEEN

Artikel E-1
Wijze van appèl aantekening
1. Het hoger beroep vangt aan met een verklaring, dat men van dat middel gebruik wil maken,
door de eiser in beroep of diens daartoe gemachtigde ter griffie van het kantongerecht
afgelegd of aldaar schriftelijk ingediend.
2. Indien een gemachtigde de verklaring aflegt, is hij verplicht om daarbij de akte van volmacht
over te leggen, tenzij die akte reeds vroeger werd overgelegd of de volmacht mondeling ter
zitting werd verleend.
3. Van de afgelegde of ingediende verklaring houdt de griffier onverwijld aantekening in het
algemeen register, onder vermelding van de dagtekening, waarop zij is afgelegd of
ontvangen. De aantekening geschiedt niet dan na aanwijzing aan de griffier van een
deurwaarder die op kosten van de appèllant zal zorgen voor de aanzegging, voor de
betekening van de memorie en van de daarbij overgelegde bescheiden en voor de oproeping,
bedoeld in art. 277a Rv. De deurwaarder dient binnen uiterlijk 3 maanden na de
appèlaantekening de hiervoor vermelde aanzegging te doen, bij gebreke waarvan de
appèlaantekening wordt doorgehaald.27
4. De dagtekening, bedoeld in de eerste zinsnede van het vorig lid, geldt bij de berekening van
de termijn van beroep als tijdstip van de verklaring.

Artikel E-2
Indiening en betekening memorie van grieven
1. Bij of na de verklaring, waarbij hoger beroep wordt ingesteld, maar in elk geval binnen de
voor het beroep gestelde termijn van dertig dagen, is de appèllant of zijn gemachtigde
bevoegd om een ondertekende memorie, vergezeld van zodanige bescheiden als hij geraden
oordeelt, over te leggen of in te dienen aan de griffier van het kantongerecht, die van de
ontvangst in voege als voren aantekening houdt.
2. Nadat de memorie is ingekomen of de termijn voor de indiening is verstreken, doet de
kantonrechter onverwijld aan de wederpartij, onder aanzegging, dat hoger beroep is
ingesteld, een afschrift betekenen van de memorie en van de daarbij overgelegde
bescheiden.
3. Indien zich onder die bescheiden zodanige bevinden, welke, ter beoordeling van de rechter,
wegens hun omvang of anderszins, niet voor overschrijving in aanmerking komen, mag de
rechter volstaan met de aanzegging, dat zij ter inzage van de wederpartij ter griffie zijn
neergelegd.

27
Ingevolge artikel 270 lid 2 Rv, dienen de kosten voor de aanzegging aan de griffier te worden vooruitbetaald.
Aangezien dit in de praktijk niet werkbaar is gebleken, is besloten dat direct bij de appèlaantekening een
deurwaarder dient te worden aangewezen voor de hiervoor vermelde betekeningen. Ter voorkoming van onnodig
oponthoud bij de aanzegging is gekozen voor een termijn van drie maanden binnen welke termijn de aanzegging
dient te worden gedaan.
44
Artikel E-3
Memorie van antwoord en incidenteel beroep
1. De wederpartij of haar gemachtigde is bevoegd om binnen dertig dagen na de dagtekening
van de aanzegging van het beroep op gelijke wijze een memorie in te dienen met zodanige
bescheiden als zij geraden oordeelt.
2. Bij die memorie mag zij de verklaring afleggen of doen afleggen, dat zij ook harerzijds in hoger
beroep wenst te komen. De memorie wordt als niet-ingediend beschouwd, indien de
belanghebbende niet bij de indiening aan de griffier een deurwaarder heeft aangewezen, een
en ander als bepaald in artikel E-1, lid 3 van dit procesreglement.
3. Van de ontvangst van de stukken en van de verklaring, dat incidenteel beroep wordt
ingesteld, houdt de griffier in voege als voren aantekening in het algemeen register, met
uitzondering evenwel van het bij de laatste zinsnede van het vorig lid voorziene geval.
4. Nadat de memorie van antwoord is ingekomen, doet de rechter onverwijld afschrift daarvan
en van de daarbij overgelegde bescheiden, behoudens het te dien aanzien bepaalde in het
tweede lid van artikel 273 Rv, betekenen aan de appèllant
5. Indien bij het antwoord incidenteel beroep is aangetekend, heeft de eiser in beroep een
termijn van veertien dagen om op het incidenteel beroep te antwoorden.
6. Afschrift van de memorie van antwoord op het incidenteel beroep en van de verdere
bescheiden, welke haar mochten vergezellen, worden met inachtneming van het bepaalde
bij artikel 273 Rv in voege als voren aan de incidenteel-eiser in beroep betekend. Indien de
incidenteel-verweerder bij de indiening van de memorie niet aan de griffier een deurwaarder
heeft aangewezen zoals hiervoor aangegeven in artikel E-1 lid 3 van dit procesreglement,
wordt de memorie als niet ingediend beschouwd.

