You are on page 1of 85

Over dit boek

Dit is een digitale kopie van een boek dat al generaties lang op bibliotheekplanken heeft gestaan, maar nu zorgvuldig is gescand door Google. Dat
doen we omdat we alle boeken ter wereld online beschikbaar willen maken.
Dit boek is zo oud dat het auteursrecht erop is verlopen, zodat het boek nu deel uitmaakt van het publieke domein. Een boek dat tot het publieke
domein behoort, is een boek dat nooit onder het auteursrecht is gevallen, of waarvan de wettelijke auteursrechttermijn is verlopen. Het kan per land
verschillen of een boek tot het publieke domein behoort. Boeken in het publieke domein zijn een stem uit het verleden. Ze vormen een bron van
geschiedenis, cultuur en kennis die anders moeilijk te verkrijgen zou zijn.
Aantekeningen, opmerkingen en andere kanttekeningen die in het origineel stonden, worden weergegeven in dit bestand, als herinnering aan de
lange reis die het boek heeft gemaakt van uitgever naar bibliotheek, en uiteindelijk naar u.

Richtlijnen voor gebruik

Google werkt samen met bibliotheken om materiaal uit het publieke domein te digitaliseren, zodat het voor iedereen beschikbaar wordt. Boeken
uit het publieke domein behoren toe aan het publiek; wij bewaren ze alleen. Dit is echter een kostbaar proces. Om deze dienst te kunnen blijven
leveren, hebben we maatregelen genomen om misbruik door commerciële partijen te voorkomen, zoals het plaatsen van technische beperkingen op
automatisch zoeken.
Verder vragen we u het volgende:

+ Gebruik de bestanden alleen voor niet-commerciële doeleinden We hebben Zoeken naar boeken met Google ontworpen voor gebruik door
individuen. We vragen u deze bestanden alleen te gebruiken voor persoonlijke en niet-commerciële doeleinden.
+ Voer geen geautomatiseerde zoekopdrachten uit Stuur geen geautomatiseerde zoekopdrachten naar het systeem van Google. Als u onderzoek
doet naar computervertalingen, optische tekenherkenning of andere wetenschapsgebieden waarbij u toegang nodig heeft tot grote hoeveelhe-
den tekst, kunt u contact met ons opnemen. We raden u aan hiervoor materiaal uit het publieke domein te gebruiken, en kunnen u misschien
hiermee van dienst zijn.
+ Laat de eigendomsverklaring staan Het “watermerk” van Google dat u onder aan elk bestand ziet, dient om mensen informatie over het
project te geven, en ze te helpen extra materiaal te vinden met Zoeken naar boeken met Google. Verwijder dit watermerk niet.
+ Houd u aan de wet Wat u ook doet, houd er rekening mee dat u er zelf verantwoordelijk voor bent dat alles wat u doet legaal is. U kunt er
niet van uitgaan dat wanneer een werk beschikbaar lijkt te zijn voor het publieke domein in de Verenigde Staten, het ook publiek domein is
voor gebruikers in andere landen. Of er nog auteursrecht op een boek rust, verschilt per land. We kunnen u niet vertellen wat u in uw geval
met een bepaald boek mag doen. Neem niet zomaar aan dat u een boek overal ter wereld op allerlei manieren kunt gebruiken, wanneer het
eenmaal in Zoeken naar boeken met Google staat. De wettelijke aansprakelijkheid voor auteursrechten is behoorlijk streng.

Informatie over Zoeken naar boeken met Google

Het doel van Google is om alle informatie wereldwijd toegankelijk en bruikbaar te maken. Zoeken naar boeken met Google helpt lezers boeken uit
allerlei landen te ontdekken, en helpt auteurs en uitgevers om een nieuw leespubliek te bereiken. U kunt de volledige tekst van dit boek doorzoeken
op het web via http://books.google.com
891

UB.GM

891

E 74
Universiteit Leiden

2 047 629 2
891

E.74
Bericht.
Liecten
aangeborg
weweres , te
Het
1
.
werk
in
Batavia ge 1861.
Neverl and
nan
werde за
exemplang
Weinige werken
Romantischemyner
heimk
Boychę at ruke
si
ou 2
t e en ti cet
r
. S y t h e f,
W a. Je
heen vrie nd
dde nde
stelle
dee Belang
thans C14
такс clie
Aut em
ode Jon den
geb
Aun
Lumiley
бе 1e1r
Pr
Ga
M.
of
.
ye
Ja
J.
. Decemb 31
e
Gooj.
.
ε74
891
ger
n Presu
Op de Grenze der

Mimeringen
RevJerowser &

nt
DrJante Drink

VAN BATAVIA NAAR SOEBANG.


R. UNIV.
BIBLIOTHEEK
LEIDEN
Schildpadsoep. ¹)

Onder de talrijke Engelsche romancières, welke met meer of min


der geluk eene verwikkeling hebben saamgesponnen uit de sobere maar
dikwerf merkwaardige feiten van het eenzame landleven, of uit de
hooggekleurde tafereelen van den dwarrelenden Londenschen fashion ,
kennen we er geene, die met minder uiterlijken roem meer inner
lijke voortreffelijkheid vereenigt, dan de Baronesse Tautphoeus.
Eilieve, Mejuffrouw! weerhoud dien spotzieken glimlach ! - als de
oude, goede, geniale Henry Fielding placht te zeggen - waarlijk
er bestaat hier zelf niet het geringste voornemen, om u, onder wel
ken titel ook, letterkundige overdenkingen op te dringen. We namen
louter een aanloopje, Mejuffrouw ! om u bij wijze van schildpadsoep
op een heel ander diner voor te bereiden. Ge hebt mijn menu
gelezen. Maar we willen eerlijk zijn. Hier en daar zal er misschien
nog wel wat lettergelijks, ietwat bespiegelaarsweemoed om den 2
hoek komen gluren, waarvoor u wellicht zeer terecht weinig sym
pathie veil hebt. Terwijl u derhalve deze regelen met een zenuw
achtig kasian voor den smakeloozen auteur ter zijde duwt, neemt
deze oorlof tot Mevrouw de Baronesse Tautphoeus terug te kee
ren met plan eene harer privaatmeeningen te bestrijden . In een der
welgeschreven werken, welke haren naam op ' t titelblad voeren
is het Cyrilla of is het Quits ? beweert ze, dat Geluk in
eigen boezem, nimmer in de omstandigheden buiten ons moet ge
zocht worden. We betwijfelen het goed recht der beschaafde schrijf
ster in geenen deele. Maar het strekt ons tot een bijzonder genoegen
de algemeene geldigheid dezer stelling door eene schitterende uit
zondering te bevestigen.

1 ) Hoewel mij heden ( 17 December 1885) deze en eenige andere titels sma
keloos voorkomen, heb ik ze hier behouden. Ze zijn eigenaardig voor den tijd
(December 1861), waarin deze schetsen werden geschreven.
I. 1
2 OP DE GRENZEN DER PREANGER.

Niet lang geleden viel ons het voorrecht te beurt van een zestal
weken in de Pamanoekan- en-Tjassem- Landen de uitgestrekte be
zittingen des Heeren P. W. Hofland meestal in de bergdistric
ten op de grenzen der Preanger door te brengen. Hoe de omstandig
heden buiten ons, hoe de indruk der wonderheerlijke natuur ons
daar, trots de verzekering der Engelsche Baronesse-Novelliste , gelukkig
moest maken, zal het volgende betoog beproeven aan te toonen.

Oesterpasteitjes.

De rid had juist door een woesten streek geleid . Aan de rechter
hand doemden thans voor 't eerst recht duidelijk enkele licht-paar
sche bergen aan den horizon op. Gaarne had ik ze met een luid
hoezee en eerbiedig ontblooten hoofde begroet, maar ik herinnerde
mij in ' t zelfde oogenblik, hoe er zich een spottend gelach aan mijne
zijde had doen hooren, toen hetzelfde enthusiasme voor kunstschoon
mij tot uitvoering van zoodanige voornemens had gebracht.
Mag ik u dit eens bij wijze van oesterpasteitjes verhalen , mijn
zeer geduldige vriend ? Kent gij ook la belle Jardinière van
Rafaël Sanzio ? Niet? zoo, maar ge hebt er toch wel eens eene
gravure van gezien ? Dan bevindt ge u juist in ' t zelfde geval, als
mijn deel was, vóór de u te vertellen gebeurtenis . Zoo ge de salle
carrée in het paleis du Louvre niet mocht kennen, denk u dan
maar eene volkomen vierkante zaal, wier wanden met de heerlijkste
kunsttrezoren der menschheid zijn bevracht. Ik was er nauwelijks
binnengekomen, of ik werd door zekere instinct voorwaarts getrok
ken naar een hoek der zaal. Daar hing la belle Jardinière in
al den eenvoud harer stille schoonheid. Het madonnahoofd, met on
uitsprekelijke bevalligheid over het dartelende kind gebogen, schit
terde te gelijk door zoo hemelsche kuischheid en zoo wegslepende
aardsche aantrekkelijkheid , het blonde haar, met gouden vonken
bezaaid, teekende zoo tooverachtig fraaie ronde lijnen tegen het diep
doorschijnend azuur des hemels, het geheimzinnige kleurenspel
van heel het geniale kunstgewrocht maakte zoo overweldigenden
indruk, dat ik bewogen mijn hoed afnam en luide in een : „ Hoe
schoon !" uitbarstte. Oogenblikkelijk klonk een schelle , welluidende
vrouwenlach achter mij . De ijdelheid is sterker dan de schoonheids
zin : daarom keek ik behoedzaam ter zijde en zag ..... een paar
alleraardigste parisiennes. Wel had ik een bepaald plan, om de
twee schaterende nuffen eene scherpe maar beleefde terechtwijzing
toe te voegen, zoo niet hare schalke, wijdgeopende lichtblauwe
oogen uit de wonderelegante witte hoedjes mij zoo onweerstaanbaa
OP DE GRENZEN DER PREANGER. 3

komisch hadden aangezien, dat ik verbijsterd stilzweeg en la belle


Jardinière den rug toewendde.
Uw oesterpasteitjes is de weg van alle vleesch gegaan, mijn ge
duldige vriend ! Thans weet ge bepaaldelijk waarom ik mijn hoed
niet afnam, noch applaudiseerde bij het treffend gezicht mijner
eerste bergen op Java.

Onder weg.

Zes magere, melancholische huurpaarden hadden het rijtuig onder


veel hortens en schuddens , onder het stuipachtig schreeuwen van
den langademigen looper op de grenzen der Pamanoekan-en- Tjas
sem-Landen gebracht. Als met een tooverslag veranderde nu onze
geheele omgeving.
Bij de vorige posten werden we eerst door een troepje lediggan
gers verwelkomd, die ons rijtuig met stillen ernst aangaapten ; voorts
zaten er een paar vruchtenkooplui, die hunnen donkerrooden voor
raad van ramboetans of hun goudbruinen stapel van mangiestans
met deftige onverschilligheid aan den kooplust der voorbijgangers
overlieten ; vervolgens vertoonde er zich slechts eene kleine uitstal
ling van inheemsche spijzen en dranken ; eindelijk kwamen er alleen
eenige dommelende stalknechts te voorschijn, die de uitgeputte
paarden afspanden en met groote traagheid voor nieuwe wisselden.
Thans stond eene eerewacht van Soendaneezen in hooggeele buizen
gereed, die het rijtuig op last van den Landheer zouden vergezellen.
Bij elke postloods was op de een of ander wijze een keurig colla
tion aangerecht, 't welk wederom in naam van den Landheer door
het inlandsch districtshoofd werd aangeboden. Vooral het landschap
won door den plotselingen overgang van betrekkelijke woestheid tot
bloeiende orde. Aan wederzijde van het rijtuig strekte zich thans
eene heldergroene vlakte uit, 't zij grastapeet, ' t zij rijstveld, 't zij
welig golvend suikerriet. Ginds buigen zich de sierlijk kromme
lijnen van jong opschietend klappergewas, elders gluurt eene groep
bamboeshutten uit tamarinde en waringinhout ; statig boven allen
wuift de volwassen kokospalm zijne lichtgroene pluimen.
Aan de tweede post dreunde de eentonige, maar geheimzinnige
muziek der gamelan .

Danseressen en Gamelanspel .

Nog eene waarschuwing, mijn waarde vriend ! Ik heb daar juist


een woord genoemd, ' t welk voor u reeds al den gloed der nieuw
4 OP DE GRENZEN DER PREANGER .

heid zal verloren hebben. Bijgevolg kunt gij er geen het minste
belang in stellen, zoo er hier eene physiologisch- moreele bespiegeling
over het gamelan-orkest met de aankleve van dien zal volgen.
Als ge thans slechts zoo goed wilt zijn dit opstel onverwijld te
laten liggen anders . . . . maar wij wasschen onze handen in on
schuld, gij zijt gewaarschuwd !
Het geheim van dien vreemden, onbevalligen, toch boeienden ,
mimischen dans, van dat krijschend recitatief met zijn eentonigen
val te ontdekken, zooals beide zich aansloten en gedragen werden
door de mystische toonenstrophen van den gamelan, scheen mij in
den aanvang eene onoplosbare opgave toe. 't Was in eene groote
heerenhuizinge der hoofdstad, dat mij de eerste kennis van dien
nationalen dans, van dat zuiver Oostersch vocaal en instrumentaal
concert gewerd . Urenlange waarneming zelf vermocht mij slechts
zeer onvoldoende van stof te voorzien, om bij volkomen ter
zijdestelling van al het zonderling- nationale en al het overeenge
komen-stereotype- een eenigszins voegzaam denkbeeld omtrent het
karakter dezer kunstelooze, maar toch zoo pikant kunstige voor
dracht te vormen.
Het tooneel was een afdak van atap, de verlichting werd door
enkele flauw brandende olielichtjes gevormd . De would - be vesta
linnen waren zeker niet van de schoonste dochteren des lands . Onder
het lage voorhoofd glommen twee koolzwarte kijkers , die, ' t zij be
rekening, ' t zij onmacht, zich nooit tot een zweempje van schittering
verhieven. En schoon ze al niet aantrekkelijk genoeg waren, om
er lang in te staren, tevergeefs pijnde ik mij om er een enkelen
blik van op te vangen. Ze dwaalden doelloos , lusteloos rond een
stormachtige, stikdonkere nacht, waarin geene enkele star een vonk
je lichtstralende poëzie kwam aanbrengen. De eer ronde dan ovale
omtrek van het gelaat werd door de vooruitstekende kaak geheel
bedorven. De neus en lippen waren grof en plat, schouders en boe
zem daarentegen fijn en sierlijk gerond. De heele gestalte einde
lijk, gelijk ze daar schijnbaar gedachteloos op en neer zweefde, was
even slank en mager, als de spookachtige porseleinschilderingen der
in Nederland zoo hartelijk geliefde theekommen .
Het kostuum der dansnymf zou wellicht door een Germaansch
westersch kunstrechter niet al te gulhartig zijn geprezen. De geheele
dunne figuur was in een donkerbruinen sarong gepakt, die de
voeten volkomen bedekte. Daarover was een oranje- en- purper ge
bloemd kain pandjang gewonden, die tot aan de knie afdaalde
en door eene soort van vergulden buikband nauw om 't lijf was
getrokken. Boezem en hals werden door een doorschijnenden , don
kerrooden slendang gekleed, die van tijd tot tijd in de handen
der danseres met opmerkelijke bevalligheid in golvende lijnen om
schouder of arm werd geslingerd. Met dezelfde bevalligheid plooide
OP DE GRENZEN DER PREANGER. 5

of breidde ze een anderen slendang uit, die aan den gordel be


vestigd was. De linkerhand speelde voortdurend met een waaier,
die aan den mond gebracht werd, zoo dikwijls ze goeddacht haar
schril gekrijsch aan te heffen .
Het karakter van haar dansen was dramatisch. Te meer was
het dit, daar het zich tot een langzaam heen-en-weer wiegelen be
paalde, ' t welk door de ongelooflijk slanke arm en vingerbuigingen
een bepaalden inhoud verkreeg. Duidelijk was het merkbaar, dat
het geheel eene improvisatie was, dat geene theorie ter wereld hare
voordracht regelde, dat slechts eene onveranderlijke, eeuwenheugende
traditie er den grondsla van gelegd had. Volkomen Oostersch on
verschillig en zonder uitdrukking op ' t gelaat, begon toch eindelijk
het doel van haar wenden en zwenken wat duidelijker op den
Voorgrond te treden. ' t Was eene uitnoodiging tot den
dans. Hoe langer hoe meer werd dit zichtbaar uit de nog altijd
schijnbaar onveranderde bewegingen, die slechts voor Oostersche
oogen klimmende en boeiende afwisseling mogen bieden . Te beschrij
ven aan welke merkbare teekenen men haar streven zou kunnen
hebben ontdekken , is onmogelijk. De geheele figuur leverde eene
zoo zonderlinge mengeling van gevoelloosheid en hartstochtelijkheid ,
van schuchterheid en driestheid, van zedige ingetogenheid en lok
kende zinnelijkheid, dat men slechts door intuïtie zich rekenschap
van het geheim der danseres kon geven. Dat ik wellicht den
rechten weg betreden had, staafde mij haar wat hooger gestemd
gekraai, toen een danslustige Soendanees zich tegenover haar in
positie stelde en een menuet begon.
Ware eene Parijsche balletkoningin in prachtig gazen feeënkleed ,
met flonkerend diadeem van klatergoud , met un pied de rouge
op de magere wangen, met in wit satijn gestoken, kunstig geoefen
den voet op dit tooneel verschenen, hoe spoedig zou ze hare
pirouetten hebben moeten staken, daar niemand zich zou hebben
willen verledigen tot de geringste toejuiching. Welk een verschil
hier en ginds ! Hier een naïve, geïmproviseerde dans, eene geheim
zinnige mimiek, eene zwijgende menigte van toeschouwers daar
een schitterend ballet, eene schetterende muziek, een schaterend
publiek. Hier het afdak van atap , een walmend oliepitje en dui
zend Soendaneesche oogen, die de bay adère in elke harer wen
dingen bespieden, die elke harer zenuwachtige, tot sierlijk wordens
toe rappe arm- en vingerbuigingen met onmerkbare toejuiching ge
nieten. Ginds een verblindend gaslicht uit tallooze vergulden luchters ,
een tooverpaleis uit ruw geverfde planken en gekleurd glas , eene
prachtige verzameling van onvermoeide binocles en eene fee,
wier blozen een logen, wier glimlach een handelsartikel en wier
boezem en beenen .... met watten gevuld zijn.
CO
6 OP DE GRENZEN DER PREANGER.

Soebang.

Zelden mocht ik liefelijker panorama genieten, dan ' t geen zich


op de voorgaanderij der villa te Soebang aan mij vertoonde. Het
wolkelooze blauw des hemels werd aan den versten gezichteinder
door de zacht glooiende lijnen van het Tambakkan-gebergte onder
schept. Rechts en links werd het vergezicht door geboomte en ge
bouwen wel eenigszins gebroken, schoon ruimte genoeg overbleef,
om de vruchtbare landouwen op te merken, die zich heinde en
verre naar het zuiden uitstrekten. Slechts enkele schreden van het
ruime grasperk verwijderd , ving de rij der lichtgroene gambiervel
den aan, die ginds door net aangelegde vanillebedden , elders door
een perk met jonge klappers , wat verder door den bevalligen cacao
boom met zijne gulden vruchten en eindelijk door onafzienbare sa
wa's werden afgewisseld.
Maar verrukkelijk schoon werd het vergezicht van het voorplein
der Soebangsche villa, als het vuur der zon zijne vlammen achter
't gebergte verschool en de geheele zuiderkim van eindelooze pur
pertinten schitterde. De kruinen der palmen en waringins werden
door een vuurrooden gloed gekleurd . Op ' t grasperk pronkte elk
halmpje met een rooskleurig vernis. De witte zuilen der veranda
baadden zich in de gulden kussen van het avondlicht .
Het gerucht van Java's schoonheid had mij vroeger met het oog
op de keien der academiestad weinig bewogen. Zelfs de heerlijke
dreven der villastad Weltevreden hadden mij slechts zeer beperkt
met het karakter van het Javasche natuurschoon bekendgemaakt.
Hier viel mij de eerste openbaring van een alom geroemd landschap
te beurt, zooals het zich bij het schuine vallicht der ondergaande
zon voor enkele oogenblikken in verrukkelijke pracht voor mij ont
vouwde. Wellicht bewondert men oostwaarts heen wilder, trotscher,
stouter berg- en rotsoorden en begon ik het boek van Java's na
tuurweelde slechts op eene enkele toevallige bladzijde te lezen.
Maar ik las voor 't eerst en nimmer zou zich het schoone eiland
,,der zonne en der kleuren" de gemeenplaats heeft haar goed
recht van bestaan zoo wonder aantrekkelijk aan mij voordoen
als in dat uur.
Herinnert ge u nog uw eerste bal Mevrouw ? Zaagt ge ooit
later zulke schitterende luchters, hoordet ge ooit zulke wegslepende
muziek ? Waarom hebt ge nooit later zoo smaakvol toilet gedragen ?
Waarom waren alle cavaliers van dien éénen avond zoo bevallig ,
zoo beleefd, zoo innemend ? Of liever, herinnert ge u den morgen,
toen ge aan de zijde uwer moeder voor ' t eerst hebt aangezeten
aan den plechtigen disch des Avondmaals ? Is ooit uw gemoed van
OP DE GRENZEN DER PREANGER. 7

heiliger, reiner aandoening doordrongen geweest, hebt ge later ooit


een traan van zoeter weelde geweend ?
Welnu, gij zult dan begrijpen, waarom ik zwijgend bleef staren
naar den verren gezichteinder in dien onvergetelijken stond en niet
eer den onverzadigden blik afwendde, voor een volslagen donker
aan alle waarneming een eind maakte.

Bespiegelingen. - Zonder politiek.

De Pamanoekan- en - Tjassem- Landen, de oosterhelft der assistent


residentie Krawang beslaande, bieden eene oppervlakte als die der
Nederlandsche provincie Zuid-Holland aan. Het stroomgebied der
beide rivieren, waaraan ze hunnen naam ontleenen, bepaalt tevens
hunne grens, oostwaarts zich aansluitende aan de residentie Cheri
bon, zuidwaarts met belangrijke verheffing van den bodem aan de
Preanger, terwijl noorder- en westergrens door de Java- zee en de
andere helft der assistent-residentie Krawang worden gevormd.
Van de acht districten, waarin deze vorstelijke bezitting is verdeeld,
mochten we er slechts een drietal nader leeren kennen, maar ook
zoo nog vloeide ons stof te over toe tot een levendig enthusiasme
voor het onvergelijkelijk schoone landschap, tot een warme en on
gedwongen bewondering voor den eigenaar dezer heerlijke provincie.
En te recht !
Schoon oningewijd in de geheimen der landhuishoudkunde, be
hoefden we slechts een enkelen blik aan de economie van zijn
bestuur te schenken, om aanstonds te erkennen, dat er met even
krachtige energie van de buitengewone vruchtbaarheid der gronden
was partij getrokken, als dat er met uitnemende billijkheid voor
het lot der talrijke bevolking was gezorgd. We zouden u niet gaarne
bezwaren met cijfers en treden des in geene nadere bijzonderheden
omtrent de even juist ontworpen, als rijke uitkomsten schenkende
cultuur der Pamanoekan-en-Tjassem-Landen. Hier volsta slechts de
opmerking , dat deze geheele uitgestrektheid gronds voor een zestal
jaren onder zeer ongunstige omstandigheden een kwijnend leven
voortsleepte, waaraan slechts de geestkracht en het talent van den
tegenwoordigen eigenaar een beslissend eind heeft gemaakt. Men
behoort wel duchtig oud-gast te zijn en Java in alle richtingen te
hebben doorkruist, om niet telkens verbaasd te vragen, hoe het
mogelijk is , dat zoo'n wijduitgestrekt gebied op zoo eenvoudige en
treffelijke wijze kan geregeerd worden ; hoe het mogelijk is, dat
een betrekkelijk zoo gering aantal ambtenaren en opzichters eene
Zooveel omvattende en schoone oogsten schenkende cultuur kan be
8 OP DE GRENZEN DER PREANGER.

heeren ? Wat het lot van het honderdduizendtal opgezetene Soen


daneezen aangaat, we twijfelen of er ergens elders op Java bloei
ender , welvarender bevolking zal kunnen worden aangewezen.
Bloeiender, welvarender bevolking!
Men versta ons wel. De quaestie van het geluk en de welvaart
der Javasche bevolking is reeds zoo lang eene strijdvraag en eene
op geheel uiteenloopende wijze beantwoorde strijdvraag der staat
kundige partijen, dat we haar niet kunnen aanroeren , zonder ons
opstel met eene tint van politieke bemoeizucht te kleuren, waarvoor
we een hartgrondigen afschuw koesteren.
Daarenboven achten we het gansch geene lichte taak, om reeds
aanstonds, bij den veelvuldigen strijd van meeningen en beginselen
zoo natuurlijk daar sommige der partijen door wereldzeeën ge
scheiden worden tot eene slechts eenigszins bevredigende en
afdoende uitkomst te geraken. Hier verzekert u een der geloof- en
achtenswaardigste bewoners dezer gewesten, dat al wat men in 't
moederland van de ,, knevelarij en verdrukking" der bevolking pleegt
te verhalen, in ' t algemeen even valsch als onjuist is. Ginds treedt
u een ander te gemoet, niets minder achtens- en geloovenswaardig ,
die met vuur volhoudt, dat hij , schoon ongeroepen, gaarne een en
kelen dag onder de volksvertegenwoordigers van Nederland zoude
zitting nemen, om de oogen der verblinde menigte voor zoovele gru
welen, als er in Java's binnenlanden gepleegd worden , te openen .
En beiden brengen bewijzen voor hun gevoelen aan. In plaats van
tusschen hen te beslissen, zal het ter dezer plaatse ons eenig stre
ven zijn, de slotsom onzer waarneming zoo getrouw en zuiver
mogelijk mee te deelen, met vermijding van elke de minste duiding
op politieke belangen. Mocht echter iemand uit de hier meegedeelde
feiten tot de eene of andere gevolgtrekking willen besluiten, we
zullen hem geenszins het recht der zuiver logische deductie be
strijden.
Tot staving inmiddels van 't geen er gezegd werd omtrent den
bloei en welvaart van de bevolking der Pamanoekan- en- Tjassem
Landen, brengen wij het volgende in ' t midden. Daar het Neder
landsche Gouvernement den Landheer het recht der heerendiensten
heeft toegestaan, was het allereerst noodzakelijk deze omstandigheid
te regelen. Zoowel het belang van den grondbezitter als der bevolking
moest met rechtvaardigheid worden geraadpleegd. Daarom werd er
een contract tusschen beide partijen gesloten, waarbij werd vastge
steld , dat in elk district het aantal der voor arbeid geschikte man
nen in drie groote afdeelingen zoude verdeeld worden. Over elke
dezer afdeelingen werd een Soendanees als omboel gesteld, met
verplichting de opkomst der arbeidende mannen te besturen en ge
durende hun werktijd het opzicht in de kampongs te houden. Elke
zoodanige afdeeling (giliran) werd wederom in twee gelijke deelen
OP DE GRENZEN DER PREANGER. 9

gesplitst en voorts vastgesteld, dat de eerste helft van elk der


giliran's op den eersten, tienden en twintigsten der eene maand
en de tweede helft op dezelfde dagen der volgende maand , gedu
rende acht dagen voor geld en rijst, zoude arbeiden . Zoo zou elk
opgezetene slechts voor acht dagen gedurende twee maanden in ' t
belang des Landheers tegen een billijk loon hebben te werken en
onder geen voorwendsel hoegenaamd tot eenigen meerderen arbeid.
kunnen worden genoopt.
Belangeloos werd door den Landheer aan de bevolking de goede
helft der wettig verschuldigde belasting voor grond- en tuinhuur kwijt
gescholden. Deze belasting, uit een vijfde deel van alle producten
bestaande, wordt op de Pamanoekan-en-Tjassem-Landen slechts van
de rijst en de arensuiker geheven. De klapperboomen zijn daarbij
aan een cijns van vijf en twintig duiten ' s jaars onderworpen.
De uitmuntende inrichting van wegen, bruggen en waterleidingen
de laatste geheel en al als levens-quaestie voor den rijstplantenden
Soendanees beschouwd wordende bevordert het onderling verkeer
der verschillende inrichtingen voor landbouw en nijverheid en voert
welvaart en vertier naar de talrijke, bloeiende kampongs. De eerst
vermelde stichtingen voor cultuur roepen daarenboven meestal even
zoovele vestigingen eener talrijke menigte van daglooners in ' t leven ,
die, grootendeels uit andere oorden gekomen, zich zelden spoedig
bij de naastbijgelegen kampongbewoners zullen aansluiten. In het
belang dezer steeds aangroeiende schare heeft de Landheer nog on
langs eene markt van manufacturen geopend, waar de daglooner
zich tot en beneden inkoopsprijs van kleedingstukken voorzien kan,
welke hem, 't zij op den pasar , ' t zij door den Chineeschen mono
polist, tot het driedubbele der waarde werden opgedrongen.
Welke gevolgen dit even onbaatzuchtig als welbegrepen beheer
voor dezen geheelen landstreek noodzakelijk heeft moeten aanbren
gen, wordt men ' t best gewaar, zoo men zich een oogenblik onder
de bevolking begeeft. Wij hebben daartoe noodig op onze reisschet
sen vooruit te loopen en midden in het schoone tijdvak in te grij
pen, toen we, aan den voet van den Tangkoeban-Prahoe, op de
fraaie villa Tenger-Agong eenige heerlijke weken mochten doorbren
gen. Onze heusche gastheer, de heer J. T. Hofland , Hoofdbe
stuurder der districten Segala Herang en Batoe Sirap , die met de
vriendelijkste voorkomendheid mij de gelegenheid schonk, zoowel
de duizendvoudige schoone natuurtafereelen , als de belangrijke
stichtingen voor landbouw en landontginning van zijn rijk gezegend
gewest te waardeeren, bracht mij eens in de woning van een Soen
danees, wiens leven en lotgevallen de juist uitgesproken stelling
het best zullen kunnen staven.
10 OP DE GRENZEN DER PREANGER .

