You are on page 1of 54
z innen beinvioeden 0 2 Leeftijd en andere factoren die de testresultaten van WAIS-IV-NL ka Ook staan er in de Algemene Standaard Tesgebruik (NIP, 2010) voorwaarden waar €=0 testsituatie aan moet voldoen: 1 De testafnames worden verricht door, of onder verantwoordelijkheid van de Psycholoog. zoals vermeld in de hand- 2 De door de testauteur bedoelde procedure van afname, re dienen te worden leiding, wordt gehandhaafd. Wijzigingen in de afnameprocedu beargumenteerd. 3. De ruimte is passend voor het betreffende psychodiagnostisch onderzock. Voor meer informatie verwijzen wij u naar de Algemene Standard Testgebruik (NIP, 2010; www.psynip.nl), Het is de verantwoordelijkheid van de testgebruiker om er zorg voor te d testmaterialen, waaronder de scoreformulieren, maar ook bijvoorbeeld computergs> gevens, op een veilige plek bewaard worden en alleen worden vrijgegeven aan mensen: die uit hoofde van hun beroep een verantwoord gebruik van het testmateriaal kunnen garanderen. Hoewel het goed is om samen met de cliént de resultaten van de test te bekijken (en dit bovendien behoort tot een correcte klinische gang van zaken), omvat dit niet het kopiéren of anderszins openbaar maken van testmateriaal en/of testgegevens, wat tot gevolg zou kunnen hebben dat de validiteit of waarde van de test als meet- instrument in gevaar wordt gebracht. Aangezien alle onderdelen van de test (inclusief normen en materiaal) auteursrechtelijk beschermd zijn, dient er voor het kopiéren of anderszins reproduceren van elk type testmateriaal schriftelijk toestemming gevraagd te worden aan Pearson Assessment and Information B.V. De enige uitzondering hierop vormt het kopigren van een ingevuld Scoreformulier, met als doel gegevens van de clignt over te dragen 2an een andere gekwalificeerde deskundige. Deze gebruikers- kewalificaties, auteursrechtelijke bepalingen en veiligheidsvoorwaarden zijn in overeen- stemming met de richtlijnen uitgevaardigd in de Algemene Standaard Testgebruik (NIB, 2010). agen dat de 1.4 Leeftijd en andere factoren die de testresultaten van de WAIS-IV-NL kunnen beinvioeden 1.4.1 Testafname bij cliénten van 16 jaar oud Voor cliénten in de leeftijdscategorie 16 jaar 0 maanden tot 16 jaar 11 maanden kan de cestleider Kiezen tussen de WISC-IL-NL en de WAIS-IV-NL, afhankelik van welke van de twee instrumenten het meest geschikt is. Voor cliénten bij wie een lager dan iddeld cognitief vermogen wordt vermoed of cliénten met bepaalde kdinische Siagnoses kan het beste de WISC-III-NL worden afgenomen vanwege de agere moci- Introductie 11 lijkheidsgraad bij deze leeftjdscategorie, Voor cliénten met een verwacht bovengemiddeld Cognitief vermogen dient de WAIS-IV-NL in overweging te worden genomen vanwege de hogere moeilijkheidsgraad. De keuze voor het gebruik van de WISC-III-NL of de WAIS-IV-NL bij een clignt met een gemiddeld cognitief vermogen vereist klinisch beoordelingsvermogen van de deskundige. 1.4.2 Hertesten voor herevaluatiedoeleinden Clinici voeren vaak een herevaluatie uit van het intellectuele functioneren van een clignt. Het gebruik van hetzelfde instrument voor herevaluatie resulteert mogelijk in leereffecten, Het kortste test-hertestinterval dat geen significante leereffecten op de WAIS-IV-NI tot gevolg zal hebben, is nog niet vastgesteld. Sommige onderzoeken ‘met voorafgaande edities van de Wechsler- intelligentieschalen gaven aan dat leer- effecten op Performale subtests (nu Perceptucel Redeneren en Verwerkingssnelheid) worden geminimaliscerd na een interval van 1 tot 2 jaar. Voor Verbale subtests (nu Verbaal Begrip en Werkgeheugen) is dat interval ongeveer 1 jaar (Canivez & Watkins, 1998, 2001; McCaffrey, Duff, 8 Westervelt, 2000; Rapport, Brines, Axelrod, & Theisen, 1997). Gerelateerd onderzoek geeft aan dat hertestprestaties kunnen variéren afhankelijk van variabelen zoals leeftijd (Mitrushina & Satz, 1991; Rénnlund & Nilsson, 2006), vermogensniveau (Rapport et al., 1997) en de frequentie van herevaluatie (Ivnik et al., 1999). Het besluit om de WAIS-IV-NL opnieuw af te nemen moet gebaseerd zijn op het doel van de hertest en de psychische toestand van de cliént. Als een hertest na een kort tijds- interval noodzakelijk is, kunnen aanvullende subtests die niet bij de eerste afname werden gebruikt de subtests die wel werden gebruikt, vervangen (zie hoofdstuk 2 voor aanvullende gegevens). Dit is met name van belang voor subtests in de Perceptueel Redeneren- en Verwerkingssnelheid Indexschaal, omdat deze de grootste oefeneffecten na korte tijdsintervallen vertonen. Deze kwesties en de mogelijke invloed van andere interveniérende gebeurtenissen moeten in overweging worden genomen bij het inter- preteren van de prestaties bij een hertest. Zie Lineweaver en Chelune (2003) voor extra informatie met betrekking tot mogelijke bronnen van fouten bij hertests en de interpretatie van veranderingen in prestaties in de loop van de tijd. 1.4.3 Testafname bij cliénten met speciale behoeften Cliénten met speciale behoeften, zoals fysieke, taalkundige of zintuiglijke beperkingen, worden regelmatig voor een psychologisch onderzoek doorverwezen. Bij dergelijke clignten is het belangrijk lage prestaties op een cognitieve test niet toe te schrijyen aan cen laag intellectueel vermogen, als dit in feite gerelateerd kan zijn aan fysieke, taal- eundige of zintuiglije problemen. Afhankelijk van de aard van de beperking en de afgenomen test kunnen de prestaties yan de cliént resulteren in scores die het intellectuele vermogen onderschatten, als de test op een standaardmanier wordt afgenomen. Een clint met een ernstige motorische ibtests nevamemen eu Scoren van sul 12 _Leoftiid en andere factoren die de testresultaten van de WAIS-IV-NL kunnen beinvioeden beperking zal bijvoorbeeld hoogstwaarschijnlijk lage scores behalen op ae le fijne motorische vaardigheden of het manipuleren van testmaterialen onder tijdsdru vereisen. Vergelijlcbaar zal een clignt met een taalkundige, gehoor- of spraakbeperking cen nadeel hebben bij subtests in de Verbal Begrip Indexschaal. In dit gedeelte van de handleiding worden handvatten gegeven voor het afiremen van de test bij elignten met speciale behoeften. Deze kunnen nuttig zijn bij het beoordelen van de cognitieve vermogens van deze cliénten. Bij het beoordelen van clignten met een beperking, dient de testleider een uitgebreide batterij tests te gebruiken die de WAIS-IV-NL omvat, naast instrumenten die tegemoet komen aan de specifieke behoeften van de cliént. Allle eventuele afwijkingen van de standard testafname en score-instructies (bijy. een niet-standaard volgorde van test- afname, vervangingen, vertalingen) dienen aangetekend te worden op het Score- formulier en moeten worden meegenomen bij de interpretatie van de testresultaten. Deskundigen die het functioneren van de cliént evalueren, dienen hun klinisch beoordelingsvermogen te gebruiken om de effecten van deze gewijzigde procedures OP testscores te evalueren. Ondanks het feit dat sommige wijzigingen het gebruik van de normen minder betrouwbaar maken, geeft het testing the limits vaak zeer waarde- volle kwalitatieve en kwantitatieve informatie over de sterkten en zwakten van de ligne in zijn of haar intellectueel functioneren. Zie Braden (2003) en Gordon, Stump en Glaser (1996) voor aanvullende informatie over testaanpassingen voor cliénten met een beperking. Voorafgaand aan het testen van een clint met fysieke, taalkundige- of zintuiglijke problemen, dient de testleider vertrouwd te raken met de beperkingen van de cliént en de voorkeurswijze van communicatie, die beide afwijkingen van de standaard- procedures noodzakelijk kunnen maken. Enige flexibiliteit kan nodig zijn om de behoeften van de cliént in overeenstemming te brengen met de noodzaak om standaard- procedures te handhaven. Een cliént met artritis kan bijvoorbeeld spierstijfheid en handtremoren hebben die de fiine motorische vaardigheden negatief beinvloeden. De testleider dient in dat geval te overwegen om alleen de subtests voor Verbaal Begrip en Werkgeheugen af te nemen, en voor Perceptueel Redeneren de subtests die cen voudige motorische vaardigheden vereisen (d.w2. Matrix Redeneren, Figuur Samen- stellen, Gewichten en Onvolledige Tekeningen voor het afleiden van de indexscores). Als het afnemen van de subtests voor Verwerkingssnelheid mogelifk is, kan Figuur Zoeken, waarvoor minder fijne motorische vaardigheden verest zijn Symbool Substicutie Coderen vervangen (voor cliénten in de leetijdscategorie 16:0-69:11) bij het afleiden van de VSI. Voor cen cliéne met emstige taalproblemen is het wellicht beter om meer gewicht te geven aan de subtests voor Perceptucel Redeneren als cen schatting van de cognivieve vermogens van de cliént. Er kunnen zich gelijksoortige uitdagingen voordoe als clignten die niet vlociend Nederlands spreken voor onderzock worden doorvernzen, De WAIS-IV-NL normgegevens werden verzameld bij clitnten die woonachtig jain Nederland en Vlaanderen, waarbij de beheersing van de Nederlandse taal poe wae Introductie 13 Een vertaling of het tweetalig afnemen van de test is een afwijking van de gestandaardi- seerde afname en dient in de interpretatie van de scores meegenomen te worden. Er is klinisch beoordelingsvermogen nodig om de voordelen van het verbeteren van het begrip van de instructies door de clint af te wegen tegen het verkrijgen van scores » onder de standaard testafname. Ervaren testleiders gebruiken verschillende benaderingen, zoals het afnemen van de test met de ondersteuning van een tolk, het gebruiken van een aangepaste of vertaalde versie, of het afnemen van de test in de moedertaal van de clignt of het tweetalig afnemen van de test. Al deze methoden vormen echter problemen bij het interpreteren van de scores in het bijzonder voor de subtests in de Verbaal Begrip Indexschaal, omdat de moeilijkheidsgraad van de woorden vaak niet overeenstemt met hun moeilijkheids- graad in andere talen, Beperkte beheersing van het Nederlands heeft minder effect op de subtests in de Perceptueel Redeneren Indexschaal. Voor clignten in de leeftijdscategorieén 16:0-21:11 met ernstige taalproblemen of die beperkt Nederlands spreken, dient de Wechsler Nonverbal Scale of Ability Nederlands- talige bewerking (WNV-NL; Wechsler & Naglieri, 2008) in overweging te worden genomen, Dankzij de lagere cisen die aan taalvaardighcid worden gesteld, biedt de SWNV-NL een alternatieve beoordeling van de algemene cognitieve vermogens. Bij het testen van een cliént van 22 jaar of ouder die beperkt Nederlands spreekt, kan het rmogelif zijn om een offciéle vertaling of bewerking van de WAIS-IIL-NL te gebruiken die in het geboorteland van de cliént is uitgegeven. De WAIS-II is bewerkt en ge- normeerd in meer dan twintig talen, ook de WAIS-IV-NL is momenteel al in meer dan zeven landen gepubliceerd. 