Artikel E-4
Toezending stukken naar het Hof
Uiterlijk binnen veertien dagen na de ontvangst van het antwoord van de verweerder in beroep,
of indien incidenteel beroep is aangetekend, van het antwoord van de incidenteel verweerder,
dan wel na het verstrijken van de voor de indiening van die schrifturen toegestane termijnen,
zendt de griffier de tot de zaak betrekkelijke stukken, met het in de zaak opgemaakte proces-
verbaal en een afschrift van het vonnis alsmede een uittreksel uit de in het register gehouden
aantekening van beroep aan het Hof van Justitie.

Artikel E-5
Aantekening/verzoek tot pleiten
De appèllant is bevoegd om bij of na de verklaring dat hij in hoger beroep is gekomen, doch
uiterlijk vóórdat de griffier de tot de zaak betrekkelijke stukken aan het Hof van Justitie gezonden
heeft, in het algemeen register een aantekening te doen houden, dat hij zijn zaak ter
terechtzitting van het Hof van Justitie door een advocaat wil doen bepleiten. Gelijke bevoegdheid
komt toe aan de verweerder na de aanzegging van het ingestelde hoger beroep. Van die
aantekening geeft de griffier van het kantongerecht aan de wederpartij bij aangetekende
dienstbrief en aan het Hof van Justitie kennis.

45
Artikel E-6
Verzoek tot verlenging van termijnen i.v.m. het ingestelde appèl
Een verzoek tot verlenging van termijnen ingevolge het bepaalde in artikel 264 lid 4 Rv, wordt
gericht aan de rechter. Dit verzoek zal slechts worden toegestaan in geval van klemmende
redenen of overmacht.

Artikel E-7
Verzoek verkorting van termijnen bij kort geding
1. Een verzoek om verkorting van de oproeptermijnen in kort geding dient ingevolge het
bepaalde in artikel 8 lid 2 Rv bij afzonderlijk verzoek, gericht aan de president van het Hof,
te worden gedaan.
2. Een verzoek tot verkorting van de uitsteltermijnen kan zowel vóór (schriftelijk) als op de
zitting worden gedaan. De president bepaalt de wijze waarop het verzoek wordt behandeld,
waarbij in elk geval de wederpartij gelegenheid tot wederhoor wordt geboden.
3. De president van het Hof kan ieder lid of lid plaatsvervanger van het Hof aanwijzen om als
fungerend president de bevoegdheden van dit artikel van dit reglement uit te oefenen.

46
HOOFDSTUK 2: HOGER BEROEP HANDEL EN KORT GEDING

Artikel E-8
Eerste behandeling
1. Het Hof plaatst na ontvangst van de stukken als bedoeld in artikel 276 Rv de zaak spoedig op
de rol voor behandeling op een rolzitting, rekening houdend met de geldende
oproeptermijn.28
2. Indien partijen aan de griffier der kantongerechten te kennen hebben gegeven dat zij de zaak
wensen te bepleiten zoals voorgeschreven in artikel 277 Rv, biedt het Hof partijen daartoe
de gelegenheid.
3. In het ander geval zal het Hof ambtshalve een datum bepalen voor vonnis en zal recht worden
gedaan op de processtukken van eerste aanleg en eventuele memories.

Artikel E-9
Oproeping
1. Appèllant dient de geïntimeerde bij deurwaardersexploot op te roepen.
2. Indien de oproeping niet heeft plaatsgevonden wordt de zaak afgevoerd van de rol.
Appèllant kan na overlegging van de oproepbeschikking een nieuwe rechtsdag vragen bij
de administratie van de griffie van het Hof.
3. Indien de oproeping niet rechtsgeldig heeft plaatsgevonden doordat bijvoorbeeld
voorgeschreven formaliteiten niet in acht zijn genomen en de geïntimeerde niet in
persoon danwel bij ge(vol)machtigde is verschenen, wordt het exploot nietig verklaard, en
de zaak afgevoerd van de rol. Appèllant kan na overlegging van de oproepbeschikking een
nieuwe rechtsdag vragen bij de administratie van de griffie van het Hof.

Artikel E-10
Procesverloop
1. Bij de eerste behandeling kan de appèllant recht op stukken vragen. In dit geval zal het Hof
een datum bepalen voor uitspraak.
2. Indien partijen echter ingevolge het bepaalde in artikel 277 Rv het verzoek hebben gedaan
om de zaak ter terechtzitting te bepleiten, wordt door het Hof een datum bepaald voor het
nemen van een pleitnota danwel het voeren van een pleidooi.