Onder de Soendaneezen.

Door een dicht kreupelgewas leidt een breed voetpad, ook voor
de vlugge, welgeoefende bergpaardjes toegankelijk, welke ons met
bewonderenswaardige voorzichtigheid tegen den bergrug op en langs
het ravijn in het dal brengen. Als naar gewoonte vergezelde ons
eene Soendaneesche eerewacht, onder het geleide van het districts
hoofd van Segala Herang : Maas Ardjah di Cusoema. De
tocht door ' t kreupelhout levert gedurig afwisseling van verrassende
tafereelen. Aan beide zijden schieten soms wijduitgestrekte groepen
van dicht-op-een-gepakte bamboesschalmen, verheft soms de aren
palm zijn loodrechten stam, of krult zich het welig gebladert van
den wilden pisang ; allen omhelsd en omhuifd door een dartelen
bloemenschat, waar tusschen de vermiljoenkleurige heliotroop en de
purperen lelie ' t levendigst de aandacht trekken . De bamboesbrug
kraakt en knettert onder den lichten , fijngevormden hoef der paar
den ter linkerhand doet zich eene opening in de heining voor, welke
we reeds eene wijle gevolgd hadden , verbaasd over den welig tie
renden koffietuin, dien we aan de andere zijde waarnamen.
Die opening binnenrijdend , stijgen we af op het erf van Bapa
Sasti , den Soendaneeschen landbouwer, wiens woning ik wenschte
te bezoeken .
Weinig dagen te voren had ik hem ten huize van zijn Landheer
het eerst leeren kennen. 't Was een klein, onaanzienlijk manneke,
met een eer loos dan schrander gelaat. Door een volgeling onder
steund, had hij zich met moeite neergehurkt. Duidelijk kwam het
zoo uit, dat hij het rechterbeen beneden de knie miste . Alras ver
haalde hij , hoe een giftige slangenbeet hem eens met den dood
gedreigd had, hoe hij het leven door afbinding der wonde gered ,
maar been en voet er bij verbeurd had, hoe hij daardoor met den
"toewan controler" gelijk hij den heer J. T. Hofland
noemde in nadere aanraking gekomen was, hoe hij sinds zijn
ongeluk gelukkig geworden was, daar men hem met voorschot
ten had bevoorrecht, die hem in staat stelden den grond rondom
zijn erf met dubbele vlijt te bebouwen en hoe 27 toewan Allah"
hem van dien tijd af zoo rijken zegen verleend had, dat hij telken
jare aanzienlijke rijst- en koffieoogsten mocht inzamelen en reeds
een groot aantal buffels bezat.
Bapa Sasti's woning getuigde inderdaad van den geprezen
rijkdom. Hij ontving ons neergezeten aan den ingang zijner hut en
wees ons eene soort van uitstek, waar eenig meer lichts door de
bamboestraliën viel, dan in het stikdonker binnenvertrek. Dat uit
stek was zijn bidkapel. Wellicht belette hem zijne kruk zich gere
OP DE GRENZEN DER PREANGER. 11

geld naar den naburigen tempel als vier gevlochten bamboes


wanden dien naam mogen dragen te begeven, en wilde hij als
rechtzinnig Muzelman niet in gebreke blijven, om telken dage op
den gemakkelijk voor hem ingerichten balé - balé zijn morgen
middag- en avond-devotie te houden. Thans was de bidkapel met
een ruw houten tafeltje en ruwe houten stoelen ontwijd, ter eere
der Europeesche gasten. Op het tafeltje was overvloed en keur van
inlandsche spijzen : ketan , wadjiet , dodol en hoe de overige
gerechten, op schoteltjes van blauw aardewerk opgedischt, ook
verder mogen genoemd worden. De koffie was uitmuntend en de
arensuiker, met kleine prises er bij gebruikt, herinnerde mij de
Egyptische koffiehuizen van Oud-Kairo. Alle aangeboden spijzen en
dranken waren van Bapa Sasti's eigen gewas. Weldra moesten
we op zijn verzoek den uitmuntend ingerichten koffietuin doorwan
delen, die onmiddellijk aan zijne woning paalde en door een fraai
struikgewas met donkerroode bladeren omheind was. Hierop wer
den we langs eene rij van bijna driehoekige voorraadschuren ge
bracht, waar de jaarlijksche padi - oogst ongeveer twee honderd en
dertig pikols bewaard werd. Zonderling gevormd en als kwamen
ze juist uit eene Neurenberger speelgoeddoos , stonden die voor
raadschuren daar toch zoo net onderhouden en zoo boordevol,
dat er geen de minste twijfel aan de welgegoedheid des ouden
Sasti's meer kon overblijven. Afscheid nemende klonk de buffel
klok van kokosbast in 't geboomte. Bapa Sasti bezit een dertigtal
karbauwen.
Ware het ons vergund een oogenblik te phantaseeren, we hadden
dien ouden Soendaneeschen landbouwer geheel anders kunnen voor
stellen : we hadden. .. . maar ' t was ons slechts te doen, om zijnen
werkelijken toestand te schilderen, om een maatstaf aan te geven,
waarnaar het lot der dorpsbewoners van de Pamanoekan-en-Tjas
sem-Landen kan worden gewaardeerd . Men werpe ons hier ook de
uitzondering niet voor. Allen leven onder hetzelfde welingerichte
en onbekrompen bestuur, allen konden zich tot een hoogte van
Bapa Sasti verheffen. Trouwens dit hebben de feiten bevestigd.
Niet weinigen komen Bapa Sasti in rijkdom nabij : enkelen vindt
men onder hen, die reeds een honderddertigtal buffels bezitten,
welke zij den minvermogende tot het beploegen zijner sawa's ver
huren. De afpersingen der inheemsche hoofden, zoo weinig met
even groote juistheid als onberispelijke trouw in ' t goede licht ge
steld, maar altijd, uit welke drijfveeren ook, volkomen te recht als
den verfoeielijksten kanker gebrandmerkt, die aan Java's bevolking
blijft knagen, kan uit den aard der zaak dit bevoorrecht honderd
duizendtal weinig drukken. Districts- en dorpshoofden zijn de be
zoldigde dienaren van den Landheer en hebben genoeg van diens
ernstigen en krachtigen zin, om het volk te beschermen en voor
12 OP DE GRENZEN DER PREANGER.

knevelarij te beveiligen, leeren kennen, om niet op de voorzichtigste


wijze allen schijn van afpersing te vermijden. Zoo spoedig men de
bewijzen in handen had, werden er eenige dorpshoofden der Pama
noekan-en-Tjassem-Landen wegens misbruik van gezag uit hunne
bediening ontslagen.
Nog eens, we schrijven geen politiek betoog. Mocht iemand echter
tot de eene of andere gevolgtrekking uit de medegedeelde feiten
willen besluiten - we herhalen het - hij vindt in ons geen be
strijder zijner logische rechten. Hij oordeele tevens of er hier ge
schikte stoffe tot eenige conclusie voorhanden zij .
NAAR 'T GEBERGTE .

Een landschap bij ochtendzon.

De forsche stralen der rijzende zonne overvloeien het geheele


landschap met een gulden licht. De zuiderkim vangt de laatste
tinten van 't rooskleurig ochtendrood op, 't welk zich schuchter
achter de grijsblauwe bergketen terugtrekt als eene kuische
jonkvrouw, die den toevallig ontsluierden boezem met pijnlijke haast
voor wulpsche blikken veiligt. Helderheid en levenswarmte tintelen
door den geheelen atmosfeer. Rondom de villa te Soebang flikkeren
tallooze diamanten op 't donkergroen fluweel van het grasperk ; de
palmen wuiven plechtig op den adem des ochtendswinds ; enkele
vogelen kirren of krijschen een welkomstlied aan den jongen dag ;
de honden op 't erf en in de nabij gelegen kampongs slaan een
telegraphisch geblaf aan ; de gezadelde paarden doen een vroolijk
gehinnik hooren de tocht vangt aan.
Daar is een geheim in den morgenstond voor al wie hem op het
rijkbevoorrecht Java heeft leeren liefhebben. Alles lokt met onweer
staanbare kracht naar buiten, alles streeft, om de drukkende hitte
van den vervlogen dag en nacht in den lieflijk geurenden morgen
wind te vergeten. Des daags, als de loodzware stralen der tropische
zon het oog verblinden en de borst benauwen, als het fijne, bran
dende stuifzand den voet verschroeit, als geen enkel tochtje de
lucht beroert, als de waaiers der klapperboomen in melancholische
ruste ten hemel wijzen, als de uitwaseming van plant en vrucht
den dampkring met scherpe, bedwelmende geuren bezwangert, des
daags doet het Javasche landschap met zijn eeuwigen zomergloed
zich te machtig, te geweldig, te hevig voor, om op de warmste
sympathie van hem te kunnen rekenen, die in minder gezegend
oord geboren, slechts de trage stralen van Europa's noord- wester
14 OP DE GRENZEN DER PREANGER.

zonne over zijne kindsheid en jongelingsjaren zag opgaan. Maar des


morgens, als eene frissche koelte door 't geboomte ruischt, als een
overvloedige dauw het verwelkte groen eene nieuwe verwe schenkt,
als de opgaande zon slechts de toppen der palmen en waringins
met gloeiend purper kust, des morgens is het geheele landschap
met frischheid en liefelijkheid getooid, des morgens viert de jonge
dag zijn heerlijkst hoogtij met de kuische ochtendkoelte , des mor
gens breekt de nieuwe lente aan, de eeuwig schoone lente der tro
pische gewesten.
Hooger nog klimt het gevoel van voldoening, als ge in getem
perden draf de zachthellende heuvelkling opstijgt, als daar juist
vóór u het donkergroene gebergte rijst, als naast u de gelende
varens en een reusachtig struikgewas een schaduwrijken dom boven
uw hoofd bouwen, om u te beschermen voor de hooger klimmende
zon, als ge den breeden, goed onderhouden weg volgt, die van
Soebang naar het landhuis Tenger-Agong zich en zig - zag om
de toppen van eene bloeiende heuvelenrij slingert. En welk een
tafereel openbaart zich van die hoogten aan het verrukte oog !
Overal de sierlijke lijnen van bergtoppen aan den verren gezicht
einder, zich zoo onmerkbaar in bleekblauwe golving aan het azuur
des hemels huwende, als had een schuchter crayon er slechts
even de grenslijn van aangestipt. De hoogten daarentegen, welke
in onze nabijheid verrijzen, zijn over bijna haren geheelen omvang
getooid met al wat de tropische struikenweelde schoonst en bevalligst
kan opleveren. Toch ook zijn er groote plekken door den landbou
wer in beslag genomen en zoo dikwerf de weg door het ravijn
slingert, klimt een amphitheater van sawa's langs den bergrug.
't Zijn de bloeiende zetels van den grooten schouwburg der natuur ;
het water, ' t welk er overheen stroomt, dekt ze met zilveren kus
sens. Beneden in ' t dal stijgt een lichtblauw rookwolkje uit een in
't groen verscholen kampong, hier en daar graast een grijsgrau
we buffel, door een kleinen knaap met een bamboesrietje geleid.

Een uitstapje. - Reisgenot in 't Westen .

Ja ziet ge, mijn zwaarmoedige , mijmerzieke vriend ! dat zou ik


wel eens van u willen weten, is dat schoone landschap daarom te
aantrekkelijker , omdat we er zoo dikwijls tevergeefs naar den
mensch in omzien, of zouden we mogen wenschen hier en daar
wat meer sporen van menschelijk leven te ontdekken ? Op het
standpunt van den landschapschilder plaatsen we ons niet. Zijn
talent verplicht hem in de natuur alleen model en inspiratie te
OP DE GRENZEN DER PREANGER. 15

zoeken : een paar figuurtjes kunnen er zeer goedkoop aan wor


den toegevoegd. Op het standpunt van den weldenkenden toerist
alzoo. En dan is onze eerste vraag : Is de natuur zonder menschen
genietbaar?
Daniël De Foë heeft de stelling toestemmend beantwoord en in
een wereldberoemd kunstgewrocht aanschouwelijk gemaakt. Jean
Jacques Rousseau vermeide zich met, geheel afgezonderd van
de wereld, madeliefjes te plukken in zijn verlaten schuilhoek te Er
menonville, ernstig verstoord alleen als er geruchten van Parijs tot
hem doordrongen. Beiden leefden, toen de coquette , gemaakte, ge
notzieke en twijfelgrage achttiende eeuw ten grave daalde , toen
men aanving pruiken en poeder te versmaden, toen de roode hak
ken versleten en de veelkleurige linten verbleekt waren, toen Was
hington voor de vrijheid streed en Maximiliaan Robes
pierre zijne pandecten doorbladerde. Beiden - De Foë en Rous
seau teekenden protest aan tegen den geest der eeuw, de een
door eene meesterlijke satyre, de ander met een rijken schat van
declamatorische geschriften, overvloeiende van gekunstelde vrijheids
geestdrift en ongeveinsde eigenliefde. Beiden vonnisden de maat
schappij en zochten eene toevlucht in het onbedorven natuurleven.
Maar beider weerzin in het woelige leven der menschenwereld vond
zijn zwaartepunt in den invloed hunner kranke, ten grave dalende
eeuw en heeft nooit kunnen staven, dat een gezond ontwikkelde
geest de hoogste opgave van aardsch geluk in een afgezonderd
leven met de natuur ware het ook te midden van een vlekkeloos
paradijs behoeft te stellen. Toen later Percy Bishe Shelley
zich in verrukking over een bergstroom in de Appenijnen boog en
zóó lang in het water tuurde, tot hij er de raadselen zijner sombere,
geheimzinnige wereldbeschouwing in meende gevonden te hebben ,
staafde hij slechts, dat het ziekelijke, dweepzieke dichtergemoed
zich wellicht voor eene poos in den omgang met de eenzame natuur
gelukkig kan wanen. De stem dier rijkbegaafde kunstenaars heeft
dus niets bewezen de natuur zonder de menschen is
ongenietbaar.
En toch, en toch ! Itoen wij van die verrukkelijke heuvelhoogte
op den weg tusschen Soebang en Tenger-Agong, het zwijgende
landschap met onverzadelijke gretigheid genoten , toen waren we
bijna geneigd het omgekeerde dier stelling vol te houden. Zoek de
liefelijkste , meest geroemde oorden van Europeesch natuurschoon
om van kunstaanschouwing te zwijgen terstond stormt
op
een drom overdienstwillige gidsen op u los met raadgevingen , met
waarschuwingen, met programma's , met prijscouranten , met Bae
dekers . Ze bederven u den Rijn met de opgave der beste hotels en
der belangrijkste ruïnen , ze bezoedelen de Zwitsersche Alpen met
den eigenwijzen tred hunner breedgezoolde bergschoenen , ze wach
16 OP DE GRENZEN DER PREANGER.

ten u op aan den voet der Pyreneeën, aan den oever van het Lago
Maggiore, zij zitten op de trappen der Pyramiden en dwingen u
om in te gaan ! Ge zoudt u nog van dit westersch muskietenras
door een onverbroken zwijgen, door een goeden reisstaf kunnen
bevrijden, maar vind eens een middel , om u van de instellingen
der beschaafde toeristenmaatschappij te ontslaan, om hunne ta
bles - d'hôte , hunne concerten, hunne bals, hunne speelban
ken te vermijden ; waag het eens , hunne reizigersneuswijsheid ,
hunne systematische kijkwoede, hunne gelegenheidsgeestdrift te
belachen ! Ge zijt hier overzeker, dat ge de natuur niet alleen
zult genieten; en toch ware ik oneindig liever een geitenmelkdrin
kende Robinson Crusoe tout en règle , dan een systema
tisch reiziger met een koffer vol guides en een portefeuille vol
aanbevelingsbrieven. Eilieve, zoo hadt ge er dan nog niet genoeg
bijgewoond van die gezellige avondjes en van die groote soirées en
hebt ge uw sweet home verlaten, om ze in den vreemde met
nieuwe geestdrift na te jagen. In trouwe, ge waart er wel zeker
van de natuur niet zonder de menschen te genieten , daar gij louter
menschen zonder natuur genoot. Maar daarvoor behoefdet gij zoo
ver niet te gaan. Overal, onder alle hemelstreken , onder deze gulden
keerkringszon , zoo goed als onder de najaarswolken van een No
vemberdag in Nederland, onder de tooverbogen van het kristallen
Paleis , zoo goed als onder de zonnezeilen van een mailstoomer
overal zal het gezellig verkeer" u officieel te gemoet treden, een
fijn geglaceerd visitekaartje in de fijn geglaceerde , stroogele handjes .
O, ik zie ze reeds , die beminnelijke paartjes , gelijk ze daar voort
trippelen op de maat eener quadrille, zoo er van beide zijden moed
en tact genoeg bestaat, om niet een geheelen avond malkaar links
en verbijsterd aan te gapen ! De mâle is in het conventioneel
zwart gewaad gedoscht, een wit gazen touwtje houdt den hals in
bedwang, de handen zijn zorgvuldig in 't wit gestoken ; de femelle
is in eene keurs gepropt, waaruit boezem, hals en gelaat als uit
een hoorn des overvloeds te voorschijn springen , terwijl wederom
diezelfde hoorn des overvloeds op een hoepelheuvel troont , die het
volmaakste beeld van natuurverkrachting en natuurmiskenning aan
biedt, ' t welk ooit in het kleine voorhoofd eener elegante Parijsche
modiste is opgestegen .
Eene pauze in 't dansen geeft aanleiding tot een gesprek. De
pijnlijk geaffecteerde toon bewijst overvloedig, dat niet alleen het
lichaam een conventioneel pakje draagt. Geestelooze gemeenplaat
sen, tot op den draad versleten effectphrasen , zoutelooze tartuferij
vormen schering en inslag van een onderhoud, ' t welk nog daaren
boven zelden meer levensadem, dan voor weinige minuten inheeft.
En dan de deftige herhalingen van hetzelfde woord, van ' t zelfde
geijkte zeggen, en dan de goedige knikjes en de flauwe handdruk
OP DE GRENZEN DER PREANGER. 17

jes, en dan de diepe buigingen en de bestudeerde poses ...


O driewerf gelukkig en gezegend reizen over het schoone Java ,
waar geene gidsen, geene Baedekers, geene toeristenmaatschappij ,
geen trente - et - quarante , geene bals, geen gezellig verkeer"
u de reisweelde bederven, waar ge u geheel aan de heerlijkste
natuur kunt wijden en waar ge nimmer gevaar zult loopen, wat
al te stijfzinnig tegen het lievelingsdogme van Daniël De Foë
in 't krijt te treden. Daarom blies ik met zekeren moedwil en on
waardeerbaar genot de blauwe rookwolken van mijn manilla's in den
van leven en zonneschijn sparkelenden atmosfeer ; daarom schudde
mijn vurige hit sympathetisch zijne donkere manen en vloog vroo
lijk brieschend den breeden weg over. Mijmerend had ik niet ge
merkt, dat het reisgezelschap mij verre vooruit was gereden . Toen
ik het na eene poos galoppeerens eindelijk bereikte, zag ik op
geringen afstand eene fraaie heerenhuizinge aan den voet van een
bergs liggen.
Wij hadden Tenger-Agong bereikt.

Tenger-Agong.

Bij het langzaam klimmen van den bodem zou men zich nauw
rekenschap van de duizenden voeten hoogte kunnen geven, welke
men ongemerkt heeft bestegen, ware het niet, dat eene lieflijke
Europeesche koelte u aan den voet der villa Tenger-Agong welkom
heette en u vriendelijk herinnerde, dat ge thans bij alle de zege
ningen der tropische natuur ook nog het voorrecht van het schoon
ste lenteklimaat der gematigde luchtstreken moogt voegen. Dat ge
u inderdaad op zoo belangrijke hoogte bevindt, leert u tevens het
vergezicht van ' t noordelijk terras der landhuizing. Het Tambak
kan-gebergte onderschept op geringen afstand den blik en sluit het
landschap van den voorgrond in eene levendig groene lijst. Maar het
oog dringt tot ver over deze grens door, waar de bergrug zacht
glooiende den horizon opensluit en het langzaam dalende landschap
tot op Java's noordkust ontdekt. Slechts het gewapend oog kan
zich gedeeltelijk van al de schatten van dit panorama rekenschap
geven, als geen spoor van nevel zich zeewaarts heen vertoont en
geen enkel wolkje drijft aan het flikkerend morgenazuur. Dan
strekt de geheele breedte der Pamanoekan- en-Tjassem-Provincie
zich voor u uit, dan groept zich bosch en beemd, heuvel en vallei ,
rijstveld en kampong tot een hoe langer hoe meer ineenvloeiend
grijskleurig geheel saam, dan zweeft er soms een melkwit wolkje
I. 2
18 OP DE GRENZEN DER PREANGER .

boven de nauw te onderkennen zilveren golven der Java-zee - de


rookwimpel van een toevallig voorbijspoedenden stoomer.
Het tafereel , ' t welk zich van de zuidzijde der villa Tenger-Agong
aan mijn gretigen blik voordeed, was in menig opzicht even be
langrijk. Juist in het zuidelijk middenpunt van den gezichteinder
stijgt de cirkelvormige, ietwat afgeplatte kruin van den welberoem
den vulkaan Tangkoeban-Prahoe. Naar het zuid-oosten rijst de meer
kegelronde Boekit- Toengoel ; van alle zijden golven hoogere of
lagere heuveltoppen.
Bij wolkenloozen hemel is het berglandschap verrukkelijk schoon.
Door de gestadigde verheffing van den bodem die met de toppen
van den Tangkoeban-Prahoe eene hoogte van zesduizend voeten
boven de oppervlakte der zee bereikt - strekt zich een rijkgekleurd
amphitheater van bosschen en bouwland duidelijk zichtbaar tot aan
den bergwand uit. Slechts de voorgrond van dien zacht kabbelen
den, heldergroenen oceaan echter kan in al den rijkdom zijner
onderdeelen nauwkeurig worden waargenomen. ' t Is eene gedurig
afgewisselde reeks van rijstvelden en theetuinen, van boomrijke
heuvels en stroomrijke vlakten , door den afstand hoe langer hoe
meer in donkere lijnen of lichtspreidende vlakken opgelost. Hoog
boven alles heerscht de vulkaan een lichtblauw wolkje aan den
top verraadt zijn sluimerenden toorn.
Doch daar pakt zich eene wolkenmassa saam en drijft langzaam
over de toppen van 't gebergte. De ochtendwind drijft den donzi
gen nevel snel voort, weldra is de Tangkoeban-Prahoe met een
wolligen wolkstapel gekroond. Het reine blauw des hemels wordt
geheel onzichtbaar, een bleek, mat licht vervangt den fellen zonne
schijn. De nevel trekt langs den bergrug naar beneden, een grijswit
gordijn valt over het landschap. Nog teekenen de palmen en vrucht
boomen van den tuin der villa zich scherp tegen den naderenden
nevel. Thans worden ook deze omsingeld een melkkleurige mist
heft alle onderscheid van lijnen en kleuren op .

De legende van den Tangkoeban-Prahoe .