1.4.4 Testafname bij doven en slechthorenden Evenals andere Wechsler-instrumenten bevat de WAIS-IV-NL-subtests die het meten van cognitieve vermogens in veel populaties mogelifk maakt, waaronder personen die oof of slechthorend zijn (zie Braden & Hannah, 1998). Testleiders dienen de cliént tegemoet te komen en tgelijkertjd zo min mogelik wijigingen aan te brengen in de stendaard afnameprocedure om betrouwbare, Yalide en Klinisch bruikbare resultaten te ajgen Gatter & Hardy Braz, 2002). Voor het afnemen en interpreteren van de WAIS-IV-NL bij doven en slechthorenden moet rekening gehouden worden met de uiteenlopende ernst en diversiteit van de problematiek, de schoolloopbaan van de clént, het ontbreken van gestandaardiseerde gebarentaalveralingen, de geschiktheid van verbale schalen en de beperkingen van de profilanalyse, Hoewel de gestandzardiseerdeinstructies voor de Wechsler-instrumenten » ganwijzen en gebaren toestaan, kunnen deze typen respons ambigu zijn voor cliénten “ie doof zijn (Blennerhassert & Traxler, 1999) en mogelijke fouren in het scoren en \ __interpreteren opleveren. ‘Onderzoekers hebben tegenstrijdige informatie gerapporteerd over de juiste selectie en het gebruik van intelligentietests bij doven (zie Maller, 2003, ‘yor een overzicht). Er kan worden geconcludeerd dat er nadere psychomettische Nj Algemene Richtlijnen netatnemen en scoren van subtests COLL eee 14 __Leeftijd en andere factoren die de testresultaten van de WAIS-IV-NL kunnen beinvioeden Studies vereist zijn om empirisch afgeleide standaarden vast te stellen voor het gebruile van de WAIS-IV-NL bij doven en slechthorenden. Er wordt op dit moment onderzoek uitgevoerd met de Amerikaanse WAIS-IV om prestaties van doven en zeer ernstig slechthorenden te evalueren. De richtlijnen die hier worden gegeven zijn cen stap in de richting van een gestan- daardiseerde testafname bij cliénten die doof of slechthorend zijn. De informatie kan “veneens nuttig zijn voor deskundigen die werken met adolescenten en volwassen kinderen van dove ouders. Deze cliénten hebben vaak gebarentaal (bijy. Nederlandse Gebarentaal) als moedertaal wanneer hun ouders gebarentaal als de primaire taal gebruiken (zie Bull, 1998, voor een uitgebreide bron met betrekking tot deze groep Personen). Het afnemen van tests en de interpretatie van resultaten bij dove en slecht- horende personen vereist vaak specifieke training, supervisie en ervaring die buiten het bereik van deze richtlijnen valt. Prevalentie van aanvullende beperkingen of klinische problemen Een significant percentage van cliénten die als doof of slechthorend zijn geclassificeerd, hebben aanvullende beperkingen. Resultaten uit jaarlijkse demografische studies geven aan dat dit geld voor meer dan 30% van deze populatie (Gallaudet Research Institute, 2006). Een aangeboren onvermogen om goed te kunnen horen heeft vaak een negatief effect op de ontwikkeling van de gesproken taal en de academische vermogens, en diverse etiologieén van gehoorstoornissen worden vaak geassocieerd met comorbide aandoeningen (zie Brauer, Braden, Pollard, 8& Hardy-Braz, 1998). Personen die doof of slechthorend zijn, kunnen moeilijkheden ervaren met het eigen gedrag, zelfeoncept en sociale en emotionele ontwikkeling. Onderzock suggereert eveneens dat verschillen in de motorische ontwikkeling van dove of slechthorende personen gerelateerd kunnen zijn aan feedback en informatie die uit het vestibulaire systeem worden verkregen (Selz, Girardi, Konrad, & Hughes, 1996; Wiegersma & Van der Velde, 1983). Omgekeerd kunnen meervoudig gehandicapten evencens gehoorproblemen ervaren. Als gevolg van persoonlijke verschillen en de prevalentic van aanvullende gebreken bij doven en slechthorenden, is het belangrijk om een volledig gehooronderzoek uit te voeren. Deze beoordeling dient recente resultaten van cen grondig auditief onderzoek te bevatten, indien er vragen of zorgen zijn met betrekking tot het gehoorvermogen. Graad en type van gehoorstoornis Regelmatig wordt de term gehoorstoornis gebruikt om collectief naar alle typen en graden van gehoorstoornissen te verwijzen. Deze brede categorisatie kan leiden tot over- generalisaties, verkeerde toepassing van richtlijnen, aanbevelingen en interventies en verkeerde interpretatie van testresultaten. Introductie 15 5 S In Nederland worde de mate van gehoorverlies geclassificeerd in de volgende gradaties © 3S (Nederlandse Vereniging voor Slechthorenden, 2011): = Normal horend tot licht slechthorend: bij cen goed gehoor neemt men geluiden = waar vanaf 0 decibel. Is er sprake van een gehoorverlies tussen 0 en 30 decibel, 5 dan is er sprake van lichte slechthorendheid. E Licht tot matig slechthorend: cliént kan geluiden waarnemen vanaf 30 tot 60 decibel. 2 i Ernstig slechthorend: cliént kan geluiden pas waarnemen van 60 tot 90 decibel, en heeft een hoortoestel nodig om te kunnen horen. Zeer ernstig slechthorend tot doof: cliént neemt alleen geluiden waar boven de 90 decibel. Hoewel het aantonen en classificeren van een gehoorstoornis wordt gebaseerd op testresultaten voor het oor met het laagste gehoorvermogen, dienen deskundigen zich ervan bewust te zijn dat een onvermogen tot horen unilateraal of bilateraal kan zijn. Personen met unilateral verlies worden mogelijk niet altijd geclassificeerd als hebbende cen significant onvermogen tot horen, hoewel de psychologische en ontwikkelings- impact van het onvermogen tot horen significant kan zijn. scoren van subtests In aanvulling op een classificatie die is gebaseerd op de mate van gehoorvermogen zoals gemeten tijdens een audiotest, kan het niet goed kunnen horen ook in termen van type worden geclassificeerd. Er zijn drie algemene typen gehoorverlies: conductief (geleiding), sensorineural (perceptief) en gemengd. Een conductief gehoorverlies impliceert de betrokkenheid van het buitenste en/of middenoor, terwijl sensorineural gehoorverlies de betrokkenheid van het binnenoor en de neurale verbindingen met de hersenen impliceert, Gemengde typen van gehoorstoornissen hebben betrekking op rowel conductief als sensorineural verlies. Personen met dezelfde mate en/of hetzelfde f type gehoorverlies kunnen zeer verschillende vermogens tot horen en het begrijpen } van op geluid gebascerde informatie hebben en kunnen al dan niet baat hebben bij ondersteunende gehoorapparatuur. Wijzen van communicatie eee Bij her selecteren van instrumenten en subtests die in meetinstrumenten als de WAIS- IV-NL zijn opgenomen, dient de primaire taal/talen en/of voorkeurswijze(n) van communicatie de belangrijkste factor in de keuze te zijn, niet de mate of het type gehoorstoornis. De communicatiemethode die wordt gebruikt om de WAIS-IV-NL oe nemen, kan verschillen per taal en methode (bijy. tussen het handmatig gebaren ‘van Nederlandse Gebarentaal en gesproken Nederlands) met tussenliggende gradaties, combinaties en systemen. Een person kan een van de volgende drie algemene categorieén van communicatie of een combinatie daarvan gebruiken. 16__Leeftijd en andere factoren die de testresultaten van de WAIS-IV-NL kunnen. beinvloeden @. Nederlandse Gebarentaal en Viaamse Gebarentaal: Nederlandse Gebarentaal en Vlaamse Gebarentaal (NGT & VGT)) ijn ewes Vo schillende volledig visueel-ruimtelike talen met elk hun eigen grammatica, idiomem semantick, syntaxis en pragmatiek. NGT en VGT omvatten gezichtsuitdrukkingsn en verschillende handvormen, dynamische bewegingen, verschillende locaties op of in de buurt van het lichaam en verschillende oriéntaties van de handpalm. De Nederlandse en Vlaamse Gebarentaal behoren wel tot dezelfe taalfamilie, Voor sommige gebaren zijn twee handen nodig, voor andere slechts een hand. NGT en VGT kunnen in ech tactiel formaat worden gebruikt bij personen die doofblind zijn, maar moeten mogelij worden aangepast om visueel gebaseerde linguistische informatie over te brengen. Deskundigen dienen zich er eveneens van bewust te zijn dat NGT en VGT niet universeel zijn of in dezelfde mate op een standaardwijze zijn vastgelegd als het gesproken Nederlands. Oorspronkelijke gebarentalen die in andere landen worden gebruikt, kunnen enorm variéren en in Nederland en Vlaanderen worden vaak regionale variaties in gebaren gevonden. b. Nederlands met ondersteunende gebaren: Nederlands met ondersteunende gebaren (NmG) is het gebruik van tekens in de Nederlandse woordvolgorde. Gebruikers van NmG kunnen delen van de gesproken taal die niet bestaan in NGT of VGT gebruiken met gelijktijdig gebruik van het gesproken Nederlands. c. Auditief-Verbaal: ‘Auditief-Verbaal is het gebruik van gesproken taal zonder tekens of gebaren, in het algemeen ondersteund door een vorm van auditieve versterking of een ondersteunend luisterapparaat (OKD) zoals FM-systemen, hoortoestellen of cochleaire implantaten. Personen die dit systeem gebruiken, kunnen afgaan op de versterkte auditieve invoer samen met visuele aanwijzingen door liplezen of kunnen voornamelijk vertrouwen op hun resterende/versterkte gehoorvermogen zonder visuele aanwijzingen of liplezen. Testleiders moeten instrumenten afnemen op een manier die is afgestemd op de primaire wijze van communiceren of de taal/talen van de cliént of mogelijkheden daartoe bieden als zij deze primaire taal van de cliént zelf niet spreken. Voorafgaand gan her afnemen van tests is het aan te bevelen dat de testleider een professional raad- pleegs, die bekend is met de clignc en expertise heeft in de talen en communicatie- Fiijzen die door doven en slechthorenden worden gebruikt. Onderwijskundige en psychologische meetinstrumenten dienen te worden afgenomen in de taal waarin de clignt het meest thuis is. Testleiders dienen zich ervan bewust te blijven dat sommige Glignten geen viociende gebaren- of gesproken taalsysteem beheersen. Overleg en flexibiliteit met betrekking tot communicatie is noodzakelijk. uaufijyriy auawably i $}S9}qNs UPA U310S a a 4 Ua UdWAUle du at ensmnenddee Algemene Richtlijnen Hoofdstuk 2 v Algemene richtlijnen voor het testen Indit hoofdstuk vinde u algemene richtlijnen yor het afnemen, scoren en interpreteren van de WAIS-IV-NL. Ook vinde u tichtlijnen voor het invullen van de samenvattings- pagina van het Scoreformulier; de eerste pagina waarop alle scores berekend kunnen worden, Her is belangrijic dat w zich de WAIS-IV-NL eerst goed eigen maakt en ver- trouwd raakt met het materiaal en de instructies, alvorens u aan de afname begint. De normen die in de WAIS-IV-NL gehanteerd worden, zijn vastgesteld op basis van de data zoals die tijdens het normeringsonderzoek verzameld is onder uniforme test- condities, Om de testresultaten zo vergelijkbaar mogelijk te laten zijn, moet de ‘WAIS-IV-NL onder dezelfde condities en op dezelfde, gestandaardiseerde wijze worden afgenomen. De volgende paragrafen bevatten informatie en richtlijnen waarmee u volgens de standaardprocedures kunt werken, terwijl u ervoor zorgt dat de cliént zich op 2ijn of haar gemakc voelt en w tegelijkertijd, waar mogelijk, rekening houdt met zijn/haar wensen. 