28
Dit kan pas als vastrecht voor het hoger beroep is betaald, zoals bepaald in artikel 9 van de Wet Tarieven in
Burgerlijke Zaken, GB 1973, no. 129 laatstelijk gewijzigd bij SB 2006, no. 29. Ingevolge het bepaalde in artikel 10 van
voornoemde wet, vervalt het hoger beroep indien het vastrecht niet is betaald binnen 4 weken na ontvangst van de
kennisgeving daartoe. In dit geval worden de stukken teruggestuurd naar de griffie van het kantongerecht en gaat
het vonnis in eerste aanleg in kracht van gewijsde. In de praktijk wordt standaard aan partijen de gelegenheid
geboden om de zaak in hoger beroep (schriftelijk) te bepleiten. Met ingang van 1 oktober 2021 zal het Hof conform
artikel 277 Rv partijen slechts de gelegenheid bieden de zaak te bepleiten indien zij de behoefte daartoe expliciet
kenbaar hebben gemaakt. Geen repliek en dupliek pleitnota meer. Partijen hebben in eerste aanleg uitvoerig
gedebatteerd. Daarnaast hebben zij de gelegenheid gehad een memorie van grieven en van antwoord te nemen. In
het licht van concentratie van verweer en ter voorkoming van overbodige conclusies waarin vaak genoeg wordt
herhaald wat eerder al is gesteld zal nu slechts een pleitnota en een antwoordpleitnota kunnen worden genomen.

47
3. Nadat een pleitnota is genomen volgt de antwoordpleitnota waarna vonnis wordt bepaald.29
Indien bij de laatst genomen pleitnota producties zijn overgelegd, wordt de wederpartij in de
gelegenheid gesteld zich bij nadere conclusie uit te laten over deze producties.
4. Het Hof kan in elke stand van het geding een comparitie van partijen gelasten teneinde
inlichtingen in te winnen en een vereniging te beproeven.
5. Indien een gelaste comparitie, enquête of descente geen voortgang heeft gevonden, zal geen
conclusie tot uitlating worden toegelaten, tenzij één van de partijen daartoe uitdrukkelijk een
met redenen omkleed verzoek doet, en het Hof termen aanwezig acht om het verzoek toe te
wijzen.
6. Als partijen na een gehouden comparitie, enquête of descente uitdrukkelijk de wens uiten
dat zij een conclusie tot uitlating wensen te nemen, kan het Hof dit verzoek inwilligen, indien
zij zulks gegrond acht. De daartoe door het Hof vast te stellen termijnen zijn steeds
peremptoir.
7. Indien een partij mondeling wil pleiten, dient zij haar voornemen daartoe kenbaar te maken
uiterlijk op de dag van de eerste behandeling van de zaak op de rolzitting. Indien dit wordt
toegestaan wordt dag en tijd aan de partijen doorgegeven.
8. Indien een mondeling pleidooi of mondelinge behandeling is bepaald, zal de appèllant de
pleitaantekeningen tenminste drie werkdagen van tevoren aan de wederpartij ter kennis
brengen. In dat geval kan het Hof toestaan dat deze partij zich ter zitting beperkt tot een
korte weergave van de inhoud van deze aantekeningen. Het Hof zal van de volledige inhoud
daarvan kennisnemen.

Artikel E-11
Uitstelverzoek voor comparitie, enquête of descente
1. Verzoeken tot uitstel van de comparitie, enquête of descente dienen tenminste drie
werkdagen voor de betreffende datum te worden gedaan.
2. Deze verzoeken dienen te berusten op klemmende redenen en behoren schriftelijk aan het
Hof te worden gedaan door tussenkomst van de griffier
3. De griffier deelt partijen zo gauw mogelijk mede of het uitstel wel of niet is verleend.

Artikel E-12
Termijn voor processuele handeling in kort geding-, familie- en andere door het Hof te bepalen
bijzondere zaken
1. De termijn voor het verrichten van een processuele handeling in de bovenbedoelde zaken is
telkens twee weken. In zaken van andere aard is de termijn steeds 4 weken. Van deze
vermelde termijnen kan ter discretie van het Hof, en indien bijzondere omstandigheden
daartoe aanwezig zijn, worden afgeweken.
2. Op verzoek van een partij kan tot tweemaal toe vrij uitstel worden verleend.