Eene zonderlinge legende over den oorsprong der bergnamen van


dezen streek leeft in den mond der bevolking.
Duizenden jaren herwaarts heerschte er eene Vorstin over
Soenda ; zij was zeer schoon. Vorstenkinderen uit alle oorden, uit
Djawa, uit het gouden eiland Nusa Kanchana, uit het elefanteneiland
Taprobane, kwamen om haar te zien, maar zij wees hen grimmig
af. Niemand harer slaven mocht immer haar aangezicht beschou
OP DE GRENZEN DER PREANGER . 19

wen en hare driehonderd slavinnen zwegen bij iedere nieuwsgierige


vraag en bleven bij elk vorstelijk aanbod koel als marmersteen.
Hare woning werd van verre tegen looze belagers beschermd, een
heir van huilende honden schrikte den voorbijganger af.
Daar was een tijd geweest, toen de jonge Prinses zich met
hare gespelen vermaakte , toen zij wondersierlijk danste bij de blijde
juichtoonen der gamelanspelers . Daar was een tijd geweest , toen
ze zich in den vorstelijken draagzetel naar de vlakten van Bandong
deed voeren , om de groote hertenjacht bij te wonen , welke zij tot
hare uitspanning bevolen had. Dan, omringd van hare slavinnen ,
de bloem van Soenda's jonkvrouwen , wachtte ze met lans en kris
het voorbij te drijven roode wild . Met een enkelen worp doodde zij
een hert. Want ze was dapper en strijdlustig , hare fijne hand was
krachtiger dan menig mannenvuist . Plotseling viel er eene donkere
schaduw op haar gelaat , ze zweeg norsch en stuursch bij elk vrien
delijk woord en trok zich dagen achtereen in ' t duister van haar
slaapvertrek terug . Eens des morgens tegen het baduur toefden
hare maagden tevergeefs op hare komst. Ze was verdwenen . .. .
en hare groote getrouwe jachthond werd vermist.
Zes jaren later ging een gerucht door Soenda's landpalen, 't welk
ieder met verbazing en nieuwsgierigheid vervulde. De Prinses ,
welke door ieder verloren geacht werd, was plotseling voor haar
oom verschenen. Ze bracht een knaapje als haar zoon mede. Van
haren echtgenoot werd niet gewaagd. Thans sloot ze zich in eene
eenvoudige bamboeshut op, hoog in ' t gebergte, aan den voet des
grooten vulkaans, die heden ten dage de Preanger van Krawang
scheidt. Zij leefde er van de liefde voor haar kind. Zij voedde hem
tot een kloek en krachtig man op. Beiden togen ter jacht, zoo spoe
dig de knaap eene kris kon voeren. Steeds waren ze vergezeld van
den getrouwen hond der Prinses , welke met haar vertrokken en
teruggekomen was. Eens - de knaap was reeds jonkman gewor
den zette hij zich op de voetmat aan de knieën zijner moeder,
vouwde de handen over de borst en sprak : „ Moeder ! wie is mijn
vader ?" - Een sombere lach schoot als een bliksemstraal over het
donkere gelaat der Prinses . Ze boog zich voorover naar 't oor
haar zoons en fluisterde snel een noodlottig woord.
Den volgenden morgen trok de vorstentelg alleen ter everjacht ;
de getrouwe jachthond zijner moeder vergezelde hem. Geen van
beiden keerde terug. Men vond het lijk van den hond met eene kris
tot aan ' t gevest in de zijde geboord . Aan de kostbare gesteenten,
welke de greep van het wapen tooiden, herkende de Vorstin de
kris van haren zoon.
Wederom verliepen er vele jaren. Nog regeerde de grimmige
Prinses, nog klonk de faam harer schoonheid . Want men wist,
dat zij eene gunstelinge van het heirleger der booze machten was ,
20 OP DE GRENZEN DER PREANGER.

waarover Siwah gebiedt. Ook had ze een reusachtig bloemenoffer


aan Siwah gebracht en om voortdurende jeugd en schoonheid ge
beden. Zoo geschiedde het in die dagen, dat er een onbekend jonk
man zich in Soenda's landpalen vertoonde. Er ging een groot
gerucht uit van zijne dapperheid en kracht. Hij achterhaalde den
woudstier in zijnen loop en doodde hem met een enkelen krissteek .
Hij zocht den koninklijken tijger in zijne eigene woning onder het
ondoordringbaar kreupelgewas van ontoegankelijke bergwanden. Den
zwarten panter vreesde hij niet, maar wrong hem den strot dicht
met stalen vingeren. Hij was de schoonste man, die ooit in Soenda
gezien werd. Niemand was zoo rijzig, zoo forsch, zoo gespierd .
Zijne breede schouderen glommen van goudgloed , zoo spoedig een
zonnestraal ze kwam begroeten. Zijne oogen waren dof en strak,
zoolang geen ziedende toorn ze kwam ontgloeien. Dan vonkten
ze ontzaglijk, onweerstaanbaar, met geheimzinnig, bovenmensche
lijk vuur.
Zoo spoedig de Prinses van zijne komst vernomen had , vertoonde
zij voor 't eerst na lange wijle haar van schoonheid schitterend
gelaat. De slavenkudde knielde van geestdrift in ' t stof : er kwamen
zeer vele bezoekers. De wacht rondom haar vorstelijk woonhuis
werd ingetrokken : er werden groote feesten bereid. Alzoo kwam
ook de vermaarde jonkman ten vierdag.
Zoodra de Vorstin onder haren gulden troonhemel ter feestplaats
verscheen, zag zij in een oogwenk den lang verbeide onder de
honderdtallen aanzienlijken en grooten, die in lange reien op wit
blinkende matten waren neergehurkt. Met koortsachtige woede
klemde zij de kris onder haar opperkleed vast, de kris, wier greep
en gevest van paarlen en diamanten flonkerden en welke eens aan
haren zoon had toebehoord. Toch was haar gelaat kalm en rustig en
speelde er een glimlach van stille voldoening om hare lippen, toen
zij het zacht gemompel van bewondering vernam, dat achter hare
schreden opging.
't Scheen, dat de Prinses een zonderling behagen schiep, om den
vreemden gast naar zijne stoute jachtfeiten te vragen en urenlang
naar zijne welluidende stem te luisteren. Alle vragen werden door
den jonkman met vreugde en welsprekendheid beantwoord . Eens
slechts boog hij het hoofd in stomme smart. 't Was toen zij hem
naar zijne afkomst en vaderland vroeg. ,, Ik ben een Soendanees !"
had hij geantwoord en toen stug en somber gezwegen. Dit herin
nerde de Vorstin , dat ze weleer haren zoon nooit van haren rang
en afkomst had gesproken, maar hem verre van de wereld als den
zoon des geringsten dorpers had opgevoed.
Wederom, als voor lange jaren herwaarts , schalde de roep des
drijvers over de vlakte van Bandong. Wederom werd het roode
wild in groote menigte geveld en de dappere gast der Prinses
OP DE GRENZEN DER PREANGER. 21

blonk in moed en list boven al de aanzienlijken van Soenda uit.


Eens, dat de jachtstoet verre verwijderd was, dat de moedige jager
zich geheel alleen op het enge bergpad bevond en naar boven
streefde, stond hij eensklaps bij de kromming des wegs van aan
gezicht tot aangezicht voor de Prinses. Haar draagstoel en slaven
toefden op geruimen afstand. Zij zelve leunde tegen een met welig
struikgewas gekroond rotsblok, de armen over de borst gevouwen,
de oogen vonkend van somber vuur en verrukkelijk schoon ver
rukkelijk schoon. Toen voor ' t eerst sloeg de hartstocht, die in
't hart van den jonkman smeulde, tot laaie vlam uit. Hij wierp
zich ter aarde voor haar neder en omhelsde hare voeten. Lang be
schouwde zij thans den in ' t stof gebukte. Er woedde een vreeslijke
storm in den fel kloppenden boezem. Eindelijk hief zij hem op en
deed hem ter aarde zitten aan hare knieën. Toen sprak hij lang en
vurig en overtuigend. Maar de Vorstin wendde het hoofd af, hief
hare hand op en sprak : „ Als in een enkelen nacht de zee tot deze
hoogten zal doordringen, als in een enkelen nacht een vorstelijk
vaartuig zal zijn gebouwd en men komt mij vinden hier aan deze
plaats, vóór dat de dageraad zijn liefelijkst purper aan de ooster
kim heeft uitgestrooid, dan zal ik mij met den vreemdeling in
schepen en hem verzellen werwaarts hij wil." De jonkman boog
zijn hoofd in diep gepeins en zweeg eene wijle. Toen hij zijne
oogen ophief, was de schoone vrouw verdwenen .
Tweemaal spreidde de maan haren vollen glans over de vlakten
van Bandong en nog had de Prinses niets van haren kloeken
gast vernomen. Daar wierp zich een bode voor haar in het stof en
sprak : „ Mijn heer heeft mij gelast u te verkonden : dezen nacht
voor 't aanbreken van den morgen ligt er eene koninklijke prauw
gereed in den zeeboezem, die naar den top van den grooten vuur
berg zal opstijgen !" De Prinses verbleekte. Lang bleef zij dien
nacht in geheimzinnig gesprek met een ouden, wijzen priester, een
gunsteling van Bramah. Omstreeks vier uren des nachts lag zij
op den steenen trap van den tempel, zachtkens stamelde zij ge
beden de kris met het kostbaar gevest was onder haar opper
kleed.
Ver over de vlakte, waar de groote vuurberg zich verheft, zag
men ter zelfder tijd zonderlinge dingen geschieden . 't Was een
nacht van helderen starrenglans, en de eenzame wandelaar, die de
nachtelijke koelte tot reizen bezigde, werd plotseling in zijn gang
gestuit door het doffe ruischen van waterstroomen, die van de
bergen naar het dal spoedden. Weldra was de oppervlakte van de
vallei met water bedekt. Alle rivieren waren niet ver van den
oorsprong uit hare bedding gestuwd en door een reuzenarm naar
't dal gebracht. Het groote djattibosch der zuidoostelijke berghelling
was plotseling geveld, de stammen mijlen ver tegen den rug van den
22 OP DE GRENZEN DER PREANGER.

vuurbergs opgedragen. Heinde en verre klonk het geraas van ge


reedschappen, alsof boven op den berg eene smidse was gevestigd .
Een uur voor het aanbreken van den dag stond de Prinses
wederom op het bergpad , waar ze haren gast tot het ongehoorde
werkstuk had aangevuurd . En ziet, alle voorwaarden waren vervuld .
De vallei was in eene golvende zee verkeerd . Slechts de noordelijke
bergketen hield ze als in een boezem besloten . Ginds , in ' t duister
verborgen , werd de koninklijke prauw gebouwd . Ze wist het, de
onverschrokken werkman zou slagen , want Bramah was hem gun
stig gezind . Toen strekte ze haren linkerarm naar ' t oosten . Plot
seling werd het purperrood , in een oogwenk klom de zon aan de
kimmen . Daar stort zich de wanhopende jongeling aan hare voeten .
Maar zij grijpt de kris onder haar opperkleed en hem op de greep
wijzende , zegt ze : ,,Begraaf u op den bodem der diepste zee, zoon
der schande en des ongeluks ! ge hebt uwe moeder ten huwelijk
begeerd en hiermee ... uw vader vermoord !"

Sinds dien dag werd de zuidoostelijke berg, waar het djattibosch


geveld was : de Boekit Toengoel of de berg der afgeknotte
stammen genoemd. De noordelijke bergketen, die het water had
afgedamd, ontving den naam van Tambakkan of Damgebergte.
De groote vuurberg heette van dat tijdstip de Tangkoeban- Prahoe
of omgekeerde prauw.

Een Soendaneesch volksvermaak. Nederlandsche volksfeesten.

Vóór u strekt zich een heldergroen grasperk. Bij ' t walmend


licht der bamboesfakkels zoudt ge dit wellicht niet opmerken . Want
de avond is gevallen en we hebben ons op ' t ruime terras van de
voorgaanderij der villa Tenger-Agong neergezet. Daags valt van
hier een ruim, cirkelrond grasperk waar te nemen, ter weerzijde
door geboomte omzoomd, maar een ruimen blik vrijlatende op den
schoonen gezichteinder en allereerst het oog leidende naar de dichte
vruchtboomgroepen , die den uitgestrekten kampong Segala-Herang
omschauwen. Thans heerscht tastbare duisternis op ' t grasveld,
de hemel is zwaar bewolkt ; er broeit een onweer. Toch vangt er
weldra eene woelige beweging op den voorgrond aan. De eentonige
gamelan-accoorden komen de stilte van den tropischen nacht af
breken. Van alle zijden duiken er danseressen op, die om in den
grond gestoken fakkels haar eenvormig gebarenspel en haar kraaiend
recitatief beginnen. Meer en meer spreidt de vlam der hier en ginds
ontstoken toortsen een helderder schijnsel over ' t grasperk. Eene
OP DE GRENZEN DER PREANGER . 23

groote menigte Soendaneezen vormt het belangstellend publiek,


't welk de voordracht der kunstenaressen deels zal toejuichen, deels
zal ondersteunen met zang en dans.
't Is of de Javasche nachten een geheimzinnig betooverenden in
vloed op het stil mijmerend westersch gemoed kunnen oefenen .
Het gonzend krekelgekir, de koele avondwind nopen tot bonte droo
men. Reeds betrapte ik mij op een zoeken naar evenwijdige toe
standen in 't rijk gebied der kunst en letteren, en begon ik alree
den heksennacht van Macbeth , den Walpurgisstond van Faust
te noemen. Toch niet geheel en al overdreven. Het tooneel op het
grasperk vóór mij had zijne schilderachtige , indrukwekkende zijde .
De fakkelvlam werpt een avontuurlijk bloedrood schijnsel over
de op en neer golvende menigte. Soms schiet achter de bergtoppen
een witte bliksemschicht door de bewolkte lucht. Dan schijnt er
aan de kimmen een donker floers te worden weggeschoven, waar
achter een oceaan van verblindend licht golft. In een enkel oogen
blik wordt het geheele landschap tot aan den versten horizon in
een azuren gloed gehuld . De bergen rijzen als spookgevaarten, de
toppen der meest verwijderde bosschen schijnen naderbij gekomen,
op den voorgrond gloeit alles in laaie vlam : het grasveld, twee
afdakjes - het boudoir en tooneel der rongging's bij regen
vlagen wat verder een paar driehoekige karren onder een groep
dichtgebladerde boomen, en eindelijk de bonte menigte Soen
daneezen alles wordt voor eene seconde schitterend tot in de
verborgenste schuilhoeken verlicht en dan volgt eene stikdonkere
duisternis als te voren.
Weldra vangt echter de toortsvlam weer aan een onzeker schijn
sel te verspreiden. Het gerucht der dansende groepen, het klagende
klokgeklep der inheemsche virtuozen heeft de nachtelijke stilte ge
heel vervangen. Hoog boven alles klinkt de koordreun der game
lanspelers en de luide gil der wiegelende odaliske.
Stereotiep , als dit vermaak door Soendaneezen en Javanen wordt
genoten en reeds zoovele eeuwen werd genoten, schijnt elke uit
weiding over zoo alledaagsche gebeurtenis bijna overbodig. Den
oud-gasten mag deze volksvreugde daarom slechts eene eenvor
mige vertooning zijn, eene vervelende feestelijkheid eener kinderlijke
natie, die slechts in den aanvang eenige wakkere schreden op de
baan der ontwikkeling heeft afgelegd en sinds dien dag voor eeuwen
schijnt te blijven rusten of te sluimeren. Op zich zelven verdiende
die dans dan wellicht geene bijzondere belangstelling , mocht hij
hoogstens als de sabbat eener oostersche volksheffe in aanmerking
komen.
En toch wederom , en toch was er mij de sobere werkelijkheid
uit te lezen van al ' t geen door zoo menige Westersche verbeelding
karakteristieks , schoons en betooverends van het Oosten wordt ge
24 OP DE GRENZEN DER PREANGER .

droomd. Hij vertegenwoordigde mij de weelderige serailschetsen van


den koninklijken zanger der Faust-epopae. Hij herinnerde mij den
lijdenden lotuskelk op de gele golven van den Ganges ; den bleeken
slaaf uit Yemen, die sterven moest, omdat hij des Emirs dochter
beminde ; den verliefden witten elefant en de zwarte wimpers der
slanke bay adère , die onder het prisma van Heinrich Heine's
half engelrein, half duivelsnood genie een zoo tooverachtig geheim
zinnig kleurenspel aanbieden.
Sober mocht inderdaad die werkelijkheid worden genoemd, maar
zij trad dan ook in hare armoedigste plunje te voorschijn en hadden
we het voorrecht genoten de hooggeroemde dansvertooningen aan
't hof van Djokjokarta's Soelthan te mogen bijwonen, we zouden
wellicht de stoutste dichterphantasie hier en daar wat hebben
moeten bijspringen. Daarenboven het tafereel, ' t welk zich bij het
onzeker licht der fakkels aan ons ontvouwde, mocht slechts den
naam van een alledaagsch volksfeest dragen gelijk het bij de
bergbewoners der Soenda-landen in hooge eer wordt gehouden
en welk een verschil dan met eene volksvreugde, als bij voorbeeld
in het christelijke Nederland wordt gevierd. Men wrake onze inge
nomenheid met paralellen, maar antwoorde ons in trouwe of er,
bij eene studie der gewone kermissen van eene der grootere Neder
landsche steden, veel stof tot aesthetische genietingen, tot tref
fende opmerkingen, tot stichtelijke overpeinzingen wordt geboden.
Op het een of ander ruime plein staan kramen en tenten in ver
warde rijen geschaard. De walm der oliepitjes van koekstalletjes
en wafelkramen, de smook der spaandervlammen onder den zwart
verbranden poffertjesrooster, de geur van augurken en komkommers
in twijfelachtigen azijn vult de walgelijke miasmen aan, die reeds
door velerhande oorzaken zich in den atmosfeer opeenpakten . De
volksheffe golft op en neer en dringt in eene wolk van fijn stuif
zand voorwaarts , welke de ademhaling tot eene hoogst gewaagde
onderneming maakt. Men wisselt er elleboogstooten met een soldaat
in groot tenue , welke zijne keukenregeerende sweetheart in
triumf rondvoert, de chacot sierlijk in schuine helling, de roode
katoenen zakdoek voor op de borst tusschen twee knoopen van
de galajas te voorschijn glurende. Men wordt er op de voeten
getreden door klanten zoekende priesteressen van den plaatkoek,
door lucifers veilende neefjes van Israël, door havelooze individuën,
wien het tuchthuisleven een onmiskenbaren stempel op het sluwe
gelaat heeft gedrukt, waarvoor ge uwe zakken dichtknoopt in de
hoop , dat er een politie-agent in uwe nabijheid zij .
Maar daar ginds voor de groote tent is het gaslicht ontstoken en
dreunt de reusachtige turksche trom, die door een in oranje- en
blauw gedoschten paljas met enthusiasme geslagen. De dansnymf,
die daar naast hem haar pas - d'occasion voordraagt, heeft op
OP DE GRENZEN DER PREANGER. 25

de Javaansche rongging haar blanketsel, haar versleten lint, hare


armoedige pailletten, hare vuile witte kousen en haar dubbelzinnig
tricot voor, in brutale driestheid en veile wulpschheid steekt
zij gene verre de loef af. Daar valt het orkest in, de impresario
met hooge rijlaarzen, kalen zwarten jas en gevlakte witte das,
vijzelt met gebroken stem de heerlijkheden , die daarbinnen zullen
aanschouwd worden , op . Eene breede schare van boeren en boerin
netjes , van naaistertjes en korporaals stormt naar binnen. Na enkele
goedkoope goocheltoeren met comische intermezzo's, na den dwerg
en de dame met knevel en baard, volgt eene klucht als ballet en
vangt weldra eene spierverwringing van een drietal holoogige athle
ten aan. Het publiek heeft zich intusschen zoo goed mogelijk
vermaakt. De vrijsters hebben zakjes met koekjes , de vrijers eene
flesch en een gebroken glas meegedragen. Het vocht wordt met
innig genoegen opgeslorpt, jenevergeur wordt aan al de hoeken van
het vieze tentje waargenomen . Het orkest stemt thans zijn hoogste
lied, de athleet heeft juist een gewicht van tweehonderd pond op
zijne hersenpan opgevangen, hier en daar klinkt de schorre toon
van een beestelijk straatgezang, de verrukking van de half beschon
ken toeschouwers stijgt tot haar paroxisme. En terwijl de wanlui
dende klarinet hare schelste geluiden gilt, terwijl het drietal acro
baten een pyramidaalgroep vormt, schittert het bengaalsche vuur in
de wezenlooze oogen der vrijers, wijl ze met dierlijk welbehagen
hunner vrijsters een glibberigen zoen op den purperglimmenden
wang drukken.
Dan schaar ik mij aan uwe zijde, mijn rechtzinnige vriend, die
de kermissen wil afschaffen maar, eilieve ," zoudt ge dan wel al
uwe zendelingen naar Java zenden ?
TENGER-AGONG'S OMSTREKEN.

Eene Soendaneesche woning.

Met de eerste stralen der ochtendzon, die in ' t gebergte echter


niets van hare tropische hevigheid schijnt verbeurd te hebben, vangt
onze vroegste verkenningstocht der Tenger-Agongsche omstreken aan .
En nauw bevinden we ons wederom tegenover de telkens van lijnen
en verschieten, van kleuren en tonen verwisselende natuur, of we
gevoelen ons overstelpt door haren rijkdom, onbekwaam er ook het
geringste deel van na te schetsen. Maar daarenboven, hadden we
het geestig crayon van Calame , of het tooverend lichtpenseel
van Claude Lorrain, of de heldere verf van Nicolaes Berg
hem, of zelfs het genie van onzen onovertroffen Jacob Ruysdael,
we zouden slechts zeer onvolledig de krachtige taal van het Java
sche landschap hebben vertolkt.
Of zoudt ge het mogelijk achten, dat de volgeling der Koningin
van Oude al aanstonds het duizendvoudige dringen en drijven , het
komen en stroomen, het leven en streven der woelige Londenaren
op zijn waar licht zou gezien hebben ? Zoudt ge vermoeden, dat hij
al aanstonds dien zonderlingen, melkwitten atmosfeer, die lood
blauwe tint der gebouwen, die schreeuwende kleuren der reusach
tige aankondigingsletters met een kalmen en doordringenden blik
zou hebben waargenomen en nageschetst, ook al hadden al de
talenten der vermelde kunstenaren hem ter beschikking gestaan ?
Waarnemen, zuiver waarnemen is een hoogst moeielijk werk. Geven
wij dus den volbloed Indiër wat toe, zoo hij zich in den Londen
schen chaos niet terstond kan thuis vinden, men zie het in deze
regelen over het hoofd, zoo ze hier en daar den heimlijken invloed
OP DE GRENZEN DER PREANGER. 27

eener Westersche wereldbeschouwing niet geheel en al hebben kunnen


ter zijde schuiven .
Bij den aanvang van den tocht kiezen we den dichtbeschauwden
weg door den kampong Segala-Herang. Aan beide zijden schiet een
mastbosch van bamboe, welks blauwgroene stammen op bepaalde
hoogten door een lichtgeel schilferblad worden afgewisseld . Het
breede gelende en bruine pisangloof welft over de lage hutjes der
dorpsbewoners . Overal rijst een heirleger van vruchtboomen, hier
de manga- , ginds de nangkaboom, hier de loodrechte stam der are
kapalm , ginds de siristruik : en dikwijls beide laatsten te saam in
vriendschappelijke vertrouwelijkheid naast elkaar tierende, als doelden
ze reeds op het innig verbond, ' twelk ze later zullen sluiten in de
beteldoos van den Soendaneeschen dorper. De huizen van bamboe
staan in gelid en orde geschaard, met eene heining afgesloten en
ter zij of bij den ingang van een klein voorplein omgeven. Soms
ook wordt de heining door een doornig struikgewas gevormd, waar
tusschen de fraaiste wilde bloemen zich een doortocht banen. Op
merkelijk bovenal is eene soort van purperen vergeet-mij -nieten , zijn
de witte en vermiljoenkleurige leliën, welke laatste dikwijls om
zekere leder-reinigende eigenschappen tot het schoonmaken van
Europeesche schoenen ontwijd worden .
Op het voorplein der hutten wordt ge alras het jonge Soenda
gewaar, ' twelk in ' t vrijmoedigste kostuum der wereld door elkaar
woelt. Zijne groote kijkers, zijn kortafgesneden , ruw, vaalzwart haar,
zijne glimmende, geelbruine kleur boezemen u aanvankelijk weinig
sympathie in, te meer, daar het zich bij uwe komst schuw terug
trekt en onder het lage afdak der hut eene schuilplaats zoekt. Daar,
in een schemerend donker, snijdend contrast met den tintelenden
zonnegloed van buiten, zit de moeder aan haar weefgetouw. 't Is
een eenvoudig werktuig, sinds eeuwen in zwang en nooit door een
beter vervangen, maar ' t is haar grootste rijkdom , en zoo doel
treffend , dat ze met ijverig weven voor haar zelve niet alleen een
geheelen voorraad van roode en blauwe sarongs heeft opgelegd ,
maar soms ook van haar schat met luttele winst echter kan
verkoo pen. De dunne handen reppen zich zoo vaardi g , zoo onver
moeid, zoo ernstig-vroom, dat ge welhaast belangstelt in de wak
kere huismoeder, haar gelaat opmerkzaam waarneemt en vraagt of
ze niet eenmaal schoon zou geweest zijn ?
Ja, wellicht was ze dat eens, haar geheele wezen getuigt er van .
Had ze in den aanvang het hoofd met eene zekere schichtigheid
gebogen wijl we onverwacht aan den drempel harer woning ver
schenen en met een enkel gebaar op kiesche wijze aangeduid ,
dat ze ongaarne den vreemdeling ten schouwspel zou strekken,
thans zag ze vrijmoedig op , daar ze eenige vriendelijke woorden
vernomen had en genoegen nam met onze belangstelling in hare
28 OP DE GRENZEN DER PREANGER.

werkzaamheid. Zoo kwam het duidelijk uit, hoe nog voorhoofd en


neus door eene sierlijk kromme lijn verbonden waren, mocht ook
wang en kaak wat vooruitspringende, wat breed en ruw ge
vormd zijn. De oogen, koolzwart en groot, zijn thans ingezonken
en hebben den ouden gloed bij de zware taak, die op hare schou
ders kwam rusten, sinds ze huwde, grootendeels verbeurd. Nog
trilt er een flikkerende lichtstraal over het naar 't achterhoofd weg
gestreken haar, 'twelk in een breeden knoop op den nek is vast
gebonden en weleer in dagen van maagdelijken bloei met welriekende
bloemen behaagziek versierd werd. Nog valt de fraaie ronde golving
van hals en schouderen te bewonderen, schoon reeds de nek ge
bogen werd en de lichtroode kabaai met treffende trouweloosheid
de vermagering der geheele figuur verraadt. Wat haar eindelijk
persoonlijk bijzonder onderscheidde en met eene tint van aristocra
tische fijnheid kleurde, waren zoowel de sierlijk kleine handen, als
de uitstekend welgevormde voeten. Nooit in eenigen schoen gekneld
en sinds den eersten tred gewend den ruwen grond te drukken ,
gluurden deze laatste zoo onweerstaanbaar bevallig onder den rand
der sarong uit, dat ze menig Europeesche schoone met een blos op
de kaken zou hebben doen terugdeinzen .
Twee kleine vertrekjes , stikdonker meestal en slechts van ' t nood
zakelijkste huisraad voorzien, vormen hare heele woning. Alles
is van bamboes vervaardigd, zelfs hare waterkruik is eene bamboes
schacht. Haar echtgenoot bezit slechts zijne kleine sawa en zijn
tweetal voortreffelijke buffels , maar ze kennen geene enkele weeldebe
hoefte en daarom leden ze nooit gebrek. Of hier het huiselijk geluk
zich eene stille schuilplaats had gekozen, konden we niet ontdek
ken. Maar de vlijt en de netheid der wakkere huismoeder waar
borgden ons ten minste , dat er van hare zijde niets verzuimd werd
om het te verkrijgen.