241 Voor de afname 2.1.1 Bekendheid met de testmaterialen Het is belangrijk om goed bekend te zijn met de testmaterialen en afnameprocedures voorafgaand aan het afnemen van uw eerste afname. Dit zorgt voor een soepel verloop van de afname. U heeft cen geluidsloze stopwatch nodig voor de tijdsregistratie en een pen of potlood voor het noteren van antwoorden, gedragsobservaties en overige opmerkingen en een potlood (plus reservepotlood) voor de cliént om de subtests Symbool Zocken, Symbool Substitute Coderen en Figuur Zoeken te maken. Veel testleiders gebruiken cen klembord om het Scoreformulier uit het zicht van de cliént te houden. Deze materialen zitten niet in de testkit: daar dient u zelf voor te zorgen. De onderdelen van een WAIS-IV-NL- testkit vindt u in tabel 2.1. 7 Het afnemenen scoren van subtests £ 2 o » x t 18 Voor de afname Tabel2.1 De onderdelen van de WAIS-IV-NL- testkit ‘Afname- en scoringshandleiding Technische handleiding Stimulusboek 1 Stimulusboek 2 Scoreformulier Responsformulier 1 (Subtests Symbol Zoeken en Symboo! Substitutie Coderen) Responsformulier 2 (Subtest Figur Zoeken) Blokpatronen blokken (9 rood-witte blokken) Scoringsmal Symbool Zoeken Scoringsmal Symbol Substitutie Coderen Scoringsmal Figur Zoeken Om de afname soepel te laten verlopen, moeten de testmaterialen van de WAIS-IV-NL systematisch worden geordend, voor iedere afname. Bij sommige subtests is de afname niet eenvoudig en bekendheid met het testmateriaal is daarom een vereiste (zoals bijvoorbeeld de ondergrensitems van Blokpatronen, die door de testleider moeten worden gelegd tijdens de afname). Daarom is het belangrijk dat testleiders het juiste gebruik van de testmaterialen vaak en goed oefenen totdat het afnemen van de test soepel en natuurlijk verloopt. De benodigde materialen voor het afnemen van iedere subtest worden aan het begin van iedere subtest vermeld in deze handleiding en op het Scoreformulier en worden aangegeven door het volgende pictogram: G 2.1.2 Materialen Voordat u begint met de afname, lege u de materialen binnen handbereik neer, maar buiten het zicht van de cliént. Hier kunt u bijvoorbeeld een stoel of bijzettafeltje voor gebruiken waar u het testmaterizal op launt leggen. Wanneer u het materiaal niet meer nodig heeft, wordt aangeraden dat op te ruimen, zodat er niets op tafel blijft liggen waardoor de cliént zich zou kunnen laten afleiden. Omdat op het Scoreformulier de correcte antwoorden van de items van sommige subtests staan, kunt u een klembord gebruiken om de tekst uit het zicht van de cliént te houden. Wees ook voorzichtig met het in het zicht houden van deze Afname- en scoringshandleiding, ook hierin worden voor een aantal subtests de correcte antwoorden vermeld. Niettemin moeten opzichtige pogingen het material uit het zicht van de clignt te houden achterwege blijven. Dat kan er namelijk voor zorgen dat de cliént zich niet op zijn of haar gemak voelt of wan- trouwig wordt. Algemene richtlijnen voor hettesten 19 Plaats het gesloten Stimulusboek met de voorkant omhoog op de tafel met de ringband naar de cliént gericht. Tijdens het afnemen van de subtest worden de pagina’s in de richting van de clignt omgeslagen. Zorg ervoor dat het Stimulusboek vlak op tafel en op een dusdanige afstand ligt van de cliént dat hij/zij gemalckelijk zijn/haar antwoorden in aanwijzen. Het gebruik van de stopwatch vereist eveneens planning en oefening. Het verdient de voorkeur dat de stopwatch geen (piep)geluid maakt, buiten het zicht van de cligne ligt, indien mogelijk op uw schoot. Als u dit onhandig vindt, kan de tijds- registratie ook openlijk, in het zicht van de cliént, plaatsvinden. Het is met name van belang dat u de stopwatch onopvallend en ontspannen gebruikt, zonder geheimzinnig over te komen. 2.1.3 Tijdsduur van de afname Een kernbatterij (tien subtests) afnemen duurt gemiddeld tussen 1 en 1,5 uur, De hele testbatterij (vijftien subtests) afnemen duure 1,5 tot 2 wur. De afnametijd is afhankelijk van vele factoren, waaronder het niveau van de cliént en/of zijn of haar (bijzondere) omstandigheden, de manier waarop de clignt de test maakt, de manier waarop de testleider de test afneemt en zijn of haar ervaring daarmee en de benodigde tijd om cen relatie te ondethouden en/of vermoeidheid te minimaliseren (bijv. pauzes). De afnameduur hangt ook af van het aantal afgenomen subtests (bijv. het afnemen van alleen kernsubtests versus kernsubtests en een of meer aanvullende subtests). De tijden die in tabel 2.2 worden gepresenteerd geven een indicatie van de afnameduur op basis van de tien en vijftien subtests. Het percentage geeft aan hoeveel procent van de mensen in een onderzock in de Verenigde Staten tijdens het normeringsonderzoek Klar was binnen het aantal minuten dat eronder vermeld staat. Tabel2.2 —_Vereiste tijd (in minuten) om tien kernsubtests en vijftien kern- en aanvullende subtests te maken, afgezet tegen percentage personen dat de subtests heeft afgerond Percentage voltooid Steokproet 50 5 0 % iOkernsubtests 65 78 87 90 16kern- en aanvullenda subtests 85 99 109 114 50% van de proefpersonen heeft de tien kernsubtests na 65 minuten afgerond, 75% heeft dat na 78 minuten gedaen,enz. Het afnemen en scoren van subtests a Appenvers 20 _Voorde afname 2.1.4 Testomstandigheden De ruimte waarin de test wordt afgenomen — of dit nou in een instelling, op school, cop een kantoor of gewoon thuis gebeurt — kan van invloed zijn op de prestatie yan de clignt. De ruimte moet goed verlicht, goed geventileerd, rustig en zonder afleidingen zijn. Afleidingen van buitenaf moeten worden geminimaliseerd zodat de cliént de aan- dache 20 goed mogelij bij de taken kan houden. Zaken die de clignt af kunnen leiden zijn bijvoorbeeld geluiden of beelden van buitenaf, fysiek ongemak of testmaterialen die niet worden gebruike. Waar mogelijk laat u de clignt niet met het gezicht naar een raam zitten. Houd als regel dat er gedurende de test, behalve u en de cliént, niemand anders aanwezig is in de ruimte. Ook de werkplek is van belang voor een efficiénte afname: het meubilair moet com- fortabel en op maat zijn. De hoogte van de tafel moet zodanig zijn dat de cliént ge- makkelijk zit en prettig kan werken met het testmateriaal. Als het tafelblad ruw of oneffen is, moet er voor subtests waarbij een Responsformulier is vereist, een egal wwerkopperviak worden gecreéerd door er bijvoorbeeld een klembord onder te legen. De verdeling van de zitplaatsen is ook van belang voor een efficiénte afname: het Stimulusboek moet goed zichtbaar zijn om instructies te kunnen geven en de antwoorden op opgaven uit het Stimulusbock van de cliént goed te kunnen zien, zoals bij Matrix Redeneren. In het ideale geval zit u tegenover de clint, zodat u deze tijdens de test- afname goed kunt observeren. ‘Testmaterialen die niet worden gebruik, legt u buiten het gezichtsveld van de cliént. Het is handig om een stoel of iets anders naast u te hebben, waarop u de testmaterialen kunt legen. U moet vermijden dat de cliént de indruk krijgt dat u het testmateriaal probeert te verbergen. Dit kan ervoor zorgen dat de clignt zich ongemakkelijlc voele. In figuur 2.1 ziet u een afbeelding van de ideale testsituatie voor een rechtshandige testleider. Linkshandige testleiders gebruiken de linkerkant van de tafel voor het testmateriaal. : Algemene richtlijnen voor hettesten 21 Figuur2.1 — Zit- en materiaalopstelling 2.1.5 Contact maken en contact houden Een goede samenwerking tussen testleider en clignt is belangrijk, zodat de clignt 2ich volledig inzet en meewerkt tijdens de testafname. Iedere clignt dient op een andere manier te worden benaderd, afhankelik van de situatie waarin de test wordt afgenomen, de mate waarin de testleider en cliént elkaar kennen en de mate waarin de cliént bekend is met testsituaties. “Wanner u over een gedegen kennis van de basistechnieken van de scoring- en afname- procedures beschikt, vergemakckelijlt dit het contact. Bovendien bent u dan in staat met de clignt te communiceren zonder dat de testprocedure hoeft te worden onder- broken. U bent dan in staat de instructie vlot en natuurlijk voor te lezen, antwoorden op te schrijven zonder ongemakkelijke of al te lange pauzes en zoveel mogelijk met uw aandacht bij de cliént te zijn. Gebruik uw ervaring, kennis en gezond verstand om te bepalen op welke manier u her beste contact kunt maken met een clignt. Uw manier van doen en uw houding ten opzichte van de clignt zijn belangrijk tijdens alle afnamesessies, Benader de cliént ontspannen en met zelfvertrouwen. Dit kan de medewerking van de clignt vergroten en zijn/haar onzekerheid of angst met betrekking tot de testafname verminderen. U Jeune de testsessie beginnen met bijvoorbeeld een informeel gesprek over de hobby’s en og Ss 23 a6 es = se =s 8 22 __Voorde afname ing bent dat het contact gelegd is en er of interesses van de cliént. Als u van men! introduceert u de test volgens de voldoende basis is voor het beginnen van de test, instructies. De test moet op een rustige, professionele manier worden afgenomen, met soepele overgangen tussen de subtests en de items. In deze handleiding staat een aantal in blauw gedrukte, standaardzinnen die u kunt gebruiken om de overgangen tussen items en subtests soepel te laten verlopen. Om de cliént op zijn of haar gemak te stellen, kan het nodig zijn bij deze overgangen af te wijken van de standaardzinnen en een kort gesprekje te voeren. Het is echter belangrijk dat de inhoud van de items of instructies niet wordt veranderd. ‘Aan het begin van hoofdstuk 3 staat de algemene inleiding die is gebruike tijdens het normeringsonderzoek. Hier kunt u nog opmerkingen aan toevoegen, zoals een kennis- making, het verhelderen van de onderzockssituatie, zoals het doel van de test of wat er met de resultaten wordt gedaan. Daarnaast zou de tijdsduur van de afname plus eventuele pauzes toegelicht kunnen worden. Leg vooral nadruk op het feit dat sommige vragen malckelik zijn