29
Geen repliek en dupliek pleitnota meer. Partijen hebben in eerste aanleg uitvoerig gedebatteerd. Daarnaast
hebben zij de gelegenheid gehad een memorie van grieven en van antwoord te nemen. In het licht van concentratie
van verweer en ter voorkoming van overbodige conclusies waarin vaak genoeg wordt herhaald wat eerder al is
gesteld zal nu slechts een pleitnota en een antwoordpleitnota kunnen worden genomen.

48
3. Een derde gevraagd uitstel wordt verleend onder peremptoirstelling. Dit wordt aangeduid
met “P1”.
4. Indien een partij peremptoir staat met de aantekening “P1”, stemt het Hof niet in verder
uitstel toe, tenzij de wederpartij met een verzoek daartoe instemt of het Hof beslist dat er
klemmende redenen voor verder uitstel bestaan. Indien het Hof dat uitstel verleent, wordt
dit aangeduid met “P2” en een daaropvolgend toegestane verzoek “P3”.

Artikel E-13
Behandeling ten overstaan van een rechter-commissaris
1. Het Hof kan één van de volgende wijzen van behandeling ten overstaan van de rechter-
commissaris bevelen:
a. een mondeling pleidooi;
b. een comparitie van partijen die (mede) tot doel heeft of (mede) zal kunnen worden
benut om partijen in de gelegenheid te stellen hun stellingen toe te lichten;
c. een descente die (mede) tot doel heeft of (mede) zal kunnen worden benut om partijen
in de gelegenheid te stellen hun stellingen toe te lichten;
2. Partijen kunnen uiterlijk veertien dagen na de beslissing als vermeld in lid 1 van dit artikel
verzoeken dat de behandeling zal geschieden ten overstaan van de Hofkamer die de
beslissing zal nemen.
3. Het verzoek genoemd onder lid 2 kan worden afgewezen op zwaarwegende gronden.

Artikel E-14
Intrekking hoger beroep
1. Het verzoek tot intrekking van het hoger beroep dient schriftelijk te geschieden. Indien dit
verzoek betrekking heeft op een zaak welke ter terechtzitting dient, zal de wederpartij de
gelegenheid krijgen zich over dit verzoek uit te laten. Indien procespartijen overeenstemming
hebben bereikt over de intrekking van het hoger beroep, wordt het appèl geacht te zijn
ingetrokken, met als gevolg dat het oorspronkelijk vonnis in kracht van gewijsde gaat. Het
verzoek tot intrekking van het hoger beroep dienst schriftelijk te geschieden met bijvoeging
van de instemming c.q. reactie van de tegenpartij op dit verzoek.
2. De griffie van het Hof zendt hierna onverwijld de stukken terug naar de griffie van het
Kantongerecht alwaar de griffier van het Kantongerecht de nodige administratieve
handelingen verricht en het in kracht van gewijsde gegane vonnis aan partijen beschikbaar
stelt.
3. Indien partijen echter geen overeenstemming over de intrekking van het hoger beroep
bereiken, neemt het Hof hierover een beslissing bij vonnis.

49
HOOFDSTUK 3: AMBTENARENZAKEN

Artikel E-15
Procedure voorafgaand aan de behandeling van ambtenarenzaken
1. Het verzoekschrift met daarbij behorende producties wordt in 4-voud ingediend op de griffie
van het Hof waarna het vastrecht dient te worden betaald bij de daartoe aangewezen
betaalmeester.
2. Het Hof biedt het verzoekschrift met een begeleidende brief aan de Procureur-generaal aan,
die de Staat in rechte vertegenwoordigd.
3. De Staat heeft de gelegenheid om binnen zes weken na dagtekening van de onder lid 2 van
dit artikel vermelde brief een verweerschrift in te dienen. Deze termijn kan eenmaal onder
peremptoirstelling worden verlengd met dezelfde duur.30
4. Als de termijn onder lid 3 van dit artikel verstreken is, bepaalt het Hof een datum voor het
verhoor van partijen.

Artikel E-16
Behandeling ambtenarenzaken ter zitting
1. Na verhoor van partijen wordt een datum voor vonnis bepaald.
2. Het Hof kan beslissen dat nadere proceshandelingen moeten worden verricht voordat het
vonnis wordt gewezen.

30
De Staat zal niet langer onbeperkt de gelegenheid krijgen om verweer te voeren e.e.a. zoals bepaald in artikel
714d lid 3 Rv.
50
HOOFDSTUK 4: ENIGE BIJZONDERE PROCEDURES

§ 1. Staking executie

Artikel E-17
Indiening verzoek staking executie ex artikel 272 Rv
1. Het verzoek met daarbij behorende producties wordt bij afzonderlijk verzoekschrift
ingediend op het Hof. Degene die de vordering ex artikel 272 Rv instelt, dient tevens over te
leggen een afschrift van het vonnis waarop de vordering betrekking heeft, en een afschrift
van de verklaring van het ingestelde hoger beroep.
2. Het vastrecht dient te worden betaald bij de daartoe aangewezen betaalmeester, waarna
de kwitantie dient te worden afgegeven bij de griffie van het Hof.
3. Na ontvangst van de kwitantie wordt onverwijld een dag voor het verhoor van partijen
bepaald.