Berggezichten.

Lustig draaft mijn hit over den goed onderhouden weg, die als
een donkerrood lint zich langs hoogten en bergen kronkelt, ginds
met eene zachte helling naar de vallei daalt en elders bijna lood
recht tegen den naasten heuvel schijnt op te schieten. Aan onze
linkerhand is de bergwand, soms voor een deel afgeknot tot vor
ming van den rijweg en als een steenroode muur een veertigtal
voeten stijl opwaarts stijgende, soms tot aan den voet van den weg
glooiende en met den bontsten rijkdom van levenslustig struikgewas
en behaagziek wuivende varens overdekt. Rechts daarentegen is het
OP DE GRENZEN DER PREANGER. 29

eene gestage wisseling van boeiende landschappen, telkens opnieuw


den cijns onzer bewondering vorderende. Door het dal stroomt de
onstuimige bergvliet over bruine kiezels en loodkleurige rotsbrokken.
Het bruisen en ruischen der door overvloedige regens hooggezwollen
wateren verdooft bijna het getrappel der paarden op de houten,
door een afdak beschermde brug. De vallei is geheel met sawa's
gevuld. Het water stroomt langzaam van akker tot akker : reeds
kiemt de lichtgroene rijstplant boven het zilverwitte watervlak .
Langzaam klimt nu weder de rijweg. Het vergezicht aan onze
rechterzijde wint er in uitgebreidheid en belangrijkheid door. Nau
wer en nauwer sluiten bergen en heuvelen zich aan elkander aan ,
dieper en dieper zinkt het dal. De zonnestralen vloeien als een
mantel van doorschijnend vuur over de zachtgroene toppen der
hoogten en over de lichtweerkaatsende wateren der sawa's . Er
ademt levensweelde en levenskracht door den aether, wilde bloemen
en struiken spreiden scherpe, doordringende geuren in de lucht, de
morgenwind stoeit ze na en zweeft er zacht kozend mee op en
neer. Reusachtige vlinders met bont schitterende wieken drijven als
vliegende wonderbloemen over ons hoofd. Hier en daar schiet eene
wilde houtduif klapwiekend uit de struiken. Het geheimzinnig gom
men en gonzen van duizenderlei insecten verhoogt het ernstig
zwijgen der natuur.
En wederom treft ons het eenzaam karakter van 't verruk
kelijk schoone berglandschap . We wenschen er iets der veelvul
dige sporen van menschelijk leven in terug te zien, welke zelfs
Nederlands dorste heivelden verlevendigen : we denken aan het huif
karretje met zijn trouwen witten klepper en zijn eentonig schel
letje, 'twelk ons uit de verte zoo gemoedelijk vroolijk placht tegen
te klinken ; we zoeken er de ontelbare kudde schapen met haar
schelblaffenden hond en kousen breienden herder. Thans kunnen
we ons heerlijk bergtafereel niet anders stoffeeren, dan met hulp
van het talrijk gevolg, ' twelk het districtshoofd van Segala- Herang
den gasten zijns landheers op hun uitstapje heeft toegevoegd.
Hij zelf is van de partij . Maas Ardjah di Cusoema is een
hoffelijk en dienstvaardig gids . Vertegenwoordiger van den kleinen
Soendaneeschen adel, door den Landheer tot de mang van een zijner
acht bloeiende districten gekozen, streeft hij er thans met warmen
ijver naar, om Tenger- Agongs bezoekers als zoodanig op hunne tal
rijke tochtjes naar ' t gebergte zooveel mogelijk van hulp en bijstand
te voorzien. Meestal volgt hij ons gezelschap op geringen afstand
met een acht- of tiental der zijnen . Steeds berijdt hij zijn geliefden
witten schimmel , wiens lichtblauw zadel, wiens roode en geele
koorden eene wat bonte, schoon niet onaardige verschijning vor
men. Maas Ardjahs gelaat is klein en levendig. Een bolrond
hoofddeksel , verguld met zwarte ringen, overschaduwt zijn voor
30 OP DE GRENZEN DER PREANGER.

hoofd en vonkelende zwarte oogen. Een stijf zwart buis met hoogen
kraag het overeengekomen kostuum der districtshoofden eene
laag afhangende sarong, rood en groen geruit, een paar witte „ been
kleederen" om toch het kieschkeurig Neerlandsche Belgravia niet
te schokken en eindelijk de naakte bruine voeten in den stijg
beugel ziedaar Maas Ardjah di Cusoema . Zijn gevolg draagt
een soortgelijk kostuum, met hetzelfde onderscheid , ' t welk de Euro
peesche uniformen van chefs en gemeenen kenmerkt.
Intusschen is wederom de berg beklommen , de vallei heeft eenige
weldadige sporen van het leven en werken der menschen aangebo
den. Voor enkele oogenblikken reden we een kleinen kampong bin
nen, om de warme bron op te zoeken, die daar tusschen een wild
door elkaar krullenden schat van bloemen en struiken uit den berg
wand zijpelt. Voorwaarts gaat het nu wederom de hoogte op en
eene nieuwe reeks schilderenswaardige landschappen noodigt tot
nieuwe opmerkzaamheid en nieuw genot. De bergweg klimt ditmaal
tot een vierhonderdtal voeten boven den bodem van 't dal. Een
wonderwelige plantengroei onderschept uw blik bij 't staren in de
diepte. De toppen der hoogste boomen wuiven als een door den
wind bewogen grasveld verre beneden uw voet in den donkergroe
nen afgrond. De bergstroom slingert zich als een draadje van zil
vergaas langs deze dwergachtige boschjes, alleen zichtbaar waar
een breede zonnestraal zich in zijne schuimende wateren spiegelt.
Hoog verheft zich de berg tegenover ons, geen kanonschot afstands
van den rijweg verwijderd . Aan de helling hangen een viertal hutjes ,
die opgeruimd uit dichte bananengroepen om den hoek gluren, als
wilden zij getuigen van rust en vrede, van eenvoud en bescheiden
heid. Iets hooger rijst een prachtig woud, oorspronkelijk en onge
rept, gelijk de grootmoedige natuur het tegen den bergwand deed
opschieten. Enkele vogels zingen er een feestlied , een hond slaat
aan in het geboomte en het geluid weerkaatst met klagende echo
als onder de plechtige gewelven van een gothischen dom.

Eene verloren illusie. Eene verschuiving van decoraties. -


Het lied van den stoker.

Het doel van den tocht was de waterval Tjoeroek-Agong. Vóór


ik er aankwam echter, greep er een klein voorval plaats, ' t welk
ik ter wille van den een of ander mijner broederen of zusteren,
welke nog eene illusie te verliezen heeft, hier eene plaats wil schen
ken. Bij het afdalen naar de vallei reed ik zoo langzaam als mijn
hit het wilde langs een rijstveld. Een Soendaneesche dorper dreef
zijne buffels naar den akker. Eerst toefde hij een weinig , leidde toen
OP DE GRENZEN DER PREANGER. 31

de grijsblauwe beesten, welke mij met eene soort van wilde goed
moedigheid aanstaarden, in den door water overdekten grond en
begon alras met deftigen ernst te ploegen.
En langzaam aanheffend, bij tusschenpoozen zwijgend, klonk nu
door ' t dal een lied van die zonderlinge, klagende melodie, welke
zoo dikwerf een diepen, onvergetelijken indruk op het onvoorbereid,
Westersch gemoed pleegt te maken. De kunstelooze, naïve voor
dracht en de onverbloemde herhaling van eene hoogst eenvoudige
mollenstrofe doen onwillekeurig naar den inhoud gissen. Ge roept
u den heelen schat der Sanskrit-poëzie voor den geest, den gloed
en de kracht der helden, de weemoedige fierheid der heldinnen, de
diepte en de wijsbegeerte der ouden en der priesters. Ge acht
het niet onmogelijk, dat een sprankje van Kalidasa's genie in
dien onaanzienlijken Soendaneeschen rijstplanter zich eene navonke
ling veroorloofde. Ge vorscht er meer en meer naar, of er met die
zachtvloeiende , kunstelooze klanken geene roerende, sombere romance
uit een glorierijk verleden wordt verhaald, ge vraagt naar de woor
den, naar het lied .
Ik vroeg er niet naar.
De ervaring, wijze meesteresse der weetgierige menschheid , had
mij reeds dat vragen volkomen overbodig doen achten. Zelfzuchtig
zou het schijnen hare kostelijke lessen alleen tot eigen nut aan te
wenden. Ik aarzel daarom niet ze zooveel mogelijk tot gemeen
goed te maken .
't Was een nacht van tintelende starrenschittering en frisschen
Oostenwind. Ik bevond mij aan boord van een Engelschen mailstoo
mer tusschen Aden en Point de Galle . Het reispubliek was reeds
omstreeks halfelf uiteengegaan . De corpulente Bengaalsche majoor
en zijne corpulente gade waren klagende over de benauwde hitte
van het saloon afgetrokken. De stilzwijgende lady met het mon
sterportret van haar overleden gemaal op den verwelkten boezem,
had me nog even in 't voorbijgaan over haar onvergetelijk verlies
gesproken. De lange luitenant met reusachtige whiskers had vrij
geduldig eene poos in zee gestaard, eindelijk vrij gemelijk en hoor
baar gegeeuwd en was vrij wanhopig bij den kajuitstrap verdwenen .
Het schuchtere dametje met haar stereotiep grijs japonnetje, dat
altijd de fijne hand boven hare oogen hield, als iemand haar voor
bijkwam ; zou thans volkomen ongestoord hebben kunnen wandelen.
Alles was beneden of in verborgen schuilhoeken van ' t quarter
deck gaan rusten . Hier vertoonde zich soms nog een bediende ; aan
't roer en bij het kompas stonden een paar flinke zeelui, de ronde
stroohoeden op ' t achterhoofd geschoven, de breede hals met echten
matrozenzwier uit den breeden lichtblauwen hemdsboord omhoog
heffend.
Tevergeefs had ik gepoogd mij in den nauwen cabin ter ruste
32 OP DE GRENZEN DER PREANGER.

te schikken. Mijn reisgenoot, een wondergoedhartig Spaansch cab al


lero uit Cadix, een vijftiger, wiens donkerbruine oogen soms nog
met dreigende kracht konden glimmen, als de jonge gentlemen
van het Chineesche leger zich enkele aardigheden over het gewicht
der Spaansche Koloniën durfden veroorloven : Señor Frederico
Martinez had eenige verwarde verzuchtingen over de drukkende
warmte uitgeroepen en mij in slecht Fransch gezegend, toen hij
bemerkte, dat ik mij tegen den nachtwind wapende en de hut voor
goed verliet.
Boven op het dek werd de tooverachtige stilte van den nacht
door niets gestoord . Het golfgezang murmelde eene geheimzinnige
cavatine. Ik boog mij over de verschansing en staarde naar den ge
zichteinder. O, als ' t u bang om 't hart wordt bij 't zwerven naar
het verre land uwer bestemming, als ge aan het trouwe thuis
denkt, als ge u week en droef mocht gevoelen, droef tot heimelijk
weenens toe, staar dan eene pooze in den zacht kabbelenden oceaan
en luister naar het troostrijke golvenlied. De kleine stormen van
zorg en smart in eigen boezem vleien zich tot sluimeren, de stem
des winds en der zee begint allengs zoeter en lieflijker te spreken
de andante der groote symphonie.
Weldra volgt ge met heimelijk welgevallen de deining der witge
kuifde baren, die hoe langer hoe duidelijker hare kalme, geheim
zinnige muziek u in ' t oor fluisteren . Weldra heeft eene weldadige
vergetelheid in ' t woelende hart post gevat en het presto van het
golfgezang vangt aan u een hoopvol lied der toekomst voor te dragen.
Zoo stond ik roerloos aan de verschansing , toen ik plotseling
eene stem vernam, die zich bij dit lied aansloot. ' t Was eene natuur
stem, die eene zulke begeleiding koos, zacht en klagend eene
sombere mollenstrofe aanheffend . Iets boeiends en geheimzinnigs
lokte bij dit zingen tot volgen. Er klonk eene zoo weemoedige tril
ling in, dat ge den zanger weldra als een lijdenden broeder herkent,
en telkens als de eentonige herhaling van het thema aanving, in
vurige belangstelling en medelijden gewonnen hadt. Alras was mij
de inhoud van het lied geen raadsel , ik gevoelde de woorden.
En welk eene wereld van wanhoop en bitterheid openbaarde zich toen :
Ach ! waarom mijn' zoete, smaragden vallei,
Ach ! waarom mijn' bergen ontvloden ?
Ontvloden !
Mijn' Lea slaapt zachtkens naast rozen en ceders,
Ter rustplaats der dooden :
Der dooden !

Onder de welige schaûwe van dadelblad en sycomoren


Stond mijne woning eenzaam en veilig :
Door mijne vad'ren gezegend, gebouwd in onheuchlijke tijden,
Gastvrij, herbergzaam.
OP DE GRENZEN DER PREANGER. 33

Dronk er niet ieder een' teuge, als de zonne het hoogst aan den hemel,
't Zand der Sahara de voetzool verschroeide ?
Welkom ook was er een vreemd'ling, een zoon van het kilkoude Westen,
Sluw als de Satan.

Eer nog de zonne des uchtends ter kimme rees badend in purper,
Had hij reeds haastig zijn' slaapsteê verlaten,
Steeg hij reeds hoog in het blauwe gebergte, waar niemand ooit doordrong,
Roek'loos, vermetel.

Wijs naar de wijsheid van 't Westen zocht hij er de heilige Nijlbron,
Niemand dan Allah bekend. En zoo klom reeds
Driewerf de zilveren maan langs de loodrechte palmen der woning
Van Lea's dienaar.

Ach, waarom mijn' zoete, smaragden vallei,


Ach waarom mijn' bergen ontvloden ?
Ontvloden !
Mijn' Lea slaapt zachtkens naast rozen en ceders
Ter rustplaats der dooden,
Der dooden !

Glansrijker dan de robijn in uw gordel van lichtgroene zijde,


Vlamde uw oog onder zwart fulpen wimpers ;
Vonken van zengenden gloed doorboorden uw zedigen sluier,
Nubiëns krone !

Lea, ge boogt nooit uw nek voor de slankste giraf der woestijne ;


Sierlijker sprong geen' gazel uit de rotskloof,
Als zij in vliegenden loop den roodbruinen leeuw was ontkomen,
Sidd'rend van vreeze.

Schoon als de starre des uchtends verhief zich uw marmeren voorhoofd ;


Schoon als de schuimende golven des bergstrooms
Vloeiden uw glinst'rende lokken om weeld'rigen schouder en boezem,
Half slechts verscholen.

Satan van 't Westen, ik zag het, gedoken in donkere schaûwe,


Toen uw' vermetele hand hare zijde
Strafloos omklemde, tot eensklaps mijn vonk'lende dolk u verraste,
Als Allahs bliksem.

En daarom mijn' zoete, smaragden vallei,


En daarom mijn' bergen ontvloden,
Ontvloden !
Mijn' Lea slaapt zachtkens bij rozen en ceders,
Ter rustplaats der dooden,
Der dooden !
3
I.
34 OP DE GRENZEN DER PREANGER .

De scheepsklok klepte het uur van de wacht. Ik wendde mij


om . Aan den voet der twee stoomschoorsteenen had een Egyptische
stoker zijne siësta gehouden . Hij stond op en verdween tusschen
groote hoopen geteerd touw en de hokken voor het gevogelte .
27 Een zeer fraaie nacht, Sir !" - zei op dit oogenblik Mr. Bryan ,
de dokter der boot.
„Zeer fraai , inderdaad !" antwoordde ik, wat onthutst uit
mijne mijmering ontwakend . "Zaagt ge dien man ook, Sir !"
vervolgde ik „ die voor eenige oogenblikken hier bij de stoom
schoorsteenen zijn lied zong ?"
„ Neen, maar ik heb hem wel gehoord !"
27 Welk een aandoenlijk, weemoedig lied !"
Dokter Bryan glimlachte even, sloot zijne oogen geheimzinnig
en fluisterde :
27,Hebt ge de woorden verstaan ?"
27, Ik versta natuurlijk geen Egyptisch of Koptisch. De man is
immers uit Suez ?"
27, Of uit eene andere plaats. Al onze stokers tusschen Suez en
Galle zijn Nubiërs of Arabieren. Maar de kerel zong Engelsch !"
,,Engelsch, Sir?"
Engelsch , Sir !"
27,Maar ik heb geen woord Engelsch kunnen onderscheiden !"
22 Geen wonder. De matrozen dreunen hun drinkliedjes voor en
de bruine duivels achten zich zeer beschaafd, als ze die kunnen
nazingen, zonder op de wijs te letten en zonder eenig medelijden
Voor onze arme taal !"
22 Maar de woorden , Sir ! de woorden !"
"O ! die zijn van een zeer bekend straatliedje uit Plymouth, met
het referein :

,,And half a crown I have to pay


For a kiss and nothing more !"

De Waterval.

De westmoesson had den weg, die ons thans door een geheel
met sawa's overdekt ravijn, naar den waterval Tjoeroek- Agong
bracht, bijna volkomen onbruikbaar gemaakt. Moedig en met nooit
falende voorzichtigheid stapten de kleine bergpaardjes door het met
water gevulde spoor. Aan onze linkerhand bruiste een hooggezwol
len rivier, rechts, als een amphitheater van zilver, klommen de rijst
velden den heuvelrand op . Dieper daalt steeds de weg. Bij eene
OP DE GRENZEN DER PREANGER. 35

kromming wordt hij door een zijtakje der rivier geheel overstroomd.
De fijne hoef van mijnen braven hit weet de glibberige steenbrok
ken zorgvuldig te ontwijken en brengt mij na eenig plassen en
waden zonder letsel aan de overzijde der kreek. Hier snelt Maas
Ardjah di Cusoema ons reisgezelschap vooruit. We zijn ter
plaatse onzer bestemming.
Luid dreunt het klaterend geruisch van neerstortende waterstroo
men en toch zie ik overal tevergeefs naar den waterval om. Bij
eene groep acacia's, die de rivier volkomen verbergen, vangt een
langzaam afhellend voetpad aan. 't Is niet gemakkelijk dit voetpad
af te stijgen. Een page van den Demang biedt mij de behulpzame
hand bij het afklauteren der gladde steenbrokken, welke voor zijn
naakten voet minder gevaar schijnen op te leveren. Na eene korte
pooze dalens wenden we links en de waterval Tjoeroek-Agong
ligt vóór ons . Hoe de eerste indruk ons overstelpte, hoe ze verraste
en tot ernstig zwijgen dwong.
De rivier, welke op een halven paal afstand als een breede stroom
Voorwaarts spoedde, was hier allengs tusschen twee heuvelwanden
in eene smalle bedding van rotsblokken opgesloten. Met verbeten
woede stormt het schuimende water langs de zwartblauwe steenen
en knaagt aan de wortels der acacia's, die aan alle zijden naast
tallooze slanke boomstammen , naast wilde pisangbosschen en
waaiervormige varens aan den voet van den heuvelrand oprijzen . Hier
en daar is een boomstam voor het geweld der eng saamgeperste
wateren bezweken en vormt een nauw merkbaren dam, waarover
de rivier in zorgeloozen triumf henen bruist . Plotseling evenwel
daalt de rotsbedding loodrecht af en geeft den lang bedwongen stroom
gelegenheid zich met donderende vaart in de diepte te storten.
Tusschen twee een weinig naar elkaar overhellende koolzwarte
rotsgevaarten tuimelt daar het lichtgele water in wilden dans naar
beneden . Er is een gedurige kamp tusschen de breede stroomen ,
wie zich het eerst naar omlaag zal storten, als hunkerden ze naar
het koele bed in de diepte. En nauw hebben ze den bodem bereikt,
of ze spatten van louter levenslust in dichte wolken van zilverwit
schuim op en omhelzen den ouden, statigen rotsmuur in donszachte
omarming. 't Zijn schalke Najaden, die in dartelen loop malkaar
nastoeien over de koele, onveranderlijke bedding, hier in rijdans
zwieren en om eene trotsche, zich hoog boven haar verheffende
klip , die ze handen vol schuims in ' t aangezicht werpen, ginds in
de schaduw van 't geboomte zich rustig neervlijen, om hare blonde
haren met waterleliën te sieren .
Het geheele tafereel ontving eene tint van sombere woestheid
door de zware schaduw van het geboomte, welke over het schui
mende water eene matwitte kleur en over de rotsgevaarten een
vaalzwarten sluier spreidde. Het geraas der plassende en bruisende
36 OP DE GRENZEN DER PREANGER.

wateren overstemde elk ander geluid, zelfs den schrillen schreeuw


van een paar radde apen, die zich bij onze komst in de takken der
hoogste boomen wegscholen. Het gevolg van Maas Ardjah di
Cusoema had zich intusschen aan een moeilijken arbeid begeven.
Het districtshoofd wilde ons aan de andere zijde van den waterval
brengen, om ons een nieuw, schoon gezichtspunt aan te wijzen. In
een enkel oogenblik hadden zijne mannen tal van stammen en tak
ken over de twee naar elkaar overhellende rotsmuren gelegd . Weldra
waren zij aan de overzijde en stapelden nieuwen voorraad van
takken en bamboesschachten over den reeds gelegden vloer. Thans
werd eene geïmproviseerde leuning opgericht, de vastgestampte bo
dem der brug werd met eene mat bedekt en volkomen veilig trok
ken we nu over den kokenden afgrond.
Den heuvel wederom langs een smal, glibberig voetpad bestijgend,
en eene pooze den loop der rivier volgend, kwamen we alras op
den top eener hoogte juist tegenover onze vroegere standplaats. En
hier eerst vertoonde zich de Tjoeroek-Agong in zijnen geheelen om
vang aan ons oog. Op geruimen afstand van den eersten val onder
het acaciabosch, deed zich deze slechts als eene korte inleiding op
den tweeden veel grooteren val voor, welke thans niet verre van
ons met grimmig geweld in eene grondelooze diepte scheen te ver
dwijnen. Schoon door geene sombere woestheid aantrekkelijk, daar
de rivierbedding aanmerkelijk breeder, de heuvelen zachter glooiend
en het geboomte dunner en ijler werd, vormde toch het geheel een
zoo verrukkelijk tooneel, dat ik dankbaar naar den Demang opzag
en hem in afschuwelijk Maleisch mijn enthusiasme poogde te doen
verstaan. Maas Ardjah di Cusoema glimlachte zeer vergenoegd,
strekte zijne hand over den waterval uit en zong eenige van die
diepe neus- en keelklanken , welke eufemistisch het Italiaansch
van den Archipel" worden genoemd .
Toen men mij zijne meening vertolkt had, bleek het, dat de
Demang zeer veel fraais vond in den Tjoeroek-Agong, maar dat hij
hem 't beste geviel, om .... de groote menigte visschen, die ginds
aan den voet konden worden opgevangen !

Een uur onder Boedjangs.