en sommige door veel cliénten (zeet) moeilijk worden gevonden en dat het heel normaal is dat er een aantal items moeilijk: gevonden wordt of niet beantwoord of gemaakt kan worden. Als de testafname eenmaal begonnen is, moet u een regelmatig tempo van afname aanhouden. Blijf echter alert op veranderingen in de houding, stemming of inzet van de cliént, Als een clint verveeld, erg gespannen of vermoeid raakt, geef deze dan na het afronden van de subtest de mogelijkheid om wat rond te lopen, zich uit te rekken of naar het toilet te gaan. Voor oudere volwassenen en proefpersonen met fysieke, concentratie- of geheugenproblemen kan meer dan een pauze noodzakelijk zijn. Ook kunt u, tussen twee subtests in, proberen de interesse voor de komende subtest te wekken of eventuele angst weg te nemen. Blijf gedurende de afname, om het contact met de cliént niet te verliezen, oprecht enthousiast en interesse tonen in wat hij of zij aan het doen is. Moedig de cliént aan bij het werk en prijs hem of haar indien deze zich inzet. Uitspraken als U werkt hard of U doet goed uw best zijn acceptabele uitspraken. Als de cliént een correct antwoord gceft, geef dan geen waardeoordeel door ‘Goed’ of ‘Inderdaad’ te zeggen, tenzij dit uit- drukkelijk in de testinstructies staat vermeld. Anders kan een cliént zich te veel richten op de juistheid van de antwoorden in plaats van gewoon goed zijn of haar best te doen. Het is beter de nadruk te leggen op het beantwoorden zelf, en dat te stimuleren. Als een cliént een hele subtest slecht heeft gemaakt en zich daar duidelijk van bewust is, zeg dan: Deze was moeilijk voor u, maar de volgende gaat vast beter. Als de cliént zegt dat hij/zij een opdracht niet kan maken of een vraag niet kan beantwoorden, moedigt u de cliént aan door te zeggen: Doe maar gewoon uw best of Probeer het maar. Dring niet te veel aan, want dit kan uiteindelijk frustrerend werken. Als de cliént om hulp vraagt of zegt: Doet u het maar, dan zegt u: Ik wil graag zien hoe goed u het alleen doet. Algemene richtlijnen voorhettesten 23 Sommige proefpersonen kunnen proberen om controle over de testsituatie te krijgen door de pagina’s van het Stimulusboek om te slaan, te beginnen met werken voordat gezegd wordt dat ze kunnen beginnen of door te blijven werken nadat hun is verteld te stoppen. Een redelijke mate van flexibiliteit is toegestaan in het belang van het behouden van een goed contact. Tegelijkertijd is het van belang dat u zo veel mogelijk probeert om de standaard afnameprocedures aan te houden. 2.2 Afname van de WAIS-IV-NL Het is belangrijk dat u goed oefent om gewend te raken aan de procedures voor het afnemen van de subtests, het noteren van scores en observaties en het scoren van de WAIS-IV-NL. Met betrekking tot de afname is een aantal algemene zaken van belang, waatonder; de afnamevolgorde van de subtests; begin-, omkeer- en afbreekregels;tijds- registratie; Demonstratie-, Voorbeeld- en Instructie-items; doorvragen, aanmoedigingen en hethalingen; het noteren van antwoorden. Hoewel veel richtlijnen te vinden zijn in cerdere versies van de Wechsler-schalen (bijy. WAIS-III-NL), verschillen sommige procedures van de procedures van de WAIS-III-NL en andere Wechsler-instrumenten. Daarom is het, ook voor de gebruikers van andere Wechsler-schalen, belangrijk dat u de algemene afnamerichtlijnen en de aanwijzingen voor het afnemen van subtests in hoofdstul 3 bestudeert voordat u met uw eerste testafname begint. 2.2.1 Standaardvolgorde voor het afnemen van subtests De subtests worden in de WAIS-IV-NL in cen andere volgorde afgenomen dan in de WAIS-IILNL. Blokpatronen is in de WAIS-IV-NL de eerste subtest die wordt afge- nomen. De subtests voor Verbaal Begrip en Perceptueel Redeneren worden afgewisseld met de subtests voor Werkgcheugen en Verwerkingssnelheid, wat de testsessie interessanter en gevaricerder maakt en vermoeidheid minimaliseert. De tien kernsub- tests worden erst afgenomen, eventueel gevolgd door de aanvullende subtests. Let op: bij proefpersonen in de leeftijdscategorie 16:0-69:11 kunnen alle vijftien subtests worden afgenomen. Bij mensen in de leeftijdscategorie 70:0-84:11 worden maximal twaalf subtests afgenomen, De subtests Cijfers en Letters Nazeggen, Gewichten en Figuur Zoeken worden niet afgenomen, zodat mensen uit deze leeftijdscategorie niet te veel belast worden. In tabel 2.3 is te 2ien wat de aanbevolen volgorde van afname is. De subtests staan even eens in deze volgorde op het Scoreformulier, in de Stimulushaeken (mits van toepassing), en in hoofdstuk 3. Het afnemen en Scoren van subtests 5 rH Ss = = 24 Afname van de WAIS-IV-NL Tabel2.3 De volgorde voor het afnemen van de WAIS-IV-NL- subtests 1. Blokpatronen 9, Informatie 2, Overeenkomsten 10. Symbool Substitutie Coderen 3. Ciferreeksen 11. Gijfers en Letters Nazeggen® c= 4. Matrix Redeneren 12. Gewichten* 5. Woordenschat 13. Begrjpen 6. Rekenen 14, Figur Zoeken* 7. Symbol Zoeken 15. Onvolledige Tekeningen 8. Figuur Samenstellen * Alleen voor leeftijdsc gorieén 16: In sommige gevallen moet u afwijken van de vaste afnamevolgorde om tegemoet te komen aan bijzondere omstandigheden. Dit moet (in verband met de standaardisatie) zo veel mogelijk vermeden worden, tenzij er echt geen andere mogelijkheid is. Als een cliént weigert te antwoorden op een bepaalde subtest, kunt u de subtest tijdelijk terzijde leggen en verdergaan met de volgende. Ga terug naar de overgeslagen subtest als u de indruk hebt dat de betrokkenheid van de cliént het weer toelaat en/of de cliént enkele positieve testresultaten heeft gebockt. Iedere verandering in de volgorde dient gebaseerd te zijn op klinische gronden en niet op de voorkeuren van de testleider. Als het nodig is om de afnamevolgorde te wijzigen, dient deze wijziging op het Scoreformulier te worden genoteerd. 2.2.2 Afnemen van de WAIS-IV-NL in meer sessies De WAIS-IV-NL moet zoveel mogelijk in én sessie afgenomen worden. Als de cliént tijdens de afname vermoeid raakt, last u een pauze in aan het einde van een subtest. Probeer na een korte pauze de test te voltooien. Als de afname onverhoopt toch in twee sessies moct plaatsvinden, dient de tweede sessie zo snel mogelijk plaats te vinden, in ieder geval binnen een week. Het is ook daarbij van belang dat de eerste sessie afgebroken wordt na cen subtest en niet halverwege een subtest. 2.2.3 Selectie van subtests Voordat u met een onderzoek begint, dient u zorgvuldig het doel van het onderzock te bepalen en alle beschikbare informatiebronnen over de clint te raadplegen om te bepalen welke indexscores, discrepantieanalyses en subtests de meeste klinisch relevante en bruikbare informatie zouden kunnen opleveren. Op basis hiervan kunt u besluiten welke subtests moeten worden afgenomen. ee Algemene richtlijnen voorhettesten 25 Er ijn in totaal vijftien subtests, waaronder tien kernsubtests en vijf aanvullende sub- tests, beschikbaar in de WAIS-IV-NL. De tien kernsubtests worden meestal gebruike ‘om de indexscores en het TIQ af te leiden. Aanvullende subtests kunnen worden gebruikt yor het leveren van aanvullende klinische informatie, of als vervanging voor Kernsubtests (zie de paragraaf 2.2.4 Vervanging door een aanvullende subtest voor extra informatie). Tabel 2.4 geeft de kern- en aanvullende subtests weer die kunnen worden gebruikt om de indexscores (VBI, PRI, Wgl, VsI en T1Q) af te leiden. Tabel2.4 Samenstelling van indexscores Subtest vel PRI Wal Vst Tia Woordenschat v v Informatie v v Begrijpen ” W) Blokpatronen v v Matrix Redeneren v v Figuur Samenstellen v v Gewichten* vy wy Onvolledige Tekeningen ~) “” Ciferreeksen v v Rekenen ¢ v Cijfers en Letters Nazeggen* wo wy Symbool Zosken v v ys Svaiae subtiecoderen a v Figuur Zoeken* “ “ Ronda haken ge wullende subtest Een asterisk *) betekent dat de aanvullende subtests niet ij personen in de leeftijdscategorieén 70:0-84:11 worden afgenomen, 2.2.4 Vervanging door een aanvullende subtest ‘Wanner de situatie er om vraagr, bijvoorbeeld door fysicke beperkingen van de cliéne, cunt u ervoor kiezen om een kernsubtest te vervangen door cen aanvullende subtest, ‘Als een kernsubtest om enige reden ongeldig is geworden, kan vervanging evencens noodzakelijk zijn. Het is niet de bedoeling dat een valide kernsubtest wordt vervangen door een aanvullende subtest alleen om cen andere indexscore te krijgen. Tabel 2.5 vvermeldt de acceptabele vervangingen voor kernsubtests. ic eu 53 co 22 as €= = se =o 3 26__Afname van de WAIS-IV-NL Tabel2.5 — Acceptabele vervangingen voor kernsubtests Kernsubtest Acceptabele vervanging a Overeenkomsten Begrijpen Woordenschat Begriipen Informatie Begrijpen Gewichten (alleen leeftijéscategoriagn 16:0-68:11) of Onvolledige Tekeningen ‘Gewichten (alleen leeftijdscategorieén 16:0-69:11) of Onvolledige Tekeningen jdscategorieén 16:0-69:11) of Onvolledige Tekeningen Blokpatronen Matrix Redeneren Figuur Samenstellen _ Gewichten (alla tijdscategorieén 16:0-69:11) Cijferreeksen Cijfers en Letters Nezeggen (a Rekenen Cijfers en Letters Nazeggen (alleen leeftijdscategorie&n 16:0-69:11) Symbool Zoeken Figuur Zoeken (alleen leeftijdscategorieBn 16:0-69:11) ‘Symbool Substitutie Figur Zoeken (alleen leeftijdscategorieén 16:0-69:11) Coderen Eris slechts één vervanging voor iedere indexscore toegestaan (d.w.2. VBI, PRI, Wel en Vsl). Begrijpen mag én kernsubtest voor Verbal Begrip vervangen, en Gewichten of Onvolledige Tekeningen mag één kernsubtest voor Perceptueel Redeneren vervangen. Beide komen hier in gelijke mate voor in aanmerking, Cijfers en Letters Nazeggen mag 6f Cijferreeksen 6f Rekenen vervangen. Figuur Zoeken mag of Symbool Zoeken f Symbool Substitutie Coderen vervangen. Hoewel iedere indexscore én vervanging mag bevatten, zijn er niet meer dan twee vervangingen toegestaan bij het afleiden van het TIQ. In sommige gevallen worden er onvoldoende valide subtestscores verkregen om de gewenste indexscore te kunnen berekenen, ondanks beschikbare aanvullende subtests. In deze situaties kan er een evenredig berekende som van geschaalde scores gebruikt worden om een indexscore af te leiden (dit is het schatten van de scores). Zowel ver- vanging als schatting van scores brengt het risico op toegenomen meetfouten met zich mee. Het vervangen van een kernsubtest door een aanvullende subtest is altijd beter dan het schatten van scores, omdat de score dan is gebaseerd op daadwerkelijke, in plaats van theoretische, prestaties. Het gebruik van geschatte scores dient beperkt te worden tot die situaties waarin dat onvermijdelijk is als gevolg van factoren zoals onder- breking tijdens het afnemen, recente blootstelling