Artikel E-18
Vereisten verzoekschrift
In het verzoekschrift, opgemaakt met in achtneming van het bepaalde in artikel 111 Rv, dienen
zo veel mogelijk de contactgegevens van (de gemachtigde van) de wederpartij te worden
vermeld, met inbegrip van het e-mailadres.

Artikel E-19
Betekening
Degene die de vordering ex artikel 272 Rv instelt, ontvangt een oproepbeschikking voor een
bepaalde rechtsdag waarbij de tegenpartij per deurwaardersexploot dient te worden
opgeroepen om ter terechtzitting te verschijnen.

Artikel E-20
Overleggen van producties
Partijen dienen er rekening mee te houden dat het Hof slechts beschikt over de stukken die de
partijen rechtstreeks aan het Hof toezenden en niet over andere stukken van de behandeling in
eerste aanleg. Indien partijen een beroep willen doen op die andere gedingstukken, dienen zij
derhalve afschriften daarvan aan het Hof te doen toekomen.

Artikel E-21
Voortgang hoger beroep
De vordering ex artikel 272 Rv schorst de voortgang van de hoofdzaak in hoger beroep niet.

51
§ 2. Brieven van wettiging

Artikel E-22
Verzoek brieven van wettiging
1. Brieven van wettiging worden ingevolge artikel 327 SBW verzocht aan de President van de
Republiek. De President stuurt deze naar het Hof van Justitie voor advies.
2. Het Hof bepaalt een datum voor het verhoor van belanghebbenden en getuigen.
3. Binnen vier weken na sluiting van het verhoor, stuurt het Hof een beschikking met daarin
vervat haar advies, naar de President van de Republiek.

52
DEEL F: LIQUIDATIETARIEF

INLEIDING
Met de herintroductie van het liquidatietarief wordt beoogd een duidelijk kader te scheppen voor
de toewijzing van het honorarium van advocaten en deurwaarders - ook wel gemachtigdensalaris
genoemd - als onderdeel van de proceskostenveroordeling in gedingen bij de Kantongerechten en
het Hof van Justitie. Dit salaris, dat door de rechter wordt begroot, hoeft uiteraard niet overeen te
komen met hetgeen de advocaat c.q. deurwaarder met de cliënt is overeengekomen als vergoeding
voor door hun verleende diensten. Immers speelt dit zich af binnen de contractuele sfeer tussen
cliënt en dienstverlener.

Het huidige Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering bepaalt in artikel 281 dat het Hof het aan de
advocaten voor pleidooien toekomend salaris bepaalt. Artikel 61 Rv noemt onder e. onder meer
“andere gerechtelijke verrichtingen” als proceshandelingen waarvoor een veroordeling in de kosten
mag worden uitgesproken. In het aanhangige wetsontwerp voor herziening van het Wetboek van
Burgerlijke Rechtsvordering wordt het gemachtigdensalaris in artikel 61 uitdrukkelijk genoemd als
component van de proceskostenveroordeling.

Reeds in 1972 is in dit kader onder meer als grondgedachte voor de proceskostenveroordeling
gesteld: “Zou men [dan] als regel de kosten laten blijven bij wie ze maakte of leed, dan zou dit er
gemakkelijk toe kunnen leiden, dat al te velen liever onrecht gingen lijden dan dat zij hun recht
zouden begeren, wat de maatschappij niet ten goede zou komen, en dat de winnende partij het
gevoel zou kunnen overhouden onvoldoende aan haar trekken te zijn gekomen; (…) vaker is het
aldus, maatschappelijk gesproken, beter het procesrisico en het procesbeleid mede te laten
beslissen over het dragen der kosten (…).”31

Gelet op de reeds bestaande wettelijke bepalingen en bedoeld wetsontwerp, alsmede gelet op de


wensen en noden van de hedendaagse rechtspraktijk, herintroduceert het Hof van Justitie het
hierna opgenomen liquidatietarief voor gemachtigdensalaris.32

Het liquidatietarief zal in beginsel worden toegepast op alle op of na 1 oktober 2021 bij de
Kantongerechten aanhangig gemaakte nieuwe zaken en op alle op of na die datum bij het Hof van
Justitie ingestelde hoger beroepen. Het tarief zal periodiek worden geëvalueerd en zonodig herzien.

