Professional Documents
Culture Documents
VAKFICHE FRA Schriftelijk 2DF - 2024
VAKFICHE FRA Schriftelijk 2DF - 2024
Studierichting
Tweede graad Dubbele finaliteit
Geldig voor de richtingen Bedrijf en organisatie, Maatschappij en welzijn.
Referentiekader
Eindtermen: https://onderwijsdoelen.be/
1
Wat moet je leren?
Lezen en luisteren
Goed lezen en luisteren doe je vooral door veel te oefenen. Voor het examen Frans moet je
verschillende soorten teksten begrijpen en analyseren. Analyseren betekent dat je informatie niet
altijd letterlijk in de tekst terugvindt en dat je verbanden moet leggen tussen verschillende delen van
een tekst of tussen verschillende teksten. Hieronder leggen we uit wat je met lees- en luisterteksten
moet kunnen doen, en welk soort teksten je op het examen krijgt.
Je begrijpt teksten:
• Je illustreert aspecten van maatschappijen en culturen waarin Frans gesproken wordt.
Op het examen zal je teksten krijgen waarin bepaalde socioculturele aspecten zoals het
dagelijkse leven, leefomstandigheden, gewoontes, sociale verhoudingen, waarden en normen,
lichaamstaal en sociale conventies belicht worden.
Voorbeelden: je haalt uit een tekst wat de eetgewoonten in Frankrijk zijn, je merkt op dat in
Franstalig België iedereen elkaar begroet met een kus, ook mannen.
Je analyseert teksten:
• Je bepaalt het onderwerp en de globale inhoud van een tekst: je zegt in één woord waarover
een tekst gaat.
Voorbeeld: de klimaatverandering
In de tabel hieronder vind je de soorten lees- en luisterteksten die je moet analyseren. Als
voorbereiding op je examen is het belangrijk dat je veel verschillende tekstsoorten en teksttypes
leest of beluistert.
Informatieve teksten: teksten die je Een krantenartikel, een stukje uit een leerboek,
informatie geven over een bepaald een interview, een reportage
onderwerp
Persuasieve teksten: teksten die je proberen Een reclamefilmpje, een folder van een politieke
te overtuigen van een standpunt partij, een campagne tegen te snel rijden
Opiniërende teksten: teksten waarin iemand Een recensie van een boek, een hotelboordeling op
zijn mening geeft een online platform, een reactie op een forum
2
Prescriptieve teksten: teksten die je Een handleiding bij je telefoon, een recept, een
vertellen hoe je iets moet doen bijsluiter, een instructiefilmpje op YouTube, een
schoolreglement
Narratieve teksten: teksten waarin iemand Een videoblog, een kort verhaal, een reisverslag,
een verhaal vertelt een podcast
STRATEGIEËN
Gebruik bij het lezen en luisteren de strategieën hieronder. Hoe beter je ze toepast, hoe succesvoller
de communicatie zal verlopen.
• Stel jezelf enkele vragen: wat weet je al over het onderwerp? Waarover zou de tekst kunnen
gaan?
• Gebruik het communicatiemodel: van wie is de tekst? Waarom heeft de spreker of schrijver
de tekst gemaakt? Voor wie is de tekst bedoeld?
• Maak gebruik van de visuele hulpmiddelen die een tekst biedt zoals de titel en tussentitels,
benadrukte woorden, een foto, een tekening of grafiek bij een leestekst, of beelden bij een
videofragment.
• Let op structuuraanduiders. Dat zijn verwijswoorden zoals persoonlijke voornaamwoorden
(bijv. ils, y) en signaalwoorden (bijv. d’abord, puis, par contre). Die signaalwoorden helpen
je om de gedachtegang van een tekst te reconstrueren.
• Maak een onderscheid tussen hoofd- en bijzaken.
• Let op de taal die gebruikt wordt: is de taal objectief of subjectief? Bijvoorbeeld il y a deaux
blessés / il y aurait deux blessés.
• Leid de betekenis van onbekende woorden en zinnen af uit de context, je voorkennis of uit
de manier waarop een woord is gevormd. Soms kan je ook gebruikmaken van je kennis van je
moedertaal of andere vreemde talen.
• Zoek onbekende woorden die echt noodzakelijk zijn om de tekst te begrijpen op in een
digitaal woordenboek. Op het examen krijg je toegang via een link.