aan testitems, fysieke beperkingen of zintuiglike gebreken, of responssers (bij. de clignt geeft dezelfde respons op alle items in een subtest). Zo kan men op basis van een score van Blokpatronen (geschaalde score 9) en Matrix Redeneren (geschaalde score 12) een geschatte score berekenen voor Perceptueel Redeneren Index van 32 (12+9= 21 dit getal kunt u opzoeken in tabel A.7). Zie voor meer informatie over het schatten van scores paragraaf 2.4.2, stap 3b. S Algemene richtlijnen voor hettesten 27 2.2.5 Begin-, omkeer- en afbreckregels Beginregels, ombeerregels en afbreckregels worden in een subtest opgenomen om de totale testtljd te verkorten en daarmee onnodige vermoeidheid en verveling bij de cliént tevoorkomen. Deze regels worden weergegeven door de volgende pictogrammen: © Beginnen ‘% Omkeren ©@ Afbreken Beginregel Om het nut van de WAIS-IV-NL als klinisch instrument te vergroten zijn er aan ver- schillende subtests een aantal makkelijke, zogeheten ondergrensitems, toegevoegd. Deze zijn ontwilkkeld voor personen met een ver beneden gemiddeld intellectueel vermogen en zullen aan de meerderheid van de clignten niet hoeven worden voorgelegd. Her afnemen van iedere subtest begint bij het instapitem, dat duidelijk in deze Aframe- en scaringshandleiding en op het Scoreformulier is sangegeven. Alle leefjdsgroepen beginnen de vijfien subtests bij hetzelfle item. Veel subtests beginnen met Demon- stratie- en/of Voorbeelditems die bij alle proefpersonen worden afgenomen. Demon- stratie- en Voorbeelditems worden niet in de totale ruwe score van cen cliént meege- nomen. Wanneer er een zeer beperkce intelligentie wordt vermoed (bijvoorbeeld een verstandelike beperking), kan de testleider et ook voor kiezen om altijd bij item 1 te beginnen en niet de eerste items over te slaan door met het instapitem te beginnen, Regels voor het omkeren Omkeerregels zijn van toepassing wanneer niet begonnen wordt met Item 1, maar met het instapitem. Ttems voorafgaand aan een instapitem worden ombeeritems penoemd, De meerderheid van de proefpersonen zal deze niet hoeven te maken. De omkeer- regels zijn opgenomen om te helpen bepalen wanneer w items voorafgaand aan een instapitem moet afnemen. Als cen clitnt cen perfecte score op de eerste twee afgenomen items behaals, geefru de volledige punten voor de niet- afgenomen items voorafgaand aan het instapitem en gaat u verder met het afnemen van de rest van de subtest. Een perfecte score is het maximale aantal punten dat voor een bepaald item kan worden toegekend. Bijvoorbeeld, voor items waarop 0, 1 of 2 punten kunnen worden gescoord is een perfecte score 2 punten. Bij items waarop 0 of 1 punt kan worden gescoord is cen perfecte score 1 punt. Als het volledige aantal punten wordt toegekend voor een niet- afgenomen item, wordt een perfecte score toegekend, Ook al words er op de omkeeritems geen perfecte score op 2 opeenvolgende items behaald, indien er nog niet aan het afbreekcriterium is voldaan, wordt wel verdergegaan met de items na het instapitem. Het afnemen en scoren van subtests 28 _Afname van de WAIS-IV-NL In figuur 2.2 heeft een cliént een perfecte score behaald op Item 5 = a vs i on patronen. De testleider heeft het volledig aantal punten voor Ttems cE ss 8° pene is verder gegaan met Item 7. De scores voor Items 1-4 zijn niet coe = rine streep en een 8 geschreven in de scoreruimte voor Item 4. Door leze mi van noteren kunt u onderscheid maken tussen niet- afgenomen items waaraan pu! toegekend worden, en items die daadwerkelijk zijn afgenomen. 1. Blokpatronen @ mieten Anime ca Se veganpencenonsiane CD feieremcenn Ob. 0 Siemmemes, ORE ‘igeoe pecs ‘rie ——— Figuur 2.2 Voorbeeld van perfecte scores behaald op het instapitem en een volgend item Als de cliént geen perfecte score behaalt op het eerste of het tweede afgenomen item, worden de omkeeritems in omgekeerde volgorde afgenomen totdat de cliént een perfecte score op twee opeenvolgende items behaalt. In figuur 2.3 heeft een cliént geen perfecte score behaald op het instapitem van Matrix Redeneren (Item 4). De testleider heeft de omkeerregel toegepast en heeft de Items 3 en 2 afgenomen, waarop de cliént scores van 1 behaalde (zie A, figuur 2.3). Omdat de cliént een perfecte score op Items 3 en 2 behaalde en daarmee aan het omkeercriterium heeft voldaan, heeft de testleider de volledige punten toegekend voor Item 1 en is verder gegaan met Item 5 om het afnemen van de subtest voort te zetten (zie B, figuur 2.3). Algemene richtlijnen voor hettesten 29 4. Matrix Redeneren Aad i cn: = Ofte. U nererennenetomne inane Sry Kaoru!) | Semneie oo ieee Sinan cepetroo 2 <= fey ea 2s © a @ 1 MB. 23 5 as 4s Soa et? 63S 5. a3 45 eee ao Os es et O23 Wo |p f 3 5 ee wp 2 Os Ot Le 3s ca 3s Os a Tas es foe miss oe os 4s ee a Os se Sas as gem a) 2 sa aor ae as 3 Oe eas ss Be i 2 «3 ie pes ee ee [aa @ 3 3 Oi 261 56s MOOT eo of ef os a 4 x | 23 eat G25 o 2 se 2s s ct Bs pe of ES 3% Figuur2.3 Voorbeeld van een niet-perfecte score op het instapitem Als de clignt een perfecte score op het eerste afgenomen item behaalt, maar niet op het tweede afgenomen item, neemt u het eerste afgenomen item mee in het omkeer- criterium van twee opeenvolgende perfecte scores. In figuur 2.4 heeft een cliént een perfecte score behaald op het instapitem van Matrix Redeneren (Item 4), maar een score van 0 op Item 5. De testleider is omgekeerd naar Item 3, waarop de clignt een perfecte score heeft behaald (zie A, figuur 2.4). Omdat de cliént een perfecte score op Item 3 en 4 heeft behaald en aan het omkeercriterium voor perfecte scores op twee opeenvolgende items heeft voldaan, heeft de testleider de volledige punten toegekend voor Items 1 en 2 en is verdergegaan met Item 6 (zie B, figuur 2.4). 30__Afname van de WAIS-IV-NL 4. Matrix Redeneren - om = 3 O so @ > @ © sO) 3 4 5 @7 > 4 § mole . <5 ee 34s eee se 5 Oo 1 a CS 3a Ss oF 3a. one ‘tl Rewe Score Mavic Redenaren ue Figuur 2.4 Voorbeeld van een perfecte score verkregen op instapitem maar niet op het volgende item Ongeacht de prestaties van de cliént op items die aan het instapitem voorafgaan, kent u volledige (punten toe voor voorafgaande items als voor het instapitem en her volgende item een perfécte score worde behaald. In figuur 2.5 is de testleider bij Figur Samenstellen begonnen, bij Item 1 in plats van bij Irem 5 (instapitem) bij een cliént bij wie een intellectuele achterstand wordt vermoed. De clint heeft een perfecte score behaald op de Items 1-3 en een score van 0 op Item 4. De cliént behaalde vervolgens een perfecte score op het instapitem en het volgende item (Items 5 en 6). De testleider is verder gegaan met de subtest totdat de cliéne aan het afbreekcriterium van drie opeenvolgende scores van 0 heeft voldaan. De testleider heeft correct de volledige punten (4 punten) voor de Items 1-4 toegekend, ook al had de cliéne voor deze items totaal 3 punten gescoord. De totale ruwe score van de cliént op Figuur Samenstellen was 12 punten. é-z Algemene richtlijnen voorhet testen 31 8. Figuur Samenstellen GS Mtoe serves ms ‘ ws Om Use eee O oon si SerlentG Ne © t 2 i uw h 6 L ~L RT G6 Oo ww! oy Es rw QV al TJs O ww OOQ 1 oe? CaO) ae ed ow) FY STON er tT tS 1 mse i [Es MO! sar fos? 1 ew! EO) aro tt 1 a: ee Rey kr tt wor OF Si) MOl 2 or ttt 2 O ro” © EH ie, (E72) OO) se? ak aieaieas SRE de oe (e2t| ey i ee ea 8 ee "Wale Rew oe ——— —SSSSSSMMsssss Figuur2.5 Voorbeeld van perfecte scores behaald op beginitem en volgend item waarbij Scores op eerder afgenomen items teniet worden gedaan Afbreekregels Afbreckregels bestaan uit criteria om te bepalen wanneer u met het afnemen van een subtest stopt. Uit analyses is gebleken dat de afbreekregel per subtest de grens is waarna er door bijna iedere clignt geen punten meer worden behaald en de score dus niet hoger wordt indien men door zou gaan. Ze zijn bedoeld om het contact met de cliént niet te verstoren, de clint niet te overvragen met items die te moeilijk zijn en de testduur zo kort mogelijk te houden. Deze regels zijn voor iedere subtest anders. Ze vertellen de testleider dat het afnemen van de subtest afgebroken moet worden als de clint een bepaald aantal opeenvolgende scores van 0 heeft behaald. Scores van 0 die behaald worden bij het in omgekeerde volgorde afnemen van de items tellen mee voor het afbreekcriterium. 2 =o os eS 23 55 és Sc 2S 32 =s % 32__Afname van de WAIS-IV-NL ubtest niet te vroeg beéindigt. Wanneer u er Zorg ervoor dat u het afnemen van de s rekenen en u niet kunt niet zeker van bent of u een antwoord goed of fout moet besluiten of u de subtest moet afbreken, gaat u door met het afnemen van de subtest otdat u er zeker van bent dat aan het afbreekcriterium is voldaan. Als later bij het beoordelen blijice dat de clignt items voorgelegd heeft gekregen voorbij het punt waarop het testen had moeten worden afgebroken, dan kent u geen punten soe voor de items voorbij het correcte afbreekpunt, zeif als de antwoorden van de cliént normal gesproken punten hadden opgeleverd. In iguur 2.6 ziet u een roepassing van de omkeerregel bij Rekenen waarbij aan het afbreekcriterium is voldaan, In dit voorbeeld is een clint gestart met een score van 1 op Item 6 (her instapitem) van de subtest Rekenen en heeft vervolgens een score van 0 op Item 7 behaald. De testleider is correct omgekeerd naar Item 5 en is begonnen met het afnemen van items in omgekeerde volgorde (zie A, figuur 2.6).De cliéne behaalde scores van 0 op Items 5, 4 en 3 en voldeed daarmee aan het afbreekcriterium van 0 op drie opeenvolgende items (zie B, figuur 2.6). Dit betekent dat Items 8 en verder niet meer dienen te worden afgenomen. De testleider heeft vervolgens wel Items 2 en 1 afgenomen om de eindscore van de clint te bepalen (zie C, figuur 2.6). Let op dat de totale ruwe score van de cliént op Rekenen 2 punten is. Omdat de cliént tijdens het omkeren aan het afbreekcriterium heeft voldaan, wordt de score van 1 op Item 6 niet meegenomen in de totale ruwe score van de cliént. Algemene richtlijnen voorhettesten 33 6. Rekenen GS rinse scot i, 0 eens O Bm 0 Siem Se ae SS a Het [] ow Jes | j=f- Ce ee ee | vs tin [J on don ee CD)? Cleon 7s * on wom [] = Cote | Ol oe co [at © oo er eG Jou ET ‘Masi = 2, cl S355) Figuur26 Voorbeeld van het aan het afbreekcriterium voldoen tjdens de omkeerprocedure | De afbreekregels voor Cijferreeksen en Cijfers en Letters Nazeggen moeten special worden vermeld, Ieder item van deze subtests bestaat uit twee of drie reeksen. De cliént moet, om aan het afbreekcriterium te voldoen, scores van 0 behalen op allle reeksen van één item, en dus niet opeenvolgende scores van 0 over een bepaald aantal items. Figuur 2.7 toont de correcte toepassing van de afbreekregel voor Cijfers en Letters Na- zeggen. In dit voorbeeld behaalt een clignt een perfecte score op Items 1-4, en ver- volgens een score van respectievelijk 1, 0 en 0 voor reeks 1, 2 en 3 van Item 5. De test- leider neemt reeks 1 van Item 6 af en de cliéne scoort 0 punten. Hoewel de cliént wel drie opeenvolgende scores van 0 heeft behaald, zijn deze niet binnen hetzelfde item, dus neemt de testleider reeks 2 en 3 van Item 6 af. De clint behaalt op de resterende reeksen van Item 6 scores van respectievelijk 1 en 0. De testleider neemt Item 7 af, en de clignt behaalt scores van 0 voor elke reeks van dit item en voldoet daarmee aan het afbreekcriterium. 