Vroeger reeds werd het met een woord aangestipt, dat de Land
heer in het belang zijner daglooners eene markt van kleedingstuk
ken geopend had . Ter opheldering hiervan strekke dit weinige. De
boedjang (gehuurde daglooner), welke dikwerf met vrouw en
kroost zich aan denzelfden landelijken arbeid begeeft, behoort tot
OP DE GRENZEN DER PREANGER. 37

de schamelste klasse der bevolking en heeft zelden lust of macht


iets tot verfraaiing van zijn leven, ' t zij in woning, 't zij in kleeding ,
te beproeven. Komt de tijd , dat de oude kleedingstukken geene de
minste dienst meer kunnen bewijzen, dan trekt hij met loome
schreden naar den påsar of naar een Chineesch monopolist, om
voor den moeilijk saamgebrachten spaarpenning de noodzakelijkste
kleedingstukken aan te koopen. 't Spreekt van zelf, dat hij er ruim
tweemaal de waarde voor betaalt. De heer P. W. Hofland , die
het zich een duren plicht acht, het lot zijner bevolking in ' t gemeen,
de belangen zijner gehuurde daglooners in 't bijzonder te beharti
gen, hief dezen toestand door een krachtigen maatregel geheel op .
Hij ontbood een grooten voorraad inheemsche lijnwaden, alle van
de eigenaardige merken en kleuren, welke het Soendaneesche hart
lief zijn. Zoo spoedig men deze ontvangen had, werd er in alle
districten, op elke vestiging voor cultuur, eene markt geopend,
waar den boedjang alle de tot het eigenaardig toilet der Soen
daneezen behoorende kleedingstoffen tot de laagst mogelijke prijzen
werden aangeboden. Door het ongewoon lage cijfer verheugd
en verbaasd, snelde nu het heir der vrijwillige daglooners ter
markt en ving alras aan met de gewone koopziekte , ' t zij tegen
gereede munt, ' t zij tegen nog te verdienen werkloon , zich
van betrekkelijk vrij groote hoeveelheden der aangeboden waren te
voorzien.
Juist werd er ter villa Tenger-Agong bij eene zoodanige verdee
ling van goederen voorgezeten door onzen heuschen en hoffelijken
gastheer, den heer J. T.Hofland , Hoofdbestuurder der districten
Batoe- Sirap en Segala-Herang . Met belangstelling voegde ik mij bij
hem in de achtergaanderij van het bijgebouw, waar de uitstalling
en de verkoop der manufacturen plaats greep. Een tweehonderdtal
Soendaneesche daglooners , mannen, vrouwen en kinderen, waren op
de trappen der pendoppo , onder de schaduw der veranda en
aan alle plaatsen van het erf verspreid. 't Was een bont, zonderling
tafereel . Bij den eersten oogopslag scheen het geheele publiek van
boedjangs uit eene herhaling van hetzelfde type te bestaan .
Een grof gelaat, een versleten grauw gewaad, was alles wat men
bij 't eerste rondzien gewaarwerd. Oplettender waarneming leerde
mij weldra, dat de bruingele tint, die over de geheele menigte
scheen uitgegoten, een bonten rijkdom van schakeeringen en afwis
selingen aanbood, die elk oogenblik nog scheen te verdubbelen . Op
den voorgrond hurkte eene afdeeling vrouwen neer, sommige met
naakte zuigelingen in een draagband ; sommige met verwarde, strui
kerige haren om een bolrond gelaat, dat verlegen naar den grond
was gericht ; sommige met een zorgvuldig saamgebonden haarknoop
en een wel versleten maar helder gewasschen kabaai ; sommige
eindelijk met een achteloos over den boezem getrokken sarong
38 OP DE GRENZEN DER PREANGER.

als eenig kleedingstuk, en de duidelijke sporen van achteruitgang


op het vermagerde wezen.
Iets verder hadden zich de aankomende knapen geplaatst. Schoon
ze zich deftig en stemmig wilden voordoen onder het oog van den
Toewan Kontroler , konden ze soms een levendig gebaar van
vroolijkheid en nieuwsgierigheid niet weerhouden, als ze de groote
hoopen van donkerroode, donkerblauwe, oranje, bruine en kersroode
goederen door oppassers en bedienden op tafels en kisten zagen
nederleggen. Het verst verwijderd van allen zaten de volwassen
mannen, wier voorkomen in haveloosheid de kroon spande. Met
volkomen onverschilligheid zagen zij de aanstalten tot den verkoop
maken, wetende, dat hunne vrouwen over alles zouden beslissen.
Hunne eenigste bezigheid was heimelijk het bloedroode betelsap
weg te spuwen en in dolce far niente het einde der plechtig
heid af te wachten.
Weldra ving de verkoop aan. Aan een tafeltje ter zijde der uit
stalling zaten twee Soendaneesche jongelingen met papier en pen.
't Waren leerlingen der school van Tenger- Agong, die evenals ver
schillende andere scholen door de zorg des Landheers ZOO
hier als elders zijn opgericht, om de meest belovende kinderen des
lands de Maleische taal, loopend schrift en de hoofdregelen der
cijferkunde te onderwijzen. Toen ik die school later bezocht, werd
ik getroffen over de ongelooflijke vorderingen, welke deze leerlingen
in een betrekkelijk zeer korten tijd hadden gemaakt. 't Was ook
thans dezen beide schrijvers duidelijk aan te zien, hoe de gewone
dommeling des geestes, welke hunnen landaard, ' t zij van natuur,
't zij door omstandigheden, noodzakelijk schijnt te moeten ontadelen ,
volkomen geweken was en hoe ze wellicht eenmaal bij verdere
ontwikkeling menig Westersch beschaafden beambte in vlugheid en
gevatheid de loef zouden afsteken. Thans was het hunne taak, met
de lijst der daglooners vóór zich, de inkoopen van ieder der arbei
ders te boeken. Eene flikkering van licht en leven bezielde hunne
zwarte oogen en zóó, in treffende tegenstelling met de meestal
doffe gelaatsuitdrukking der boedjangs , schenen ze mij opnieuw
het schitterend meesterschap van den ontwikkelden geest boven
ruwe stoffelijke krachtsinspanning eigenaardigst en duidelijkst te
staven.
Intusschen had reeds eene schaar van bejaarde vrouwen, welke
men met zekeren loffelijken eerbied het eerst liet optreden , zich
voor de tafel der uitstalling geplaatst, om, tuk op koopen, zich van
een nieuwen voorraad der lang benoodigde kleedingstoffen te voor
zien. ' t Waren meest slordige, onbevallige gestalten, dikwerf zwierde
het grijzende haar in wanorde om den vermagerden hals , maar
dikwerf ook glansde er eene tint van netheid en gegoedheid over de
hoekige figuur, die de sierlijkheid der jeugd reeds voor lang onder
OP DE GRENZEN DER PREANGER. 39

't juk eens al te vroegen echts of onder den vloek eens al te


vroegen ouderdoms had moeten verbeuren . Allen brachten zij een
velletje zorgvuldig bewaard papier, waarop de naam haars echt
genoots en die des hoofdmandoors , tot wiens afdeeling zij behoor
den, vermeld waren. Nauwkeurig en uitvoerig was hierbij opgetee
kend, hoeveel er aan voorschotten moest ingekort , hoeveel er aan
verschuldigd werkloon moest uitgekeerd worden . Weldra kwam de
beurt aan de jongere vrouwen . 't Was een feest de blijde blikken
op te merken, die ze vooraf reeds op den bonten voorraad van
manufacturen wierpen , wijl ze in stilte bij zich zelven overlegden ,
wat ze kiezen zouden.
Onder allen sprak mij slechts eene enkele aan. 't Was eene kleine,
bevallige gestalte, bijna een kind nog. Ze stond peinzend voor de
tafel en sloeg het levendig oog naar een berg donkerroode sarongs.
Haar gelaat was ovaal ; voorhoofd, neus en mond waren regel
matig, bijna Caucasisch gevormd ; het zwarte haar, met blauwe
lichttinten oversparkeld, was met zorg opgestreken en in een zwaren
kondé saamgebonden. De goudbruine kleur schonk haar geheele
wezen iets zeer boeiends , iets zeer afgeronds, iets zeer karakteris
tieks en fraais , zonder 'twelk het alle aanspraak op schoonheid zou
hebben moeten opgeven. Inderdaad waren kleur en uitdrukking op
dat gelaat zoo innig nauw verbonden, dat er aan eene scheiding
tusschen beide met even geringe billijkheid zou kunnen gedacht
worden, als aan de purperen koonen eener Amsterdamsche linnen
meid zonder de gewijde kornet met hagelwitte pijpjes ; als aan
de lichtblauwe oogen der Parijsche grisette zonder den geestigen
nez retroussé ; als aan de stemmig gekleede, sierlijke gestalte
der Londensche buffetjuffrouw zonder het plechtig glad gestreken
kraagje en het coquette voorschoot van gekleurde zijde. De Soen
daneesche had intusschen hare kleine, magere hand uitgestoken en
een sarong gegrepen, welken zij met voldoening ter zijde legde.
Weldra voegde zij er een bruinen slendang bij , met een stuk
gebloemd katoen voor een kabaai, en nog eenige ellen van eene
oranje en van eene donkerblauwe stof. Met heimelijk genoegen hare
inkoopen beschouwende, scheen haar plotseling iets in te vallen en
in het oogloopend haastig koos ze thans ook een hoofddoek en een
sarong voor den reeds eene poos vergeten echtgenoot .
Had zij er misschien recht toe ? De welgeronde boezem en arm
werden door den ouden, tot den draad versleten, vuilbruinen kabaai
slechts zeer onwaardig bekleed en toch sprak er uit dit schamel
kostuum een streven naar netheid en opschik, dat als ongedwongen
aan een beter verleden herinnerde. Wellicht had ze zich in de
eerste vaag der jeugd door den hartstocht laten verrassen en zich
aan den jonkman verbonden , die bij den blijden rijstoogst haar voor
't eerst van liefde sprak. Wie weet, of ze niet door schoonheid en
40 OP DE GRENZEN DER PREANGER .

huiselijke deugd tot de echtgenoote eens aanzienlijken was bestemd,


wijl ze nu door de traagheid en kleine zorg van den man harer
keuze voor altijd haar welgeliefd weven en batikken had moeten
vaarwel zeggen. En thans misschien trekt ze elken dag naar thee
veld of koffietuin Iwant ze heeft het oord harer geboorte reeds
lang verlaten, en zou ze dat immer gedaan hebben, zoo tegenspoed
en werkeloosheid hare woning niet gesloopt en haar geluk niet
verwoest hadden ?
Intusschen was ze reeds lang door andere koopgrage zusteren
opgevolgd en tevergeefs poogde ik onder haar er eene te ont
dekken , die dezer sierlijke gestalte in ' t minst nabij kwam. Weinige
dagen te voren echter had ik eene andere schoone Soendaneesche
gezien, wier beeld mij bij den aanblik dezer vrouw opnieuw herin
nerd werd. 't Was onder de volgende omstandigheden.

Een intermezzo .

Zoo ge mijn vriend Willem Willems gekend hadt, zou een


enkel woord volstaan, om u zijner te herinneren . Gij zoudt dan
weten, dat we saam aan dezelfde, met sierlijke bittercirkels bemorste
speeltafeltjes van Placet Hic en aan nog zoo menig andere , met
deftige of slordige bedekselen getooide tafels hebben gezeten, dat
we saam met gloeiende wangen en wat verwarde kapsels, hand
in hand, glas tegen glas, van eeuwig bloeiende vriendschap, van
eeuwig rozenroode " idealen" hebben geprofeteerd, helaas ! ge
zoudt dan weten, dat enkel in zulk een handdruk het heele
jonge, frissche, edele, gulden hart van mijn braven , wellieven vriend
zich roerend openbaarde een hart van onvermengd, kostelijk fijn
bladgoud !
Op één stuk waren we het evenwel geheel niet eens . Willems
was een hartstochtelijk aanbidder van .... de Arabische taal- en
letterkunde . Nimmer zal ik de sombere Zaterdagmorgenuren ver
geten, als ik door eene vochtige sneeuwbui moest boren, om in de
holle gehoorzaal de geheimen van 't Arabisch alphabet mij in
prachtig Latijn te hooren ontsluieren. Dan was Willems mijn
goede genius . Zoo dikwijls mijne beurt gekomen was, om in het
eeuwig jonge drama tusschen hooggeleerde en muzenzoon de repliek
te geven, zag ik schaamteloos naar Willems op en vertrouwde
op hem, als een slecht acteur op een goeden soufleur.

Reeds eenigen tijd, hooggeschatte Mevrouw ! hebt ge deze blad


zijde ongeduldig aangezien met een zweempje van toorn in uwe
fraaie oogen, ' twelk u heusch niet kwaad staat. Ge hebt een weinig
OP DE GRENZEN DER PREANGER. 41

met uw - natuurlijk allerliefst klein laarsje op de bont gebor


duurde bloemen van uwe voetschabel getrappeld en met uw kris
talhelder stemmetje om la pièce !" geroepen. Men had u eene
schoone Soendaneesche beloofd en ge moet u tevreden stellen met
Willem Willems . Mag ik me even aan uwe zijde neerzetten,
mag ik een enkelen vinger op uw donszachten arm plaatsen en u
zoo beleefd mogelijk verzoeken, nog eene halve bladzijde met uw
gewoon engelengeduld te willen doorworstelen ?

De goede Arabische diensten van mijn braven Willems had ik


reeds voor lang vergeten en daarbij menig nieuwe van hem even
ondankbaar aangenomen, toen ik plotseling zijner herinnerd werd
bij een bezoek aan de eenige Europeesche woning, die er in de
onmiddellijke nabijheid van Tenger- Agong valt op te merken. Aan
de zuidzijde van het groote vierkante grasplein met zijne lommer
rijke waringins - het Segala- Herangsche Hyde- Park rijst deze
huizing zedig en eenvoudig. Als de bewoner niet even bescheiden
en zedig ware, zedig tot schuw wordens toe voor elke openlijke
vermelding van zijn naam , er zou zich hier eene schoone gelegenheid
voordoen, om met geestdrift van een waarachtig geleerdete ge
wagen, als ik allerminst in de tooverachtig schoone omstreken van
den grooten vulkaan zou gezocht hebben . Toen ik voor 't eerst
zijne studeercel binnentrad , dwaalde mijn oog wel begeerig naar
stapels geopende kwartijnen en octavodeelen, die aan alle zijden
van het vertrek verspreid waren, maar mocht ik nauwelijks iets
anders ontraadselen , dan de grillige arabesken van een Semitischen
taaltak. Later nam ik die boeken op en ontdekte ik eenige uitgaven
van den Koran en eenige deelen van de Duizend- en- één-Nachtver
tellingen. De laatste waren in fraai rood fluweel gebonden, verguld
op snee, en met zoo sierlijk Arabisch karakter gedrukt, dat ze wel
licht eenmaal door de kleine vingeren eener dartele Serail- Koningin
omklemd en voor eene wijle met zoet genot gelezen waren .
Overmoedig, als een jong Jong-Hollandist betaamt, had ik mij
weleer van mogelijke wetenschappelijke oefeningen in de binnen
landen, op eenzaam gelegen, van den postweg verwijderde stations,
een denkbeeld gevormd, dat ongeveer dezelfde uitkomsten opleverde,
als de witte, in veelbeteekenende lijstjes gevatte bladzijden van
Sternes 27 Tristram Shandy". En thans, nu ik daar een man
vóór mij zag, die, na een rusteloos aan andere wetenschappen ge
wijd leven, nog moed en veerkracht te over had, om den Koran
in het oorspronkelijke te lezen, thans dacht ik met beschaamde
kaken aan de diensten mij eens door Willem Willems betoond.
Dat de gesprekken van mijn geleerden, bescheiden vriend te Segala
Herang mij eindelijk geheel van mijn oud vooroordeel genazen, stip
ik alleen tot memorie aan. Eene omstandigheid echter verbindt zich
42 OP DE GRENZEN DER PREANGER.

hiermee, welke mag ik thans uwe bijzondere aandacht verzoeken ,


hooggeschatte Mevrouw ? - mij in staat zal stellen, mijne aan het slot
der vorige afdeeling uitgesproken belofte ten spoedigste te vervullen.
Bij verschillende gelegenheden had ik mij nog steeds vrij ket
tersch betoond op het stuk van de schoonheid der Semitische
letterproducten, inzonderheid van de Arabische. Ik vond er een ge
noegen in, mijn ongeloovig glimlachenden oriëntalist zoo hevig
mogelijk te bestrijden, en al toegevende, dat vergelijkende taalstudie
voortreffelijke uitkomsten voor saamstellers van " spraakkunsten"
en verzamelaars van woordenboeken zou kunnen opleveren, hield
ik met opgewondenheid vol, dat de aesthetische genietingen der
Semitische letterkunde, bijzonder der profane, met een opzettelijk
daarvoor ingericht orgaan moesten worden gesmaakt, of als hij het
liever wilde gedegusteerd" . Natuurlijk hief ik daarop eene hoog
gestemde litanie aan over de miskenning der Europeesch -Wester
sche litteratuur, natuurlijk loste ik eenige schrootladingen vol be
roemde dichternamen en klassieke plaatsen ; natuurlijk deed ik
mijne reserve slechts ten slotte verschijnen, toen er sprake was
van de grootste kunstgeniën der menschheid, toen Oud- Griekenlands
eerwaardigste heldenzanger, en Oud-Engelands grootste treurspel
dichter naast Jong- Germaniëns diepste natuur- en menschenkenner
met geestdrift werden gegroept en geprezen.
Gedurende mijn heele betoog had ik een deel der in rood
fluweel gebonden Duizend- en- één- Nachtvertellingen met eerbiedige
voorkeur ter hand genomen. Uw glimlach, hooggeschatte Mevrouw !
zweemt thans naar het zeer ondeugende mijn droom eener lief
lijke Serailstar moest toen nog gedroomd worden . Toch gaf dit
feit mijn taalminnenden vriend aanleiding, om hartstochtelijk uit te
barsten over de voortreffelijkheid zijner zoo ruw aangevallen huis
goden. Hij ontnam mij met zekere verontwaardiging het fraai ge
bonden boek. Zelfs uit deze Duizend -en-één-Nachtvertellingen wilde
hij mij eene plaats meedeelen, die alle mijne vooringenomenheid
zou verslaan. Met driftige haast sloeg hij de bladzijden om , en zocht
en zocht met flonkerende oogen. Eindelijk daar was het hoofd
stuk in quaestie, daar was het keurgesteente van Arabiëns letter
kundige kroon !
Op dit oogenblik verscheen een bediende, die met eenige lang
zame Maleische woorden een goeden scheut koud water over het
enthusiasme zijns meesters kwam gieten. Er was eene lijderes
naar Segala-Herang gebracht, gevaarlijk en doodelijk verwond -
zei men door een slangenbeet. Mijn vriend, de oriëntalist, was
vóór alles een bekwaam geneesheer en zoo is het helaas geschied ,
dat ik nooit met die hooggeroemde plaats uit de Duizend- en-één
Nachtvertellingen heb mogen kennis maken.
OP DE GRENZEN DER PREANGER. 43

Eene belofte vervuld . Het verhaal van den grijsaard.


Eene Soendaneesche jonkvrouw .

Weldra trok ik met den arts over het breede grasplein vóór zijne
woning naar eene huizing van bamboes, de gewone dorpshutten in
ruimte en omvang verre overtreffend. Eerst werden we hier ver
welkomd door een der Soendaneesche magistraatspersonen van Segala
Herang. Nadat deze den dokter eenigszins uitvoerig van het ongeval
had ingelicht, werden we bij de patiënte gebracht.
De duisternis van het vertrek werd door den breeden lichtstroom,
welke langs de deur naar binnen golfde, merkelijk getemperd . In
dit halfdonker viel thans een merkwaardig tafereel waar te nemen.
Op de balé - balé bevond zich de gewonde, eene deerne, die ge
wellicht eene zeventienjarige zoudt wanen. De grijsaard , die daar
eerbiedig aan hare voeten op den grond is neergehurkt, zou u
heel andere cijfers noemen. Terwijl reeds het onderzoek der
wonde begonnen is en de dokter eene genezing met den geheim
zinnigen rhinoceroshoorn beproeft , vangt de oude een lang verhaal
aan. Schijnbaar is er geene uitdrukking op het zwaar gerimpelde
gelaat van den verteller. Let echter op de kleine, beweeglijke oogen ,
die u van ter zijde en bliksemsnel in ' t aangezicht staren , om
daarna, schuw ter aarde gericht, zich in deemoed te voegen bij de
klagende, zangerige stem. De ouderdom van dezen Soendanees ver
toonde zich in een bijzonder stuitenden, afschuwelijk leelijken vorm .
Sluwheid en boosheid schenen te hebben gewedijverd, om op dat
en toch had ik
gelaat hare sprekendste brandmerken te griffelen 1
toen noch later den minsten grond, om de waarheid van dit ver
moeden te staven.
Van zijn verhaal , dat uit tallooze vermoeiende herhalingen scheen
te bestaan, gewerden mij slechts de volgende feiten. Uren verder
zuidwaarts , achter den grooten vulkaan in den schoonen kampong
Tjisalak , was de woonplaats van den grijsaard en het meisje. Hij
zelf was reeds veel te oud , om te arbeiden , hij bestuurde de woning
zijns zoons , als deze zijne buffels weidde want hij bezat er vele
of voor den " Toewan besaar" in het veld werkte. Zijn zoon
had drie vrouwen bezeten , de vierde slechts had hem een paar
dochters geschonken . Daar beide kinderen als lieflijke bloemknoppen
ontloken en vast beloofden uitstekend schoon te zullen worden, had
hij haar met bijzondere zorgen omringd ; ijverig gewaakt , dat ze
nooit alleen zich buiten vertoonden en sinds ze twaalf jaren bereikt
hadden, haar steeds op hare zeldzame uitstapjes gevolgd. Zoo waren
ze jonkvrouwen van veertien en vijftien jaren geworden , en bloeiden ze
als verborgen rozen in de schaduw harer woning. Dagelijks echter
44 OP DE GRENZEN DER PREANGER.

drongen ze grootvader, om haar naar eene bloedverwante te bren


gen, die vier palen verder in een kleinen kampong woonde en
welke ze sinds een jaar niet hadden bezocht.
Heden had hij haar eindelijk den lang verschoven tocht toege
staan. Allerlei voorteekenen evenwel hadden hem verzekerd, dat ze
een noodlottigen dag gekozen hadden. Onheilspellend vogelgekrijsch
klonk bij zonneopgang en des nachts te voren had een monster
hem in den droom benauwd. Evenwel, ' t was een fraaie morgen.
Na de zware plasregens der laatste weken, mocht men op een
goeden dag vol vriendelijken zonneschijn rekenen. En zoo was het
inderdaad geweest. Toen hij naar buiten trok, met de beide blijde
bloemekens aan zijne zijde, en zij het smalle voetpad opvlogen ,
glinsterden nog de regendroppen in de eerste stralen der ochtend
zon. Zoo spoedig men den kampong een goed eind achter den rug
had, zongen de meisjes zoo vroolijk als de vogels, die om hare
schoone hoofden fladderden. Schaterlachende achtervolgden zij elkaar,
handen vol wilde bloemen plukkende en er wapenen van smedende
voor den kinderlijken tweekamp , dien ze met onwaardeerbaar genot
hadden begonnen. Zoo ging het geruimen tijd ; dan eens volgden
zij een vluggen vlinder, dan eens eene gonzende tor, heftig ver
schrikt, als de laatste uit wraak haar om hals en schouderen begon
te vliegen.
Plotseling hoorde hij een krijschenden gil. Het oudste meisje deed
een wanhopigen sprong en zonk stuipachtig schreeuwend voor zijne
voeten neer. Ze had, zich bukkend om eene prachtige, donkerblauwe
kapel te verrassen, eenige behoedzame schreden in het kreupelhout
afgelegd, toen ze eensklaps over een glibberig voorwerp was ge
treden en op ' t zelfde oogenblik een vinnigen steek in den voet
gevoelde. Er was geen twijfel, opspringende had ze eene kleine
zwarte adder onder de struiken zien verdwijnen . Terstond had men
zich herinnerd, hoe ten vorigen jare een man uit Tjisalak van een
giftigen slangenbeet door den „ Toewan Dokter" van Segala
Herang was genezen. Weldra had hij het schreiende meisje naar
huis teruggedragen en eene kar ingespannen, om haar zoo spoedig
mogelijk naar de hoofdplaats te vervoeren.
Intusschen had onze wakkere arts zijn verband gelegd en be
reidde thans een poeder van rhinoceroshoorn tot inwendig gebruik,
terwijl hij mij met een flauwen glimlach verzekerde : hoe weinig
vast vertrouwen hij in het als panacé geprezen medicijn stelde,
schoon een paar gelukkige proeven hem aanmoedigden er mede
voort te gaan. De patiënte had ons onder die woordenwisseling
angstig gadegeslagen. Reeds van den aanvang af had mij hare ongewone
schoonheid getroffen . Thans had zij zich opgericht en viel er een breede
lichtstroom over gelaat en houding. De pijnlijke trek, welke over
geheel haar wezen verspreid lag, overtoog het met een waas van
OP DE GRENZEN DER PREANGER . 45

somberen ernst, die treffend in tegenstelling kwam met de bloeiende


vormen harer jonkvrouwelijke , vast kinderlijke gestalte .
Angst en smart hadden den weelderigen haarknoop losgewonden ,
welken ze dien morgen wellicht met buitengewone zorg saamge
bonden en met lieflijk geurende melatties getooid had . Enkele
bloemknopjes hingen nog in den over schouders en rug neergol
venden lokkenschat. De groote, wat hoekig opgetrokken oogleden
waren wijd geopend, de doffe blik staarde roerloos naar den ge
wonden voet. Er trilde een diep lijden om den kleinen, half gapen
den mond en rondom den fijnen , bijna rechtlijnig gevormden neus.
Hare houding was ongedwongen fraai. Ze rustte zittend op de palm der
linkerhand en boven den getroffen voet hield ze met kwalijk ver
holen vrees de rechter. Zoo had een Thorwaldsen of een David
d'Angers haar moeten bespieden droomde ik toen vol geest
drift zij hadden er eene gewonde Hebe of eene heerlijke alle
gorie der Smart van geschapen .
Of ze genezen is , hooggeschatte Mevrouw? Volkomen vier
dagen na het ongeval keerde ze te voet naar hare woning terug.

Naar Batoe-Sirap. De grafheuvel.