31
Zie: Mr. W. van Rossem’s verklaring van het Nederlands Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, vierde druk
1972, pag. 369

32
Een aantal jaren geleden werd reeds het door het Hof begrote salaris van de advocaat als onderdeel van de
proceskosten geliquideerd. Dit is de afgelopen jaren in onbruik geraakt. Teneinde verder invulling te geven aan de
grondwettelijke opdracht aan het Hof om toe te zien op de geregelde afdoening van alle rechtsgedingen, is
besloten om het liquidatietarief wederom in te voeren.

53
I. TE LIQUIDEREN KOSTEN

Gemachtigdensalaris wordt alleen geliquideerd voor beroepsmatig optredende gemachtigden, dus


alleen voor advocaten en deurwaarders. Voor deurwaarders wordt alleen salaris geliquideerd
indien zij bevoegd zijn om als gemachtigde op te treden. Als de gemachtigde in dienst is van zijn
cliënt, wordt in het algemeen geen salaris geliquideerd.

Naast het gemachtigdensalaris worden ook de werkelijke verschotten (griffierechten, kosten van
exploten, getuigentaxen e.d.) geliquideerd. Het bedrag van het te liquideren gemachtigdensalaris is
enerzijds afhankelijk van de verrichte werkzaamheden, gewaardeerd in punten (A), en anderzijds
van het belang van de zaak, gewaardeerd in een bedrag per punt (B).

De rechter kan van de hieruit voortvloeiende liquidatietarieven afwijken indien daartoe op grond
van de eenvoudige of gecompliceerde aard van de zaak en/of de klaarblijkelijke inspanning van de
gemachtigde aanleiding is.

A. Waardering van de verrichte werkzaamheden in punten

No. Werkzaamheden Punten


1 Elke conclusie vóór het interlocutoir (het verzoekschrift daaronder begrepen), tot een 1
maximum van twee
2 Pleidooi 1
3 Pleidooi in incident 1
4 Enquête aan eigen zijde 1
5 Voortzetting enquête aan eigen zijde ½
6 Bijwoning enquête aan de zijde van de wederpartij ½
7 Voortzetting bijwoning enquête aan de zijde van de wederpartij ½
8 Comparitie, anders dan tegelijk met enquête 1
9 Bevolen gerechtelijke plaatsopneming 1
10 Postinterlocutoire conclusies (incl. conclusie na comparitie), tot een maximum van één ½
11 Akten ter rolle met bijzondere inhoud ½
12 Akten ter rolle zonder bijzondere inhoud 0
13 Conclusie(s) in een incident tot voeging, tussenkomst of vrijwaring, ongeacht het aantal 1
14 Incident verhoor op vraagpunten, inclusief bijwoning van het verhoor, voor iedere partij 1
15 Conservatoir beslag met rekest 1
16 Conservatoir beslag zonder rekest ½
17 Bijwoning eedaflegging 0
18 Rekest, verweerschrift in rekestprocedures 1
19 Mondelinge behandeling in rekestprocedures 1
20 Memorie van grieven en beroepschrift 2
21 Memorie van antwoord en verweerschrift hoger beroep 2
22 Memorie van grieven incidenteel 1
23 Memorie van antwoord incidenteel 1

54
Reconventie als zelfstandige vordering wordt op punten gewaardeerd op gelijke voet als conventie.
Is de reconventionele vordering in overwegende mate op dezelfde stellingen gebaseerd als het
verweer in conventie, dan wordt de puntenwaardering gehalveerd. Enquêtes e.d., gecombineerd in
conventie en reconventie, worden slechts éénmaal gerekend, naar bevind van zaken in conventie
danwel in reconventie.

B. Waardering van het belang van de zaak

1. Eerste aanleg en hoger beroep

Tarief 1: minder dan SRD 10.000,-- in hoofdsom:


SRD 250,-- per punt met een maximum per instantie van 4 punten

Tarief 2: SRD 10.000,-- tot SRD 50.000,-- in hoofdsom:


SRD 500,-- per punt met een maximum per instantie van 5 punten

Tarief 3: SRD 50.000,-- tot SRD 250.000,-- in hoofdsom:


SRD 2.500,-- per punt met een maximum per instantie van 5 punten

Tarief 4: SRD 250.000,-- tot SRD 1.000.000,-- in hoofdsom, alsmede zaken


van onbepaalde waarde en verklaringsprocedures, tenzij duidelijke
aanwijzingen bestaan dat deze zaken onder een ander tarief vallen:
SRD 5.000 per punt met een maximum per instantie van 6 punten