52 sz es 22 Be 2s es Sc Ss 25 =s & = 3 i ‘ x e 34 Afname van de WAIS-IV-NL 11. Cijfers en Letters Nazeggen oO Beermrenreenm Eterm Contin A Yertalten A art tam Tes a ac dn gm rg Figuur27 Voorbeeld van afbreekregel voor Cijfers en Letters Nazeggen Algemene richtlijnen voorhettesten 35 Tabel 2.6 geeft een overzicht van de beginregels, omkeerregels en afbreekregels voor alle subtests. =p Tabel2.6 Overzicht van beginregels, omkeerregels en afbreekregels voor subtests eee ee ee ee eee Subtest Beginrogel Omkeerrego! Afbreckregi BP Voorbeelditem, Als eancli8nt geen perfecte score behaalt Na 2 opeenvolgende a vervolgens item. op temSof6, dan moetendeitems vooraf- _0-scores. gaand san hetinstapitem in omgekeerde volgorde worden afgenomen totdat op twee opeenvolgends items een perfecte score is behaald. OV 2 Voorbeelditems, Als eencliéntgeen perfecte score behaalt Na 3 opeenvolgende 2 vervolgens item4. op item 4of5,danmoetendeitems vooraf- _0-scores. 7 gaand aan het instapitem in omgekeerde = volgorde worden afgenomen totdat op twee os opeenvolgende items een perfecte score is Ee: behaald. es Voorwaarts:item 1, Geen. Voorwaarts: na scores Bs Ge = Aen van 0 op beide reeksen BS Voorbeelditem, a vervolgens Item 1. Achterwaarts: na scores Soha van 0 op beide reeksen Voorbealditem, van een item. vervolgens Item 1. Sorteren: na scores reoksen MR ——VoorbeelditemsA Als eencclintgeen perfecte scorebehaeit NaS opeenvolgende enB,vervolgens op Item4of5, dan moetendeitems vooraf- _O-scores. Item 4, gaand aan het instapitem in omgekeerde volgorde worden afgenomen totdat op twee ‘opeenvolgende items een perfecte scores behaal Item5 Als ean cliéntgeen perfects score behaalt Nad opeenvolgende ‘op item 5of6, dan moeten de items vooraf- _O0-scores. Gaand aan het instapitom in omgekeerde ‘olgorde worden afgenomen totdat op twee ‘opeenvolgande items een perfecte score is behaald. RE Voorbeelditem, Als eenccligntgeenperfecte score behasit NaS opeenvolgende vervolgensitem6. op Item oof 7, dan moeten de items vooraf- _O-scores. gaand aan het instapitem in omg volgorde worden afgenomen totdat op twee opeenvolgende items een perfecte scores behaald. SZ Demonstratio- Geen, Na120 saconden items, voorbeeld- {2minuten). items, vervolgens items. 36___Afname van de WAIS-IV-NL Tabel2.6 — Overzichtvan beginregels, omkeerregels en afbreekregels voor subtests (vervolg) Afbroekrege! Subtest Be FS Demonstratie-item, Als een cliént geen perfecte score behaalt Na 3 opeenvolgende Voorbeelditem, op Item5 of 6, dan moeten de items vooraf- _O-scores. vervolgensitem5. gaand aan het instapitem in omgekeerde volgorde worden afgenomen totdat op twee opeenvolgende items een perfecte score is behaald. regal Omkeerrey Na 3 opeenvolgende IN Item 3. Als een cliént geen perfecte score behaalt O-scores. ‘op Item of , dan moeten de items vooref- gaand gan het instapitem in omgekeerde volgorde worden afgenomen totdat op twee opeenvolgende items een perfecte score is behaald. SSC Demonstratie- Geen. Na 120 seconden. items, Voorbeeld- items, vervolgens items. CLN —_Demonstratie- Geen. Afbreken na een score item A, Voorbeelditem van O op alle drie de reeksen A, vervolgens Item 1. van een item. Alseen cliént geen perfecte score behaalt Na 3opeenvolgende cw Demonstratie- items Aen B, op Item4 of 5, dan moeten de items voorsf- _O-scores. Voorbeeiditem, geand aan het instapitem in omgekeerde volgorde worden afgenomen totdat op twee opeenvolgende items een perfecte score is behaald. ‘Alseen cliéntgeenperfecte score behaalt Na 3opeenvolgende op ltem3 of4, dan moetende items vooraf- _0-scores. gaand aan het instapitem in omgekeerd volgorde worden afgenomen totdat op twee opeenvolgende items een pertecte score is behaald. vervolgens Item 4. 8G Item3. Na 45 seconden voor FZ Demonstratie- Geen, iede item A, Voorbeelditem A, vervolgens Item 1. Als een cliént geen perfecte score behaalt Na 4 opeenvolgende op Item 4 of 5, dan moeten de items vooraf- _O-scores. geand aan het instapitem in omgekeerde volgorde worden afgenomen totdat op twee ‘opeenvolgende items een perfecte score is behaald ———— oT Voorbeelditem, vervolgens Item 4. Algemene richtlijnen voorhettesten 37 2.2.6 Tijdsregistratie Eris een aantal subtests met strikte tijdslimieten en een aantal zonder strikte tijds- limieten. Subtests met een strikte tijdslimiet zijn Blokpatronen, Rekenen, Symbool Zoeken, Figuut Samenstellen, Symbool Substitutie Coderen, Gewichten, Figur Zoeken en Onvolledige Tekeningen. Voor cen accurate tijdsregistratie gebruikt u bij het afnemen van deze subtests een stopwatch. Start de tijd zodra u het laatste woord van de instructie hebt uitgesproken. Stop de stopwatch zodra de cliént het antwoord heeft gegeven. Om de goede verstandhouding niet te verstoren, geeft u de cliént enkele seconden extra om een item af te ronden wanneer hij/zij het item bijna af heeft op het moment dat de tijdslimiet is verstreken. Geef geen punten voor items die zijn voltooid nadat de tijdslimiet is verstreken. In een dergelijke situatie dient u de prestaties van de cliént op het moment dat de tijdslimiet is verstreken te noteren en te scoren, Er kunnen bonuspunten voor tijd worden toegekend voor een snelle en foutloze prestatie bij Blokpatronen, In de subtestinstructies voor Blokpatronen in hoofdstuk 3 en op het Scoteformulier vindt u informatie over het tockennen van bonuspunten voor tijd. Tenzij anders vermeld, mogen de iteminstructies op verzoek van de cliént worden hethaald. Stop de tijdsregistratie niet tijdens het verduidelijken of herhalen van de instructies. De tijd die nodig is om de instructies te herhalen, om vragen toe te lichten of aanmoedigingen te geven gaat dus af van de tijd die de clignt krijgt om het item te maken. Het volgende pictogram staat vermeld in deze Afname- en scorings- handleiding en op het Scoreformulier als voot een subtest een stopwatch nodig is: @ De overige subtests (Overeenkomsten, Cijferreeksen, Matrix Redeneren, Woordenschat, Informatie, Cijfers en Letters Nazeggen en Begrijpen) kennen geen tijdslimiet. De score van deze subtests wordt alleen gebaseerd op de juistheid van de antwoorden. Voor de meeste proefpersonen is 30 seconden voldoende om een item te beantwoorden. De richtlijn van 30 seconden is bedoeld om de afname niet te veel tijd te laten kosten, maar moet niet rigide worden gebruikt. Als cen cliént niet zo sterk presteert en de neiging heeft om lang over antwoorden na te denken zonder enig zichtbaar voordeel, moedigt u hem of haar aan om na 30 seconden te antwoorden door te zeggen: Weet uhet antwoord al? Als de clignt dan niet antwoordt, gaat u door met het volgende item en zegt: Laten we een andere proberen. Wanneer cen cliént die goed heeft gepresteerd extra tijd neemt naarmate de moeilijkheidsgraad van de items toeneemt, dient u de timing van deze aanmoedigingen aan te passen en extra tijd te geven. Bij subtests zonder tijdslimiet mag de cliént op cen eerder afgenomen item antwoorden nadat u met het volgende item bent begonnen. Reken in dit geval het vertraagde ancwoord op het eerder afgenomen item mee. AA ss 5s aig ce Es Se ae a zs 38__Afname van de WAIS-IV-NL en accurate tijdsregistratie met Cijferreeksen en Cifjfe Letters Nazeggen vereisen ge’ . ; eee t de stimuli in een regelmatig een stopwatch. Bij deze subtests is het wel belangrijk da He tempo worden aangeboden. U vindt het misschien handig om het tempo te bepaien. door zachtjes met uw voet onder de tafel te tikken. Dit kan de wijze waarop en het tempo waarin u de items aanbiedt, ondersteunen. Ook kan het prettig ijn om. dit te oefenen met behulp van een stopwatch of klok om te ervaren hoe u dit regelmatig met én stimulus per seconde moet doen. 2.2.7 Demonstratie, Voorbeeld- en Instructie-items Veel van de subtests hebben Demonstratie-items waarmee de testleider de tak kan uitleggen en Voorbeelditems waarmee de cliént kan oefenen voordat de items worden. afgenomen. Bij de subtests die geen Demonstratie- of Voorbeelditems hebben (bijv. Woordenschat en Informatie), wordt er correctieve feedback gegeven op de eerste items om te waarborgen dat de cliént de taak begrijpt. Instructie-items waarbij feedback wordt gegeven worden aangeduid met het volgende symbool (#) in deze handleiding en op het Scoreformulier. Correctieve feedback geeft u, wanneer toegestaan, na het antwoord van een cliént en wanneer deze niet leidt tot een wijziging van de score op een item. Dit is bedoeld om de clignt vertrouwd te maken met nieuwe taken en om te waarborgen dat de clint de bedoeling van de taak begrijpt zodat de clint zo goed mogelijk presteert op de rest van de subtest. Zorg ervoor dat u alleen de daartoe aangewezen items gebruikt als voorbeeld of oefening of om uitleg bij te geven en dat u dit op de voorgeschreven manier doet. Het geven van aanvullende hulp op items is niet conform de standard afnameprocedure en kan leiden tot hogere, minder nauwkeurige en ongeldige scores en dient daarom te worden vermeden. 