Acht palen zuidoostelijk van Tenger- Agong verheft zich eene nauw
merkbare hoogte met welig gras begroeid op welker top men een
afdak van atap ontdekt . Voor de geschiedenis der Pamanoekan en
Tjassem -Landen is er wellicht geen belangrijker plekje. Doch eerst
moet verhaald worden welke weg er ons bracht. Onze verken
ningstochten door den omtrek der gastvrije landhuizing voortzet
tende , hadden we thans de grenzen van het district Batoe - Sirap
bereikt. Een donkerbewolkte hemel had ons in den aanvang met
een regendag gedreigd . Een uur na zonsopgang braken de eerste
volle stralen door het zwerk - weinig tijds later was alles in een
diep, tintelend meer van lapis lazuli opgegaan en vloeiden de zonne
golven schitterender en verblindender dan ooit. ' t Was, of ze na
ijverig op de koele regenwolken , die dagen achtereen alleen hadden
geheerscht , zich thans een luisterrijken , onbetwisten triomf wilden
verzekeren .
Bij ons aankomen op de grenzen van het district Batoe- Sirap
waren we ontvangen geworden door den Demang Rahden Madia
Kesoemah , welke, vergezeld van eene talrijke eerewacht in pur
peren buizen, den zoon zijns Landheers en diens gasten verwel
komde. Rahden Madia Kesoemah was eene zeer opmerkelijke
figuur, Op zijn gelaat lag geen enkele trek, die aan het karakteris
46 OP DE GRENZEN DER PREANGER.

tieke type van zijn ras herinnerde. Dit gelaat mocht zelfs eer
Germaansch genoemd worden, zoo regelmatig en ovaal gevormd,
zoo hoekig tot vierkant wordens toe, zoo echt Jonathansch in de
samenstelling der bijzondere trekken. Rahden Madia Kesoe
mah was een man van middelbaren leeftijd . Toch liepen er diepe
groeven langs het hooge voorhoofd, tallooze rimpels om de diep
ingezonken maar doordringende oogen, scherpe plooien om den
vast gesloten, breeden mond. Er was iets deftigs en sierlijks in al
zijne bewegingen. Het officieele kostuum der demangs werd door
hem met een in ' t oogloopenden zwier gedragen. Eene Europeesche
witte das, het onbevallige, vormelooze lakensche buis, een kostbare
bruine sarong, een blauw satijnen broek, vormden een geheel,
't welk hij door zijne eigenaardige, smaakvolle waardigheid tot eene
bevallige kleedij wist te verheffen .
Terwijl we aldus in statigen optocht onze reis hadden vervolgd,
hoorde ik vele belangrijke bijzonderheden omtrent den Demang van
Batoe-Sirap. De Landheer der Pamanoekan en Tjassem-Landen had
in hem een voortreffelijk districtshoofd gevonden, een ijverig amb
tenaar, die zoowel door de overleveringen van zijn adellijk huis , als
door persoonlijke talenten zich aanbeval. Hij was de zoon van
Rahden Ranga Martayoeda , die veertig jaren lang aan het
hoofd van het district gestaan had en door zijn uitmuntend bestuur
op krachtige wijze tot den bloei van het geheele landschap had
meegewerkt. De regeering van den ouden, voor vijf jaren verschei
den Rahden Ranga , had zich door velerhande treffelijke maat
regelen en nuttige stichtingen gekenmerkt, welke alle thans door
zijn zoon met eerbiedwaardigen ernst werden nageleefd en uit
gebreid. Waterleidingen en wegen waren den ouden Demang een
bijzonder voorwerp van zorg geweest. Door zijne wakkere bemoei
ingen was in 1847 een rijweg van Boeka- Negara de zuidelijkste
van de op de grenzen der Preanger gelegen stichtingen voor koffie
cultuur tot Bandong geopend . Zoo waren al de verschillende
inrichtingen voor landbouw van het district met de Preanger- Re
gentschappen verbonden en evenzeer voor de eigenaardige driehoe
kige pedâti van den Soendanees, als voor de lichte reiswagens
der Europeeërs toegankelijk. Dat dit feit voor de weleer woeste,
ontoegankelijke bergstreek van het hoogste gewicht mocht geacht
worden, staafde de toen aangevangen en steeds klimmende bloei
van ' t district Batoe-Sirap .
Onder deze mededeelingen welke ik als zoovele andere weder
om mijn voorkomenden gastheer van Tenger-Agong heb te danken
hadden we een verrukkelijk schoonen weg gevolgd , welke, langs
eene steeds voortloopende reeks van koffieplantages en rijstvelden,
nu eens over den top van een met kort gras bedekten heuvel, dan
eens niet verre van den voet eener levendig groene bergketen ,
OP DE GRENZEN DER PREANGER . 47.

zuidwaarts vooruitschoot. Van tijd tot tijd dreef een wolkje aan 't
vlekkeloos azuur en wierp een grillige schaduw over berg en vallei,
spoedig weder vervangen door eene zoo felle zonneschittering , dat
ik half verblind den blik moest afwenden, om er opnieuw aan te
gewennen. Weldra vertoonden zich groote boomgroepen aan den
horizon , juist aan den voet eens heuvels, die het verder doordrin
gen van het oog naar het zuiden geheel onmogelijk maakten .
't Was de groote, rijkbevolkte kampong Tjisalak, de hoofdplaats
van het district, het doel van onzen tocht.
Voor we echter de breede laan van reusachtige waringins volgen,
voert Rahden Madia Kesoemah ons rechts af een kleinen
zijweg in en weldra stuiten we op eene breede grasvlakte, te mid
den van welke de in den aanvang vermelde hoogte rees . Met bij
zondere belangstelling volgde ik den Demang, die zijne mannen
had doen afstijgen en in driftigen draf deze hoogte opreed . Ik ver
nam juist, dat we den graf heuvel van Rahden Ranga Mar
tayoeda beklimmen en het gedenkteeken bezoeken zouden, ter
zijne welverdiende eere door de zorg des Landheers opgericht.
Rahden Madia Kesoemah was reeds afgestegen en wachtte
tot we ons aan zijne zijde zouden scharen. Toen klom hij langzaam
en hoogst ernstig naar den ingang van het praalgraf. Dit zelf was
met de grootste zorg en den bevalligsten eenvoud ontworpen. Een
klein terras van zorgvuldig gewitten baksteen, waarop een marme
ren tafel stond opgericht met een grafschrift in gulden Javaansche
che karakters, vormde het geheele monument. Toch
en Arabis
ruischte daar de morgenkoelte zoo indrukwekkend plechtig, toch
heerschte er zoo gewijde stilte in 't ronde, alsof het afdak van
atap een trotsch gothisch gewelf geweest ware, alsof de zwellende
orgeltoonen een weemoedig requiem over het lijkgesteente van
den verdienstelijken Soendaneeschen adeling hadden uitgestort.
't Was door het ongewoon schoone landschap, ' t welk den graf
heuvel van alle zijden omgaf. Rahden Ranga Martayoedah
had niet tevergeefs veertig jaren zijn district in alle richtingen
doorkruist. Stervende had hij den heuvel van Tjisalak als de plaats
aangewezen, waar hij zijn gebeente 't liefst zou zien rusten. De
dankbaarheid der bevolking had die plaats terstond heilig verklaard ;
de achting van den Landheer had er een grafteeken gesticht.
Uitstekend schoon was inderdaad het gezicht van den heuveltop.
De horizon werd aan alle zijden afgesloten door zacht glooiende
bergwanden , waarvan de teere ametistkleur onmerkbaar met het
reine blauw des hemels ineensmolt. In het verste westen rees
thans de afgeplatte kruin van den Tangkoeban-Prahoe. Uit den
krater klom onbeweeglijk een wolkje rooks van die helder witte
kleur, welke de vleugelen der radde zeemeeuw doet schitteren, als
zij angstig langs het loodkleurig zwerk fladdert bij naderenden
48 OP DE GRENZEN DER PREANGER .

storm. Op geringen afstand van den grafheuvel vingen de dichte


klapperbosschen, de eenzame waringins en de sierlijke arekapalmen
aan, welke den kampong Tjisalak in gastvrije schaduw hullen . Aan
uwen voet kabbelt eene breede waterkom, welke deels de zonne
stralen met verblindende felheid weerkaatst, deels een vlekkeloozen
spiegel van het indigo des hemels aanbiedt. Aan den rand dezer
kom is het gevolg van den Demang afgestegen. Het vrolijk groen
van ' t grasperk en de scharlakenroode uniformen dezer eerewacht
met hare zonderling schildvormige, maar doeltreffende hoofddeksels ,
met hare twee voorrijders, die een klein Neerlandsch vlaggetje aan
eene ulanenlans voerden alles te zaam schonk het geheele tafe
reel dien boeienden overvloed van sierlijke lijnen en in ' t oog val
lende kleuren, welke het schildersgemoed bezielen en zelfs den
argeloozen leek eene duurzame, onvergetelijke herinnering achter
laten.
Twee omstandigheden vooral wekten mijne belangstelling, terwijl
ik bij het gedenkteeken van Rahden Ranga toefde. Ik vorschte
naar de beteekenis van het grafschrift, ' t welk van de hoogachting
des Landheers getuigde en vroeg naar het doel der menigvuldige
waterkruiken, schoteltjes met vruchten en soortgelijke offers , welke
door eene vrome zorge op de trappen van het terras waren neer
gelegd. Door de vriendelijke bemoeiing des heeren J. T. Hofland
ontving ik later een afschrift van de in Javaansche en Arabische
karakters op den marmeren gedenksteen uitgehouwen regelen,
waarvan de hierbij gevoegde afbeelding eene zoo trouw mogelijke
kopie geeft. 1)
De beteekenis der vruchtenoffers op de trappen van het gedenk
teeken werd mij volkomen duidelijk, toen ik vernam in welke
hooge eere de nagedachtenis van Rahden Ranga Martayoedah .
door het geheele district gehouden werd. Hij had Batoe- Sirap met
rechtvaardigheid en talent bestuurd. Nooit hadden de bewoners van
dit district gedurende zijne lange regeering over daden van geweld
geklaagd. Integendeel steeds was de roep zijner vroedheid en zijns
aanziens bij het volk met stijgende klem tot den Landheer doorge
drongen. Te recht achtte de laatste het eene simpele daad van
billijkheid, toen hij op de plek door den stervende aangewezen een

1) Het eerste deel van 't grafschrift in de Maleische taal met Javaansche
karakters vervat, behelst volgens de mij meegedeelde vrije vertolking het vol
gende : Tot herinnering aan Rahden Ranga Martayoedah , oud 66
jaren , die gedurende 40 jaren het ambt van Demang in het dis
trict Batoe - Sirap tot heil der Tjiasem - en - Pamano ekan-Landen
heeft bekleed en tot zijne vaderen is teruggekeerd op Vrijdag
13 Juni 1856 , volgens de Hegira 1272. De drie laatste regelen bevat
ten de gewone Muhamedaansche eulogie.
TANDA INGETTAN

RAHDEN MARTAIJOEDAH

‫ח‬
ை a
nga வு hmáumy

பிடின் 66 ளர்வு
டீயின் Canarm
பனன்ய விலையிணு
លា
லுைனுயின் கானை 40 பைரவி
m வு கி jm
அவனபயயன்

8919 வி)

13 வுதழ் 1856 ஸ் ( டீ 1272.

‫السلام عالیكم يااهل القبور‬


‫ياالله ياالله‬

‫يامحمد‬

I.
50 OP DE GRENZEN DER PREANGER .

eenvoudig monument met een eenvoudig grafschrift had doen plaat


sen. Reeds in 1847 was den Demang een bewijs van dankbare
erkentelijkheid gebracht, toen de heer T. B. Hofland , destijds
Landheer der Pamanoekan- en-Tjassem-Provincie, een gedenksteen
met eene toepasselijke inscriptie deed verrijzen op den nieuwen
weg van Boeka-Negara naar Bandong de voortreffelijkste stich
ting van het wakkere districtshoofd.
Hoe kostelijke aanleiding mij ook op dien heuveltop geschonken
werd, om bespiegelingen in te stellen over de knevelarijen en
afpersingen der inlandsche hoofden op Java" in ' t gemeen en over
het voorbeeldig gedrag der districtshoofden van de Pamanoekan-en
Tjassem-Landen in ' t bijzonder, sprak ik toch ijlings een : vade
retro ! uit en haastte ik mij , om mij bij het reisgezelschap aan
te sluiten, ' t welk zich gereedmaakte de gewijde plek te verlaten .

Tjisalak.

Eene breede waringinlaan , wier gastvrije schaduw mijn door de


zon geroosterd gelaat een weldadigen balsem bood, eene pooze vol
gend, wendden we weldra rechts , om een grasperk op te rijden ,
waar zich eene voor kort vertoef geschikte houten woning
van den Hoofdbestuurder des districts bevond. Reeds waren we in
het hart van den kampong Tjisalak doorgedrongen. Aan beide zijden
der laan had ik eene reeks net gebouwde, sterk omheinde bamboes
huizen opgemerkt. Grooter, als het ware aanzienlijker , Soenda
neesche woningen had ik nog nooit te voren aangetroffen. Juist
snelden we den zonderling schuurvormigen tempel voorbij en lieten
we de residentie van den Demang aan onze rechterhand . Er was
vroolijke en drukke beweging op den weg. Van alle zijden versche
nen wandelaars en pâ sargangers . Zoo spoedig onze stoet aan den
ingang van 't vlek verscheen, groepte de nieuwsgierige gemeente
zich achter heining of bamboesmuur met dezelfde schichtige bedeesd
heid saam , waarmee het boerenpubliek van een afgelegen Neerlandsch
dorp eene karos met feestvierende muzentelgen aangaapt. De Demang
had met een enkel woord van de komst zijner gasten kennis ont
vangen en wilde niets verzuimen, om hun een deftig onthaal naar
Soendaneeschen trant te bereiden. Vandaar de buitengewone leven
digheid en drukte in den kampong.
Bij den ingang van ' t grasperk vóór des Hoofdbestuurders woning
stond een eereboog uit draperieën van wit en oranje doek gevormd .
Rondom het gebouw was allerwege feestelijke versiering aangebracht.
OP DE GRENZEN DER PREANGER. 51

Eene lange rij van lansen met bonte vaandeltjes omringde het aan
alle zijden. Talrijke atap loodsen waren op het grasplein verrezen .
Luide weergalmden de gamelantonen en het gezang der rong
gings. Op het oogenblik van ons afstijgen scheen de virtuozen
eene razernij te bevangen. Eene telkens hooger en hooger stijgende
fanfare, met dof rollende gongslagen versterkt, riep ons een luid
dreunend welkom toe.
Weldra waren we, verzeld van Rahden Madia Kesoemah ,
in de voorgaanderij van onzes gastheers pied - à - terre te Tjisalak
voor eene tafel gezeten met een rijken schat van inheemsche spijzen
bedekt. Er schuilt veel ondeugends , veel koddigs en veel oppervlak
kigs in het cynisch woord van Heinrich Heine , dat bij alle
natiën de nauwste betrekking valt op te merken tusschen de physio
logie harer vrouwen en de traditiën harer kookkunst . Zal ieder
Engelsche een bloedrooden blos naar 't wonderblanke voorhoofd
voelen stijgen, bij de gedachte, dat ze in gezonde kracht den roast
beef en in eenvoud en onschuld een mutton - chop op zij streeft,
zal er een grimmig vuur in de groote zwarte kijkers der Fran
çaise flikkeren, die in kernachtige degelijkheid met een snippen
bout à la Solferino of een kippenborst à la coup - d' - état wordt
vergeleken de geestdriftige predikers van het Hein e-evangelie
zullen het ons te spoediger moeten vergeven, zoo we bekennen
goeddeels door onbekendheid met het tweede lid der vergelijking
geene de minste verhouding tusschen de lafzoete rijst- en suikerge
bakjes en de schoonere helft der Soendaneesche natie te hebben ont
dekt. Juist een blik uit de vensteropening aan mijne rechterhand
naar buiten werpende, zie ik er een paar exemplaren van, die alles
behalve voor allegoriën van zachtheid en zoetheid kunnen door
gaan. 't Zijn een tweetal danseressen in klein gala. Ze zitten voor
overgebukt op den grond, een vijftal muzikanten is in dezelfde
houding achter hen weggedoken. Ze schijnen hunne kunstoefeningen
juist te hebben gestaakt. Weekheid noch schroom straalt uit de
halfgesloten oogen : zelfbewuste slimheid met eene mengeling van
tartenden trots is er alleen in te lezen trots op hare uitstekend
welgevormde gestalte, fraaie armen en kleine handjes.
Terwijl het gezelschap in de voorgaanderij allengs met eene
menigte magistraatspersonen vergroot wordt, die zich in een wijden
cirkel op de vloermat neerhurken, terwijl over de belangen van het
district op deftigen trant wordt beraadslaagd , vind ik gelegenheid
het tooneel, ' t welk van de voorgaanderij valt waar te nemen, op
lettend te bestudeeren. Het grasperk en het verschiet worden door
de morgenzon met oogverblindenden luister belicht. Hier en daar
dringt de blik tot het zacht dommelend grijsblauw de heuvelen door.
Te midden van het geboomte verheffen zich allerwege de geelbruine
daken van Tjisalak. Rechts stroomt de Pamanoekan over zijne
52 OP DE GRENZEN DER PREANGER.

breede, ondiepe bedding van rotskiezels. Op de brug, die ginds over


deze rivier leidt, heeft zich eene groote menigte verzameld, die
voordat ze zich ter weekmarkt spoedt, een nieuwsgierigen blik aan
de beweging op het grasveld van des ", controleurs" woning schenkt.
Hier heerscht eene feestelijke drukte. Talrijke bedienden woelen
door elkaar, sommige groepen te saam en vormen een dankbaar
publiek voor de altijd voortgezette vertooning der ronggings.
Achter de heining schuilt eene andere nieuwsgierige menigte, meest
kinderen en vrouwen, die op dezelfde wijze met kwalijk bedwongen
geestdrift den feestelijken dans bespieden . Voortdurend valt er veel
vergang van op- en aftredende Soendaneezen waar te nemen, wier
witte en paarsche buizen, wier kersroode en donkerblauwe sarongs ,
wier bonte hoofddoeken in den fellen zonnegloed op het levendigst
uitkomen en een warm contrast vormen met de veelvoudige groen
schakeeringen van het prachtige landschap. De lucht weergalmt
van het eentonig geklikklak der talrijke gamelanspelers : het ge
gons der ter markt trekkende schare, de geruchten van de feestelijk
gestemde dorpers , die nog altijd vol schroom achter heining en muur
schuilen, de snijdende kreten der danseressen doen een verward,
luid gedruisch ontstaan . De indruk van het geheele tafereel is blij
heid, opgewektheid, levenslust .

Eene Soendaneesche Pasar.

Uit een wervelbeen tot een antidiluviaansch monster te besluiten ,


hetzij der wetenschap uit een kil tekstvers tot de volle warmte
der Evangelies te klimmen , hetzij den kanselredenaar uit eene
woestenij van dorre bladzijden eene enkele schoone gedachte op te
rakelen , hetzij der critiek vertrouwd, maar uit een enkelen ka
raktertrek, uit eene enkele daad, uit een enkel woord een mensch
op te bouwen, een levend , bewegend, gevoelend wezen, met den
geheelen microcosmos der ziel in zijn binnenste, ik twijfel of ge
die taak aan eene zekere klasse van romanschrijvers dezer eeuw
zoudt overlaten. En ge zoudt, meen ik, dit met volkomen recht
doen, daar deze de verwaandheid belijdt, dat zulk een op zich zelf
staand feit haar eene wereld van gewaarwordingen en aandoeningen
onthult, die met noodzakelijkheid en waarschijnlijkheid zich tot een
roerend drama ontwikkelen ; daar deze zelfs door de talentvolste
harer adepten nooit iets anders heeft tot stand gebracht, dan
het belichamen eener enkele gedachte, eens enkelen hartstochts ,
't welk, hoe gelukkig ook geslaagd, steeds tot de allegorie nimmer
tot het leven voert.
OP DE GRENZEN DER PREANGER. 53

't Is algemeen bekend, hoe een beroemd romancier bij een


der schitterende feesten van den Faubourg St. Germain
een jonkman opmerkte, welke door onhandigheid en linkschheid
den onervaren nieuweling verried. De arme had zich in een verbor
gen hoekje achter eene sofa weggescholen. Daar zet eene schoone
feestgenoote zich op de sofa neer. De jonkman beschouwt haar
verward en onafgebroken. Hij ziet slechts haar achterhoofd en schou
ders - maar schouders , die spreken en betooveren : „ des épaules
qui ont une âme." En met den zonderlingen moed, die alleen de
beschroomden kennen, buigt hij zich voorover en drukt een eer
biedigen kus op die schouders . Alleen de romancier was getuige
van dit feit. En aanstonds was hij gereed er een drama uit te ont
wikkelen, 't welk zeker voor de vaardigheid zijner phantasie en de
diepte zijner zielkunde eene merkwaardige getuigenis zou afleggen,
ZOO de verhaalde gebeurtenissen werkelijk uit hetzelfde feit met
noodzakelijkheid waren afgeleid .
Ware het den veelzins begaafden auteur van : Le lis dans la
vallée vergund geweest met ons reisgezelschap over den påsar
te Tjisalak te dwalen, hij zoude er rijke stof tot studie en waar
neming ontdekt hebben. Langzaam zou hij de rij der uitstallingen
hebben voorbijgewandeld en de heen-en-weerstroomende menigte
van kooplustige mannen, vrouwen en kinderen met opmerkzaam
heid hebben beschouwd. Aanstonds zou hij u hebben toegefluisterd ,
dat hij eene wereld van kleine begeerten, berekeningen en zelf
zuchtigheden, wellicht hier en daar eene sluimering van groote
driften en hartstochten ontdekt had . Daar ginds, waar de inheem
sche lijnwaden zijn uitgestald, zou hij u op de onverschillige hou
ding der zwaarlijvige koopvrouw gewezen hebben, op de meesterlijk
verborgen nauwkeurigheid , waarmee ze twee welgekleede jonkvrou
wen gaslaat, die de smakeloos aaneengeschakelde, bonten stoffen
met aandacht waarnemen. De eene, zou hij gezegd hebben, die daar
met zulk een naïven glimlach dien lap purperrood katoen ter hand
neemt, is eene argelooze, luchtige deerne. Zij is de lieveling en de
trots haars vaders , de schoonste van alle hare geburen. Een edel
geboren Soendanees , een ambtenaar in dienst van den Landheer,
heeft haar ten huwelijk begeerd . Zij zelve heeft nooit iets lief ge
had, dan de palmen van haars vaders erf en de sarongs, welke
zij met eigene hand had geweven. Daarom stemde zij den wensch
van haren vader bij en werd zij de bruid van den aanzienlijken
jonkman : reeds kiest ze nu een deel van haren bruidstooi.
Let daarentegen, zou hij vervolgd hebben, op den ernstigen blik
en de saamgeknepen lippen der tweede jonkvrouw. Ze bespiedt in
stilte hare jongere zuster. Merkt ge wel, dat er een heimelijke,
smartelijke naijver uit dat somber oog spreekt ? Waarom is zij de
bruid niet ? Waarom zal de feestelijke optocht der bruiloftsgasten
54 OP DE GRENZEN DER PREANGER.

zich niet om hare draagkoets scharen ? Waarom zal de gamelan


niet op haar hoogtij worden bespeeld ? Eens had zij den moedigen
Asban liefgehad ; toen was ze nog een kind van veertien jaren ,
toen was ze onbezorgd en gelukkig als Mainah, hare zuster.
Maar Asban betrouwde roekeloos op de kracht zijner vuisten ;
alleen trok hij uit naar de ontoegankelijkste bergpassen waar
' s nachts de koninklijke tijger rondwaart. Waar bleef hij dien ramp
zaligen dag, toen hij zoo fier en zoo trotsch vertrokken was ? Een
gelukkig jager bracht vijf dagen later de wreede tijding, dat hij
het vreeselijk verminkte lijk van haar geliefde in ' t holst van ' t woud
had gezien. Zoo sprak hij en verscheurde haar ' t hart.
Onze spraakzame gids zou zich intusschen reeds verder gespoed,
en, zoo ergens, hij zou bij gindschen koopman in Soendaneesche
modeartikelen getoefd hebben. De uitstalling is zeer eenvoudig . De
twee platronde bamboesmanden , waarin hij zijne goederen ter week
markt bracht, zijn op den grond geplaatst. Een paar stokken en
een oude lap lijnwaad vormen een miniatuurafdak, waaronder de
man in volkomen schaduw zit neergehurkt . Op de voordeeligste
wijze heeft hij enkele grove zakspiegeltjes , eenige bossen vuurwerk ,
sommige pakjes gemeene spelden en naalden, een paar hoopjes
inheemsche stroosigaren , een handvol goedkoope kammetjes , wat
gekleurd garen, een 'enkel ouderwetsch zakmesje en een half dozijn
verroeste scharen gerangschikt . Hebt ge ooit een gelaat gezien , zoo
afschuwelijk door hartstocht misvormd ? Thans zijn al die ver
moeide trekken in rust. De oogleden vallen diep over het matte
oog : toch bespiedt het u heimelijk met angstige spanning. Hij
hoopt, dat ge iets koopen zult.
Een gerimpeld bestje knielt naast zijne uitstalling neer. Ze zoekt
en grijpt geruimen tijd in zijne waren rond eindelijk heeft ze de
grootste schaar gevonden , welke onder zijn voorraad te ontdek
ken is. Van beide zijden wordt nu een luid krijschend gesprek ge
voerd. Niets is te vergelijken bij de ontzaglijke , ademlooze belang
stelling, waarmee hij de antwoorden van het bestje afwacht. Eindelijk
besluit zij den ongehoord hoogen prijs te betalen. Is er in de non
chalance, waarmee hij zijne goederen in orde schikt, geene
heimelijk jubelende vreugd te ontdekken ?
Vraag zijn buurman, den vruchtenkoopman, naar de oorzaak van
zijn geluk. Hij zal u antwoorden, dat de oude met zijne scharen
en vuurwerk een onbegrijpelijk wezen is. Voor drie maanden ver
scheen hij het eerst op den pasar. Vroeger had hij eene woning ,
eene sawa en twee buffels bezeten - stuk voor stuk had hij alles
verkocht en eindelijk was hij de dienaar van een rondreizend Chi
neesch koopman in snuisterijen geworden.
Het geheim van den ouden marskramer is eenvoudig . Eens leefde
hij tevreden in 't bezit van huis en goederen. Toen greep de Satan
OP DE GRENZEN DER PREANGER. 55

hem in het harte en schreef er met vlammend schrift : opium.


Sinds dat tijdvak was alles langzaam verdwenen : buffels , akker en
woning. Zijne vrouw en kinderen waren ook verdwenen - hij wist
niet waarheen. Wat kreunde hij er zich om, als hij slechts een
penningske mocht meester worden, om het zijnen afgod te offeren .
't Was zeker niet benijdenswaard , voor den vrekkigen Chinees op
den pasar te zitten en toch, van ieder stuk, ' t welk verkocht
werd, was hem eene kleine, onmerkbaar kleine winst toegezegd .
Wat konde hij anders doen ? De Satan zweepte hem voort met
snerpende geeselslagen, hij kon niet terug, hij moest vooruit
altoos vooruit. Weldra zou hij bezwijken, uitgeput neerstorten, om
te sterven als een melaatsche, als een verachte, schurftzieke hond
en toch, wat zaligheid, wanneer hij met den zuur verdienden pen
ning ten sabbat mocht snellen, wanneer eene wereld van vizioenen
in tuimelenden dans zijn halfgeloken oog voorbijspoedde, wanneer,
in onbeschrijfelijk, bovennatuurlijk licht, wonderschoone gestalten
zich over hem zouden neerbuigen, om zijn brandend voorhoofd met
liefderijke hand te verkoelen, om vergetelheid en ruste te brengen
van zijn koortsachtig kloppend hart, voor zijne onstuimig woelende
leden.
Had bovenvermelde romandichter ons zoodanige phantasieën mee
gedeeld, we hadden hem geheimzinnig onzen welgevulden sigaren
koker aangeboden en vertrouwelijk toegefluisterd, dat soortgelijke
bespiegelingen een veel te zwaar werk leveren onder de verschroei
ende zon van Tjisalak.
SEDEKAH - BOEMI.

Afscheid van Tenger- Agong . Soebangs omstreken.


Een Waringinboom.