Tarief 5: SRD 1.000.000,-- tot SRD 10.000.000,-- in hoofdsom:


SRD 10.000,-- per punt met een maximum per instantie van
7 punten

Tarief 6: SRD 10.000.000 ,-- of meer in hoofdsom:


SRD 15.000,-- per punt zonder maximaal aantal punten

2. Kort Geding
In zaken zonder ingewikkelde feitelijke of juridische aspecten, zoals veelal
ontruimingszaken, wordt in eerste aanleg een salaris van SRD 5.000,-- geliquideerd.
In andere gevallen wordt aan salaris het bedrag van SRD 7.500,-- geliquideerd. In
hoger beroep geldt ook bij kort geding het tarief onder B 1.

55
II. BUITENGERECHTELIJKE INCASSOKOSTEN

Overeengekomen en niet overeengekomen


Indien voldoende gesteld en gebleken is dat daadwerkelijk en in redelijkheid
buitengerechtelijke incassokosten zijn gemaakt (dus kosten waarvoor de proceskosten niet
reeds een vergoeding plegen in te sluiten), zullen deze worden toegewezen naar rato van
1½ punt van het liquidatietarief voor bodemzaken, tenzij bij het inleidend verzoekschrift ten
genoegen van de rechter wordt aangetoond waarom een (zodanige) begroting niet op haar
plaats is.

56
DEEL G - VASTRECHT

Hieronder wordt een schematisch overzicht gegeven van het thans geldende vastrecht in civiele
zaken op grond van de Wet Tarieven Burgerlijke Zaken (G.B. 1973 no. 129, laatstelijk gewijzigd
bij S.B. 2006, no. 29)

Tabel A
IN BODEMZAKEN IN EERSTE AANLEG EX-ARTIKEL 1 lid 1 VASTRECHT
Vordering die enkel strekt tot betaling van een geldbedrag tot ten SRD 30,--
hoogste SRD 3.000,-- in de hoofdsom
Vordering die enkel strekt tot betaling van een geldbedrag groter dan SRD 45,--
SRD 3.000,--, doch tot een bedrag van ten hoogste SRD 7.500,-- in de
hoofdsom
Vordering die enkel strekt tot betaling van een geldbedrag groter dan SRD 60,--
SRD 7.500,--, doch tot een bedrag van ten hoogste
SRD 12.500,-- in de hoofdsom
Vordering die enkel strekt tot betaling van een geldbedrag groter dan SRD 100,--
SRD 12.500,--, doch tot een bedrag van ten hoogste
SRD 25.000,-- in de hoofdsom
Vordering die enkel strekt tot betaling van een bedrag groter dan SRD 250,--
SRD 25.000,--
Alle andere bodem gedingen SRD 30,--
Vordering tot voeging of tussenkomst ex-art 214 Rv Sf 20,- = SRD 0,02

Tabel B
IN KORTGEDINGZAKEN IN EERSTE AANLEG (EX- ARTIKEL 1 lid 3) VASTRECHT
Vordering die enkel strekt tot betaling van een bedrag tot ten hoogste SRD 30,--
SRD 3.000,-- in de hoofdsom
Vordering die enkel strekt tot betaling van een bedrag groter dan SRD 45,--
SRD 3.000,--, doch tot een bedrag van ten hoogste SRD 7.500,-- in de
hoofdsom
Vordering die enkel strekt tot betaling van een bedrag groter dan SRD 60,--
SRD 7.500,--, doch tot een bedrag van ten hoogste SRD 12.500,-- in de
hoofdsom
Vordering die enkel strekt tot betaling van een bedrag groter dan SRD 100,--
SRD 12.500,--, doch tot een bedrag van ten hoogste SRD 25.000,-- in de
hoofdsom
Vordering die enkel strekt tot betaling van een bedrag groter dan SRD 250,--
SRD 25.000,--
Alle andere kort gedingen SRD 50,--
Vordering tot voeging of tussenkomst ex-art. 214 Rv Sf 20,- = SRD 0,02

57
Tabel C
IN EXTRA JUDICIELE ZAKEN IN EERSTE AANLEG VASTRECHT
Verzoeken tot het verlenen of verlengen van surseance van betaling ex- SRD 30,--
art. 4
Bij faillissement ex-art. 5 SRD 30,--
Verzoek voor opening gerechtelijke rangregeling buiten faillissement SRD 30,--
ex-art. 6