2.2.8 Doorvragen, aanmoedigingen en herhaling Doorvragen, aanmoedigingen en herhaling zijn bedoeld om de antwoorden van de cliént te verduidelijken, om de cliént aan de opdracht van de subtest te herinneren en/of om zijn of haar prestaties te maximaliseren. Omdat de richtlijnen over het gebruik van doorvragen, aanmoedigen en herhalen van subtest tot subtest variéren, is het belangrijk dat u vertrouwd raakt met deze richtlijnen. Doorvragen Doorvragen is bedoeld om meer informatie te krijgen van de clint als zijn/haar antwoord incompleet, vaag of onduidelijk is. In principe dient men steeds door te vragen indien de informatiewaarde van het antwoord gering is; dus bi alle 1-punts antwoorden en bij de meeste 0-punts antwoorden. Doorvragen mag niet worden gebruikt om duidelijk incorrecte antwoorden te verbeteren, tenzij dit explicier is Algemene richtlijnenvoorhettesten 39 aangegeven in de iteminstructies. Doorvragen gebeurt alleen bij de verbale subtests; Overeenkomsten, Woordenschat, Informatie en Begrijpen of bij de non-verbale sub- tests als de cliént meer antwoorden geeft. In het algemeen vraagt u na onduidelijke verbale antwoorden door met de zin: Wat bedoelt u? of Kunt u mij er wat meer over vertellen? Ook kunt u een andere neutrale doorvraag stellen, zoals: Kunt u uw antwoord toelichten? Indien een cliént meer antwoorden geeft op cen item en/of indien de antwoorden tegenstrijdig zijn, kunt u vragen: Welk antwoord bedoelt u? Instructies voor het doorvragen zijn opgenomen in de paragraaf Algemene aan- wijzingen van de subtests in hoofdstuk 3. Bij Woordenschat zijn er vier antwoordsituaties die een doorvraag vereisen, marginale antwoorden, gegeneraliseerde antwoorden, functionele antwoorden en handgebaren. Veaag in deze antwoordsituaties zo vaak als nodig is door. Als de cliént een marginaal, maar toepasselijk antwoord op een item geeft, zoals ‘naslagwerk’ op het item Boek, vraagt u hem of haar om het antwoord te ver- duidelijken door te zeggen: Ja, maar hoe wordt het nog meer genoemd? Als de cliént cen toepasselijk gegeneraliscerd antwoord op een item geeft, zoals door ‘meubel’ op het item Bed te antwoorden, vraagt u hem of haar om het antwoord te verduidelijken door te zeggen: Ja, maar wat voor soort [veg antwoord cliént in] ishet? Ml Als de cliént een toepasselijke, functionele beschrijving van cen item geeft, zoals: “Het vliegt door de lucht’ bij het item Vliegtuig, vraagt u hem of haar om het antwoord te verduidelijken door naar de tekening te wijzen en te zeggen: Ja, maar hoe wordt het genoemd? i Als de cliént relevante handgebaren voor een item maakt, zoals doen alsof hij of zij de pagina’s met zijn of haar hand omslaat als antwoord op het item Boek, vraagt uhem of haar om het antwoord te verduidelijken door te zeggen: Ja, maar hoe noem je dat? Bij Begrijpen moet een 2-punts antwoord bij items met meer Algemene Concepten een verwijzing bevatten naar ten minste twee verschillende Algemene Concepten. Voor deze items gebruikt u de volgende richtlijnen als u doorvraagt voor een verwijzing naar een tweede Algemeen Concept:. ® Alshet eerste antwoord van de cliént duidelijk fout is, vraagt u niet naar een tweede antwoord. @ Als het eerste antwoord van de cliént slechts naar én Algemeen Concept verwijst, verwoordt u het item op passende wijze om nog een tweede antwoord te krijgen door te zeggen: Kunt u nog meer vertellen over de reden waarom [verwoord het item op passende wijze)? m Als het eweede antwoord van de cliént verwijst naar hetzelfde algemene concept als het eerste antwoord, vraagt u niet verder door. scoren van subtests = o = o = 2 € c - a = - 40__Afname van de WAIS-IV-NL Als er wordt doorgevraagd, moet dit worden genoteerd met een D op het Scoreformulier. Hier is geen speciale ruimte voor, maar dit kan waar het u het best uitkomt, bijvoor- beeld voor de kantlijn van het item of direct na de vraag. Items met specifieke ant- woorden die doorvragen vereisen, zijn gemarkeerd met een asterisk (*) in deze Afname- en scoringshandleiding en op het Scoreformulier. Bijvoorbeeld bij Item 4 van Informatie als een cliént antwoordt met ‘gisteren’, ‘morgen’ of ‘vandaag’ of de naam geeft van een feestdag, zegt u: Welke dag is dat? incorrecte antwoorden te ver- Doorvragen mag niet worden gebruikt om duidel beteren, tenzij dit expliciet is angegeven in de iteminstructies. In deze Afname- en scoringshandleiding staat een (D) vermeld achter mogelijke antwoorden waarbij de testleider altijd moet doorvragen. De scoring na doorvragen wordt uitgelegd in para~ graaf 2.3.2. Aanmoedigingen Aanmoedigingen worden gebruikt om de cliént duidelijk te maken wat een subtest inhoude of hem/haar hieraan te helpen herinneren. Proefpersonen die bijvoorbeeld niet drie puzzelstukken bij de subtest Figur Samenstellen kiezen, worden eraan herinnerd om drie puzzelstukken bij ieder item te kiezen. Ook kan het aanmoedigen gebruike worden om de cliént een antwoord te laten geven, zo kunt u zeggen: Welke denkt u dat het is? Instructies voor het aanmoedigen van de cliént zijn in de paragraaf Algemene aanwijzingen van iedere subtest in hoofdstuk 3 opgenomen. Noteer aan- moedigingen met een A op het Scoreformulier. Herhaling Het herhalen van items en instructies wordt vaak gebruikt om de aandacht van de cliént weer op de subtest te richten en maakt dat u er zeker van kunt zijn dat de cliént het item of de taak van de subtest goed begrijpt. De subtests Cijferreeksen en Cijfers en Letters Nazeggen staan echter geen herhaling van pogingen toe. Als de cliént om herhaling van een item bij deze subtests vraagt, zegt u: Ik kan de reeks niet herhalen. Probeert u het zo goed mogelijk te herinneren. De subtest Rekenen biedt specifieke instructies voor de herhaling van items en staat slechts één herhaling per item toe, waarbij de tijdsmeting doorloopt. Instructies en items mogen op de andere subtests 20 vaak als de cliént dat verzoekt worden herhaald. Naast herhaling op verzock, is het een goed gebruik om een item te herhalen als de cliént niet binnen 5 tot 10 seconden heeft geantwoord. Items mogen echter niet worden herhaald als duidelijk is dat de cliént nadenkt over zijn/haar ant- woord, omdat dit de concentratie van de clignt kan verstoren. Noteer herhalingen met een H op het Scoreformulier. SS Algemene richtlijnen voorhettesten 41 Als de cligne ‘Ik weet het niet’ antwoordt op een item, maar correct antwoordt op moeilijker items in dezelfde subtest, neemt u het eerdere item opnicuw af als u denkt dat de clignt het antwoord weet. Als de clignt correct antwoordt, rekent u het antwoord goed. Deze procedure mag niet worden gebruike bij subtests waarbij de tijd worde ge- registreerd en bij de subtests Cijferreeksen en Cijfers en Letters Nazeggen. 2.2.9 Antwoorden noteren Het verdient aanbeveling dat u op het Scoreformulier bij alle afgenomen items een aantekening maakt om deze te onderscheiden van overgeslagen of niet afgenomen items. Deze aantekening kan bestaan uit een score, een vinkje of het antwoord van de cliént, Noteer de antwoorden van de cliént op de verbale items woordelijlc om latere beoordeling en scoring mogelijl te maken. Naast het noteren van antwoorden is het belangrijkc dat u doorvragen, aanmoedigingen, herhalingen en non-verbale antwoorden (bijy. aanwijzen, geen antwoord) noteert. Deze informatie zorgt ervoor dat u zich gemakkelijker kunt herinneren wat er tijdens de testsessie is gebeurd en zorgt voor een duidelijke communicatie bij de overdracht van beoordelingsverslagen. Tabel 2.7 geeft de aanbevolen afkortingen voor het noteren van deze informatie op het Scoreformulier. Tabel2.7__ Aanbevolen afkortingen voor notaties op het Scoreformulier Symbol Gebruik Gofv De cligntheefthet item goed beantwoord of uitgevoerd Fofx De cliént heeft het item niet goed beantwoord of uitgevoerd D(Doorvragen) De cligntis gevraagd een antwoord toe te lichten ‘A(Aanmoediging) Cliént is aangemoedigd tot het geven van een antwoord H(Herhaling) Itemis herhaald WN (Weet Niet) Cliéntheeft aangegeven dat hij/zij het antwoord niet weet GA (Geen Antwoord) Cliént heeft geen antwoord gegeven BT( Buiten de Tijd) Cliént heeft een item niet binnen de tijd kunnen uitvoeren WC (Wijst Correct) Cligntheeft hetjuiste antwoord aangewezen (bijvoorbeeld bij Onvolledige Tekeningen of Matrix Redeneren) WX (Wijst Fout) Clint heeft een fout antwoord aangewezen eo sz ss ic Be es aa es = 2 =¢ 7 42 Algemene richtlijnen voor het scoren 2.3 Algemene richtlijnen voor het scoren Een aantal richtlijnen voor het scoren is van toepassing op alle subtests of op bepaalde subtests en moet nader worden toegelicht. Deze richtlijnen hebben betrekking op het gebruik van voorbeeldantwoorden, het scoren van meer antwoorden en het bepalen of een antwoord ondeugdeljk is. In deze paragraaf vindt u een overzicht van deze en andere onderwerpen die met scoren te maken hebben. U volgt de scoringsprocedures zoals die voor elke subtest in deze Afuame- en scoringshandleiding worden beschreven. Let op: de scoringsprocedures voor de subtests die uit de WAIS-III-NL zijn overge- nomen zijn op sommige punten veranderd. De scoringsprocedures voor iedere subtest worden op het Scoreformulier met het volgende pictogram aangeduid: 4 2.3.1 Voorbeeldantwoorden gebruiken Voor het merendeel van de subtests is het scoren van de antwoorden een objectief proces en is er weinig tot geen onduidelijkheid met betrekking tot de interpretatie van de scorecriteria, Voor het scoren van de subtests Overeenkomsten, Woordenschat, Informatie en Begrijpen wordt wel een beroep op het oordeel van de testleider gedaan. Veel van de mogelijke antwoorden op deze subtests zijn opgenomen in deze Afuame- en scoringshandleiding om cen beeld te geven van diverse soorten antwoorden die een testleider kan verwachten. ‘Twijfelgevallen zijn antwoorden die waarschijnlijk de meeste moeilijkheden bij het scoren opleveren. Een twijfelgeval kan een gedeeltelijk begrip van het item weergeven, maar niet de essentiéle aard van het item vatten. Twijfelgevallen vereisen doorvragen om een definitief oordeel te kunnen geven over de juistheid van het antwoord. Er zijn verschillende voorbeelden die doorvragen vereisen, opgenomen in de voorbeeld- antwoorden om u te ondersteunen bij het vaststellen en vethelderen van dit type antwoorden. Als u de antwoorden op de substests van Verbaal Begrip wilt scoren, toetst u de ant- woorden van de cliént aan zowel voorbeeldantwoorden voor ieder item als aan de algemene scoringscriteria. U probeert eerst het antwoord van de clignt te toctsen aan de voorbeeldantwoorden. Als het antwoord van een cliént niet vergelijkbaar is met de antwoorden in de voorbeeldantwoorden, kijktu vervolgens naar de algemene scorings- criteria. Voor items waarop 1 of 0 punten worden gescoord, wordt er 1 punt toegekend voor ieder antwoord dat even goed als of beter is dan de 1-punts voorbeeldantwoorden en 0 punten toegekend voor elk antwoord dat even slecht als of slechter is dan de 0-punts voorbeeldantwoorden. Pas hetzelfde Principe toe bij het scoren van de items waarvoor 2, 1 of 0 punten kunnen worden gehaald. Geef 2 punten voor een antwoord dat even goed of beter is dan de 2-punts voorbeeldantwoorden en 0 punten voor een Fe Algemene richtlijnen voor het testen 43 antwoord dat even slecht of slechter is dan de 0-punts voorbeeldantwoorden. Ken 1 punt toe aan de antwoorden die kwalitatief gezien overeenkomen met de 1-punts voorbeeldantwoorden. De kwaliteit van een antwoord heeft betrekking op de inhoud en niet