.
3
Voorbeelden: je legt uit hoe je een gerecht moet klaarmaken (op basis van foto’s of
afbeeldingen), je reageert op een vraag om uitleg op sociale media, je legt uit op welke
manier je studeert.
STRATEGIEËN
Gebruik bij het schrijven de strategieën hieronder. Hoe beter je ze toepast, hoe succesvoller de
communicatie zal verlopen.
• Stel jezelf enkele vragen: wat weet je over het onderwerp? Waarover kan je schrijven?
• Gebruik het communicatiemodel: waarom schrijf je? Voor wie is je boodschap bedoeld? Met
wie communiceer je? Wat wil je precies vertellen? Welk kanaal gebruik je daarvoor (mail,
blogbericht …)?
• Besteed aandacht aan je tekstopbouw: alinea’s, eventueel titel en tussentitels.
• Zorg voor een duidelijke structuur (inleiding, midden, slot) en gebruik structuuraanduiders
(signaalwoorden en verwijswoorden).
• Pas je taal aan de ontvanger aan. Respecteer de beleefdheidsconventies en gebruik de
juiste toon. Zo gebruik je de conditionnel de politesse en de vous-vorm in een mail gericht
aan een volwassene met wie je geen nauwe band hebt.
• Speel in op wat je gesprekspartner schrijft. Toon interesse in de ander en toon respect.
• Wees je bewust van de effecten van non-verbaal gedrag. Je gebruikt bijvoorbeeld geen
smileys in een formele mail.
• Soms zit je vast en weet je niet goed hoe je iets moet formuleren. Laat je dan niet
ontmoedigen, maar probeer je doel te bereiken met de woorden en structuren die je wél al
kent.
• Verzorg je taal: let op de spelling en de leestekens, vorm correcte zinnen en besteed
aandacht aan variatie in woordkeuze en zinsbouw. Lees je tekst goed na: is de communicatie
helder, gepast en vlot?
• Maak eventueel gebruik van een online woordenboek en een online spellingcontrole. Op het
examen krijg je toegang via een link.
Criteria Toelichting
4
tekstverbanden (onder meer door gebruik van
signaalwoorden).
Ondersteunende kennis
Om goed te kunnen lezen, luisteren en schrijven moet je over voldoende woordenschat en
grammatica beschikken en inzicht in taal hebben. Op het examen krijg je geen vragen over
woordenschat of grammaticaregels maar je moet de begrippen en regels wel kunnen toepassen.
WOORDENSCHAT
Je moet over voldoende woordenschat beschikken om teksten te begrijpen en te schrijven over
onderwerpen uit verschillende domeinen: het dagelijkse leven, de samenleving, het school- en
beroepsleven.
Je mag op het examen een online woordenboek gebruiken maar je hebt niet de tijd om elk woord op
te zoeken. De leermethodes van Vlaamse uitgeverijen geven je een goed beeld van de woordenschat
die je op dit niveau moet beheersen. Bij de leermiddelen achteraan in deze vakfiche verwijzen we
ook naar leerboeken, websites en apps die je kunnen helpen om je woordenschat uit te breiden.
• Het is belangrijk dat je het onderscheid kent tussen een infinitief (aller), een persoonsvorm
(allez) en een voltooid deelwoord (allé) om te weten hoe je de werkwoordsvorm in de zin
correct moet interpreteren of schrijven.
• Je gebruikt bijvoeglijke naamwoorden om je teksten rijker te maken. Je zorgt ervoor dat het
bijvoeglijk naamwoord op de juiste plaats in de zin staat en dat je het aanpast indien nodig.
• Persoonlijke voornaamwoorden verwijzen naar personen, voorwerpen, begrippen of
plaatsen in een voorafgaande zin. Om inzicht te hebben in de samenhang tussen de zinnen
en om de tekst goed te kunnen begrijpen moet je weten waarnaar het voornaamwoord
verwijst. Als je schrijft, maak je gebruik van voornaamwoorden om zinsdelen niet te hoeven
herhalen.
• Als je een verslag moet schrijven over een afgelopen gebeurtenis, gebruik je daarvoor de
verleden tijd (imparfait en passé composé).