58
Tabel D
No. GEEN VASTRECHT (EX-ARTIKEL 7) IN ZAKEN BETREFFENDE
1 Benoeming of ontslag van voogden, toeziende voogden, tijdelijke voogden,
gezinsvoogden, toeziende curatoren en provisionele bewindvoerders ex-art. 494 BW
2 Akte aanvaarding van voogdij of toeziende voogdij
3 Bemoeiing met beheer van vermogens van minderjarigen en onder curatele gestelden
4 Ambtshalve verrichte verzegeling en ontzegeling
5 Beëdigingen volgens wettelijk voorschrift
6 Aanvulling of verbetering van akten van de burgerlijke stand en voor akten van bewaring
van de burgerlijke stand
7 Overschrijven van akten van huwelijkse voorwaarden
8 Behandeling van de eigen aangifte van faillissement
9 Aantekening voor de betekening van executoriale beslagen ex-art. 381 Rv
10 Verzoeken van openbare colleges en ambtenaren van andere takken van
overheidsdiensten, die afschriften of uittreksels van stukken of legalisatie van
handtekeningen voor de waarneming van de dienst behoeven
11 Bij verlof om kosteloos te procederen
12 Terugname van in huurkoop verstrekte goederen
13 Het leggen van conservatoir-, revindicatoir-, pand-, derden- of maritaal beslag
14 Verlof tot echtscheiding en/of scheiding van tafel of bed
15 Voor tussenkomst of verlof een huwelijk aangaan
16 Benoeming bijzondere curator bij ontkenning van de wettigheid van een kind, alsmede
de daarop volgende procedure
17 Benoeming van een bewindvoerder over een afwezige
18 Onderhandse verkoop
19 Aanwijzing van een notaris bij executoriale openbare verkopen
20 Instellen incidenteel appèl
21 Verklaringsprocedures
22 Oproeping in vrijwaring

59
Tabel E
IN HOGER BEROEP ZAKEN EX- ARTIKEL 9 VASTRECHT
Vordering die uitsluitend strekt of mede strekt tot betaling van een SRD 30,--
geldbedrag van ten hoogste SRD 3.000,-- in de hoofdsom
Vordering die enkel strekt tot betaling van levensonderhoud aan SRD 45,--
minderjarigen
Vordering die uitsluitend strekt of mede strekt tot betaling van een SRD 75,--
geldbedrag groter dan SRD 3.000,--, doch tot een bedrag van ten
hoogste SRD 7.500,--
Vordering die uitsluitend strekt of mede strekt tot betaling van een SRD 150,--
geldbedrag groter dan SRD 7.500,--, doch tot een bedrag van ten
hoogste SRD 12.500,- -
Vordering die uitsluitend strekt of mede strekt tot betaling van een SRD 225,--
geldbedrag groter dan SRD 12.500,--, doch tot een bedrag van ten
hoogste SRD 25.000,-- in de hoofdsom
Vordering die uitsluitend strekt of mede strekt tot betaling van een SRD 350,--
geldbedrag groter dan SRD 25.000,--
Alle andere zaken SRD 60,--

Toelichting:
De bedoeling van de wetgever, zoals tot uitdrukking is gebracht in tabel E, brengt met zich dat de
betreffende vastrecht bedragen genoemd in tabel A en B eveneens van toepassing zijn op
vorderingen tot betaling van geldbedragen gecombineerd met nevenvorderingen. Zo zal bij een
nevenvordering tot ontruiming naast een geldvordering ten bedrage van SRD 15.000,-- in eerste
aanleg het vastrecht van SRD 100,-- moeten worden betaald.

60
DEEL H - OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

Artikel H-1
Toepasselijkheid
Het procesreglement is van toepassing op:
- zaken die vanaf de dag waarop dit reglement in werking treedt, aanhangig worden gemaakt;
- zaken die op die dag waarop dit reglement in werking treedt reeds aanhangig zijn, tenzij dat
zou indruisen tegen de in die zaken reeds genomen beslissingen of zou leiden tot ongelijke
behandeling van partijen.

Artikel H-2
Inzage en publicatie
1. Het procesreglement zal worden gedeponeerd bij de Griffie der Kantongerechten van
Suriname alsmede ter Griffie van het Hof van Justitie, alwaar het kosteloos ter inzage ligt.
2. Dit procesreglement zal worden gepubliceerd op de website van het Hof van Justitie:
www.rechtspraak.sr

Artikel H-3
Aanduiding
Dit reglement wordt aangeduid als “Procesreglement 2021”. Het treedt in werking op 1 oktober
2021 en kan slechts worden gewijzigd bij besluit van het Hof van Justitie.

Artikel H-4
Gelding
Dit reglement vervangt de bestaande procesreglementen, de berichten van rechters en van de
Griffie, voor zover daarin voorschriften voorkomen over onderwerpen die in dit procesreglement
worden geregeld.

61

You might also like