op de lengre of de wijze van verwoording van het antwoord. Slecht articuleren of het gebruik van incorrecte grammaticale constructies mag nooit een reden zijn voor het toekennen van minder of geen punten. Voor de subtests Overeenkomsten, Woordenschat, Informatie en Begrijpen staan de voorbeeldantwoorden voor ieder item in deze Afname- en scoringshandleiding. Het voorbeeld in flguur 2.8 illustreert verschillende aspecten van voorbeeldantwoorden. Alle voorbeeldantwoorden zijn gerangschikt naar het aantal punten dat te behalen is. Sommige voorbeeldantwoorden bevatten een beschrijving van cen actie tussen vier- ante haken, bijvoorbeeld [demonstreert]. Over het algemeen krijgen non-verbale ant- worden op subtests voor Verbal Begrip geen punten, tenzij ze door verbale antwoorden worden vergezeld, Onderscheid tussen de puntenwaarderingen kan eveneens tussen vierkante haken staan. Een 2-punts voorbeeldantwoord is bijvoorbeeld: ‘Meubel om in te slapen’ [moet slapen en menbel bevatten], maar een 1-punts voorbeeldantwoord is: ‘Om te slapen’ (D). De informatie tussen vierkante haken verheldert het onderscheid tussen de antwoorden. In sommige gevallen worden twee of meer antwoorden op dezelfde regel vermeld en gescheiden door een puntkomma (bij. ‘Ledikant; Legerstede; Sponde’). Elk van de antwoorden afzonderlijk is acceptabel voor dat aantal punten; de cliént hoeft niet alle antwoorden te geven om punten te krijgen. Sommige antwoorden bestaan uit meer woorden ofzinnen tussen ronde haken. Alle antwoorden waarbij één van de worden of zinnen tussen de ronde haken worden gebruikt zijn even acceptabel voor dat aantal punten. Bij het item Bed (Woordenschat) word bijvoorbeeld het volgende voorbeeld- antwoord gegeven: (Matras, Mat, Apparaat) om op te (slapen, liggen, rusten). In dat geval is het antwoord ‘Matras om op te slapen’ bijvoorbeeld net zoveel punten waard als het antwoord ‘Apparat om op te liggen’. ‘Andere kenmerken van de lijst van voorbeeldantwoorden hebben betrekking op door- vragen. Doorvragen wordt aangegeven door een (0). Bij deze antwoorden, bijvoorbeeld ‘Plek waar je gaat (liggen, rusten)’ (D), moet altijd worden doorgevraagd. Als er niet worde doorgevraagd, kan dit leiden tot het onderschatten van de kennis van een cliént. Fen (D) aan het eind van meer antwoorden op een regel is op alle antwoorden van toe- passing, Dat wil zeggen, als twee of meer antwoorden, gescheiden door puntkomma's doot een (D) worden gevolgd, moet bij elk van die antwoorden worden doorgevraagd. Bij de beide antwoorden in ‘Slapen; Rusten’ (D), moet bijvoorbeeld worden doorge- syraagd. Wanneer in het voorbeeldantwoord woorden tussen haakjes staan en er achter het voorbeeldantwoord een (D) staat, moet bij het gebruik van elk van de woorden tussen haakjes worden doorgevraagd. Bijvoorbeeld, bij zowel ‘Plek waar je gaat liggen’ als (Pleke waar je gaat rusten’ (Zie figuur 2.8) dient te worden doorgevraagd. 2 ao ss es oa fe ig & sc ss =s & 44 Algemene richtlijnen voor het scoren Bed 2 punten Meubel waar je op (slaapt, ligt, rustl; Meubel omte (slapen, liggen, rusten} (Matras, Mat, Apparaat) om opte Om (op, in) te slapen; Voor (slapen, sleep) Ledikant; Legerstede; Sponde lets waar je (op, in) slaapt, Slaapplek, sleappleats voor mensen 1 punt Plek waar je (gaat iggen, rusten} (0) Plek waar je (ontspant, achterover ligt, je hetje gemakkeljk maakt) Opsomming toebehoren (kussen, matras enz.) (D) ‘Meubel (D) 0 punten Slapen; Rusten (D) Liggen, voor de nachtrust Rivierbed Afgeperkte en verhoogde pleat: 5 waarop bloemen of gowassen gekweektworden De onderkant ven je voeten [beschrift voetbed] Een stuk grond det voor beplenting geschikt is gemeakt (Bloem-) perk; Border De bodem van een rivier Een stuk grond in de tuin Rozenperk; Grasperk Kooi Twijfeloar; Nest; Wieg; Brits Een (ijzeren, houten) ding sdstede; Opklapbed Figuur 2.8 Voorbeeld van voorbeeldantwoorden bij de subtest Woordenschat 2.3.2, Antwoorden na doorvragen scoren Het scoren van antwoorden die verkregen zijn door doorvragen kan lastig zijn en doet een beroep op het beoordelingsvermogen van de testleider. Beoordeel bij het scoren het volledige antwoord, dat wil zeggen, zowel het gedeelte dat spontaan is gegeven als het gedeelte dat na de doorvraag is gegeven. De volgende richtlijnen zijn van toepassing bij het scoren van de antwoorden die verkregen 2ijn na doorvragen: In sommige gevallen heeft het antwoord dat gegeven wordt na doorvragen dezelfde puntenwaarde. De score blijft dan 0 of 1 punt. Als de clignt spontaan een 1-punts antwoord geeft en u vraagt door, dan kan het zijn dat dit een antwoord met een slechtere score oplevert, dus dat de cliént een O-punts antwoord geeft. U kent in deze gevallen de oorspronkelijke score toe. Bijvoorbeeld, als in antwoord op Item 17 van Woordenschat (Wroeging) de cliént zegt: ‘Je schuldig voclen’ (cen I-punts antwoord) en na doorvragen 2egt: ‘ets ver- geten’ (een 0-punts antwoord), is er geen verbetering gemaakt en blijft de score 1 punt. Tenzij er een ondeugdelijk antwoord gegeven wordt, zie paragraaf 2.3.3. Algemene richtlijnen voorhettesten 45 Wi Het antwoord na doorvragen kan ook beter zijn dan het eerder gegeven antwoord, ukene dan 1 of 2 punten toe voor dit antwoord. De combinatie van het doorgevraagde antwoord met het oorspronkelijke antwoord kan ook een hogere puntenwaarde opleveren, doordat het gecombineerde antwoord in de 1- of 2-punts categorie valt. Een cliént zegt bijvoorbeeld bij Item 17 van Woordenschat: ‘Je voelt je schuldig’, en in antwoord op een doorvraag zegt hij/zij: ‘Dar heb je spijt van.’. Voor het gecombineerde antwoord wordt 2 punten gescoord, ondanks het feit dat de afzonderlijke antwoorden beide in de 1-punts categorie vallen. 2.3.3 Ondeugdelijke antwoorden vaststellen De enige uitzondering op de zojuist beschreven verbeteringsrichtlijn is de categorie ondeugdelijke antwoorden. Bij een ondeugdelijk antwoord onthult het antwoord op de doorvraag een fundamenteel onbegrip van de betekenis van het item. Het initiéle antwoord was potentieel punten waard, maar het antwoord op de doorvraag maakt het goede antwoord ondeugdelik doordat de clignt een duidelijk onbegrip van het concept toont. Het antwoord ‘De gevoelens van anderen begrijpen’ op Item 13 van Woorden- schat (Compassie) is bijvoorbeeld een 1-punts antwoord waarbij moet worden door- gevraagd. De toelichting van de cliént ‘door van iemand te houden’ maakt het ant- woord ondeugdelijk omdat het cen fundamenteel verkeerd begrip laat zien van het woord ‘compassie’, ook al was ‘De gevoelens van anderen begrijpen’ een 1-punts antwoord. ‘Voor de combinatie van deze antwoorden worden 0 punten gescoord, evenals voor alle ondeugdelijke antwoorden. Het is belangrijk om een onderscheid te maken tussen cen ondeugdelijlc antwoord en een slecht antwoord. Een slecht antwoord is een antwoord op een doorvraag die het spontane antwoord niet verbetert, maar die geen fundamentele misconceptie over het item weerspiegelt. Daarom behoudt een slecht, maar niet onbruikbaar antwoord zijn oorspronkelijke puntenwaarde, 2.3.4 Meerdere antwoorden scoren Soms geeft een cliént spontaan meer antwoorden op een item. Gebruik de volgende regels als richtlijn bij het scoren van dergelijke antwoorden: Mt Proefpersonen kunnen zichzelf corrigeren na hun eerste antwoord en dienen dan de bijbehorende punten tocgekend te krijgen. Als een later antwoord bedoeld is (om een eerder te vervangen, scoort u alleen het laatste antwoord. Voor items met een tijdslimiet scoort u het beste of laatste antwoord dat binnen de tijdslimiet werd gegeven. Het afnemen en Scoren van subtests 46___Het invullen van het Scoreformulier M Voor de subtests voor Verbaal Begrip scoort u het beste ancwoord, ook als fa antwoorden van de clint van zeer wisselende kwaliteit zijn, maar ae 5 antwoord het antwoord ongeldig maakt. Als de cliént bijvoorbeeld oe rem ‘ van Overeenkomsten (Wortels — Broccoli) antwoordt met: Ze zijn bei een , ze zijn beide groenten en ze hebben beide een heldere kleur’, wordt be = antwoord ‘Ze zijn beide groenten’ gescoord. Er worden 2 punten toegekend, ondanks het feit dat de andere antwoorden respectievelijk 1 punt en 0 punten waard zijn. WM Voor alle andere subtests geldt: als de clignt meer antwoorden van verschillende puntenvvaarden op cen item geeft of zichzalfcorrigeert na zijn/haar eerste ant- woord, scoort u alleen het laatste antwoord. Als het niet duidelijk is welk antwoord het laatst gegeven antwoord is, zegt u: U zei [voeg antwoord in] en u zek [voeg antwoord in], Welke bedoelde u? Scoor het nu gegeven antwoord. WW Als de cliént een antwoord spontaan of bij doorvragen ondeugdelijk maakt, kent u 0 punten toe. 2.4 Het invullen van het Scoreformulier Het Scoreformulier van de WAIS-IV-NL is ontworpen om het afnemen en scoren van de test te vergemakkelijken. Het bevat bovendien optionele procedures die kunnen helpen bij de interpretatie van de testresultaten (zoals het vergelijken van de score van Blokpatronen zonder tijdbonus en het evalueren van de langste reeksen van Cijfer- reeksen), De indeling verschilt van het scoreformulier van de WAIS-III. De volgorde van de subtests is anders geworden: deze staan in volgorde van afname vermeld, die afwijkt van de volgorde bij de WAIS-IIl. Voor verschillende items van elke subtest is er ruimte voor de antwoorden en scores van de cliént. Ook bevat het Scoreformulier bij iedere subtest informatie over begin- regels, omkeerregels, afbreckregels en tijdslimieren en bevat het verschillende handige aanwijzingen met betrekking tot de tescafname. Bij elke subtest waaraan een tijds- limiet verbonden is, staat een stopwatch afgebeeld. Het Scoreformulier bevat bij sommige subtests ruimte om extra informatie op zowel item- als subtestniveau te noteren. Deze informatie kan helpen bij de interpretatie van de testresultaten. Zo zijn er bijvoorbeeld lege rasters voor de items van Blokpatronen afgebeeld op het Score. formulier zodat naast de tijdslimiet ook de constructies nagetekend. Dit biedt nadethand meer zicht op de fouten die de cliént heeft gemaakt, Naast het Scoreformulier zijn er twee aparte responsformulieren die door de clint mocten worden ingevuld. Responsformulier I bevat de subtest Symbool Zocken en Symbool Substitutie Coderen, Responsformulier 2 bevat de twee items voor Figuur Zoeken. Symbool Substitutie Coderen was in de WAIS-III opgenomen in het score- formulier. Er is bij de WAIS-IV-NL voor gekozen om deze op het Responsformaliee te zetten zodat het Scoreformulier niet afgegeven hoeft te worden aan de cliéne van de clignt kunnen worden

You might also like