Eene schoone Zondagmorgen Zondag in de letterlijke betee


kenis des woords had ons den bekenden en vaak bewonderden
weg van Tenger-Agong naar Soebang zien inslaan. Het uur van
afscheid was eindelijk geslagen . Noode had ik mij in den lichten
reiswagen begeven, die thans in vliegenden ren het groene ravijn
doorsneed en langs den bergwand naar boven spoedde. De amphi
theaters van sawa's, de ploegende buffels, de nijvere dorpers , het
speelziek wuivend struikgewas , de prachtige varens, liet ik voor
het eerst onopgemerkt voorbijtrekken. Eene zekere weemoedige
stemming had zich bij het verlaten der huizing Tenger-Agong van
mij meester gemaakt. Dat hebt ge als kind wel doorleefd , de on
uitsprekelijke smart, als ge uw lief ouderlijk huis aan ' t einde der
vacantiemaand opnieuw vaarwel zeggen en weer naar de oude, som
bere school met hare taaie taalkunde en spookachtige algebrasom
men vertrekken moest. Er is iets onbeschrijfelijks in die stemming,
welke zich later in zoovele gewijzigde vormen herhalen zal, als
eene stille melancholie u diep in 't harte zinkt, als eene levendige
herinnering aan een schoon, gelukkig verleden u de grauwe tinten
en pijnlijk scherpe lijnen van het heden met meedoogenlooze klaar
heid onder het oog brengt.
Iets dergelijks ondervond ik gedurende de terugreis van Ten
ger-Agong naar Soebang, schoon het nu alleen de herinnering
gold van vervlogen gelukkige dagen, die mij zoo geheel in wee
moedig dankbaar gemijmer deed wegzinken , dat ik de voorbij snel
lende, prachtige landschappen volkomen uit het oog verloor. En
zachtkens zong de raderendreun mijn vaarwel aan Tenger- Agongs
OP DE GRENZEN DER PREANGER. 57

vriendelijken gastheer en zachtkens fluisterde ik een heilwensch


voor zijne welbeminde gade en zoon, wijl ik levendiger dan ooit
mij de gezellige uren van vroolijken kout te binnen bracht, op het
steenen terras der villa gesleten, of aan den feestelijken oudejaars
avond dacht, toen onze vriend de oriëntalist zoo krachtdadig mee- .
werkte, om het genot van die oogenblikken te verhoogen. En luide
knalde de zweepslag en juichte der gulle goedheid en heusche hof
felijkheid mijner welgeachte vrienden een hartelijk hoezee toe.

Te Soebang aangekomen, vernam ik eene blijde tijding. Bin


nen weinige dagen zou men er een groot oogstfeest naar Soen
daneeschen trant bereiden, waartoe al de hoofden en bestuurders
der Pamanoekan-en-Tjassem Landen waren uitgenoodigd. Het Oogst
feest Sedekah - Boemi een der hoogste vierdagen van het
landbouwende Soenda, moest thans daarenboven met buitengewonen
luister worden ingericht. De Landheer had reeds lang zijnen in
heemschen ambtenaren een genotvol hoogtij willen verschaffen, om
hun zijne goedkeuring en genegenheid te kennen te geven. Van
daar, dat er groote vreugde heerschte door den geheelen omvang
der provincie, dat men reeds te Soebang ijverig toebereidselen zag
maken, om het aanstaande feest met schitterenden glans te vieren .
Lichtelijk mocht men deze waarneming maken, had men zich
met ons op den verkenningstocht door Soebangs omstreken bevon
den, welken we onder het vriendelijk geleide van Mr. G. H. Hof
land , Hoofdbestuurder der districten Tjiherang en Pegaden, den
morgen na onze terugkomst te Soebang hadden ondernomen. 't Gold
thans vooreerst een reusachtigen waringinboom, de 22 celebriteit"
van het district Tjiherang ; later de weelderige plantages en de
fabrieken in de onmiddellijke nabijheid der villa te Soebang.
De weg naar den reusboom door struikgewas , suikerrietvelden en
kreupelhout bood weinig treffends. De westmoesson had den grond
volkomen doorweekt. Zoo had ik reeds een half uur, opmerkzaam
op groote plassen en glibberige hellingen naast onzen voorkomen
den gids voortgereden, toen deze een kreupelhout insloeg, ' t welk
de aanvang van een dicht begroeid woud scheen. Nauw begonnen
we in het groen door te dringen of hij trok de teugels aan. We
waren van aangezicht tot aangezicht met den koning der waringins .
Moeilijk zou de getrouwste beschrijving een juist denkbeeld van
dat reuzengevaarte , van dien chaos van groen, stammen, takken
en wortelen kunnen geven. Op verren afstand alleen kon men zich
van de hoogte vergewissen : wie op tien schreden afstands van den
stam stond, sloeg den blik tevergeefs naar boven. Een ondoordring
baar gewelf van donkergroen waringinloover omringde hem van
alle zijden. Mocht men alzoo den top des booms niet dan op eene
tegenoverleggende hoogte kunnen waarnemen, de stam bood een
58 OP DE GRENZEN DER PREANGER.

onoplosbaar geheim aan. 't Was een woud van kromme, knoestige,
breede takken, ' t welk om den hoofdstam in zoo grillige arabesken
was heen gekronkeld, dat men beide bestanddeelen onmogelijk
konde onderscheiden en slechts eene wilde, zonderling verwarde
menigte van knobbelige stammen gewaarwerd, die in hartstochte
lijke omarming elkaar poogden te verstikken of wel als oorlog
zuchtige reuzenslangen in krampachtige bochten waren versteend .
Een heir van takken schoot, ' t zij kronkelend naar omhoog , ' t zij
naar alle zijden in 't ronde. Ieder van deze mocht op zich zelf een
prachtige boom geacht worden, zoo schatrijk in neventakken , zoo
weelderig met glansrijk, blauwgroen gebladert getooid . Eene dichte ,
koele schaduw heerschte op geruimen afstand rondom den stam,
slechts zelden hier en daar door een handvol blonde zonnevonken
afgewisseld, waar het groen bij een licht ruischen van den wind
een enkelen straal in het koele heiligdom der schaduw gevangen
hield. 't Eigenaardigst en het meest boeiend waren de haast lood
rechte twijgen, welke van de hoofdtakken naar beneden dalend,
zich allengs eene eigene plaats in den grond hadden verzekerd en
thans als zelfstandige boomen den grijzen waringin met bloeiende
zuilen schoorden. Zoo ontstond een nieuw woud rondom den hoofd
stam, en omsloot hem van alle zijden, gelijk talrijk neerstortende
waterstralen, die eene hoog opspringende fontein met vroolijk ge
jubel omplassen. Inderdaad eene reusachtige waterkolom, die met
woedend geweld . als kwam zij uit den krater eens vulkaans
naar boven schoot, in duizende zijstroomen naar beneden stortte en
eindelijk door den tooverstaf eener fee in levend groen, takken en
bladeren herschapen werd ziedaar het meest passend beeld voor
dezen grootvorst der wouden.
Was dus het gebied der takken groot en stond het te voorzien,
dat een enkele boom weldra een uitgestrekt bosch zou vormen
het gebied der wortelen streefde naar gelijke uitgebreidheid . Ner
gens was de stam genaakbaar, dan over wild ineengestrengelde
knoopen en heuveltjes van knoestige waringinwortelen . Met de
uiterste voorzichtigheid maakte mijn pony eene reis rondom den
stam ; telkens zich langzaam beradende, waar hij te midden van al
die, als onmetelijke spaanders ineengekrulde, beletselen zijn weg
zou vinden. Overal waar men den blik mocht wenden, vond men
zich geheel omringd, begraven, gevangen, beheerscht door dezen
éénen woudreus, welken de grillige natuur, spilziek en schatrijk,
aan den voet eener helling te midden van hoog kreupelgewas scheen
te hebben weggescholen, om haren schoonsten triumf met zedigen
schroom alleen te genieten .
OP DE GRENZEN DER PREANGER. 59

Plantages en Culturen.

Men heeft zich dikwerf vermeid in het schilderen , met verf of


woord, der meestal rechtlijnige landschappen van ons welgeliefd
Nederland en er met bijzondere klem op gedrukt, hoe de afwezig
heid van trotsche bergtafereelen, schuimende watervallen en onge
repte wouden door den zeldzamen rijkdom van ijverig bebouwde
akkers , door de aangename opeenvolging van met allerlei oogst
bedekte velden, door de talrijke, bloeiende landhoeven en dorpen
zoo niet geheel, ten deele althans, werd vergoed . Inderdaad biedt
de verscheidenheid , die daardoor in een Neerlandsch landschap wordt
totstandgebracht, eene geringe vergoeding aan voor de grauwe
tinten, die van den zwaarbewolkten hemel dalen, voor de paralel
vormige vakken, waarin weiden en akkers zijn ingedeeld, voor de
onafzienbare, alom beploegde vlakte , waarin nauwelijks door de
menigvuldige torenspitsjes of landhoeven eenige afwisseling geboren
wordt. Toch kwam mij de herinnering aan deze burgerlijk schoone
landouwen soms heimelijk verrassen, als ik de eindelooze koffietuinen
of rietvelden doorkruiste, welke zich door dalen en vlakten à perte
de vue voor mij uitstrekten. ' t Is waar, daar ginds ving de berg
keten aan met hare diepe ravijnen, grilligen plantengroei en woelige
bergstroomen maar des ondanks had ik der mijlenlange opeen
volging van dezelfde koffiestruiken of rietbosschen gaarne wat
van die Nederlandsche verscheidenheid toegevoegd. Ook de immer
groene vlakte , ook de immer fel schitterende zon aan een immer
rein blauwen hemel heeft hare sterk eentonige zijde en onpartijdig
herinnerde ik mij , dat het kalme Hollandsche landschap met zijn
vergezicht van grazende runderen en draaiende molenwieken eens
kunstenaars als Hobbema en Adriaen Van de Velde be
zielde al mochten we bekennen, dat Ruysdael tusschen Noor
weegsche en Zwitsersche watervallen schijnt te weifelen en dat de
beide Boths , Honthorst en Berchem zich geheel in Italiaan
sche sympathieën hebben verloren .
't Was in de onmiddellijke nabijheid der villa te Soebang, dat ik
een rijk afgewisseld landschap ontdekte, waar de cultuur der ver
schillendste producten zich tot taak scheen gesteld te hebben, om
de eentonigheid van vroegere beplantingen te doen vergeten. Reeds
vroeger had ik met een vluchtigen blik mij van den weelderigen
rijkdom der daar ontworpen plantages kunnen overtuigen, thans
was het mij een genot ze in geheel en onderdeelen te be
schouwen. Het reusachtige grasplein der villa verlatende, bespeurt
men aan alle zijden de levendigste sporen van bedrijvigheid en
bloeienden landbouw. Rechts , te midden van het tropisch groen ,
verrijzen twee zwartberookte stoomschoorsteenen , waar zich de
60 OP DE GRENZEN DER PREANGER.

uitgebreide suikerfabriek en hare talrijke bijgebouwen bevinden. De


heuvelachtige grond en de talrijke palm- en vruchtboomgroepen
schuilen overal eene menigte Europeesche, Soendaneesche en Chi
neesche huizingen weg, die te zaam aanspraak op den naam van
Soebang maken. Van de wildheid en naïve schoonheid der berg
natuur is hier zeker geen spoor te ontdekken. Zoo spoedig we de
regelmatig aangelegde gambîr velden binnenreden die zich ette
lijke bouws naar ' t zuiden uitstrekten bevonden we ons in eene
wijde vlakte, welke echter her- en derwaarts door allerlei verschil
lenden aanleg, door palmbosschen en gebouwen werd verlevendigd
en eindelijk aan den zuidelijken horizon door eene zacht violet
kleurige bergketen werd afgepaald . De gambîrstruik, in rij en
gelid geschaard, van die heldergroene kleur en dat glanzig vernis
op de bladeren, welke laurier- en citroenboom eigen zijn, scheen
als met een zacht geplooiden fluweelen mantel een deel dier vlakte
te dekken. Later bezocht ik een in de nabijheid gelegen gebouw,
waar men het gambîrblad tot die zonderlinge, donkerbruine, vier
kante blokjes verwerkte, welke niet ten onrechte den officieelen
naam van terra japonica voeren.
Een oogenblik galoppeerens had ons buiten den kring der gam
bîr plantage gebracht en weldra voor den ingang van een zeer
regelmatig aangelegd bosch, 't welk ik spoedig als een welig bloei
enden vanieljetuin leerde kennen. Eene bladerrijke boomsoort, van
tien tot twaalf voeten hoogte , stond in nette rijen geschaard , om
met hare dichte schaduw den kronkelenden vanieljestruik te be
schermen en temet langs stam en takken een steun te bieden. In
sierlijke spiralen klom daar het lichtgroene slingerblad naar boven. Op
bijna gelijken afstand omcirkelde het den boomstam, alsof het hem
tot een bloeiend model van die prachtige gothische kolonnetten wilde
stellen, welke om elk harer schroefvormig gedraaide bochten eene
marmeren wijngaardrank in dartele arabesken naar het kapiteel zenden .
Verrassende afwisseling bood thans wederom eene uitgebreide
cacaoplantage, welke bij de grens der vanieljetuinen aanving. Zelden
zag ik fraaier en tevens zediger verschijning in de tropische plan
tenwereld, dan de cacaoboom. Pyramidaalvormig en in uiterlijke
gedaante ietwat zweemende naar den Noordschen den, sluit hij zich
daarentegen met zijn breed, glanzig, donkergroen blad anderzijds
op het innigst bij die bijzondere zuidelijke plantenfamilie aan, waar
van de oranjeboom den schoonsten type levert. En onder dat glad
groene blad gluurt schuchter een tal van sikkelvormige vruchten
naar buiten , die van goudgeel tot karmozijn al de gammen der roode
kleur naar de mate harer rijpheid doorloopen . Langzaam de breede
laan van dit bevallig geboomte volgend, stuitten wij eindelijk op
een plantsoen van jonge palmen, ' t welk de rij der culturen op het
sierlijkst en elegantst kwam besluiten.
OP DE GRENZEN DER PREANGER. 61

Niets nobeler en vorstelijker dan een palmboom. De dunne stam ,


veerkrachtig en slank omhoog schietend tegen het fraaie kobalt
blauw der lucht, doet aan iets fiers en jonkvrouwelijks denken ,
't welk nog verhoogd wordt door den waaier van heldergroene
pluimen, die aan den top zijne zachtgebogen lijnen als in aandachtig
gebed ten hemel heft. Zie slechts een palmboom bij dat zilveren
maanlicht, waarvan men zich ginds in 't noorden nimmer eene ge
ringe voorstelling zal mogen vormen en bewonder dien regen van
diamanten en saffieren, welke bij ieder ademtochtje des winds langs
de breede twijgen naar beneden droppelt !
Eigenaardige sierlijkheid echter is bij eene laan van jonge palmen
op te merken. De stam heeft zich nog niet gevormd, de twijgen
schieten in onberispelijke halve-rondbogen dicht bij den voet op ,
om met andere even volkomen gevormde halve-rondbogen van de
tegenovergestelde rij boomen een prachtig groen gewelf te vormen,
waaronder voor het eerst iets van die veel geprezen, maar nooit
genoten schaduw der palmen" te waardeeren valt, welke sommige
leugenachtige toeristen hunnen lezers in Europa plegen voor te
zetten. Hier echter heerscht dat aantrekkelijk halflicht, 't welk het
gevolg is eener met vele strepen van gulden zonnegloed doorvlochten
blauwe schaduw. Want de schaduwen zijn blauw onder Java's ge
zegenden hemel en vormen het levendigst contrast met de goud
blonde kleur der lichtpartijen. 't Was ons in dat groene gewelf, of
we in de eene of andere der krypten onzer Nederlandsche kerken
rondwandelden , waarin op eens een helder daglicht was doorge
drongen en waarvan zoowel zuilen als muren door eene liefelijke
phantasmagorie in bloeiend groen en geboomte waren herschapen.
Overal, waar we ons dien morgen mochten vertoonen, namen
we een druk gewoel en een gedurig heen- en weertrekken van
bezige boedjangs waar. Was er reeds tusschen het hoofdkan
toor rechts in de onmiddellijke nabijheid der villa en het rijst
pakhuis een gestadig vergang van daglooners, meestal vrouwen en
kinderen, die hun rijstrantsoen kwamen innen, op te merken, in
en om de suikerfabriek viel eene ongewone beweging eener druk
arbeidende menigte in ' t oog. In eene ruime loods , naast de suiker
fabriek, scheen de geheele beweging zich saam te trekken. Groote
hoopen waringingroen werden van tijd tot tijd aangedragen : drape
rieën van allerlei warme en bonte kleuren lagen er nog ordeloos
opeengehoopt . Aan alle zijden der loods rezen overdekte gaande
rijen : overal was men bezig zich met de versiering der plaats te
bemoeien. De Demang van Tjiherang, een kolossaal Soendanees
met een grof, knobbelig , okergeel gelaat deelde ijverig bevelen uit.
Reeds den volgenden dag zouden de feestelijkheden aanvangen.
Morgen wordt de Sedekah- Boemi gevierd.
62 OP DE GRENZEN DER PREANGER.

Aanvang der feesten. - De Optocht.

In den vroegen ochtendstond van den feestdag zag menigeen met


bekommering naar den grauw bewolkten hemel op, want van alle
zijden stroomde het talrijke gasten naar Soebang. Reeds ver voor
't morgenkrieken had menig dorpshoofd, menig magistraat uit de
noordelijke districten zich in ' t zadel geplaatst, om tijdig ter hoofd
plaats te verschijnen. Bij de eerste schemering werd aller hoop te
leurgesteld. In 't oosten hing eene dichte wolkenmassa het
geheele zwerk was zwaar betrokken. Het licht der opkomende zon
werd door een dreigenden nevel onderschept en zoo stond het te
voorzien, dat de blijde dag der Sedekah- Boemi door het nijdig
plassen van ratelende slagregens zou worden ontluisterd. Omstreeks
acht uren evenwel begon eene geringe hoop op beter vooruitzicht
aan te wakkeren. Reeds had een krachtige bries het nevelengordijn
doen sidderen reeds woei er eene plooi van omhoog, die troostvol
een klein plekje van het helder blauw des hemels toonde. Weldra
herleefde de zekerheid, dat men een schoonen, echt feestelijken dag
te gemoet ging een dier dubbel genoten vierdagen, welken de
westmoesson als zeldzame oase te midden van ' t onafgebroken re
genen pleegt aan te bieden . Te tien uren was er niets meer van
de zwaar betrokken lucht gebleven. Een wolkelooze hemel van
lapis lazuli, eene felle zonneflikkering en eene verblindende licht
golving deden alle voorwerpen met zeldzame helderheid op den
donkergroenen grond van ' t landschap te voorschijn springen.
Het tooneel is de grasvlakte vóór de landhuizing te Soebang.
Wij verwachten er den feestelijken optocht der gasten, welke een
of meer buffelkoppen in plechtigen ommegang zal rondvoeren. Een
geheimzinnig bijgeloof schijnt te eischen dat de koppen der buffels ,
waarvan het vleesch op eenig feest wordt gebruikt, eerst in statige
processie worden rondgedragen en eindelijk even plechtig worden
begraven 1 ) . Maar reeds verkondigt een naderend gedruisch, een
verward gegons van stemmen en gamelantonen, dat de feestelijk
heden een aanvang hebben genomen. De stoet is in aantocht. Ginds
aan den horizon, waar de zwartberookte fornuispijpen der suikerfa
briek het zonderlingste contrast vormen met de dunne stammen
der palmen, begint zich de voorhoede van eenen bonten optocht te

1) Het ronddragen van den kop eens offerdiers komt bij de Indo-Germaan
sche volken meer voor. Sommige Germaansche stammen gaan met de gesloten
kar van Nerthus (Aarde) rond. De Longobarden dragen den kop van een
bok rond. De omgang met den ossekop op Java is dus van Arischen oor
sprong. (1885).
OP DE GRENZEN DER PREANGER. 63

vertoonen. In den aanvang is er slechts eene verwarde mengeling van


sterk uitkomende kleuren te onderkennen. Langzaam nadert een
onafzienbare trein. De gamelantonen klinken helderder en helderder.
Allereerst wordt een rijpaard door twee Soendaneesche grooms
bij den teugel geleid. Wellicht vertegenwoordigt het den Demang
van Tjiherang het district, waarvan Soebang de hoofdplaats is
terwijl deze overheidspersoon ter audientie is bij den Landheer. Het
ros is van een fraai koffiekleurig bruin, zijne gestalte is ranker en
slanker, dan die der gewone dwergachtige Javaansche hitten : het
zadel van vermiljoen, de teugels en koorden van een hooggeel
vormen een zonderling, sterk in 't oog springend geheel. Twee
Chineezen te paard volgen. Hun kostuum is het conventioneele ,
't welk we bij alle de 27 kinderen des hemelschen rijks" te Batavia
opmerkten. Een morsige stroohoed met hoogen bol en omgeslagen
randen, een witte, kraaglooze kabaai, waarover de onbehaaglijke
staart men zijn verlengstuk van rood gevlochten katoen slingert en
de overmatig wijde zwartblauwe broek, vormen ook thans de kleedij
dezer beide Joden van den Indischen Archipel" - als Gerstäc
ker hen met vrij groote billijkheid noemen zou. Het eenige, wat
hen onderscheidt, is een kalkwit masker met grotesken neus - een
soort van comisch sieraad, dat aan de Pierrots van Gavarni
herinnert. Achter de Chineezen volgt een muziekkorps. De koperen
gongs en pauken, de metalen bussen naar den inheemschen toon
ladder gerangschikt, worden door koeli's aan bamboesstokken voor
de virtuozen uit gedragen. De zonderlinge, weemoedig- eentonige
klikklak van ' t gamelanorkest wordt door den marsch soms op
koddige wijze verbroken . Thans verschijnt een lange rij van kam
ponghoofden en hoogere magistraatspersonen met helder gekleurde
banieren aan bamboeslansen . Al deze lansen zijn op zekere hoogte
van een touw voorzien, ' t welk van den eenen loerah tot den
anderen loopt en hen allen op een miniatuurtelegraaf doet gelijken,
waarvan de palen op gelijken afstand worden voortgedragen en met
vaandels versierd zijn. 't Onmiddellijk gevolg dezer inrichting is, dat
allen, welke deel aan deze sectie van den optocht hebben, zich in
twee loodrechte lijnen voortbewegen . De harde kleuren hunner uni
formen want elk district heeft zijne kleuren - maken bij 't blonde
zonnelicht een wel bonten, maar toch aantrekkelijk vroolijken indruk.
Hier is het purper en oranje, ginds paarsch en wit, elders kersrood
en citroengeel.
Een zonderling vierkant kistje met wit doek omwonden, waar
boven een soort van afdakje van atap hoog in de lucht wordt ge
dragen, volgt de rij der loerahs op. Achter het kistje groept zich
eene priesterschaar met witte tabbaards en purperen tulbanden. Het
gelaat der hoogeerwaarde mannen kan ons niet in het minst waar
borgen, dat ze uit hoogere, welbegrepen belangen het volkswange
64 OP DE GRENZEN DER PREANGER.

loof wat toegeven en den buffelkop want het onderwerpelijke


kistje bergt dat heiligdom - met zeker politiek inzicht volgen . Ze
zien vrij onverschillig en stompzinnig voor zich heen, als eene rij
Nederlandsche aansprekers , die eene begrafenis voorafgaan, hoewel
ter hunner eere mag opgemerkt worden, dat ze de stereotiepe , be
lachelijke winderigheid van deze laatsten volkomen missen. Maar
vóór we ons op dit doornig terrein verder verliezen, wijden we eer
onze aandacht aan het tweede korps gamelanspelers, 't welk ons
juist voorbijtrekt. Niet omdat we een hoog aesthetisch gewicht
hechten aan den klagenden dreun , die juist wordt aangeheven, maar
omdat we ons van het recht verstoken achten de geringste, schert
sende onverdraagzaamheid jegens de belijders van eene godsdienst te
uiten, waarvan het historisch verleden en de eigenaardig locale
ontwikkeling ons nagenoeg onbekend zijn.
De optocht heeft intusschen zijn weg voortgezet. Onder een bree
den troonhemel van atap trekt een tiental danseressen voorbij . Ze
blikken driest en zelfgenoegzaam om zich heen. Hare veelkleurige
sarongs , rijk vergulde buikbanden en gazen slendangs getuigen,
dat ze niets hebben willen nalaten, om op het feest te schitteren .
Of ze het hare priesterlijke traditiën te danken hebben, dat ze on
middellijk na den gewijden buffelkop en zijne eerwaardige begelei
ders optreden, wagen we niet te beslissen. In elk geval vertegen
woordigen zij met de muziekkorpsen de Soendaneesche kunstwereld,
gelijk de priesterschaar de Soendaneesche theologie en kerk vertegen
woordigt. Het verder vervolg der processie geeft slechts eene her
haling van het vorig deel. Wederom volgt eene rij van loerahs
met banieren, wederom een muziekkorps , wederom een afdak,
waaronder ronggings eene wandelende schaduw genieten . Einde
lijk wordt de trein gesloten door een grijzen priester, die op mysti
schen dreun iets schijnt voor te dragen uit een folio -deel waarschijn
lijk een afschrift van den Koran - en in een priëel van groene takken
als een stichtelijk rustpunt aan ' t slot der veelkleurige menschen
massa wordt meegedragen.
De trein schrijdt langzaam en waardig voorwaarts. Reeds dekt zij
het geheele grasplein voor de woning des Landheers. Er is iets zoo
eigenaardigs en treffends in het kleurgewiegel dier feestelijke schare ,
dat ik mij nauw van hare werkelijkheid mag overtuigen en tel
kens naar de inspraak van ' t westersch- Europeesch gemoed, door
bruine en sombere tinten verwend, aan die gemaskerde optochten
denk, welke de weelde van 't Nederlandsch studentenleven vormen
of mij plotseling in eene helverlichte operazaal verplaatst waan ,
waar decorateur en costumier het zonderling geluk te beurt
viel, van een echt genialen greep in het waarachtig Javaansche
leven te hebben gedaan.
OP DE GRENZEN DER PREANGER. 65

Naar de feestzaal. Feestredenen en toespraken .