• Als in een fait divers de conditionnel gebruikt wordt, weet je dat de schrijver van het artikel
daarmee twijfel wil uitdrukken.
• Je maakt je tekst levendig door te variëren tussen verschillende soorten zinnen.
• Je onderzoekt wat de functie is van bepaalde zinsdelen om te weten of je het voltooid
deelwoord al dan niet moet aanpassen. In de zin Elle nous a téléphoné vers 16
h is nous COI en geen COD.
5
Welke grammaticale begrippen moet je kunnen toepassen?
Woordsoorten
6
Tijden : indicatif présent, indicatif passé récent, indicatif passé
composé, indicatif imparfait, indicatif futur proche, indicatif futur
simple, conditionnel présent
Zinsdelen
Onderwerp (sujet)
Persoonsvorm (verbe conjugué)
Lijdend voorwerp (COD)
Meewerkend voorwerp (COI)
Congruentie
Zinsbouw
Samengestelde zinnen Zinnen met mais, ou, et, donc, ni, car
Bijzinnen met parce que, quand …
Gebruik van wijzen na Bijv. il m’a dit que (+ indicatif), je suis content que (+ subjonctif), je
frequente voegwoorden en voudrais que (+ subjonctif)
werkwoorden
7
Relatie klank- en schriftbeeld
Spelling van frequente woorden
8
Het examen
Hoe verloopt het examen?
Voor het digitale examen breng je je identiteitskaart en examensticker mee naar de examenruimte.
Je kleeft de examensticker op je kladblad, leest de instructies op de examencomputer en tikt de code
op de examensticker in om je examen te starten.
Als je klaar bent, sluit je je examen af met de knop beëindigen. Dat kan ten vroegste 15 minuten na
de start van het examen. Geef je kladblad af aan de toezichter.
9
Hoe beoordelen we je examen?
MET WELKE CRITERIA BEOORDELEN WE JE EXAMEN?
Gesloten vragen
• Om punten te scoren moet je het juiste antwoord aanduiden, slepen, markeren of invullen.
• Bij sommige vraagtypes kan je ook voor een gedeeltelijk juist antwoord punten scoren.
• Er is geen giscorrectie.
Voor de schrijfopdrachten beoordelen we:
• de correcte uitvoering van de opdracht,
• de tekstkenmerken (structuur, register)
• de formulering (woordenschat en grammatica)
• de spelling
Lezen 33%
Schrijven 34%
Het examen Frans bestaat uit een schriftelijk en een mondeling examen. Het schriftelijke examen telt
mee voor 60% van de punten. Het mondelinge examen telt mee voor 40% van de punten. Let op, in
het platform staat je resultaat altijd op 100.
10
LEERBOEKEN EN METHODES
WEBSITES
11
savoirs.rfi.fr/fr/apprendre-enseigner/langue- Eigenlijk moet je in de tweede graad dubbele
francaise/test-de-placement-ndeg2-b1/1 finaliteit het niveau A2+ behalen. Daarom kan je
op deze website ook het niveau B1 proberen.
12
www.linguo.tv Ook een website met luisterfragmenten, maar
zonder oefeningen. Je moet een (gratis) account
aanmaken. Korte videoreportages waarvan je
verschillende versies kan bekijken: de originele
versie met of zonder ondertitels en een versie
met ondertitels met een traag of een zeer traag
spreektempo. Kies niveau A2. De website staat
nog niet helemaal op punt en hij laadt zeer
traag.
Hoe kan
APPS
13
Duolingo In het Engels. Gratis app, maar bevat wel
advertenties. Je moet een profiel aanmaken als
je je vorderingen wil bijhouden. Werkt met
levels, zoals games. Er bestaat ook een
plusversie waarvoor je betaalt.
OVERIGE LEERMIDDELEN
JKL - le français à portée de main Kies hier een les van niveau A2 of (moeilijker)
B1.
youtube.com/c/JKLlefran%C3%A7ais%C3%A0p
ort%C3%A9edemain
14
Tijdschriften Hoe kan dit je helpen? Wat vind je hier?
Vocabulaire 2000 Edition révisée (Uitgeverij Woordenschat per thema ingedeeld, volgens de
Plantyn, zie hoger) ERK-niveaus (concentreer je op het niveau A2,
probeer daarna eventueel B1).
15