Een kwartier uurs later bevond ik mij onder een geheel anderen
optocht. 't Wasop uitnoodiging van den heer P. W. Hofland ,
dat een vrij aanzienlijke stoet van Europeesche gasten, van ambte
naren der Pamanoekan-en-Tjassem-Landen, te Soebang gevestigd ,
en der acht . Soendaneesche districthoofden zich naar de feestzaal op
weg begaf, om de opening der plechtigheden bij te wonen . Onder
de Demangs zag ik onzen gedienstigen gids van Segala-Herang :
Maas Ardja di Cusoema en onzen statigen gastheer van Tji
salak : Rahden Madia Kesoema met waardigheid hunne rangen
innemen. Allen waren in groot gala. Een bruingele hoofddoek,
op de zonderlingste en minst sierlijke wijze - naar ' t mij scheen
om de slapen geknoopt, een nauwsluitend blauwlakensch buis met
kostbare knoopjes, eene witte das , een bruingele sarong, eene fraaie
kris , met edelgesteenten of kostbaar metaal om ' t gevest, op den
rug in den gordel gestoken en eindelijk de okerkleurige naakte
voeten ziedaar hun feesttooi . Achter hen groepte zich eene tal
rijke menigte van volgers in purperen, oranje, witte of paarsche
livreien. Als het teeken der waardigheid hunner heeren droegen
ze groote Indische zonneschermen van levendige , lichte kleuren , met
gulden cirkels omkranst, aan lange stokken hoog in de lucht.
De feestzaal was eene ruime schuur in de onmiddellijke nabijheid
der suikerfabriek. Bij het doorkruisen van deze laatste, leidt de weg
door een vertrek, waar een talrijk heir van vrouwelijke bedienden
een reusachtig gastmaal bereidt. Een blik op dit vertrek zou u een
alleszins merkwaardig tafereel hebben aangeboden. Langs beide wan
den stookt men ettelijke kolenvuren, waarboven allerlei gerechten
worden gereedgemaakt. Hier is eene afdeeling der vrouwen bezig
reusachtige voorraden rijst te koken, ginds worden kippen en ander
gevogelte in verbazingwekkende getale gebraden, elders reppen zich
een paar dozijn ijverige handen , om de velerlei geurige toespijzen
bijeen te brengen, waardoor het inheemsche rijstgerecht tot zulk
eene aantrekkelijke lekkernij wordt gemaakt. De geheele ruimte is
door de bedrijvige vrouwenschaar ingenomen en terwijl onze stoet
er zich langzaam een weg door heen baant, daar ze eerbiedig ter
zij wijk, vertoont zich van de andere zijde onze waardige gast
vrouw van Soebang met haar gezelschap van dames. Terwijl deze
zich bij ons aansluiten, verlaten wij de monsterkeuken en treden ,
na nog een klein grasplein buiten de suikerfabriek te hebben ge
volgd, de breede feestzaal in.
Eene ruime loods, waarin lichtelijk een vijfhonderdtal gasten
I. 5
66 OP DE GRENZEN DER PREANGER .

plaats konde vinden, was het uitstekend geschikte lokaal, tot vie
ring der Sedekah-Boemi bestemd. Het hooge dak wordt door
twee dubbele rijen helder gewitte, vierkante houten pijlers gedragen,
die allen van den top tot aan den grond met guirlandes van
waringingroen op ' t sierlijkst zijn getooid. Rondom de loods is eene
haag banieren geplaatst, waarvan de levendigst geverfde vlaggetjes
wapperen. De kleuren der Nederlandsche vlag zijn alom in draperieën
en hoofdzakelijk bij den ingang der feestzaal aangebracht. Op de
grasvlakte naast de loods zijn eerebogen met oranjedraperieën opge
richt. De vloer der feestzaal is met helderwitte matten bedekt. Overal
is eene ijverige zorg op te merken, om de gasten zoo luisterrijk
mogelijk te ontvangen .
Het gamelanorkest verkondigt, dat de feestelijke optocht is
teruggekeerd . Van alle zijden stroomt het gebouw vol gasten. ' t Is
volkomen ondoenlijk met het langzame, trage woord eene voorstel
ling te geven van den zonderlingen, bonten kleurenschat, van de
woelige menigte zoo in als buiten de loods, van de vreemde vreug
dekreten, van het verwarde feestgedruisch, dat ons thans van alle
zijden omringde. ' t Is slechts mogelijk hier en daar eene kleine
groep af te zonderen en voor eene pooze tot onderwerp onzer studie
te kiezen.
De stoet der Demangs en Priesters heeft zich thans om den
gastheer geschaard . Men verwacht de opening der feesten uit zijn
mond te vernemen. De Priesters zitten daartoe in eene rechte lijn
op den grond neergehurkt. De Demangs daarentegen groepen zich
om den Landheer en zijn gezelschap. De laatste vangt eene
korte rede in ' t Maleisch aan. Districtshoofden , priesters, loerahs
en verdere ambtenaren worden welkom geheeten op het oogstfeest.
Het is den Landheer een aangename plicht hun allen oprechten
dank te betuigen voor de goede diensten den Pamanoekan- en-Tjas
sem-Landen betoond. Hij verheugt zich in den bloei van zijn gewest,
te meer, omdat bij toenemende welvaart der landen zich onder zijn
bestuur ook toenemende welvaart der bevolking moet voegen. Daarom
mag hij niet verzuimen hun allen wederom over het lot van den
kleinen man (orang-ketjil) te spreken . Dat in geen enkel opzicht
diens voorrechten worden verkracht ; dat men hem nooit tot eenigen
arbeid verplichte, welken hij zelf niet bij contract heeft op zich ge
nomen. Het geluk van den kleinen man is de eenige voorwaarde ,
waarop een landstreek, welke ook, kan vooruitgaan en bloeien .
Een luid salvo van hoezeegejuich en bijvalskreten brak bij het
einde der toespraak uit honderden kelen los . Intusschen was er
een tweetal bedienden tot den gastheer doorgedrongen en had men
een stapel wit en purper lijnwaad aan zijne voeten neergelegd . Het
was de gewone feestgave voor de priesterschaar bestemd. Elk hun
ner ontving een nieuwen witten tabbaard en een nieuwen rooden
OP DE GRENZEN DER PREANGER. 67

tulband. Terwijl dit aan hen werd uitgereikt, sprak de gastheer


wederom eenige toepasselijke woorden. Hij wenschte den priesters
Allahs zegen op hun gewichtig werk. Hij wist, dat ze zich met
loffelijken ijver aan de plichten van hun moeitevol ambt wijdden :
hij hoopte, dat ze mochten voortgaan in het onderwijzen der jeugd
naar het voorschrift van den Koran, in het storten van gebeden en
het brengen van offers naar het gebod van den Profeet . Met schier
onhoorbaar zachte stem bracht daarop de oudste der eerwaardige
mannen in deemoedig gebogen houding zijne dankbetuiging voor
het geschenk van den "Toewan besaar" uit. Een vloed van
superlatieven over zijns Heers grootmoedigheid, Allahs gunst en
den bloei van het gewest besloten zijne toespraak.
Intusschen hebben zich alle andere gasten in twee lange rijen door
de geheele uitgestrektheid der feestzaal neergehurkt. Er heerscht luid
gejoel van allerwege, de gamelanmuziek werpt er eenige klagende
of dreunende moltonen onder ; hier en daar klinkt soms het bevel
van den ceremoniemeester, den Demang van Tjiherang. Deze zelf
loopt met gewichtigen tred te midden der twee rijen van gasten.
Hij heeft een papier in de hand, waarin hij vlijtig leest. Op een
gegeven teeken zwijgt het rumoer en de gamelan . Met schelle ,
krijschende stem spreekt het districtshoofd- feestcommissaris nu eene
dankbetuiging aan den gastheer uit, waarin de woorden „Toewan
besaar" en " Njônja besaar" met de krachtigste loftuitingen .
worden verbonden en terstond een geestdriftig gejuich der menigte
uitlokken. Ook ditmaal antwoordt de gastheer met een korten wel
komsgroet, welke door een donderend hoezee wordt besloten.

Grepen uit het feestgewoel.

Eene wandeling over het feestterrein en door de aangrenzende


gebouwen openbaarde mij alras de geheele reeks der Soendaneesche
volksvermaken , waarvan de meeste voor mij nog al de aantrek
kelijkheid der nieuwheid bezaten. We spreken niet meer van de
vertooningen der ronggings , welke eene geheele overdekte gaan
derij hadden ingenomen, en deels reeds met zang en dans aanvin
gen, deels met de grootste kalmte en de loffelijkste kieschheid zich
met het voltooien van hun toilet bezighielden .
Maar daar wijst ge mij op de groote schare, welke zich thans
aan een hoek der loods te zaam pakt. We spoeden ons naar den
Soendaneeschen schouwburg. Jan Klaassen met zijne traditioneele
omgeving thans waarlijk reeds eene antiquiteit komt u bij den
eersten blik op dat drama terstond voor den geest. 't Is , omdat ge
68 OP DE GRENZEN DER PREANGER.

een op den grond geplaatsten toestel gewaarwordt, welke een


tooneel voorstelt en omdat ge een aantal grotesk gevormde pop
pen opmerkt, die door een niet verborgen impresario in be
weging worden gebracht. Weldra echter wijzigt gij uwe meening .
Eene nadere beschouwing doet uwe belangstelling van lieverlee
groeien. Op dat eenvoudig tooneel, vijf voet hoog boven den grond,
worden de oude herinneringen der Javaansche heldenwereld her
dacht. Men draagt er stukken uit een Javaansch Nevelingenlied
voor, de personen op het tooneel bezitten de vermaardheid van
Siegfried en Chriemhild, van Karel en Roland. Hiervan be
wust, scheen mij het zonderling personeel, met zijne draadmagere,
beweegbare armen, met zijn overvloed van klatergoud , met zijne
wanstaltige, uitgerekte, spookachtige neuzen bijna eerbiedwaardig.
En toch mocht ik den glimlach niet bedwingen, die mij eene jeune
première de heldin van het drama door hare omgekrulde
ooghoeken en scherp vooruitborenden neus afdwong.
Zij was echter eene betrekkelijk schoone figuur. Andere poppen ,
welke opperhoofden van een mythisch reuzenvolk voorstelden , over
troffen in schrikwekkende leelijkheid de monsters , die David Te
niers voor zijne „ Verzoeking van den H. Antonius" schiep.
Het drama zelf scheen het publiek 't hoogste kunstgenot te doen
smaken. Monologen en dialogen, besloten door een vinnig duel,
was al wat men er uiterlijk van mocht waarnemen. Dit alles werd
door één persoon bestuurd, geordend, ten uitvoer gebracht, voorge
dragen. ' t Was een man van middelbaren leeftijd , met een gelaat
vol rimpels en levendig schitterende oogen. Neergehurkt achter het
tooneel, had hij de poppen, welke de hoofdrollen te vervullen had
den, ter zijde in een balk van bamboes gestoken, welke den voet
van het tooneel vormde. Zoo spoedig hij een acteur te voorschijn
bracht, zong hij in een eentonig , kunsteloos recitatief enkele regels
uit het oude heldendicht, begeleid van zachte, smeltende gamelan
accoorden. Daarna volgde in snel proza eene uitvoerige improvisatie
omtrent het karakter en den toestand van den ten tooneele ver
schenen held, als uitlegging op de versregels , welke meestal in de
den volke onverstaanbare Kawi-taal worden gezongen. Hij is, als
de oude barden der Germanen, de levende schatkamer, waarin de
oude volkssagen en heldenzangen zijn neergelegd : hij is regis
seur, zanger, geleerde, dichter en impresario .
Later zag ik dit wayang spel in den meer boeienden vorm der
avondvertooning. Het tooneel zelf was onzichtbaar geworden door
een wit gordijn en werd van binnen zoo goed mogelijk verlicht. Het
was op dit gordijn, dat de wanstaltige figuren thans zoo zonderlinge
schaduwbeelden afwierpen, als alleen door een Grandville of een
Callot, door een Francisco Goya of een Salvator Rosa zou
den kunnen worden afgebeeld . Langen tijd zat ik in een volslagen
OP DE GRENZEN DER PREANGER. 69

donker naar het verlichte doek te staren, telkens opnieuw verrast


door de grillige caricaturen , die er met de spookachtige snelheid
van droomverschijningen over voorbijtrokken . En niet weinig werkte
het somber gezang van den vertooner en het klagend gamelan
orkest mee, om den phantastischen indruk van het geheel te ver
hoogen.
Intusschen had ik in de feestzaal eene nieuwe vertooning ont
dekt. Het was wederom een drama, maar ditmaal door een levend
acteur gespeeld. Eene nieuwsgierige schare had zich rondom een
enkelen man verzameld, die neergeknield voor eene houten kist ,
zich met het voltooien van zijn kostuum bezighield . Een game
lanorkest deed van tijd tot tijd een enkelen toon hooren, alsof de
virtuozen hunne koperen trommels en vijzels wilden stemmen. Dat
de zich kleedende persoon eene dramatische vertooning zou begin
nen, was gemakkelijk te gissen . Zijn kostuum was geheel verschil
lend van het nationaal Soendaneesche . Eene wijde, bruine, met
gouddraad gestikte samaar viel het meest in ' t oog. Ik voegde mij
juist bij de groep, toen hij aanving het lange zwarte haar, ' t welk
eene hertogin hem benijden konde, in een knoop saam te binden .
Daarop greep hij een soort van diadeem, uit een vergulden hoofd
band en zwarte veeren bestaande, drukte hem op zijne slapen en
bond zich een melkwit masker voor 't gezicht, waarvan de afschu
welijk leelijke trekken eene nauwe verwantschap met de physiogno
mieën der way an gmarionetten aanwezen. Gedurende al dien tijd
had elk zijner bewegingen zich door een zonderling rythmisch
trillen gekenmerkt, 't welk zich over het geheele lichaam uitstrekte,
maar vooral in de armen en de lange, magere vingers zichtbaar
was. Weldra ving de gamelan haar accompagnement aan, een der
muzikanten zong luide een paar regels op, die op het voor te dra
gen karakter schenen te duiden en de dans begon.
Inderdaad was het maar een dans of eer eene pantomime, daar
slechts de arm- en vingertrillingen met allerlei, deels sierlijke , deels
wanstaltige wendingen en gebaren werden verdubbeld. Hoe sneller
de tonen klonken, hoe rapper en radder, hoe stuipachtiger en veer
krachtiger de sidderingen en kronkelingen. Met ongewone belang
stelling werden zijne standen en bewegingen gevolgd, men scheen
het geheim zijner voordracht te kennen. Mij viel dit voorrecht niet
te beurt, want juist toen ik mij in gissingen verdiepte, lokte een
alles overheerschend rumoer mij naar de andere zijde van 't feest
lokaal.
Eene onafzienbare menigte van toeschouwers , meest kinderen en
vrouwen, had zich op het grasplein naast de loods verzameld. De
gastheer deed een paar zakken met kopergeld brengen en de munt
stukken onder hen uitstrooien. Grillig en koddig was de wanho
pige strijd, die door honderdtallen van half-naakte Soendaneesche
70 OP DE GRENZEN DER PREANGER.

kinderen of knapen werden aangevangen . Elke nieuwe worp deed


een langen schellen kreet uit aller mond opgaan en een gewoel
van hoofden, armen en beenen ontstaan, 't welk met onbegrijpelijke
snelheid van middelpunt verwisselde , zoo dikwijls men eenige kope
ren munten op ' t spoor kwam. Een wolk van stof rees boven hunne
hoofden een hartstochtelijk gekrijsch van stemmen, een door
dringend gejoel van vreugde- en jammerkreten vervulde de lucht.

Het feestmaal. Slot der feesten .

Omstreeks negen uren des avonds van dienzelfden dag traden


wij wederom de feestzaal binnen. De gasten, meer dan tweehonderd
in getal, waren in lange rijen op den grond voor een uitvoerigen
feestelijken maaltijd neergehurkt . Een verward gedruisch van stapels
borden, die verwisseld worden, van halve woorden soms hier of
daar door de gasten gefluisterd, daar ze zich met ongeloofelijken
eetlust reppen, om de voor hen staande gerechten eer te bewijzen,
van gesmoord lachen en spreken der buiten staande toeschouwers
heeft het feestrumoer van den morgen vervangen. 't Meest be
langrijk is eene tafel aan het hooger einde der loods , waar Demangs
en Priesters te zaam feestvieren . Zij alleen zijn op stoelen gezeten,
bronzen lampen verlichten hun disch, wijl overal elders slechts het
inheemsche bamboeslampje, schoon talrijk tot ontelbaar wordens
toe, door de guirlandes van waringingroen flikkert.
Aan deze eeretafel heerscht ongedwongen vroolijkheid . Dat niemand
hier het koranische verbod van den wijn herinnere. De Priesters
hieven hunne goed gevulde glazen op en ledigden ze even dapper
als de districtshoofden. Zoo spoedig de gastheer met zijn gezelschap
verscheen, stonden allen op en ving eene rij van toosten aan,
waarbij het noch aan de gepaste uitvoerigheid, noch aan geestdrif
tige wenschen voor het heil van den "Toewan besaar ," de
" Njonja besaar" en hun geheele huis ontbrak. En ook hier weder
om sprak de gastheer eenige woorden van dank en lof aan
allen en voegde er nogmaals den wensch bij , dat men zich steeds
zou beijveren, om het geluk van den minderen man te behartigen.
Als luidruchtige toejuichingen de belofte konden insluiten, dat men
de hoop des Landheers niet wilde beschamen , dan kon ieder zich
op dat oogenblik verzekeren, dat de bevolking der Pamanoekan-en
Tjassem-Landen eene onbewolkte toekomst te gemoet ging.
Langzaam was intusschen het grootste deel der gasten opgestaan.
Wat men van de voorgezette spijzen , zelfs met herculischen eetlust ,
niet konde doen verdwijnen , werd aan bedienden vertrouwd, om
OP DE GRENZEN DER PREANGER. 71

het naar huis mee te dragen. Weldra was het geheele feestterrein
zooveel mogelijk ontruimd . Een gamelanorkest van buitengewone
talrijkheid vestigde zich in de nabijheid der eeretafel. De Demang
van Tjiherang gaf daarop een teeken en weldra verschenen sommige
danseressen, wie men de eer van eenen feestelijken dans met de
districtshoofden had toegedacht. Het gezelschap van den gastheer
nam plechtig in een cirkel naast het orkest plaats . Het getik der
gamelan ving nu spoedig aan en rondom een op een drievoet ge
dragen lampje zweefden de ronggings.
En een voor een traden de districtshoofden op, om elk een kwar
tier uurs lang een soort van dramatisch-mimischen dans uit te
voeren, waarbij zichtbaar gewedijverd werd, wie den prijs der sier
lijkste en buitengewoonste lichaamsbuigingen zou wegdragen. Onge
twijfeld kwam die aan den Demang van Tjassem toe. Deze, een
slank en beweeglijk jonkman, begon aanstonds met zich zoo ver
voorover te buigen en zoo schielijk en fraai met den slendang
te wuiven, dat er van alle zijden een zacht gemompel van goed
keuring rondom hem opging. De danseres, die zich tegenover hem
met het uitbreiden van haren gordel en een zachtkens op-en-neer
wiegelen bezighield, week pijlsnel terug en knielde eene enkele
seconde voor den naderenden Demang . En thans ving een wedstrijd
aan, waarin de danser eene, door allerlei standen en gebaren opge
helderde, vervolging beoogde en de danseres zooveel mogelijk diepen
eerbied, schuchterheid en vrees poogde te kennen te geven. In elk geval
was er een denkbeeld in hunne vertooning, een eenvoudig episch
denkbeeld, maar met smaak en gloed vertolkt. Daarom alleen mocht
men hen met aandacht en belangstelling volgen, iedere hunner
wendingen was eene improvisatie, die door de bijzondere vaardigheid
of het talent van den vertooner eigenaardige waarde verkreeg.
Men prijze den kunstzin der Germaansch-westersche wereld, men
herinnere zich steeds, dat er veel van dat naïef kunstgevoel is ver
loren gegaan, ' t welk thans nog den Zuid-Aziaat in ' t gemeen on
derscheidt en zelfs bij kwijnende en van vroegere glorie vervallen
natiën, als de Soendaneesche en de Javaansche mag opgemerkt
worden. Vergelijk slechts dien kunsteloozen, stereotiepen dans met
het gewichtige kunstfeit, ' t welk men ten Amsterdamschen Schouw
burg 1 ) eene arlequinade noemt. Welke eigenschap men dezer laatste
vertooning gelieve toe te kennen, nimmer zal er daarbij van naïve
teit sprake zijn. De eenige toch, welke men er nog ontdekken zou ,
schuilt in het libretto van den danscomponist en in de geographi
sche en historische opiniën der dames van het corps de ballet. De
lichaamswendingen , pirouetten en beenverheffingen der prima- donna's
grenzen aan het groteske en afzichtelijke men herinnere zich de

1) 1860 .
72 OP DE GRENZEN DER PREANGER.

spookachtige magerheid van de meeste en drukken nooit eene


dragelijke gedachte uit, mocht ook een Heinrich Heine er zich
in vermeien zijne danseressen met een rozenrooden en een licht
groenen schoen te kleeden, die, als dramatische personages, elkaar
liefdesgeheimen toefluisteren. De Soendaneesche dans , geheel getint
door het eigenaardig oostersch gevoel van kieschheid en welstan
digheid, bevat geene enkele beweging, welke niet door den hevig
sten balletvijand zou kunnen worden toegejuicht. De Soendaneesche
dans eischt geen toestel van decoratieën en kostuum, een bamboes
lampje volstaat, om al zijne episoden te belichten. De Soendaneesche
dans is eentonig en langwijlig, maar laat tevens volle vrijheid aan
ieder om er afwisseling en boeiende nieuwheid aan bij te zetten.
Voorts . .. . maar ' t was mij niet vergund mijne mijmeringen te
vervolgen de gastheer reikte aan zijne gasten de hand tot scheiden .
Ik beijverde mij , om Maas Ardjah di Cusoema en Rahden
Madia Kesoema vaarwel te zeggen. De laatste sprak mij een
deftig woord van afscheid toe. Ik had er gaarne mijne Hebreeuwsche
spraakkunst voor opgeofferd, als ik hem ditmaal in vloeiend Maleisch
had kunnen antwoorden .

Toepassing.

Weinige dagen later was ik te Batavia teruggekeerd.


Dat ik nog een enkel oogenblik aan 't woord blijf, zal men mij
welwillend ten goede houden, als men bedenkt, dat ik mij nog van
een beleefdheidsplicht heb te kwijten. Ik heb u namelijk eene groot
moedige vergiffenis te vragen, mijn geduldige, belangstellende vriend
en ook u, hooggeschatte Mevrouw ! - die wellicht tot nog toe
mijn zig-zag-geschrijf zonder ergernis hebt gevolgd. Door den titel .
gedrongen, hadt ge hier wellicht het een en ander verwacht, 't welk
tot uwe verbazing geheel en al is uitgebleven.
17 Waarom hebt ge ons geene tijgerjacht gegeven?" vraagt
ge mij . 27 Waarom geene tijgerjacht met al hare belangwek
kende episoden, als de drijvers met luid gegil uiteenstuiven, als de
jagers met gespannen haan achter 't kreupelhout of in 't hooge
gras wegschuilen, als ge u plotseling in een ongezocht tête-à-tête
met het fraaie monster bevindt als het zachtkens brullend den
purperen muil openspert en uwe zenuwachtig bevende hand te
vergeefs poogt af te drukken ?" 27 Waarom" vraagt ge al ver
der ,,hebt ge ons dan althans niet ter wilde- stierenjacht gevoerd -
om van de rhinocerossen te zwijgen, die voor u niet schijnen te
bestaan ? Waarom hebt ge u de moeite niet getroost, om den een
of anderen vulkaan te beklimmen en in den krater af te dalen ?
OP DE GRENZEN DER PREANGER. 73

Ge waart op weinige palen afstands van den Tangkoeban-Prahoe


en ge schijnt er niet aan gedacht te hebben, om den beroemden
- vervolgt ge weder
krater te bezoeken ?" 27 Waarom" "geen
diepen blik gevestigd op het huiselijk lief en leed der Soendaneezen ?
Waarom u geen held gekozen, wiens voorbeeldeloozen moed of held
haftige trouwe of rampzalige liefde ons zou hebben kunnen schok
ken en ontroeren?"
Waarlijk ik gevoel mij in geene geringe verlegenheid. 't Best zal
zijn u zonder eenige verbloeming op eens te bekennen, waarom ik
u het antwoord op zoovele vragen schuldig blijf. Jachtavonturen
heb ik nooit met opzet gezocht, als ze zich niet ongedwongen kwa
men aanbieden. Tweemalen trokken wij ter hertenjacht, maar, na
een geheelen morgen vruchteloos gewacht te hebben op goeden
uitslag van de pogingen der drijvers , trokken we onverrichter zake
huiswaarts. Daarenboven verheug ik mij in zoo ernstigen afkeer
van alles wat op het stuk van reizen naar systeem mag rieken,
dat ik nooit van tijger- of rhinoceros-jacht gerept heb gesteld
nog, dat eene zulke met goed gevolg op het gebied der Pamanoe
kan- en-Tjassem- Landen ware te ondernemen geweest. Dat ik den
krater van den Tangkoeban-Prahoe niet bezocht, verklaart zich een
voudig door de opmerking, dat deze in den westmoesson van de
noordzijde moeielijk te genaken is en dat er zich destijds geene ge
schikte aanleiding voordeed, om die bezwaren naar eisch te over
winnen. Ik mag eindelijk in gemoede betuigen, dat ik de beste
pogingen heb aangewend, om den een of anderen held onder de
Soendaneezen te ontdekken ; dat ik onvermoeid en vol oprechten
ijver naar alle zijden heb rondgezien, maar dat het mij wellicht
door het kort tijdsbestek niet te beurt is gevallen iets anders te
ontmoeten, dan zeer positieve en practische individuen, die volstrekt
niet uit het hout gesneden waren, waarvan men romanhelden
maakt.
Wilt gij deze verontschuldiging voor lief nemen, waardige, gedul
dige vriend ! vergun mij er ten slotte nog eene enkele bedenking te
mogen bijvoegen. Théophile Gautier heeft volkomen juist op
gemerkt, dat men een vreemden landstreek en eene vreemde natie
in zes weken niet grondig leert kennen, maar dat men daarentegen
door de nieuwheid er een zoo frisschen indruk van ontvangt, als
men nimmer gedurende langer verblijf zal mogen bewaren. Reken
schap van dien frisschen indruk te geven, zonder overdrijving, zon
der vooringenomenheid , zonder vooroordeel, was het doel van dit
opstel. Daartoe achtte ik het geenszins noodzakelijk naar buitenge
wone toestanden, zeldzame natuurverschijnselen of roerende gebeur
tenissen uit het leven der bevolking om te zien, tenzij ze zich
ongedwongen aan mij voordeden . Ik wenschte elk parti - pris te
vermijden en mij van de hartstochtelijkheid eens pleitbezorgers te
74 OP DE GRENZEN DER PREANGER .

onthouden . Daarom was elk verschijnsel mij een welkom onderwerp


tot studie en schonk mij eene groep klapperboomen even ruime
stof tot opmerking als eene tijgerjacht ooit kon gedaan hebben.
Want alles was nieuw voor mij , alles trok mij even krachtig aan.
Daar evenwel niets moeielijker is, dan onpartijdig waar te nemen,
zal het toch dikwerf geschied zijn, dat ik door mijn Hollandsch oog
bedrogen eene onjuiste kleur aan mijne omgeving heb geschonken .
En ziedaar wat u, mijn geduldige vriend, soms een glimlach zal
hebben afgedwongen, daar een bamboeshut, een troep boedjangs ,
een koffietuin of een waringinboom u even weinig schilderenswaar
dig zullen voorkomen als het Zondagsche kleed van uw lijfjongen
of de exercitiën der Bataviasche schutterij .

1861 .

You might also like